ANTHONY EDEN De avonturen van een verkeersagent je ffldvebfml van dm dag ALLE ABONNÉ'S F 250.- Vertegenwoordiger eener generatie DONDERDAG 11 AUGUSTUS 1938 Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond Uit het jaarverslag 1937 vergissing Hankau AANGIFTE MOEÏ, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL DOOR CHARLES GARVICE Het aftreden van Anthony Eden bij het Britsche Foreign office op 20 Februari 1938 maakte voor het eerst aan het groot ste deel van het publiek duidelijk, hoe er een scherpe en wijder wordende kloof 'bestond tus- schen het politieke denken van een jongere en een oudere generatie. De reden van dit aftreden leek voor velen duister en zelfs onvoldoende te zijn, ook voor sommige van zijn beste vrienden en mede-ministers. Maar het geschilpunt, zoo als Eden dit zag, omvatte meer dan de vraag of de Engelsche regeering al dan niet onder handelingen zou aanknoopen met de Italiaan- sche, op de voorwaarden die deze wilde stellen.' Aldus Victor Gordon Lennox in een artikel, dat in het laatstverschenen nummer van Foreign Affairs verscheen, en een duidelijk beeld van den persoon en het werk van Anthony Eden verschaft. Zooals bekend is, werd diens aftreden veroor zaakt door een geschil met den premier, Neville Chamberlain. Deze laatste was bijna vijftig, toen hij zich voor het eerst in de openbare poli tiek begaf. Een nard werker met groote gaven, kwam Chamberlain tot het hoogste staatsambt, vervuld van de gedachte dat hij den vrede in Europa zou kunnen bewerken. Zonder bijzon dere kennis van internationale problemen ge loofde hij toch duidelijk den weg te zien waar langs uitkomst kon worden verkregen. Toen Neville Chamberlain op 49-jarigen leef tijd zijn eerste succes bij de Parlementsverkie zingen boekte, kwam de 21-jarige Anthony Eden uit den oorlog terug als Brigade-Majoor met het Militaire Kruis, en begaf zich weer naar Oxford om zijn studie der Oostersche talen te hervatten en in vrijen tijd zijn liefde voor de kunst te voeden. Nadat zijn opleiding die de eenigszins bijzondere bekwaamheid van Perzisch te spreken in zich b«loot voltooid was, deed Eden, nu 24 jaar oud, zijn eerste en ongeslaagde poging om in het Parlement te komen, als ver tegenwoordiger van een mijndistrict in Dur ham. Het volgende jaar trouwde hij, en in den herfst kwam hij in het Parlement namens War wick en Leamington, een bekoorlijk plattelands district. Anthony Eden had op 26-jarigen leeftijd door zijn internationale belangstelling weinig ge meen met den 55-jarigen Neville Chamberlain, die worstelde met binnenlandsch woninggebrek, het brengen van eenheid in plaatselijke belas tingstelsel? en andere problemen van dien aard. Het was tot Neville's halfbroeder Austen, dat Eden zich wendde als tot den ouderen staats man, die hem het best zou kunnen helpen in zijn streven om zich aan buitenlandsche politiek te gaan wijden. Hij slaagde er in Sir Aus ten, toen Foreign Secretary, er toe te brengen hem te benoemen tot Parliamentary Privat- Secretary, een ambt, dat niet werd bezoldigd, maar onvergelijkelijke kansen bood om met het werk van het Foreign Office van dichtbij ken nis te maken, en om uit de eerste hand alles te vernemen wat er in de wereld gebeurde. Misschien was het gebrek aan inzicht al dus Lennox bij sommigen van ons, die toen over politiek schreven, dat wij den jongen Eden niet aanwezen als een coming man in het Brit sche openbare leven. Maar de daarvoor benoo- digde karaktersterkte en streving vielen ons niet op. Persoonlijk herinner ik mij dezen aan komenden Foreign Secretary als een ietwat zwakke figuur, met gebogen gestalte en de ver moeide oogen van een student eerder dan den bevelenden blik van een leider. Het geheugen kan bedriegen, of de waarneming kan opper vlakkig geweest zijn. In elk geval: tien jaar later had hij aan uiterlijk voorkomen gewonnen in rechte verhouding tot zijn toegenomen ge zag en bijna koppige beslotenheid om de poli tiek uit te voeren welke ieder als zijn werk be schouwde. Eden was representatief voor zijn generatie: die van na den wereldoorlog. Eerst werd