3 O 3 Als mensch Over geestkracht DEN DERDEN of 05 1 ZONDAG 11 SEPTEMBER 1938 VAN WEEK TOT WEEK 99 99 5e REGIMENT „VELD" VIERT FEEST Herdenking van het negentigjarig bestaan Afkoop van beschaving? Eerste Kamerlid vraagt maat regelen tot bescherming der negers in Suriname INDIË-ECONOMIE Besprekingen der commissie begonnen LEENING 'S-GRAVENHAGE f 5 millioen tegen 3% pet. De knoeierijen te Weesp Hoofdambtenaar voorloopig op vrije voeten SCHOLEN TE KOUDEKERKE GESLOTEN Geval van kinderverlamming geconstateerd Nieuwe gevallen te Rotterdam Te Apeldoorn Te Hillegom Gelukwensch van Indië H. M. de Koningin betuigt Haar hartgrondigen dank MINISTER STEENBERGHE TE HELMOND Een bezoek gebracht aan de „Klim Op"-tentoonstelling Theodore Illion heeft een reis door Thibet gemaakt en hij verhaalt daar interessan te wetenswaardigheden over in een boek, hat onlangs ook in onze taal verscheen. Hil Zweert: „Ik reisde door Thibet noch als Chris- noch als Boeddhist. Ik observeerde de din- Een aldaar niet enkel en alleen maar met de °°gen van den wetenschappelijken onderzoeker van den philosoof. Ik behoor tot geen enkele beweging, richting of sekte. Ik ben slechts een Mensch." Jef Last heeft in Spanje als vrijwilliger ge beden in de rangen van het leger der republi- keinsche regeering. Zijn bevindingen aan het front verhaalde hij in een boekwerk, getiteld: »E>e Spadnsche Tragedie", dat dezer dagen ver- Scheen. De uitgever maakt reclame voor dit k°ek door te beweren, dat Jef Last de gebeur tenissen in Spanje niet beoordeelt als vertegen woordiger van de een of andere politieke partij "tear als mensch. Ziedaar twee voorbeelden uit den allerlaatsten 'lid van een onderscheid, dat herhaaldelijk Wordt gemaakt tusschen den mensch en zijn koedanigheden, waarbij het dan een voordeel schijnt te zijn, als de mensch geen hoedanig heden heeft, of althans afstand doet van zijn ei8enaardigheden. De theorie, welke aan dit- °hüerscheid ten grondslag ligt, kan men aldus Weergeven: „Iemand mag koning, dictator, rech ter, advocaat, burgemeester, lyrisch dichter of hoedenmaker zijn, hij mag tot de fascistische, democratische of communistische partij behoo-- ten, hij mag heilige of misdadiger zijn, in al h'e omstandigheden dient hij „een mensch" te 2Ün." k>e advocaat in hem kan pleiten tegen een Moordenaar, maar de mensch in hem moet Medelijden hebben met dien moordenaar. De dichter in hem kan eenzaam zijn, maar de Mensch in hem moet steun verleenen aan de Vl'edesbew"eging. De burgemeester in hem kan Eelasten, dat een straat wordt afgezet, doch de Mensch in hem moet een uitzondering maken v°°r het ongelukkige vrouwtje, dat bij hand having van dezen maatregel haar stervend kind hechts langs een grooten omweg kan bereiken. communist in hem moet kankeren tegen de Versiering bij gelegenheid van de feestelijkhe- öen, maar de mensch in hem mag wel eens Meizier hebben en gaat derhalve met vrouw en hinderen naar die versiering kijken. De mis- dadiger in hem moet door de rechtbank ver- °°rdeeld worden, maar de mensch in hem ver eent ons menschelijk medegevoel. Zoo wordt van ieder menschelijk wezen, Welke plaats hij ook bekleedt in de maatschap- Mj, een dubbelhartig wezen gemaakt, deels be- JMerscht door zijn hoedanigheden, deels ge- °°rzaam aan zijn „zuivere menschelijkheid". Iteze opvatting, vandaag tamelijk verbreid, Vhidt men in de oude boeken of geschriften telden. Ze is opgekomen in de dagen van de tobiantiek. Da Costa schreef een boek over „De Mensch en de dichter Willem Bilderdijk". Hij Was zich bewust, dat de mensch en de dichter e"caar niet heelemaal dekten, maar volgens zijn heilswijze had de mensch Bilderdijk gebreken, h'e de dichter niet vertoonde. De mensch was M'hder trouw aan zijn beginselen dan de dich- t®r- Da Costa dacht nog aan de menschelijke Wvakheid, wanneer hij in het algemeen over den Mensch sprak. Ook