BLOEMEN Y. NADAT WE ZE
V
GEPLUKT HEBBEN
IIHhhIH
D
Nieuws over „den Eeker"
vf-
'n Lettergreep-raadsel
voor deze week
cuTH. den. dl.
dig. -e .e.een.-eL.furrb.
kaait. klag.knie. Ïe.-Pes.
(L.ma.naai. nie. o. op.
zant.iezouuf.se. spys.
stan.the.tie, to. m.ifen.
ufazf.
X
Imprimé waar ook
en wanneer ook
m.M 1I WSÊÈÊÊSÈÊÊÈÊm -v
ZONDAG 21 AUGUSTUS 1938
Hoe en waarin ze geschikt
worden
Hoe we ze afsnijden
Waar we ze zetten
Bijzondere zorg
ONS PRIJSRAADSEL
Het magische vierkant en het
k ruiswoordraadsel
Oplossing vorig raadsel
Het nieuwe raadsel
Prijswinnaars
Het schimmelen van
roggebrood
h - -
WIST U DAT?
Eenige interessante spellen
z.
z.
z.
BRABANTSCHE BRIEVEN
Hii blijft ook na „Bamis" op den hof
De vinnig knippende tuinschaar of de
'cherpe snede van het tuinmansmes is het
hoodlot in het leven van de bloem. Daarmee
Mwdt een eind gemaakt aan haar natuurlijk
bestaan en de verdere levensduur zal afhan
kelijk zijn van onze goede ofpoovere zor-
Sen.
Voor sommige menschen zijn bloemen méér
ban dingen, die een mooie kleur hebben en
lekker ruiken, er zijn ook menschen, noem
ke dan maar geëxalteerd voor wie de bloe
den levende schepseltjes zijn, waarmee ze op
bun speciale manier omgaan. Ze spreken ze
toe, ze streelen ze, ze weten precies, wat elke
bloem noodig heeft om op zijn mooist te
bloeien; want dat hebben ze langzamerhand
begrepen door hun intensen omgang met de
bloemen, die ze verzorgen en vertroetelen. En
doen met hun vergaarde kennis graag ons
Voordeel.
Zoo vertelde ons een oude monnik, die tuin
kan-portier was in zijn klooster in Normandië
die met zijn planten omging als met kin
beren, dat lang niet alle afgeplukte bloemen
°P dezelfde wijze behandeld moeten worden,
Villen we ze zoo lang mogelijk goedhouden.
Daar zijn er bijvoorbeeld, die we dagelijks
Versch water moeten geven zooals asters, die
*r dan zelfs van houden, een douche over de
stelen te krijgen terwijl andere bloemen, on-
ber andere tulpen, geen aanraking velen en
«et best gedijen, wanneer we het water in de
Vaas, door af en toe bijgieten, op peil hou
den.
*s ook niet onverschillig, want de verschillende
Bewassen reageeren anders. Rozen en chry
santen knippen we met de schaar, die we niet
gebruiken voor lupinen, tulpen en lelies, welke
V'e met de vingers afbreken. Gladiolen en
bissen geven we met een scherp mes een
Schuine snede en dahlia's splijten we onder
aan den steel in kruisvorm vóórdat we ze in
bet water zetten.
De sappige stelen van cyclamen, kerstrozen
*n waterlelies knijpen we, na het plukken, aan
be onderzijde stevig uit opdat de bloem haar
sap niet onmiddellijk loost en daardoor spoe-
big verwelkt.
Er zijn bloemen het lijkt wonderlijk die
bet gezelschap van andere soorten bloemen
biet verdragen. Een typisch voorbeeld hiervan
b de muurbloem, die we alleen met „eigen
Volk" in een vaas moeten zetten, willen we er
tenminste eenigen tijd plezier van hebben. Re
seda, de bescheidene, zachtgeurende echter
Vraagt bij voorkeur met andere bloemsoorten
samen te mogen staan.
Evenmin is het onverschillig in welk ma
teriaal de bloem haar laatste dagen binnens
kamers slijt. Vingerhoedskruid bijvoorbeeld, de
Vergiftige, maar vorstelijke bosch-bloem, heeft
een uitgesproken voorliefde voor koper, terwijl
Papavers van tin houden en de meeste veld
bloemen het best tieren in glas, evenals het
Bros der vasteplanten-bloemen, die niet op
Porcelein gesteld zijn.
