De avonturen van een
JCet mfiaal mn den datf
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
Uit onze koloniën
De werkkampen
WOENSDAG 3 AUGUSTUS 1938
ORRIE CHARLES
Indië en het Regeeringsjubileum
RITSEMA STOFZUIGERS
Betere propaganda
e.
op dit blad zijn ingevolge de verzekertngsvoorwaarden tegen ¥"i Mpi/v bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T"i bij een ongeval met
ongevalten verzekerd voor een der volgende uitkeeringen i f OUe™ verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen JT uUi" doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bi| verlies vaa een fauna,
een voet of een oog.
11 DOOR
GAR VICE
4e
Zooals bij alle nationale feestelijkheden het
geval is, zal ook by het Regeeringsjubi
leum van Hrre Majesteit c"e Koningin,
Indië als schoonste deel van het Ryk der Ne
derlanden, in de huldiging een eerste plaats
innemen.
Het is ten zeerste te betreuren, dat het on
mogelijk is gebleken, aldus V. in „Onze Mail'
aan welk blad onderstaand ontleend is, een
detachement van het Koninklijk Nederlandsch-
Indisch Leger naar Nederland te zenden om
luister bij te zetten aan de nuldiging. Die mo-
geiykheid is terdege onderzocht, doch men
heeft er van moeten afzien. Een dergelijke
overkomst zou natuurlijk inhouden, dat van
alle groepen van het leger een klein gedeelte
zou gaan ten einde de vertegenwoordiging re
presentatief te maken voor dat ceel van de
weermacht in Indië, welke zooveel voor het
land heeft verricht.
Dit zou verschillende aanvullingen en over
plaatsingen medebrengen, hetgeen in normale
gevallen nog niet geheel onoverkomeiyk zou
zijn. Waar echter alle streven is geconcentreerd
op opvoering van de efficoency van het Leger,
zyn dergelijke maatregelen thans niet aan te
bevelen.
Nogmaals: het is jammer en men zal het
betreuren, doch er zijn andere belangen waar-
)y alles moet achterstaan en daarby heeft
men zich neer te leggen.
Indië zal echter wel op een andere manier
vertegenwoordigd zyn, namelijk door verschil
lende Zelfbestuurders, waarvan er een reeds is
aangekomen, anderen onderweg naar Holland
zyn.
Eenige weken geleden is de Sultan van Boe-
loengan hier gearriveerd, de Zelfbestuurder over
het landschap van dien naam in de Zuider- en
Oosterafdeeling van Borneo.
Eenige dagen geleden kwam de Sultan van
Deli met zijn zoons in Genua aan en binnen
kort zal ook deze Zelfbestuurder in Holland
vertoeven.
Binnenkort gaat de Sultan van Langkat aan
boord en zullen ook verschillende delegaties
van de Zelfbestuurders van Soerakarta en
Djokjakarta op reis gaan ten einde te getuigen
van het medeleven van Indië's bevolking en
tevens van de aanhankelijkheid en trouw van
de Inheemsche hoogwaardigheidsbekleeders.
Het is een zeer verheugend feit, dat deze
Zelfbestuurders hun hulde komen brengen aan
Hare Majesteit de Koningin ter gelegenheid
var Haar Regeeringsjubileum.
Niet alleen om de reden, hierboven vermeld,
maar ook omdat hierdoor weer de belangstel
ling voor Indië wordt gewekt in net Moeder
land.
Zooals aan het Engelsche Hof de maharad-
ja's en andere grooten in hun kleurige klee
derdracht verschijnen bij bijzondere gelegen
heden. zullen ook hier, aan het Hof van Konin
gin Wilhelmina, de Sultans hun opwachting
maken en luister bijzetten aan de zeer byzon-
dere plechtigheid, welke thans voor de deur
staat.
Wij willen hier slechts een greep doen bij de
beschrijving van de landstreken, waar genoem
de Zelfbestuurders gevestigd zijn en beginnen
dan met den Sultan van Deli. Om verschil
lende redenen.
Ten eerste is het Sultanaat Deli wel het
meest bekend in Nederland en ten tweede ge-
looven wü niet te overdryven, wanneer wy
zeggen dat de Sultan van Deli wel by uitstek
aanraking heeft met de Europeesche wereld.
Hierbij gesteund door zyn beide charmante
zoons, (die pas eenige jaren geleden Nederland
bezochten) beweegt de Sultan van Deli zich
veel in de Medansche samenleving. Hij be
zoekt vaak opvoeringen en voorstellingen van
tooneelgezelschappen en ontvangt dikwerf de
vooraanstaanden van Medan als gast.
