i s Verloofden De Premiereis De vooruitgang der geneeskunde RUNCIMAN TUSSCHEN SCYLLA EN CHARYBDIS ZONDAG 31 JULI 1938 SS VAN WEEK TOT WEEK De hooge prijzen van gloeilampen Minister zal ook in de toekomst het toezicht voortzetten AARDBEVING IN ONZE OOST Benoeming bij het A. N. P. Iedere deelnemer leze het volgende vooral AFSCHEID VAN DE GRIFFIE DER TWEEDE KAMER Ambtenaren huldigen den heer I. G. Pippel Landbouwvraagstukken Wenschelijkheid van een bewer kingspremie voor vlas Bij het zwemmen verdronken Bij passeeren door auto gegrepen 15-jarig meisje gedood OFFICIEELE CRISIS PUBLICATIE Geen audiëntie Een geestelijke uit het zuiden van ons land vertelde niet lang geleden de vol gende anecdote: In de parochie was de volksmissie gehouden, zooals dat op geregelde tijden gebruikelijk is. De paters hadden gepreekt over de bekende onderwerpen en het heele dorp was te biechten en te communie geweest. De preek voor man nen-apart en de preek voor vrouwen-apart wa ren achter den rug, er was een speciale avond gegeven voor jonge meisjes van huwbaren leef tijd betreffende de gevaren der wereld en ook de jcngemannen waren hartelijk toegesproken over de verleidingen, die op dien leeftijd vaak zoo talrijk zijn. De plechtige sluiting was wat men noemt een succes geweest. Als in een bosch van bloemen stond het Mariabeeld in het priester koor, het orgel speelde indrukwekkend, de Apos tolische Zegen werd aan de parochie gegeven nog golfden enkele orgelklanken na langs de gewelven, en toen stonden de geloovigen op straat. De missie was vruchtbaar geweest, zon der twijfel, maar nu was de missie voorbij. Aan den ernst van de goede voornemens viel zoomin te twijfelen als aan hun talrijkheid. Doch de kapelaan, die zijn menschen zoo'n beetje ken de, vroeg aan een der oudere leden van de mannelijke jeugdorganisatie niet den snug- gersten had hij uitgekozen, bekende hij eerlijk welke de conclusies waren van dezen jongen man betreffende de plichten gedurende den ver lovingstijd. Eerst aarzelde de opgeschoten jon gen wat met zijn bekentenissen, maar langza merhand kwam het er uit. Het was hem, eerlijk gezegd, allemaal een beetje tegengevallen. Ze ker, zei hij, de paters hadden heel mooi ge preekt en hij had er ook heel veel aan gehad En misschien had hij ook wel niet alles begre pen, maar in alle geval was nu juist datgene niet gezegd, waarop hij gewacht had. Want hij wist nu wel heel precies, welk een belangrijke deugd de reinheid is en ook zoo ongeveer, door welke gevaren deze heilige deugd-bij-uitstek wordt bedreigd, maar ziet u, mijnheer kape laan, hij zou zoo graag willen weten, wat hij tegen zijn meisje zeggen moest, als hij met haar liep te wandelen. Ze hadden toch al zoo weinig om over te praten en na die indrukwekkende preeken over het gevaar van verleidelijke woor den, durfde hij heelemaal niets meer te zeg gen. „Wü loopen zoomaar wat naast elkaar". Het is een feit, dat oprechte liefde geen woor den behoeft en het is een tweede feit, dat een sermoen tot de jongelingschap iets anders is dan een spraakles of een conversatie-cursus maar toch was de kapelaan getroffen door deze eenvoudige bekentenis van een gewonen óppas- eenden jongen, zooals er in Nederland duizen den zijn. De kapelaan dacht na over hetgeen hij gehoord had en uit zijn nadenken rees een vraagstuk, dat tot heden niet is opgelost: wat «loet de katholieke Kerk voor de verloofden? Het is merkwaardig, maar de verloving is in geenen deele een kerkelijke