ANTHONY EDEN
De avonturen van een verkeersagent je
ffldvebfml van dm dag
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
Vertegenwoordiger
eener generatie
DONDERDAG 11 AUGUSTUS 1938
Kath. Ned. Boeren- en
Tuindersbond
Uit het jaarverslag 1937
vergissing
Hankau
AANGIFTE MOEÏ, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
DOOR
CHARLES
GARVICE
Het aftreden van Anthony Eden bij het
Britsche Foreign office op 20 Februari
1938 maakte voor het eerst aan het groot
ste deel van het publiek duidelijk, hoe er een
scherpe en wijder wordende kloof 'bestond tus-
schen het politieke denken van een jongere en
een oudere generatie. De reden van dit aftreden
leek voor velen duister en zelfs onvoldoende te
zijn, ook voor sommige van zijn beste vrienden
en mede-ministers. Maar het geschilpunt, zoo
als Eden dit zag, omvatte meer dan de vraag
of de Engelsche regeering al dan niet onder
handelingen zou aanknoopen met de Italiaan-
sche, op de voorwaarden die deze wilde stellen.'
Aldus Victor Gordon Lennox in een artikel, dat
in het laatstverschenen nummer van Foreign
Affairs verscheen, en een duidelijk beeld van
den persoon en het werk van Anthony Eden
verschaft.
Zooals bekend is, werd diens aftreden veroor
zaakt door een geschil met den premier, Neville
Chamberlain. Deze laatste was bijna vijftig,
toen hij zich voor het eerst in de openbare poli
tiek begaf. Een nard werker met groote gaven,
kwam Chamberlain tot het hoogste staatsambt,
vervuld van de gedachte dat hij den vrede in
Europa zou kunnen bewerken. Zonder bijzon
dere kennis van internationale problemen ge
loofde hij toch duidelijk den weg te zien waar
langs uitkomst kon worden verkregen.
Toen Neville Chamberlain op 49-jarigen leef
tijd zijn eerste succes bij de Parlementsverkie
zingen boekte, kwam de 21-jarige Anthony Eden
uit den oorlog terug als Brigade-Majoor met
het Militaire Kruis, en begaf zich weer naar
Oxford om zijn studie der Oostersche talen te
hervatten en in vrijen tijd zijn liefde voor de
kunst te voeden. Nadat zijn opleiding die de
eenigszins bijzondere bekwaamheid van Perzisch
te spreken in zich b«loot voltooid was, deed
Eden, nu 24 jaar oud, zijn eerste en ongeslaagde
poging om in het Parlement te komen, als ver
tegenwoordiger van een mijndistrict in Dur
ham. Het volgende jaar trouwde hij, en in den
herfst kwam hij in het Parlement namens War
wick en Leamington, een bekoorlijk plattelands
district.
Anthony Eden had op 26-jarigen leeftijd door
zijn internationale belangstelling weinig ge
meen met den 55-jarigen Neville Chamberlain,
die worstelde met binnenlandsch woninggebrek,
het brengen van eenheid in plaatselijke belas
tingstelsel? en andere problemen van dien aard.
Het was tot Neville's halfbroeder Austen, dat
Eden zich wendde als tot den ouderen staats
man, die hem het best zou kunnen helpen in
zijn streven om zich aan buitenlandsche politiek
te gaan wijden. Hij slaagde er in Sir Aus
ten, toen Foreign Secretary, er toe te brengen
hem te benoemen tot Parliamentary Privat-
Secretary, een ambt, dat niet werd bezoldigd,
maar onvergelijkelijke kansen bood om met het
werk van het Foreign Office van dichtbij ken
nis te maken, en om uit de eerste hand alles te
vernemen wat er in de wereld gebeurde.
Misschien was het gebrek aan inzicht al
dus Lennox bij sommigen van ons, die toen
over politiek schreven, dat wij den jongen Eden
niet aanwezen als een coming man in het Brit
sche openbare leven. Maar de daarvoor benoo-
digde karaktersterkte en streving vielen ons
niet op. Persoonlijk herinner ik mij dezen aan
komenden Foreign Secretary als een ietwat
zwakke figuur, met gebogen gestalte en de ver
moeide oogen van een student eerder dan den
bevelenden blik van een leider. Het geheugen
kan bedriegen, of de waarneming kan opper
vlakkig geweest zijn. In elk geval: tien jaar
later had hij aan uiterlijk voorkomen gewonnen
in rechte verhouding tot zijn toegenomen ge
zag en bijna koppige beslotenheid om de poli
tiek uit te voeren welke ieder als zijn werk be
schouwde.