Er is nog een andere reden, waarom wij het
speciaal over den Sultan van Deli wilden heb
ben. Eenige maanden geleden is het feit her
dacht, dat vijf-en-zeventig jaar her, de eerste
planter in Deli voet aan wal zette.
Wy hebben toen de merkwaardige-snelle
groei van dit gewest in den breede beschreven.
Maar wat wij er toen niet bij hebben ver
meld was, dat de firma Van den. Arend, de
leidende firma, in wier dienst Jacobus Nien-
huys, de eerste planter, was, de plannen van
hun vertegenwoordiger zoo sterk steunde en
dat tegen teleurstellingen in, daar zy uit ver
schillende brieven van Nienhuys zulk een uit
stekenden indruk hadden gekregen van den
Sultan van Deli, een der voorvaderen van den
huidigen Zelfbestuurder.
Dit bewijst wel hoeveel dit deel van Neder -
landsch-Indië aan het Sultanshuis te danken
heeft.
In vroeger jaren behoorde het landschap Deli
tot het Sultanaat Siak. De bestuurder van het
landschap verkreeg in 1814 den titel van Sul
tan Panglima. De bestuurder had een groote
mate van onafhankelijkheid en kon zijn gezag
overal laten gelden, tot Sultan Osman in 1854
onderworpen werd door Atjeh. In 1858 over
leed Sultan Osman en werd opgevolgd door
OUDSTE FAdRIEK_HILV£RSUM_I5 MODELLEN I
Sultan Mahmoed, die het landschap bestuurde,
toen Nienhuys hier voet aan wal zettte.
Deli was toen allerminst een ryk land. Vol
gens de schatting van Nienhuys zelf bedroeg
het inkomen van den bestuurder niet meer dan
duizend dollar per jaar. Dit verhinderde ech
ter den Sultan niet om Nienhuys en die met
hem mee kwamen (doch spoedig daarna weer
voorgoed vertrokken, daar zij geen heil in een
vestiging in Deli zagen) zeer voorkomend te
ontvangen en alles in het werk te stellen om
hun behulpzaam te zyn. Zelfs stelde hy paar
den ter beschikking om de omstreken van La-
boean, de toenmalige woonplaats van den Sul
tan, te bezoeken.
Ook bij het afstaan en verhuren van gronden
heeft de Sultan steeds een behulpzame hou
ding ingenomen.
In 1873 overleed Sultan Mahmoed die intus-
schen, door tusschenkomst van het Gouverne
ment, wederom min of meer onderhoorig was
geworden aan het Rijk van Siak. Dat die on-
derhoorigheid echter meer een formaliteit was
bewijst het volgende. Sultan Mahmoed werd
opgevolgd door zijn zoon Maarnoen, die in zijn
achttiende jaar, in 1875, plechtig werd geïn
stalleerd te Bengkalis. De Sultan van Siak
had toen te kennen gegeven, dat Maarnoen naar
Siak moest komen om het rijkszegel uit zijn han
den te ontvangen. De Regeering wist hem er ech
ter van te overtuigen dat de verhoudingen tot
afhankelijke landschappen wel ietwat waren
veranderd. Zoodat de bevestiging van den jon
gen Sultan plaats vond te Bengka;is, weliswaar
ook in Siak gelegen, doch niet als hoofdplaats
aan te merken, terwijl de Sultan van Siak by
deze plechtigheid minder als hoofdpersoon, dan
wel als belangstellende optrad.
Het zou ons te ver voeren de geschiedenis
van de verschillende Sultans van Deli op den
voet te volgen.
Er dient echter wel op te worden gewezen,
dat verschillende bestuurders steeds de groei
en bloei van het gewest ten volle hebben be
vorderd en dat zij ook een zeer werkzaam aan
deel hebben gehad in de wording van de mooie
plaats Medan, welke iedereen die er komt aan
genaam aandoet.
Medan is de woonplaats van den Sultan van
Deli. Hier heeft hij zyn paleis, waar hij velen
gastvrij ontvangt.
De huidige Sultan is een bijzonder bemin
nelijke man, die steeds klaar staat om met raad
en daad te helpen, zoo men zich tot hem wendt.
Hij wordt door zijn bevolking op de handen
gedragen en staat hoog in aanzien by alle
Europeanen, die het genoegen hebben gehad
hem te leeren kennen. Zyn beie zoons, beiden
zeer ontwikkeld, die van hun vader diens ge
moedelijkheid en bonhommie hebben geërfd,
ziet men vaak in verschillende Europeesche
gezelschappen. Vrijwel geen feest van eenige
beteekenis of van welken aard ook kan in Me
dan of omgeving plaats vinden of de zoons van
den Sultan vereeren die bijeenkomst met hun
tegenwoordigheid.
