De Islam in Britsch-Indië
De avonturen van een verkeersagentje
fl
JietveiAcuU vonden daq
Zijn beteekenis voor
de missie
9
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
ORR1E
I
mrmSM
WOENSDAG 17 AUGUSTUS 1938
m
RITSE.MA 5T0FZUIGERS
van zijn porte- De kellnerin
DOOR
CHARLES
GAR VICE
In het Augustusnummer van Studiën schrijft
Pater A. de Reenter S.V.D. over den groeienden
invloed van den Islam in Britsch-Indië en de
beteekenis hiervan voor onze missie. Zijn be
schouwingen worden gesteund door uitvoerige
documentatie en vele inlichtingen van missiona
rissen uit, Voor-Inaië.
Britsch-Indië telt bijna 80.000.000 Mohamme
danen, meest landgeboren Indiërs. Hun aantal
groeit; zij maken druk propaganda door woord
en geschrift, maar staan daar tegenover een
heel andere wereld. Terwijl in Afrika het ani
misme, dat den neger niets meer te bieden
heeft noch sociaal, noch godsdienstig, noch
economisch, een al te gemakkelijke prooi is
voor den Islam, staat de Muzelman in Voor-
Indië tegenover het Hindoeïsme en Boeddhisme
met hun gesloten godsdienstige systemen. Voor
al tegenover het Hindoeïsme. Islam en Hin
doeïsme, een tegenstelling afgronden diep, van
elkander afkeerig als twee naties en twee ex
tremen van godsdienst. Er is dus geen sprake
van een mohammedaansch gevaar ofschuilt
het toch nog ergens?
Hierna geeft de schrijver een overzicht over
de geschiedenis van den Islam in dit land.
Nadat deze eeuwenlang een politieke heer
schappij had uitgeoefend, maakten de wester
lingen daaraan een einde. Dit was voor de
Muzelmannen een diepe vernedering, evenals
de afschaffing van het Perzisch en de invoe
ring van het Engelsch als officieele taal in
1837. Bovendien hield de Brit vooral op den
Mohammedaan een wakend oog, omdat hij
dezen terecht als meer militant en agressief
dan den Hindoe beschouwde. Toch trad op den
duur voor den Islam weer een gunstige wen
ding op. Het ontwakende Indische nationalis
me vereischte voor de Engelsche regeering een
tegenwicht, en zoo ontstond samenwerking tus-
schen het Britsch bestuur en enkele meer
vooruitstrevende Moslims.
Een van die weinigen was Sir Syed Ahmad
Khan, de groote pionier van de Mohammedaan-
sche herleving (18171898). Hij begreep vol
komen het gevaar der passiviteit en had tevens
wilskracht en energie genoeg om tegen stroom
op te beginnen aan het groote werk om den
Indischen Islam godsdienstig en sociaal-op
voedkundig te hervormen. Hij mijmerde niet
in lusteloosheid over het grandioze verleden-
maar zag naar de toekomst. Het stond bij hem
vast, dat om ook maar iets te beteekenen in
deze toekomst de Mohammedanen hun geloof
meer wetenschappelijk zeker moesten stellen
en van den anderen kant dit aanpassen aan
de moderne eischen. Middelen daartoe waren
volgens hem; tolerantie tegenover andere
godsdiensten en herziening van het opvoedings
systeem. Tolerant was hij zeer en een groot
bewonderaar der Europeanen, der Britten in
het bijzonder. In 1869 bezocht hij Engeland en
schreef van daar naar Indië:
„Zonder de Engelschen te vleien, kan ik in
waarheid zeggen, dat de inwoners van Indië,
hoog en laag, kooplui en kleine winkeliers, ont
wikkelden en ongeletterden, als deze met de
Engelschen vergeleken worden in ontwikkeling,
manieren en rechtschapenheid, zooveel op hen
gelijken als een vuil dier op een bekwaam man
van goed voorkomen. De Engelschen hebben
gelijk als zij meenen, dat wij in Indië domme
bruten zijn
De bemoeiingen van Sir Syed leidden in 1875
tot stichting van een Mohammedaansch Col
lege te Aligarh, dat een belangrijke emanci-
peerende rol heeft gespeeld en nog speelt.
Hieruit zijn o.a. de bekende gebroeders Ali
voortgekomen.
Een tweede stap op den weg der herleving
was de opening van de „All-India Muhamma-
dan Educational Conference" in 1886. Weer
een werk van Sir Syed Ahmad Khan en di
rect gericht tegen het „National Congress" der
Hindoes. Hierin was hij beslist een werktuig
van de Engelsche politiek.