Eden was representatief voor zijn generatie:
die van na den wereldoorlog. Eerst werd deze
bezield door een idealisme dat groeide uit af
keer van de beestachtige verschrikkingen, die
men had meegemaakt. Toen groeide het besef,
dat de wereld wijzer geworden was, en de Vol
kenbond leek een uitstekend middel om gewa
pende conflicten door vreedzame onderhande
ling te voorkomen. Vooral toen in 1926, na het
verdrag van Locamo, ook Duitschland daartoe
was toegetreden. De jongere Engelschen ver
wachtten dan ook veel van Genève, en kwamen
er vaak toe Frankrijk te beschouwen als
een obstakel tegen het streven van den Bond
door de bewapening die dit land bleef onder
houden.
Anthony Eden echter werd, onder de leiding
van Austen Chamberlain, wijzer dan sommigen
zijner generatie in zijn opvatting omtrent dien
sten, die Frankrijk aan zijn vaderland bewees.
Terwijl hij geen bijzonderen haat tegen
Duitschland koesterde want het lag niet in
den aard van den Engelschen soldaat zulk
een wrok te blijven bewaren erkende hij de
waarde der Fransche vriendschap voor zijn
land. Hij zag den dag naderen waarop Duitsch
land veel van zijn vroegere kracht zou hebben
herwonnen. Zijn historische studies maakten
het hem waarschijnlijk, dat Duitschland zich
weer verheffen zou, desnoods tegen het vredes-
streven van anderen in. Intusschen scheen het
Pact van Kellogg en Briand de beste waarbor
gen daarvoor te bieden en de publieke opinie
zag alleen zon aan helderen hemel.
In de volgende jaren werd Eden te Genève
steeds meer een bekende figuur. In 1931 kreeg
hij zijn eerste regeeringsambt door benoeming
tot Ondersecretaris van Buitenlandsche Zaken.
In Februari van het volgend jaar werd de Ont
wapeningsconferentie geopend, waarbij Eden
een voorname rol speelde. In de oogen van zijn
landgenooten werd hij steeds meer de man van
den Volkenbond, de vereerde bevorderaar eener
vredespolitiek. Intusschen waren zijn bewon
deraars er door Duitschlands uittreden uit den
Bond zich beter van bewust geworden, dat er
gevaren op internationaal gebied bleven be
staan. Eden bleef echter en werd steeds meer
de man, op wien zij hun hoop gesteld hadden,
die meenden dat deze gevaren door onderling
overleg konden worden bezworen.
Hierop bleef ook de politiek van het Foreign
Office en Anthony Eden gedurende de volgende
jaren gericht. Een gelukkig resultaat daarvan
was de vreedzame regeling der Saar-kwestie,
onder toezicht der mogendheden. Maar Duitsch
lands strevingen begonnen intusschen het Brit
sche publiek steeds meer te verontrusten. Ram
say McDonald werd opgevolgd door Stanley
Baldwin, en Eden benoemd tot „Minister voor
Volkenbondszaken". Bekend door geheel Europa
als de personificatie van Jong Engeland, zou
hij desnoods de wereld tot een strijd moeten
aanvoeren, als de verdediging van eenmaal ge
sloten 'verdragen dit vereischte. Het vertrou
wen, dat Anthony Eden genoot, bleek ook uit
de taak, hem opgedragen, een compromis
tot stand te brengen tusschen Mussolini en
Haile Selassie, in verband met den dreigenden
inval der Italiaansche troepen.
Tot dusver was Eden zeer gelukkig geweest
bij het bereiken van internationale regelingen,
waar de vooruitzichten donker leken. Doelbe
wustheid, geduld bij onderhandelingen en vast
beradenheid waren de bijzondere trekken van
het rijpere karakter, dat hij op 38-jarigen leef
tijd had ontwikkeld. Bovendien was het gezag
van Engeland in dezen tijd te Genève nog hoog
in aanzien. Bezorgd om eigen veiligheid te
waarborgen hadden de kleinere staten in die
dagen één hoofddoel van streven: namelijk
de Europeesche toestanden te stabiliseeren
door zich Engelands hulp te verzekeren. Als
men naar hun argumenten luisterde, was het
onmogelijk niet den indruk te krijgen, dat
het waar was wat zij zeiden; en Anthony Eden
luisterde noodzakelijkerwijze naar vele hun
ner. Het Britsche Kabinet, dat te Londen zetel
de, was echter meer aan deze invloeden ont
trokken. De meeste van zijn leden hadden
slechts een rudimentair begrip van Europeesche
zaken, en allen waren min of meer bezield door
de vaste overtuiging, dat de Engelsche belan
gen op het vasteland zich niet veel verder uit
strekten dan de Nederlanden. En daardoor
kwam Eden niet zelden in conflict met het
Kabinet.
Daarbij kwam dat het succes, door den Vol
kenbondsminister behaald, en de populariteit
welke hij genoot, niet nalieten de jalouzie
van andere politici op te wekken. Misschien is
deze ook schuldig aan het feit, dat Eden naar
Rome vertrok met een aanbod dat weinig kans
had door Mussolini te worden aanvaard; in
elk geval bewerkte zij, dat de geheime inhoud
aaarvan werd afgedrukt in een Londensch Zon
dagsblad, terwijl Eden in de Rome-express naar
het Zuiden reisde. Zijn zending werd een mis
lukking: de eerste die hij moest incasseeren.
