3
O
3
Als mensch
Over geestkracht
DEN DERDEN
of
05
1
ZONDAG 11 SEPTEMBER 1938
VAN WEEK TOT WEEK
99
99
5e REGIMENT „VELD"
VIERT FEEST
Herdenking van het negentigjarig
bestaan
Afkoop van beschaving?
Eerste Kamerlid vraagt maat
regelen tot bescherming
der negers in Suriname
INDIË-ECONOMIE
Besprekingen der commissie
begonnen
LEENING 'S-GRAVENHAGE
f 5 millioen tegen 3% pet.
De knoeierijen te Weesp
Hoofdambtenaar voorloopig
op vrije voeten
SCHOLEN TE KOUDEKERKE
GESLOTEN
Geval van kinderverlamming
geconstateerd
Nieuwe gevallen te Rotterdam
Te Apeldoorn
Te Hillegom
Gelukwensch van Indië
H. M. de Koningin betuigt Haar
hartgrondigen dank
MINISTER STEENBERGHE
TE HELMOND
Een bezoek gebracht aan de
„Klim Op"-tentoonstelling
Theodore Illion heeft een reis door Thibet
gemaakt en hij verhaalt daar interessan
te wetenswaardigheden over in een boek,
hat onlangs ook in onze taal verscheen. Hil
Zweert: „Ik reisde door Thibet noch als Chris-
noch als Boeddhist. Ik observeerde de din-
Een aldaar niet enkel en alleen maar met de
°°gen van den wetenschappelijken onderzoeker
van den philosoof. Ik behoor tot geen enkele
beweging, richting of sekte. Ik ben slechts een
Mensch."
Jef Last heeft in Spanje als vrijwilliger ge
beden in de rangen van het leger der republi-
keinsche regeering. Zijn bevindingen aan het
front verhaalde hij in een boekwerk, getiteld:
»E>e Spadnsche Tragedie", dat dezer dagen ver-
Scheen. De uitgever maakt reclame voor dit
k°ek door te beweren, dat Jef Last de gebeur
tenissen in Spanje niet beoordeelt als vertegen
woordiger van de een of andere politieke partij
"tear als mensch.
Ziedaar twee voorbeelden uit den allerlaatsten
'lid van een onderscheid, dat herhaaldelijk
Wordt gemaakt tusschen den mensch en zijn
koedanigheden, waarbij het dan een voordeel
schijnt te zijn, als de mensch geen hoedanig
heden heeft, of althans afstand doet van zijn
ei8enaardigheden. De theorie, welke aan dit-
°hüerscheid ten grondslag ligt, kan men aldus
Weergeven: „Iemand mag koning, dictator, rech
ter, advocaat, burgemeester, lyrisch dichter of
hoedenmaker zijn, hij mag tot de fascistische,
democratische of communistische partij behoo--
ten, hij mag heilige of misdadiger zijn, in al
h'e omstandigheden dient hij „een mensch" te
2Ün."
k>e advocaat in hem kan pleiten tegen een
Moordenaar, maar de mensch in hem moet
Medelijden hebben met dien moordenaar. De
dichter in hem kan eenzaam zijn, maar de
Mensch in hem moet steun verleenen aan de
Vl'edesbew"eging. De burgemeester in hem kan
Eelasten, dat een straat wordt afgezet, doch de
Mensch in hem moet een uitzondering maken
v°°r het ongelukkige vrouwtje, dat bij hand
having van dezen maatregel haar stervend kind
hechts langs een grooten omweg kan bereiken.
communist in hem moet kankeren tegen de
Versiering bij gelegenheid van de feestelijkhe-
öen, maar de mensch in hem mag wel eens
Meizier hebben en gaat derhalve met vrouw en
hinderen naar die versiering kijken. De mis-
dadiger
in hem moet door de rechtbank ver-
°°rdeeld worden, maar de mensch in hem ver
eent ons menschelijk medegevoel.
Zoo wordt van ieder menschelijk wezen,
Welke plaats hij ook bekleedt in de maatschap-
Mj, een dubbelhartig wezen gemaakt, deels be-
JMerscht door zijn hoedanigheden, deels ge-
°°rzaam aan zijn „zuivere menschelijkheid".