In 1892 sluit Sir Syed zich aan bij de „Anglo-
Muhammadan Defence Association of Upper-
India", hoewel onder speciaal beding, dat men
zou afzien van publieke agitatie. Dit werd in
het programma opgenomen. Let wel op het
woord „defence", dat is hier kenmerkend voor
de positie der Mohammedanen. De vereeniging
had echter al heel weinig te beteekenen, even
als de „Patriotic Association" ook tegen
het „National Congress" Beide associaties
verdwenen met Sir Syed zelf.
Toen Sir Syed in 1898 overleed, had zich
rondom hem een school van jongemannen ge
vormd, die zich zijn ideeën hadden eigen ge-
maak'. en de door hem begonnen beweging
verder konden leiden.
Deze latere phase in den strijd voor den
Islam omvatte o.a. de stichting eener „All-
India Muslim League" in 1906, gericht tegen
het Nationale Hindoe-Congres. Deze kwam
echter tien jaar later tot samenwerking met
het National Congress, aan welke koersveran
dering het optreden der Engelschen tegen Tur
kije tijdens den wereldoorlog niet vreemd was.
Thans echter heerscht tusschen Moslims en
Hindoes weer meer rivaliteit dan samenwer
king. Daarnaast bestaan pogingen om deze een
eenheidsfront tegenover de westerlingen te doen
vormen. Van de activiteit der meer vooruitstre
vende Mohammedanen getuigt verder de stich
ting van een soort seminarie voor Moslimsche
zending te Cawnporè.
Ook de nieuwe bewegingen en associaties in
Indië hebben allermeest een hoofdzakelijk de
fensief karakter, wat vooral bepaald wordt door
hun minderheid-zijn; en bij alles missen zij
een program voor godsdienstige verdieping van
den Islam. Dit wordt ons aanstonds duidelijk
als we maar even een blik werpen op de actie
programma's van een paar groote bewegingen
van den laatsten tijd. De „Servant Society of
Islam" b.v. stelt zich ten doel: 1. de boodschap
van den Islam uit te dragen in de verschil
lende werelddeelen in het algemeen en in In
dië in het bijzonder, door middel van literatuur
en prediking. 2. den Islam te verdedigen tegen
aanvallen van zijn vijanden. En „The Grand
Muslim Union and Library" wil: 1. de vijan
den van den Islam vurig bestrijden. 2. de
Muzelmannen der verschillende scholen ver
eenigen. 3. de volgelingen van den profeet op
nieuw bezielen door onderricht over Islam en
Mohammed op rationeelen grondslag. 4. de
niet-Mohammedanen uitnoodigen den eenig-
waren godsdienst der menschheid, den Islam,
te aanvaarden. Het is inderdaad niet te ontken
nen, dat zij stevige pogingen doen en geweldig
propaganda maken. In 1933 gaven zij 220 pe
riodieken uit, wat reusachtig veel is, in aan
merking genomen het verbluffende percentage
analphabeten onder de Moslims zelf. Uit deze
periodieken klinkt een allesbehalve vriendelijke
gezindheid tegenover de christelijke missiona
rissen. In 1934 zijn het al 328 periodieken in
tien verschillende talen. Er ontstaan meerdere
vereenigingen tot uitbreiding van den Islam
met een groot aantal predikers, die ook wel
succes hebben. In Z.-Indië boekte een zoo'n
vereeniging van 1931'32 meer dan 1000 be
keerlingen in één provincie, vooral onder Pa-
rias. De bekendste voorvechter van den Islam
is Hasan Nizami in Delhi, de president van
de Chishti-vereeniging. Hij wendt zich vooral
tot de untoudÉables. De reeds in 1885 gestichte
vereeniging van Lahore heeft thans in alle
grootere plaatsen onderafdeelingen. Verder
vermelden we nog de Anjuman-vereeniging, die
vooral weer aanvallen op den Islam wil weer
leggen en den Islam rationeel zeker tracht te
stellen. Dan is er nog een Ambala, die ook
zeer veel invloed heeft en er op uit is den
overgang naar het Christendom te beletten
en onontwikkelden Mohammedanen onderricht
geeft. De Ahmadiya-school concentreert zich
zeer sterk op religieuze propaganda, is fana
tiek ijverig en werkt vol opoffering, maar wordt
wegens haar moderne opvattingen door de an
dere richtingen nogal becritiseerd en tegenge
werkt.
