De Islam in Britsch-Indië De avonturen van een verkeersagentje fl JietveiAcuU vonden daq Zijn beteekenis voor de missie 9 ALLE ABONNÉ'S F 250.- ORR1E I mrmSM WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1938 m RITSE.MA 5T0FZUIGERS van zijn porte- De kellnerin DOOR CHARLES GAR VICE In het Augustusnummer van Studiën schrijft Pater A. de Reenter S.V.D. over den groeienden invloed van den Islam in Britsch-Indië en de beteekenis hiervan voor onze missie. Zijn be schouwingen worden gesteund door uitvoerige documentatie en vele inlichtingen van missiona rissen uit, Voor-Inaië. Britsch-Indië telt bijna 80.000.000 Mohamme danen, meest landgeboren Indiërs. Hun aantal groeit; zij maken druk propaganda door woord en geschrift, maar staan daar tegenover een heel andere wereld. Terwijl in Afrika het ani misme, dat den neger niets meer te bieden heeft noch sociaal, noch godsdienstig, noch economisch, een al te gemakkelijke prooi is voor den Islam, staat de Muzelman in Voor- Indië tegenover het Hindoeïsme en Boeddhisme met hun gesloten godsdienstige systemen. Voor al tegenover het Hindoeïsme. Islam en Hin doeïsme, een tegenstelling afgronden diep, van elkander afkeerig als twee naties en twee ex tremen van godsdienst. Er is dus geen sprake van een mohammedaansch gevaar ofschuilt het toch nog ergens? Hierna geeft de schrijver een overzicht over de geschiedenis van den Islam in dit land. Nadat deze eeuwenlang een politieke heer schappij had uitgeoefend, maakten de wester lingen daaraan een einde. Dit was voor de Muzelmannen een diepe vernedering, evenals de afschaffing van het Perzisch en de invoe ring van het Engelsch als officieele taal in 1837. Bovendien hield de Brit vooral op den Mohammedaan een wakend oog, omdat hij dezen terecht als meer militant en agressief dan den Hindoe beschouwde. Toch trad op den duur voor den Islam weer een gunstige wen ding op. Het ontwakende Indische nationalis me vereischte voor de Engelsche regeering een tegenwicht, en zoo ontstond samenwerking tus- schen het Britsch bestuur en enkele meer vooruitstrevende Moslims. Een van die weinigen was Sir Syed Ahmad Khan, de groote pionier van de Mohammedaan- sche herleving (18171898). Hij begreep vol komen het gevaar der passiviteit en had tevens wilskracht en energie genoeg om tegen stroom op te beginnen aan het groote werk om den Indischen Islam godsdienstig en sociaal-op voedkundig te hervormen. Hij mijmerde niet in lusteloosheid over het grandioze verleden- maar zag naar de toekomst. Het stond bij hem vast, dat om ook maar iets te beteekenen in deze toekomst de Mohammedanen hun geloof meer wetenschappelijk zeker moesten stellen en van den anderen kant dit aanpassen aan de moderne eischen. Middelen daartoe waren volgens hem; tolerantie tegenover andere godsdiensten en herziening van het opvoedings systeem. Tolerant was hij zeer en een groot bewonderaar der Europeanen, der Britten in het bijzonder. In 1869 bezocht hij Engeland en schreef van daar naar Indië: „Zonder de Engelschen te vleien, kan ik in waarheid zeggen, dat de inwoners van Indië, hoog en laag, kooplui en kleine winkeliers, ont wikkelden en ongeletterden, als deze met de Engelschen vergeleken worden in ontwikkeling, manieren en rechtschapenheid, zooveel op hen gelijken als een vuil dier op een bekwaam man van goed voorkomen. De Engelschen hebben gelijk als zij meenen, dat wij in Indië domme bruten zijn De bemoeiingen van Sir Syed leidden in 1875 tot stichting van een Mohammedaansch Col lege te Aligarh, dat een belangrijke emanci- peerende rol heeft gespeeld en nog speelt. Hieruit zijn o.a. de bekende gebroeders Ali voortgekomen. Een tweede stap op den weg der herleving was de opening van de „All-India Muhamma- dan Educational Conference" in 1886. Weer een werk van Sir Syed Ahmad Khan en di rect gericht tegen het „National Congress" der Hindoes. Hierin was hij beslist een werktuig van de Engelsche