Ppl
D
Den Eeker in het Ziekenhuis
Oud Italiaansch
handwerk
Dre III is er totaal van in de war
T oelatingsexamen
Hollywood
ZONDAG 4 SEPTEMBER 1938
ÉL
9HKN
'm:
tt.
mm f 51 *-i fiJ f i/s: i
jUfrj/
OiVS PRIJSRAADSEL
Kruïswoord-puzzle
Oplossing lettergreep-raadsel
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
BRABANTSCHE BRIEVEN
Interessante spellen!
z.
z.
45
Jb,$J''Aj*
Wel een schitterend bewijs van vindingrijk
heid en meeleven met onze wekelijksche Prijs
raadsel-attractie is het volgende, door een in
zender aan zijn oplossing van het lettergreep
raadsel toegevoegd:
„Maar..,, er zit nog meer in. Zetten we de
Woorden in een bepaalde volgorde onder el-
haar en verschuiven we deze op de goede ma
nier, dan krijgen we iets te lezen, waar het
op aan moet."
En nu presenteert hij ons een sorteer- en
Bchuifpuzzle met een „clou" in optima format
Als volgt:
edit i e
unie
eendenei
tol erant
rouwbekl a g
theorema
ff a rf i m
B e r 1 1 c u m
lessenaar
e venknie
spijs kaart
opstandig
In elk huis.- V. K. P.!
Op de eenige malen gestelde vraag: „of ver
draagzaamheid geen tolerantie moest le
veren?" is ons antwoord:
We vertaalden het bijv. naamw. tolerant door
toegeeflijk, onze andere vertaling was dus
Ook het bijv. naamw. verdraagzaam;
voor aanhangsels van den zetter mag men ons
hiet aansprakelijk stellen 1
Hier zijn onze 12 te vormen woorden:
1. Berlicum
2. evenknie
3. eendenei
4. tolerant
5. Warffum
6. opstandig
7. rouwbeklag
8. theorema
9. editie
10. lessenaar
11. spijskaart
12. unie
ïh de genoemde kolommen lezen we alzoo:
Beetwortelsuikerfabriek
Na loting werden de prijzen aan de volgen-
öe zes inzenders toegekend: mejuffrouw C. van
Gastele, Heerenmarkt 9 hs. Amsterdam; Joh.
Verwey, veilingmeester, Houten; Th. J. van Pol,
Nic. v. d. Laanstraat 17 rood Haarlem; W. J.
Sloots, van Gilselaan 53, Roosendaal; D. Roe-
In aansluiting op hetgeen we in ons Zon
dagsblad van 26 Juni op deze pagina publi
ceerden over Assisch naaldwerk, meenden we
onze lezeressen niet onkundig te moeten laten
van hetgeen ons dezer dagen uit Italië werd
toegezonden aan motieven van oud Italiaansch
kruissteekwerk, omdat die door degenen, die
zich voor dit werk mochten interesseeren zon
der veel moeite nagewerkt kunnen worden.
Zooals we reeds schreven is de Assisië-steek
zeer oud; „stammend uit den tijd van Sint Cla
ra", lezen we, waar dan verder op volgt:
„waarlijk, wanneer men uit het land, dat de
glorierijke Pranciscaansche poëzie zag bloeien,
de kunst van borduren wil doen herrijzen, dan
neme men als gids een linnen kleed, dat in
dien tijd gewerkt werd door de geduldige han
den van de zoete metgezellen van den Arme van
Assisië. Zooals men op het voorbeeld ziet, maakt
men met 'n halven steek de contouren van de
hoofdfiguren en van de omlijsting, het mid
den van de figuur wit latend, zoodat het goed
uitkomt tegen den achtergrond, gevormd door
kruissteken. Het hertenmotief is een der oud
ste uit den Franciscaanschen tijd."
Het servetzakje met dit hertjesmotief wordt
in roestkleur uitgevoerd op linnen, beginnend
met de contouren te werken met D. M. C. perlé
zwart no. 12, waarna men den achtergrond van
kruissteken werkt met D. M. C. perlé no. 8.
De plaatsruimte, waaraan wij gebonden zijn,
maakt het niet doenlijk méér dan één motief
op behoorlijke grootte te geven, weshalve wij
hier volstaan met het afdrukken van het her
ten-patroon om een volgend maal het vierkante
kleedje weer te geven met den Franciscuskop.
lofsen, Smidstraat 15, Zaandam; St. Joseph-
stichting, Apeldoorn.
