De avonturen van een JCet mfiaal mn den datf ALLE ABONNÉ'S F 250.- Uit onze koloniën De werkkampen WOENSDAG 3 AUGUSTUS 1938 ORRIE CHARLES Indië en het Regeeringsjubileum RITSEMA STOFZUIGERS Betere propaganda e. op dit blad zijn ingevolge de verzekertngsvoorwaarden tegen ¥"i Mpi/v bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"i bij een ongeval met ongevalten verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i f OUe™ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT uUi" doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bi| verlies vaa een fauna, een voet of een oog. 11 DOOR GAR VICE 4e Zooals bij alle nationale feestelijkheden het geval is, zal ook by het Regeeringsjubi leum van Hrre Majesteit c"e Koningin, Indië als schoonste deel van het Ryk der Ne derlanden, in de huldiging een eerste plaats innemen. Het is ten zeerste te betreuren, dat het on mogelijk is gebleken, aldus V. in „Onze Mail' aan welk blad onderstaand ontleend is, een detachement van het Koninklijk Nederlandsch- Indisch Leger naar Nederland te zenden om luister bij te zetten aan de nuldiging. Die mo- geiykheid is terdege onderzocht, doch men heeft er van moeten afzien. Een dergelijke overkomst zou natuurlijk inhouden, dat van alle groepen van het leger een klein gedeelte zou gaan ten einde de vertegenwoordiging re presentatief te maken voor dat ceel van de weermacht in Indië, welke zooveel voor het land heeft verricht. Dit zou verschillende aanvullingen en over plaatsingen medebrengen, hetgeen in normale gevallen nog niet geheel onoverkomeiyk zou zijn. Waar echter alle streven is geconcentreerd op opvoering van de efficoency van het Leger, zyn dergelijke maatregelen thans niet aan te bevelen. Nogmaals: het is jammer en men zal het betreuren, doch er zijn andere belangen waar- )y alles moet achterstaan en daarby heeft men zich neer te leggen. Indië zal echter wel op een andere manier vertegenwoordigd zyn, namelijk door verschil lende Zelfbestuurders, waarvan er een reeds is aangekomen, anderen onderweg naar Holland zyn. Eenige weken geleden is de Sultan van Boe- loengan hier gearriveerd, de Zelfbestuurder over het landschap van dien naam in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo. Eenige dagen geleden kwam de Sultan van Deli met zijn zoons in Genua aan en binnen kort zal ook deze Zelfbestuurder in Holland vertoeven. Binnenkort gaat de Sultan van Langkat aan boord en zullen ook verschillende delegaties van de Zelfbestuurders van Soerakarta en Djokjakarta op reis gaan ten einde te getuigen van het medeleven van Indië's bevolking en tevens van de aanhankelijkheid en trouw van de Inheemsche hoogwaardigheidsbekleeders. Het is een zeer verheugend feit, dat deze Zelfbestuurders hun hulde komen brengen aan Hare Majesteit de Koningin ter gelegenheid var Haar Regeeringsjubileum. Niet alleen om de reden, hierboven vermeld, maar ook omdat hierdoor weer de belangstel ling voor Indië wordt gewekt in net Moeder land. Zooals aan het Engelsche Hof de maharad- ja's en andere grooten in hun kleurige klee derdracht verschijnen bij bijzondere gelegen heden. zullen ook hier, aan het Hof van Konin gin Wilhelmina, de Sultans hun opwachting maken en luister bijzetten aan de zeer byzon- dere plechtigheid, welke thans voor de deur staat. Wij willen hier slechts een greep doen bij de beschrijving van de landstreken, waar genoem de Zelfbestuurders gevestigd zijn en beginnen dan met den Sultan van Deli. Om verschil lende redenen. Ten eerste is het Sultanaat Deli wel het meest bekend in Nederland en ten tweede ge- looven wü niet te overdryven, wanneer wy zeggen dat de Sultan van Deli wel by uitstek aanraking heeft met de Europeesche wereld. Hierbij gesteund door zyn beide charmante zoons, (die pas eenige jaren geleden Nederland bezochten) beweegt de Sultan van Deli zich veel in de Medansche samenleving. Hij be zoekt vaak opvoeringen en voorstellingen van