Bilderdijk, zoo betoogde hij WMï in menig opzicht, gelijk wij allen, een zwak Mensch, maar tevens was hij een groot dichter. Hct wordt echter al spoedig anders. Leest Men bijvoorbeeld de prozageschriften van den Wanschen dichter Victor Hugo, dan heeft in M conflict tusschen den mensch en zijn hoe kigheden altijd de mensch gelijk. De groote Man „Les Misérables" door de Kerk ver beeld is geheel op dit conflict gebouwd. eh ziet er een misdadiger, die echter een ensch is, een gevallen vrouw, wier mensche- 'Jfcheid onze genegenheid moet opwekken, men et er zelfs een bisschop, die „een mensch" is, Ms ware dit het hoogtepunt van onwaarschijn- heid. En tegenover al deze dubbelgestalten laat dan een politie-commissaris, die alleen aar politie-commissaris wil zijn en niets an- M's. Hij is ontzettend plichtsgetrouw, maar al M menschelijke blijft hem vreemd. Hij heeft üs geen hart. Het loopt heelemaal verkeerd M hem af: hij pleegt zelfmoord. Immers, zoo schrijver ons te verstaan geven: ook een Wilde h°litie-commissaris moet een mensch zijn. fri ons land heeft Eduard Douwes Dekker ^Mtatuli met dit onderscheid gewerkt. Zijn ax Havelaar is de ambtenaar, die op de eer- Plaats een mensch is en daarom wordt weg- Merkt door de ambtenaren, die alleen maar htenaren zijn. Zijn drama Vorstenschool be- /°8t. dat iemand ook op den koningstroon een cpsch moet zijn. Zijn roman Woutertje Pie kte handelt over de menschelijkheid van het k temidden van de schoolmeesterachtigheid schoolmeesters, de burgerlijkheid van de ^'Scrjuffrouwen enz. Van Multatuli is dan ook ultsPraak: „De roeping van den mensch is M<;h te zijn". Een scherpziend beoordeelaar, Waarnam, hoe deze gedachte aan het on- '"scheid tusschen den mensch en zijn hoeda- '--heden heel het werk van Eduard Douwes j^ K°r m beslag nam, spotte dan ook over den lives in hem en den Dekker in hem. Op eerste gehoor hebben de schrijvers gelijk, Me u oeweren, dat elk mensch, Welke functie hij bekleedt, een mensch moet blijven en dat J zlin menschelijkheid niet mag laten ver- 'nkcn door zijn beroepshoedanigheden, klaar hoe komt het, dat ze deze tegenstelling laat ontdekten? Hoe komt het, dat de dra- van Vondel nooit nadruk leggen op die ^Mistelling, zelfs niet wanneer ze er zijde- Es toch over handelen, zooals b.v. Jeptha, a"n het conflict wordt uitgebeeld tusschen k vorst, die een duren eed heeft gezworen en vader, die zijn kind liefheeft? °e komt het, dat vandaag de voorzitter van Ij. Vergadering kan zeggen: Als mensch zou kunnen voelen voor het voorstel van den EjT maar als voorzitter moet ik er tegen- vTmcn? Hoe komt het, dat de heer Illion *>t» 'n Thibet gaat reizen, en er dan groot MpBaat' frlJ zlpl1 nMt voortbewoog als chris- Maar als mensch? de menschheid een belangrijke ontdek- ^eeft king gedaan, toen zij zich zoo scherp bewust maakte van het onderscheid? Wij gelooven het niet, zooals wü den heer Illion niet gelooven, wanneer hij beweert, dat hij op reis ging „als mensch". Want 3>ij ver haalt onmiddellijk daarna, dat hij zich langen tijd oefende in het afleggen van groote tochten te voet, in het eten van ongekookt voedsel en het bestand blijven tegen langdurige ontberin gen. Alvorens zich op weg te begeven, moest de mensch in hem zich overwinnen ten gunste van den reiziger in hem. Anders had de heer Illion het in Thibet niet volgehouden! Hiermede zijn wij aan het eigenlijke vraag stuk. Dat de heer Illion niet in Thibet reisde als christen, kan geen sterveling verbazen. Maar hij reisde in Thibet als reiziger, als geoefend en behoorlijk toegerust reiziger. Dit moest ook. Hij hadde er anders niets van terecht gebracht Wat is iemand „als mensch"? Niet meer dan de grondstof voor datgene, wat hij Werkelijk is. Als mensch was de heer Illion in Thibet ziek geworden en waarschijnlijk omgekomen van honger en ellende, hadde hij zich niet onder worpen aan de tucht, die