Dit overzicht is verre van volledig, maar
geeft toch al een aardig beeld der ontwikkelde
activiteit. Wij willen niet zeggen, dat alles hon
derd procent is en uit echte religieuze over
tuiging voortkomt want de Indische Mo-
hallmedaan kan heel goed religieus indifferent
zijn en toch hartstochtelijk verdediger van zijn
^gemeenschap maar we hebben er toch mee
te rekenen! En laten we eens getallen bekij
ken. In 1921 waren er in Indië ruim 68 000.000
Mohammedanen, in 1931 ruim 77.000.000. Een
toename van 9 millioen in tien jaren. Van 1930
1934 maakten zij onder de Parias van Z.-
Indië 4000 volgelingen. Men kan hun jaarlijk-
sche toename door propaganda gerust op
100.000 schatten. Stelt men daartegenover de
getallen der katholieken, dan is die vergelij
king inderdaad niet geruststellend. In 1884 wa
ren er 1.500.000 katholieken in Britsch-Indië,
in 1934 goed 3.500.000. In 50 jaren dus toege
nomen met 2 millioen. Thans zijn er iets meer
dan 4 millioen. Voorzeker niet erg bemoedigend.
Waaraan dat te wijten is, daar hoeven we hier
niet verder op in te gaan; we wilden enkel
even de getallen tegenover elkander plaatsen.
Bij de actie die de Mohammedanen ontwik
kelen, mag vooral niet vergeten worden hun
Een bijeenkomst van Paria's te Bombay
onderwijs-propaganda, want ook die heeft heel
wat te beteekenen voor vermeerdering van in
vloed. En er schuilt een groot gevaar in, omdat
hun scholen aan de groote massa zóóveel gees
telijke ontwikkeling bieden, dat zij eenigszins
kunnen begrijpen wat zij in periodieken etc.
lezen, zonder echter daarin het ware van het
valsche te kunnen onderscheiden. Bovendien
hebben de Moslimsche onderwijzers zoo gele
genheid om allerlei vooroordeelen tegen den
Islam weg te werken, hem voor te stellen als
den natuurlijken godsdienst aller menschen en
hem tegelijkertijd weer het uiterlijk te geven
van hoogere cultuur iets, waarom ook vroe
ger velen uit de lagere kasten tot den Islam
zijn overgegaan. Met de hulp van het gouver
nement hebben zij allerwegen volksscholen op
gericht en men telt ze thans bij honderden.
Men organiseert paedagogische weken, waar
onderzoek wordt gedaan naar onderwijs-me-
thoden en waar de rechten van de Mohamme-
daansche jeugd verdedigd worden. In Benga
len b.v. zijn er volgens de laatste statistieken
17270 volksscholen voor Mohammedaansche
jongens, 6 kweekscholen voor Mohammedaan
sche onderwijzers en 9473 scholen voor meis
jes. Vooral 't laatste cijfer is van belang. Het
duidt er n.l. op, dat zelfs vrouwen en meisjes
in het bezit der rechten komen, die haar eeu
wenlang zijn onthouden. Meer en meer worden
zij bevrijd uit haar achterlijke onwetendheid
waarin men haar tot dan toe angstvallig had
teruggedrongen. Wel is er nog geen hoogeschool
voor meisjes, maar men is voornemens er te
Calcutta een te openen en misschien is dat
plan nu reeds een feit geworden. In 1917 wa
ren slechts 7 Mohammedaansche meisjes op
■HMtNIMIIIUniHIIHIHIIM
v> hristus heeft aan Zijn Kerk voor
speld, dat zij om Zijnentwille vervol
gingen sou moeten verduren. Zalig si],
die vervolging lijden om de Gerechtig
heid, want hunner te het Koninkrijk
der Hemelen.
kunstcolleges, in 1922 reeus 25, in 1927 dertig.
Ook bij haar wordt de zucht naar onderwijs
sterker. De vrouwen zijn georganiseerd in de
„All-India Women's League". Een eenig geval
van samenwerking van Hindoe en Moslim.
Onmiddellijk resultaat van de onderwijs-actie
is, dat de Mohammedanen weer allerwegen
publieke ambten kunnen innemen, ofschoon
zij lang niet voldoende intellectueelen hebben
om al de plaatsen te bezetten, die hun per
centsgewijze toekomen. Bovendien is het on
derwijs nog veel te oppervlakkig. Niettemin
doet het zijn werk.
