a
EEN WATERKAMP VAN HET N.J.V.
Zoekt gij betrouwbaar
I Personeel?
De kleinste clown van de wereld
Plaats dan een „Omroeper" j
voor 80.000 gezinnen
m
w.
■uëémI
I 8 WÊÊ
2 H
Gevaarlijke buren
DONDERDAG 11 AUGUSTUS 1938
mÊMÊÈÊmsmls
- *lsmm
iii
Lil
Het was nu al veertien dagen lang, dat
de kleine Timmes bij het ochtend
gebed in de derde klas ontbrak.
„Als het nu nog eens 5 minuten of hoog
stens een kwartier was," dacht meester
Brillestein, „kon ik het nog begrijpen, ver
oorloven niet, nooitmaar zoo kon het
toch niet doorgaan. Smithuizen, waar
woont Timmes, let op, ik vraag: waar
woont Timmes?"
„In het huis na het mijne, meester," was
het antwoord.
„Denk je nu, dat ik weet, waar jij woont,
domoor!"
„Achter den molen, meester, meer naar
links." - -
„Als je geen beter antwoord kunt geven,
Smithuizen!"
„De weg van café Boschlust, meester,
nog wel 2 kilometer verder."
„O, eindelijk! En wat doet nu een jon
gen, die zoo ver weg woont, als hij ten
minste geen ezel is?"
en gegooid als een elastieke bal
„Thuis blijven, meester!"
„Wat is er nu te lachen om zoo'n dom
en brutaal antwoord? Wie van jullie heeft
er niet gelachen?" vroeg meester. Er was
niemand, die zijn vinger opstak.
,Goed zoo, neem dan nu maar eens
je schrift en schrijf 100 maal: „Ik mag
niet lachen"."
Jullie hebt nu zeker al begrepen, dat
meester Brillestein er niet zoo eentje was
als de onderwijzers van tegenwoordig. Zoo
een, met een sporthemd en een wollen
pullover, met zijn haren in den wind en een
pijp in zijn mond, zoo'n meester, die je als
je kameraad beschouwt in het vrije uur,
maar waar je wat een ontzag voor hebt,
als hij voor de klas staat. Meester Brille
stein had een stijf boordje om met omge
slagen puntjes, een jas met pandjes en
knoopschoenen. Hij had een bril voor op
zijn netis en een pen achter zijn oor. En
zoo je ziet, gaf hij nog strafregels!
Toen men niets anders meer hoorde dan
het gekras van de pennen over het papier,
ging zachtjes de deur open en sloop op z'n
teenen Koos Timmes naar binnen. De oogen
van meester Brillestein richtten zich naar
de deur en bleven rusten op een armelijk
hoopje mensch; een onooglijk ventje met
een veel te groot, plat, bleek hoofd met
peenharen, korte beentjes en een rond
lijfje.
De groote vacantie was begonnen. Dat
was een feest, zelfs al werkte het weer
niet mee. De vacantieplannen waren wel
gemaakt, maar voor een tocht naar Ter
schelling was het nog wat te vroeg. Dus
moesten de jongelui zich nog zoo lang thuis
vermaken. Moeilijk was dat niet, want èn
Henk èn Bram waren thuis. En beiden kon
den veertien dagen blijven. Over een week
zou de tocht naar het eiland worden ge
maakt, waar de familie van Voorden een
week of zes bleef. Henk en Bram zouden
daar alleen de eerste week van medepro-
fiteeren.
Nu, terwijl de regen tegen de ruiten
kletterde, was de heele club bijeen. Bram
had beloofd iets te vertellen, dat hij zelf
beleefd had en vol belangstelling zaten de
anderen te luisteren. Bram begon:
„Ik had al lang genoeg van het officieele
zwembad en dacht er over, waar ik gaan
zou om ongestoord van het water te kun
nen genieten. Op mijn fietstochten meende
ik eindelijk een goede plek gevonden te
hebben. Een zandpad leidde naar een hel
dere beek, met gras aan den kant. Daar
zou ik mijn geluk gaan beproeven. Er was
geen mensch in den omtrek te zien en ik
genoot van het lekker koele water. Den
volgenden dag was ik weer op mijn plekje,
maar ik was niet zoo alleen, als ik mij had
voorgesteld. Het bleek namelijk, dat deze
beek ook door soldaten werd gebruikt als
zwemplaats. Daar zij echter een heel eind
van mij vandaan waren en wij elkaar dus
niet hinderden, schonk ik verder geen aan
dacht aan mijn medezwemmers. Verschei
dene malen zwommen wijzoo, op een af
stand van elkaar. Op zekeren dag echter,
ik was vroeg geweest en de militairen la
ter, zag ik hoe zij onrustig langs het wa
ter liepen. Een paar gingen op de fiets weg
en kwamen na een poos met een dreg te
rug. Toen begonnen zij weer het water
af te zoeken en na een klein half uur werd
een drenkeling opgehaald. De man had
niet goed kunnen zwemmen en was
blijkbaar tusschen boomwortels beklemd
geraakt, 't Was een akelig gezicht en ik
kan jullie verzekeren, dat ik drie dagen
