i
s
Verloofden
De Premiereis
De vooruitgang der
geneeskunde
RUNCIMAN TUSSCHEN SCYLLA EN CHARYBDIS
ZONDAG 31 JULI 1938
SS
VAN WEEK TOT WEEK
De hooge prijzen van
gloeilampen
Minister zal ook in de toekomst
het toezicht voortzetten
AARDBEVING IN ONZE OOST
Benoeming bij het A. N. P.
Iedere deelnemer leze het
volgende vooral
AFSCHEID VAN DE GRIFFIE
DER TWEEDE KAMER
Ambtenaren huldigen den heer
I. G. Pippel
Landbouwvraagstukken
Wenschelijkheid van een bewer
kingspremie voor vlas
Bij het zwemmen verdronken
Bij passeeren door auto
gegrepen
15-jarig meisje gedood
OFFICIEELE CRISIS
PUBLICATIE
Geen audiëntie
Een geestelijke uit het zuiden van ons
land vertelde niet lang geleden de vol
gende anecdote:
In de parochie was de volksmissie gehouden,
zooals dat op geregelde tijden gebruikelijk is.
De paters hadden gepreekt over de bekende
onderwerpen en het heele dorp was te biechten
en te communie geweest. De preek voor man
nen-apart en de preek voor vrouwen-apart wa
ren achter den rug, er was een speciale avond
gegeven voor jonge meisjes van huwbaren leef
tijd betreffende de gevaren der wereld en ook de
jcngemannen waren hartelijk toegesproken over
de verleidingen, die op dien leeftijd vaak zoo
talrijk zijn. De plechtige sluiting was wat men
noemt een succes geweest. Als in een bosch van
bloemen stond het Mariabeeld in het priester
koor, het orgel speelde indrukwekkend, de Apos
tolische Zegen werd aan de parochie gegeven
nog golfden enkele orgelklanken na langs de
gewelven, en toen stonden de geloovigen op
straat. De missie was vruchtbaar geweest, zon
der twijfel, maar nu was de missie voorbij. Aan
den ernst van de goede voornemens viel zoomin
te twijfelen als aan hun talrijkheid. Doch de
kapelaan, die zijn menschen zoo'n beetje ken
de, vroeg aan een der oudere leden van de
mannelijke jeugdorganisatie niet den snug-
gersten had hij uitgekozen, bekende hij eerlijk
welke de conclusies waren van dezen jongen
man betreffende de plichten gedurende den ver
lovingstijd. Eerst aarzelde de opgeschoten jon
gen wat met zijn bekentenissen, maar langza
merhand kwam het er uit. Het was hem, eerlijk
gezegd, allemaal een beetje tegengevallen. Ze
ker, zei hij, de paters hadden heel mooi ge
preekt en hij had er ook heel veel aan gehad
En misschien had hij ook wel niet alles begre
pen, maar in alle geval was nu juist datgene
niet gezegd, waarop hij gewacht had. Want hij
wist nu wel heel precies, welk een belangrijke
deugd de reinheid is en ook zoo ongeveer, door
welke gevaren deze heilige deugd-bij-uitstek
wordt bedreigd, maar ziet u, mijnheer kape
laan, hij zou zoo graag willen weten, wat hij
tegen zijn meisje zeggen moest, als hij met haar
liep te wandelen. Ze hadden toch al zoo weinig
om over te praten en na die indrukwekkende
preeken over het gevaar van verleidelijke woor
den, durfde hij heelemaal niets meer te zeg
gen. „Wü loopen zoomaar wat naast elkaar".
Het is een feit, dat oprechte liefde geen woor
den behoeft en het is een tweede feit, dat een
sermoen tot de jongelingschap iets anders is
dan een spraakles of een conversatie-cursus
maar toch was de kapelaan getroffen door deze
eenvoudige bekentenis van een gewonen óppas-
eenden jongen, zooals er in Nederland duizen
den zijn. De kapelaan dacht na over hetgeen
hij gehoord had en uit zijn nadenken rees een
vraagstuk, dat tot heden niet is opgelost: wat
«loet de katholieke Kerk voor de verloofden?