deze bezield door een idealisme dat groeide uit af keer van de beestachtige verschrikkingen, die men had meegemaakt. Toen groeide het besef, dat de wereld wijzer geworden was, en de Vol kenbond leek een uitstekend middel om gewa pende conflicten door vreedzame onderhande ling te voorkomen. Vooral toen in 1926, na het verdrag van Locamo, ook Duitschland daartoe was toegetreden. De jongere Engelschen ver wachtten dan ook veel van Genève, en kwamen er vaak toe Frankrijk te beschouwen als een obstakel tegen het streven van den Bond door de bewapening die dit land bleef onder houden. Anthony Eden echter werd, onder de leiding van Austen Chamberlain, wijzer dan sommigen zijner generatie in zijn opvatting omtrent dien sten, die Frankrijk aan zijn vaderland bewees. Terwijl hij geen bijzonderen haat tegen Duitschland koesterde want het lag niet in den aard van den Engelschen soldaat zulk een wrok te blijven bewaren erkende hij de waarde der Fransche vriendschap voor zijn land. Hij zag den dag naderen waarop Duitsch land veel van zijn vroegere kracht zou hebben herwonnen. Zijn historische studies maakten het hem waarschijnlijk, dat Duitschland zich weer verheffen zou, desnoods tegen het vredes- streven van anderen in. Intusschen scheen het Pact van Kellogg en Briand de beste waarbor gen daarvoor te bieden en de publieke opinie zag alleen zon aan helderen hemel. In de volgende jaren werd Eden te Genève steeds meer een bekende figuur. In 1931 kreeg hij zijn eerste regeeringsambt door benoeming tot Ondersecretaris van Buitenlandsche Zaken. In Februari van het volgend jaar werd de Ont wapeningsconferentie geopend, waarbij Eden een voorname rol speelde. In de oogen van zijn landgenooten werd hij steeds meer de man van den Volkenbond, de vereerde bevorderaar eener vredespolitiek. Intusschen waren zijn bewon deraars er door Duitschlands uittreden uit den Bond zich beter van bewust geworden, dat er gevaren op internationaal gebied bleven be staan. Eden bleef echter en werd steeds meer de man, op wien zij hun hoop gesteld hadden, die meenden dat deze gevaren door onderling overleg konden worden bezworen. Hierop bleef ook de politiek van het Foreign Office en Anthony Eden gedurende de volgende jaren gericht. Een gelukkig resultaat daarvan was de vreedzame regeling der Saar-kwestie, onder toezicht der mogendheden. Maar Duitsch lands strevingen begonnen intusschen het Brit sche publiek steeds meer te verontrusten. Ram say McDonald werd opgevolgd door Stanley Baldwin, en Eden benoemd tot „Minister voor Volkenbondszaken". Bekend door geheel Europa als de personificatie van Jong Engeland, zou hij desnoods de wereld tot een strijd moeten aanvoeren, als de verdediging van eenmaal ge sloten 'verdragen dit vereischte. Het vertrou wen, dat Anthony Eden genoot, bleek ook uit de taak, hem opgedragen, een compromis tot stand te brengen tusschen Mussolini en Haile Selassie, in verband met den dreigenden inval der Italiaansche troepen. Tot dusver was Eden zeer gelukkig geweest bij het bereiken van internationale regelingen, waar de vooruitzichten donker leken. Doelbe wustheid, geduld bij onderhandelingen en vast beradenheid waren de bijzondere trekken van het rijpere karakter, dat hij op 38-jarigen leef tijd had ontwikkeld. Bovendien was het gezag van Engeland in dezen tijd te Genève nog hoog in aanzien. Bezorgd om eigen veiligheid te waarborgen hadden de kleinere staten in die dagen één hoofddoel van streven: namelijk de Europeesche toestanden te stabiliseeren door zich Engelands hulp te verzekeren. Als men naar hun argumenten luisterde, was het onmogelijk niet den indruk te krijgen, dat het waar was wat zij zeiden; en Anthony Eden luisterde noodzakelijkerwijze naar vele hun ner. Het Britsche Kabinet, dat te Londen zetel de, was echter meer aan deze invloeden ont trokken. De meeste van zijn leden hadden slechts een rudimentair begrip van Europeesche zaken, en allen waren min of meer bezield door de vaste overtuiging, dat de Engelsche belan gen op het vasteland zich niet veel verder uit strekten dan de Nederlanden. En