BLOEMEN Y. NADAT WE ZE V GEPLUKT HEBBEN IIHhhIH D Nieuws over „den Eeker" vf- 'n Lettergreep-raadsel voor deze week cuTH. den. dl. dig. -e .e.een.-eL.furrb. kaait. klag.knie. Ïe.-Pes. (L.ma.naai. nie. o. op. zant.iezouuf.se. spys. stan.the.tie, to. m.ifen. ufazf. X Imprimé waar ook en wanneer ook m.M 1I WSÊÈÊÊSÈÊÊÈÊm -v ZONDAG 21 AUGUSTUS 1938 Hoe en waarin ze geschikt worden Hoe we ze afsnijden Waar we ze zetten Bijzondere zorg ONS PRIJSRAADSEL Het magische vierkant en het k ruiswoordraadsel Oplossing vorig raadsel Het nieuwe raadsel Prijswinnaars Het schimmelen van roggebrood h - - WIST U DAT? Eenige interessante spellen z. z. z. BRABANTSCHE BRIEVEN Hii blijft ook na „Bamis" op den hof De vinnig knippende tuinschaar of de 'cherpe snede van het tuinmansmes is het hoodlot in het leven van de bloem. Daarmee Mwdt een eind gemaakt aan haar natuurlijk bestaan en de verdere levensduur zal afhan kelijk zijn van onze goede ofpoovere zor- Sen. Voor sommige menschen zijn bloemen méér ban dingen, die een mooie kleur hebben en lekker ruiken, er zijn ook menschen, noem ke dan maar geëxalteerd voor wie de bloe den levende schepseltjes zijn, waarmee ze op bun speciale manier omgaan. Ze spreken ze toe, ze streelen ze, ze weten precies, wat elke bloem noodig heeft om op zijn mooist te bloeien; want dat hebben ze langzamerhand begrepen door hun intensen omgang met de bloemen, die ze verzorgen en vertroetelen. En doen met hun vergaarde kennis graag ons Voordeel. Zoo vertelde ons een oude monnik, die tuin kan-portier was in zijn klooster in Normandië die met zijn planten omging als met kin beren, dat lang niet alle afgeplukte bloemen °P dezelfde wijze behandeld moeten worden, Villen we ze zoo lang mogelijk goedhouden. Daar zijn er bijvoorbeeld, die we dagelijks Versch water moeten geven zooals asters, die *r dan zelfs van houden, een douche over de stelen te krijgen terwijl andere bloemen, on- ber andere tulpen, geen aanraking velen en «et best gedijen, wanneer we het water in de Vaas, door af en toe bijgieten, op peil hou den. *s ook niet onverschillig, want de verschillende Bewassen reageeren anders. Rozen en chry santen knippen we met de schaar, die we niet gebruiken voor lupinen, tulpen en lelies, welke V'e met de vingers afbreken. Gladiolen en bissen geven we met een scherp mes een Schuine snede en dahlia's splijten we onder aan den steel in kruisvorm vóórdat we ze in bet water zetten. De sappige stelen van cyclamen, kerstrozen *n waterlelies knijpen we, na het plukken, aan be onderzijde stevig uit opdat de bloem haar sap niet onmiddellijk loost en daardoor spoe- big verwelkt. Er zijn bloemen het lijkt wonderlijk die bet gezelschap van andere soorten bloemen biet verdragen. Een typisch voorbeeld hiervan b de muurbloem, die we alleen met „eigen Volk" in een vaas moeten zetten, willen we er tenminste eenigen tijd plezier van hebben. Re seda, de bescheidene, zachtgeurende echter Vraagt bij voorkeur met andere bloemsoorten samen te mogen staan. Evenmin is het onverschillig in welk ma teriaal de bloem haar laatste dagen binnens kamers slijt. Vingerhoedskruid bijvoorbeeld, de Vergiftige, maar vorstelijke bosch-bloem, heeft een uitgesproken voorliefde voor koper, terwijl Papavers van tin houden en de meeste veld bloemen het best tieren in glas, evenals het Bros der vasteplanten-bloemen, die niet op Porcelein gesteld zijn. Goudsbloemen en dahlia's doen we geen groot er plezier