Het is merkwaardig, maar de verloving is in
geenen deele een kerkelijke plechtigheid. Bijna
alle groote étappes van ons leven beginnen wij
in de kerk en de meeste katholieke jongens en
meisjes gaan samen op hun verlovingsdag te
communie om het verlovingsfeest op gepaste
wijze in te zetten en vooral om Gods zegen af
te smeeken over hun verlovingstijd. Maar voor
de Kerk krijgen ze pas beteekenis, wanneer ze
hun ondertrouw doen, of zooals dat in de
Noordelijke gewesten heet wanneer ze onder
de geboden komen. Dan moeten ze hun huwe
lijkscatechismus opzeggen bij den pastoor en
hun namen worden vóór de preek in de Hoog
mis afgelezen van den preekstoel. Wie bezwa
ren tegen hun echtverbintenis heeft, moet die
maar komen mededeelen aan de pastorie.
Zich verloven beteekent niet veel voor de
kerk. Het heeft immers nog heelemaal geen
bindende consequenties. Een verloving kan al
tijd nog afraken zonder dat iemand er ergernis
aan behoeft te nemen, want wat is een ver
loving eigenlijk meer dan een proeftijd van de
liefde, waarin de karakters van het meisje en
den jongen de gelegenheid krijgen tot een die
pere en beslissende kennismaking? Bij den on
dertrouw, als de huwelijkskaarten uitgaan, dee-
len de aanstaande bruidegom en bruid of
ficieel aan parochie en gemeente mede, dat zij
voornemens zijn, een christelijk huwelijk aan
te gaan en een katholiek gezin te stichten. Dat
is serieus. Maar de verloving is niet meer dan
een ietwat plechtige bevestiging jegens weder-
zijdsche vrienden en vriendinnen, dat de jon
gelui veel van elkander houden en zich des
wege niet meer als heelemaal vrij beschouwen.
In vele streken geeft de verloving zekere rech
ten. Zoo loopen verloofden onder den arm, ze
kussen elkaar bij ontmoeting of afscheid, ook
voor het aangezicht van ouders en overheden,
terwijl voorheen dit niet of althans niet in het
openbaar gebeurde.
Tegenwoordig is het in vele gezinnen veran
derd, maar vroeger gingen verloofden nooit met
zijn tweeën op reis, ze overnachtten niet bij
dezelfde familie of in hetzelfde hotel, ze deden
niet samen aan sport, enz. Deze maatregelen,
die een zeker wantrouwen tot uitdrukking
brachten, zijn deswege in vele streken afge
schaft, tot ergernis der ouderen, die vinden, dat
de moderne jeugd veel te vrij wordt en dat het
kortweg onfatsoenlijk is, wanneer een jongen
zijn meisje meeneemt op een zeiltocht, zonder
facheux (of facheuse) troisième. Dat zou vroe
ger niet gebeurd zijn. Toen werd het verloofde
paartje, waar het ook heentoog, behoorlijk ge-
chapperonneerd. Deze goede manieren van
vroeger zijn in verval geraakt; de tijd is er niet
beter op geworden, herhalen ons de verheer-
lijkers van 't verleden, maar dikwijls voegen zij
er in noodgedwongen berusting aan tce, dat wij
den toestand nu eenmaal moeten nemen, zoo
als hij is. Beoordeeld door oude menschen is de
verloving een rare tijd en de Kerk heeft maar
grcot gelijk, dat ze zich hier zoo weinig mogelijk
mee bemoeit. Ze heeft alleen te waken over de
verloofden, want die behoeven waakzaamheid
meer dan anders!