daardoor kwam Eden niet zelden in conflict met het Kabinet. Daarbij kwam dat het succes, door den Vol kenbondsminister behaald, en de populariteit welke hij genoot, niet nalieten de jalouzie van andere politici op te wekken. Misschien is deze ook schuldig aan het feit, dat Eden naar Rome vertrok met een aanbod dat weinig kans had door Mussolini te worden aanvaard; in elk geval bewerkte zij, dat de geheime inhoud aaarvan werd afgedrukt in een Londensch Zon dagsblad, terwijl Eden in de Rome-express naar het Zuiden reisde. Zijn zending werd een mis lukking: de eerste die hij moest incasseeren. Hij bleef intusschen getrouw aan zijn stand punt, dat de Volkenbond alle mogelijke mid delen moest aanwenden om het Italiaansch- Abessinische conflict te doen beëindigen. Toen hij evenwel voorstelde dén aanvaller met een olie-embargo te beleggen, zei het Britsche Ka binet duidelijk: „Neen". De oudere leden daar van meenden, dat' gevaren moester, worden om zeild, en in geen geval worden uitgelokt. Eden DE LANDMETER. „Ach man, ga toch uit den weg, ik ben toch geen fotograaf I" echter hield het met de jongere generatie en een groot deel der publieke opinie, die van oordeel waren, dat de Britsche leeuw gerust eens de tanden mocht toonen. Het gebit was echter niet erg imponeerend. en dit feit maakte zijn po sitie des te moeilijker. Neville Chamberlain bleef in deze moeilijke dagen, waarin de Spaansche burgeroorlog, de Italiaansche dreiging om de Middellandsche zee en de Duitsche in Midden-Europa zoo goed als het. Japansche gevaar in het Oosten hun scha duwen wierpen den protégé van zijn broeder Aurten steunen. Deze kreeg zijn eigen taak in het nieuwe régime, dat een zekere concentra tie van macht in de handen van den premier met zich had medegebracht. De Foreign Secre tary ging met zijn problemen meestal dadelijk naar Chamberlain, en een snelle beslissing werd dan getroffen. Deze werkwijze had vele voor- oeelen, zoolang tusschen beiden geen ernstige leen.iij sverschillen oprezen. Maar deze bleven niet uit wegens de vernielde tegenstelling tus schen een voorzichtigheidspolitiek en die van Eden, welke soms meer op daadwerkelijke in terventie aandrong. Al spoedig werd het duide lijk, dat de Britsche buitenlandsche politiek door twee tegengestelde strevingen werd be- heerscht: één van het Foreign Office en één uit No. 10 Downing Street. Een botsing was niet te vermijden Onder zulke omstandigheden is er voor den jongere geen keus als zijn overtuiging sterk is. Eden nam zijn besluit in alle kalmte. Zijn vrienden in het Kabinet betreurden zijn heen gaan, maar gaven toe, dat een scheiding onver mijdelijk was. Ook oudere ministers hadden hem gaarne zien blijven, en trachtten hem hiertoe over te halen. Evenwel zonder succes. „Het is echter onvermijdelijk," zoo zegt Victor Gordon Lennox aan het slot van zijn beschouwingen, „dat hij zal terugkeeren, zij het slechts omdat hij de natuurlijke vertegenwoordiger is eener generatie, in wier handen volgens den normalen gang van zaken het politiek bewind noodzake lijk moet overgaan. Bovendien wordt hij gerug- gesteund door Lord Baldwin, die nog na zijn aftreden een invloedrijke figuur in Britsche conservatieve kringen gebleven is. Lord Bald win heeft zijn vroegere politieke testament her zien waardoor Sir Samuel Hoare tot leider der Conservatieven na Neville Chamberlain werd benoemd. De naam van Hoare is uitgewischt en die van Anthony Eden er voor in de plaats ge komen." Blijkens het verschenen jaarverslag van den Kath. Ned. Boeren-'en Tuindersbond over 1937 is deze centrale landbouworganisatie, die op zoo velerlei gebied haren invloed doet gelden, als volgt opgebouwd: Gewone leden: de N.C.B. (Noordbrabantsche Christelijke Boerenbond) met 288 afdeelingen en 37107 gewone leden; de L.L.T.B. (Limburg- sche Land- en Tuinbouwbond) met 178 afdee lingen en 16138 leden; de A.B.T.B. (Aartsdio cesane Boeren- en Tuindersbond) met 202 af deelingen en 12310 leden; de L.T.B. (Land- en Tuinbouwbond te Haarlem) met 150 afdeelingen en 8353 leden. Buitengewone leden: de Coöperatieve Cen trale