Zooals gezegd brachten de beide zoons van
den Sultan eenige jaren geleden reeds een be
zoek aan Nederland, waar zij in hun schit
terende nationale kleederdracht, byna een
„symphonie" van kleur en glans hun op
wachting maakten bij de Landsvorstinne.
Wenden wy nu den blik naar Langkat, waar
van de Zelfbestuurder, Mahmoed Abdoeldjalil
Rachmat Sjah, binnenkort eveneens naar Ne
derland zal komen.
Was Deli het eerste landschap waar de Eu
ropeesche cultuur vasten voet vond en zich uit
breidde, al spoedig viel ook het vruchtbare
Langkat onder de aandacht van de velen, die
zich ter Oostkust van Sumatra wenschten te
vestigen, hiertoe aangelokt door het succes met
het planten van tabak, door hun voorgangers
geboekt.
Ook weldra werden hier diverse ondernemin
gen geopend.
Later zijn verschillende tabaksondememingen
gesloten, maar begon de rubbercultuur te
bloeien en geleidelijk is een gedeelte van Lang-
l
IN HET CIRCUS.
Directeur: „Haast je een beetje, je num
mer is dadelijk aan de beurt".
„Het zal niet gaan, directeur, want het
achterste gedeelte van het paard is
dronken
kat, speciaal het hoogere gedeelte ingenomen
door uitgestrekte rubber-plantages.
Wat minder bekend is: Langkat is de ba
kermat van de olie-winning in Nederlansch-
Indië en hier was de eerste bron van het enor
me lichaam van thans: de Koninklijke.
Hier begon de heer Zijlker In 1883 zijn proef
boringen met behulp van de overheid en wel
meer speciaal van het Gouvernementsgrond-
peil-wezen. En ook hier ziet men weer het
zelfde als wij bij Deli hebben aangehaald: een
krachtigen steun van den Sultan voor het Euro
peesche bedrijf.
De heer Zijlker had een overeenkomst ge
sloten met den Sultan, in dien tijd nog Pan-
geran (eerst later werd hij tot Sultan verheven
als dank voor de diensten door hem bewezen
voor het scheppen van orde in zijn gewest),
waarbij voor de gewonnen olie een zekere cijns
moest worden betaald.
Het liep den heer Zijlker echter niet mee.
Tallooze moeilijkheden vielen te overwinnen en
van eenig tastbaar resultaat kwam voorloopig
niets. Toen verleende de Sultan van Langkat
zijn medewerking door herhaaldelijk uitstel te
geven van betaling van cijns. Weliswaar is deze
opoffering later meer dan dubbel beloond,
want hier bleken rijke olie-bronnen aanwezig
te zyn, maar men kan zich voorstellen dat de
Sultan dat, toen de heer Zijlker nog worstelde
met alle bezwaren, zeker niet kon weten.
Door die hulp van den Zelfbestuurder kon
den ten slotte de onvermoeide pogingen met
succes worden bekroond en kon de Koninklijke
in 1890 worden opgericht, het lichaam dat
iedereen door de geheele wereld kent en zeer
veel bijdraagt tot het aanzien van Nederland
in het Wereldbestel.
Ook thans nog is de Koninklijke hier ge
vestigd, al heeft dit lichaam dan overal in In
dië zijn belangen.
Nog zijn in dit landschap tal van tabakson
dernemingen, naast vele rubber-kebons en ook
hier is welvaart geschapen tot heil van Indië
en Nederland.
Wij hebben het een en ander uit de geschie
denis van Deli en Langkat aangehaald, in ver
band met de komst van de Zelfbestuurders de
zer landschappen, ten einde te verduidelijken,
dat beide Sultans-familiés een groot en werk
zaam aandeel hebben gehad in den groei en
bloei van twee landschappen, waar bedrijf en
welvaart is, waardoor de Oostkust van Suma
tra is geworden het rijkste gewest van Neder-
landsch-Indië.
Er is de laatste weken heel wat ge
schreven om en over de werkkampen
voor jeugdige werkloozen. Over de
noodzakelijkheid van 't bestaan der kam
pen heerscht algemeen overeenstemming.
Maar over eventueel te nemen maat
regelen tot verplichte deelname loopen de
meeningen sterk uiteen. Heeft men daarbij
wel voldoende licht laten vallen op de
mogelijkheid om zonder dwang
maatregelen toch tot een algemeene deel
name te komen?
Heeft men wel voldoende aandacht ge
schonken aan die organen die mogelijk de
oorzaak van het geconstateerde gebrek
aan belangstelling vormen: d.i. aan de
deugdelijkheid der propagandamiddelen,
waardoor de deelnemers worden verkre
gen, en bezwaren aan de inrichting, het
werksysteem, etc. van de kampen zelf?