noodig had, om er over heen te komen en
weer op mijn gewone plekje te gaan zwem
men. Toen ik weer terugkwam, had ik een
ander avontuur, dat niet akelig was. Ik
had al eerder opgemerkt, dat er zoo nu en
dan een groote wesp (Fig. 1) was, die brom
mend langs mij vloog, als ik uit het water
kwam. Toen ik er beter op ging letten,
bleek het een hoornaar te zijn, die groote
wesp, waarvoor de meeste menschen zoo
bang zijn. Na even om mij heen gevlogen
te hebben, ging het dier op een dikken
boom af, die aan den waterkant stond en
verdween in een gat. Ik begreep, dat daar
een nest moest zijn en toen ik even wacht
te, zag ik meer hoornaars hun weg naar
den boom nemen. Erg leuk vond ik die
buren niet. Terwijl ik naar huis fietste, zag
ik een paar boeren, die ik wel kende. Ik
vertelde hun van de hoornaars en ze be
loofden het nest te zullen uitrooken. Zij
wisten allerlei gevaarlijke gevallen te noe
men, waarin menschen en dieren door
hoornaars bijna gedood waren en ofschoon
ik niet alles kon gelooven, leek het mij
toch veiliger, dat ze met hun nest opge
ruimd werden. Een paar dagen later zag ik
een deel van de raten half verbrand bij
den boom liggen. Zoo eindigde mijn avoh'
tuur met de gevaarlijke buren. Maar na'
tuurlijk moest ik de plaatjes van wespeb'
nesten eens extra goed bestudeeren. Z°°
zag ik een plaatje van een nest, zooals d®
wespenkoningin in het voorjaar, April tot
Mei, alleen bouwt. Ik teekende het 1,9
(Fig. 2) om beter te begrijpen hoe het
elkaar zat. Het vreemde is, dat de larve11
met den kop naar buiten hangen en toch
niet uit de cellen vallen. Een voltooid nesc
ziet er heel anders uit. Daar is een heel®
wand om heen gebouwd van dezelfde Pa'
pierachtige stof, als die, waar het ne^
zelf uit bestaat en er zijn zijwaartsche i*1'
gangen. De beschrijving van een opgege
ven nest gaf aan, dat hierin alleen K°'
ninginnen waren (Fig. 3). Het werd lca
in den herfst gevonden en was ongevecf
dertig centimeter."
„Waar heb je die wijsheid vandaan?
vroeg Rob, toen allen zwegen.
„Wel, die heb ik gelezen in De Levend®
Natuur, waar een beschrijving van wespen
nesten in stond van mijnheer Walrecb®'
Maar de avonturen bij de beek komen nie
uit de Levende Natuur. Die heb ik zelf ge
leefd."
Een hartelijk applaus beloonde Bram vo°
zijn verhaal, en daar het intusschen dro°$
was geworden, besloot de club nog eve
een luchtje te gaan scheppen.
Advies
Zelf gemaakt
Zij wist het
gniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiii^
?ii"iiiirmiiiii!iiinninmii!imiiniiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii!iiiiiiiiiiinii!l!illlllll!i!liilllininillllllllll
FOTOREPORTAGE
iiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiuuiimiiiniiiiiuiuiiiiuiiiiiiiiiiiiimiiiiiuiiiiiiiiiiiiuuiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiilliiiiiiiiiiiiii^
'fflMffliilffi'fflWjftftlf irirWf**—
Een aardig detail van Het groote
bloemencorso, dat Woensdag door de
V.V.V. te Bergen (N.H.) in het Van
Reenenpark werd georganiseerd
f.
i
- -««,
a
De aankomst te Den Helder van de
deelnemers aan het derde zeekamp
van het Nationaal Jongeren Verbond
te Den Oever, die Woensdag een
bezoek aan den Helder brachten
pw nm >8%
De steiger voor het groote raam van
de Nieuwe Kerk op den Dam te Am
sterdam wordt afgebroken, nu de
restauratie van het raam gereed is
De commandant der Koloniale Reserve heeft Woensdag te Nijmegen een aantal sergeant-cadetten, die tot
tweede luitenant bij het Kon. Ned. Indische Leger benoemd zijn, beëedigd. Tijdens de plechtigheid
Z. H. Exc. Mgr. Lemmens met Mgr.
dr. Poels op weg naar de sluiting van
de veertiende Limburgsche Sociale
Studieweek te Rolduc
De bruggenbouwer aan het werk tijdens de zandwedstrijden voor
de jeugd, welke Woensdag te Zandvoort werden georganiseerd
door de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer
Het sein voor het middagmaal tijdens
de Fransche legermanoeuvres in de
omgeving van den .Col du Lautaret'
„Zoo Timmes," sprak de meester plech
tig, „komt u eens voor de klas en vertel
me, of u de school soms beschouwt als een
herberg, een speelplaats of een kermistent,
waar men naar welgevallen kan komen en
gaan? Sinds twee weken komt u op school,
op welk uur het u aanstaat."