Boerenleenbank te Eindhoven met 567 aangesloten plaatselijke banken met 75283 le den; de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond te Roermond, met 92 fabrieken met 28792 leden; de Brabantsche Zuivelbond met 51 fabrieken; de Nederlandsche Landbouwbank te Amster dam met 19 bijkantoren en correspondent schappen; de Boeren- en Tuinders Onderlinge te 's-Gravenhage met 759 plaatselijke afdeelin gen en 26884 leden; de Coöperatieve Roermond- sche Eiermijn te Roermond met 250 afdeelin gen met 20009 leden; de Coöperatieve Veilings- vereeniging te Venlo met 136 afdeelingen met 12100 leden; de Borgmaatschappij van den Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond te Eind hoven; Pensioenverzekering Jan Truijenfonds te Roermond met 85 vereenigingen met 307 ver zekerden. Instellingen: Borgmaatschappij te Eindho ven; Centrale Accountantsdienst; Centrale Pachtraad: Boeren- en Tuinders-Onderlinge; Bedrijfsziekenkas; Weekblad De R. K. Boeren- en Tuindersstand; R. K. Opleidingsschool voor leeraressen bij het Landbouwhuishoudonder- wijs te Posterholt; Stichting Eigen Huis te Wa- geningen. Uit het jaarverslag blijkt voorts, dat ten tijde van de formatie van het thans aan het bewind zijnde kabinet door den Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond bij den formateur Dr. Colijn po gingen werden in het werk gesteld om het De partement van Landbouw en Visscherij te hand haven, en wel hoofdzakelijk om de drie volgen de redenen: le omdat de land- en tuinbouw nog steeds werd geteisterd door de crisis en dat in verband daarmee moeilijke en ingewikkelde re gelingen noodig bleken; 2e omdat er sprake was van ombouw van het uitvoeringsapparaat; 3e omdat het vraagstuk der kleine boeren steeds dringender om oplossing riep. Gemeend werd, dat, met vele andere, deze belangrijke zaken de aandacht en de werkkracht van een geheel per soon als minister eischen. (Zooals bekend, werd het zelfstandige depar tement van Landbouw en Visscherij opgeheven en samengesmolten met dat van Handel, Nij verheid en Scheepvaart tot departement van Economische Zaken.)' Het jaarverslag deelt naar aanleiding dezer verandering in de departementen dan mede: „Bij het bestuur der R.K. Staatspartij (in welks program was opgenomen „zoodanige hervor ming van het Dep. van Landbouw, Handel en Nijverheid, dat het zich onverdeeld kunne wij den aan de belangen van den landbouw en aan verwante vakken van volksbestaan") werd een schrijven ingediend, waarin werd betreurd, dat de R.K. Staatspartij dit eindelijk verwezenlijkt programpunt had prijsgegeven, zelfs zonder overleg met den K.N.B.T.B. (Kath. Ned. Boe ren- en Tuindersbond), op wiens aandrang vóór jaren terug dat punt in het programma was opgenomen." Tot slot van de wdstrijden een wedloop tusschen een matroos en een Pierrot, waarbij alle dieren uit belangstelling buiten de baan meeliepen, daar zij graag wilden zien hoe die wedstrijd afliep. Nu waren ze bij de sloot gekomen. De matroos was iets voor. Hij maakte geweldig groote passen, doch ook de Pierrot stond zijn mannetje. De lampjes van beiden waren nog heel. Het was dus zeer spannend. Een ander zou misschien een heele scène gemaakt hebben. Olivier niet aldus. Hij was eerder geneigd tot berusting. Alleen: die vreeselijke onzekerheid. Die kwelde hem. Olivier Scott was ver in de veertig en een keu rig en bezadigd mensch. Hij was er in geslaagd, om van niets iets te worden langs eerlijken weg woonde met zijn jongere zuster in een eigen huisje, had een flinke rekening op de bank en ten overvloede nog een aardig centje aan contanten en effecten in zijn brandkast. Annette, zijn zuster, was een knap ding, en, zooals gezegd, een aantal jaren jonger dan hij. Sinds jaar en dag was alles goed gegaan met haar maar nu Kijk, dat zat zoo. Een maand of drie geleden was Annette anders geworden. Ze gaf meer geld uit (voor zichzelf), ging elk oogenblik naar de kapster, bracht veelvuldige bezoeken aan een schoonheidsinstituut (alsof ze dat nog noodig had!), gebruikte fijne parfums, enz. En als of dat nog niet voldoende was als hij in den