Wat de propagandamiddelen betreft mag
wel gezegd worden, dat deze ten eenenmale
onvoldoende en gebrekkig zijn geweest om
werkelijk effect te sorteeren. Advertenties,
of aansporingen van algemeenen aard, ook
al worden zij gegeven via de organisaties,
zullen door ieder ter zake kundige wel
gewenscht geacht worden, maar toch niet
als het middel bij uitstek in dezen wor
den aangeprezen.
„Algemeene" propaganda bereikt immers
in het algemeen slechts de ouders van de
jongens, vaak eveneens werkloozen. Mag
men veronderstellen, dat deze zoo maar
voetstoots con amore zullen meewerken,
vooral wanneer zij hun eigen, minder aan
gename, herinneringen aan kampen daar
bij hebben te overwinnen?
Het radicaalste en beste propaganda
middel voor de ouders is: breng henzelf
eens naar 't jeugdkamp. Wat zou het voor
die werklooze ouders een moreele steun
zijn, van nabij eens te zien, dat hun jon
gens kunnen verblijven in een inrichting,
waar het hun aan niets ontbreekt: sobere,
maar goede huisvesting, degelijke voeding,
geschikte arbeid en ontspanning, eenig
zakgeld en bovenal geestelijke zorg.
Er wordt steeds meer aandacht geschon
ken aan de zorg voor ontspanning der
werkloozen. Laat men nu eens een bedragje
uittrekken voor 'n excursie als bovenbe
doeld. Dit zou geen dure propaganda zijn.
Hoe de werklooze jongens zelf te berei
ken? Hier biedt de jeugdregistratie op de
eerste plaats een goede mogelijkheid. Laat
men met die jongens eens het kamp be
zoeken en bezichtigen en ze ter plaatse
voorlichten.
En vooral: laat men hen individueel be
werken.
Deze jongens toch zijn van zooveel „los"
geslagen, zijn vaak al zoo lang werkloos
(ze mogen pas op hun 16e jaar in het kamp
worden opgenomen), dat er persoonlijk
contact gezocht moet worden.
Huisbezoek dus, dat wel het best kan
geschieden door diegenen, die de psyche
Arnold was bezig, zyn latafel op te ruimen.
En onderwijl luisterde hij naar zijn vriend
Tom, die een kamer naast hem had en
hem bijna eiken avond kwam opzoeken. Ditmaal
had hij iets héél bijzonders.
Is je ooit zoo iets overkomen? riep hij op
gewonden. Ik ken menschen, die op slag ver
liefd zijn geworden op een knappe meid. Maar
dat je op twee meisjes tegelyk verliefd wordt en
dan niet in staat bent, om te kiezen, wie je
vrouw zal worden dat gebeurt toch zéker niet
dikwijls. En dat is het, wat mij is overkomen;
en het prikkelt me en ik ben mijn hoofd kwijt,
erdoor!
Nu, zei Arnold, die nooit van zijn stuk
raakte, kalm, je hoeft toch niet op staanden
voet te beslissen. Als er een paar dagen over
heen zijn gegaan
Ja, als ik wachten kon! Maar ik moet zoo
gauw mogelijk beslissen, beste heer. Ben je dan
vergeten, dat ik binnen een week vertrekken
moet, omdat ik naar Cincinnati ben overge
plaatst? Ik moet één van die twee meisjes vra
gen, vóór ik wegga.
Ben je er zeker van, dat ze je allebei zou
den willen hebben?
Neen. Maar wat me op het oogenblik alléén
interesseert, is, wie van de twee ik moet kiezen.
Dat zei ik je toch.
Arnold stak een sigaret op.
Welke van de twee zie je vanavond? vroeg
hij.
Kate.
En waar tref je haar?
In Trianon.
En morgenavond?
Dan heb ik met Mary afgesproken, voor
den schouwburg.
Arnold keek met groeiende belangstelling naar
zijn sigaret.
Waarom vraag je ze allebei niet? zeide hij.
Eén tegelijk, natuurlijk! Maar onder dezelfde
omstandigheden.
Om te zien, hoe ze, bij gelijke behandeling,
reageeren, hè? Net, alsof je een vrouwenhart
in een reageerbuisje kunt doen! Neen, zei
Tom, dat experiment gaat hier toch niet op,
want Kate en Mary zijn twee absoluut verschil
lende types. En dat verschil is het juist, dat me
de keuze zoo moeilijk maakt
Natuurlijk, zei Arnold, terwijl hij opstond,
en naar het venster ging, als ze allebei het
zelfde waren, zou je de een of de ander kunnen
nemen, met je oogen dicht. Het komt mij
voor, ging hij voort, dat de vrye lucht méér
geschikt is, om een meisje te vragen, dan de
schouwburg of wat voor gelegenheid ook. Waar
om maak je niet een ritje met Kate, met dit
mooie weer? Dan maak je morgen een ritje
met Mary. Ik geloof, dat je dan veel beter kunt
kiezen.