dan ze in aardewerk te zetten, btisschien wel omdat ze weten, dat ze zoo bij zonder decoratief staan in een simpele, groene kan; eenvoud immers past den eenvoudigen. Vooral niet op den tocht, den aartsvijand van alle en speciaal van witte bloemen alsook van Vozen en orchideeën, de teere. Geplukte hei staat graag koel en narcissen om van den herfst even den sprong te maken naar het Voorjaar staan bij voorkeur voor den spie- gol, de legende van hun naamgenoot getrouw. Van gasbelichting houden bloemen noch groene planten, evenmin als van de droge Varmbe van een centrale verwarming. Bloemen, die in een vaas staan, gaan hierin ®ls het ware „groeien" omdat ze zich rekken baar het licht. Valt het licht van verschil- kbde kanten, dan groeit het boeket na een dag hi losser natuurlijkheid uit, dan waarin men- Schenhanden het kunnen schikken. kan het leven van enkele bloemsoorten, nadat Sa als slachtoffers van onzen versieringslust ge- Vallen zijn, rekken. Rozen, anjers en lathyrus gaven we eiken ochtend een dauw-bad door ze hï bespuiten met een pulverisator. Lathyrus Vraagt evenals de anemoon om lauw water. Dat bloemen van aspirine houden is geen fabeltje; r°zen, die de kopjes laten hangen worden er Achtbaar door opgekwikt. Maar wat velen Verzuimen, na den bloemen dit medicijn toege diend te hebben is: dat het water dan na twee uur ververscht moet worden. Wat gewoon grof keukenzout is een toni cum voor korenbloemen, zinia's, margrieten, asters en hortensia's. Afgesneden azaleabloemen verheugen ons langer, in suikerwater gezet, en mimosa krijgt de donzigheid en diepe tint te rug in warm water. Op naakte stelen, waarvan we al het blad hebben afgestroopt, hebben seringen den lang- sten levensduur en ook asters en goudsbloemen houden zich op bladloozen stengel het langst. Van alle afgesneden bloemen, die we in het water zetten moeten we immer het groen af plukken, hetwelk door de diepte der vaas in het water zou staan omdat dat al spoedig rot ting veroorzaakt. „Een lumineus idee: zoo'n cross met een tooverkwadraat in het midden. Op de hoeken hebben we ze ook al eens gehad nu nog de combinatie van het vijftal, en dan is het spel volmaakt." We willen op deze ontboezeming even antwoorden, dat we gaarne op het laatste voorstel ingaan: wellicht komen we bij de eerstvolgende gelegenheid al met zoo'n georna menteerd kruiswoordspel op de proppen. Het magische vierkant ziet er aldus uit: romp olie mier perk Het kruiswoordraadsel. Horizontaal. 1 tarra, 5 omdat, 9 eer, 10 vee, 11 pmber, 13 engel, 15 nee, 16 even, 17 Ede, 18 kilo, 20 snor, 21 slot, 24 lama, 28 nar, 29 page, 31 rijk, 32 étage, 34 pronk, 35 gal, 36 oom, 37 koets, 38 staar. Vertikaal.- 1 tronk, 2 rebel, 3 ree, 4 arre, 5 oven, 6 men, 7 degen, 8 teler, 12 Mei, 14 Edo, 19 ooit. 20 spel, 21 Sneek, 22 lat, 23 orage, 25 aroma, 26 mijn, 27 akker, 29 pels, 30 epos, 33 gat, 34a rot. Met het gegeven stel lettergrepen moet men een 12-tal woorden vormen, welke achtereen volgens aan deze beteekenissen of aanduidin gen voldoen. 1. plaats in Noordbrabant. 2. gelijke. 3. groote eiersoort. 4. verdraagzaamheid, toegeeflijk. 5. plaats in Groningen. 6. geneigd tot verzet. 7. condolatie, condoléance. 8. wiskundige grondstelling. 9. uitgave. 10. schrijftafel. 