van den reiziger in onherbergzame landen gevorderd wordt. De menschelijkheid is iets algemeens. Dit al- gemeene verbindt ons met elkander, doch alleen door middel van iets bijzonders. Wij kunnen spreken over de menschelijkheid van een schrij ver, maar die menschelijkheid kennen wij alleen uit hetgeen hij schrijft. Het is dus in dit geval het schrijverschap, waaraan de menschelijkheid zich onderwerpt. In een ander geval zal het ko ningschap de bijzonderheid zijn, waardoor iemands algemeene menschelijkheid voor ons van belang wordt, of het burgemeesterschap of het lidmaatschap van de gemeentepolitie. Hier onderscheid te maken, is niet juist. De politie-agent behoeft niet als agent een on- me'nsch te zijn en als huisvader een goed mensch, maar hij moet een mensch zijn, wiens menschelijkheid voor ons haar beteekenis krijgt door het feit, dat deze mensch zich in dienst stelde van de bewaking der openbare orde. Juist als mensch moet hij politie-agent zijn! Het is onzin, te zeggen, dat hij als agent ook nog een heel klein beetje „mensch" moet zijn! Mensch-zijn beteekent deelhebben aan het algemeene menschenleven, dus deelen in die gewaarwordingen en gevoelens, waardoor alle menschen woorden bewogen. Dit mensch-zijn nu is een ruwe materie. De menschelijkheid is in ieder van ons een ongeslepen diamant, die door onze bijzondere hoedanigheden wordt geslepen en stralenden glans krijgt. Verbeeld u, dat de politie-agent, die de orde bewaken moet bij het voorbijrijden van de Koningin, zich door zijn zoogenaamd „menschelijke" geestdrift zou laten verleiden om te gaan juichen, zoodat hij ner gens meer op lette en alles in het honderd liep! Dan zou de „mensch" in hem het winnen van den agent, maar hij zou dan niet alleen een slecht politie-agent zijn, hij zou daarenboven een onbeheerseht mensch blijken! Zoo is het met alle beroepen. Ze moeten de menschelijkheid vervolmaken met een bepaald doel. Het reizigerschap moest de menschelijkheid van den heer Illion vervolmaken, alvorens deze heer zich aan een voetreis door Thibet kon wagen. Het kapiteinschap van het republikein- sche leger moest de menschelijkheid van Jef Last aanvullen, voordat Jef Last de kans kreeg, aan het Spaansche front te komen om daar over de feiten te „oordeelen als mensch". Was de een niet een geoefend reiziger, de ander niet een kapitein, de „mensch in hem" zou voor ons geen belang kunnen hebben. Dit vergeet men tegenwoordig en daarom maakt men dat onderscheid tusschen een mensch en zijn hoedanigheden tot een gevaar lijke wet, die de ouden niet aanvaardden, om dat zij de menschelijke zwakheid kenden en wisten, dat die zwakheid alleen door de trouw aan die hoedanigheden kan worden overwon nen. Een plichtgetrouw politie-agent is voor de menschheid meer waard dan een politie-agent, die alleen maar „een mensch" zou willen zijn, en de heer Hlion, die zich erop verheft, geen „christen" doch een „mensch" te zijn verhoudt zich tot het godsdienstige, zooals een politie agent zich tot de openbare orde zou verhouden, indien hij „alleen als mensch" meende te kun nen optreden, terwijl er een duidelijke politie verordening bestaat. A. v. D. Het vijfde regiment veldartillerie te Amers foort heeft Zaterdagmorgen op feestelijke wijze de herdenking van het 90-jarig bestaan ingezet. In den loop van den ochtend waren vele reünisten, oud- en reserveofficieren van het ju- bileerende regiment, in het artilleriepark van de kazerne bereden wapens gearriveerd. Te tien uur kwamen kolonel A. G. Lagewey, garnizoenscommandant en tevens commandant van de vierde artilleriebrigade, en luitenant-ko lonel G. H. Schouten, de regimentscommandant, Voor het front van de troeffen hield overste Schouten vervolgens een toespraak. Spr. ging na, welke groote veranderingen o.m. wat het geschut en de uniformen betreft, zijn aange bracht sinds 1 Mei 1848, de datum