plechtigheid. Bijna alle groote étappes van ons leven beginnen wij in de kerk en de meeste katholieke jongens en meisjes gaan samen op hun verlovingsdag te communie om het verlovingsfeest op gepaste wijze in te zetten en vooral om Gods zegen af te smeeken over hun verlovingstijd. Maar voor de Kerk krijgen ze pas beteekenis, wanneer ze hun ondertrouw doen, of zooals dat in de Noordelijke gewesten heet wanneer ze onder de geboden komen. Dan moeten ze hun huwe lijkscatechismus opzeggen bij den pastoor en hun namen worden vóór de preek in de Hoog mis afgelezen van den preekstoel. Wie bezwa ren tegen hun echtverbintenis heeft, moet die maar komen mededeelen aan de pastorie. Zich verloven beteekent niet veel voor de kerk. Het heeft immers nog heelemaal geen bindende consequenties. Een verloving kan al tijd nog afraken zonder dat iemand er ergernis aan behoeft te nemen, want wat is een ver loving eigenlijk meer dan een proeftijd van de liefde, waarin de karakters van het meisje en den jongen de gelegenheid krijgen tot een die pere en beslissende kennismaking? Bij den on dertrouw, als de huwelijkskaarten uitgaan, dee- len de aanstaande bruidegom en bruid of ficieel aan parochie en gemeente mede, dat zij voornemens zijn, een christelijk huwelijk aan te gaan en een katholiek gezin te stichten. Dat is serieus. Maar de verloving is niet meer dan een ietwat plechtige bevestiging jegens weder- zijdsche vrienden en vriendinnen, dat de jon gelui veel van elkander houden en zich des wege niet meer als heelemaal vrij beschouwen. In vele streken geeft de verloving zekere rech ten. Zoo loopen verloofden onder den arm, ze kussen elkaar bij ontmoeting of afscheid, ook voor het aangezicht van ouders en overheden, terwijl voorheen dit niet of althans niet in het openbaar gebeurde. Tegenwoordig is het in vele gezinnen veran derd, maar vroeger gingen verloofden nooit met zijn tweeën op reis, ze overnachtten niet bij dezelfde familie of in hetzelfde hotel, ze deden niet samen aan sport, enz. Deze maatregelen, die een zeker wantrouwen tot uitdrukking brachten, zijn deswege in vele streken afge schaft, tot ergernis der ouderen, die vinden, dat de moderne jeugd veel te vrij wordt en dat het kortweg onfatsoenlijk is, wanneer een jongen zijn meisje meeneemt op een zeiltocht, zonder facheux (of facheuse) troisième. Dat zou vroe ger niet gebeurd zijn. Toen werd het verloofde paartje, waar het ook heentoog, behoorlijk ge- chapperonneerd. Deze goede manieren van vroeger zijn in verval geraakt; de tijd is er niet beter op geworden, herhalen ons de verheer- lijkers van 't verleden, maar dikwijls voegen zij er in noodgedwongen berusting aan tce, dat wij den toestand nu eenmaal moeten nemen, zoo als hij is. Beoordeeld door oude menschen is de verloving een rare tijd en de Kerk heeft maar grcot gelijk, dat ze zich hier zoo weinig mogelijk mee bemoeit. Ze heeft alleen te waken over de verloofden, want die behoeven waakzaamheid meer dan anders! Inderdaad. Maar voor de jonge menschen zelf Is de verloving een prachtige fciid. Velen zullen er later aan terugdenken als aan de mooiste dagen van hun leven. Wat is er heerlijker dan de zorgeloosheid van de eerste liefde? Wat is er frisscher en schooner dan dit ontluikend Idealisme in open, jeugdige en ontvankelijke gemoederen? Een verloofd paartje, dat met stralende oogen, de hoofden zoo dicht mogelijk bij elkaar, door het park wandelt en elkaar de eeuwige woorden toefluistert, waaruit alle poëzie en alle