tooneelgezelschappen en ontvangt dikwerf de vooraanstaanden van Medan als gast. Er is nog een andere reden, waarom wij het speciaal over den Sultan van Deli wilden heb ben. Eenige maanden geleden is het feit her dacht, dat vijf-en-zeventig jaar her, de eerste planter in Deli voet aan wal zette. Wy hebben toen de merkwaardige-snelle groei van dit gewest in den breede beschreven. Maar wat wij er toen niet bij hebben ver meld was, dat de firma Van den. Arend, de leidende firma, in wier dienst Jacobus Nien- huys, de eerste planter, was, de plannen van hun vertegenwoordiger zoo sterk steunde en dat tegen teleurstellingen in, daar zy uit ver schillende brieven van Nienhuys zulk een uit stekenden indruk hadden gekregen van den Sultan van Deli, een der voorvaderen van den huidigen Zelfbestuurder. Dit bewijst wel hoeveel dit deel van Neder - landsch-Indië aan het Sultanshuis te danken heeft. In vroeger jaren behoorde het landschap Deli tot het Sultanaat Siak. De bestuurder van het landschap verkreeg in 1814 den titel van Sul tan Panglima. De bestuurder had een groote mate van onafhankelijkheid en kon zijn gezag overal laten gelden, tot Sultan Osman in 1854 onderworpen werd door Atjeh. In 1858 over leed Sultan Osman en werd opgevolgd door OUDSTE FAdRIEK_HILV£RSUM_I5 MODELLEN I Sultan Mahmoed, die het landschap bestuurde, toen Nienhuys hier voet aan wal zettte. Deli was toen allerminst een ryk land. Vol gens de schatting van Nienhuys zelf bedroeg het inkomen van den bestuurder niet meer dan duizend dollar per jaar. Dit verhinderde ech ter den Sultan niet om Nienhuys en die met hem mee kwamen (doch spoedig daarna weer voorgoed vertrokken, daar zij geen heil in een vestiging in Deli zagen) zeer voorkomend te ontvangen en alles in het werk te stellen om hun behulpzaam te zyn. Zelfs stelde hy paar den ter beschikking om de omstreken van La- boean, de toenmalige woonplaats van den Sul tan, te bezoeken. Ook bij het afstaan en verhuren van gronden heeft de Sultan steeds een behulpzame hou ding ingenomen. In 1873 overleed Sultan Mahmoed die intus- schen, door tusschenkomst van het Gouverne ment, wederom min of meer onderhoorig was geworden aan het Rijk van Siak. Dat die on- derhoorigheid echter meer een formaliteit was bewijst het volgende. Sultan Mahmoed werd opgevolgd door zijn zoon Maarnoen, die in zijn achttiende jaar, in 1875, plechtig werd geïn stalleerd te Bengkalis. De Sultan van Siak had toen te kennen gegeven, dat Maarnoen naar Siak moest komen om het rijkszegel uit zijn han den te ontvangen. De Regeering wist hem er ech ter van te overtuigen dat de verhoudingen tot afhankelijke landschappen wel ietwat waren veranderd. Zoodat de bevestiging van den jon gen Sultan plaats vond te Bengka;is, weliswaar ook in Siak gelegen, doch niet als hoofdplaats aan te merken, terwijl de Sultan van Siak by deze plechtigheid minder als hoofdpersoon, dan wel als belangstellende optrad. Het zou ons te ver voeren de geschiedenis van de verschillende Sultans van Deli op den voet te volgen. Er dient echter wel op te worden gewezen, dat verschillende bestuurders steeds de groei en bloei van het gewest ten volle hebben be vorderd en dat zij ook een zeer werkzaam aan deel hebben gehad in de wording van de mooie plaats Medan, welke iedereen die er komt aan genaam aandoet. Medan is de woonplaats van den Sultan van Deli. Hier heeft hij zyn paleis, waar hij velen gastvrij ontvangt. De huidige Sultan is een bijzonder bemin nelijke man, die steeds klaar staat om met raad en daad te helpen, zoo men zich tot hem wendt. Hij wordt door zijn bevolking op de handen gedragen en staat hoog in aanzien by alle Europeanen, die het genoegen hebben gehad hem te leeren kennen. Zyn beie zoons, beiden zeer ontwikkeld, die van hun vader diens ge moedelijkheid en bonhommie hebben geërfd, ziet men vaak in verschillende Europeesche gezelschappen. Vrijwel geen feest van eenige beteekenis of