politiek. In 1892 sluit Sir Syed zich aan bij de „Anglo- Muhammadan Defence Association of Upper- India", hoewel onder speciaal beding, dat men zou afzien van publieke agitatie. Dit werd in het programma opgenomen. Let wel op het woord „defence", dat is hier kenmerkend voor de positie der Mohammedanen. De vereeniging had echter al heel weinig te beteekenen, even als de „Patriotic Association" ook tegen het „National Congress" Beide associaties verdwenen met Sir Syed zelf. Toen Sir Syed in 1898 overleed, had zich rondom hem een school van jongemannen ge vormd, die zich zijn ideeën hadden eigen ge- maak'. en de door hem begonnen beweging verder konden leiden. Deze latere phase in den strijd voor den Islam omvatte o.a. de stichting eener „All- India Muslim League" in 1906, gericht tegen het Nationale Hindoe-Congres. Deze kwam echter tien jaar later tot samenwerking met het National Congress, aan welke koersveran dering het optreden der Engelschen tegen Tur kije tijdens den wereldoorlog niet vreemd was. Thans echter heerscht tusschen Moslims en Hindoes weer meer rivaliteit dan samenwer king. Daarnaast bestaan pogingen om deze een eenheidsfront tegenover de westerlingen te doen vormen. Van de activiteit der meer vooruitstre vende Mohammedanen getuigt verder de stich ting van een soort seminarie voor Moslimsche zending te Cawnporè. Ook de nieuwe bewegingen en associaties in Indië hebben allermeest een hoofdzakelijk de fensief karakter, wat vooral bepaald wordt door hun minderheid-zijn; en bij alles missen zij een program voor godsdienstige verdieping van den Islam. Dit wordt ons aanstonds duidelijk als we maar even een blik werpen op de actie programma's van een paar groote bewegingen van den laatsten tijd. De „Servant Society of Islam" b.v. stelt zich ten doel: 1. de boodschap van den Islam uit te dragen in de verschil lende werelddeelen in het algemeen en in In dië in het bijzonder, door middel van literatuur en prediking. 2. den Islam te verdedigen tegen aanvallen van zijn vijanden. En „The Grand Muslim Union and Library" wil: 1. de vijan den van den Islam vurig bestrijden. 2. de Muzelmannen der verschillende scholen ver eenigen. 3. de volgelingen van den profeet op nieuw bezielen door onderricht over Islam en Mohammed op rationeelen grondslag. 4. de niet-Mohammedanen uitnoodigen den eenig- waren godsdienst der menschheid, den Islam, te aanvaarden. Het is inderdaad niet te ontken nen, dat zij stevige pogingen doen en geweldig propaganda maken. In 1933 gaven zij 220 pe riodieken uit, wat reusachtig veel is, in aan merking genomen het verbluffende percentage analphabeten onder de Moslims zelf. Uit deze periodieken klinkt een allesbehalve vriendelijke gezindheid tegenover de christelijke missiona rissen. In 1934 zijn het al 328 periodieken in tien verschillende talen. Er ontstaan meerdere vereenigingen tot uitbreiding van den Islam met een groot aantal predikers, die ook wel succes hebben. In Z.-Indië boekte een zoo'n vereeniging van 1931'32 meer dan 1000 be keerlingen in één provincie, vooral onder Pa- rias. De bekendste voorvechter van den Islam is Hasan Nizami in Delhi, de president van de Chishti-vereeniging. Hij wendt zich vooral tot de untoudÉables. De reeds in 1885 gestichte vereeniging van Lahore heeft thans in alle grootere plaatsen onderafdeelingen. Verder vermelden we nog de Anjuman-vereeniging, die vooral weer aanvallen op den Islam wil weer leggen en den Islam rationeel zeker tracht te stellen. Dan is er nog een Ambala, die ook zeer veel invloed heeft en er op uit is den overgang naar het Christendom te beletten en onontwikkelden Mohammedanen onderricht geeft. De Ahmadiya-school concentreert zich zeer sterk op religieuze propaganda, is fana tiek ijverig en werkt vol opoffering, maar wordt wegens haar moderne opvattingen door de an dere richtingen nogal becritiseerd en tegenge werkt. Dit overzicht is verre van volledig, maar geeft toch al een aardig beeld der ontwikkelde activiteit. Wij willen niet zeggen, dat alles hon derd procent is en uit echte religieuze over tuiging voortkomt want de Indische Mo- hallmedaan kan heel goed religieus indifferent zijn en toch hartstochtelijk verdediger van zijn ^gemeenschap maar we hebben er toch mee te rekenen! En laten we eens getallen bekij ken. In 1921 waren er in Indië ruim 68 000.000 Mohammedanen, in 1931 ruim 77.000.000. Een toename van 9 millioen in tien jaren. Van 1930 1934 maakten zij onder de Parias van Z.