Goudsbloemen en dahlia's doen we geen
groot er plezier dan ze in aardewerk te zetten,
btisschien wel omdat ze weten, dat ze zoo bij
zonder decoratief staan in een simpele, groene
kan; eenvoud immers past den eenvoudigen.
Vooral niet op den tocht, den aartsvijand van
alle en speciaal van witte bloemen alsook van
Vozen en orchideeën, de teere. Geplukte hei
staat graag koel en narcissen om van den
herfst even den sprong te maken naar het
Voorjaar staan bij voorkeur voor den spie-
gol, de legende van hun naamgenoot getrouw.
Van gasbelichting houden bloemen noch
groene planten, evenmin als van de droge
Varmbe van een centrale verwarming.
Bloemen, die in een vaas staan, gaan hierin
®ls het ware „groeien" omdat ze zich rekken
baar het licht. Valt het licht van verschil-
kbde kanten, dan groeit het boeket na een dag
hi losser natuurlijkheid uit, dan waarin men-
Schenhanden het kunnen schikken.
kan het leven van enkele bloemsoorten, nadat
Sa als slachtoffers van onzen versieringslust ge-
Vallen zijn, rekken. Rozen, anjers en lathyrus
gaven we eiken ochtend een dauw-bad door ze
hï bespuiten met een pulverisator. Lathyrus
Vraagt evenals de anemoon om lauw water. Dat
bloemen van aspirine houden is geen fabeltje;
r°zen, die de kopjes laten hangen worden er
Achtbaar door opgekwikt. Maar wat velen
Verzuimen, na den bloemen dit medicijn toege
diend te hebben is: dat het water dan na twee
uur ververscht moet worden.
Wat gewoon grof keukenzout is een toni
cum voor korenbloemen, zinia's, margrieten,
asters en hortensia's. Afgesneden azaleabloemen
verheugen ons langer, in suikerwater gezet, en
mimosa krijgt de donzigheid en diepe tint te
rug in warm water.
Op naakte stelen, waarvan we al het blad
hebben afgestroopt, hebben seringen den lang-
sten levensduur en ook asters en goudsbloemen
houden zich op bladloozen stengel het langst.
Van alle afgesneden bloemen, die we in het
water zetten moeten we immer het groen af
plukken, hetwelk door de diepte der vaas in
het water zou staan omdat dat al spoedig rot
ting veroorzaakt.
„Een lumineus idee: zoo'n cross met een
tooverkwadraat in het midden. Op de hoeken
hebben we ze ook al eens gehad nu nog de
combinatie van het vijftal, en dan is het spel
volmaakt." We willen op deze ontboezeming
even antwoorden, dat we gaarne op het laatste
voorstel ingaan: wellicht komen we bij de
eerstvolgende gelegenheid al met zoo'n georna
menteerd kruiswoordspel op de proppen.
Het magische vierkant ziet er aldus uit:
romp
olie
mier
perk
Het kruiswoordraadsel.
Horizontaal.
1 tarra, 5 omdat, 9 eer, 10 vee, 11 pmber, 13
engel, 15 nee, 16 even, 17 Ede, 18 kilo, 20 snor,
21 slot, 24 lama, 28 nar, 29 page, 31 rijk, 32
étage, 34 pronk, 35 gal, 36 oom, 37 koets,
38 staar.
Vertikaal.-
1 tronk, 2 rebel, 3 ree, 4 arre, 5 oven, 6 men,
7 degen, 8 teler, 12 Mei, 14 Edo, 19 ooit. 20
spel, 21 Sneek, 22 lat, 23 orage, 25 aroma, 26
mijn, 27 akker, 29 pels, 30 epos, 33 gat, 34a rot.
Met het gegeven stel lettergrepen moet men
een 12-tal woorden vormen, welke achtereen
volgens aan deze beteekenissen of aanduidin
gen voldoen.
1. plaats in Noordbrabant.
2. gelijke.
3. groote eiersoort.
4. verdraagzaamheid, toegeeflijk.
5. plaats in Groningen.
6. geneigd tot verzet.
7. condolatie, condoléance.
8. wiskundige grondstelling.
9. uitgave.
10. schrijftafel.
11. menu.
12. verbond.
Zet men de 12 verkregen woorden onder el
kaar, dan geven de letters in de eerste en da
vijfde vertikale kolom, beide van boven naar
beneden, den naam van een industrieele in
richting te lezen.
We maken er even opmerkzaam op, dat met
die vijfde vertikale kolom het laatste woord
niet „meedoet", om de eenvoudige reden, dat
het slechts uit 4 letters bestaat.