schoonheid geboren wordt, het kan misschien den spotlust van den cynicus gaan de maken, maar wie waarachtig jong gewees is, zal nooit zoo oud worden, of hij slaat dit altijd waarneembare tafereeltje steeds weer gade met een innigen weemoed, een stralende her innering, een glans van inwendig deelgenoot schap aan de heerlijkste vreugden der aarde En dan vraagt die sufferd: mijnheer kape laan, we weten zoo niet, wat we tegen elkander zeggen moeten Ja, het klinkt belachelijk en kinderachtig, zooals voor de ooren van menschen, die het grootste stuk van hun leven reeds achter den rug hebben, misschien wel alles belachelijk en kinderachtig klinkt, wat den verlovingstijd tot een herinnering aan het Aardsch Paradijs maakt! Doch in de mentaliteit van den jongen man, die op deze wijze zijn nood uitspreekt, is het allesbehalve belachelijk en kinderachtig. Hij heeft allerhande waarschuwingen gekre gen. Alle gevaren zijn hem onder de oogen ge bracht. Maar wat hij verlangt, is precies het tegenovergestelde. Hij zou zoo graag eens een woordje van meegevoel en instemming hooren, Men heeft hem angstig gemaakt, maar men heeft hem niets positiefs gegeven, waarmede hij dien angst bestrijden kan, tenzij de algemeene stelling, dat de engelachtige deugd zoo schoon is. Dit wist hij heusch al wel. Hij zou graag hooren, en hij heeft er recht op te hooren, dat de liefde van een jongen tot een meisje zooiets schoons is en dat de idealen, welke deze liefde opwekt in zijn gemoed, de grootste kracht zul len blijven van zijn heele verdere leven. Hij is diep overtuigd, dat „de omgang met het andere geslacht" allerhande gevaren medebrengt, maar dat de liefde tot liet meisje aan zijn arm nog iets anders medebrengt dan gevaren: hij haakt ernaar, het te vernemen. Zoo gaarne zou hij zijn hart uitstorten, maar hij durft niet, omdat hij te veel gewaarschuwd is. „Wij loopen zco maar wat naast elkaar". Hier is een gevaar. Hier is het gevaar, dat later een man en een vrouw, braaf getrouwd voor de kerk, ouders geworden van een gezin nochtans in het leven „zoo maar wat naast el kaar" zullen loopen, omdat hun nooit geopen baard werd, hoe heerlijk het is, elkander te ver staan. De kapelaan, die den jongen had laten uitspreken, vroeg hem: „Heeft je meisje niet die mooie oogen? Dat is toch jouw meisje, met die mooie oogen?" „Ja!" zei de jongen hap pig. Ja, dat was zijn meisje. „Nou, dan moet je haar vertellen, dat ze mooie oogen heeft", zei de kapelaan. Het was misschien geen nieuws voor haar, maar het kan dienen als begin eener opgewekte conversatie A. v. D. In de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer betreffende het ontwerp van wet tot bekrachtiging van het K.B. van 13 April 1938 tot regeling van den invoer van metaaldraad gloeilampen zegt de minister van Economische Zaken, dat het verschil tusschen de prijzen van gloeilampen hier te lande en in vele andere landen hem niet is ontgaan. Inderdaad is het mogelijk, daaruit bepaalde algemeene conclusies te trekken ten aanzien van het gelden van een betrekkelijk hoog prijsniveau hier te lande. De minister wijst er echter op, dat bij het maken van deze vergelijkingen in den regel wordt uitgegaan van de prijzen, welke worden betaald voor lampen van een bekend merk. Er is in Nederland echter ook een groot aantal lampen van andere merken in den han del, welke tegen lagere prijzen worden verkocht. Bovendien dient ook uit anderen hoofde bij een vergelijking der Nederlandsche prijzen met