Tom ging zelden met zijn open wagentje de
stad uit en als hij ging, dan was het altyd naar
Littleton, om een tante op te zoeken. Ditmaal
ging hij de bekende richting uit, met Kate aan
zijn zijde.
Zou je liever naar Trianon zijn gegaan?
vroeg hij na een poosje aan zyn gezellin.
O neen, heelemaal net, stelde Kate hem
gerust. Dit ritje is verrukkelijk, zoo met ons
beidjes. En dan die heerlijke lentelucht!
En Kate ging nog wat gemakkelijker zitten,
om volop te genieten.
Onderwijl zijn wagentje de kilometers ver
slond, kreeg Tom een idee, dat Kate de uitver
korene zou wezen. Alleen deze twijfel bekroop
hem als morgenavond Mary op Kate's plaats
zat, zou hij dan niet tot de conclusie komen, dat
hij eigenlijk Mary moest kiezen?
Toen hij een kilometer of twaalf gereden had,
bemerkte hij eensklaps een wagen, die dwars
over den weg stond. Hij was verplicht onmiddel
lijk te remmen, om niet tegen dat obstakel op
te botsen. Op dat oogenblik kwam uit de scha
duw van de boomen langs den weg een man te
voorschijn een man met zijn hoed diep in
zijn oogen en het onderste deel van zijn gezicht
schuilgaande achter een gekleurden zakdoek.
Onderwijl het ongunstige type op hun wagen
toekwam, bemerkte Tom dat de man een revol
ver in zijn hand had en dat wapen op hem ge
richt hield.
De bandiet nam Tom in een oogenblik zijn
horloge en zijn portefeuille af. Dan stak hij zyn
hand uit, om Kate's taschje in ontvangst te
nemen.
Wacht even, schooier, zei Kate, geen acht
slaande op de
revolver, die op
haar gericht was. Wie VCM, de
Zij deed kalm
haar taschje open t-~01PP 1
en liet den inhoud I
zien poeder-
doos, lippenstift,
een flesehje parfum en een zakdoekje.
Die dingen zal je denkelijk niet kunnen ge
bruiken voor je vak, hè? zei ze ironisch.
De bandiet rukte het taschje uit haar hand
en keek haar aan.
Minder praatjes, kleine meid, zeide hy
als je niet wilt dat ik je mooie snoetje aai! Ik
maak korte metten, denk daaraan!
Altijd volkomen meester over zichzelf, wierp
Kate den weinig galanten bandiet een koelen
blik toe. Dan wendde zij zich tot Tom.
En jij zit erbij, zonder iets te zeggen, hè?
beet ze hem toe. Je vindt dus goed, dat die.,
persoon er ongestraft vandoor gaat, na al wat
hij gedaan heeft?
Tom, die een en al verbazing was over de
koelbloedigheid, die Kate aan den dag legde,
deed niets, bedreigd als hij werd door het wa
pen, dat op hem gericht bleef. Hij had zich nog
nooit zóó weinig op zijn gemak gevoeld, als op
dat oogenblik. Vijf minuten later was hij weer
op weg naar de stad, een honderd dollar lichter,
maar blij dat hy zijn wagen nog had. De rest
van den rit werd zwijgend afgelegd.
Het was tamelijk laat, toen Tom zich naar
zijn vriend Arnold begaf. Het leek hem beter
van dien overval, met alles wat daaraan vast
zat, maar niets te vertellen. Arnold was nog al
tijd bezig of was hij opnieuw begonnen?
met zijn schrijftafel op te ruimen.
Arnold, zei Tom ik geloof dat ik toch
maar beter doe, als ik Mary vraag. Ik heb er
nog eens goed over nagedacht, zie je, en Mary
lijkt me vrouwelijker.
Arnold keek hem veelbeteekenend aan.
Ik feliciteer je, zei hij, zonder een spier
van zijn gezicht te vertrekken. Ik ken n.l.
Kate al een beetje langer dan jij, zie je.
Dat had je me dan toch wel een beetje
eerder kunnen vertellen, zei Tom verontwaar
digd.
De woorden bestierven hem op de lippen. Heel
toevallig was zijn oog gevallen op de open lade
van de schrijftafel. In een hoek lagen een zwarte
hoed, een gekleurde zakdoek en een pistool
Arnold grijnsde.