11. menu. 12. verbond. Zet men de 12 verkregen woorden onder el kaar, dan geven de letters in de eerste en da vijfde vertikale kolom, beide van boven naar beneden, den naam van een industrieele in richting te lezen. We maken er even opmerkzaam op, dat met die vijfde vertikale kolom het laatste woord niet „meedoet", om de eenvoudige reden, dat het slechts uit 4 letters bestaat. Oplossingen worden tot Vrijdagmiddag 12 uur ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen Ruys- daelstraat 60, Utrecht. De prijzen werden na loting toegekend aan de volgende personen: C. A. v. Driol Singel 361 Amsterdam-C,; H. Maes, Potgieterstraat 38, Utrecht; A. Hoogen, Kleverparkweg 31, Haar lem; E. Siebel, Molenstraat 44, Fox tel; mevr. de Git, Tweeboomlaan 7, Hoorn; R C Wil lems, Boschweg 11, Berg en Dal. Wat is eigenlijk schimmel? Niet anders dan een verzameling miniatuur zwammetjes, die zich op een geschikten voe dingsbodem met groote snelheid ontwikkelen. De „grauwgroene" schimmel is in de zomer maanden de bederver van ons roggebrood, dat telkens weer wanneer we het uit de kast te voorschijn halen, de gevreesde witte dons plekjes vertoont. Eén voorzorgsmaatregel is: het roggebrood des zomers in een goed geventileerden trommel te bewaren en vooral op een droge plaats. Maar meer afdoende om het ontstaan van schimmelplekken te voorkomen is: het rogge broodje aan den buitenkant stevig af te borste len en het dan een oogenblikje op den brood rooster aan alle kanten in te drogen. Het vraagt even tijd en aandacht, maar spaart ergernis en het spaart de vele brokken, die anders later weggesneden moeten worden. V*- :S In het wild geplukte bloemen: fijn wit pijpkruid, gele en roode klaver, paarse hondsdraf, wit duizendblad en glimmend gele boterbloemen in een lagen, glazen bak bijeen geschikt tot een stukje bont weiland Het zal geen enkele vrouw verdrieten, dat imprimé japonnen boven aan op het program ma zijn blijven staan en zich voor den hoog- zomer ten volle handhaven. Zoowel voor na middag uit soepel, onkreukbaar materiaal, dicht bedrukt met contrasteerend motief als voor den avond met wijd verspreide bloemtoeven op luchtigen vlinderlichten ondergrond. Spreken de kleur-combinaties treden op den voorgrond: zoo een robe van lichtgele lorganza bedrukt met groote boeketten vuurroode bloemen. Blau we organdie bezaaid met groote witte margrie ten, waarbij een witte margriet de coiffure vol tooit. De impriméetjes wij hoorden een verkoop ster in een onzer modehuizen ze zoo betitelen hebben voor de draagster veel goede zijden. Ten eerste is het een gemakkelijke dracht, niet zoo uiterst vatbaar voor smet en kreukels, welk laatste alternatief in het reis-seizoen van be lang. is. En op de tweede plaats is men met een dergelijk gekleed japonnetje immer „ge kleed", in den namiddag met een capeline, en 's avonds wanneer men zich ook even op den dansvloer wil vertoonen, met een enkele bloem als hoofdtooi. Corsages behooren niet op een imprimé ja pon, maar meent de draagster, dat het een persoonlijke noot geeft of meer flatteert, dan kieze ze de bloemen in juiste harmonie met de overige kleuren. Natuurlijk is Mevrouw Mode, die zeer gauw moe pleegt te zijn van haar trouvailles, op zoek gegaan naar andere motieven dan bloemen, om haar japonzijden mee te bedrukken. En zoo hebben we japonnen gezien, bedrukt met kran tenpagina's, handteekeningen, met astronomi sche motieven, met name de teekens van den dierenriem, ja, met den naam van de draagster. Als iets nieuws lanceerde Parijs een japon be drukt met paddenstoelen.... toen Walt Dis ney's Sneeuwwitje met haar