- Indië 4000 volgelingen. Men kan hun jaarlijk- sche toename door propaganda gerust op 100.000 schatten. Stelt men daartegenover de getallen der katholieken, dan is die vergelij king inderdaad niet geruststellend. In 1884 wa ren er 1.500.000 katholieken in Britsch-Indië, in 1934 goed 3.500.000. In 50 jaren dus toege nomen met 2 millioen. Thans zijn er iets meer dan 4 millioen. Voorzeker niet erg bemoedigend. Waaraan dat te wijten is, daar hoeven we hier niet verder op in te gaan; we wilden enkel even de getallen tegenover elkander plaatsen. Bij de actie die de Mohammedanen ontwik kelen, mag vooral niet vergeten worden hun Een bijeenkomst van Paria's te Bombay onderwijs-propaganda, want ook die heeft heel wat te beteekenen voor vermeerdering van in vloed. En er schuilt een groot gevaar in, omdat hun scholen aan de groote massa zóóveel gees telijke ontwikkeling bieden, dat zij eenigszins kunnen begrijpen wat zij in periodieken etc. lezen, zonder echter daarin het ware van het valsche te kunnen onderscheiden. Bovendien hebben de Moslimsche onderwijzers zoo gele genheid om allerlei vooroordeelen tegen den Islam weg te werken, hem voor te stellen als den natuurlijken godsdienst aller menschen en hem tegelijkertijd weer het uiterlijk te geven van hoogere cultuur iets, waarom ook vroe ger velen uit de lagere kasten tot den Islam zijn overgegaan. Met de hulp van het gouver nement hebben zij allerwegen volksscholen op gericht en men telt ze thans bij honderden. Men organiseert paedagogische weken, waar onderzoek wordt gedaan naar onderwijs-me- thoden en waar de rechten van de Mohamme- daansche jeugd verdedigd worden. In Benga len b.v. zijn er volgens de laatste statistieken 17270 volksscholen voor Mohammedaansche jongens, 6 kweekscholen voor Mohammedaan sche onderwijzers en 9473 scholen voor meis jes. Vooral 't laatste cijfer is van belang. Het duidt er n.l. op, dat zelfs vrouwen en meisjes in het bezit der rechten komen, die haar eeu wenlang zijn onthouden. Meer en meer worden zij bevrijd uit haar achterlijke onwetendheid waarin men haar tot dan toe angstvallig had teruggedrongen. Wel is er nog geen hoogeschool voor meisjes, maar men is voornemens er te Calcutta een te openen en misschien is dat plan nu reeds een feit geworden. In 1917 wa ren slechts 7 Mohammedaansche meisjes op ■HMtNIMIIIUniHIIHIHIIM v> hristus heeft aan Zijn Kerk voor speld, dat zij om Zijnentwille vervol gingen sou moeten verduren. Zalig si], die vervolging lijden om de Gerechtig heid, want hunner te het Koninkrijk der Hemelen. kunstcolleges, in 1922 reeus 25, in 1927 dertig. Ook bij haar wordt de zucht naar onderwijs sterker. De vrouwen zijn georganiseerd in de „All-India Women's League". Een eenig geval van samenwerking van Hindoe en Moslim. Onmiddellijk resultaat van de onderwijs-actie is, dat de Mohammedanen weer allerwegen publieke ambten kunnen innemen, ofschoon zij lang niet voldoende intellectueelen hebben om al de plaatsen te bezetten, die hun per centsgewijze toekomen. Bovendien is het on derwijs nog veel te oppervlakkig. Niettemin doet het zijn werk. Keeren we thans terug tot de vraag waarvan wij uitgingen: is deze opleving van 't Moham medanisme in Voor-Indië een dreigend gevaar voor de Katholieke Missies? En alles wel be schouwd meenen we dan te moeten antwoor den: neen. Noch nu, noch in de naaste toe komst. We zien