waarop de onderdeelen zijn opgericht, waaruit het regi ment is voortgekomen. Slechts twee dingen, al dus spreker, zijn gebleven, ten eerste het paard, dat nog altijd de voertuigen trekt en ten tweede de geest van saamhoorigheid en toewijding. Met een driewerf hoera op het regiment, besloot overste Schouten zijn toespraak. Daarna werden namens de oud-officieren, reserve-officieren, actieve officieren, onder-of ficieren, korporaals en manschappen geschen ken overhandigd. De oud-officieren hadden voor nieuwe muziekinstrumenten voor het vrijwillig muziekkorps gezorgd; de reserve-officieren voor een stel pauken met kleeden; de actieve offi cieren boden een uitrusting voor kapelmeester Verhoef aan; de onder-officieren een fraaie klok voor het regimentsbureau en verdere onderdee len werden nog aangeboden voor de uitrusting van het genoemde muziekcorps. Hierna maakte het muziekcorps, waarbij de geschonken instrumenten en de overige uitrus tingsstukken werden ingewijd, zijn entrée. Nadat kolonel Lagewey het woord had ge voerd, begaf het regiment zich op weg voor een feestmarsch door de stad, tijdens welken marsch gedefileerd werd voor den garnizoenscomman dant. In den middag is een drukbezochte receptie gehouden in de cantine der officieren van de bereden wapens, 's Avonds werden o.a. een corps diner en een taptoe gehouden. i Naar aanleiding van een artikel in „De Tijd", waarin melding werd gemaakt van de werk zaamheid eener Amerikaansche filmonderne ming in Surimane. welke de negers door gel delijke belooning zou overhalen weer tot zekere onbeschaafde gewoonten en levenswijzen over te gaan, zulks zeer tegen den zin der Missie, heeft het lid der Eerste Kamer, de heer Bruineman (R.K.), de volgende vragen gesteld aan den mi nister van Koloniën: Heeft de minister kennis genomen van het entrefilet, voorkomende in „De Tijd" van 7 Sep tember getiteld: „Afkoop van beschaving?" Is de minister in staat reeds thans omtrent de al dan niet juistheid van de daarin gelaakte voorvallen mededeeling te doen? Zoo neen, is hij dan bereid een onderzoek te doen instellen naar de juistheid der mededee- lingen betreffende de geïncrimineerde feiten? Bijaldien mocht blijken, dat de mededee ling van pater J. Mols C.s.s.R. geheel in overeenstemming is met het werkelijk voor gevallene, is hij dan verder bereid dusdanige maatregelen te treffen of te doen treffen, dat voorkomen kunne worden, dat de aan onze zorgen toevertrouwde negerbevolking andermaal zal vallen in de handen van slechts op winst beluste filmexploitanten? BATAVIA, 10 Sept. (Aneta). Op het departe ment van Economische Zaken is, zooals reeds was aangekondigd, een begin gemaakt met de besprekingen van de daartoe ingestelde commis sie, waarin eenerzijds zijn opgenomen de heeren Hart, De Waart en Kaag, en aan den anderen kant hoofdambtenaren van het departement van Economische Zaken.' Ten einde een te hoog oploopen van de vlot tende schuld te voorkomen, achten B. en W. van 's-Gravenhage het wenschelijk, een belang rijk deel daarvan te consolideeren. Zij hebbel) daartoe onderhandelingen met verschillende geldgevers gevoerd, welke geleid hebben tot het verkrijgen van een, naar de meening van hun college en naar die van de commissie voor de ;emeente-financiën aannemelijke, aanbieding voor het verstrekken van een 3% pet. obligatie- leening, groot nominaal ƒ5.000.000. Met de op brengst van de leening zouden B. en W. o.m. willen dekken de aan het Rijk reeds betaalde en nog te betalen kosten voor den bouw der nieuwe kazernes (ƒ3.000.000) en de bouwkosten van eenige complexen gemeente-woningen. De leening zal een iooptijd hebben van 40 jaren. De gelden voor de complexen gemeente woningen moeten evenwel in 44, 45 en 46 jaren worden afgelost. Met de geldgevers is overeen gekomen, dat de aflossing voor deze complexen zal geschieden op basis van hun aangenomen le