Hij bleef intusschen getrouw aan zijn stand
punt, dat de Volkenbond alle mogelijke mid
delen moest aanwenden om het Italiaansch-
Abessinische conflict te doen beëindigen. Toen
hij evenwel voorstelde dén aanvaller met een
olie-embargo te beleggen, zei het Britsche Ka
binet duidelijk: „Neen". De oudere leden daar
van meenden, dat' gevaren moester, worden om
zeild, en in geen geval worden uitgelokt. Eden
DE LANDMETER.
„Ach man, ga toch uit den weg, ik ben
toch geen fotograaf I"
echter hield het met de jongere generatie en een
groot deel der publieke opinie, die van oordeel
waren, dat de Britsche leeuw gerust eens de
tanden mocht toonen. Het gebit was echter niet
erg imponeerend. en dit feit maakte zijn po
sitie des te moeilijker.
Neville Chamberlain bleef in deze moeilijke
dagen, waarin de Spaansche burgeroorlog, de
Italiaansche dreiging om de Middellandsche zee
en de Duitsche in Midden-Europa zoo goed als
het. Japansche gevaar in het Oosten hun scha
duwen wierpen den protégé van zijn broeder
Aurten steunen. Deze kreeg zijn eigen taak in
het nieuwe régime, dat een zekere concentra
tie van macht in de handen van den premier
met zich had medegebracht. De Foreign Secre
tary ging met zijn problemen meestal dadelijk
naar Chamberlain, en een snelle beslissing werd
dan getroffen. Deze werkwijze had vele voor-
oeelen, zoolang tusschen beiden geen ernstige
leen.iij sverschillen oprezen. Maar deze bleven
niet uit wegens de vernielde tegenstelling tus
schen een voorzichtigheidspolitiek en die van
Eden, welke soms meer op daadwerkelijke in
terventie aandrong. Al spoedig werd het duide
lijk, dat de Britsche buitenlandsche politiek
door twee tegengestelde strevingen werd be-
heerscht: één van het Foreign Office en één
uit No. 10 Downing Street. Een botsing was
niet te vermijden
Onder zulke omstandigheden is er voor den
jongere geen keus als zijn overtuiging sterk is.
Eden nam zijn besluit in alle kalmte. Zijn
vrienden in het Kabinet betreurden zijn heen
gaan, maar gaven toe, dat een scheiding onver
mijdelijk was. Ook oudere ministers hadden hem
gaarne zien blijven, en trachtten hem hiertoe
over te halen. Evenwel zonder succes. „Het is
echter onvermijdelijk," zoo zegt Victor Gordon
Lennox aan het slot van zijn beschouwingen,
„dat hij zal terugkeeren, zij het slechts omdat
hij de natuurlijke vertegenwoordiger is eener
generatie, in wier handen volgens den normalen
gang van zaken het politiek bewind noodzake
lijk moet overgaan. Bovendien wordt hij gerug-
gesteund door Lord Baldwin, die nog na zijn
aftreden een invloedrijke figuur in Britsche
conservatieve kringen gebleven is. Lord Bald
win heeft zijn vroegere politieke testament her
zien waardoor Sir Samuel Hoare tot leider der
Conservatieven na Neville Chamberlain werd
benoemd. De naam van Hoare is uitgewischt en
die van Anthony Eden er voor in de plaats ge
komen."
Blijkens het verschenen jaarverslag van den
Kath. Ned. Boeren-'en Tuindersbond over 1937
is deze centrale landbouworganisatie, die op
zoo velerlei gebied haren invloed doet gelden,
als volgt opgebouwd:
Gewone leden: de N.C.B. (Noordbrabantsche
Christelijke Boerenbond) met 288 afdeelingen
en 37107 gewone leden; de L.L.T.B. (Limburg-
sche Land- en Tuinbouwbond) met 178 afdee
lingen en 16138 leden; de A.B.T.B. (Aartsdio
cesane Boeren- en Tuindersbond) met 202 af
deelingen en 12310 leden; de L.T.B. (Land- en
Tuinbouwbond te Haarlem) met 150 afdeelingen
en 8353 leden.
Buitengewone leden: de Coöperatieve Cen
trale Boerenleenbank te Eindhoven met 567
aangesloten plaatselijke banken met 75283 le
den; de Zuid-Nederlandsche Zuivelbond te
Roermond, met 92 fabrieken met 28792 leden;
de Brabantsche Zuivelbond met 51 fabrieken;
de Nederlandsche Landbouwbank te Amster
dam met 19 bijkantoren en correspondent
schappen; de Boeren- en Tuinders Onderlinge
te 's-Gravenhage met 759 plaatselijke afdeelin
gen en 26884 leden; de Coöperatieve Roermond-
sche Eiermijn te Roermond met 250 afdeelin
gen met 20009 leden; de Coöperatieve Veilings-
vereeniging te Venlo met 136 afdeelingen met
12100 leden; de Borgmaatschappij van den
Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond te Eind
hoven; Pensioenverzekering Jan Truijenfonds
te Roermond met 85 vereenigingen met 307 ver
zekerden.