Horizontaal:
1. Gewoonte. 5 Maanphase. 7 Lidwoord.
9 Familielid. 11 Rustend geestelijke. 13 He
vige. 17 Dierengeluid. 18 Onze dierbare
Vorstin. 23 Voorzetsel. 24 Rijtuig (Eng.). 26
Zwerver. 27 Fezitt. voornaamw. 28 Geb. wijs
van eten. 29 Hert. 30 Dierenverblijf. 32 Onder-
zich. 34. Persoonl. voornaamw. 36. Kerkgebruik.
38. Stof, van walvisch afkomstig. 39. Aanleg
plaats. 40. Laatstleden. 41. Vangwerktuig. 43.
Sluwheid. 44. Water in Noordbrabant. 45. En-
gelsch bier. 46. Spoedig. 47. En dergelijke. 48.
Bloedvat. 49. Samengestelde klinker. 50. Uit
roep. 52. Hemelbrood. 54. Voorzetsel. 55. Soort
onderwijs. 56. Vrouwennaam. 57. Vorstelijk per
soon. 59. Lat. vorm van 54 horiz. 60. Water
hoogte. 62. Bouwloods. 63. Plaats in Gelderland.
64. Statiekoetsen. 68. Beschutting. 70. Nummer.
71. Watervogel. 73. Godsdienst. 75. Ned. Indië.
76. Herstelplaats voor schepen. 78. Chineesche
afstandsmaat. 79. Voorzetsel. 80. Wat ieder
rechtgeaard Nederlander in deze jubeldagen van
harte meent. 83. Windrichting, 84. Win tervoer
tuig. 85. In het jaar des Heeren. 86. Familie-lid.
87. Naam van vele wateren in ons land. 89.
Hoofdstad van Noorwegen. 91. Bijwoord. 94.
Wetensch. titel. 95. Rijks-telegraaf. 96. Uitroep.
97. Achter. 98. Afk. Vrouwennaam. 99. Afstands
maat. 100. Persoonl. voornaamw. 102. Maan
stand. 103. Uitroep. 106. Gravure. 109. Voeg
woord. 112. Duitsche badplaats. 114. Ons veel
geliefd prinsesje. 122. Bergweide. 123. Voorzet
sel. 124. Notennaam. 125. Als 123 horiz. 126. Als
7 horiz. 127. Scheepstouw. 128. Kon. Stoomv.
Maatschappij. 129. Niet dezelfde. 131. Qtetij. 133.
Medici. 135 Vrouwennaam. 136. Lengtenraat. 138.
Telwoord. 139. Soort onderwijs. 140. Erg, ruw.
141. Heilige. 142. Vrouwennaam. 144. Gereed
schap. 146. Kon. Besluit. 147. Rivier in Azië. 149.
Schildknaap. 151. Slingerplant. 153. Noordhol
land. 154. Bijwoord van tijd. 155. Herkauwer.
156. Nummer. 157. Waterloozingen. 158. Als 149
horiz. 159. Vaartuig. 161. Inrukken! 163. Klank.
165. Kleur. 166. Waardeloos voorwerp. 167. Vrou
wennaam. 168. Nut, voordeel. 170. Als 112 horiz.
171. Bellenslee. 172. Editie. 173. Leider. 174. Ie
dere. 175. Visschers-gerei. 176. Het alfabet. 177.
Stad in Arabië. 179. Als 47 horiz. 180 Voegwoord.
181. Plaats in Noordholland. 182. Anno Domini.
184. Oorlogsvloot. 188. Voedsel. 189. Derde gema
lin van Prins Willem I. 193. Vloeistof. 194. Berg
plaats. 195. Notennaam. 196. Ontkenning. 197.
Javaansch dorp. 198. Familielid. 200. Arabisch
vorst. 201. Plantendeel. 204. Steun-object.
Verticaal:
1. Aldus, let wel! 2. Af te keuren. 3. Kleine
jongen. 4. Soldatenwerver. 5. Rivier-uitmonding.
6. Ontploffing. 7. Ondergeschikte. 8. Voegwoord.
9. Optelteeken. 10. Als het ware. 11. Als 136
horiz. 12. Madame (afk.) 13. Gazellen. 14. On
geveer. 15. Gesteldheid. 16. Plaats in Gelderland.
19. Begrip. 20. Gemeene deeler. 21. Naam van
vele Vorsten uit het Oranjehuis. 22. Europeaan.