vensduur van nog 44 tot 46 jaren. Aan het einde van het 40ste jaar zal het dan nog res- teerende evenwel in zijn geheel worden terug betaald. Daarvoor zal dan t. z. t. opnieuw moe ten worden geleend. Naar wij vernemen, is de hoofdambtenaar P. v. A. te Weesp, wiens gevangenhouding het Hof te Amsterdam had gelast, voorloopig op vrije voeten gesteld, nadat zijn advocaat bij de Amsterdamsche Rechtbank een verzoekschrift had ingediend voor voorloopige invrijheidstel ling. In eerste instantie was zijn gevangenne ming gelast door de Vacantiekamer der Amster damsche Rechtbank. Thans heeft de Rechtbank in haar gewone samenstelling gunstig beslist op het verzoek om voorloopige invrijheidstelling, mits de verdachte een cautie stortte, ter garantie van de nakoming der herfi gestelde voorwaar den. Van deze beslissing van de Rechtbank is de substituut-officier, mr. J. W. Bosch, in appèl ge gaan bij het Hof. Vrijdag is een geval van kinderverlamming geconstateerd bij een 7-jarigen Jongen, leerling van de christelijke school op 't Zand, gemeente Koudekerke. In overleg met den inspecteur voor de Volks gezondheid en den betrokken medicus heeft de burgemeester sluiting van de school gedurende veertien dagen afgelast. De kinderfeesten, die op 't Zand zouden gehouden worden, zijn niet doorgegaan. Te Rotterdam zijn twee nieuwe gevallen van kinderverlamming aangegeven. De patiënten zijn een 3-jarig meisje en een 12-jarige jongen. Te Apeldoorn is een geval van kinderver lamming, gelukkig van niet emstigen aard, ontdekt. Het bestreft hier een 3-jarig jongetje. Bijzondere maatregelen als schoolsluiting e. d. worden niet noodig geacht. Te Hillegom is een geval van kinderverlam ming geconstateerd. Het kind is naar het Aca demisch Ziekenhuis te Leiden overgebracht. De burgemeester heeft bepaald, dat alle la gere scholen en kleuterscholen van Maandag 12 tot en met Zaterdag 17 September gesloten zullen zijn. BUITENZORG, 10 Sept. (Aneta). Ter gele genheid van het Regeeringsjubileum van H. M. de Koningin heeft de Gouverneur-Generaal aan H. M. het volgende telegram gezonden: „Op dezen, voor de dynastie en het ko ninkrijk, zoo heuglijken herdenkingsdag, moge ik bij Uwe Majesteit de tolk zijn van de by Hare onderdanen in deze gewesten le vende gevoelens van verknochtheid aan het Huis van Oranje en van den innigen dank voor den onschatbaren zegen, welke die ge westen in Uwe Majesteits 40-jarige regee ring beschoren werd. De meest oprechte wensch der ingezetenen vindt uitdrukking in de bede, dat het Gode moge behagen, Uwe Majesteit nog vele jaren te bewaren tot heil ook van deze landen. (w.g.) Van Starkenborgh". Hierop is het volgende antwoord ontvangen: „Aan den Gouverneur-Generaal te Buitenzorg. Zeer getroffen door den heilwensch en de ge voelens van verknochtheid van Nederlandsch- Indië, breng ik Uwer Excellentie en allen inge zetenen Mijn hartgrondigen dank. (w.g.) Wilhelmina". De minister van Economische Zaken, mr. M. P. L. Steenberghe, heeft Zaterdagmiddag een bezoek gebracht aan de tentoonstelling „Klim Op" te Helmond. Na door het bestuur van de tentoonstelling te zijn begroet begaf de minis ter zich direct naar de afdeeling Folklore. Hier verwelkomde de burgemeester van Helmond de heer A. Moons, den minister, waarna de overige afdeelingen van de expositie in oogenschouw werden genomen. In de groote ontvangsthaJ werd na den rondgang de eerewijn aangeboden. De leden van het comité, alsmede verscheidene Helmondsche industrieelen werden aan den mi nister voorgesteld. De heer P. F. van Vlissingen, voorzitter van het tentoonstellingsbestuur, richtte zich in een korte toespraak tot den minister, waarin hij o.m. de aandacht van den minister vestigde op het feit, dat Helmond de eerste textiel stad van ons land nog steeds geen textiel- dagschool bezit. Minister Steenberghe zeide in zijn antwoord zich te verheugen