Inderdaad. Maar voor de jonge menschen zelf
Is de verloving een prachtige fciid. Velen zullen
er later aan terugdenken als aan de mooiste
dagen van hun leven. Wat is er heerlijker dan
de zorgeloosheid van de eerste liefde? Wat is
er frisscher en schooner dan dit ontluikend
Idealisme in open, jeugdige en ontvankelijke
gemoederen? Een verloofd paartje, dat met
stralende oogen, de hoofden zoo dicht mogelijk
bij elkaar, door het park wandelt en elkaar de
eeuwige woorden toefluistert, waaruit alle poëzie
en alle schoonheid geboren wordt, het kan
misschien den spotlust van den cynicus gaan
de maken, maar wie waarachtig jong gewees
is, zal nooit zoo oud worden, of hij slaat dit
altijd waarneembare tafereeltje steeds weer gade
met een innigen weemoed, een stralende her
innering, een glans van inwendig deelgenoot
schap aan de heerlijkste vreugden der aarde
En dan vraagt die sufferd: mijnheer kape
laan, we weten zoo niet, wat we tegen elkander
zeggen moeten
Ja, het klinkt belachelijk en kinderachtig,
zooals voor de ooren van menschen, die het
grootste stuk van hun leven reeds achter den
rug hebben, misschien wel alles belachelijk en
kinderachtig klinkt, wat den verlovingstijd tot
een herinnering aan het Aardsch Paradijs
maakt! Doch in de mentaliteit van den jongen
man, die op deze wijze zijn nood uitspreekt, is
het allesbehalve belachelijk en kinderachtig.
Hij heeft allerhande waarschuwingen gekre
gen. Alle gevaren zijn hem onder de oogen ge
bracht. Maar wat hij verlangt, is precies het
tegenovergestelde. Hij zou zoo graag eens een
woordje van meegevoel en instemming hooren,
Men heeft hem angstig gemaakt, maar men
heeft hem niets positiefs gegeven, waarmede hij
dien angst bestrijden kan, tenzij de algemeene
stelling, dat de engelachtige deugd zoo schoon
is. Dit wist hij heusch al wel. Hij zou graag
hooren, en hij heeft er recht op te hooren, dat
de liefde van een jongen tot een meisje zooiets
schoons is en dat de idealen, welke deze liefde
opwekt in zijn gemoed, de grootste kracht zul
len blijven van zijn heele verdere leven. Hij is
diep overtuigd, dat „de omgang met het andere
geslacht" allerhande gevaren medebrengt, maar
dat de liefde tot liet meisje aan zijn arm nog
iets anders medebrengt dan gevaren: hij haakt
ernaar, het te vernemen. Zoo gaarne zou hij
zijn hart uitstorten, maar hij durft niet, omdat
hij te veel gewaarschuwd is. „Wij loopen zco
maar wat naast elkaar".
Hier is een gevaar. Hier is het gevaar, dat
later een man en een vrouw, braaf getrouwd
voor de kerk, ouders geworden van een gezin
nochtans in het leven „zoo maar wat naast el
kaar" zullen loopen, omdat hun nooit geopen
baard werd, hoe heerlijk het is, elkander te ver
staan. De kapelaan, die den jongen had laten
uitspreken, vroeg hem: „Heeft je meisje niet
die mooie oogen? Dat is toch jouw meisje, met
die mooie oogen?" „Ja!" zei de jongen hap
pig. Ja, dat was zijn meisje.
„Nou, dan moet je haar vertellen, dat ze
mooie oogen heeft", zei de kapelaan.
Het was misschien geen nieuws voor haar,
maar het kan dienen als begin eener opgewekte
conversatie
A. v. D.
In de Memorie van Antwoord aan de Eerste
Kamer betreffende het ontwerp van wet tot
bekrachtiging van het K.B. van 13 April 1938
tot regeling van den invoer van metaaldraad
gloeilampen zegt de minister van Economische
Zaken, dat het verschil tusschen de prijzen van
gloeilampen hier te lande en in vele andere
landen hem niet is ontgaan.
Inderdaad is het mogelijk, daaruit bepaalde
algemeene conclusies te trekken ten aanzien van
het gelden van een betrekkelijk hoog prijsniveau
hier te lande. De minister wijst er echter op,
dat bij het maken van deze vergelijkingen in
den regel wordt uitgegaan van de prijzen, welke
worden betaald voor lampen van een bekend
merk. Er is in Nederland echter ook een groot
aantal lampen van andere merken in den han
del, welke tegen lagere prijzen worden verkocht.