25. Dames-halsbont. 29. Europeaan. 31. Vuur.
geestdrift. 33. Goudland. 34. Als, wanneer. 35.
Stemgerechtigde. 37. Welige groei. 39. Radio-
omroep. 41. Bouwspecie. 42. Pleizier. 44. Nauwe
lijks. 46. Notenraam. 51. Zijrivier van de Rho
ne. 53. Hoogste top. 58. Boom. 61. Dolk. 65. Pa
pegaai. 66. Verfraaiing. 67. Meisjesnaam. 89. Ge
wapend geleide. 71. Engelsche titel. 72. Euro-
peesch Rijk. 74. Onderofficieren der Marine.
75a. Voegwoord. 77. Kath. Sociale Actie. 78. Ri
vier in ons land. 79. Sleepende honden. 81. Ac
teur-spel. 82. Praalzieke. 83. Streek, plaats. 88.
Alcoholische drank in Indië. 90. Bezitt. voor
naamw. 90a. Reeks, file. 92. Onderdeel van een
voertuig. 93. Toegang tot een kamer. 98a. Groo-
te watervlakte. 101. Stad in Drente. 104. Baby
speelgoed. 105. Zangwijsje. 106. Vroeger, gewe
zen. 107. In twee soorten. 108. Notennaam. 110.
Namelijk. 111. Heilzaam koortsmiddel. 113. Soor
telijk gewicht. 114. Wat uit de bakkerij komt.
115. Teeder, hartelijk. 116. Geldopname tegen
rente. 117. Do Bijbel (afk.). 118. Notennaam.
119. Sterrenkundigen. 120. Volksmenner. 121.
Plaats in Gelderland. 130. Hert. 131. Ieder. 132.
Jongensnaam. 134. Mann. schaap. 137. Voorma
lige prov. in het Z. van Frankrijk. 141. Trein-
route. 143. Vaderland van Prins Bernhard. 145.
Deel van den voet. 148. Gemoedsstemming. 150.
Gebergte op Java. 152. Vliegveld in Drente. 157.
Rang in het leger. 160. Karakter. 161. Bitter
vocht. 162. Platboom rivierschip. 164. Plaats in
Gelderland. 168. Plaats in Groningen. 169. Lo
comotiefwagen. 178. Naaisters-gerei. 181. Ooie
vaar. 183. Telwoord. 184. Kaartenboek. 185. Per
soonl. voornaamw. 186. Als 182 horiz. 187. Zil
verpopulier. 188. Stad en meer in Noord-Ame-
rika. 190. Uitroep. 191. Laatst. 192. Verbond.
192a. Deel van den Bijbel. 198. Voorzetsel. 199.
Krantenjongen aan het Spoor. 202. Technische
School. 203. Eerstkomende.
Oplossingen worden tot Vrijdagmiddag 12 uur
ingewacht bij den heer G. M. A. Jansen, Ruys-
daelstraat 60, Utrecht.
oor het bloed van martelaren
wordt de akker der Kerk vrucht
baar.
iw <V3
iiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii minimum
UL VENHOUT,
1 Sept. 1938
Amico,
Herfstmaand is ingetrejen. 't Gouwen tij van
jaar. En daarmee de leste drukke maand op
hof.
't Koren is nou af, staat gebusseld in den ge-
}eh stoppelakker en wordt binnengerejen. 'tWas
11 gezegend oogst tij.
Ja 't ziet er op den buten al veul anders
bit. Dg verre dyrpkes, die daar wijdweg versto
on lagen achter 't hooge gewas van 't koren,
daarboven de rooie en mosgroene dakskes lijk
sPuigoed uitstakken, zijn weer heelegaar te voor
schijn gekomen tusschen de gebusselde koren-
garven, die verspreid over de ruime velden staan.
't Landschap wierd „leeger" de leste weken,
'an dag tot dag en ge kost 't tij z i e n kan-
teien! Als ik gisterenavond m'nen brief te schrij-
Ven zat, in de dugdzame stilte van den vallenden
avond, terwijl den smeulenden zonnebol, daar
ginder, 'nen rossen gloei deur de schepping
tooverde, ritselde nou en dan mee 't opstekend
avondwindeke den herfst uit de boomen en over
nen zandbojem. Mennigt dor blaaike fliert al om
°c(ven kop, ja. Maar 't geboomte is op z'n
®choonst! Den avondgloei wemelt in de loof-
Ooonen lijk goudpoeier. Plekt aan 't rooie den-
benhout of 't bosch 'n sprook is, 'nen droom in
11 weareld van Oostersche fantasie, schoon en
^eelderig alsals 't alleen in den Hemel maar
(bi kan.