van welken aard ook kan in Me dan of omgeving plaats vinden of de zoons van den Sultan vereeren die bijeenkomst met hun tegenwoordigheid. Zooals gezegd brachten de beide zoons van den Sultan eenige jaren geleden reeds een be zoek aan Nederland, waar zij in hun schit terende nationale kleederdracht, byna een „symphonie" van kleur en glans hun op wachting maakten bij de Landsvorstinne. Wenden wy nu den blik naar Langkat, waar van de Zelfbestuurder, Mahmoed Abdoeldjalil Rachmat Sjah, binnenkort eveneens naar Ne derland zal komen. Was Deli het eerste landschap waar de Eu ropeesche cultuur vasten voet vond en zich uit breidde, al spoedig viel ook het vruchtbare Langkat onder de aandacht van de velen, die zich ter Oostkust van Sumatra wenschten te vestigen, hiertoe aangelokt door het succes met het planten van tabak, door hun voorgangers geboekt. Ook weldra werden hier diverse ondernemin gen geopend. Later zijn verschillende tabaksondememingen gesloten, maar begon de rubbercultuur te bloeien en geleidelijk is een gedeelte van Lang- l IN HET CIRCUS. Directeur: „Haast je een beetje, je num mer is dadelijk aan de beurt". „Het zal niet gaan, directeur, want het achterste gedeelte van het paard is dronken kat, speciaal het hoogere gedeelte ingenomen door uitgestrekte rubber-plantages. Wat minder bekend is: Langkat is de ba kermat van de olie-winning in Nederlansch- Indië en hier was de eerste bron van het enor me lichaam van thans: de Koninklijke. Hier begon de heer Zijlker In 1883 zijn proef boringen met behulp van de overheid en wel meer speciaal van het Gouvernementsgrond- peil-wezen. En ook hier ziet men weer het zelfde als wij bij Deli hebben aangehaald: een krachtigen steun van den Sultan voor het Euro peesche bedrijf. De heer Zijlker had een overeenkomst ge sloten met den Sultan, in dien tijd nog Pan- geran (eerst later werd hij tot Sultan verheven als dank voor de diensten door hem bewezen voor het scheppen van orde in zijn gewest), waarbij voor de gewonnen olie een zekere cijns moest worden betaald. Het liep den heer Zijlker echter niet mee. Tallooze moeilijkheden vielen te overwinnen en van eenig tastbaar resultaat kwam voorloopig niets. Toen verleende de Sultan van Langkat zijn medewerking door herhaaldelijk uitstel te geven van betaling van cijns. Weliswaar is deze opoffering later meer dan dubbel beloond, want hier bleken rijke olie-bronnen aanwezig te zyn, maar men kan zich voorstellen dat de Sultan dat, toen de heer Zijlker nog worstelde met alle bezwaren, zeker niet kon weten. Door die hulp van den Zelfbestuurder kon den ten slotte de onvermoeide pogingen met succes worden bekroond en kon de Koninklijke in 1890 worden opgericht, het lichaam dat iedereen door de geheele wereld kent en zeer veel bijdraagt tot het aanzien van Nederland in het Wereldbestel. Ook thans nog is de Koninklijke hier ge vestigd, al heeft dit lichaam dan overal in In dië zijn belangen. Nog zijn in dit landschap tal van tabakson dernemingen, naast vele rubber-kebons en ook hier is welvaart geschapen tot heil van Indië en Nederland. Wij hebben het een en ander uit de geschie denis van Deli en Langkat aangehaald, in ver band met de komst van de Zelfbestuurders de zer landschappen, ten einde te verduidelijken, dat beide Sultans-familiés een groot en werk zaam aandeel hebben gehad in den groei en bloei van twee landschappen, waar bedrijf en welvaart is, waardoor de Oostkust van Suma tra is geworden het rijkste gewest van Neder- landsch-Indië. Er is de laatste weken heel wat ge schreven om en over de werkkampen voor jeugdige werkloozen. Over de noodzakelijkheid van 't bestaan der kam pen heerscht algemeen overeenstemming. Maar over eventueel te nemen maat regelen tot verplichte deelname loopen de meeningen sterk uiteen. Heeft men daarbij wel voldoende licht laten vallen op de mogelijkheid om zonder dwang maatregelen toch tot een algemeene deel name te