Bovendien dient ook uit anderen hoofde bij
een vergelijking der Nederlandsche prijzen met
die, welke in het buitenland gelden, de noo-
dige voorzichtigheid te worden betracht. De
lampenprijzen in het buitenland kunnen immers
worden beïnvloed door bepaalde, aan zekere
landen eigene, factoren. Als voorbeeld kunnen
worden genoemd: afwijkende productie- en dis-
tributiekosten, abnormale marktverhoudingen,
welke noodzaken tot het verkoopen van lampen
beneden eigen kostprijs, enz.
De minister is derhalve van meening, dat de
prijzen, welke in het buitenland gelden, niet
zonder meer kunnen worden beschouwd als een
richtlijn voor het bepalen van het prijsniveau
hier te lande. HU acht het juister te streven
naar een redelijke aanpassing der gloeilampen-
prijzen aan de productiekosten der Nederland
sche industrie, waarbij uiteraard rekening moet
worden gehouden met de verschillende aspecten
van de quaestie. Zooals de minister reeds aan
de Tweede Kamer heeft toegezegd, zal hij in
dezen zin ook in de toekomst het toezicht op de
gloeilampenprijzen voortzetten.
De minister kan de verzekering geven, dat bij
de beoordeeling van de wenschelijkheid van con-
tingenteering van gloeilampen geen andere
maatstaven worden aangelegd dan bij andere
artikelen.
De met de contingenteering beoogde bescher
ming der verbruikers is gelegen in het weren
van lampen van minderwaardig fabrikaat, af
komstig uit het buitenland. Deze lampen zouden
om haar lagen prijs worden gekocht, doch door
hooge stroomkosten den verbruiker ten slotte
veel duurder te staan komen. Ten deze heeft
de contingenteering ongetwijfeld nuttig gewerkt.
BATAVIA, 30 Juli (Aneta) Gisteravond heeft
het meteorologische observatorium alhier om 20
uur een matige beving geregistreerd op een
atstand van duizend kilometer in een richting
iets bezuiden het Noordwesten.
De beving is te Padang en te Padang-Sidem-
poean gevoeld.
Mr. J. F. E. Belinfante is met ingang van
1 Augustus bendemd tot adjunc'-directeur van
het Algemeen Nederlandsch Persbureau
A. N, P,"
inn
OTJÏV,-
Het hoofdbestuur der Nederlandsche
Spoorwegen verzoekt ons mede te deelen,
dat sedert kort geen biljetten van Nijmegen
tot de grens worden afgegeven. Daarom zal
de algemeene technische leider, dr. van
Marffy zorgen voor de reis Nijmegen tot de
grens (en verder). De Nederlandsche Sporen
deelen ons voorts mede, dat onze reizigers
op vertoon van hun rcisprogram geen D-
toeslag behoeven te betalen op hun reis
naar Nijmegen. In verband hiermee wordt
hun verzocht den verschuldigden D-toeslag
op het traject tot de grens aan dr. van
Marffy in den trein te voldoen.
Naar destijds reeds werd gemeld, nam de
Tweede Kamer, toen zij eenigen tijd geleden op
recès ging, op hartelijke wijze afscheid van den
directeur der griffie, den heer J. G. Pippel, die
na een diensttijd van ruim vijftig jaar Maan
dag den dienst der Kamer gaat verlaten.
Zaterdag, den laatsten werkdag voor zijn
heengaan, hebben de ambtenaren van griffie en
bibliotheek en het personeel der Kamer den
scheidenden directeur een niet minder hartelijk
afscheid bereid.
Bij zijn komst in het hem zoo vertrouwde
Kamergebouw, ditmaal „op verzoek" vergezeld
van zijn echtgenoote, werd de heer Pippel naar
de koffiekamer geleid, waar allen, voor zoover
niet met vacantie afwezig, hem wachtten. Ook
de ambtenaren van de stenografische inrichting
en verschillende oud-gedienden van de Kamer
waren daar aanwezig. Ook de commiezen-grif
fier waren bij dit afscheid tegenwoordig.
Aan mevrouw Pippel werden bloemen aange
boden.