'Nen blaauwen tuul daalde stillekes over de
Avondlijke velden, 'nen dunnen schemer zakte
®ver den eersten Septemberdag, die uitgloorde
aan den doovenden Westerkim, in rooier, in
bloeiender vuurbrokkeling. L(jk 'n te zwaar ge
bloeide blom, die den Godsganschen dag heur
schoonheid spreidde boven allen bloei uit, op 't
end te zwaar wierd veur den ranken stengel,
zoo boog de zon naar de eerde. In leste pracht
van vlammende kleuren zonk ze deur den wijen
ender. En dichter wierd den blaauwen tuul
geweven, waarmee den avond zwaarder over de
weareld wierd geplooid.
Ik had m'n potlood zooiank in m'n vest ge
stoken. Want daar over de landerijen en aan
de enders en in de lochten, daar was zooveul
gaande, da'k m'n oogen nie op m'n briefpam-
pier kost houwen.
Ros klom den maanbol over den klammen
avond. Deur 't stille land wolkte dik den deem
ster, waarin 't groene manelicht 'nen fosfoor
tooverde in wisselende glanzings. Van wijdweg
knoerste zeldzaam rundergeloei deur deus' hei
melijke schoonheid, die scheen te vloeien over
den ender, deur de weareld. Toen lag den avond,
lijk 'nen olie van rust, te drijven in de schep
ping. Sterreblommen sprongen los in den einde-
loozen duister, die te glanzen begost, lijk 'n berg
meer in diepen nacht. En ik wist nie wat grooter
was: de knisterende stilte of de endelooze nacnt-
glanzings. Ja toch, ik weet 't wel: 't was
samen zoo groot dieën eersten nacht van herfst
maand, die grenzenloos te bloeien stond mee
witte stermargrieten.
Trui wierd wakker van de kou. M'n goeie wijf
ze had den gansch-gloeienden dag schoven
gebonden was in den dut gevallen op de bank
onder den notenleer. 't Kiepenvel prikkelde op
'r bloot' ermen. Efkens keek ze verwonderd rond,
daar was onder haar slopke veul gebeurd: 'twas
nacht geworden onderwijle.
„Eheh...." zee ze: „Eh.... 'k vrek van
de kou. Zegehhoe laat is 't wel nie?"
„Tien uren omtrent, toeteloerls!"
„Motte dan gin pap, gij?" vroeg ze lastig.
„Gèren, toeteloeris."
„Waarom roepte me dan nie? 'k Zit hier
geruischeloos te sterven van kou. En waar zijn
de jongens?"
„Den Dré en den Eeker zijn Bles los rijen."
„Nou?! In den donker?? Zijn ze 'n horke...?"
„Fakkels en lampionnen hebben ze nie mee
genomen, lastpot. Schep m'nen pap maar op!"
„Wa voerde gij toch uit?"
„Ik? Oh? Ja? Ik zat 'n bietje te.... schrij
ven."
„In den harstikken donker?"
„Sjuust!" zee ik nadrukkelijk en hard. Toen
wierd ze koester. Ging naar binnen, ruurde 'ns
in den avondpap. Toen: „waar zitten die twee
gasten toch? 'k Ben er nie gerust op. 't Is ver-
gimd, ge kunt hier" (dat „hier" was nie
slecht, amico!) „ge kunt hier gin uurke oew
oogen dichtdoen."
„Doe ze dan 'ns op 'n ander dicht, Trui,"
lachte-n-ik 'r uit.
„Weljot," foeterde ze wijers: „mij lot ge daar
kalm 'n kou zitten pakken, die twee apen van
jongens lot ge zoo laat nog
,,'t Was half négen, kaptein!"
„Da-d-is gin uur meer, om te gaan rijen, dan
is 't al donker!"
„In 't veld nie. En den Dré kent er elk slooike,
elk greppelke, elk hekske!"
„En den Eeker?"
„Den Eeker blijft op den beganen grond."
„Als ge 't maar zeker hebt!" snaauwde ze weer,
in d'ren onrust.