Keeren we thans terug tot de vraag waarvan
wij uitgingen: is deze opleving van 't Moham
medanisme in Voor-Indië een dreigend gevaar
voor de Katholieke Missies? En alles wel be
schouwd meenen we dan te moeten antwoor
den: neen. Noch nu, noch in de naaste toe
komst. We zien hier af van plaatselijke moei
lijkheden die natuurlijk altijd voorkomen en
die er nog meer zouden komen, als de Mo
hammedanen b.v. dezelfde kasteloozen zouden
trachten te'bekeeren, die ook door de christenen
bewerkt worden. Maar we willen de zaak in
haar geheel beschouwen en dan mogen we
misschien vooral hierop steunen, dat de Mo
hammedanen in Britsch-Indië een minderheid
vormen, die er geen belang bij kan hebben
andere minderheden tegen zich in het harnas
te jagen. Zij zijn lotgenooten van de Katholie
ken en moeten alles in het werk stellen, om
aan een overheersching van de Hindoes te
ontkomen. Over het algemeen mag het zelfs
als een voordeel worden beschouwd, dat de
Mohammedanen weer wat zelfbewuster worden,
zoodat de Hindoes zich tegenover hen niet kun
nen permitteeren wat zij willen. Aldus zijn ook
de kleinere minderheden, waaronder ook de
Katholieken, gedekt tegen al te groote eigen
gereidheid der Hindoes. Want het is wel zeker,
dat dezen zonder die groote Moslimsche min
derheid tamelijk onverdraagzaam zouden wor
den. Nu moeten zij zich altijd in acht nemen,
omdat de Mohammedanen in de provincies
waar zij in de meerderheid zijn immers kun
nen retalieeren. Een missionaris uit Voor-In
dië verzekerde mij, dat de factor van deze
mogelijkheid in het huidige Indië inderdaad
duidelijk te erkennen is.
Daar komt bij, dat zij nog lang een minder
heid zullen blijven. Boven meldden we een
OUDSTE. FABRIEK_H11VERSUM_I5 MODELLEN I
De snoek was heusch de kwaadste niet. „Kom gerust op mijn
rug zitten," zeide de visch, en de matroos ging dadelijk op zijn
breeden rug zitten. Er kwam een groote- school visschcn aan
gezwommen om den matroos op den rug van den snoek te zien.
Pijlsnel ging de snoek er vandoor, tot groote verbazing van
Keesie en tot grooten schrik van den matroos, die niet ge
dacht had, dat de snoek zoo snel zou vooruitschieten. Langs
versteende planten, koralen, over nesten van visschen gingen ze.
Paul Nerous was stamgast in het café van
Winser. Bij gelegenheid van een beamb-
tenfeest, waaraan hij zich niet had kunnen
onttrekken, was hij er voor 't eerst gekomen.
Sindsdien ging hij er vaker heen.
Nu hij in smoking gereed stond uit te gaan,
was niet het café van Winser zijn doel, hoewel
het indirect toch wel in verband stond met de
plannen, welke Paul Nerous besloten had van
avond te volvoeren. Na een langen rit hield de
taxi stil in de voorstad. Nerous beval den chauf
feur te wachten en beklom welgemoed de acht
trappen. Toen stond hij voor een smalle, verf-
looze deur, die in een hoek tegen een schuin
plafond aanstond, waarvan de kalk afbrokkelde.
Paul Nerous klopte aan.
„Excuseer," zei hij, den hoogen hoed lichtend,
toen de deur geopend werd. „Ik zou graag juf
frouw Lonny gesproken hebben!"
De vrouw, die opendeed, nam hem verbaasd op
van z'n glimmenden cylinderhoed tot de bouquet
bloemen, welke hij schuins achter zich verbor
gen wilde houden.
„U moet zich vergissen, mijnheer," was het
vriendelijke antwoord. „Hier woont geen Lonny."
„Neemt u me niet kwalijk! Maar mijn inlich
tingen waren zoo positief, dat ik er niet aan
durfde twijfelen. Ze is kellnerin bij Winser,"
vorschte Paul nog even.
„Totaal onbekend, mijnheer!"
„Kan zij misschien nog een étage hooger wo
nen?"
„Neen, mijnheer, staakt u gerust uw zoeken;
hier is u absoluut verkeerd. Ik woón hier alleen
met m'n dochter."
Nogmaals bood Paul Nerous zijn verontschul
digingen aan en ging heen.
Niettegenstaande de snelheid, waarmede de
taxi zich een weg baande door het jachtende
verkeer van de wereldstad, was deze Paul toch
tamelijk snelle toename 9 mill, op tien
jaren maar daarbij moeten we bedenken,
dat zij dit haast uitsluitend te danken hebben
aan natuurlijke toename, en niet aan hun pro
paganda en bekeeringsactie. Daar kunnen we
dus tegenover plaatsen de natuurlijke toename
al is die dan geringer der Hindoes en
andere bevolkingsgroepen. En dat zij de Hin
does niet tot volgelingen van den profeet zul
len maken, zal wel iedereen inzien. Als zij
dat niet konden in den tijd, dat zij de heer
schappij en de macht hadden over de Hindoes,
dan kunnen zij dat nu zeker niet, nu zij heele-
maal geen druk meer kunnen uitoefenen op
hen als onderdanen. De kloof, die hen scheidt,
zullen ze wel nooit overbruggen. Herhaaldelijk
werd het door leiders van beide zijden gepro
beerd, maar nog altijd is het op mislukking
uitgeloopen. Hoofdzakelijk wel omdat de Mos-
lemin er steeds weer een religieuze kwestie van
maakten. Een buitengewone aanwinst zou het
natuurlijk zijn als zij erin slagen konden de
Parias naar hun kamp te lokken. Maar over
het algemeen wordt hun hierin niet zoo heel
veel kans gegeven, al wil men de eventueele
mogelijkheid niet uitsluiten. (Verg. bijv. „De
Tijd" 9 Febr. 1938 en „Studiën" Jan. 1938).