namiddag thuiskwam, had hü al een paar keer een lucht van sigaretten in huis geroken. Boven dien was Annette den laatsten tijd erg zenuw achtig en geprikkeld. We hoeven er maar weinig van te zeggen; zelfs een blinde zou het zien. Olivier was niet blind. Hij trachtte veeleer redelijk te zijn. Hij was zes-en-veertig en zijn zuster zeven-en-der tig. Dat mocht hij niet vergeten. Ze deed het huishouden en voortreffelijk maar mocht ze daarom geen hart hebben? Wat zou het leven zijn, als er alleen maar koude plicht bestond! Hij dacht met weemoed terug aan de vroegere jaren van zijn vrijgezellenbestaan.... Maar dat hij zoo heelemaal buiten alles gelaten werd, die gruwelijke onzekerheid! Onzekerheid is net als kiespijn: ze laat je niet met rust. Op zekeren dag, na het twaalfuurtje, was An nette buitengewoon zenuwachtig. Aan tafel had ze weinig gezegd en nog minder gegeten. Daar na had ze haar mooiste japon aangetrokken. Toen nam Olivier een beslissing. Hij wendde barstende hoofdpijn voor (hij, die een ijzeren gezondheid had) en zei, dat hij dezen middag thuis zou blijven. En kijk, Annette begon het hem uit zijn hoofd te praten, op alle mogelijke manieren en spotte er zelfs een beetje mee; kortom, ze trachtte hem te overtuigen, dat hü niets mankeerde en dat hij veel beter naar zijn werk kon gaan. Ze ging zelfs met hem mee, zoover. „Dat is het bewijs, dat is het bewijs!" dacht haar broer onderwijl. Bij de deur van zijn kantoor namen ze af scheid. Maar Olivier liep naar den achteruit gang, sprong in een taxi en vloog naar huis. Hij zou zich verschuilen. Waar? In een kast, na tuurlijk. Het was wel een beetje belachelijk, maar het moest. Hij wilde dien vent wel eens zien. Want dat stond voor hem als een paal boven water, dat diè vamniddag zou komen. Eerst moest Annette natuurlijk nog terug ko men, maar dan Langzaam gingen de minuten voorbij. Einde lijk hoorde hij geritsel aan de deur van de tuin kamer, waarin hij zich verdekt had opgesteld. Dat was Annette, natuurlijk. Annette? Neen, hij was het! Wat een brutale vent! Olivier sprong uit de kast te voorschijn en versperde hem den weg. De ander wilde teruggaan. Maar Olivier wenkte hem gebiedend. Beste heer, zeide hij, laten we het leven bepraten als man tegenover man Hij sloot de deur en deed den ander plaats nemen. De arme Olivier! Hij was streng, maar hij had een goed hart. Hij keek zijn overbuur aan. Wat een knappe jongeman èn slank èn elegant! Werkelijk, Annette had een goeden smaak.En hij begon de zaken uiteen te zet ten. Hielden ze van elkaar? Als ze maar geluk kig werden! Hij zou wel een goed kosthuis vin den. Wie was hij, dat hij den weg tot het geluk zou willen versperren? De ander was zichtbaar' in de war. Hij wilde ontkennen, maar sprak zichzelf tegen. Doch Oli vier had begrepen wat zijn plicht was. Neen, zwijg, zegt u niets meer, geen woord! zeide hij. Ik ga nu weg en als Annette straks komt, zet u maar uw beste beentje voor. Aandoening belette hem verder te spreken. Hij verliet het huis, dat weldra niet meer zijn huis zou zün, en ging weer naar zijn kantoor. Doch het duurde geruimen tijd vóór hij weer eenigs zins met zijn hoofd bij zijn werk was Anderhalf uur later rinkelde de huistelefoon. Stoor me niet, asjeblieft! schreeuwde hü terug. Ik heb je toch gezegd, dat ik van middag niet te spreken ben. Neemt u mij niet kwalijk, meneer, maar uw zuster is aan de telefoon! antwoordde de be diende. Hè? Wat? Mijn zuster? Haastig schakelde hij over. Hallo! Annette ben jij daar? Annette was uiterst opgewonden en sprak on begrijpelijke taal. Ze zei, ze' was een beetje la ter thuisgekomen de deur stond open alles was overhoop gehaald inbrekers waren er geweestHü begreep er niets vanEn of hij onmiddellijk naar haar wou komen.... Nu, dat deed hij. Annette stond aan de deur doodsbleek. Ze greep hem bij z'n arm en trok hem mee. Binnen leek het alsof er een aardbeving had plaats ge had. Alle kasten waren opengehaald en de laden leeggemaakt en overal lagen allerlei dingen ver spreid. M'n juweelen! jammerde Annette. En het geld, en de effecten er is niets meer 'tis