die, welke in het buitenland gelden, de noo- dige voorzichtigheid te worden betracht. De lampenprijzen in het buitenland kunnen immers worden beïnvloed door bepaalde, aan zekere landen eigene, factoren. Als voorbeeld kunnen worden genoemd: afwijkende productie- en dis- tributiekosten, abnormale marktverhoudingen, welke noodzaken tot het verkoopen van lampen beneden eigen kostprijs, enz. De minister is derhalve van meening, dat de prijzen, welke in het buitenland gelden, niet zonder meer kunnen worden beschouwd als een richtlijn voor het bepalen van het prijsniveau hier te lande. HU acht het juister te streven naar een redelijke aanpassing der gloeilampen- prijzen aan de productiekosten der Nederland sche industrie, waarbij uiteraard rekening moet worden gehouden met de verschillende aspecten van de quaestie. Zooals de minister reeds aan de Tweede Kamer heeft toegezegd, zal hij in dezen zin ook in de toekomst het toezicht op de gloeilampenprijzen voortzetten. De minister kan de verzekering geven, dat bij de beoordeeling van de wenschelijkheid van con- tingenteering van gloeilampen geen andere maatstaven worden aangelegd dan bij andere artikelen. De met de contingenteering beoogde bescher ming der verbruikers is gelegen in het weren van lampen van minderwaardig fabrikaat, af komstig uit het buitenland. Deze lampen zouden om haar lagen prijs worden gekocht, doch door hooge stroomkosten den verbruiker ten slotte veel duurder te staan komen. Ten deze heeft de contingenteering ongetwijfeld nuttig gewerkt. BATAVIA, 30 Juli (Aneta) Gisteravond heeft het meteorologische observatorium alhier om 20 uur een matige beving geregistreerd op een atstand van duizend kilometer in een richting iets bezuiden het Noordwesten. De beving is te Padang en te Padang-Sidem- poean gevoeld. Mr. J. F. E. Belinfante is met ingang van 1 Augustus bendemd tot adjunc'-directeur van het Algemeen Nederlandsch Persbureau A. N, P," inn OTJÏV,- Het hoofdbestuur der Nederlandsche Spoorwegen verzoekt ons mede te deelen, dat sedert kort geen biljetten van Nijmegen tot de grens worden afgegeven. Daarom zal de algemeene technische leider, dr. van Marffy zorgen voor de reis Nijmegen tot de grens (en verder). De Nederlandsche Sporen deelen ons voorts mede, dat onze reizigers op vertoon van hun rcisprogram geen D- toeslag behoeven te betalen op hun reis naar Nijmegen. In verband hiermee wordt hun verzocht den verschuldigden D-toeslag op het traject tot de grens aan dr. van Marffy in den trein te voldoen. Naar destijds reeds werd gemeld, nam de Tweede Kamer, toen zij eenigen tijd geleden op recès ging, op hartelijke wijze afscheid van den directeur der griffie, den heer J. G. Pippel, die na een diensttijd van ruim vijftig jaar Maan dag den dienst der Kamer gaat verlaten. Zaterdag, den laatsten werkdag voor zijn heengaan, hebben de ambtenaren van griffie en bibliotheek en het personeel der Kamer den scheidenden directeur een niet minder hartelijk afscheid bereid. Bij zijn komst in het hem zoo vertrouwde Kamergebouw, ditmaal „op verzoek" vergezeld van zijn echtgenoote, werd de heer Pippel naar de koffiekamer geleid, waar allen, voor zoover niet met vacantie afwezig, hem wachtten. Ook de ambtenaren van de stenografische inrichting en verschillende oud-gedienden van de Kamer waren daar aanwezig. Ook de commiezen-grif fier waren bij dit afscheid tegenwoordig. Aan mevrouw Pippel werden bloemen aange boden. In de eerste plaats heeft het woord gevoerd de