Mee al dat gefoeter van Trui wierd ik toch
ook 'n bietjeongerust. Maar gedank, geluk
kig heurden we allebei in de verte den draf van
Bles deur den stillen donker boetsen.
Trui stak de lamp aan. Luisterde. En mee
knipperende angstoogen keek ze me aan. Toen
zag ik heuren mond efkes beven.
„Mensch, doe nie zoo gek," viel ik uit, in op
komenden angst.
„Dré is alleen," zee Trui heesch.
Ik stond stijf te luisteren.
„En hij rijdt as 'nen bezetene," fluisterde Trui,
die gin stem meer had.
Dieper, fluweelzwart leek den nacht, daar uit
't deurgat, nou de lamp hierbinnen aan was.
Ik hóórde 't licht branden, zoo strak stond de
stilte gespannen om Trui en mij. Geren had ik
m n eigen bewogen, al was 't maar om Trui ge-
XUfifc tfc fffahlVfffiVj IÜ& k&ftt nip,
Toen kletterden Bles' hoeven op den steenweg.
Dan boetsten ze den inrij in. 'Nen sprong, Dré
stond op den erf. Nog kosten wij ons nie be
wegen! Dan vloog den Dré binnen, bleek, be
zweet, z'n vaste, donker' oogen wijer open. Hij
bleef staan bij de tafel. Zag ons aan. „We....
weten juilie
„Q, God," riep Trui: „daar is 'n ongeluk ge
beurd."
„Dré, wat is er mee den Eeker? Zeg op!
Vlug!" vroeg ik gejaagd, 'm grijpend bij den
schouwer.
't Jonk rook naar 't zweet en 't peerd. Hij
keek me mee doffe oogen aan. Langs z'nen mond
schokten zenuwtrillings. Toen sprongen twee
tranen als knikkers in z'n oogen en hij zee:
„den Eeker isgevallen, Opa." En de tranen
glipten over z'n wangen. Waarom ie z'nen kop
omdraaide.
„Is ie.... dóód?!" kwekte Trui als krank
zinnig.
Dré schudde den kop.
'k Hoorde Trui toen zuchten.
„Allee, Dré," commandeerde-n-ik en pakte 'm
meteen steviger bij den schouwer: „allee, draai-
d-oewen kop naar me toe. Isis 'terg?"
Den Dré knikte. „Ja," zee-t-ie heesch. Toen
zakte-n-ie deur z'n knieën, 'k Schoof rap 'nen
stoel onder 'm en 't jonk snikte en snotterde als
ik 'm nog nooit had zien doen. „Dieëner-
menEeker," snikte-n-ie. Heel z'n sterke don-
derement schudde van verdriet om wat z'n
knechtje-kameraad was overkomen.
Toen vloekte-n-ie. Kneep de vuisten dat de
knokken wit wierden. Mee den kop lag ie op
tafel. Toen sprong ie op, kneep me in m'nen
erm, dat 't koud over m'nen rug liep. „Opa, bij
God, ik kon er niks aan doen!" en toen, als 'n
klein kind viel ie om m'nen nek en ik voelde z'n
heele lichaam snukken van snikkend verdriet.
Trui begost toen ook maar 'n bietje mee te
simmen. Te „werken" mee den punt van heuren
schort aan 'r oogen.
„Haal 'ns 'n glas water," snaauwde-n-ik, om
haar kalm te krijgen. „Of neeë," zee ik weer. En
meteen trok ik Dré UI 't achterhuis in, douwde
'm onder de pomp en liet 'n polsdikke straal
koel welwater over z'nen kop stroomen. Nog 'n
paar keeren sprongen schrikkelijke schokken
deur z'n corpus, dan ging ie onder 't water van
daan, zuchtte verlicht en boende z'nen kop en
nek droog.
„Stik nou 'n pepke-n-aan, man," raaide ik 'm.
„En laten we dan 'ns praten samen. Ik weet nog
van niks. Wat kan ik op den oogenblik veur on
zen Eeker doen?"
Het spel, dat ik deze week zou bespreken,
was als volgt:
Sch.: 8 7 4
H.: H. 6 2
R.: A. H. V.
KI.: 10 8 6 4
Sch.: A. V. 2
H.: 10 9 8 4
R.: 10 5
KI.: A. H. B. 9
N.