komen? Heeft men wel voldoende aandacht ge schonken aan die organen die mogelijk de oorzaak van het geconstateerde gebrek aan belangstelling vormen: d.i. aan de deugdelijkheid der propagandamiddelen, waardoor de deelnemers worden verkre gen, en bezwaren aan de inrichting, het werksysteem, etc. van de kampen zelf? Wat de propagandamiddelen betreft mag wel gezegd worden, dat deze ten eenenmale onvoldoende en gebrekkig zijn geweest om werkelijk effect te sorteeren. Advertenties, of aansporingen van algemeenen aard, ook al worden zij gegeven via de organisaties, zullen door ieder ter zake kundige wel gewenscht geacht worden, maar toch niet als het middel bij uitstek in dezen wor den aangeprezen. „Algemeene" propaganda bereikt immers in het algemeen slechts de ouders van de jongens, vaak eveneens werkloozen. Mag men veronderstellen, dat deze zoo maar voetstoots con amore zullen meewerken, vooral wanneer zij hun eigen, minder aan gename, herinneringen aan kampen daar bij hebben te overwinnen? Het radicaalste en beste propaganda middel voor de ouders is: breng henzelf eens naar 't jeugdkamp. Wat zou het voor die werklooze ouders een moreele steun zijn, van nabij eens te zien, dat hun jon gens kunnen verblijven in een inrichting, waar het hun aan niets ontbreekt: sobere, maar goede huisvesting, degelijke voeding, geschikte arbeid en ontspanning, eenig zakgeld en bovenal geestelijke zorg. Er wordt steeds meer aandacht geschon ken aan de zorg voor ontspanning der werkloozen. Laat men nu eens een bedragje uittrekken voor 'n excursie als bovenbe doeld. Dit zou geen dure propaganda zijn. Hoe de werklooze jongens zelf te berei ken? Hier biedt de jeugdregistratie op de eerste plaats een goede mogelijkheid. Laat men met die jongens eens het kamp be zoeken en bezichtigen en ze ter plaatse voorlichten. En vooral: laat men hen individueel be werken. Deze jongens toch zijn van zooveel „los" geslagen, zijn vaak al zoo lang werkloos (ze mogen pas op hun 16e jaar in het kamp worden opgenomen), dat er persoonlijk contact gezocht moet worden. Huisbezoek dus, dat wel het best kan geschieden door diegenen, die de psyche Arnold was bezig, zyn latafel op te ruimen. En onderwijl luisterde hij naar zijn vriend Tom, die een kamer naast hem had en hem bijna eiken avond kwam opzoeken. Ditmaal had hij iets héél bijzonders. Is je ooit zoo iets overkomen? riep hij op gewonden. Ik ken menschen, die op slag ver liefd zijn geworden op een knappe meid. Maar dat je op twee meisjes tegelyk verliefd wordt en dan niet in staat bent, om te kiezen, wie je vrouw zal worden dat gebeurt toch zéker niet dikwijls. En dat is het, wat mij is overkomen; en het prikkelt me en ik ben mijn hoofd kwijt, erdoor! Nu, zei Arnold, die nooit van zijn stuk raakte, kalm, je hoeft toch niet op staanden voet te beslissen. Als er een paar dagen over heen zijn gegaan Ja, als ik wachten kon! Maar ik moet zoo gauw mogelijk beslissen, beste heer. Ben je dan vergeten, dat ik binnen een week vertrekken moet, omdat ik naar Cincinnati ben overge plaatst? Ik moet één van die twee meisjes vra gen, vóór ik wegga. Ben je er zeker van, dat ze je allebei zou den willen hebben? Neen. Maar wat me op het oogenblik alléén interesseert, is, wie van de twee ik moet kiezen. Dat zei ik je toch. Arnold stak een sigaret op. Welke van de twee zie je vanavond? vroeg hij. Kate. En waar tref je haar? In Trianon. En morgenavond? Dan heb ik met Mary afgesproken, voor den schouwburg. Arnold keek met groeiende belangstelling naar zijn sigaret. Waarom vraag je ze allebei niet? zeide hij. Eén tegelijk, natuurlijk! Maar onder dezelfde omstandigheden. Om te zien, hoe ze, bij gelijke behandeling, reageeren, hè? Net, alsof je een vrouwenhart in een reageerbuisje kunt doen! Neen, zei Tom, dat experiment gaat hier toch niet op, want Kate en Mary zijn twee absoluut verschil lende types. En dat verschil is het juist, dat me de keuze zoo