Het had er allen schijn van, dat Koos deze
woorden niet begreep. Hij knipperde eens
met zijn oogjes en deed zijn mond niet
open.
„U woont nog voorbij de herberg Bosch-
lust?"
„Ja, meester," fluisterde Koos.
„Nu, vandaag is het Maandag. Morgen,
Dinsdag komt u op school met uw vader,
begrepen?"
„Ik heb geen vader, meester."
Mijnheer Brillestein schoof zijn bril eens
recht en nam het ventje van top tot teen
op. Het was, of hij toen pas zag, hoe armoe
dig, hoe treurig en vervallen de jongen er
uitzag. Hij zocht wat naar zijn woorden en
zei toen, 'n beetje verstrooid:
„Morgenochtend kom je net als de an
deren om negen uur, Timmes, begrepen?
Om negen uur!"
Dien avond wandelde meester Brillestein
mee in een stroom van menschen, die naar
de circustent gingen, die nu al veertien
dagen lang op een weiland buiten het dorp
stond. Het was anders zijn gewoonte
niet, naar openbare vermakelijkheden te
gaan, maar hij had een moeilijken dag
gehad met zijn leerlingen en een klein ver
zetje had hij daarom wel noodig. Hij be
taalde twee kwartjes aan de kassa en ging
onder het opgeslagen zeil door. Het schouw
spel was werkelijk wel 50 centen waard
Er waren dansende paarden en rekenende
olifanten, een dikke man, die met zijn buik
sprak, in plaats van met zijn mond, een
toovenaar uit Amerika, die twee ratelslan
gen op muziek liet dansener was ook
een clown van 220 centimeter lengte en
mager als een boonestaak, die grappen
maakte met zijn maat, een clown van twee
turven hoog. „De kleinste clown van de
wereld" stond er in het programma. Zij
renden elkaar achterna, wat erg grappig
was, want de groote maakte wel drie maal
het rondje tegen dat de kleine één cir
keltje geloopen had. De kleine kroop over
den buik van Gigante, zoo heette de reus,
of hij een vlieg- was. Het ventje werd ge
rold en gegooid als een elastieken bal. Het
'was een nummer, waar de menschen veel
pleizier in hadden. Zij klapten dan ook op
getogen in hun handen en de twee clowns
bedankten het publiek door naar alle kap
ten te buigen.
Toen meester Brillestein het circus ver
liet, kon de gedachte aan dien kleinen
clown hem maar niet loslaten. Het was of
hij het ventje al jaren lang kendedat
groote, bleeke hoofdTóen schoot het
hem te binnen. Vast besloten sloeg hij den
weg in naar de herberg Boschlust. Hij be
stelde er een glas bier en terwijl hij be
taalde, vroeg hij aan den waard:
„Een zekere Timmes.... woont die hier
ver vandaan?"
„Timmes, zegt u? Die is ai een half jaar
dood, mijnheer, maar de weduwe woont
hier nog wel- twee kilometer vandaan met
haar zoontjede stumperd werkt voor
zijn moeder...."
„In het circus?"
„Juist, mijnheer, hij is „de kléinste clown
van de wereld".
Na dien dag vergat meester Brillestein
eiken dag de laatkomers te noteeren, nog
wel 14 dagen lang, al den tijd, dat het cir
cus op het weiland buiten het dorp bleef
staan.
Koos Timmes kwam soms op tijd en
soms niet, maar tot groote verwondering
van de andere leerlingen sloeg meester
daar geen acht op.
CEDA
V.P.D.
Ti oi
Hoor*AAr
i'S-J
n r» e.
tnntit
De dorpsonderwijzer wil kippen gaan houden,
maar onkundig als hij nog is, vraagt hü aaö
een zijner leerlingen, zoon van een kippenhou-
dér, welk voedsel het beste is, om de kippe"
aan den leg te krijgen.
„Mijn vader geeft ze warm voer, daar legged
ze reuze van", zegt Kees.
Jaap, een Amsterdammertje, dat pas in het
dorp is komen wonen, steekt zijn vinger "P
en verzekert:
„Me fader hep geseg, asdat je se maar een
flinke mep op der kop mot gefe, dan blaaV®
se legge."
„Hein, hoe komt het, dat vandaag alle som*
men goed zijn, die je thuis hebt gemaakt?"
„Vader is op reis!"
Onderwijzeres: „Marietje, ik zal je even eetl
som opgeven. Veronderstel, dat je vader a»n
den slager twintig gulden schuldig was, aan dei*
behanger dertig, aan den huisbaas tachtté'
aan
Marietje: „Dan zouden we verhuizen."