zeven dwergen geen dernier cri meer was. In het Engelsche Parlement werden laatst inlichtingen verzocht omtrent Mr. Douthitt, van wiens overlijden een officieele acte was afgegeven, terwijl deze.... nog leefde. Minister Elliot antwoordde, dat de schuld vooral lag bij diens hospita, Mrs. Brabben. Deze had den zieke bewegingloos zien liggen en dacht dat hij gestorven was; hierop waarschuwde zij den be- handelenden arts, en deze gaf een acte af. Daarna gaf zij officieel het overlijden van Mr. Douthitt aan, maar was niet weinig verwon derd dezen bij thuiskomst levend aan te tref fen Denemarken gebruikt de meeste suiker: 54 kg. per jaar en per hoofd, terwijl dit cijfer voor de Vereenigde Staten 46.3 kg. bedraagt, en voor Polen slechts 10.3 kg. Hetzelfde land heeft het record voor margarine, met 22 kg. per jaar, terwijl Frankrijk daarvan per hoofd maar 0.8 kg. gebruikt. Maar de Denen eten, ondanks hun intensief boerenbedrijf, maar weinig eieren: 86 per inwoner per jaar, wat zeker niet veel is tegenover de 199 eieren, die de Yankee jaarlijks verorbert. Met Zweden deelt evenwel Denemarken weer het record voor koffie, door ongeveer 8.5 kg. daarvan jaarlijks per hoofd in bruin extract om te zet ten. Houtworm kan worden bestreden door tetra in de gaatjes te laten loopen. Impregneer daar na alles met waterglas, dat de ontstane holten opvult en zoo aan het hout stevigheid terug schenkt. Het spel, dat ik was het volgende: deze week zou bespreken, Sch.: 8 3 H.: B. 10 7 3 R A KL: A. H. V. 8 7 4 Sch.: H. 9 5 4 H.: A. 8 4 R.: V. B. 9 7 5 2 KL: N. W. O. Sch.: V. B. 6 H.: H. 9 2 R.: 6 3 KL: 10 9 632 Sch.: A. 10 7 2 H.: V. 6 5 R.: H. 10 8 4 KL: B. 5 Niemand was kwetsbaar en het bieden ging als volgt: N. 1 Klaver 3 Klaver Pas O. Pas Pas Pas Z. 1 Sch. 3 S. A. W. 2 Ruiten Pas e sterke wijkt niet voor tegen wind, slechts de zwakke waait mee. taak van Zuid een gemakkelijke, want 1 slag in Schoppen, 2 in Ruiten en 6 in Klaveren (mits de Klaveren niet 50 tegenzitten) maakt tezamen 9 slagen! De betreffende Zuidspeler hield echter reke ning met twee dingen, n.l. Ie. dat hij zonder eenig gevaar kon trachten een overslag te ver krijgen en 2e. dat daarbij tevens gelegenheid was rekening te houden met een 50-verdee- ling der resteerende Klaveren! In dat geval immers zouden nog twee slagen uit de andere kleuren moeten gehaald worden. De eerste slag werd dus genomen met Ruiten Aas en meteen werd uit den blinde Harten 3 nagespeeld; Oost dook. Zuid zette de Vrouw in en ook West dook, om 't Aas als rentrant te bewaren. Zuid speel de nu weer Harten na en Oost nam dezen slag met den Heer, waarna hij Ruiten natrok. Zuid zette den Heer in en nu was 't moment gekomen om Klaveren te gaan spelen. Tot zijn schrik constateerde Zuid, dat West renonceer de, zoodat hij nog moest omzien naar een ne genden slag! Zuid overwoog, dat West op Klaveren 4 maal moest afwerpen, zoodat hij waarschijnlijk ge dwongen zou zijn Schoppen af te werpen. In dien nu West Harten Aas niet zou hebben, moest hij in verband met het tusschen-bod wel Schoppen Heer en Vrouw hebben, terwijl hij in beide gevallen NZ aan den negenden slag moest helpen, n.l. met Ruiten 10 of met Harten 10! Er werd dus nu door NZ 4 maal Klaveren gespeeld, waarop door Zuid tweemaal bekend, 1 Harten en 1 Schoppen geëcarteerd werd. West wierp daarentegen 2 Ruiten en 2 Schop pen weg, zoodat de situatie als volgt was: Sch.: 8 H.: 10 7 R.: KL: 7 4 Sch.: H. 9 