moeilijk maakt Natuurlijk, zei Arnold, terwijl hij opstond, en naar het venster ging, als ze allebei het zelfde waren, zou je de een of de ander kunnen nemen, met je oogen dicht. Het komt mij voor, ging hij voort, dat de vrye lucht méér geschikt is, om een meisje te vragen, dan de schouwburg of wat voor gelegenheid ook. Waar om maak je niet een ritje met Kate, met dit mooie weer? Dan maak je morgen een ritje met Mary. Ik geloof, dat je dan veel beter kunt kiezen. Tom ging zelden met zijn open wagentje de stad uit en als hij ging, dan was het altyd naar Littleton, om een tante op te zoeken. Ditmaal ging hij de bekende richting uit, met Kate aan zijn zijde. Zou je liever naar Trianon zijn gegaan? vroeg hij na een poosje aan zyn gezellin. O neen, heelemaal net, stelde Kate hem gerust. Dit ritje is verrukkelijk, zoo met ons beidjes. En dan die heerlijke lentelucht! En Kate ging nog wat gemakkelijker zitten, om volop te genieten. Onderwijl zijn wagentje de kilometers ver slond, kreeg Tom een idee, dat Kate de uitver korene zou wezen. Alleen deze twijfel bekroop hem als morgenavond Mary op Kate's plaats zat, zou hij dan niet tot de conclusie komen, dat hij eigenlijk Mary moest kiezen? Toen hij een kilometer of twaalf gereden had, bemerkte hij eensklaps een wagen, die dwars over den weg stond. Hij was verplicht onmiddel lijk te remmen, om niet tegen dat obstakel op te botsen. Op dat oogenblik kwam uit de scha duw van de boomen langs den weg een man te voorschijn een man met zijn hoed diep in zijn oogen en het onderste deel van zijn gezicht schuilgaande achter een gekleurden zakdoek. Onderwijl het ongunstige type op hun wagen toekwam, bemerkte Tom dat de man een revol ver in zijn hand had en dat wapen op hem ge richt hield. De bandiet nam Tom in een oogenblik zijn horloge en zijn portefeuille af. Dan stak hij zyn hand uit, om Kate's taschje in ontvangst te nemen. Wacht even, schooier, zei Kate, geen acht slaande op de revolver, die op haar gericht was. Wie VCM, de Zij deed kalm haar taschje open t-~01PP 1 en liet den inhoud I zien poeder- doos, lippenstift, een flesehje parfum en een zakdoekje. Die dingen zal je denkelijk niet kunnen ge bruiken voor je vak, hè? zei ze ironisch. De bandiet rukte het taschje uit haar hand en keek haar aan. Minder praatjes, kleine meid, zeide hy als je niet wilt dat ik je mooie snoetje aai! Ik maak korte metten, denk daaraan! Altijd volkomen meester over zichzelf, wierp Kate den weinig galanten bandiet een koelen blik toe. Dan wendde zij zich tot Tom. En jij zit erbij, zonder iets te zeggen, hè? beet ze hem toe. Je vindt dus goed, dat die., persoon er ongestraft vandoor gaat, na al wat hij gedaan heeft? Tom, die een en al verbazing was over de koelbloedigheid, die Kate aan den dag legde, deed niets, bedreigd als hij werd door het wa pen, dat op hem gericht bleef. Hij had zich nog nooit zóó weinig op zijn gemak gevoeld, als op dat oogenblik. Vijf minuten later was hij weer op weg naar de stad, een honderd dollar lichter, maar blij dat hy zijn wagen nog had. De rest van den rit werd zwijgend afgelegd. Het was tamelijk laat, toen Tom zich naar zijn vriend Arnold begaf. Het leek hem beter van dien overval, met alles wat daaraan vast zat, maar niets te vertellen. Arnold was nog al tijd bezig of was hij opnieuw begonnen? met zijn schrijftafel op te ruimen. Arnold, zei Tom ik geloof dat ik toch maar beter doe, als ik Mary vraag. Ik heb er nog eens goed over nagedacht, zie je, en Mary lijkt me vrouwelijker. Arnold keek hem veelbeteekenend aan. Ik feliciteer je, zei hij, zonder een spier van zijn gezicht te vertrekken. Ik ken n.l. Kate al een beetje langer dan jij, zie je. Dat had je me dan toch wel een beetje eerder kunnen vertellen, zei Tom verontwaar digd. De woorden bestierven hem op de lippen. Heel toevallig was zijn oog gevallen op de open lade van de schrijftafel. In een hoek lagen een zwarte hoed, een gekleurde