oudste ambtenaar ter griffie, de referendaris P. J. Overbeek, die aan het eind van zijn harte lijke toespraak namens de ambtenaren van grif fie en bibliotheek, den directeur en onder-direc teur der stenografische inrichting en mede na mens de beide oud-ambtenaren der Kamer, thans ter griffie van de Eerste Kamer werk zaam, den heer Pippel een in fraai marokijn gebonden exemplaar aanbood van den onlangs verschenen tweeden druk van diens werk over het reglement van orde der Kamer. Verder spraken nog de kamerbewaarder, de heer J. M. Velders, die namens het personeel der Kamer een leeslamp aanbood, de echtge noote van den concierge, die mevrouw Pippel bloemen schonk en een der werkvrouwen, die haar afscheids- en dankwoord van een boek werk vergezeld deed gaan. De heer Pippel sprak een dankwoord. Hierna werden ververschingen rondgediend. Vele handen werden gedrukt. Toen kwam het oogenblik, waarop deze trouwe niet-politieke veteraan in het politieke leven het Kamerge bouw voor goed verliet. Voor goed als ambte naar, want hij zal er zeker nog dikwijls terug komen. Geheel zonder de Kamer zal de heer Pippel niet kunnen. Bij zijn heengaan werd den heer Pippel een kaart medegegeven: een doorloopend bewijs van toegang. Hij had er zelf om gevraagd, niet zon der aandoening en tegelijk met een zacht-iro- nischen glimlach: er zou eens een nieuwe bode kunnen worden aangesteld, die hem niet zou kennen en die zou hem er eens uit kunnen gooien. De dagelijksche besturen van de drie een trale landbouworganisaties (C.B.T.B., K.N.B.T. en K.N.L.C.) vergaderden dezer dagen te 's Gra- venhage. Besloten werd aan het bestuur van de studie- tentoonstelling voor wetenschappelijke organi satie van bedrijven, diensten en instellingen, welke einde 1939 te Amsterdam zal worden gehouden, mede te deelen, dat als vertegen woordigers in de tentoonstellingscommissie voor landbouwbedrijfsorganisatie zijn aangewe zen de heeren mr. W. Rip, secretaris van den C.B.T.B., mr. H. van Haastert, secretaris van den K.N.B.T. en dr. Molhuysen, secretaris van het K.N.L.C. Besloten werd voorts met den directeur-ge neraal van den Landbouw van gedachten te wisselen over het vaak voorkomende verschijn sel, dat op de met overheidssteun ontgonnen gronden groote bedrijven worden gesticht, wel ke dan aan geldbeleggers worden verkocht Bovendien komt het meermalen voor, dat gronden, welke voor de cultuur geschikt zijn, worden gebruikt voor den aanplant van bosch. Gezien het feit, dat er hier te lande groote behoefte bestaat aan betrekkelijk kleine land bouwbedrijven van pl.m. 1015 H.A., is het zeer ongewenscht, dat de bestemming van groote complexen ontgonnen gronden zoodanig is, als hierboven is uiteengezet. Ten slotte werd besloten bij het college van regeeringscommissarissen de wenschelijkheid van het instellen van een bewerkingspremie voor vlas te bepleiten en wel om de navolgende redenen a. Als gevolg van de bewerkingspremie kun nen de Ned. vlassers meer voor het inlandsche vlas betalen, waardoor ook de Belgen een hoo- geren prijs zullen moeten bieden. Het gevolg zal zijn, dat uit het landbouw crisisfonds een minder hooge uitkeering" aan de vlastelers zal behoeven te worden verleend en derhalve de meerdere kosten van het instellen van de vlas bewerkingspremie geheel of gedeeltelijk zullen worden gecompenseerd. b. Dat hier te lande meer vlas zal worden bewerkt, hetgeen een aanzienlijke werkverrui ming zal beteekenen, wat in dezen tijd van werkloosheid van groote