hier af van plaatselijke moei lijkheden die natuurlijk altijd voorkomen en die er nog meer zouden komen, als de Mo hammedanen b.v. dezelfde kasteloozen zouden trachten te'bekeeren, die ook door de christenen bewerkt worden. Maar we willen de zaak in haar geheel beschouwen en dan mogen we misschien vooral hierop steunen, dat de Mo hammedanen in Britsch-Indië een minderheid vormen, die er geen belang bij kan hebben andere minderheden tegen zich in het harnas te jagen. Zij zijn lotgenooten van de Katholie ken en moeten alles in het werk stellen, om aan een overheersching van de Hindoes te ontkomen. Over het algemeen mag het zelfs als een voordeel worden beschouwd, dat de Mohammedanen weer wat zelfbewuster worden, zoodat de Hindoes zich tegenover hen niet kun nen permitteeren wat zij willen. Aldus zijn ook de kleinere minderheden, waaronder ook de Katholieken, gedekt tegen al te groote eigen gereidheid der Hindoes. Want het is wel zeker, dat dezen zonder die groote Moslimsche min derheid tamelijk onverdraagzaam zouden wor den. Nu moeten zij zich altijd in acht nemen, omdat de Mohammedanen in de provincies waar zij in de meerderheid zijn immers kun nen retalieeren. Een missionaris uit Voor-In dië verzekerde mij, dat de factor van deze mogelijkheid in het huidige Indië inderdaad duidelijk te erkennen is. Daar komt bij, dat zij nog lang een minder heid zullen blijven. Boven meldden we een OUDSTE. FABRIEK_H11VERSUM_I5 MODELLEN I De snoek was heusch de kwaadste niet. „Kom gerust op mijn rug zitten," zeide de visch, en de matroos ging dadelijk op zijn breeden rug zitten. Er kwam een groote- school visschcn aan gezwommen om den matroos op den rug van den snoek te zien. Pijlsnel ging de snoek er vandoor, tot groote verbazing van Keesie en tot grooten schrik van den matroos, die niet ge dacht had, dat de snoek zoo snel zou vooruitschieten. Langs versteende planten, koralen, over nesten van visschen gingen ze. Paul Nerous was stamgast in het café van Winser. Bij gelegenheid van een beamb- tenfeest, waaraan hij zich niet had kunnen onttrekken, was hij er voor 't eerst gekomen. Sindsdien ging hij er vaker heen. Nu hij in smoking gereed stond uit te gaan, was niet het café van Winser zijn doel, hoewel het indirect toch wel in verband stond met de plannen, welke Paul Nerous besloten had van avond te volvoeren. Na een langen rit hield de taxi stil in de voorstad. Nerous beval den chauf feur te wachten en beklom welgemoed de acht trappen. Toen stond hij voor een smalle, verf- looze deur, die in een hoek tegen een schuin plafond aanstond, waarvan de kalk afbrokkelde. Paul Nerous klopte aan. „Excuseer," zei hij, den hoogen hoed lichtend, toen de deur geopend werd. „Ik zou graag juf frouw Lonny gesproken hebben!" De vrouw, die opendeed, nam hem verbaasd op van z'n glimmenden cylinderhoed tot de bouquet bloemen, welke hij schuins achter zich verbor gen wilde houden. „U moet zich vergissen, mijnheer," was het vriendelijke antwoord. „Hier woont geen Lonny." „Neemt u me niet kwalijk! Maar mijn inlich tingen waren zoo positief, dat ik er niet aan durfde twijfelen. Ze is kellnerin bij Winser," vorschte Paul nog even. „Totaal onbekend, mijnheer!" „Kan zij misschien nog een étage hooger wo nen?" „Neen, mijnheer, staakt u gerust uw zoeken; hier is u absoluut verkeerd. Ik woón hier alleen met m'n dochter." Nogmaals bood Paul Nerous zijn verontschul digingen aan en ging heen. Niettegenstaande de snelheid, waarmede de taxi zich een weg baande door het jachtende verkeer van de wereldstad, was deze Paul toch tamelijk snelle toename 9 mill, op tien jaren maar daarbij moeten we bedenken, dat zij dit haast uitsluitend te danken hebben aan natuurlijke toename, en niet aan hun pro paganda en bekeeringsactie. Daar kunnen we dus tegenover plaatsen de natuurlijke toename al is die dan geringer der Hindoes en andere bevolkingsgroepen. En dat zij de Hin does niet tot volgelingen