Instellingen: Borgmaatschappij te Eindho
ven; Centrale Accountantsdienst; Centrale
Pachtraad: Boeren- en Tuinders-Onderlinge;
Bedrijfsziekenkas; Weekblad De R. K. Boeren-
en Tuindersstand; R. K. Opleidingsschool voor
leeraressen bij het Landbouwhuishoudonder-
wijs te Posterholt; Stichting Eigen Huis te Wa-
geningen.
Uit het jaarverslag blijkt voorts, dat ten tijde
van de formatie van het thans aan het bewind
zijnde kabinet door den Kath. Ned. Boeren- en
Tuindersbond bij den formateur Dr. Colijn po
gingen werden in het werk gesteld om het De
partement van Landbouw en Visscherij te hand
haven, en wel hoofdzakelijk om de drie volgen
de redenen: le omdat de land- en tuinbouw nog
steeds werd geteisterd door de crisis en dat in
verband daarmee moeilijke en ingewikkelde re
gelingen noodig bleken; 2e omdat er sprake was
van ombouw van het uitvoeringsapparaat; 3e
omdat het vraagstuk der kleine boeren steeds
dringender om oplossing riep. Gemeend werd,
dat, met vele andere, deze belangrijke zaken de
aandacht en de werkkracht van een geheel per
soon als minister eischen.
(Zooals bekend, werd het zelfstandige depar
tement van Landbouw en Visscherij opgeheven
en samengesmolten met dat van Handel, Nij
verheid en Scheepvaart tot departement van
Economische Zaken.)'
Het jaarverslag deelt naar aanleiding dezer
verandering in de departementen dan mede:
„Bij het bestuur der R.K. Staatspartij (in welks
program was opgenomen „zoodanige hervor
ming van het Dep. van Landbouw, Handel en
Nijverheid, dat het zich onverdeeld kunne wij
den aan de belangen van den landbouw en aan
verwante vakken van volksbestaan") werd een
schrijven ingediend, waarin werd betreurd, dat
de R.K. Staatspartij dit eindelijk verwezenlijkt
programpunt had prijsgegeven, zelfs zonder
overleg met den K.N.B.T.B. (Kath. Ned. Boe
ren- en Tuindersbond), op wiens aandrang vóór
jaren terug dat punt in het programma was
opgenomen."
Tot slot van de wdstrijden een wedloop tusschen een matroos
en een Pierrot, waarbij alle dieren uit belangstelling buiten de
baan meeliepen, daar zij graag wilden zien hoe die wedstrijd
afliep.
Nu waren ze bij de sloot gekomen. De matroos was iets voor.
Hij maakte geweldig groote passen, doch ook de Pierrot stond
zijn mannetje. De lampjes van beiden waren nog heel. Het was
dus zeer spannend.
Een ander zou misschien een heele scène
gemaakt hebben. Olivier niet aldus. Hij was
eerder geneigd tot berusting. Alleen: die
vreeselijke onzekerheid. Die kwelde hem.
Olivier Scott was ver in de veertig en een keu
rig en bezadigd mensch. Hij was er in geslaagd,
om van niets iets te worden langs eerlijken
weg woonde met zijn jongere zuster in een
eigen huisje, had een flinke rekening op de
bank en ten overvloede nog een aardig centje
aan contanten en effecten in zijn brandkast.
Annette, zijn zuster, was een knap ding, en,
zooals gezegd, een aantal jaren jonger dan hij.
Sinds jaar en dag was alles goed gegaan met
haar maar nu
Kijk, dat zat zoo. Een maand of drie geleden
was Annette anders geworden. Ze gaf meer geld
uit (voor zichzelf), ging elk oogenblik naar de
kapster, bracht veelvuldige bezoeken aan een
schoonheidsinstituut (alsof ze dat nog noodig
had!), gebruikte fijne parfums, enz. En als
of dat nog niet voldoende was als hij in den
namiddag thuiskwam, had hü al een paar keer
een lucht van sigaretten in huis geroken. Boven
dien was Annette den laatsten tijd erg zenuw
achtig en geprikkeld.
We hoeven er maar weinig van te zeggen;
zelfs een blinde zou het zien. Olivier was niet
blind. Hij trachtte veeleer redelijk te zijn. Hij
was zes-en-veertig en zijn zuster zeven-en-der
tig. Dat mocht hij niet vergeten. Ze deed het
huishouden en voortreffelijk maar mocht
ze daarom geen hart hebben? Wat zou het leven
zijn, als er alleen maar koude plicht bestond!