Zoo juist duidde ik reeds aan, dat hun be
keeringsactie nu toch ook juist niet zoo ver
ontrustend effectief is. En al wat ik er over
las, maakte den indruk, dat zij zich veel en
veel meer richt op een wetenschappelijke scho
ling, het inhalen van een grooten achterstand
en de verredelijking van hun eigen geloofs
systeem. Bovendien zijn ze het daarover met
zichzelf niet eens en de wetenschap kweekt in
hun rangen heel wat onverschilligheid. Zelfs
in Aligarh moet er onder de studenten al heel
weinig interesse zijn voor religieuze kwesties.
Onder het gewone volk heeft dit indifferen
tisme nog wel weinig verspreiding gevonden.
Tenminste op een desbetreffende vraag kreeg
ik vanuit Indië ten antwoord, dat ze zoo
ver als dat is na te gaan hun voorschriften,
als gebedstijden, groote vasten, uiterlijk ten
minste goed onderhouden. In fanatiek verde
digen van hun gemeenschap zijn zij allen ge
lijk, ook al zou het met de onderhouding van
de voorschriften niet al te best staan. Maar
het is ook weer duidelijk, dat bekeeringspro-
paganda niet van gewone menschen uitgaat,
maar van bestudeerden.
Critieker zou de toestand worden voor de
christelijke missies als de Indiërs purnaswaraj
kregen, d.i. als de Brit Indië aan zijn lot zou
moeten overlaten. De Mohammedanen zouden
dan ongetwijfeld geen oogenblik aarzelen om
te trachten den ouden toestand van vóór de
Engelschen te herstellen. Dat werd door hun
leiders trouwens al meermalen tot uitdrukking
gebracht. En mij lijkt, dat er nog wel kans
is, dat zij daarin zouden kunnen slagen als
het er op aan kwam, vooral als de diverse lei
ders het tot een onderlinge eenheid brachten,
wat wel mogelijk is. De Mohammedanen zpn
nog altijd de mannen van de daad, vooral als
het vechten geldt. Ze zijn over het algemeen
krachtiger dan de Hindoes, fanatiek, strijdlus
tig en overtuigd, dat zij eigenlijk heerschen
moeten. Daarbij zouden zij mogen rekenen op
de hulp van aangrenzende landen. En dat een
minderheid een groote meerderheid kan terro-
riseeren, daarvan biedt Indië's eigen geschie
denis het voorbeeld en dat is met vele te ver
meerderen. Maar de toekomst, waarin Engeland
Indië aan zijn lot zal overlaten, is nog niet in
het verschiet.
Tenslotte is evenwel toe te geven, dat in
Voor-Indië de Islam de eenige ernstige mede
dinger van het Christendom is, want naast
hun propaganda heeft de bekeeringsactie van
Hindoes en Boeddhisten al heel weinig te be
teekenen.
niet groot genoeg. Menschen vlogen den auto
voorbij als boomen en telegraafpalen den trein.
Eentonigsaai
Paul sloot zijn oogen. Hij wilde zich van het
beeld, dat hem gevangen hield, verlossen. Zelfs
de eenvoudige kleeding van een kellnerin kan
flatteeren. Maar ondanks de gesloten oogleden,
meende Paul kleuren te zien kleuren, niets
dan kleuren. Waarom lachte men eigenlijk om
de wilden, die hun lichaam met kleuren be
smeren, de haren tot torens opwerken; neus,
ooren, armen en b°enen met ringen en andere
sieraden opsmukken en als gekken dansen, wan
neer houten stokken en blokken op een gespan
nen blaas bonken?
Toen scheurde de portier van Winser, die het
portier opende, het beeld af. Maar nauwelijks
was Paul Nerous binnen, of met open oogen
aanschouwde hij de werkelijke en geperfectdon-
neerde beelden van zooeven.
Nerous ging het lokaal binnen.