van den profeet zul len maken, zal wel iedereen inzien. Als zij dat niet konden in den tijd, dat zij de heer schappij en de macht hadden over de Hindoes, dan kunnen zij dat nu zeker niet, nu zij heele- maal geen druk meer kunnen uitoefenen op hen als onderdanen. De kloof, die hen scheidt, zullen ze wel nooit overbruggen. Herhaaldelijk werd het door leiders van beide zijden gepro beerd, maar nog altijd is het op mislukking uitgeloopen. Hoofdzakelijk wel omdat de Mos- lemin er steeds weer een religieuze kwestie van maakten. Een buitengewone aanwinst zou het natuurlijk zijn als zij erin slagen konden de Parias naar hun kamp te lokken. Maar over het algemeen wordt hun hierin niet zoo heel veel kans gegeven, al wil men de eventueele mogelijkheid niet uitsluiten. (Verg. bijv. „De Tijd" 9 Febr. 1938 en „Studiën" Jan. 1938). Zoo juist duidde ik reeds aan, dat hun be keeringsactie nu toch ook juist niet zoo ver ontrustend effectief is. En al wat ik er over las, maakte den indruk, dat zij zich veel en veel meer richt op een wetenschappelijke scho ling, het inhalen van een grooten achterstand en de verredelijking van hun eigen geloofs systeem. Bovendien zijn ze het daarover met zichzelf niet eens en de wetenschap kweekt in hun rangen heel wat onverschilligheid. Zelfs in Aligarh moet er onder de studenten al heel weinig interesse zijn voor religieuze kwesties. Onder het gewone volk heeft dit indifferen tisme nog wel weinig verspreiding gevonden. Tenminste op een desbetreffende vraag kreeg ik vanuit Indië ten antwoord, dat ze zoo ver als dat is na te gaan hun voorschriften, als gebedstijden, groote vasten, uiterlijk ten minste goed onderhouden. In fanatiek verde digen van hun gemeenschap zijn zij allen ge lijk, ook al zou het met de onderhouding van de voorschriften niet al te best staan. Maar het is ook weer duidelijk, dat bekeeringspro- paganda niet van gewone menschen uitgaat, maar van bestudeerden. Critieker zou de toestand worden voor de christelijke missies als de Indiërs purnaswaraj kregen, d.i. als de Brit Indië aan zijn lot zou moeten overlaten. De Mohammedanen zouden dan ongetwijfeld geen oogenblik aarzelen om te trachten den ouden toestand van vóór de Engelschen te herstellen. Dat werd door hun leiders trouwens al meermalen tot uitdrukking gebracht. En mij lijkt, dat er nog wel kans is, dat zij daarin zouden kunnen slagen als het er op aan kwam, vooral als de diverse lei ders het tot een onderlinge eenheid brachten, wat wel mogelijk is. De Mohammedanen zpn nog altijd de mannen van de daad, vooral als het vechten geldt. Ze zijn over het algemeen krachtiger dan de Hindoes, fanatiek, strijdlus tig en overtuigd, dat zij eigenlijk heerschen moeten. Daarbij zouden zij mogen rekenen op de hulp van aangrenzende landen. En dat een minderheid een groote meerderheid kan terro- riseeren, daarvan biedt Indië's eigen geschie denis het voorbeeld en dat is met vele te ver meerderen. Maar de toekomst, waarin Engeland Indië aan zijn lot zal overlaten, is nog niet in het verschiet. Tenslotte is evenwel toe te geven, dat in Voor-Indië de Islam de eenige ernstige mede dinger van het Christendom is, want naast hun propaganda heeft de bekeeringsactie van Hindoes en Boeddhisten al heel weinig te be teekenen. niet groot genoeg. Menschen vlogen den auto voorbij als boomen en telegraafpalen den trein. Eentonigsaai Paul sloot zijn oogen. Hij wilde zich van het beeld, dat hem gevangen hield, verlossen. Zelfs de eenvoudige kleeding van een kellnerin kan flatteeren. Maar ondanks de gesloten oogleden, meende Paul kleuren te zien kleuren, niets dan kleuren. Waarom lachte men eigenlijk om de wilden, die hun lichaam met kleuren be smeren, de haren tot torens opwerken; neus, ooren, armen en b°enen met ringen en andere sieraden opsmukken en als gekken dansen, wan neer houten stokken en blokken op een gespan nen blaas bonken? Toen scheurde de portier van