Zou je me geloofd hebben? vroeg hij sar
castisch. Tusschen twee haakjes, heb je den
overval al aangegeven?
(Nadruk verboden)
Ook -m poesje en een muisje zouden aan den wedstryd mee
doen. Keesie deelde de lampjes uit. De poes keek met een
meewarig gezicht naar het muisje, alsof ze zeggen wou: „Dat
win ik zeker en anders eet ik je op, ik lust je wel rauw."
Het sein werd gegeven en daar begon de strijd tusschen haas
en eekhoorn. Al dadelijk verloren de paardebloemen tal van
pluisjes, want er werd hard geloopen. Keesie, die by de streep
stond, had gezorgd, dat beiden tegelijk afgingen.
en nooden het meest van nabij hebben lee
ren kennen: de kampleiders.
Tot heden krijgen de kampen ook voor
propaganda geen cent subsidie! Alle daar
aan bestede kosten moeten uit eigen mid
delen bestreden worden, zelfs de correspon
dentie van de kampleiding met de ouders
en de jongens is nog niet portvrij.
Laat de regeering de noodige moderne
middelen ter beschikking van de kamp
leiding stellen om een intensieve propa
ganda te voeren. Huisbezoek waarom
daarvoor geen auto beschikbaar gesteld
geeft de leiding een kans om het milieu
van den jongen te kennen en de jongens
zelf voor het kamp te interesseeren.
Een kampdirecteur vertelde onlangs, hoe
hij na afloop van een conferentie nog een
paar verloren uurtjes benutte om een ar
beiderswijk te bezoeken. In dien tijd no
teerde hij vijftien nieuwe deelnemers voor
zijn volgend kamp!
Wat dan de kampen zelf betreft: Volgens
de publicaties in de pers zijn ze onvol
doende bezet. In geen geval geldt d* ech
ter voor het katholieke kamp te Ossen-
drecht. Dit kamp is steeds „vol" en er
staan, vooral in den winter, nog altijd
lange lijsten met aanvragers ingeschreven,
die een „beetje geduld moesten hebben
Daarnaast is er in de meeste kampen een
te geringe deelname.
Zou hier de inrichting van het kamp
niet een rol spelen?
In de meeste kampen bestaat het werk
geheel of hoofdzakelijk uit grondwerk.
Zou een smid, meubelmaker, electriciën,
metselaar, zich daartoe aangetrokken ge
voelen aanstonds nadat hij werkloos
wordt? Immers: neen.
Zeer waarschijnlijk ligt het geheim van
de innerlijke werfkracht van het Ossen-
drechtsche kamp in het feit, dat men daar
de „harmonie van allen arbeid", geestelij
ken en lichamelijken, in een ideale chris
telijke miniatuurgemeenschap nastreeft.
Daar vinden alle ambachtslieden, elec-
triciëns, timmerlui, metselaars, smeden,
meubelmakers, schoenmakers, schilders,
enz. volop werk; daar vinden ook de grond-
arbeiders, de land- en tuinbouwkrachten
op de eigen boerderij hun eigen werk en
scholing. Geen zinloos gepruts of geknoei,
maar degelijk productief werk: het bou
wen, in-stand-houden, en fourageeren van
de eigen gemeenschap. Wat daar b.v. op
't gebied van ceramiek-werk gepresteerd
wordt, is baanbrekend, roept de scheppen
de krachten in een groot aantal jongens
wakker.
Terecht en psychologisch zeer goed aan
gevoeld heeft men den naam „kamp" ver
bannen!
Op grond van wat daar bereikt is en met
eventueele verdere hulp der regeering nog
op uitvoering wacht, meenen we dan ook
te mogen komen tot deze conclusies:
verschaf middelen tot intensieve propa
ganda; richt de kampen in naar de eischen
die men er aan moet stellen, en open de
mogelijkheid om goede leiders te vormen en
te behouden, dan kan men dwang nog
lang missen.
„Of ik het je zou willen geven?" zei hij haas
tig, terwijl de triomph en de hartstocht zijn
oogen deden schitteren. „Ja, iederen cent dien
ik bezit! Met allebei myn handen!" en hij
strekte zijn handen uit.
„Dan vraag ik het je nu," zei ze. „Niet voor
me zelf niet voor me zelf; maar maar
Zij bedekte haar gelaat met de handen en viel
in een stoel neer.
„Lorrie, lieveling!" fluisterde hij, terwijl hij
zich bukte en haar hand aan zijn lippen bracht.
„Ik weet het! Je vader is in moeilijkheden!