De jazzband kermde onbarmhartig. De kapel
meester in rok verhief zijn vioolstok; de aster
in z'n knoopsgat neeg naar de portefeuilles der
heeren en de geschminkte half-toegeknepen
oogen der dames. Gepommadeerde muzikanten
trachtten de gepoederde gezichten te behagen,
gingen in de houding staan en wachtten op den
strijkstok.
Vlak bij de deur ging Nerous in een fauteuil
zitten. Zijn oogen zochten de dienster.
Een bekkenslag als 'n rollende donder elec-
triseerde het orkest. In een ondeelbaar moment
begonnen violen te krassen en te steunen, flui
ten jammerden, saxophoons hoestten hysterisch.
Dunne vingers gleden over gladde toetsen,
vlugvlugger.... de chaos was volkomen.
Lichtreflexen flitsten in roze en gele lampen
kappen. Sigarettendamp vermengde zich met
den reuk van allerlei likeuren en wijnen. De
man in rok toonde zich een volleerde gymnast..,
de instrumenten gilden het uit... fortissimo...
deinende liefdesroes. Gestalten, die deinden als
bloemen, zongen, terwijl ze wiegend vooruit
gingen.
Een man met 'n hoornen bril maakte van het
oogenblik der
dansextase ge-
bruik om onder de
tafel den inhoud i
monnaie te in- I
specteeren. Ne- j
rous zag aan het
trekken van zijn gezicht, dat hij in verlegen
heid was. Hoe lang kon hij er nog mee toe?
Een uur wellicht. En dan?
Twee jonge mannen trokken als wereldwijzen
aan zware Havanna's, lieten de onderlip han
gen en maten de aanwezigen met hun el. Nerous
hoorde hen philosopheeren als flirtende mus-
schen. Zij schenen pret te hebben, wanneer zij
den grooten man meenden te kunnen uithan
gen. Morgen moesten ze wellicht de postzegelkas
beheeren.
Een kellnerin stoorde Paul Nerous in zijn
overpeinzingen.
„Sherry," sprak hij. „En wat drinkt u van me,
juffrouw Lonne?"
Afgemeten rustig wendde de kellnerin zich
af, om even later het bestelde gracieus op het
marmeren tafelblad te zetten.
„En u
Het meisje maakte 'n afwerend gebaar.
„Ik ben vanmiddag bij u thuis geweest!"
„Ziet u er daarom zoo chique uit?"
„Maar de kellnerin Lonny was onbekend!"
„Heeft u m'n moeder gezegd, dat ik hier kell
nerin was?"Met groote schrikoogen zag het
meisje den gast aan. „Moeder weet niet, dat ih
deze betrekking heb en nu heeft u
„Ik denk niet, dat ze me begrepen heeft," ver
dedigde Paul zijn handelwijze. „Deze bloemen
heb ik voor u.
„Geeft u die maar aan 'n ander!" Op 'n on
gewoon bitse manier kwamen deze woorden over
haar smalle lippen; dan wendde zij zich af.
Denzelfden avond ging Paul Nerous voor de
tweede maal naar de voorstad, waar hij op
nieuw acht trappen beklom en aanklopte.
„Asjeblieft," zei hij, toen Lonny's moeder
open deed. „Neemt deze bloemen van een onbe
kende. Ik schenk ze aan de moeder van een
goede dochter." Toen ging hij heen.... Op den
terugweg filosofeerde Paul Nerous over paarlen
in de diepte der zee en over bloemen, die haar
kelken sluiten, wanneer kevers komen en het
stof der wegen door de tuinen warrelt.
In het café van Winser kwam Paul Nerous
nooit meer; Lonny zegde drie maanden later
haar betrekking op en vanaf dat oogenblik
kwam Nerous dikwijls, beter gezegd, dagelijks in
de voorstad. De bloemen hadden haar werk toch
gedaan!
(Nadruk verboden)
BON V
op dit blad zijn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen *"i Rr^/\ WJ levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door F* *7^0 0611 ongeval met
w ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F I OUt" verlies van beide armen, belde beenen of beide oogen F OU. doodelijken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij verlies van
een voet vt
I
60
Eindelijk hoestte lady Collop, zooals ze altijd
deed, wanneer ze Lorrie wilde wakker schud
den en ze zei;
„Zou je niet eens willen zien, wat er deze
maand verteld wordt oveV die lieve Chicke-
raboos, Dolores?"
Lorrie schrok op, nam het tijdschrift in haar
handen en las het hoofdstuk, dat lady Collop
wenschte te hooren.
Daar ging de deur open en de oude butler
kwam met een brief binnen. Lady Collop nam
hem van het blad en zooals vele oude dames
doen, draaide ze den brief om en om, zich er
over verbazende van wien hij kon zijn.