H.: A. R.: B. 9 KL: N. W. O. Sch.: V. B. 6 H.: 9 R.: KL: 10 West kwam uit met Ruiten vrouw. Toen de blinde opengelegd werd, leek de Sch.: A. 10 7 H.: R.: 10 8 KL: Uit Noord werd thans Sch. 8 gespeeld en Oost zette den Boer in, welke Zuid met 't Aas nam. Daarna speelde Zuid Schoppen 7 na en West kwam nu aan slag. West kon echter niet anders doen, dan Harten-Aas en Ruiten Boer uitspelen met het gevolg, dat Zuid met Rui ten 10 den laatsten en voor hem negenden slag maakte Dit spel werd gespeeld in een duplicatie- match en aan de andere tafel bleek Zuid een zorgeloosheid te bezitten, welke hij zich toch niet had kunnen permitteeren, want na Schop pen Aas, Ruiten Aas en Ruiten Heer geïncas seerd te hebben, speelde hij Klaver Boer uit onder het uiten van den strijdkreet „Januari", met de bedoeling om Februari, Maart, April enz. enz. te laten volgen, welke gewoonte de tegenpartij even onaangenaam aandoet als het hatelijke „Tien, tien. tien"-geroep rond het voetbalveld. Een tikje bleek om zijn neus constateerde Zuid echter, dat West renonceerde, hoewel ge noemde Heer niet vlug van begrip scheen te zijn, want er bleken twee maanden voor noo dig; het renonceeren tijdens „Januari" was hem in zijn overwinningsroes ontgaan. De twee volgende maanden werden nu door gebracht in luidkeels gekanker op het grillige noodlot, waarbij de overmaat decibels waar schijnlijk diende om de stem van het geweten het zwijgen op te leggen. Al met al bracht dit spel dus een belooning van 500 punten winst voor den eerstgenoemden Zuidspeler, welke heusch niet onverdiend ge noemd mag worden. Het volgende spel is wederom een spel uit de practijk, maar hier is vooral het tegenspel het belangrijkst. U hebt echter weer een week den tijd zelf een meening over dit spel te vormen: Sch.: B. 10 6 H.: 7 3 R.: 8 5 KL: A. V. 109 63 Sch.: H.875 H.: V. 10 6 2 R.: V. 6 4 KL: 8 2 N. W. O. Sch.: V. 9 2 H.:B. 8 4 R.: B. 9 3 2 KL: H. 7 4 Sch.: A. 4 3 H.: A. H. 9 5 R: A. H. 10 7 KI.: B. 5 NZ waren kwetsbaar, Oost was gever en het bieden ging als volgt: O. Pas Pas Pas Pas Z. W. 1 S. A. Pas 2 Harten Pas 3 Ruiten Pas Pas Pas N. 2 Klaver 3 Klaver 3 S. A. West kwam uit met Schoppen 5! P. H. A. TUIN. ii11111111111H111111111111111M11111111111111 111111111111111111 ii 111 n11111111111111111111111111111111 UL VENHOUT, 18 Aug. 1938 Amico, Daar wierd me van enkele kanten gevraagd, 5,°? 'ns 't een en ander te vertellen over den Jpker, Dré III z'nen beschermeling. En waar °P den keper beschouwd, egaal is waarover schrijf Gods blommen zijn allegaar 'choon, van den gladiolentrossel af, tot "t pieze- ®ddeke toe, daar wil ik geren dieën Sproe- ^koning weer 'ns veur 't front halen, wa 'k '°uwens toch wel van plan was te doen. Want v®r deuzen verschuppeling wil ik oe geren zoo v°ü en dan 'ns op de hoogte stellen. Veural mee oog op Dré III, dien ge nou kent van z'n ?eboort af, dien ge leerde kennen op de nonne- ehsschool, „groote" school en kostschool 1) Jen ge nou meemaakt als compagnon op m'n j <jien ge hebt leeren kennen als ruiter en en dien ge nou toch mot volgen als „pa- oon". Patroon over den Eeker, deur Dré III °veul als opgeropt van den onbarmhartigen ®R, waar "n regenbui den Eeker z'n dak, 'n Sapte pee z'n maaltij was. V Keareltje was verwilderd, lijk 'n gewas dat aan z'n eigen was overgelaten, somtijen v0 raPt onder den hoef van "n grazende koei, tracht onder droogte, verzopen onder wa- vloed. Ja, daar zijn van die