over deze tentoonstelling, welke een dier juiste manifestaties in het be drijfsleven is, welke de regeering zoo gaarne ziet. Te circa half zes keerde de minister naar de residentie terug. Het komt mij voor, dat iemand, die een krachtigen geest wil hebben, goed onder scheid moet maken tusschen de gewoon te van geestkracht en besef van geestkracht. Er zijn een heele massa menschen, die een krachtigen geest hebben en het, bij wijze van spreken, zelf niet weten. Ik herinner mij iemand, die enkele malen achtereen een paar maanden ziek was, wiens vrouw een chronische aandoening had, waardoor zij haar huishoude lijke bezigheden slechts ten halve kon verrich ten; daar kwamen toen nog bij een reeks on gelukken; maar de man bleef, wie hij was. Denkt gij, dat hij meende geestkracht te be zitten? Weineen, hij was een „gewone kerel". En zoo zijn er massa's menschen, gelukkig. Maar stel u voor, dat deze man nu ook wenscht het besef van geestkracht te hebben, dat hij zich afvraagt, of hij in deze en gene situate wel krachtig genoeg is opgetreden; stel u voor, dat hij wenscht, de moedige man te zijn; het is duidelijk, dat het dan met hem ge daan is. Al die instituten voor zelf-opvoeding, zelf-bewustzijn, geestkracht enz. enz. brengen den mensch er toe, om te veel op zich zelf te letten, om zich zelf in den spiegel van hun eigen waardeering te zien, en dat is juist heel gevaarlijk voor de geestkracht. Wat wil dat dan eigenlijk zeggen: geest kracht? Twee dingen zijn het, die daarvoor noodig zijn, en deze twee staan met elkaar in nauw verband. Het eerste is aandacht, het tweede is gelijkmoedigheid. Dat deze twee met elkaar in verband staan, is niet moeilijk in te zien. Iemand, die door allerlei ontroeringen meegesleept wordt, kan onmogelijk aandacht bij zijn werk hebben; iemand, die b.v. snel boos wordt, is voor ingespannen en volgehou den werk ongeschikt; evenzeer iemand, die zich door achterdocht en vrees voor verlies van zijn persoonlijkheid laat meevoeren, kan zijn werk niet goed verrichten. Maar ook andersom is het waar: een mensch, die gewend is zijn werk met aandacht te verrichten, is in den regel niet emotioneel; bijkomende gedachten van erger nis, droevige herinneringen, sombere voorge voelens zet hij gemakkelijk op zij, want een aandachtige en geconcentreerde geest is een voudig voor allerlei bijkomstige emoties niet toegankelijk. Om dit te begrijpen, moet men wel in het oog houden, dat het verstand de kern is van de ziel; als het verstand in hel deren toestand is, is het met één idee, met éen taak bezig; maar dan is van zelf ook de ge- heele ziel één, alle krachten van de ziel zijn vergaderd, en daarom hebben de emoties, die de zielskracht versplinteren en ontbinden, daar op geen vat. Nu zal men allicht vragen, of alle emoties en ontroeringen dan uit den booze zijn. Dat is zeker niet zoo, maar een versterkende emo tie, een opwekkende gevoelsbeweging is uiter aard met het verstand in overeenstemming. Zoo geeft de muziek van Bach een versterken de emotie, omdat wij heel goed weten, dat deze muziek de glans js van de menschelijke en goddelijke waarheid, die helder schenen in hoofd en gemoed van den wonderbaren com ponist. Zoo is het evenzeer met de ontroering, die wij bij godsdienstige plechtigheden gevoe len: deze is in overeenstemming met ons hoog ste inzicht. Zoo zijn ook alle min of meer gedwongen emoties, hinderlijke gedachten, die wij niet kwijt kunnen raken, gevoelens van gekwetste eerzucht, achterdocht enz. schadelijk. Geest kracht heeft dus iemand alleen dan, als hij er niet aan denkt, maar als hij aan de zaak denkt, waar het om gaat; hetzij dat nu het belang van zijn familie, de verkondiging van het geloof, of de beoefening der wetenschap is. Het is echter niet onverschillig, van welke hoogte deze inzichten zijn. Het hoogste inzicht geeft de grootste eenheid aan de ziel: daarom