In de eerste plaats heeft het woord gevoerd
de oudste ambtenaar ter griffie, de referendaris
P. J. Overbeek, die aan het eind van zijn harte
lijke toespraak namens de ambtenaren van grif
fie en bibliotheek, den directeur en onder-direc
teur der stenografische inrichting en mede na
mens de beide oud-ambtenaren der Kamer,
thans ter griffie van de Eerste Kamer werk
zaam, den heer Pippel een in fraai marokijn
gebonden exemplaar aanbood van den onlangs
verschenen tweeden druk van diens werk over
het reglement van orde der Kamer.
Verder spraken nog de kamerbewaarder, de
heer J. M. Velders, die namens het personeel
der Kamer een leeslamp aanbood, de echtge
noote van den concierge, die mevrouw Pippel
bloemen schonk en een der werkvrouwen, die
haar afscheids- en dankwoord van een boek
werk vergezeld deed gaan.
De heer Pippel sprak een dankwoord.
Hierna werden ververschingen rondgediend.
Vele handen werden gedrukt. Toen kwam het
oogenblik, waarop deze trouwe niet-politieke
veteraan in het politieke leven het Kamerge
bouw voor goed verliet. Voor goed als ambte
naar, want hij zal er zeker nog dikwijls terug
komen. Geheel zonder de Kamer zal de heer
Pippel niet kunnen.
Bij zijn heengaan werd den heer Pippel een
kaart medegegeven: een doorloopend bewijs van
toegang. Hij had er zelf om gevraagd, niet zon
der aandoening en tegelijk met een zacht-iro-
nischen glimlach: er zou eens een nieuwe bode
kunnen worden aangesteld, die hem niet zou
kennen en die zou hem er eens uit kunnen
gooien.
De dagelijksche besturen van de drie een
trale landbouworganisaties (C.B.T.B., K.N.B.T.
en K.N.L.C.) vergaderden dezer dagen te 's Gra-
venhage.
Besloten werd aan het bestuur van de studie-
tentoonstelling voor wetenschappelijke organi
satie van bedrijven, diensten en instellingen,
welke einde 1939 te Amsterdam zal worden
gehouden, mede te deelen, dat als vertegen
woordigers in de tentoonstellingscommissie
voor landbouwbedrijfsorganisatie zijn aangewe
zen de heeren mr. W. Rip, secretaris van den
C.B.T.B., mr. H. van Haastert, secretaris van
den K.N.B.T. en dr. Molhuysen, secretaris van
het K.N.L.C.
Besloten werd voorts met den directeur-ge
neraal van den Landbouw van gedachten te
wisselen over het vaak voorkomende verschijn
sel, dat op de met overheidssteun ontgonnen
gronden groote bedrijven worden gesticht, wel
ke dan aan geldbeleggers worden verkocht
Bovendien komt het meermalen voor, dat
gronden, welke voor de cultuur geschikt zijn,
worden gebruikt voor den aanplant van bosch.
Gezien het feit, dat er hier te lande groote
behoefte bestaat aan betrekkelijk kleine land
bouwbedrijven van pl.m. 1015 H.A., is het
zeer ongewenscht, dat de bestemming van
groote complexen ontgonnen gronden zoodanig
is, als hierboven is uiteengezet.
Ten slotte werd besloten bij het college van
regeeringscommissarissen de wenschelijkheid
van het instellen van een bewerkingspremie
voor vlas te bepleiten en wel om de navolgende
redenen
a. Als gevolg van de bewerkingspremie kun
nen de Ned. vlassers meer voor het inlandsche
vlas betalen, waardoor ook de Belgen een hoo-
geren prijs zullen moeten bieden. Het gevolg
zal zijn, dat uit het landbouw crisisfonds een
minder hooge uitkeering" aan de vlastelers zal
behoeven te worden verleend en derhalve de
meerdere kosten van het instellen van de vlas
bewerkingspremie geheel of gedeeltelijk zullen
worden gecompenseerd.
b. Dat hier te lande meer vlas zal worden
bewerkt, hetgeen een aanzienlijke werkverrui
ming zal beteekenen, wat in dezen tijd van
werkloosheid van groote beteekenis is en
c. dat deze maatregel de tendenz heeft de
vlascultuur in beteekenis te stimuleeren, het
geen geheel overeenkomt met de bedoeling van
de regeering, blijkende uit het instellen van de
officieele vlasstudiecommissie, welker doel is
de vlasteelt aan te moedigen.