zakdoek en een pistool Arnold grijnsde. Zou je me geloofd hebben? vroeg hij sar castisch. Tusschen twee haakjes, heb je den overval al aangegeven? (Nadruk verboden) Ook -m poesje en een muisje zouden aan den wedstryd mee doen. Keesie deelde de lampjes uit. De poes keek met een meewarig gezicht naar het muisje, alsof ze zeggen wou: „Dat win ik zeker en anders eet ik je op, ik lust je wel rauw." Het sein werd gegeven en daar begon de strijd tusschen haas en eekhoorn. Al dadelijk verloren de paardebloemen tal van pluisjes, want er werd hard geloopen. Keesie, die by de streep stond, had gezorgd, dat beiden tegelijk afgingen. en nooden het meest van nabij hebben lee ren kennen: de kampleiders. Tot heden krijgen de kampen ook voor propaganda geen cent subsidie! Alle daar aan bestede kosten moeten uit eigen mid delen bestreden worden, zelfs de correspon dentie van de kampleiding met de ouders en de jongens is nog niet portvrij. Laat de regeering de noodige moderne middelen ter beschikking van de kamp leiding stellen om een intensieve propa ganda te voeren. Huisbezoek waarom daarvoor geen auto beschikbaar gesteld geeft de leiding een kans om het milieu van den jongen te kennen en de jongens zelf voor het kamp te interesseeren. Een kampdirecteur vertelde onlangs, hoe hij na afloop van een conferentie nog een paar verloren uurtjes benutte om een ar beiderswijk te bezoeken. In dien tijd no teerde hij vijftien nieuwe deelnemers voor zijn volgend kamp! Wat dan de kampen zelf betreft: Volgens de publicaties in de pers zijn ze onvol doende bezet. In geen geval geldt d* ech ter voor het katholieke kamp te Ossen- drecht. Dit kamp is steeds „vol" en er staan, vooral in den winter, nog altijd lange lijsten met aanvragers ingeschreven, die een „beetje geduld moesten hebben Daarnaast is er in de meeste kampen een te geringe deelname. Zou hier de inrichting van het kamp niet een rol spelen? In de meeste kampen bestaat het werk geheel of hoofdzakelijk uit grondwerk. Zou een smid, meubelmaker, electriciën, metselaar, zich daartoe aangetrokken ge voelen aanstonds nadat hij werkloos wordt? Immers: neen. Zeer waarschijnlijk ligt het geheim van de innerlijke werfkracht van het Ossen- drechtsche kamp in het feit, dat men daar de „harmonie van allen arbeid", geestelij ken en lichamelijken, in een ideale chris telijke miniatuurgemeenschap nastreeft. Daar vinden alle ambachtslieden, elec- triciëns, timmerlui, metselaars, smeden, meubelmakers, schoenmakers, schilders, enz. volop werk; daar vinden ook de grond- arbeiders, de land- en tuinbouwkrachten op de eigen boerderij hun eigen werk en scholing. Geen zinloos gepruts of geknoei, maar degelijk productief werk: het bou wen, in-stand-houden, en fourageeren van de eigen gemeenschap. Wat daar b.v. op 't gebied van ceramiek-werk gepresteerd wordt, is baanbrekend, roept de scheppen de krachten in een groot aantal jongens wakker. Terecht en psychologisch zeer goed aan gevoeld heeft men den naam „kamp" ver bannen! Op grond van wat daar bereikt is en met eventueele verdere hulp der regeering nog op uitvoering wacht, meenen we dan ook te mogen komen tot deze conclusies: verschaf middelen tot intensieve propa ganda; richt de kampen in naar de eischen die men er aan moet stellen, en open de mogelijkheid om goede leiders te vormen en te behouden, dan kan men dwang nog lang missen. „Of ik het je zou willen geven?" zei hij haas tig, terwijl de triomph en de hartstocht zijn oogen deden schitteren. „Ja, iederen cent dien ik bezit! Met allebei myn handen!" en hij strekte zijn handen uit. „Dan vraag ik het je nu," zei ze. „Niet voor me zelf niet voor me zelf; maar maar Zij bedekte haar gelaat met de handen en viel in een stoel neer. „Lorrie, lieveling!" fluisterde hij, terwijl hij zich bukte en haar hand aan zijn lippen bracht. „Ik weet het! Je vader is in moeilijkheden! Ik was er bang voor! Je twijfelt toch niet of ik je wil