Winser, die het portier opende, het beeld af. Maar nauwelijks was Paul Nerous binnen, of met open oogen aanschouwde hij de werkelijke en geperfectdon- neerde beelden van zooeven. Nerous ging het lokaal binnen. De jazzband kermde onbarmhartig. De kapel meester in rok verhief zijn vioolstok; de aster in z'n knoopsgat neeg naar de portefeuilles der heeren en de geschminkte half-toegeknepen oogen der dames. Gepommadeerde muzikanten trachtten de gepoederde gezichten te behagen, gingen in de houding staan en wachtten op den strijkstok. Vlak bij de deur ging Nerous in een fauteuil zitten. Zijn oogen zochten de dienster. Een bekkenslag als 'n rollende donder elec- triseerde het orkest. In een ondeelbaar moment begonnen violen te krassen en te steunen, flui ten jammerden, saxophoons hoestten hysterisch. Dunne vingers gleden over gladde toetsen, vlugvlugger.... de chaos was volkomen. Lichtreflexen flitsten in roze en gele lampen kappen. Sigarettendamp vermengde zich met den reuk van allerlei likeuren en wijnen. De man in rok toonde zich een volleerde gymnast.., de instrumenten gilden het uit... fortissimo... deinende liefdesroes. Gestalten, die deinden als bloemen, zongen, terwijl ze wiegend vooruit gingen. Een man met 'n hoornen bril maakte van het oogenblik der dansextase ge- bruik om onder de tafel den inhoud i monnaie te in- I specteeren. Ne- j rous zag aan het trekken van zijn gezicht, dat hij in verlegen heid was. Hoe lang kon hij er nog mee toe? Een uur wellicht. En dan? Twee jonge mannen trokken als wereldwijzen aan zware Havanna's, lieten de onderlip han gen en maten de aanwezigen met hun el. Nerous hoorde hen philosopheeren als flirtende mus- schen. Zij schenen pret te hebben, wanneer zij den grooten man meenden te kunnen uithan gen. Morgen moesten ze wellicht de postzegelkas beheeren. Een kellnerin stoorde Paul Nerous in zijn overpeinzingen. „Sherry," sprak hij. „En wat drinkt u van me, juffrouw Lonne?" Afgemeten rustig wendde de kellnerin zich af, om even later het bestelde gracieus op het marmeren tafelblad te zetten. „En u Het meisje maakte 'n afwerend gebaar. „Ik ben vanmiddag bij u thuis geweest!" „Ziet u er daarom zoo chique uit?" „Maar de kellnerin Lonny was onbekend!" „Heeft u m'n moeder gezegd, dat ik hier kell nerin was?"Met groote schrikoogen zag het meisje den gast aan. „Moeder weet niet, dat ih deze betrekking heb en nu heeft u „Ik denk niet, dat ze me begrepen heeft," ver dedigde Paul zijn handelwijze. „Deze bloemen heb ik voor u. „Geeft u die maar aan 'n ander!" Op 'n on gewoon bitse manier kwamen deze woorden over haar smalle lippen; dan wendde zij zich af. Denzelfden avond ging Paul Nerous voor de tweede maal naar de voorstad, waar hij op nieuw acht trappen beklom en aanklopte. „Asjeblieft," zei hij, toen Lonny's moeder open deed. „Neemt deze bloemen van een onbe kende. Ik schenk ze aan de moeder van een goede dochter." Toen ging hij heen.... Op den terugweg filosofeerde Paul Nerous over paarlen in de diepte der zee en over bloemen, die haar kelken sluiten, wanneer kevers komen en het stof der wegen door de tuinen warrelt. In het café van Winser kwam Paul Nerous nooit meer; Lonny zegde drie maanden later haar betrekking op en vanaf dat oogenblik kwam Nerous dikwijls, beter gezegd, dagelijks in de voorstad. De bloemen hadden haar werk toch gedaan! (Nadruk verboden) BON V op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen *"i Rr^/\ WJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door F* *7^0 0611 ongeval met w ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F I OUt" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen F OU. doodelijken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij verlies van een voet vt I 60 Eindelijk hoestte lady Collop, zooals ze altijd deed, wanneer ze Lorrie wilde wakker schud den en ze zei; „Zou je niet eens willen zien, wat er deze maand verteld wordt oveV die