Te Geysteren is bij het zwemmen in de Maas
verdronken de 21-jarige korporaal der politie-
troepen P. J. Souren, die gedetacheerd was bij
de groep Wanssum. Hij was afkomstig uit Kerk-
rade.
Op den Bredaschen weg nabij de Krabbe-
bosschen is Zaterdagmorgen een ernstig ver
keersongeluk gebeurd. Een 15-jarig meisje dat
per fiets naar Breda reed, ontmoette een vier
tal van de tegenovergestelde richting komende
wielrijdsters. Tijdens het uitwijken passeerde een
autobus, terwijl van de andere zijde een perso
nenauto naderde. Het meisje kon niet ver ge
noeg uitwijken en kwam met een der dames in
botsing.
Zij viel van haar fiets en werd door den
autobus aangereden. Met een gapende hoofd
wonde is het slachtoffer naar een ziekenhuis te
Breda vervoerd, waar het kort na aankomst is
overleden.
De Nederlandsche Meelcentrale maakt be
kend
Het gedeelte van het prijsverschil per 100 kg.
voor den invoer van veekoeken (in den zin van
artikel 1, lid 1, onder llo, van het Crisis-Ak
kerbouwbesluit 1934) als bedoeld in artikel 8, b,
onder 2o, van de Crisis-Akkerbouwbeschikking
1934 I, iS als volgt vastgesteld:
Inklaring van
1 Aug. af t/m
31 Aug. 1938:
voor lijnkoeken
voor soyaschroot
voor soyakoeken
voor grondnootkoeken
voor grondnootschilfers
voor grondnootmeel
voor cocoskoeken
voor Ned. Oost-Indische
cocoskoeken
voor maïsveekoeken e.d.
voor sesamkoeken
voor palmpitkoeken
voor Babassukoeken
voor alle andere niet ge
noemde soorten vee
koeken (al dan niet
verwerkt met bijpro
ducten en/of afval
len)
ƒ1.05
0.70
0.75
0.75
1.15
1.15
1-25
1.15
1.—
0.50
0.25
0.80
0.10
Inklaring van
1 Sept. af t/m
31 Dec. 1938:
ƒ1.20
0.80
0.85
0.80
L25
1.25
1.35
1.25
1.—
0.60
0.25
0.80
0.10
Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat in
deze bedragen niet is begrepen het in artikel 8,
b, onder lo, van voornoemde beschikking be
doelde gedeelte van het prijsverschil.
Indien men zijn import op verderen termijn
nu reeds wenscht vast te leggen tot bovenge
noemde prijsverschillen, gelieve men zich. daar
over met de Stichting Nederlandsche Meelcen
trale te 's-Gravenhage in verbinding te stellen.
De gewone audiëntie van den minister van
Sociale Zaken zal Woensdag 3 Augustus niet
doorgaan.
De gewone audiëntie van den minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zal ge
durende de maand Augustus niet worden ge
houden.
In de laatste honderd jaren is er een legende
opgekomen, dat de wetenschap zich, sedert
de mensch zijn kluisters verbroken heeft, ge
stadig ontwikkeld heeft en gelijk een reus is
opgerezen en zijn weg heeft afgelegd.
Deze legende bevat een kern van waarheid.