allemaal weg! Olivier begreep alles. Zijn zuster was beetge nomen ingepalmd door de mooie strijkages van dat heerschap, dat zijn tijd had afgewacht, om zijn slag te slaan. En hü, stommeling die hij was, had hem in een stoel gezet en zich op va- derhjke wijze met hem onderhouden. Arme Annette! zeide hü- Wat een te leurstelling voor je! (Ze keek hem verbaasd aan). Kom, kind, we zullen er maar niet ver der over spreken. Ik zal wel zorgen, dat alles zoo stil mogebjk Zeg, Olivier, waar heb je 't over? riep An nette uit. Ben je gek geworden? Of ben ik gek? Zoetjesaan kwamen de gemoederen tot beda ren. Toen volgden radere verklarin- r f ?en' Annette j Een kUine roeide zich diep oeleedigd. Olivier nad zich voorge- i nomen niet dra- matisch te wor- den; maar dezen weerstand van zün zuster verbasterde hem. Is het danis het dan werkehjk.... Moet ik den diefstal aangeven? stamelde hij. Bedoel je dat écht? Nu begin je eindelijk verstandig te praten! riep Annette. Natuurlijk bedoel ik dat. En gauw een beetje! Olivier liep naar de telefoon. Dus maar een gewone dief! zei hij op gelucht. Jammer dat je wat lang uitbleef van middag. Annette! kon hij niet nalaten er met een veelbeteekenenden blik aan toe te voegen. Bemoei jü je met je eigen zaken, hè? beet ze hem toe. Zorg maar dat we zoo gauw mo gelijk ons boeltje terugkrijgen Hankau, de oude stad aan den Jangtse, lan ger dan een half jaar het hoofdkwartier van maarschalk Tsjang Kai Sjek, wordt thans ook ernstig door Japan bedreigd en staat daarom in het centrum der belangstelling. Tot iederen Chinees, wien dit bericht be reikt, dringt het nu pas goed door, hoe ver de vijand zijn onmetelijke vaderland reeds is bin nengedrongen. De grootste stad van Centraal- China, dat is Hankau. Het ligt te water onge veer drie maal zoo ver van Sjanhai als Nanking, de voormalige hoofdstad van de Nationale Re geering. Zelfs een modern, snelvarend stoom schip had nog 80 uur noodig om langs den Jangtse van Sjanhai naar het hart van Cen- traal-China te komen. De naam van de stad wordt eigenlek Han- k'ou geschreven, terwijl de post de aanduiding Hankow gebruikt. Vertaald beteekent deze naam Hanmond, wat eraan herinnert, dat deze hoofdstad van de Chineesche provincie Hoepe gelegen is aan de samenvloeiing van de Han- Kiangrivier en den Jangtsekiang. Door zijn gun stige ligging aan den Han-Kiang, den Jangtse kiang en het Toeng-Tingmeer kwam Hankau reeds in oude tijden tot bloei. Ook in vredes tijd stroomden hier de Chineezen uit alle pro vincies bijeen. Doch de oorlogsgebeurtenissen van het afgeloopen jaar hebben deze stad tot vergaarplaats gemaakt van allen die met maarschalk Tsjang Kai Sjek besloten waren, zich tegen den Japanschen aanvaller te ver zetten; Van de kust komend, ziet men Hankau als een Europeesch aandoende stad voor zich lig gen. Waar tientallen jaren geleden nog mod derige oevers het gele water omzoomden, loopt thans boven het hoogste waterpeil een 4 K.M. lange kade, van de internationale nederzettingen naar het beroemde gebouw van de zeedouane, de „Bund". Direct achter het douanekantoor begint dc Chineezenstad met haar 6 tot 7 ver diepingen hooge kantoorgeboowen en bank paleizen. Een warnet van smalle straatjes en steegjes omringt deze paleizen, alsook de bui tenlandsche consulaatsgebouwen. In dit laby rinth klopt het echte, bonte Chineesche stads leven, dat met geen Europeeschen maatstaf is te meten. Voor den internationalen handel staat Hankau pas sedert 1361 open en eerst sinds 1911 beschouwt men in China Hankau als stad. Dit is te merkwaardiger, als men weet, dat Hankau in het midden van de 19de eeuw meer dan een millioen inwoners had. Bü de revolutie van 1851/'64 werd de stad echter plat gebrand en geplunderd, hetgeen zich herhaalde bij de revolutie van 1911. Welk lot zal deze veel bezochte stad thans weer staan te wachten? .Hartelijk dank -» „uit naam van alle „leden der groote „hondenfamilie „voör het trapje op „uw voetrem, zoodat „het leven van een „mijner, soms erg „roekelooze, neven „niet voortijdig „wordt afgesneden. op dit blad zün ingevolge de