Oplossingen worden tot Vrijdagmiddag 12 uur
ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen Ruys-
daelstraat 60, Utrecht.
De prijzen werden na loting toegekend aan
de volgende personen: C. A. v. Driol Singel 361
Amsterdam-C,; H. Maes, Potgieterstraat 38,
Utrecht; A. Hoogen, Kleverparkweg 31, Haar
lem; E. Siebel, Molenstraat 44, Fox tel; mevr.
de Git, Tweeboomlaan 7, Hoorn; R C Wil
lems, Boschweg 11, Berg en Dal.
Wat is eigenlijk schimmel?
Niet anders dan een verzameling miniatuur
zwammetjes, die zich op een geschikten voe
dingsbodem met groote snelheid ontwikkelen.
De „grauwgroene" schimmel is in de zomer
maanden de bederver van ons roggebrood, dat
telkens weer wanneer we het uit de kast te
voorschijn halen, de gevreesde witte dons
plekjes vertoont.
Eén voorzorgsmaatregel is: het roggebrood
des zomers in een goed geventileerden trommel
te bewaren en vooral op een droge plaats.
Maar meer afdoende om het ontstaan van
schimmelplekken te voorkomen is: het rogge
broodje aan den buitenkant stevig af te borste
len en het dan een oogenblikje op den brood
rooster aan alle kanten in te drogen. Het vraagt
even tijd en aandacht, maar spaart ergernis en
het spaart de vele brokken, die anders later
weggesneden moeten worden.
V*- :S
In het wild geplukte bloemen: fijn wit pijpkruid, gele en roode klaver, paarse
hondsdraf, wit duizendblad en glimmend gele boterbloemen in een lagen, glazen
bak bijeen geschikt tot een stukje bont weiland
Het zal geen enkele vrouw verdrieten, dat
imprimé japonnen boven aan op het program
ma zijn blijven staan en zich voor den hoog-
zomer ten volle handhaven. Zoowel voor na
middag uit soepel, onkreukbaar materiaal, dicht
bedrukt met contrasteerend motief als voor
den avond met wijd verspreide bloemtoeven op
luchtigen vlinderlichten ondergrond. Spreken
de kleur-combinaties treden op den voorgrond:
zoo een robe van lichtgele lorganza bedrukt
met groote boeketten vuurroode bloemen. Blau
we organdie bezaaid met groote witte margrie
ten, waarbij een witte margriet de coiffure vol
tooit.
De impriméetjes wij hoorden een verkoop
ster in een onzer modehuizen ze zoo betitelen
hebben voor de draagster veel goede zijden.
Ten eerste is het een gemakkelijke dracht, niet
zoo uiterst vatbaar voor smet en kreukels, welk
laatste alternatief in het reis-seizoen van be
lang. is. En op de tweede plaats is men met
een dergelijk gekleed japonnetje immer „ge
kleed", in den namiddag met een capeline, en
's avonds wanneer men zich ook even op den
dansvloer wil vertoonen, met een enkele bloem
als hoofdtooi.
Corsages behooren niet op een imprimé ja
pon, maar meent de draagster, dat het een
persoonlijke noot geeft of meer flatteert, dan
kieze ze de bloemen in juiste harmonie met de
overige kleuren.
Natuurlijk is Mevrouw Mode, die zeer gauw
moe pleegt te zijn van haar trouvailles, op zoek
gegaan naar andere motieven dan bloemen, om
haar japonzijden mee te bedrukken. En zoo
hebben we japonnen gezien, bedrukt met kran
tenpagina's, handteekeningen, met astronomi
sche motieven, met name de teekens van den
dierenriem, ja, met den naam van de draagster.
Als iets nieuws lanceerde Parijs een japon be
drukt met paddenstoelen.... toen Walt Dis
ney's Sneeuwwitje met haar zeven dwergen
geen dernier cri meer was.
In het Engelsche Parlement werden laatst
inlichtingen verzocht omtrent Mr. Douthitt,
van wiens overlijden een officieele acte was
afgegeven, terwijl deze.... nog leefde. Minister
Elliot antwoordde, dat de schuld vooral lag bij
diens hospita, Mrs. Brabben. Deze had den
zieke bewegingloos zien liggen en dacht dat hij
gestorven was; hierop waarschuwde zij den be-
handelenden arts, en deze gaf een acte af.