W. O.
Sch.: B. 10 9 6 3
H.: 5
R.: 7 4 3
KI.: V. 7 3 2
Sch.: H. 5
H.: A. V. B. 7 3
R.: B. 9 8 6 2
KL: 5
OW waren kwetsbaar, Zuid was gever en 't
bieden verliep als volgt:
Z. W.
Pas 1 Klaver
3 Harten 3 Sch.
Pas Pas
N.
dubbel
4 Harten
O.
1 Sch.
Pas
Omtrent het bieden is nog op te merken, dat
de betreffende Westspeler hier wel zeer voor
zichtig is geweest, want een 4 Schoppenbod
had toch alleszins in de lijn der verwachtingen
gelegen!
Nu moest Zuid echter 4 Harten spelen en
West kwam uit met Ruiten heer en trok ver
volgens ruiten aas na (en niet zooals abusieve
lijk stond vermeld een kleine Ruiten).
Zuid moest thans zijn speelplan opmaken en
zag de twee volgende mogelijkheden:
le. den eersten slag aftroeven, 3 maal troef
slaan in- de hoop, dat de troeven er dan uit
zijn bij de tegenpartij, waarna ruiten Aas, Heer
en Vrouw gespeeld worden, terwijl dan Schop
pen Heer een rentrant moet worden voor de
resteerende Ruitens.
Deze methode biedt 50 pet. van 68 pet. is
dus 34 pet. kans!
2e. den eersten slag aftroeven, tweemaal troef
slaan, waarop in den blinde ruiten vrouw moet
worden geécarteerd.
Vervolgens kunnen de Ruitens worden afge
speeld. mits deze bij de tegenpartij 2—3 ver
deeld zitten (deze kans is 68 pet.).
De totale kans van deze methode is dus:
68 pet. van 98 pet. is 66.6 pet.
Zooals u ziet, biedt de tweede methode bijna
tweemaal zooveel kans als de eerste en Zuid,
die voldoende van kansrekening wist om dit
te berekenen, koos dan ook die methode!!
Aan een andere tafel liet de Zuidspeler zich
echter te veel beïnvloeden door het eerste
Schoppenbod van Oost en koos de eerste me
thode, waarbij hem ook nog de zekerheid van
een overslag parten speelde.
Ongetwijfeld verdient de eerste Zuidspeler een
pluimpje voor zijn keurig spel, hoewel de ge
kozen methode zich zelf als het ware opdringt,
zoodra de ongunstige troefverdeeling bekend is
en dat gebeurt in de tweede troefronde door 't
renonceeren door Oost!
De prestatie van den tweeden Zuidspeler is
er dan ook des te slechter door, mede om
toch het principe, dat er aan ten grondslag
ligt, n.l. het écarteeren van een blokkeerende
kaart
Dit zelfde principe komt ook aardig uit in
het volgende spel:
Sch.: A. B. x x
H.: xxx
R.: A. V. x x x
KI.: A.
Sch.: H. V. x
H.: H. V. B. 10 x
R.: B. xx
KI.: x x
N.
W. O.
"Sch.: 10 x x s
H.: x
R.: H. 9 x x
KI.: x x x x
Sch.: x x
H.: A. 9 x x
R.: 10
KI.: H. V. B. 10 9 x
Het bieden ging als volgt: (NiemanS kwets
baar en Noord gever).
N.
1 Ruiten
2 Schoppen
Pas
O.
Pas
Pas
Pas
Z. W.
2 Klaveren 2 Harten
3 S. A. Pas
West kwam uit met Harten-Heer.
Zuid liet dezen slag terecht loopen evenals
Harten Vrouw en Harten Boer, die West na
trok. Thans had West echter geen Harten na
mogen spelen, hetgeen hij echter wel deed!
Uit Noord werd nu Klaver Aas geécarteerd
en Zuid had 9 slagen voor het neerleggen!!
West had moeten overwegen, dat er toch
niets aan te doen was, als Zuid nog een ren
trant zou hebben in Ruiten, zoodat de kans
benut moest worden, dat Zuid dit niet had.
Correspondentie
J. A. M. B. te G.
Inderdaad had Zuid niet aan het contract
kunnen voldoen, indien West Schoppen-Heer
onder het Aas had geworpen. West wist echter
niet of Zuid nog 1 of 2 Ruitens had, zoodat
hij een gerechte hoop had de resteerende sla
gen te maken!