Sedert de menschheid, d. w. z. de inwoners van
het christelijk Europa, den lust voor de natuur
wetenschappen voor goed gekregen en gevat
hebben, hebben zij werkelijk een steeds grootere
kennis omtrent de natuur, den bouw van het
heelal, van de wereld, van de dieren en plan
ten verworven. En ook die krachtige uitdruk
king: „nadat de mensch zijn kluisters verbroken
had" bevat een korreltje waarheid. De machten
van het conservatisme zijn bijna steeds groot en
gelijk in ieder ding, bestaat ook hier het gevaar
voor overdrijving. Maar behalve het steeds aan
wezige conservatisme, is er ook een tijd van con
flict en Van onaangename spanning geweest
tusschen de Kerk en de Wetenschap, in hoofd
zaak door de veroordeeling van Galilei. Maar
men moet deze zaak meer als een ongelukkig in
cident opvatten, want het staat immers vast,
dat in de wetenschap zoowel katholieken als
niet-katholieken gelijkelijk hebben uitgeblon
ken. Of de wetenschap al of niet zal bloeien,
hangt af van den cultureelen en economischen
toestand van een land en ook van een zeker
iets, wat men niet begrijpt, maar wat men de
cultuurgolf zou kunnen noemen.
Bovendien heeft ieder land zijn eigen manier
om te werken. De Engelschman werkt min of
meer instinctief, met een soort gemakkelijke
logica. De Duitscher gaat steeds tot het uiter
ste, hetzij in precisie van de techniek, hetzij in
de ontleding der begrippen; hij bereikt daar
door zelden de klaarheid en den eenvoud van
den Franschen geest; daar staat tegenover, dat
de Franschman zich nog al eens vergenoegt met
den schijn van klaarheid en eenvoud. De Ita
liaan is in hooge mate een proefnemer en dit
niet sedert gisteren, maar sedert vele eeuwen.
Echter is hij arm en dure proeven kan hij niet
nemen en dure laboftitoria heeft hij niet. In de
eerste helft van de negentiende eeuw was het
slecht in Italië, maar nog in de achttiende eeuw
wemelde het van natuuronderzoekers; men be
hoeft slechts te denken aan de vaders van de
electriciteitsleer, Galvani en vooral Volta.
De Nederlander heeft weer een andere men
taliteit: hij heeft iets huiselijks en intiems in
zijn wetenschapsbeoefening en vele van de be
kende natuuronderzoekers maken den indruk
van geniale knutselaars in de huiskamer. Zoo is
daar b.v. Cornelis Drebbel, die meewerkte aan
de uitvinding van den verrekijker, die een soort
onderzeeboot maakte en die wetenschappelijke
goochelvoorstellingen gaf aan het Engelsche hof.
De eigenlijke uitvinder van den verrekijker was
Hans Lipperhey, een brillenmaker uit Middel
burg.
Leeuwenhoek, die een wereldnaam had, legde,
zonder eenig systeem, alles, wat hem in handen
kwam, onder het microscoop. Swammerdam, die
een echte geleerde was, was toch ook een echte
knutselaar met zijn groote collectie insecten.
Behalve Christiaan Huygens, zijn wij zelden
menschen van de groote theorie, ook niet de
lateren, zooals Musschenbroek, Ingenhousz en
van Marum. In den laatsten tijd echter hebben
wij enkele bijzondere beoefenaars van de natuur
kunde opgeleverd, zooals van-der Waals, Zee
man, Kapteyn, Kamerlingh Onnes en anderen,
die nog in de kracht van het leven zijn. Maar
tot de groote theoretici behooren zij niet.
Welnu, een geleerde, die alle goede eigen
schappen in zich vereenigt, is zeer zeldzaam. De
meeste ontdekkingen, die gedaan worden, zijn
niet compleet, maar laten nog meer vraagstuk
ken open. Ook is het niet zoo, dat de vooruit
gang van de wetenschap uitsluitend het werk is
van de groote en geniale geesten. Zij hebben im
mers eerst moeten leeren van onderwijzers en
professoren, die in den regel gewone onder
wijzers en professoren zijn. Maar stijgt het
niveau van het onderwijzend corps, dan wordt
het mogelijk voor de genialen, om hun geest
goed te ontwikkelen. Waar dan ook groote ge
leerden zijn, daar zijn ook de kleine geleerden
boven de middelmaat. Dit laatste hangt af van
de inspiratie en idealen, den moed, de hoop en
het verstand van het geheele volk, of van be
langrijke groepen althans. Of de groote geleer
den de kans krijgen, vruchtbaar te werken,
hangt weer voor een groot deel af van het
staatsbestuur, dat de juiste menschen op de
hun toekomende plaats behoort te zetten.