Daarna gaf zij officieel het overlijden van Mr.
Douthitt aan, maar was niet weinig verwon
derd dezen bij thuiskomst levend aan te tref
fen
Denemarken gebruikt de meeste suiker: 54
kg. per jaar en per hoofd, terwijl dit cijfer
voor de Vereenigde Staten 46.3 kg. bedraagt,
en voor Polen slechts 10.3 kg. Hetzelfde land
heeft het record voor margarine, met 22 kg.
per jaar, terwijl Frankrijk daarvan per hoofd
maar 0.8 kg. gebruikt. Maar de Denen eten,
ondanks hun intensief boerenbedrijf, maar
weinig eieren: 86 per inwoner per jaar, wat
zeker niet veel is tegenover de 199 eieren, die
de Yankee jaarlijks verorbert. Met Zweden
deelt evenwel Denemarken weer het record
voor koffie, door ongeveer 8.5 kg. daarvan
jaarlijks per hoofd in bruin extract om te zet
ten.
Houtworm kan worden bestreden door tetra
in de gaatjes te laten loopen. Impregneer daar
na alles met waterglas, dat de ontstane holten
opvult en zoo aan het hout stevigheid terug
schenkt.
Het spel, dat ik
was het volgende:
deze week zou bespreken,
Sch.: 8 3
H.: B. 10 7 3
R A
KL: A. H. V. 8 7 4
Sch.: H. 9 5 4
H.: A. 8 4
R.: V. B. 9 7 5 2
KL:
N.
W. O.
Sch.: V. B. 6
H.: H. 9 2
R.: 6 3
KL: 10 9 632
Sch.: A. 10 7 2
H.: V. 6 5
R.: H. 10 8 4
KL: B. 5
Niemand was kwetsbaar en het bieden ging
als volgt:
N.
1 Klaver
3 Klaver
Pas
O.
Pas
Pas
Pas
Z.
1 Sch.
3 S. A.
W.
2 Ruiten
Pas
e sterke wijkt niet voor tegen
wind, slechts de zwakke waait mee.
taak van Zuid een gemakkelijke, want 1 slag
in Schoppen, 2 in Ruiten en 6 in Klaveren
(mits de Klaveren niet 50 tegenzitten) maakt
tezamen 9 slagen!
De betreffende Zuidspeler hield echter reke
ning met twee dingen, n.l. Ie. dat hij zonder
eenig gevaar kon trachten een overslag te ver
krijgen en 2e. dat daarbij tevens gelegenheid
was rekening te houden met een 50-verdee-
ling der resteerende Klaveren! In dat geval
immers zouden nog twee slagen uit de andere
kleuren moeten gehaald worden. De eerste slag
werd dus genomen met Ruiten Aas en meteen
werd uit den blinde Harten 3 nagespeeld; Oost
dook. Zuid zette de Vrouw in en ook West dook,
om 't Aas als rentrant te bewaren. Zuid speel
de nu weer Harten na en Oost nam dezen
slag met den Heer, waarna hij Ruiten natrok.
Zuid zette den Heer in en nu was 't moment
gekomen om Klaveren te gaan spelen. Tot zijn
schrik constateerde Zuid, dat West renonceer
de, zoodat hij nog moest omzien naar een ne
genden slag!
Zuid overwoog, dat West op Klaveren 4 maal
moest afwerpen, zoodat hij waarschijnlijk ge
dwongen zou zijn Schoppen af te werpen. In
dien nu West Harten Aas niet zou hebben,
moest hij in verband met het tusschen-bod
wel Schoppen Heer en Vrouw hebben, terwijl
hij in beide gevallen NZ aan den negenden
slag moest helpen, n.l. met Ruiten 10 of met
Harten 10!
Er werd dus nu door NZ 4 maal Klaveren
gespeeld, waarop door Zuid tweemaal bekend,
1 Harten en 1 Schoppen geëcarteerd werd.
West wierp daarentegen 2 Ruiten en 2 Schop
pen weg, zoodat de situatie als volgt was:
Sch.: 8
H.: 10 7
R.:
KL: 7 4
Sch.: H. 9
H.: A.
R.: B. 9
KL:
N.
W. O.
Sch.: V. B. 6
H.: 9
R.:
KL: 10
West kwam uit met Ruiten vrouw.