Toch was het door den eerstgenoemden Zuid
speler vertoonde spel belangrijk beter dan de
prestatie van den tweeden. Ten eerste heeft
hij dan toch een extra slag in Harten gemaakt
en ten tweede benutte hij de eenige kans
om aan het contract te voldoen, al moest W.
daartoe falen. Bovendien speelde hij het spel
aldus, omdat hij meende, dat Oost nog Harten
Aas tweede over had. Er zou dan een dubbele
placing zijn ontstaan, waarbij ofwel Ruiten 10,
ofwel Harten 10 de negende slag zou opleve
ren en het dus onverschillig was, wie er ten
slotte met Schoppen aan slag zou komen!
G. S. te A.
Gaarne zal ik aan uw verzoek voldoen en
binnenkort de minder bekende regels, maar
vooral de etiquette van het bridge-spel behan
delen. M.i. wordt hier n.l. zeer veel tegen ge
zondigd, hetgeen voor iedereen, die het goed
met bridge meent, een doorn in het oog moet
zijn!
P. H. A. TUIN.
Waar de queue van aspirant-filmsterren on
verminderd voor Hollywoods poort blijft staan
en het ziften van kaf en koren veel tijd neemt
en veel werk eischt, wordt de deur voor geen
der dingsters ontsloten, die te voren niet aan
het onderstaande vragen-schema naar genoeg
doening heeft beantwoord. Dat is te zeggen:
als niet blijkt, dat de toekomstige film-artiste
vijf-en zeventig percent van de vereischten be
zit.
Dit schriftelijke film-toelatingsexamen bestaat
in beantwoording van de volgende twintig vra
gen.
1. Hoe is uw ontwikkeling.
2. Zijt ge spoedig afgeleid.
3. Is uw gezicht uitdrukkingsvol.
4. Zijt ge vlug in uw bewegingen of langzaan»
en kunt ge uw bewegingen beheerschen.
5. Zijn de bewegingen van uw armen en bee-
nen correct.
6 Beschikt ge over goede mimiek.
7. Kunt ge goed iemand imiteeren.
8. Kunt ge op commando lachen, huilen, angst
uitdrukken, woede en liefde.
9. Hebt ge genoeg fantasie om u in een rol
zóó in te leven, dat het werkelijkheid voor u
wordt.
10. Bezit ge persoonlijkheid.
11. Kunt ge een opdracht uitvoeren ook wan
neer u die niet lijkt.
12. Stellen de menschen belang in hetgeen ge
doet.
13. Kleedt ge u goed, zoowel in uw werk als
wanneer ge uitgaat.
14. Is er iets karakteristieks aan u, dat u van
de massa onderscheidt.
15. Reageeren uw gedachten snel.
16. Is er uitdrukking in uw oogen.
17. Kunt ge paardrijden, chauffeeren, zwem
men.
18. Hebt ge een goede spreekstem; een goede
zangstem.
19. Danst ge goed. Kent ge de moderne dan
sen.
20. Is uw gezondheid goed.
„Niks," snikte-n-ie. „Wa gedaan kost worden,
héb ik gedaan."
„Waar is ie nou?"
„In 't ziekenhuis."
„Is ie.... buiten kennis?"
Hij knikte. Verbeten.
„Iets gebroken?"
„Rechterbeen. Onderbeen. Maar da's 't ergste
nie." Weer begost ie te simmen. „Ochèrm, Opa,
hij bloeide uit z'n neus en ooren. En als ie daar
op den grond lag, wit lijk 'nen doek, dan dacht
ik: den Eeker is er aan! Ik wist gin raad!!"
„En toen?"
„Ik kost 'm niks zeggen. Hij was dalijk buiten
westen. Toen heb ik 'm laten liggen in de wei,
mee m'n jaske onder z'nen kop. 'k Weet nie of
't goed was, maar ik moest toch iets doen, soo-
dejuu! Toen ben ik op Bles den dokter gaan
roepen. Rap alles verteld. Getelefoneerd naar 't
ziekenhuis, om 'n wageltje. De dokter mee de
auto, ik te peerd naar den Eeker. Nou lee-t-ie...
daar!" En mee z'nen droeven kop wees ie in de
richting van 't Laurentiusgesticht.
„Kan ik 'm zien?" vroeg Trui zenuwachtig.
Den Dré schudde zijnen kop. „Mag niemand
bij. Morgenochtend mag ik komen informeeren.
Opa, één ding, ik betaal alles, hoor! Ik heb twee
honderd gulden, witte, die spendeer ik aan den
Eeker!"
Ik klopte 'm op z'nen schouwer.