Ik was er bang voor! Je twijfelt toch niet of ik
je wil helpen! Bij wien zou je eerder kunnen
komen dan by mij! Hoeveel is het lieveling? Kijk
eens!" en hij rukte zijn jas open en haalde er
zijn chèqueboek uit. Hij had het speciaal voor
de gelegenheid meegebracht. „Alsjeblieft" en
hij sprong op, nadat hij even aan tafel had
zitten schrijven „breng dat aan je vader,
lieveling en zeg hem, dat wanneer hij meer wil
hebben ik heel blij zal zijn het hem te kunnen
geven. Neen niet aan hem, maar aan jou
mijn lief vrouwtje!"
Lorrie nam de chèque in haar bevende han
den.
„Kan je kan je begrijpen hoe ik me
schaam?" zei ze heesch. „Maar het is voor hem
voor hem!"
„Je hoeft je niet te schamen, lieveling!"
fluisterde hij. „Alles wat ik heb is nu voor altijd
en eeuwig van jou," en hy waagde het zijn
arm om haar heen te slaan en haar voorhoofd
te kussen.
Lorrie Het het toe terwille van haar vader.
Seymour had in ieder geval niet tevergeefs
geïntrigeerd.
HOOFDSTUK XX
„Eergisteren een diamanten armband en nu
een halsketting. Lieve Lorrie, ik vind, dat je een
buitengewoon goedgeefschen verloofde hebt!" zei
Greta.
Het was een week, nadat de Wheal Rose
faillliet was gegaan. Een week was het gele
den, dat Lorrie om haar vader te redden, zich
had verkocht. De eerste zeven lange dagen van
een gevangenschap voor het geheele leven waren
voorbij en Greta stond bij de ontbijttafel en
hield een prachtigen halsketting in de hoogte,
waarin verscheidene kostbare steenen schitter
den.
Lorrie zat aan haar schrijftafeltje met een
uitdrukking van gruwelijke, intense verveling
in haar geheele houding.
„Wat?" vroeg ze, terwijl ze opzag. „O ja, heel
aardig."
„Hele aardig!" herhaalde Jack. „Moet je haar
hooren. Die jongen overlaadt haar met goud en
diamant en zij zegt „heel aardig" alsof het din
gen uit een kwartjes-bazar zijn; Heel aardig!
Op myn woord, Lorrie, jü neemt de dingen ge
makkelijk op. Iedereen zou denken, dat je al
met een millionnair verloofd waart, toen je nog
in je wieg lag."
„Misschien is dat wel zoo," zei ze. „Huwelijken
worden in den hemel gesloten, zoodat je weet.
Ik wou, dat je me niet stoorde, als ik aan het
schrijven ben. Greta, wat moet ik aan dit ver
velende, oude mensch schrijven?"
Zij gaapte en strekte met een verveeld ge
baar haar armen uit.
„Wie is dat vervelende, oude mensch?" vroeg
Greta langzaam, terwijl ze met tegenzin het
collier weer in zijn satijnen omhulsel legde.
„Die oude lady Collop?" zei Jack. „Ik wist
niet, dat ze nog leefde! Ik heb haar maar
eens gezien, toen ik nog klein was. Ik herinner
me nog, dat ze me zei, dat ik mijn handen moest
gaan wasschen en sindsdien had ik een hekel
aan haar."
„Niemand wist, dat ze nog leefde," zei Lorrie.
„Er moest een wet bestaan, die aan bloedver
wanten, die elkaar in jaren niet gezien hebben
of iets van elkaar hebben gehoord, eenvoudig
verbood om plotseling te gaan correspondeeren."
„Kom Lorrie," zei Greta, die zooals gewoonlijk
onmiddellijk bereid was voor de afwezige in de
bres te springen, „het was toch heel vriendelijk
van die lieve, oude ziel om je te schrijven en je
geluk te wenschen."
„Ja?" zei Lorrie vermoeid. „Daar ben ik
nog niet zoo zeker van. Wie is lady Collop,
Greta?"
„Lady Collop is een soort vaai nicht in den
tweeden graad en dan veertien maal terug van
vader," viel Jack niet heel duidelijk in. „Zij is
de weduwe van een handelsman, die geadeld
werd, lieve Lorrie. Hij was een groothandelaar in
kaarsen, hij werd wethouder en burgemeester en
werd door een dankbare regeering, nadat hij
de maatschappij twintig jaar van kaarsen had
voorzien, geridderd. Die oude lady Collop be
weert wel, dat de Collops met Willem den
Veroveraar in het land kwamen, maar dat moet
je niet gelooven, lieve kind. Niemand had nog
ooit van de Collops gehoord, voor sir Samuel
kaarsen èn een fortuin maakte. Zij woont op
Manchester Square en is buitengewoon goed,
vervelend goed. Je mag op Zondag niet niezen
en je moet in de week om negen uur naar bed
gaan. Haar maaltijden bestaan uit tractaatjes
en oude afleveringen van „Zondags thuis." Lady
Collop is er vast van overtuigd, dat iedereen,
die denkt, zooals zij denkt, naar een gelukkig
land gaat en degenen, die niet zoo denken naar
den diepsten afgrond. Zoo is ze, liefje en nu
weet je wel, hoe je haar moet schrijven."