verzefceringsvoorwaarden tegen T**t pm p( bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door |*t w tdj een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen Ml I Ol/t" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen I ÖU«" doodeUjken afloop bü verlies van een hana een voet of een oog* 56 Jk wist wel, dat je dat zou zeggen," ant woordde hij bitter. Ik wist, dat je dat excuus zou maken en het me in mijn gezicht zou gooien, maar ik was niet ontrouw. Neen Lorrie." Hü noemde voor het eerst haar naam sinds hij haar had aangesproken en zü voelde weer de oude bekoring van zijn stem uitgaan. „Ik was door dik en dun met je meegegaan, zelfs al had het een totale ineenstorting van Latcham tengevolge gehad. Ik gaf mün vader zijn zin, een maand weg te blüven, omdat ik het hem niet goed kon weigeren, maar ik bleef me aan jou vasthouden. Ik was van plan bü je te komen als de maand om was en te zeggen: Lorrie, ik ben een arm man, maar ik zal je gelukkig maken, als je je woord wilt gestand doen en met me trouwen." „Meende je dat „Ik verzeker je, dat ik het meende. Waarom zou je er aan twijfelen?" vroeg hü driftig. Ze legde haar hand op het muurtje en leunde er zwaar op. „Ze hebben me verteld," zei ze aarzelend, verlegen „ze zeiden dat dat je ver liefd was op Diana Ze kon niet verder spreken. „Ze hebben je verteld herhaalde hü. „Wie wie? Maar het doet er niet toe, wie je dat verteld heeft. Verliefd op haar! Als je een vrouw zooveel vermüdt als je kunt; als je jezelf dag en nacht voorhoudt, dat geen macht ter wereld je zou kunnen dwingen met haar te trouwen, ben je dan verliefd op haar?" „Je je was iederen dag bij haar," zei ze zwakjes. „Ja, dat ontken ik niet. Maar dat was mijn schuld niet. Ik zou iederen dag bij haar hebben kunnen zün tot den jongsten dag, maar ik zou niet met haar getrouwd zün, voordat jij me in den steek liet en dat weet je heel goed." „Wacht eens," riep ze wanhopig. Ik ik begrijp je niet. Je zegt „Ik zeg, dat ik besloten had om niet met Diana Meiford te trouwen, niet om Latcham te redden, zelfs niet om mün vader te redden. Pas toen ik het nieuws hoorde, dat je met dien valschen hond met zijn gladde tong neem mij niet kwalijk, ik vergat dat je met Sey mour Meiford gaat trouwen, toen Zij wendde haar hoofd van hem af, dat hü de vreugde niet zou zien, die in haar oogen kwam ondanks haar ellende. Hij hield van haar, hü hield nog steeds van haar. Hij stak de handen in de zakken van zün ulster en bleef een oogenblik zwijgend staan. „Toen ik hoorde, dat je verstandig genoeg was geweest om Guy Kendale zijn congé te geven voor Seymour Meiford, wat kon ik toen beter doen dan met de vrouw trouwen, die tenminste mijn vader voor een faillissement kon behoeden? Toen ik jou verloren ha-d, hinderde het immer? niet met wie ik trouwde? Als het Je* misschien troost geeft, kan je me gelooven, als ik je zeg, dat wanneer je me trouw was geble ven ik liever alles alles had zien ineenvallen, dan jou te verliezen. Maar ook viel hij zich zelf in de rede. „Wat geeft het of ik al boos op je ben. Je handelde als een echte vrouw en meer valt er niet over te zeggen." „Neen, meer niet," zei ze met een heesche stem, die desondanks als muziek in zijn ooren klonk, „alleen dit, Guy,we hebben ons alle twee vergist." Hü lachte bitter. „Ja, dat is jouw manier van zeggen natuur lijk. Ik heb me vergist, toen ik dacht, dat je van me hield. Natuurlijk." „Ik ik bedoel het niet zoo," zei ze wan hopig. „Ik bedoel, dat je je vergist hebt toen je dacht, dat dat „Ga voort," zei hij somber, „het is het laatste gesprek, dat wü samen zullen hebben voor- loopig, zou ik zoo denken. Ik wou, dat ik kon zeggen voor eeuwig," voegde hij er wanhopig bij. dat ik met Seymour Meiford verloofd was, vóór jij jij Diana vroeg om je vrouw te worden." „Wat!" riep hü uit op zachten, maar door dringenden toon. „Het is waar," zei ze bevend. „Ik ik beloofde niets voor het telegram kwam om te vertellen dat jü en zij verloofd waren." Hij deed een stap naar haar toe, bleef toen staan, lijkwit met vlammende oogen. „Is dat waar?" zei hü schor. Zij