is het in 't geheel geen onwijze raad, dat ieder een er een soort kenspreuk op na moet hou den, die eenerzijds met zijn hoogste inzicht, anderzijds met zijn individualiteit in overeen stemming is. Dat heeft de beteekenis, dat men daardoor telkens herinnerd wordt aan een kerngedachte, die aan het heele leven richting geeft. Men zou kunnen meenen, dat er voor een Christen slechts één zoodanige spreuk be stond: er zijn er dozijnen, ja honderden, al naar het temperament, den aanleg, en de positie van en ieder. Wat zijn nu de middelen, om een dergelijke geestkracht te verkrijgen? Het antwoord moet vanzelf voortkomen uit den aard van de zaak zelve. Het is van den kant van het verstand: het inzicht; van den kant van de daad: oefe ning en rust. Dat inzicht moet twee kwaliteiten hebben: nuchterheid en inspiratie. De nuchterheid al leen is niet voldoende; het Christendom heeft dat begrepen; het heeft zich niet tevreden ge steld met eenige zedelijke en godsdienstige dogma's, maar de geheele bediening van den godsdienst is in heerlijkheid, waardoor ook het gevoel wordt aangesproken, en waardoor het verstand aldus een hooger en breeder inzicht krijgt in de levenskracht van de Christelijke waarheid. Maar het inzicht moet ook niet al leen inspireerend zijn, doch ook nuchter: een soort ascese van het verstand, een koele klaar te, waarin de vorm en omtrek van de waar heid duidelijk worden waargenomen. Over het inzicht weten wij, wat wij moeten doen. Om het te doen, is activiteit noodig, en deze verkrijgen wij door oefening en rust. Te groote activiteit vermindert de geestkracht; de geest wordt vermoeid en daardoor gemakkelijk onderhevig aan allerlei negatieve emoties; vrees, angst, achterdocht enz. Men moet dan door rust den geest weer herstellen; er moet een zeker evenwicht zijn tusschen oefening, di. ar beid en rust. Degenen, die dit evenwicht nog niet bereikt hebben, moeten zich laten raden. Want immers, juist de te weinige arbeid, dus te geringe aandacht iemand, die slechts vijf uur werkt, is de rest van den dag verstrooid maakt den geest onderhevig aan allerlei scha delijke emoties; anderzijds is ook iemand, die te veel arbeidt, door de daaruit ontstane ver moeidheid aan dezelfde schadelijke invloeden onderhevig. Maar, zooals reeds gezegd, juist deze emoties verminderen de helderheid van het verstand, en daardoor zijn juist deze menschen niet goed in staat, uit te maken, wat voor hen noodig is. ('Een normaal, behoorlijk werkend, rustig per soon, die het korten tijd te druk gehad heeft, weet natuurlijk zelf wel, dat hij wat rust noo dig heeft). Die goede raad wordt gegeven door de echt- genooten, ouders en leeraren, vrienden en vijanden. Soms is het noodig, daarvoor den ge neesheer te raadplegen,- het gebeurt immers nog al eens, dat iemand door stoornissen van de gezondheid, onaangename lichamelijke sen saties, vrees voor ziekte, in zijn aandacht voor het werk belemmerd wordt, zonder dat hü werkelijk ziek is. De arts kan hier dan uitste kend werk verrichten. Bovendien is hij, door grootere ervaring, vaak beter in staat, om te beoordeelen, hoeveel rust, hoeveel ontspanning hoeveel en welken arbeid iemand noodig heeft! Het juiste inzicht in deze zaken is in de ge neeskundige wereld den laatsten tijd veel beter geworden. Een twintig jaar geleden werd ieder- een, en juist ook degene die arbeid noodig had met rustkuren behandeld. Ik herinner mij, üa 1925 van een zenuwarts gehoord te hebben, dat hij iemand, die met zenuwklachten by hem kwam, flink aan het werk gezet had. De patiënt genas terstond. Dat was my toen nog nieuw. Tegenwoordig is het inzicht in het noodzakelijk evenwicht tusschen arbeid en rust algemeen verspreid. Het klinkt zbo zeldzaam eenvoudig: maar de eenvoudigste dingen zijn vaak het meest verduisterd. Dr. TH. H. SCHLICHTING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5