Toen de blinde opengelegd werd, leek de
Sch.: A. 10 7
H.:
R.: 10 8
KL:
Uit Noord werd thans Sch. 8 gespeeld en
Oost zette den Boer in, welke Zuid met 't Aas
nam. Daarna speelde Zuid Schoppen 7 na en
West kwam nu aan slag. West kon echter niet
anders doen, dan Harten-Aas en Ruiten Boer
uitspelen met het gevolg, dat Zuid met Rui
ten 10 den laatsten en voor hem negenden slag
maakte
Dit spel werd gespeeld in een duplicatie-
match en aan de andere tafel bleek Zuid een
zorgeloosheid te bezitten, welke hij zich toch
niet had kunnen permitteeren, want na Schop
pen Aas, Ruiten Aas en Ruiten Heer geïncas
seerd te hebben, speelde hij Klaver Boer uit
onder het uiten van den strijdkreet „Januari",
met de bedoeling om Februari, Maart, April
enz. enz. te laten volgen, welke gewoonte de
tegenpartij even onaangenaam aandoet als het
hatelijke „Tien, tien. tien"-geroep rond het
voetbalveld.
Een tikje bleek om zijn neus constateerde
Zuid echter, dat West renonceerde, hoewel ge
noemde Heer niet vlug van begrip scheen te
zijn, want er bleken twee maanden voor noo
dig; het renonceeren tijdens „Januari" was
hem in zijn overwinningsroes ontgaan.
De twee volgende maanden werden nu door
gebracht in luidkeels gekanker op het grillige
noodlot, waarbij de overmaat decibels waar
schijnlijk diende om de stem van het geweten
het zwijgen op te leggen.
Al met al bracht dit spel dus een belooning
van 500 punten winst voor den eerstgenoemden
Zuidspeler, welke heusch niet onverdiend ge
noemd mag worden.
Het volgende spel is wederom een spel uit de
practijk, maar hier is vooral het tegenspel het
belangrijkst. U hebt echter weer een week den
tijd zelf een meening over dit spel te vormen:
Sch.: B. 10 6
H.: 7 3
R.: 8 5
KL: A. V. 109 63
Sch.: H.875
H.: V. 10 6 2
R.: V. 6 4
KL: 8 2
N.
W. O.
Sch.: V. 9 2
H.:B. 8 4
R.: B. 9 3 2
KL: H. 7 4
Sch.: A. 4 3
H.: A. H. 9 5
R: A. H. 10 7
KI.: B. 5
NZ waren kwetsbaar, Oost was gever en
het bieden ging als volgt:
O.
Pas
Pas
Pas
Pas
Z. W.
1 S. A. Pas
2 Harten Pas
3 Ruiten Pas
Pas Pas
N.
2 Klaver
3 Klaver
3 S. A.
West kwam uit met Schoppen 5!
P. H. A. TUIN.
ii11111111111H111111111111111M11111111111111 111111111111111111 ii 111 n11111111111111111111111111111111
UL VENHOUT,
18 Aug. 1938
Amico,
Daar wierd me van enkele kanten gevraagd,
5,°? 'ns 't een en ander te vertellen over den
Jpker, Dré III z'nen beschermeling. En waar
°P den keper beschouwd, egaal is waarover
schrijf Gods blommen zijn allegaar
'choon, van den gladiolentrossel af, tot "t pieze-
®ddeke toe, daar wil ik geren dieën Sproe-
^koning weer 'ns veur 't front halen, wa 'k
'°uwens toch wel van plan was te doen. Want
v®r deuzen verschuppeling wil ik oe geren zoo
v°ü en dan 'ns op de hoogte stellen. Veural mee
oog op Dré III, dien ge nou kent van z'n
?eboort af, dien ge leerde kennen op de nonne-
ehsschool, „groote" school en kostschool 1)
Jen ge nou meemaakt als compagnon op m'n
j <jien ge hebt leeren kennen als ruiter en
en dien ge nou toch mot volgen als „pa-
oon". Patroon over den Eeker, deur Dré III
°veul als opgeropt van den onbarmhartigen
®R, waar "n regenbui den Eeker z'n dak, 'n
Sapte pee z'n maaltij was.