beteekenis is en c. dat deze maatregel de tendenz heeft de vlascultuur in beteekenis te stimuleeren, het geen geheel overeenkomt met de bedoeling van de regeering, blijkende uit het instellen van de officieele vlasstudiecommissie, welker doel is de vlasteelt aan te moedigen. Te Geysteren is bij het zwemmen in de Maas verdronken de 21-jarige korporaal der politie- troepen P. J. Souren, die gedetacheerd was bij de groep Wanssum. Hij was afkomstig uit Kerk- rade. Op den Bredaschen weg nabij de Krabbe- bosschen is Zaterdagmorgen een ernstig ver keersongeluk gebeurd. Een 15-jarig meisje dat per fiets naar Breda reed, ontmoette een vier tal van de tegenovergestelde richting komende wielrijdsters. Tijdens het uitwijken passeerde een autobus, terwijl van de andere zijde een perso nenauto naderde. Het meisje kon niet ver ge noeg uitwijken en kwam met een der dames in botsing. Zij viel van haar fiets en werd door den autobus aangereden. Met een gapende hoofd wonde is het slachtoffer naar een ziekenhuis te Breda vervoerd, waar het kort na aankomst is overleden. De Nederlandsche Meelcentrale maakt be kend Het gedeelte van het prijsverschil per 100 kg. voor den invoer van veekoeken (in den zin van artikel 1, lid 1, onder llo, van het Crisis-Ak kerbouwbesluit 1934) als bedoeld in artikel 8, b, onder 2o, van de Crisis-Akkerbouwbeschikking 1934 I, iS als volgt vastgesteld: Inklaring van 1 Aug. af t/m 31 Aug. 1938: voor lijnkoeken voor soyaschroot voor soyakoeken voor grondnootkoeken voor grondnootschilfers voor grondnootmeel voor cocoskoeken voor Ned. Oost-Indische cocoskoeken voor maïsveekoeken e.d. voor sesamkoeken voor palmpitkoeken voor Babassukoeken voor alle andere niet ge noemde soorten vee koeken (al dan niet verwerkt met bijpro ducten en/of afval len) ƒ1.05 0.70 0.75 0.75 1.15 1.15 1-25 1.15 1.— 0.50 0.25 0.80 0.10 Inklaring van 1 Sept. af t/m 31 Dec. 1938: ƒ1.20 0.80 0.85 0.80 L25 1.25 1.35 1.25 1.— 0.60 0.25 0.80 0.10 Voor de goede orde wordt opgemerkt, dat in deze bedragen niet is begrepen het in artikel 8, b, onder lo, van voornoemde beschikking be doelde gedeelte van het prijsverschil. Indien men zijn import op verderen termijn nu reeds wenscht vast te leggen tot bovenge noemde prijsverschillen, gelieve men zich. daar over met de Stichting Nederlandsche Meelcen trale te 's-Gravenhage in verbinding te stellen. De gewone audiëntie van den minister van Sociale Zaken zal Woensdag 3 Augustus niet doorgaan. De gewone audiëntie van den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zal ge durende de maand Augustus niet worden ge houden. In de laatste honderd jaren is er een legende opgekomen, dat de wetenschap zich, sedert de mensch zijn kluisters verbroken heeft, ge stadig ontwikkeld heeft en gelijk een reus is opgerezen en zijn weg heeft afgelegd. Deze legende bevat een kern van waarheid. Sedert de menschheid, d. w. z. de inwoners van het christelijk Europa, den lust voor de natuur wetenschappen voor goed gekregen en gevat hebben, hebben zij werkelijk een steeds grootere kennis omtrent de natuur, den bouw van het heelal, van de wereld, van de dieren en plan ten verworven. En ook die krachtige uitdruk king: „nadat de mensch zijn kluisters verbroken had" bevat een korreltje waarheid. De machten van het conservatisme zijn bijna steeds groot en gelijk in ieder ding, bestaat ook hier het gevaar voor overdrijving. Maar behalve het steeds aan wezige conservatisme, is er ook een tijd van con flict en Van