„Ik ken het handschrift, Dolores," zei ze, het
adres beschouwende, „en toch kan ik me niet
herinneren, wie zoo schrijft. Wie kan het toch
zijn?"
„Als u den brief openmaakt, misschien
stelde Lorrie verveeld voor.
„Ja," stemde lady Collop toe, die de ironie
niet voelde. „Waar is mijn bril?"
„Lieve hemel wat zonderling!" riep ze uit,
nadat ze vijf minuten lang nauwkeurig van den
inhoud kennis had genomen. Lorrie had in deze
vijf minuten lady Collop en haar brief alweer
vergeten. ..Dat is toch....l" Lieve hemel, ik
weet niet wat ik moet zeggen. Zoo'n oude
vriendin natuurlijk ik kan niet weigeren,
maar.
Lorrie keek met een lusteloos gebaar op.
„Is er iets? Van wie is uw brief?"
„Van een heel oude vriendin, Dolores. Lieve
hemel, ik heb haar in geen jaren gezien.
Wonderbaarlijk. Onze paden in het leven zijn
zeer verschillend geweest, maar toch zal ik nooit
een gelegenheid voorbij laten gaan om een
broeder, die in nood zit, te helpen."
Lorrie was er nu van overtuigd, dat het een
bedelbrief was, zooals de oude dame ze iedere
week bij dozijnen ontving. Zij was weer terug
gekeerd tot het verleden en het beschouwen van
de kat, maar lady Collop draafde voort:
„Kijk eens hoe belangrijk het is, Dolores,
om altijd het huis in orde te hebben. Niemand
kan zeggen, dat ik niet altijd voorbereid ben.
Sommige menschen stellen zich tevreden met
een voorjaarsschoonmaak, of op z'n hoogst een
maandelijksche beurt, maar neen, ik niet. Ik
heb altijd gezegd: Wees klaar, Martha en de
vijand zal je niet bij verrassing nemen."
„Heeft een vijand gedreigd u bij verrassing
te nemen?" vroeg Lorrie met een flauw glim
lachje.
„Een vijand! Neen. Goede hemel! Hoe <com
je op zoo'n dwaas denkbeeld? Heb ik je niet
gezegd dat lady Farnham een heel oude vrien
din is?"
„Lady Farnham!" herhaalde Lorrie en het
bleeke gezichtje kreeg voor een oogenblik de
oude kleur terug.
„Wat is er met haar?"
„O, met haar niet veel," antwoordde lady
Collop. „Ze zou alleen maar in de stad komen,
omdat ze daar een paar menschen te logeeren
kreeg en ach, wat weten we toch weinig,
wat er met ons gebeuren kan nu is het
plafond van haar huis in Park Lane naar be
neden gevallen en vraagt ze me om ze hier te
laten logeeren, tot ze de zoldering hersteld heb
ben."
„Wie de werklui?" vroeg Dolores, die het
verhaal niet heelemaal begreep.
„Dolores, ik vrees, dat je niet oplet," zei lady
Collop streng, terwijl ze haar over haar bril
aanzag. „De werklui! Denk je, dat lady Farn
ham me zou verzoeken om een troep werklieden
te logeeren? „Neen; natuurlijk die twee jonge
lui!"
„U spreekt nu voor het eerst over jongelui,"
zei Lorrie glimlachend en toen nieuwsgierig:
„Wie zijn het?"
Lady Collop las nog een oogenblik den brief
over en zeide toen:
Het zijn lord Kendale en Diana Meiford, zijn
verloofde."
„Neem neem mij niet kwalijk," zei Lorrie
opstaande, met een vuurrood gezicht en half
geopende lippen. „Zei u," ze zweeg even om
adem te halen „zei u lord Kendale?"
„Ja, het is Kendale of Pendale," antwoordde
de oude dame. „Maar lees zelf maar," en ze
hield haar den brief voor.
Lorrie nam hem bevende aan en zocht naar
de namen. Ja, het was lord Kendale. Guy en
Diana kwamen naar Manchester Square, naar
het huis, waarin zjj woonde. Het scheen zoo
onmogelijk, zoo onwezenlijk, dat ze een oogen
blik als versuft naar den brief bleef staren.
„Wel?" vroeg lady Collop niet begrijpend:
„Is het Kendale of wat anders?"
„Het is Kendale,' zei Lorrie zacht. Toen vatte
ze moed. Ze moesten in geen geval hier komen.
Hij zou niet komen als hij wist, dat zij hier was,
ze moest zorgen, dat hij het hoorde.
„U kunt ze natuurlijk niet hebben, hé?" zei
ze zwakjes.