V Keareltje was verwilderd, lijk 'n gewas dat
aan z'n eigen was overgelaten, somtijen
v0 raPt onder den hoef van "n grazende koei,
tracht onder droogte, verzopen onder wa-
vloed. Ja, daar zijn van die gewaskes, die
bietch blijven leven. Zelfs nog'n schraal blóm-
W te veurschljn tooveren! Gaandeweg schra-
®n ermtieriger wel, maar tócht Loof
ly rdt grover, harder. Hariger en vol stekels,
bi 't dingske wil leven, dus zooveul als kan
z'n eigen „verdedigen". Verdedigen mee kleine
doorns en harde horkes teugen den trap van
'nen koeien poot....! Allee ook in t stille
leven van 't gewas is 't bestaan dikkels éenen
bonk tragiek, verborgen onder den weelde van
bloeiende blommentrossels en overdadigen bla-
rentooi. Ge ziet da-d-in den winter, als zo'nen
ouwen boomknoest naakt staat. En z'n erme
gedaante, bedelend en rekkend naar licht en
zon, oew zielement soms treft. En den trotschen
koningseik, van verlejen zomer, behangen mee
de gouwen sierselen van de zonvorstinne, die
daar nou staat lijk 'nen smeekenden bedelèèr.
'Nen gelukkigen wilgenknot van verlejen zomer,
die daar nou staat lijk 'nen gebroken grijsaard.
Ja onder den uiterlljken tooi van 't weel
derigst gewaad, onder de sierselen van goud en
statie is den wezenlijken ermoei dikkels wol
schoon verscholen. Pakketten diploma's ze
verschuilen den wezenlijken ermoei aan talent
en aan wijsheid. Adellijke titels ze verschui
len vaak den wezenlijken ermoei aan adeldom.
(Cnrechtmatigen) rijkdom verschuilt den we
zenlijken ermoei aan vrede. Maar genogt: 'k
vergeet heel m'nen Eeker. Ochneeë, tochnie! We
zijn allemaal „Eekers", die allen wochten op
'nen „Dré III", die ons opropt uit den ermoei
van dp harde straat. Den Eeker vroeg veur zij
nen verjaardag 'nen horloge en.... 'n vestje.
Want hij kost z'n klokske maar slecht op zijnen
naakten buik hangen. Of 't manneke zoo geren
wou weten hoe laat 't was? Allee, neeë! 't Sier
sel dee 'm verlangen! 't Siersel van den nikke
len ketting van vijftien stuivers.
We zijn allemaal „Eekers", die snakken naar
den ketting en 't vestje 't siersel en gewaad,
't Bedekt zoo schoon den blooten bast van den
ermoei. ...1
Ermoei, dien we zo'n schande vinden, al
knutselden we 'n sprikwoord: „Ermoei is
gin schande."
Ermoei we schamen ons er dood voor! Er
moei we vechten er teugen mee alle wapens:
eerlijke engemeene! Ermoei 't noodlot
van 't menschdom, z'n eigen aangedaan. Aan
gedaan op 'n eerde, die zweet van 't vet. 'n Eer
de, die duuzend keer meer vrucht vortbrengt,
in 'n schepping, die duuzend keeren schoonder
is, dan wij mee onze maag en mee onzen geest
kunnen verstouwen!
Genogt!
„Den" Eeker.
Hij dee van 't jaar veur den eersten keer mee,
aan den grooten oogst. Den oogst van *t graan.
Zware dagen, maar schoone! Ja, 't koren staat
gebusseld. Staat in garven op 't wije, blakkende
stoppelland, dór te bakken onder de ongenadige
zomerzon, 'n Werm noordoosterke slept traag
en moei deur de hette van deus tij, dat over den
dag wit van zon is. 't Moeie, werme windeke,
dat deur 't dichte bosch nie komen kan, kruipt
lui en laag, sleurt zwaar deur de korenbussels
en schudt 'ns aan de neerhangende pluimen,
aan de berstensdikke korenkolven, die zachtkens
huilie leste gefluister vezelen over den platge-
maaiden akker. Ha den buiten is veul ver
anderd de leste dagen, nou 't koren is af ge
daan. Nou 's avonds 'nen melkgrijzen deemster
over de velden wolkt en den klammen avond
aan oew vel plakt. Nou 't droge herfstblad al
over de wegels ritselt en gele vlamkes uit 't
boomenloof lekken. Nou den herfstbloei in z'n
donkere fluweelen den buiten siert en de rosse
avondzon den herfst in 't loover brandt. Ja
daar is veul verandering te bespeuren in deus
rijpe tij, waardeur den herfstdraad schicht lijk
gesponnen goud. Waarin de rijpe safraankleuren
gloren deur 't welig loof of 't aangeraakt wierd
deur de lekkende punten van 't zonnevuur. En
waar 't vlammend rood van 't eikgeblaart tin
telt in de koepels van de dreven. Allee, 't
schoonste tij van 't heele jaar waart deur den
buiten, lijk den dag deur gebrande kerkramen
En de biekes flitsen er deur lijk spatten uit de
zon eigens.