Hij dacht met weemoed terug aan de vroegere
jaren van zijn vrijgezellenbestaan.... Maar dat
hij zoo heelemaal buiten alles gelaten werd, die
gruwelijke onzekerheid! Onzekerheid is net als
kiespijn: ze laat je niet met rust.
Op zekeren dag, na het twaalfuurtje, was An
nette buitengewoon zenuwachtig. Aan tafel had
ze weinig gezegd en nog minder gegeten. Daar
na had ze haar mooiste japon aangetrokken.
Toen nam Olivier een beslissing. Hij wendde
barstende hoofdpijn voor (hij, die een ijzeren
gezondheid had) en zei, dat hij dezen middag
thuis zou blijven. En kijk, Annette begon het
hem uit zijn hoofd te praten, op alle mogelijke
manieren en spotte er zelfs een beetje mee;
kortom, ze trachtte hem te overtuigen, dat hü
niets mankeerde en dat hij veel beter naar zijn
werk kon gaan. Ze ging zelfs met hem mee,
zoover. „Dat is het bewijs, dat is het bewijs!"
dacht haar broer onderwijl.
Bij de deur van zijn kantoor namen ze af
scheid. Maar Olivier liep naar den achteruit
gang, sprong in een taxi en vloog naar huis. Hij
zou zich verschuilen. Waar? In een kast, na
tuurlijk. Het was wel een beetje belachelijk,
maar het moest. Hij wilde dien vent wel eens
zien. Want dat stond voor hem als een paal
boven water, dat diè vamniddag zou komen.
Eerst moest Annette natuurlijk nog terug ko
men, maar dan
Langzaam gingen de minuten voorbij. Einde
lijk hoorde hij geritsel aan de deur van de tuin
kamer, waarin hij zich verdekt had opgesteld.
Dat was Annette, natuurlijk. Annette? Neen, hij
was het! Wat een brutale vent! Olivier sprong
uit de kast te voorschijn en versperde hem den
weg.
De ander wilde teruggaan. Maar Olivier
wenkte hem gebiedend.
Beste heer, zeide hij, laten we het leven
bepraten als man tegenover man
Hij sloot de deur en deed den ander plaats
nemen. De arme Olivier! Hij was streng, maar
hij had een goed hart. Hij keek zijn overbuur
aan. Wat een knappe jongeman èn slank èn
elegant! Werkelijk, Annette had een goeden
smaak.En hij begon de zaken uiteen te zet
ten. Hielden ze van elkaar? Als ze maar geluk
kig werden! Hij zou wel een goed kosthuis vin
den. Wie was hij, dat hij den weg tot het geluk
zou willen versperren?
De ander was zichtbaar' in de war. Hij wilde
ontkennen, maar sprak zichzelf tegen. Doch Oli
vier had begrepen wat zijn plicht was.
Neen, zwijg, zegt u niets meer, geen woord!
zeide hij. Ik ga nu weg en als Annette straks
komt, zet u maar uw beste beentje voor.
Aandoening belette hem verder te spreken. Hij
verliet het huis, dat weldra niet meer zijn huis
zou zün, en ging weer naar zijn kantoor. Doch
het duurde geruimen tijd vóór hij weer eenigs
zins met zijn hoofd bij zijn werk was
Anderhalf uur later rinkelde de huistelefoon.
Stoor me niet, asjeblieft! schreeuwde hü
terug. Ik heb je toch gezegd, dat ik van
middag niet te spreken ben.
Neemt u mij niet kwalijk, meneer, maar
uw zuster is aan de telefoon! antwoordde de be
diende.
Hè? Wat? Mijn zuster?
Haastig schakelde hij over.
Hallo! Annette ben jij daar?
Annette was uiterst opgewonden en sprak on
begrijpelijke taal. Ze zei, ze' was een beetje la
ter thuisgekomen de deur stond open alles
was overhoop gehaald inbrekers waren er
geweestHü begreep er niets vanEn of
hij onmiddellijk naar haar wou komen.... Nu,
dat deed hij.
Annette stond aan de deur doodsbleek. Ze
greep hem bij z'n arm en trok hem mee. Binnen
leek het alsof er een aardbeving had plaats ge
had. Alle kasten waren opengehaald en de laden
leeggemaakt en overal lagen allerlei dingen ver
spreid.
M'n juweelen! jammerde Annette. En
het geld, en de effecten er is niets meer
'tis allemaal weg!
Olivier begreep alles. Zijn zuster was beetge
nomen ingepalmd door de mooie strijkages
van dat heerschap, dat zijn tijd had afgewacht,
om zijn slag te slaan. En hü, stommeling die hij
was, had hem in een stoel gezet en zich op va-
derhjke wijze met hem onderhouden.