Deze uitlegging hielp Lorrie om een be
leefd dankbriefje aan lady Collop samen te
stellen.
En alles ging op den ouden voet voort in
de pastorie, behalve dat de dominé plotseling
veel ouder en lusteloos was geworden en lat
hij niet meer klaagde over Lorrie's drukke
manieren en haar ondeugende streken. Tus
schen den ouden man en zijn jongste dochter
was een genegenheid gekomen, dieper dan ooit
te voren.
Hij had geen rust en voelde zich niet ge
lukkig als zij niet bij hem was; uren lang zat
ze in de stille studeerkamer naast hem. Soms
spraken ze geen woord, maar nu en dan stak
de oude man zijn hand uit en streelde de zijden
haren of hij hief de oogen op en zag haar
nadenkend en medelijdend aan.
Lord Kendale mocht Lorrie dan eerlijker en
beter liefhebben, maar het was de vraag of hij
haar hartstochtelijker en heviger liefhad dan
de man, die alles durfde doen, hoe gemeen en
laaghartig ook, om haar te winnen.
Greta had hem een „goedgeefschen verloofde"
genoemd en die beschrijving was juist. Alles
wat met geld te' koop was, was hij bereid aan
Lorrie's voeten te leggen. Hij kwam zelden zon
der een geschenk in de pastorie en dat waren
altijd zeldzame en mooie dingen. De weinig
verwende Latimer's hadden er geen idee van
hoe duur die geschenken soms waren. Lorrie
accepteerde alles met een glimlachje, dat zoo
koud was als een winterzonnetje. Zij was altijd
bereid hem te ontvangen, altijd klaar om met
hem te gaan wandelen of rijden, maar haar
glimlach en de uitdrukking van haar oogen
waren koud en koel, onbewogen. Soms werd hij
er door tot wanhoop gedreven en kreeg hij lust
om haar in zijn armen te nemen en haar tegen
zich aan te drukken tot zij een kleur op haar
wangen zou krijgen en er een gloed in haar
oogen zou komen; maar hij hield zich in. „Wie
kan wachten, krijgt al wat hij wenscht!" hield
hij zich voor en hij zou wachten tot zij ge
leerd had zijn liefde te begrijpen en te beant
woorden.
Intusschen had Lorrie in de societykranten
bijna dagelijks een rapport gelezen van hetgeen
lord Kendale deed. De komende verbintenis tus
schen de Melford's, die uit niets naar boven
waren gekomen en de oude familie van
Latcham, was een extra buitenkansje voor de
kranten in den komkommertijd en ze werden niet
moe den stamboom van lord Kendale te bespre
ken en de grootte van het fortuin van juffrouw
Meiford. Haar schoonheid en haar diamanten
vulden menige kolom.
Lorrie las met toegenepen hart en een pijn,
zooals men soms voelt om afgestorvenen, dat
lord Kendale, die met juffrouw Diana Meiford
en haar vader lord Zus-en-Zoo bezocht, zoo
veel koppels fazanten had geschoten of zoo en
zoo ver had gereden of geloopen.
Somtijds in den stillen avond meende zij zijn
stem te hooren, zooals hij dien avond in het
laantje tegen haar had gesproken; dan zag ze
zijn gezicht. Maar altijd kwam er tusschen hem
en haar het koude, mooie roofdier-achtige ge
laat van Diana Meiford en Lorrie sloot haar
oogen en trachtte de herinnering aan het ver
leden uit haar hart te weren.
Op een dag ging Seymour Meiford naar zijn
kantoor in Lime Street om een chèque op te
nemen, ten einde den armband en het collier
te betalen, die Lorrie zoo bedaard had aan
vaard, weinig vermoedende hoe duur ze waren.
Terwijl hij zijn handteekening zette, praatte
hij minzaam met den heer Wheeler. Hij was
altijd vriendelijk en minzaam tegen iedereen en
Wheeler, zijn vertrouwensman, had zijn geheimen
chef nog nöoit driftig of uit zijn humeur gezien
zelfs niet toen de aandeelen van de Wheal
Rase op niets zakten en Seymour Meiford zoo
veel geld verloor. (Wordt vervolgd)