gewaskes, die bietch blijven leven. Zelfs nog'n schraal blóm- W te veurschljn tooveren! Gaandeweg schra- ®n ermtieriger wel, maar tócht Loof ly rdt grover, harder. Hariger en vol stekels, bi 't dingske wil leven, dus zooveul als kan z'n eigen „verdedigen". Verdedigen mee kleine doorns en harde horkes teugen den trap van 'nen koeien poot....! Allee ook in t stille leven van 't gewas is 't bestaan dikkels éenen bonk tragiek, verborgen onder den weelde van bloeiende blommentrossels en overdadigen bla- rentooi. Ge ziet da-d-in den winter, als zo'nen ouwen boomknoest naakt staat. En z'n erme gedaante, bedelend en rekkend naar licht en zon, oew zielement soms treft. En den trotschen koningseik, van verlejen zomer, behangen mee de gouwen sierselen van de zonvorstinne, die daar nou staat lijk 'nen smeekenden bedelèèr. 'Nen gelukkigen wilgenknot van verlejen zomer, die daar nou staat lijk 'nen gebroken grijsaard. Ja onder den uiterlljken tooi van 't weel derigst gewaad, onder de sierselen van goud en statie is den wezenlijken ermoei dikkels wol schoon verscholen. Pakketten diploma's ze verschuilen den wezenlijken ermoei aan talent en aan wijsheid. Adellijke titels ze verschui len vaak den wezenlijken ermoei aan adeldom. (Cnrechtmatigen) rijkdom verschuilt den we zenlijken ermoei aan vrede. Maar genogt: 'k vergeet heel m'nen Eeker. Ochneeë, tochnie! We zijn allemaal „Eekers", die allen wochten op 'nen „Dré III", die ons opropt uit den ermoei van dp harde straat. Den Eeker vroeg veur zij nen verjaardag 'nen horloge en.... 'n vestje. Want hij kost z'n klokske maar slecht op zijnen naakten buik hangen. Of 't manneke zoo geren wou weten hoe laat 't was? Allee, neeë! 't Sier sel dee 'm verlangen! 't Siersel van den nikke len ketting van vijftien stuivers. We zijn allemaal „Eekers", die snakken naar den ketting en 't vestje 't siersel en gewaad, 't Bedekt zoo schoon den blooten bast van den ermoei. ...1 Ermoei, dien we zo'n schande vinden, al knutselden we 'n sprikwoord: „Ermoei is gin schande." Ermoei we schamen ons er dood voor! Er moei we vechten er teugen mee alle wapens: eerlijke engemeene! Ermoei 't noodlot van 't menschdom, z'n eigen aangedaan. Aan gedaan op 'n eerde, die zweet van 't vet. 'n Eer de, die duuzend keer meer vrucht vortbrengt, in 'n schepping, die duuzend keeren schoonder is, dan wij mee onze maag en mee onzen geest kunnen verstouwen! Genogt! „Den" Eeker. Hij dee van 't jaar veur den eersten keer mee, aan den grooten oogst. Den oogst van *t graan. Zware dagen, maar schoone! Ja, 't koren staat gebusseld. Staat in garven op 't wije, blakkende stoppelland, dór te bakken onder de ongenadige zomerzon, 'n Werm noordoosterke slept traag en moei deur de hette van deus tij, dat over den dag wit van zon is. 't Moeie, werme windeke, dat deur 't dichte bosch nie komen kan, kruipt lui en laag, sleurt zwaar deur de korenbussels en schudt 'ns aan de neerhangende pluimen, aan de berstensdikke korenkolven, die zachtkens huilie leste gefluister vezelen over den platge- maaiden akker. Ha den buiten is veul ver anderd de leste dagen, nou 't koren is af ge daan. Nou 's avonds 'nen melkgrijzen deemster over de velden wolkt en den klammen avond aan oew vel plakt. Nou 't droge herfstblad al over de wegels ritselt en gele vlamkes uit 't boomenloof lekken. Nou den herfstbloei in z'n donkere fluweelen den buiten siert en de rosse avondzon den herfst in 't loover brandt. Ja