helpen! Bij wien zou je eerder kunnen komen dan by mij! Hoeveel is het lieveling? Kijk eens!" en hij rukte zijn jas open en haalde er zijn chèqueboek uit. Hij had het speciaal voor de gelegenheid meegebracht. „Alsjeblieft" en hij sprong op, nadat hij even aan tafel had zitten schrijven „breng dat aan je vader, lieveling en zeg hem, dat wanneer hij meer wil hebben ik heel blij zal zijn het hem te kunnen geven. Neen niet aan hem, maar aan jou mijn lief vrouwtje!" Lorrie nam de chèque in haar bevende han den. „Kan je kan je begrijpen hoe ik me schaam?" zei ze heesch. „Maar het is voor hem voor hem!" „Je hoeft je niet te schamen, lieveling!" fluisterde hij. „Alles wat ik heb is nu voor altijd en eeuwig van jou," en hy waagde het zijn arm om haar heen te slaan en haar voorhoofd te kussen. Lorrie Het het toe terwille van haar vader. Seymour had in ieder geval niet tevergeefs geïntrigeerd. HOOFDSTUK XX „Eergisteren een diamanten armband en nu een halsketting. Lieve Lorrie, ik vind, dat je een buitengewoon goedgeefschen verloofde hebt!" zei Greta. Het was een week, nadat de Wheal Rose faillliet was gegaan. Een week was het gele den, dat Lorrie om haar vader te redden, zich had verkocht. De eerste zeven lange dagen van een gevangenschap voor het geheele leven waren voorbij en Greta stond bij de ontbijttafel en hield een prachtigen halsketting in de hoogte, waarin verscheidene kostbare steenen schitter den. Lorrie zat aan haar schrijftafeltje met een uitdrukking van gruwelijke, intense verveling in haar geheele houding. „Wat?" vroeg ze, terwijl ze opzag. „O ja, heel aardig." „Hele aardig!" herhaalde Jack. „Moet je haar hooren. Die jongen overlaadt haar met goud en diamant en zij zegt „heel aardig" alsof het din gen uit een kwartjes-bazar zijn; Heel aardig! Op myn woord, Lorrie, jü neemt de dingen ge makkelijk op. Iedereen zou denken, dat je al met een millionnair verloofd waart, toen je nog in je wieg lag." „Misschien is dat wel zoo," zei ze. „Huwelijken worden in den hemel gesloten, zoodat je weet. Ik wou, dat je me niet stoorde, als ik aan het schrijven ben. Greta, wat moet ik aan dit ver velende, oude mensch schrijven?" Zij gaapte en strekte met een verveeld ge baar haar armen uit. „Wie is dat vervelende, oude mensch?" vroeg Greta langzaam, terwijl ze met tegenzin het collier weer in zijn satijnen omhulsel legde. „Die oude lady Collop?" zei Jack. „Ik wist niet, dat ze nog leefde! Ik heb haar maar eens gezien, toen ik nog klein was. Ik herinner me nog, dat ze me zei, dat ik mijn handen moest gaan wasschen en sindsdien had ik een hekel aan haar." „Niemand wist, dat ze nog leefde," zei Lorrie. „Er moest een wet bestaan, die aan bloedver wanten, die elkaar in jaren niet gezien hebben of iets van elkaar hebben gehoord, eenvoudig verbood om plotseling te gaan correspondeeren." „Kom Lorrie," zei Greta, die zooals gewoonlijk onmiddellijk bereid was voor de afwezige in de bres te springen, „het was toch heel vriendelijk van die lieve, oude ziel om je te schrijven en je geluk te wenschen." „Ja?" zei Lorrie vermoeid. „Daar ben ik nog niet zoo zeker van. Wie is lady Collop, Greta?" „Lady Collop is een soort vaai nicht in den tweeden graad en dan veertien maal terug van vader," viel Jack niet heel duidelijk in. „Zij is de weduwe van een handelsman, die geadeld werd, lieve Lorrie. Hij was een groothandelaar in kaarsen, hij werd wethouder en burgemeester en werd door een dankbare regeering, nadat hij de maatschappij twintig jaar van kaarsen had voorzien, geridderd. Die oude lady Collop be weert wel, dat de Collops met Willem den Veroveraar in het land kwamen, maar dat moet je niet gelooven, lieve kind. Niemand had nog ooit van de Collops gehoord, voor sir Samuel kaarsen èn een fortuin maakte. Zij woont op Manchester Square en is buitengewoon goed, vervelend goed. Je mag op Zondag niet niezen en je moet in de week om negen uur naar bed gaan. Haar