Maar het geschiedt, dat de geest van volk en
bestuur soms fantastisch is, soms pietluttig en
benepen, soms partijdig of intolerant. Uit dit
alles zal het wel duidelijk zijn, dat de ontwikke
ling der wetenschap niet rechtlijnig is. Het aan
tal uitvindingen en ontdekkingen, dat niet be
grepen werd, is enorm groot.
Er zjjn ook weinig menschen, die de weten
schap beoefenen; dit moge misschien heel
vreemd klinken, maar is niettemin de waarheid.
Verreweg het meeste, wat op z.g. wetenschappe
lijk terrein geproduceerd wordt, ik bedoel verre
weg de meeste tijdschriftartikelen, hebben geen
werkelijke waarde. Ik heb eens aan een man,
die een wereldnaam had op het gebied der vita
minen, en die uit hoofde van zijn onderzoekin
gen wel verplicht was, om alles, wat daarvoor
gedrukt werd, tenminste even in te zien: ik
vroeg hem, welk gedeelte van al die literatuur
waardeloos was: dat was 95 pCt., zeide hij. Een
onderzoek doen en dat te publiceeren, is niet
moeilijk; dat kunnen vrijwel allen, die de uni
versiteit bezocht hebben; maar een onderzoek
zoodanig opzetten, dat er een antwoord op komt,
dat is moeilijk. Wanneer men het onderzoek
zóó opzet, dat de uitkomst voor verschillenden
uitleg vatbaar is, heeft de proef weinig of geen
nut. De groote gelMrden munten uit in eenvou
dige, doch geniale proeven. Pasteur muntte hier
in uit. Hij wilde bewijzen, dat het bederf van
water uit de lucht kwam, en dat gekookt water
schoon blijft, d. w. z. geen dierlijk leven ver
toont, wanneer de lucht niet kan toetreden. Zie
nu hoe eenvoudig zijn proefneming is. Hü heeft
een glazen vat, dat van boven uitloopt in een
lange glazen buis, die aan het einde open is.
Deze buis wordt tweemaal gebogen, eerst schuin
naar beneden en dan weer schuin naar boven;
er zijn dus twee krommingen in. Er wordt in
de kolf water gebracht en tot koken verhit. Men
laat de kolf staan en het water blijft helder;
door het koken zijn alle kiemen gedood. De lucht
heeft toegang, maar de stof, die in de open buis
valt, blijft in de laagste kromming, die naar
onder buigt, liggen. Nu, na twee weken en lan
ger is het water schoon; nu buigt men de kolf
zoo, dat de stof uit de kromming in de kolf kan
vallen; en ziedaar, na een of twee dagen wordt
het water troebel. Zulk een proef is voor geen
tweeden uitleg vatbaar.
De onderzoeker is gelijk aan een rechter van
instructie, die zulke vragen moet stellen, dat
daaruit de kern van de zaak te voorschijn komt.
En dan is er nog iets eigenaardigs, n.l. de gave
van observatie. Wij, gewone menschen, zien al
les, maar ons valt niets op. Galilei kijkt in de
kerk naar de slingerende godslamp en ontdekt
de slingerwetten. James Watt ziet het deksel van
den waterketel op en neer gaan en vindt de
stoommachine uit; Galvani ziet, dat de kikker-
pooten zich te zamen trekken, wanneer er toe
vallig een vonk van een electriseertoestel over
springt op een metalen staaf, die met het rugge-
merg van den kikker in verband staat en hij
begint te denken.
De roem van de geleerdheid ligt voor onze
handen en oogen, maar wij zien niets. Kinderen
zien veel meer, zij verwonderen zich, wij vol
wassenen stompen af, worden sleurmenschen en
vinden alles gewoon en vanzelfsprekend. De
echte geleerde heeft iets van een kind: de gave
der verwondering is hem bijgebleven; en hec
is, op het gebied van den geest, een der hoogste
gaven. DR. TH. M. SCHLICHTING