daar is veul verandering te bespeuren in deus rijpe tij, waardeur den herfstdraad schicht lijk gesponnen goud. Waarin de rijpe safraankleuren gloren deur 't welig loof of 't aangeraakt wierd deur de lekkende punten van 't zonnevuur. En waar 't vlammend rood van 't eikgeblaart tin telt in de koepels van de dreven. Allee, 't schoonste tij van 't heele jaar waart deur den buiten, lijk den dag deur gebrande kerkramen En de biekes flitsen er deur lijk spatten uit de zon eigens. Maar den Eeker! Hij dee veur 't eerst mee aan den grooten oogst. Want onder dieën arbeid zet alle volk z'n schoeften. 's Mergens, als den nacht nog amper los was van den daauw, de velden verwaasden in grijzen schemer en alleen den Oostender den nuuwen dag deur dieën grijzen schemer drong, lijk olie deur 'n vloei, dan waren deus twee jonge mannekes, Dré III en den Eeker de eersten in 't veld. Dan zag ik d'r kieltjes waaien om de magergezweete lij ven. Den Eeker droeg de gereedschappen over zijnen schouwer, den Dré (nog altij „net als Opa") rookte z'n pepke! Ha! Amico! Als ik naar die twee gastjes kijk, altij krult m'nen lever, 't Zijn er twee, die op malkaar kunnen bouwen. „Patroon" en „knecht", maar toch: kameraads! Den Dré, 'n jaar jonger, maar 'nen kop grooter, breejer van rug; den Eeker mee z'n rosse haar en z'nen sproetenkop lijk 'n ki- vietsei, malkaar volgend lijk oewen schaduw, van den vroegen mergen tot den avond. Ze hebben samen veur den Eeker 'n „kamer" getimmerd. Den Dré had toch z'n eigen ver trek? Z'n opkamerke! En den Eeker, die nou 'n Z'ondagsch costumeke bezit, hij moest 't toch kunnen borstelen, weghangen op (drie) kleer- houtjes! Jaske, broek en vest 't hangt „alle maal" ampart op 'nen hanger. Z'n Zondagsche schoenen, z'n goei pet, 't hee allemaal 'n plek. Ondergoed bezit ie nou ook. En als Trui mee den wasch gereed is, dan is 't dieën avond veur den Eeker weer druk. Dan mot ie gaan bergen op z'n „kamer". Zijnen horloge? Die zit in 'n blikken sigarendoos, „gevoerd" mee 'n lapke fluweel van Trui en elke dag gaat ie 'nen keer naar z'n apartement, om "t klokske-n-op te winden. „De klok van de kerk loopt veur," zee- t-ie. Aan zijnen horloge twijfelt ie nie! 't Kamerke hebben ze getimmerd in 'nen hoek van den zolder, 't Is afgesloten mee 'n hangslot, zoo groot als den Eeker z'n kleine klavierkes. Maar de krammen hebben 't hout gescheurd, zoodat ie telkens veurzichtig mot zijn, als ie binnengaat mee z'nen sleutel, om 't slot nie uit de planken te trekken! Ze hadden ook nie aan licht gedocht, deus twee architec ten. Zooda 'k 'n paar glazen dakpannen heb gelegd boven den Eeker z'n particulier vertrek. 'k Was 'm lest kwijt, op 'nen Zondagmiddag, t Regende, den gosganschelijken dag. Den Dré was naar Amsterdam, Wieske was jarig, den Eeker was dus veul alleen dieën dag. 's Mid dags, na m'nen dut, zee Trui: „Dré, wa zou dieën Eeker daarboven toch uitvoeren? Hij mot 'n kom koffie komen drinken, ga-d-'ns kijken, gij." En als ik boven kwam, dan zat t manneke daar op den vloer, in z'n hok, temidden van al z'n „rijkdommen", stillekes te peinzen naar die glazen dakpannen, waarover den regen siggelde. „Eeker, oewen koffie staat benejen Ingeschon ken, jonk." Hij knikte. Zee toen: „Ja, eh ja." Maar bleef zitten. Z'n lichte oogen zwommen zo'n bietje deur zijnen eekhoorn-snoet. Toen zee-t-ie, verlegen lachend: „Den dag schreeuwt" (huilt). En hij wees naar de glazen pannen. Ik knikte, 't Was aarig gezeed. „Gij zult ook wel 'ns gesimd hebben, Eeker." 