onaangename spanning geweest tusschen de Kerk en de Wetenschap, in hoofd zaak door de veroordeeling van Galilei. Maar men moet deze zaak meer als een ongelukkig in cident opvatten, want het staat immers vast, dat in de wetenschap zoowel katholieken als niet-katholieken gelijkelijk hebben uitgeblon ken. Of de wetenschap al of niet zal bloeien, hangt af van den cultureelen en economischen toestand van een land en ook van een zeker iets, wat men niet begrijpt, maar wat men de cultuurgolf zou kunnen noemen. Bovendien heeft ieder land zijn eigen manier om te werken. De Engelschman werkt min of meer instinctief, met een soort gemakkelijke logica. De Duitscher gaat steeds tot het uiter ste, hetzij in precisie van de techniek, hetzij in de ontleding der begrippen; hij bereikt daar door zelden de klaarheid en den eenvoud van den Franschen geest; daar staat tegenover, dat de Franschman zich nog al eens vergenoegt met den schijn van klaarheid en eenvoud. De Ita liaan is in hooge mate een proefnemer en dit niet sedert gisteren, maar sedert vele eeuwen. Echter is hij arm en dure proeven kan hij niet nemen en dure laboftitoria heeft hij niet. In de eerste helft van de negentiende eeuw was het slecht in Italië, maar nog in de achttiende eeuw wemelde het van natuuronderzoekers; men be hoeft slechts te denken aan de vaders van de electriciteitsleer, Galvani en vooral Volta. De Nederlander heeft weer een andere men taliteit: hij heeft iets huiselijks en intiems in zijn wetenschapsbeoefening en vele van de be kende natuuronderzoekers maken den indruk van geniale knutselaars in de huiskamer. Zoo is daar b.v. Cornelis Drebbel, die meewerkte aan de uitvinding van den verrekijker, die een soort onderzeeboot maakte en die wetenschappelijke goochelvoorstellingen gaf aan het Engelsche hof. De eigenlijke uitvinder van den verrekijker was Hans Lipperhey, een brillenmaker uit Middel burg. Leeuwenhoek, die een wereldnaam had, legde, zonder eenig systeem, alles, wat hem in handen kwam, onder het microscoop. Swammerdam, die een echte geleerde was, was toch ook een echte knutselaar met zijn groote collectie insecten. Behalve Christiaan Huygens, zijn wij zelden menschen van de groote theorie, ook niet de lateren, zooals Musschenbroek, Ingenhousz en van Marum. In den laatsten tijd echter hebben wij enkele bijzondere beoefenaars van de natuur kunde opgeleverd, zooals van-der Waals, Zee man, Kapteyn, Kamerlingh Onnes en anderen, die nog in de kracht van het leven zijn. Maar tot de groote theoretici behooren zij niet. Welnu, een geleerde, die alle goede eigen schappen in zich vereenigt, is zeer zeldzaam. De meeste ontdekkingen, die gedaan worden, zijn niet compleet, maar laten nog meer vraagstuk ken open. Ook is het niet zoo, dat de vooruit gang van de wetenschap uitsluitend het werk is van de groote en geniale geesten. Zij hebben im mers eerst moeten leeren van onderwijzers en professoren, die in den regel gewone onder wijzers en professoren zijn. Maar stijgt het niveau van het onderwijzend corps, dan wordt het mogelijk voor de genialen, om hun geest goed te ontwikkelen. Waar dan ook groote ge leerden zijn, daar zijn ook de kleine geleerden boven de middelmaat. Dit laatste hangt af van de inspiratie en idealen, den moed, de hoop en het verstand van het geheele volk, of van be langrijke groepen althans. Of de groote geleer den de kans krijgen, vruchtbaar te werken, hangt weer voor een groot deel af van het staatsbestuur, dat de juiste