lieve Chicke- raboos, Dolores?" Lorrie schrok op, nam het tijdschrift in haar handen en las het hoofdstuk, dat lady Collop wenschte te hooren. Daar ging de deur open en de oude butler kwam met een brief binnen. Lady Collop nam hem van het blad en zooals vele oude dames doen, draaide ze den brief om en om, zich er over verbazende van wien hij kon zijn. „Ik ken het handschrift, Dolores," zei ze, het adres beschouwende, „en toch kan ik me niet herinneren, wie zoo schrijft. Wie kan het toch zijn?" „Als u den brief openmaakt, misschien stelde Lorrie verveeld voor. „Ja," stemde lady Collop toe, die de ironie niet voelde. „Waar is mijn bril?" „Lieve hemel wat zonderling!" riep ze uit, nadat ze vijf minuten lang nauwkeurig van den inhoud kennis had genomen. Lorrie had in deze vijf minuten lady Collop en haar brief alweer vergeten. ..Dat is toch....l" Lieve hemel, ik weet niet wat ik moet zeggen. Zoo'n oude vriendin natuurlijk ik kan niet weigeren, maar. Lorrie keek met een lusteloos gebaar op. „Is er iets? Van wie is uw brief?" „Van een heel oude vriendin, Dolores. Lieve hemel, ik heb haar in geen jaren gezien. Wonderbaarlijk. Onze paden in het leven zijn zeer verschillend geweest, maar toch zal ik nooit een gelegenheid voorbij laten gaan om een broeder, die in nood zit, te helpen." Lorrie was er nu van overtuigd, dat het een bedelbrief was, zooals de oude dame ze iedere week bij dozijnen ontving. Zij was weer terug gekeerd tot het verleden en het beschouwen van de kat, maar lady Collop draafde voort: „Kijk eens hoe belangrijk het is, Dolores, om altijd het huis in orde te hebben. Niemand kan zeggen, dat ik niet altijd voorbereid ben. Sommige menschen stellen zich tevreden met een voorjaarsschoonmaak, of op z'n hoogst een maandelijksche beurt, maar neen, ik niet. Ik heb altijd gezegd: Wees klaar, Martha en de vijand zal je niet bij verrassing nemen." „Heeft een vijand gedreigd u bij verrassing te nemen?" vroeg Lorrie met een flauw glim lachje. „Een vijand! Neen. Goede hemel! Hoe <com je op zoo'n dwaas denkbeeld? Heb ik je niet gezegd dat lady Farnham een heel oude vrien din is?" „Lady Farnham!" herhaalde Lorrie en het bleeke gezichtje kreeg voor een oogenblik de oude kleur terug. „Wat is er met haar?" „O, met haar niet veel," antwoordde lady Collop. „Ze zou alleen maar in de stad komen, omdat ze daar een paar menschen te logeeren kreeg en ach, wat weten we toch weinig, wat er met ons gebeuren kan nu is het plafond van haar huis in Park Lane naar be neden gevallen en vraagt ze me om ze hier te laten logeeren, tot ze de zoldering hersteld heb ben." „Wie de werklui?" vroeg Dolores, die het verhaal niet heelemaal begreep. „Dolores, ik vrees, dat je niet oplet," zei lady Collop streng, terwijl ze haar over haar bril aanzag. „De werklui! Denk je, dat lady Farn ham me zou verzoeken om een troep werklieden te logeeren? „Neen; natuurlijk die twee jonge lui!" „U spreekt nu voor het eerst over jongelui," zei Lorrie glimlachend en toen nieuwsgierig: „Wie zijn het?" Lady Collop las nog een oogenblik den brief over en zeide toen: Het zijn lord Kendale en Diana Meiford, zijn verloofde." „Neem neem mij niet kwalijk," zei Lorrie opstaande, met een vuurrood gezicht en half geopende lippen. „Zei u," ze zweeg even om adem te halen „zei u lord Kendale?" „Ja, het is Kendale of Pendale," antwoordde de oude dame. „Maar lees zelf maar," en ze hield haar den brief voor. Lorrie nam hem bevende aan en zocht naar de namen. Ja, het was lord Kendale. Guy en Diana kwamen naar Manchester Square, naar het huis, waarin zjj woonde. Het scheen zoo onmogelijk, zoo onwezenlijk, dat ze een oogen blik als versuft naar den brief bleef staren. „Wel?" vroeg lady Collop niet begrijpend: „Is het Kendale of wat anders?" „Het is Kendale,' zei Lorrie zacht. Toen vatte ze moed. Ze moesten in geen geval hier komen. Hij zou niet komen als hij wist, dat zij hier was, ze moest zorgen, dat