maaltijden bestaan uit tractaatjes en oude afleveringen van „Zondags thuis." Lady Collop is er vast van overtuigd, dat iedereen, die denkt, zooals zij denkt, naar een gelukkig land gaat en degenen, die niet zoo denken naar den diepsten afgrond. Zoo is ze, liefje en nu weet je wel, hoe je haar moet schrijven." Deze uitlegging hielp Lorrie om een be leefd dankbriefje aan lady Collop samen te stellen. En alles ging op den ouden voet voort in de pastorie, behalve dat de dominé plotseling veel ouder en lusteloos was geworden en lat hij niet meer klaagde over Lorrie's drukke manieren en haar ondeugende streken. Tus schen den ouden man en zijn jongste dochter was een genegenheid gekomen, dieper dan ooit te voren. Hij had geen rust en voelde zich niet ge lukkig als zij niet bij hem was; uren lang zat ze in de stille studeerkamer naast hem. Soms spraken ze geen woord, maar nu en dan stak de oude man zijn hand uit en streelde de zijden haren of hij hief de oogen op en zag haar nadenkend en medelijdend aan. Lord Kendale mocht Lorrie dan eerlijker en beter liefhebben, maar het was de vraag of hij haar hartstochtelijker en heviger liefhad dan de man, die alles durfde doen, hoe gemeen en laaghartig ook, om haar te winnen. Greta had hem een „goedgeefschen verloofde" genoemd en die beschrijving was juist. Alles wat met geld te' koop was, was hij bereid aan Lorrie's voeten te leggen. Hij kwam zelden zon der een geschenk in de pastorie en dat waren altijd zeldzame en mooie dingen. De weinig verwende Latimer's hadden er geen idee van hoe duur die geschenken soms waren. Lorrie accepteerde alles met een glimlachje, dat zoo koud was als een winterzonnetje. Zij was altijd bereid hem te ontvangen, altijd klaar om met hem te gaan wandelen of rijden, maar haar glimlach en de uitdrukking van haar oogen waren koud en koel, onbewogen. Soms werd hij er door tot wanhoop gedreven en kreeg hij lust om haar in zijn armen te nemen en haar tegen zich aan te drukken tot zij een kleur op haar wangen zou krijgen en er een gloed in haar oogen zou komen; maar hij hield zich in. „Wie kan wachten, krijgt al wat hij wenscht!" hield hij zich voor en hij zou wachten tot zij ge leerd had zijn liefde te begrijpen en te beant woorden. Intusschen had Lorrie in de societykranten bijna dagelijks een rapport gelezen van hetgeen lord Kendale deed. De komende verbintenis tus schen de Melford's, die uit niets naar boven waren gekomen en de oude familie van Latcham, was een extra buitenkansje voor de kranten in den komkommertijd en ze werden niet moe den stamboom van lord Kendale te bespre ken en de grootte van het fortuin van juffrouw Meiford. Haar schoonheid en haar diamanten vulden menige kolom. Lorrie las met toegenepen hart en een pijn, zooals men soms voelt om afgestorvenen, dat lord Kendale, die met juffrouw Diana Meiford en haar vader lord Zus-en-Zoo bezocht, zoo veel koppels fazanten had geschoten of zoo en zoo ver had gereden of geloopen. Somtijds in den stillen avond meende zij zijn stem te hooren, zooals hij dien avond in het laantje tegen haar had gesproken; dan zag ze zijn gezicht. Maar altijd kwam er tusschen hem en haar het koude, mooie roofdier-achtige ge laat van Diana Meiford en Lorrie sloot haar oogen en trachtte de herinnering aan het ver leden uit haar hart te weren. Op een dag ging Seymour Meiford naar zijn kantoor in Lime Street om een chèque op te nemen, ten einde den armband en het collier te betalen, die Lorrie zoo bedaard had aan vaard, weinig vermoedende hoe duur ze waren. Terwijl hij zijn handteekening zette, praatte hij minzaam met den heer Wheeler. Hij was altijd vriendelijk en minzaam tegen iedereen en Wheeler, zijn vertrouwensman, had zijn geheimen chef nog nöoit driftig of uit zijn humeur gezien zelfs niet toen de aandeelen van de Wheal Rase op niets zakten en Seymour Meiford zoo veel geld verloor. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10