„Waarom niet?" vroeg de oude dame. „Waar
om zouden ze niet komen? Het huis is, hoop ik,
groot genoeg."
„Maar maar de tijd is zoo kort. O schrok
ze, toen ze weer in den brief keek „er staat
de vierde. Dat is vandaag vanavond. Het is
onmogelijk!" ging ze voort, terwijl ze weer moed
vatte, toen ze den trek van verbazing op het
domme, goedhartige gelaat zag. „Er is geen tijd
genoeg om alles voor lien in orde te maken
Maar ongelukkigerwijze had ze lady Collop
op een gevoelig punt geraakt.
„In orde te maken! Ik ben dankbaar, Dolores,
dat ik kan zeggen, dat ik altijd alles in orde
heb. Ik geloof, dat ik de kracht zal hebben mijn
plicht te doen. Lady Farnham zal niet kunnen
zeggen, dat ze in tijd van nood tevergeefs een
beroep op me heeft gedaan. Neen Doiores, ik
ken mijn plicht en ik zal niet versagen."
„Maar maar" zei Lorrie wanhopig
„ze kunnen al met het diner hier zijn. Juffrouw
Meiford zal een kamenier meebrengen de
kamers
„Zijn klaar," zei de oude dame, die koppig
werd door haar tegenspraak. „Wat het diner
betreft: Jane kan bij Fortuum wel een paar
schotels kant en klaar halen. Dolores, het spijt
mij, het spijt mij zeer, dat ik het moet zeggen,
maar je schijnt een gebrek aan energie te heb
ben, dat bepaald treurig is voor zoo'n jong
meisje. Op jouw leeftijd zou ik altijd bereid zijn
geweest de roepstem van mijn plicht te volgen.
Hé" bedacht ze plotseling „zei ik niet
Meiford? Het is zeker familie van Seymour
Meiford het is bepaald zijn zuster. Je eigen
schoonzuster en die zou je de deur willen wij
zen!"
„Zij is mijn schoonzuster nog niet," zei Lor
rie, bleek wordend. „Maar ik zal niets meer
zeggen. Als u al besloten bent
„Dat ben ik zeker," zei mylady met een
knikje.
„Ik.... ikzal doen wat ik kan."
„Dat is beter," merkte de oude dame goed
keurend op. Ik ben blij dat ik een beter gevoel
in je heb wakker geroepen, Dolores. We behoe
ven toch nooit te vertwijfelen. Wie weet? Mis
schien is dit bezoek wel een zegen voor je.
Misschien wekt het je op om je plichten in
het leven te vervullen; plichten, Dolores, die
jij schijnt
Maar Lorrie was al heengegaan. Nadat ze de
noodige huishoudeijke beschikkingen had ge
troffen, ging ze naar haar eigen kamer. Ze
zat op haar bed en trachtte te denken, zich
voor te stellen, dat zij Guy over een paar uur
terug zou zien. Ze had hem niet meer ontmoet
sinds hij haar op het kerkhof in zijn armen had
gehouden, toen ze voor altijd afscheid van
elkaar hadden genomen.
Ze waschte zich; trok haar zwarte merino*
japon uit en deed een zachte kashmiren a»»j
die als avondjapon dienst deed en borstel
het zachte, zijdeachtige haar, waarvan G
had beweerd, dat het rond zijn hart was 2
wonden. Zij was nog niet klaar, toen er W
werd gebeld. Met kloppend hart trachtte -
een kalm gezicht te zetten, hoewel al ha»
zenuwen trilden van opwinding. Ze keek
eens in den spiegel en ging naar beneden.
Bij de deur van den salon wachtte ze eve
om moed te scheppen en Diana's helder
metalen stem drong tot haar door.
„Wat vriendelijk van u, lady Collop. Natuu
lijk wilde ik niet gaarne misbruik van
goedheid maken; maar mijn vader en rn .1
broer zijn beiden in Zuid-Frankrijk, zoodat
nergens anders heen kon gaan. Lord Kend
logeert in een hotel, maar hij' komt hier v
avond dineeren, als het u tenminste schikt,
moet wel naar de stad komen, ziet u, wan
ben alles voor ons huwelijk in orde aan
maken en er komt zooveel kijken, metwa»
Bent u niet boos, dat we u zoo overrompy
hebben? Die lieve lady Farnham verzeker
ons dat het u niet zou kunnen schelen, dat
u slechts zoo kort van te voren waarschuwe
anders zouden we het niet gewaagd
ben...."
Lorrie wachtte niet langer, maar deed z^1
de deur open en trad binnen.
Diana hoorde haar niet en was nog
aan een stroom van verontschuldigingen be»w"
toen Collop zei:
(Wordt verwJ»®'