hij het hoorde. „U kunt ze natuurlijk niet hebben, hé?" zei ze zwakjes. „Waarom niet?" vroeg de oude dame. „Waar om zouden ze niet komen? Het huis is, hoop ik, groot genoeg." „Maar maar de tijd is zoo kort. O schrok ze, toen ze weer in den brief keek „er staat de vierde. Dat is vandaag vanavond. Het is onmogelijk!" ging ze voort, terwijl ze weer moed vatte, toen ze den trek van verbazing op het domme, goedhartige gelaat zag. „Er is geen tijd genoeg om alles voor lien in orde te maken Maar ongelukkigerwijze had ze lady Collop op een gevoelig punt geraakt. „In orde te maken! Ik ben dankbaar, Dolores, dat ik kan zeggen, dat ik altijd alles in orde heb. Ik geloof, dat ik de kracht zal hebben mijn plicht te doen. Lady Farnham zal niet kunnen zeggen, dat ze in tijd van nood tevergeefs een beroep op me heeft gedaan. Neen Doiores, ik ken mijn plicht en ik zal niet versagen." „Maar maar" zei Lorrie wanhopig „ze kunnen al met het diner hier zijn. Juffrouw Meiford zal een kamenier meebrengen de kamers „Zijn klaar," zei de oude dame, die koppig werd door haar tegenspraak. „Wat het diner betreft: Jane kan bij Fortuum wel een paar schotels kant en klaar halen. Dolores, het spijt mij, het spijt mij zeer, dat ik het moet zeggen, maar je schijnt een gebrek aan energie te heb ben, dat bepaald treurig is voor zoo'n jong meisje. Op jouw leeftijd zou ik altijd bereid zijn geweest de roepstem van mijn plicht te volgen. Hé" bedacht ze plotseling „zei ik niet Meiford? Het is zeker familie van Seymour Meiford het is bepaald zijn zuster. Je eigen schoonzuster en die zou je de deur willen wij zen!" „Zij is mijn schoonzuster nog niet," zei Lor rie, bleek wordend. „Maar ik zal niets meer zeggen. Als u al besloten bent „Dat ben ik zeker," zei mylady met een knikje. „Ik.... ikzal doen wat ik kan." „Dat is beter," merkte de oude dame goed keurend op. Ik ben blij dat ik een beter gevoel in je heb wakker geroepen, Dolores. We behoe ven toch nooit te vertwijfelen. Wie weet? Mis schien is dit bezoek wel een zegen voor je. Misschien wekt het je op om je plichten in het leven te vervullen; plichten, Dolores, die jij schijnt Maar Lorrie was al heengegaan. Nadat ze de noodige huishoudeijke beschikkingen had ge troffen, ging ze naar haar eigen kamer. Ze zat op haar bed en trachtte te denken, zich voor te stellen, dat zij Guy over een paar uur terug zou zien. Ze had hem niet meer ontmoet sinds hij haar op het kerkhof in zijn armen had gehouden, toen ze voor altijd afscheid van elkaar hadden genomen. Ze waschte zich; trok haar zwarte merino* japon uit en deed een zachte kashmiren a»»j die als avondjapon dienst deed en borstel het zachte, zijdeachtige haar, waarvan G had beweerd, dat het rond zijn hart was 2 wonden. Zij was nog niet klaar, toen er W werd gebeld. Met kloppend hart trachtte - een kalm gezicht te zetten, hoewel al ha» zenuwen trilden van opwinding. Ze keek eens in den spiegel en ging naar beneden. Bij de deur van den salon wachtte ze eve om moed te scheppen en Diana's helder metalen stem drong tot haar door. „Wat vriendelijk van u, lady Collop. Natuu lijk wilde ik niet gaarne misbruik van goedheid maken; maar mijn vader en rn .1 broer zijn beiden in Zuid-Frankrijk, zoodat nergens anders heen kon gaan. Lord Kend logeert in een hotel, maar hij' komt hier v avond dineeren, als het u tenminste schikt, moet wel naar de stad komen, ziet u, wan ben alles voor ons huwelijk in orde aan maken en er komt zooveel kijken, metwa» Bent u niet boos, dat we u zoo overrompy hebben? Die lieve lady Farnham verzeker ons dat het u niet zou kunnen schelen, dat u slechts zoo kort van te voren waarschuwe anders zouden we het niet gewaagd ben...." Lorrie wachtte niet langer, maar deed z^1 de deur open en trad binnen. Diana hoorde haar niet en was nog aan een stroom van verontschuldigingen be»w" toen Collop zei: (Wordt verwJ»®'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10