Arme Annette! zeide hü- Wat een te
leurstelling voor je! (Ze keek hem verbaasd
aan). Kom, kind, we zullen er maar niet ver
der over spreken. Ik zal wel zorgen, dat alles
zoo stil mogebjk
Zeg, Olivier, waar heb je 't over? riep An
nette uit. Ben je gek geworden? Of ben ik
gek?
Zoetjesaan kwamen de gemoederen tot beda
ren. Toen volgden
radere verklarin- r f
?en' Annette j Een kUine
roeide zich diep
oeleedigd. Olivier
nad zich voorge- i
nomen niet dra-
matisch te wor-
den; maar dezen weerstand van zün zuster
verbasterde hem.
Is het danis het dan werkehjk....
Moet ik den diefstal aangeven? stamelde hij.
Bedoel je dat écht?
Nu begin je eindelijk verstandig te praten!
riep Annette. Natuurlijk bedoel ik dat. En
gauw een beetje!
Olivier liep naar de telefoon.
Dus maar een gewone dief! zei hij op
gelucht. Jammer dat je wat lang uitbleef van
middag. Annette! kon hij niet nalaten er met
een veelbeteekenenden blik aan toe te voegen.
Bemoei jü je met je eigen zaken, hè? beet
ze hem toe. Zorg maar dat we zoo gauw mo
gelijk ons boeltje terugkrijgen
Hankau, de oude stad aan den Jangtse, lan
ger dan een half jaar het hoofdkwartier
van maarschalk Tsjang Kai Sjek, wordt
thans ook ernstig door Japan bedreigd en staat
daarom in het centrum der belangstelling.
Tot iederen Chinees, wien dit bericht be
reikt, dringt het nu pas goed door, hoe ver de
vijand zijn onmetelijke vaderland reeds is bin
nengedrongen. De grootste stad van Centraal-
China, dat is Hankau. Het ligt te water onge
veer drie maal zoo ver van Sjanhai als Nanking,
de voormalige hoofdstad van de Nationale Re
geering. Zelfs een modern, snelvarend stoom
schip had nog 80 uur noodig om langs den
Jangtse van Sjanhai naar het hart van Cen-
traal-China te komen.
De naam van de stad wordt eigenlek Han-
k'ou geschreven, terwijl de post de aanduiding
Hankow gebruikt. Vertaald beteekent deze
naam Hanmond, wat eraan herinnert, dat deze
hoofdstad van de Chineesche provincie Hoepe
gelegen is aan de samenvloeiing van de Han-
Kiangrivier en den Jangtsekiang. Door zijn gun
stige ligging aan den Han-Kiang, den Jangtse
kiang en het Toeng-Tingmeer kwam Hankau
reeds in oude tijden tot bloei. Ook in vredes
tijd stroomden hier de Chineezen uit alle pro
vincies bijeen. Doch de oorlogsgebeurtenissen
van het afgeloopen jaar hebben deze stad tot
vergaarplaats gemaakt van allen die met
maarschalk Tsjang Kai Sjek besloten waren,
zich tegen den Japanschen aanvaller te ver
zetten;
Van de kust komend, ziet men Hankau als
een Europeesch aandoende stad voor zich lig
gen. Waar tientallen jaren geleden nog mod
derige oevers het gele water omzoomden, loopt
thans boven het hoogste waterpeil een 4 K.M.
lange kade, van de internationale nederzettingen
naar het beroemde gebouw van de zeedouane,
de „Bund". Direct achter het douanekantoor
begint dc Chineezenstad met haar 6 tot 7 ver
diepingen hooge kantoorgeboowen en bank
paleizen. Een warnet van smalle straatjes en
steegjes omringt deze paleizen, alsook de bui
tenlandsche consulaatsgebouwen. In dit laby
rinth klopt het echte, bonte Chineesche stads
leven, dat met geen Europeeschen maatstaf is
te meten. Voor den internationalen handel
staat Hankau pas sedert 1361 open en eerst
sinds 1911 beschouwt men in China Hankau als
stad. Dit is te merkwaardiger, als men weet,
dat Hankau in het midden van de 19de eeuw
meer dan een millioen inwoners had. Bü de
revolutie van 1851/'64 werd de stad echter plat
gebrand en geplunderd, hetgeen zich herhaalde
bij de revolutie van 1911. Welk lot zal deze veel
bezochte stad thans weer staan te wachten?
.Hartelijk dank -»
„uit naam van alle
„leden der groote
„hondenfamilie
„voör het trapje op
„uw voetrem, zoodat
„het leven van een
„mijner, soms erg
„roekelooze, neven
„niet voortijdig
„wordt afgesneden.
op dit blad zün ingevolge de verzefceringsvoorwaarden tegen T**t pm p( bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door |*t w tdj een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeertngen Ml I Ol/t" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen I ÖU«" doodeUjken afloop
bü verlies van een hana
een voet of een oog*
56
Jk wist wel, dat je dat zou zeggen," ant
woordde hij bitter. Ik wist, dat je dat excuus
zou maken en het me in mijn gezicht zou
gooien, maar ik was niet ontrouw. Neen Lorrie."