Trui's oogen sprongen weer vol tranen.
„Hoe is 't toch gebeurd, Dré?"
Hij verstond me nie. Zat 'n bietje dwaas te sta
ren, den mond open en in d' oogen 't beeld van
den bloedenden Eeker, daar in die donkere wei.
„Hoe is 't toch gebeurd, Dré?" Ik schudde aan
z'nen erm.
„Wablief?"
„Hoe is 't gebeurd?"
„Hij had al 'n paar keeren gevraagd g'ad aan
me, om ook 'ns op 't peerd te jmeugen zitten, 'k
Was er altij 'n bietje bang veur. Maar vanavond
docht ik: eens mot 't toch den eersten keer zijn,
dus ik stond 't toe. 't Ging nie kwaad, maar toen
ik Bles los liet, wierd den beest zenuwachtig,
sprong op d'achterbeenen en den Eeker wierd
kolossaal bang. 'k Zee 'm wat ie doen moest.
Mee z'n knieën, mee de teugels, ge wit, Opa, en
toen toen schoot Bles vooruit of er 'n veer in
'm lossprong. Bles nam 'nen sloot en toen smak
te den Eeker van 't peerd af en viel boven op
'n hek, ge wit, daar by die afsluiting veur de
runders. Ginnen kik hee-t-ie gegeven en als ik
bij 'm kwam...." Weer sprongen z'n oogen vol
tranen en dan zee-t-ie: „Opa, ik heb toch zoo
mee den Eeker te doen, ee! Hij is toch zoo....
erm. En zoo content. Opa, dat ie hier, op onzen
hof is gekomen. Eiken dag zee-t-ie me da-d-
ovemieuw."
We zwegen.
De lamp suisde. En hard tikte de steertklok
deur den stillen huis.
Toen begost den Dré weer: „hij hee in gin vijf
weken 'n sigretje meer gekocht. Hij spaart voor
'nen winterjas. Is in de stad, in 'nen kleeren-
winkel gaan vragen hoeveel 'nen jas-mee-'n-
ruitje kosten zou. Ze hadden 'm gezegd van
twaalf gulden tot zestig gulden toe kost ie keus
maken. Hij hee toen gevraagd, of in die jassen
van twaalf gulden óók zakken zitten" *n
flaauw glimlachske trok gelukkig weer over den
Dré z'nen triestigen kop, rood van spanning, van
't water, van de tranen ook. „Dan zou ie z'nen
keus stellen op twaalf piek, nóg 'nen wagelvol
geld, vond ie. Vijf gulden hee-t-ie nou al. Ze lig
gen in 'n dooske op z'n „kamer", achter de prent
van Mussolini," zoo eindigde den Dré z'n ver
haal, dat nou en dan deur 'nen snik of 'nen
zucht onderbroken was.
„Om hoe laat kunnen we mergenochtend te
recht, Dré, om die informatie?"
„Om zeuven uren, Opa!"
„Dan gaan we samen, Dré. Nou zullen we
eerst 'n bordeke pap eten, dan 'n extra rozen-
hoeike veur den Eeker bidden en dan naar bed,
jonk, 't is al half twaalf geworden."
,,'k Slaap toch nie," bromde-n-ie.
Nou, amico, van den mergen zijn we gaan
hooren. Veul wijzer zijn we niet geworden, t
manneke was nog altü buiten bewustzijn. 'Nen
zwaren hersenschok, schijnt 't! t Been is
gezet en gegipst.
Maan aan m'nen compagnon heb ik nks, op
den oogenblik! Z'n hart is nie op 't bedrijf, 't is
bij den Eeker, in 't ziekenhuis, ge verstaat!
Zekers, hij werkt wel, den Dré, maar feoms staat
ie minutenlang te peinzen over den akker, leu
nend op z'n spaai.
Dat mijn baaske zó'nen kameraad kost zijn,
ik heb 't nooit geweten. En als 't er O. L. H.
om te doen is gewist deuze twee mannekes veur
altij vrindschap in te hameren, nou, dan hee-t-ie
'nen harden, maar 'nen sjecuren weg genomen,
mee Dré III en den Eeker van Ulvenhout.
Ge hoort er meer van, amico! Want aan da-d-
ongeluk zal nog heel iets te verhapstukken val
len....!
Trui is er ook heelegw mee van streek.
Veul groeten van Trui, van Dré III en als altij
gin horke minder van oewen
t-A.v.
DRÉ