Maar den Eeker! Hij dee veur 't eerst mee aan
den grooten oogst. Want onder dieën arbeid zet
alle volk z'n schoeften. 's Mergens, als den
nacht nog amper los was van den daauw, de
velden verwaasden in grijzen schemer en alleen
den Oostender den nuuwen dag deur dieën
grijzen schemer drong, lijk olie deur 'n vloei,
dan waren deus twee jonge mannekes, Dré III
en den Eeker de eersten in 't veld. Dan zag ik
d'r kieltjes waaien om de magergezweete lij
ven. Den Eeker droeg de gereedschappen over
zijnen schouwer, den Dré (nog altij „net als
Opa") rookte z'n pepke! Ha! Amico! Als ik
naar die twee gastjes kijk, altij krult m'nen
lever, 't Zijn er twee, die op malkaar kunnen
bouwen. „Patroon" en „knecht", maar toch:
kameraads! Den Dré, 'n jaar jonger, maar 'nen
kop grooter, breejer van rug; den Eeker mee
z'n rosse haar en z'nen sproetenkop lijk 'n ki-
vietsei, malkaar volgend lijk oewen schaduw,
van den vroegen mergen tot den avond.
Ze hebben samen veur den Eeker 'n „kamer"
getimmerd. Den Dré had toch z'n eigen ver
trek? Z'n opkamerke! En den Eeker, die nou
'n Z'ondagsch costumeke bezit, hij moest 't toch
kunnen borstelen, weghangen op (drie) kleer-
houtjes! Jaske, broek en vest 't hangt „alle
maal" ampart op 'nen hanger. Z'n Zondagsche
schoenen, z'n goei pet, 't hee allemaal 'n plek.
Ondergoed bezit ie nou ook. En als Trui mee
den wasch gereed is, dan is 't dieën avond veur
den Eeker weer druk. Dan mot ie gaan bergen
op z'n „kamer". Zijnen horloge? Die zit in 'n
blikken sigarendoos, „gevoerd" mee 'n lapke
fluweel van Trui en elke dag gaat ie 'nen keer
naar z'n apartement, om "t klokske-n-op te
winden. „De klok van de kerk loopt veur," zee-
t-ie. Aan zijnen horloge twijfelt ie nie!
't Kamerke hebben ze getimmerd in 'nen
hoek van den zolder, 't Is afgesloten mee 'n
hangslot, zoo groot als den Eeker z'n kleine
klavierkes. Maar de krammen hebben 't hout
gescheurd, zoodat ie telkens veurzichtig mot
zijn, als ie binnengaat mee z'nen sleutel, om 't
slot nie uit de planken te trekken! Ze hadden
ook nie aan licht gedocht, deus twee architec
ten. Zooda 'k 'n paar glazen dakpannen heb
gelegd boven den Eeker z'n particulier vertrek.
'k Was 'm lest kwijt, op 'nen Zondagmiddag,
t Regende, den gosganschelijken dag. Den Dré
was naar Amsterdam, Wieske was jarig, den
Eeker was dus veul alleen dieën dag. 's Mid
dags, na m'nen dut, zee Trui: „Dré, wa zou
dieën Eeker daarboven toch uitvoeren? Hij mot
'n kom koffie komen drinken, ga-d-'ns kijken,
gij."
En als ik boven kwam, dan zat t manneke
daar op den vloer, in z'n hok, temidden van al
z'n „rijkdommen", stillekes te peinzen naar die
glazen dakpannen, waarover den regen siggelde.
„Eeker, oewen koffie staat benejen Ingeschon
ken, jonk."
Hij knikte. Zee toen: „Ja, eh ja." Maar
bleef zitten. Z'n lichte oogen zwommen zo'n
bietje deur zijnen eekhoorn-snoet.
Toen zee-t-ie, verlegen lachend: „Den dag
schreeuwt" (huilt). En hij wees naar de glazen
pannen.
Ik knikte, 't Was aarig gezeed.
„Gij zult ook wel 'ns gesimd hebben, Eeker."
'n Bietje minachting dofte efkens in z'n
oogen. Dan zee-t-ie: „Toen 'k klein was."
„Waarom?"
„As iktoen grinnekte-n-ie„as ik op
m'n flikker kreeg."