hief haar oogen, op tot de zijne in stomme bevestiging en hij wist, dat zü de waar heid sprak. „Groote hemel," barstte hü uit met gebalde vuisten; „dan dan is er ergens een door gestoken kaart geweest!" Hü bracht zijn hand aan zün voorhoofd en staarde voor zich uit. „Een doorgestoken kaart, Lorrie Lorrie!" Zij schrok terug, zü wist wat er komen zou en was bang voor zün vraag. „Lorrie, wie kan dit hebben gedaan? Je hebt mü dus niet in den steek gelaten? Je was me trouw?" „Trouwer dan jü," antwoorde ze. „En en o hemel! - en ik had te laat kun nen zijn! Lorrie, lieveling! Mijn schat! Vertel me nog eens dat dat je me toch liefhad dat je me nog liefhebt! In zijn plotselinge vreugde kwam hij met uitgestrekte armen op haar toe. Maar zü week achteruit en hief haar hand op, die blank als marmer scheen in het licht van de maan, om hem terug te houden. „Neen, neen," zei ze. „Raak raak me niet aan. Het is waar! Maar het is te laat!" Hij bleef staan en liet zün armen zakken. „Wat bedoel je?" zei hij scherp. „Waarom is het te laat? Je bent niet getrouwd. Als het waar is, dat we werden bedrogen en dat dat je nog altijd van me houdt" Hij zweeg en keek in haar oogen, alsof hij in haar ziel wou lezen en zij sloeg haar oogen neer. „Je houdt van me!" riep hü uit. „O Lorrie, kom bü me!" „Neen, neen," hügde ze. „Neen, het is te laat. Ik ik kan niet bü je komen. Ik moet mor- moet, ik moet! Vraag me niet waarom. Geloof me alleen maar als je wilt en kunt. Ik ik was je trouw. Ik kan je niet voor de laatste maal laten gaan met de gedachte, dat ik je ontrouw was. Ik ben je trouw geweest! Maar het is te laat. Ik moet ik moet met hem trouwen." Hij stond haar een oogenblik gretig op te nemen, toen lachte hü bitter. „Juist," zei hij. „Je zegt, dat je me lief hebt. Dat denk je, maar het is niet waar, Lorrie. Je hebt het geld van Meiford lief en alles, wat je daarvoor kunt krijgen. Ik verbaas me er niets over, dat je weigert dat te ruilen voor mij. Wat was ik een ezel om hier te komen! Vooruit, ik zal je nooit weer lastig vallen. Ik ga nu heen. Trouw met hem! Natuurlijk zal je met hem trouwen, welk meisje zou dat niet doen? Ja, ik zal nu gaan. Vaarwel!" Hü wendde zich om bleef staan. „Ik ik ben bang, dat ik vanavond erg ruw ben geweest, Lorrie. Je moet het me maar ver geven. Ikoch, ik weet niet goed wat ik doe, zie je. Het is zoo hard om je te verliezen, om te bedenken, dat degene, die van mü zou zün geweest, morgen van iemand anders zal zün. Morgen. Ik wou, dat we morgen allemaal dood waren voor het zoover komt! Ach" want er ontsnapte haar een snik vergeef het me maar. Ik.... ik wensch je .alle geluk. Ik hij zweeg plotseling en terwijl hü naar haar toeging, nam hij haar in zijn armen. „O lieve ling. Mijn lieve, lieve meisje!" zei hü heesch. „Hoe kan ik je opgeven. Hoe kan ik je laten gaan? Geef me één kus Lorrie, één kus, de gen met Seymour Meiford trouwen. O Guyl Ik [laatste, de allerlaatste!"* Wit als een geest hief ze haar hoofd op, dat een oogenblik als een geknakte bloem op zün borst had gelegen en kuste hem. Een oogenblik rustten hun lippen op elkaar Het was het droevigste moment, het oogenblik dat twee harten moesten scheiden. Toen, lang zaam, maakte hij, volkomen gebroken, met een kreet van ellende haar armen zachtjes los van zijn hals en ging heen. „Lorrie! Lorrie!" riep een stem uit de deur: „Waar ben je?" Het .was Greta in haar witte japon. Achter haar stond Seymour Meiford, bleek en angstig. „Goede hemel!" riep Greta uit, toen ze haar zag. „Ze is buiten in die kou. Kind!" ging ze voort toen Lorrie langzaam en traag op heD toekwam, „wil je een kou op je hals halen? O, hoe kan je toch zoo dwaas zijn?" „Lieve Lorrie!" mompelde Seymour Meiford, terwijl hij haar arm door den zijnen trok. „Hoe kan je toch zoo zorgeloos zijn? Je gezicht is sneeuwwit! Heb je een spook gezien?" „Ben ik wit?" zei ze met droge lippen. „Ja, ik heb een spook gezien, dat is het. Maar" met een wilden lach „wees maar niet bangs het is weg en zal niet terugkomen het zal niet terugkomen!" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10