Hü noemde voor het eerst haar naam sinds hij
haar had aangesproken en zü voelde weer de
oude bekoring van zijn stem uitgaan.
„Ik was door dik en dun met je meegegaan,
zelfs al had het een totale ineenstorting van
Latcham tengevolge gehad. Ik gaf mün vader
zijn zin, een maand weg te blüven, omdat ik
het hem niet goed kon weigeren, maar ik bleef
me aan jou vasthouden. Ik was van plan bü je
te komen als de maand om was en te zeggen:
Lorrie, ik ben een arm man, maar ik zal je
gelukkig maken, als je je woord wilt gestand
doen en met me trouwen."
„Meende je dat
„Ik verzeker je, dat ik het meende. Waarom
zou je er aan twijfelen?" vroeg hü driftig.
Ze legde haar hand op het muurtje en
leunde er zwaar op.
„Ze hebben me verteld," zei ze aarzelend,
verlegen „ze zeiden dat dat je ver
liefd was op Diana Ze kon niet verder
spreken.
„Ze hebben je verteld herhaalde hü. „Wie
wie? Maar het doet er niet toe, wie je dat
verteld heeft. Verliefd op haar! Als je een
vrouw zooveel vermüdt als je kunt; als je jezelf
dag en nacht voorhoudt, dat geen macht ter
wereld je zou kunnen dwingen met haar te
trouwen, ben je dan verliefd op haar?"
„Je je was iederen dag bij haar," zei ze
zwakjes.
„Ja, dat ontken ik niet. Maar dat was mijn
schuld niet. Ik zou iederen dag bij haar hebben
kunnen zün tot den jongsten dag, maar ik zou
niet met haar getrouwd zün, voordat jij me in
den steek liet en dat weet je heel goed."
„Wacht eens," riep ze wanhopig. Ik ik
begrijp je niet. Je zegt
„Ik zeg, dat ik besloten had om niet met
Diana Meiford te trouwen, niet om Latcham te
redden, zelfs niet om mün vader te redden.
Pas toen ik het nieuws hoorde, dat je met dien
valschen hond met zijn gladde tong neem
mij niet kwalijk, ik vergat dat je met Sey
mour Meiford gaat trouwen, toen
Zij wendde haar hoofd van hem af, dat hü
de vreugde niet zou zien, die in haar oogen
kwam ondanks haar ellende. Hij hield van haar,
hü hield nog steeds van haar.
Hij stak de handen in de zakken van zün
ulster en bleef een oogenblik zwijgend staan.
„Toen ik hoorde, dat je verstandig genoeg
was geweest om Guy Kendale zijn congé te
geven voor Seymour Meiford, wat kon ik toen
beter doen dan met de vrouw trouwen, die
tenminste mijn vader voor een faillissement kon
behoeden? Toen ik jou verloren ha-d, hinderde
het immer? niet met wie ik trouwde? Als het Je*
misschien troost geeft, kan je me gelooven, als
ik je zeg, dat wanneer je me trouw was geble
ven ik liever alles alles had zien ineenvallen,
dan jou te verliezen. Maar ook viel hij zich
zelf in de rede. „Wat geeft het of ik al boos op
je ben. Je handelde als een echte vrouw en
meer valt er niet over te zeggen."
„Neen, meer niet," zei ze met een heesche
stem, die desondanks als muziek in zijn ooren
klonk, „alleen dit, Guy,we hebben ons alle
twee vergist."
Hü lachte bitter.
„Ja, dat is jouw manier van zeggen natuur
lijk. Ik heb me vergist, toen ik dacht, dat je van
me hield. Natuurlijk."
„Ik ik bedoel het niet zoo," zei ze wan
hopig. „Ik bedoel, dat je je vergist hebt toen je
dacht, dat dat
„Ga voort," zei hij somber, „het is het laatste
gesprek, dat wü samen zullen hebben voor-
loopig, zou ik zoo denken. Ik wou, dat ik kon
zeggen voor eeuwig," voegde hij er wanhopig bij.
dat ik met Seymour Meiford verloofd
was, vóór jij jij Diana vroeg om je vrouw
te worden."
„Wat!" riep hü uit op zachten, maar door
dringenden toon.
„Het is waar," zei ze bevend. „Ik ik
beloofde niets voor het telegram kwam om
te vertellen dat jü en zij verloofd
waren."
Hij deed een stap naar haar toe, bleef toen
staan, lijkwit met vlammende oogen.
„Is dat waar?" zei hü schor.
Zij hief haar oogen, op tot de zijne in
stomme bevestiging en hij wist, dat zü de waar
heid sprak.
„Groote hemel," barstte hü uit met gebalde
vuisten; „dan dan is er ergens een door
gestoken kaart geweest!" Hü bracht zijn hand
aan zün voorhoofd en staarde voor zich uit.