'n Bietje minachting dofte efkens in z'n oogen. Dan zee-t-ie: „Toen 'k klein was." „Waarom?" „As iktoen grinnekte-n-ie„as ik op m'n flikker kreeg." „Hoe oud waarde dan? Tien?" „Pfoe! Tien! Aan m'n oor! Mee m'n zeuven kost ie me niemcer krijgen!" Weer gichelde-n- ie bij 't gedacht. „Wie, Eeker?" „D'n ouwe." „Ennewaarom kreegde slaag?" „Kweetnie. Assie lazerus was." „Sloeg ie.... hard?" „Hij trapte alleen maar." „Enne.... hard?" „Niks hoor. HU dee eerst watjes aan z'n schoenen." Toen lachte-n-le me 'n bietje uit, docht me. En als ie uitgelachen was, dan ging ie verder en zee: „en dan schupte-n-ie oew ribben kapot." „Dee 't veül pijn?" Hij knikte stroef. „Ge mist den Dré zekers vandaag, ee?" „Bietje wel, ja. Maar hij brengt platen veur me mee." „Platen? Prenten? Wat motte daar mee doen?" „Die spijker ik hier op, in m'n kamerke." „Zijde geren hier, Eeker?" „Ikke wel." Toen keek ie weer naar de tra nende dakpannen. „Mee zo'nen weer niks ge daan langs de wegels." Rijkdom blonk in z'n oogen. 'k Zweeg efkens. Keek geroerd naar deus er- me keareltje, dat geleefd had lijk 'nen zwerven den hond. „Ja, Eeker, ik heb oe eigenlijk maar aange nomen tot Bamis, maar „Den Dré hee gezeed, baas, da Tc blijven mag," viel ie me overtuigd in de rede. „Oow! Hee Dré III da gezeed?" „Ja zekers. Ge kun 't 'm eigens vragen." „Tja, als Dré in da zee, tja dan is 't goed, ee?" „Ja," zee-t-ie, vol overtuiging. Toch wou ik efkes plagen. „Maareik mot 't eigenlijk óók goed vin den, ziede!" „Ja," zee den Eeker, zeker van z'n zaak: „Ja, maar Dré III zee altij: wat Dré I wil, wil ik en wat Dré III wil, vind Opa ook altij goed!" „Da's waar," zee ik en den lach piekte in m'nen buik. Den Eeker knikte weer. Hier waren ook zoo veul woorden nie noodig. Dré III had toch1 „Gade mee, oewen koffie wordt koud anders." Den Eeker klom overeind van den vloer, sloeg den asch weg, dien 'k gemorst had, sloot z'n deurke veurzichtig en keek op z'n horloge. „Hoe laat is 't, Eeker?" „Tien over drieën, op de kerk kwart, maar den pastoor is veur." Onder de koffie vroeg ie aan Trui, of ie 's avonds heur parapluie nog 'ns leenen mocht. „Waarveur?" spotte Trui: „motte naar oew meske?" ,,'k Gaai den Dré van 't spoor halen. Hij hee 'n zwaar kofferke, ziede." En 's avonds, amico, onder 'n zware onweers bui trok 't jonk er op uit, onder de perepluie van Trui, naar zijnen baas! 't Kamerke is nou behangen mee prenten in alle kleuren, mee alderhande veurstellingen, van den H. Franciscus van Assisië af, tot Mussolini en 'n badplaatsreclame toe. Samen hebben ze den anderen avond de pren ten vastgespijkerd en mijn hofstee is 'n kamer „rijker" geworden als ik nooit geweten heb, dat er een bestaan kost. Maar zoo jonk ie nog is: onder Dré III z'n leiding wordt 't Eeker-gewas weer veredeld tot 'n blomdragenden plant; wordt er van 'nen zwervenden „hond" 'nen mensch gekweekt en ik mot zeggen: Dré III is "nen modelpatroon. Ea den Eeker 'nen modelknecht! Neeë, ik haal die gastjes nie van malkaar. Veul groeten van Trui, Dré III en als altij gin horke minder van oewen t. a. v. DRÊ. 1) Zie „Dré Drie", waarvan dit Najaar ver schijnt de 3de druk, bij de N.V. Uitgeverij „de Torentrans" te Zeist. Alsmede „Compagnons", dat eveneens dit najaar bij dezelfde Uitgeverij het licht zal zien. Beide boeken geïllustreerd door den schrijver.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7