„Hoe oud waarde dan? Tien?"
„Pfoe! Tien! Aan m'n oor! Mee m'n zeuven
kost ie me niemcer krijgen!" Weer gichelde-n-
ie bij 't gedacht.
„Wie, Eeker?"
„D'n ouwe."
„Ennewaarom kreegde slaag?"
„Kweetnie. Assie lazerus was."
„Sloeg ie.... hard?"
„Hij trapte alleen maar."
„Enne.... hard?"
„Niks hoor. HU dee eerst watjes aan z'n
schoenen." Toen lachte-n-le me 'n bietje uit,
docht me. En als ie uitgelachen was, dan ging
ie verder en zee: „en dan schupte-n-ie oew
ribben kapot."
„Dee 't veül pijn?"
Hij knikte stroef.
„Ge mist den Dré zekers vandaag, ee?"
„Bietje wel, ja. Maar hij brengt platen veur
me mee."
„Platen? Prenten? Wat motte daar mee
doen?"
„Die spijker ik hier op, in m'n kamerke."
„Zijde geren hier, Eeker?"
„Ikke wel." Toen keek ie weer naar de tra
nende dakpannen. „Mee zo'nen weer niks ge
daan langs de wegels." Rijkdom blonk in z'n
oogen.
'k Zweeg efkens. Keek geroerd naar deus er-
me keareltje, dat geleefd had lijk 'nen zwerven
den hond.
„Ja, Eeker, ik heb oe eigenlijk maar aange
nomen tot Bamis, maar
„Den Dré hee gezeed, baas, da Tc blijven
mag," viel ie me overtuigd in de rede.
„Oow! Hee Dré III da gezeed?"
„Ja zekers. Ge kun 't 'm eigens vragen."
„Tja, als Dré in da zee, tja dan is 't
goed, ee?"
„Ja," zee-t-ie, vol overtuiging.
Toch wou ik efkes plagen.
„Maareik mot 't eigenlijk óók goed vin
den, ziede!"
„Ja," zee den Eeker, zeker van z'n zaak: „Ja,
maar Dré III zee altij: wat Dré I wil, wil ik en
wat Dré III wil, vind Opa ook altij goed!"
„Da's waar," zee ik en den lach piekte in
m'nen buik.
Den Eeker knikte weer. Hier waren ook zoo
veul woorden nie noodig. Dré III had toch1
„Gade mee, oewen koffie wordt koud anders."
Den Eeker klom overeind van den vloer, sloeg
den asch weg, dien 'k gemorst had, sloot z'n
deurke veurzichtig en keek op z'n horloge.
„Hoe laat is 't, Eeker?"
„Tien over drieën, op de kerk kwart, maar
den pastoor is veur."
Onder de koffie vroeg ie aan Trui, of ie
's avonds heur parapluie nog 'ns leenen mocht.
„Waarveur?" spotte Trui: „motte naar oew
meske?"
,,'k Gaai den Dré van 't spoor halen. Hij hee
'n zwaar kofferke, ziede."
En 's avonds, amico, onder 'n zware onweers
bui trok 't jonk er op uit, onder de perepluie
van Trui, naar zijnen baas!
't Kamerke is nou behangen mee prenten in
alle kleuren, mee alderhande veurstellingen, van
den H. Franciscus van Assisië af, tot Mussolini
en 'n badplaatsreclame toe.
Samen hebben ze den anderen avond de pren
ten vastgespijkerd en mijn hofstee is 'n kamer
„rijker" geworden als ik nooit geweten heb, dat
er een bestaan kost.
Maar zoo jonk ie nog is: onder Dré III z'n
leiding wordt 't Eeker-gewas weer veredeld tot
'n blomdragenden plant; wordt er van 'nen
zwervenden „hond" 'nen mensch gekweekt en ik
mot zeggen: Dré III is "nen modelpatroon. Ea
den Eeker 'nen modelknecht!
Neeë, ik haal die gastjes nie van malkaar.
Veul groeten van Trui, Dré III en als altij
gin horke minder van oewen
t. a. v. DRÊ.
1) Zie „Dré Drie", waarvan dit Najaar ver
schijnt de 3de druk, bij de N.V. Uitgeverij „de
Torentrans" te Zeist. Alsmede „Compagnons",
dat eveneens dit najaar bij dezelfde Uitgeverij
het licht zal zien. Beide boeken geïllustreerd
door den schrijver.