menschen op de hun toekomende plaats behoort te zetten. Maar het geschiedt, dat de geest van volk en bestuur soms fantastisch is, soms pietluttig en benepen, soms partijdig of intolerant. Uit dit alles zal het wel duidelijk zijn, dat de ontwikke ling der wetenschap niet rechtlijnig is. Het aan tal uitvindingen en ontdekkingen, dat niet be grepen werd, is enorm groot. Er zjjn ook weinig menschen, die de weten schap beoefenen; dit moge misschien heel vreemd klinken, maar is niettemin de waarheid. Verreweg het meeste, wat op z.g. wetenschappe lijk terrein geproduceerd wordt, ik bedoel verre weg de meeste tijdschriftartikelen, hebben geen werkelijke waarde. Ik heb eens aan een man, die een wereldnaam had op het gebied der vita minen, en die uit hoofde van zijn onderzoekin gen wel verplicht was, om alles, wat daarvoor gedrukt werd, tenminste even in te zien: ik vroeg hem, welk gedeelte van al die literatuur waardeloos was: dat was 95 pCt., zeide hij. Een onderzoek doen en dat te publiceeren, is niet moeilijk; dat kunnen vrijwel allen, die de uni versiteit bezocht hebben; maar een onderzoek zoodanig opzetten, dat er een antwoord op komt, dat is moeilijk. Wanneer men het onderzoek zóó opzet, dat de uitkomst voor verschillenden uitleg vatbaar is, heeft de proef weinig of geen nut. De groote gelMrden munten uit in eenvou dige, doch geniale proeven. Pasteur muntte hier in uit. Hij wilde bewijzen, dat het bederf van water uit de lucht kwam, en dat gekookt water schoon blijft, d. w. z. geen dierlijk leven ver toont, wanneer de lucht niet kan toetreden. Zie nu hoe eenvoudig zijn proefneming is. Hü heeft een glazen vat, dat van boven uitloopt in een lange glazen buis, die aan het einde open is. Deze buis wordt tweemaal gebogen, eerst schuin naar beneden en dan weer schuin naar boven; er zijn dus twee krommingen in. Er wordt in de kolf water gebracht en tot koken verhit. Men laat de kolf staan en het water blijft helder; door het koken zijn alle kiemen gedood. De lucht heeft toegang, maar de stof, die in de open buis valt, blijft in de laagste kromming, die naar onder buigt, liggen. Nu, na twee weken en lan ger is het water schoon; nu buigt men de kolf zoo, dat de stof uit de kromming in de kolf kan vallen; en ziedaar, na een of twee dagen wordt het water troebel. Zulk een proef is voor geen tweeden uitleg vatbaar. De onderzoeker is gelijk aan een rechter van instructie, die zulke vragen moet stellen, dat daaruit de kern van de zaak te voorschijn komt. En dan is er nog iets eigenaardigs, n.l. de gave van observatie. Wij, gewone menschen, zien al les, maar ons valt niets op. Galilei kijkt in de kerk naar de slingerende godslamp en ontdekt de slingerwetten. James Watt ziet het deksel van den waterketel op en neer gaan en vindt de stoommachine uit; Galvani ziet, dat de kikker- pooten zich te zamen trekken, wanneer er toe vallig een vonk van een electriseertoestel over springt op een metalen staaf, die met het rugge- merg van den kikker in verband staat en hij begint te denken. De roem van de geleerdheid ligt voor onze handen en oogen, maar wij zien niets. Kinderen zien veel meer, zij verwonderen zich, wij vol wassenen stompen af, worden sleurmenschen en vinden alles gewoon en vanzelfsprekend. De echte geleerde heeft iets van een kind: de gave der verwondering is hem bijgebleven; en hec is, op het gebied van den geest, een der hoogste gaven. DR. TH. M. SCHLICHTING

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5