„Een doorgestoken kaart, Lorrie Lorrie!"
Zij schrok terug, zü wist wat er komen zou
en was bang voor zün vraag.
„Lorrie, wie kan dit hebben gedaan? Je hebt
mü dus niet in den steek gelaten? Je was me
trouw?"
„Trouwer dan jü," antwoorde ze.
„En en o hemel! - en ik had te laat kun
nen zijn! Lorrie, lieveling! Mijn schat! Vertel
me nog eens dat dat je me toch liefhad
dat je me nog liefhebt!
In zijn plotselinge vreugde kwam hij met
uitgestrekte armen op haar toe. Maar zü week
achteruit en hief haar hand op, die blank als
marmer scheen in het licht van de maan, om
hem terug te houden.
„Neen, neen," zei ze. „Raak raak me niet
aan. Het is waar! Maar het is te laat!"
Hij bleef staan en liet zün armen zakken.
„Wat bedoel je?" zei hij scherp. „Waarom
is het te laat? Je bent niet getrouwd. Als het
waar is, dat we werden bedrogen en dat dat
je nog altijd van me houdt" Hij zweeg en
keek in haar oogen, alsof hij in haar ziel wou
lezen en zij sloeg haar oogen neer. „Je houdt
van me!" riep hü uit. „O Lorrie, kom bü me!"
„Neen, neen," hügde ze. „Neen, het is te laat.
Ik ik kan niet bü je komen. Ik moet mor-
moet, ik moet! Vraag me niet waarom. Geloof
me alleen maar als je wilt en kunt. Ik ik was
je trouw. Ik kan je niet voor de laatste maal
laten gaan met de gedachte, dat ik je ontrouw
was. Ik ben je trouw geweest! Maar het is te
laat. Ik moet ik moet met hem trouwen."
Hij stond haar een oogenblik gretig op te
nemen, toen lachte hü bitter.
„Juist," zei hij. „Je zegt, dat je me lief hebt.
Dat denk je, maar het is niet waar, Lorrie. Je
hebt het geld van Meiford lief en alles, wat je
daarvoor kunt krijgen. Ik verbaas me er niets
over, dat je weigert dat te ruilen voor mij. Wat
was ik een ezel om hier te komen! Vooruit, ik
zal je nooit weer lastig vallen. Ik ga nu heen.
Trouw met hem! Natuurlijk zal je met hem
trouwen, welk meisje zou dat niet doen? Ja, ik
zal nu gaan. Vaarwel!"
Hü wendde zich om bleef staan.
„Ik ik ben bang, dat ik vanavond erg ruw
ben geweest, Lorrie. Je moet het me maar ver
geven. Ikoch, ik weet niet goed wat ik doe,
zie je. Het is zoo hard om je te verliezen, om
te bedenken, dat degene, die van mü zou zün
geweest, morgen van iemand anders zal zün.
Morgen. Ik wou, dat we morgen allemaal dood
waren voor het zoover komt! Ach" want er
ontsnapte haar een snik vergeef het me
maar. Ik.... ik wensch je .alle geluk. Ik
hij zweeg plotseling en terwijl hü naar haar
toeging, nam hij haar in zijn armen. „O lieve
ling. Mijn lieve, lieve meisje!" zei hü heesch.
„Hoe kan ik je opgeven. Hoe kan ik je laten
gaan? Geef me één kus Lorrie, één kus, de
gen met Seymour Meiford trouwen. O Guyl Ik [laatste, de allerlaatste!"*
Wit als een geest hief ze haar hoofd op, dat
een oogenblik als een geknakte bloem op zün
borst had gelegen en kuste hem.
Een oogenblik rustten hun lippen op elkaar
Het was het droevigste moment, het oogenblik
dat twee harten moesten scheiden. Toen, lang
zaam, maakte hij, volkomen gebroken, met een
kreet van ellende haar armen zachtjes los van
zijn hals en ging heen.
„Lorrie! Lorrie!" riep een stem uit de deur:
„Waar ben je?"
Het .was Greta in haar witte japon. Achter
haar stond Seymour Meiford, bleek en angstig.
„Goede hemel!" riep Greta uit, toen ze haar
zag. „Ze is buiten in die kou. Kind!" ging ze
voort toen Lorrie langzaam en traag op heD
toekwam, „wil je een kou op je hals halen? O,
hoe kan je toch zoo dwaas zijn?"
„Lieve Lorrie!" mompelde Seymour Meiford,
terwijl hij haar arm door den zijnen trok. „Hoe
kan je toch zoo zorgeloos zijn? Je gezicht is
sneeuwwit! Heb je een spook gezien?"
„Ben ik wit?" zei ze met droge lippen. „Ja,
ik heb een spook gezien, dat is het. Maar"
met een wilden lach „wees maar niet bangs
het is weg en zal niet terugkomen het zal
niet terugkomen!"
(Wordt vervolgd)