Iteze opvatting, vandaag tamelijk verbreid,
Vhidt men in de oude boeken of geschriften
telden. Ze is opgekomen in de dagen van de
tobiantiek. Da Costa schreef een boek over „De
Mensch en de dichter Willem Bilderdijk". Hij
Was zich bewust, dat de mensch en de dichter
e"caar niet heelemaal dekten, maar volgens zijn
heilswijze had de mensch Bilderdijk gebreken,
h'e de dichter niet vertoonde. De mensch was
M'hder trouw aan zijn beginselen dan de dich-
t®r- Da Costa dacht nog aan de menschelijke
Wvakheid, wanneer hij in het algemeen over den
Mensch sprak. Ook Bilderdijk, zoo betoogde hij
WMï in menig opzicht, gelijk wij allen, een zwak
Mensch, maar tevens was hij een groot dichter.
Hct wordt echter al spoedig anders. Leest
Men bijvoorbeeld de prozageschriften van den
Wanschen dichter Victor Hugo, dan heeft in
M conflict tusschen den mensch en zijn hoe
kigheden altijd de mensch gelijk. De groote
Man „Les Misérables" door de Kerk ver
beeld is geheel op dit conflict gebouwd.
eh ziet er een misdadiger, die echter een
ensch is, een gevallen vrouw, wier mensche-
'Jfcheid onze genegenheid moet opwekken, men
et er zelfs een bisschop, die „een mensch" is,
Ms ware dit het hoogtepunt van onwaarschijn-
heid. En tegenover al deze dubbelgestalten
laat dan een politie-commissaris, die alleen
aar politie-commissaris wil zijn en niets an-
M's. Hij is ontzettend plichtsgetrouw, maar al
M menschelijke blijft hem vreemd. Hij heeft
üs geen hart. Het loopt heelemaal verkeerd
M hem af: hij pleegt zelfmoord. Immers, zoo
schrijver ons te verstaan geven: ook een
Wilde
h°litie-commissaris moet een mensch zijn.
fri ons land heeft Eduard Douwes Dekker
^Mtatuli met dit onderscheid gewerkt. Zijn
ax Havelaar is de ambtenaar, die op de eer-
Plaats een mensch is en daarom wordt weg-
Merkt door de ambtenaren, die alleen maar
htenaren zijn. Zijn drama Vorstenschool be-
/°8t. dat iemand ook op den koningstroon een
cpsch moet zijn. Zijn roman Woutertje Pie
kte handelt over de menschelijkheid van het
k temidden van de schoolmeesterachtigheid
schoolmeesters, de burgerlijkheid van de
^'Scrjuffrouwen enz. Van Multatuli is dan ook
ultsPraak: „De roeping van den mensch is
M<;h te zijn". Een scherpziend beoordeelaar,
Waarnam, hoe deze gedachte aan het on-
'"scheid tusschen den mensch en zijn hoeda-
'--heden heel het werk van Eduard Douwes
j^ K°r m beslag nam, spotte dan ook over den
lives in hem en den Dekker in hem.
Op
eerste gehoor hebben de schrijvers gelijk,
Me u
oeweren, dat elk mensch, Welke functie hij
bekleedt, een mensch moet blijven en dat
J zlin menschelijkheid niet mag laten ver-
'nkcn door zijn beroepshoedanigheden,
klaar hoe komt het, dat ze deze tegenstelling
laat ontdekten? Hoe komt het, dat de dra-
van Vondel nooit nadruk leggen op die
^Mistelling, zelfs niet wanneer ze er zijde-
Es toch over handelen, zooals b.v. Jeptha,
a"n het conflict wordt uitgebeeld tusschen
k vorst, die een duren eed heeft gezworen en
vader, die zijn kind liefheeft?
°e komt het, dat vandaag de voorzitter van
Ij. Vergadering kan zeggen: Als mensch zou
kunnen voelen voor het voorstel van den
EjT maar als voorzitter moet ik er tegen-
vTmcn? Hoe komt het, dat de heer Illion
*>t» 'n Thibet gaat reizen, en er dan groot
MpBaat' frlJ zlpl1 nMt voortbewoog als chris-
Maar als mensch?
de menschheid een belangrijke ontdek-
^eeft
king gedaan, toen zij zich zoo scherp bewust
maakte van het onderscheid?
Wij gelooven het niet, zooals wü den heer
Illion niet gelooven, wanneer hij beweert, dat
hij op reis ging „als mensch". Want 3>ij ver
haalt onmiddellijk daarna, dat hij zich langen
tijd oefende in het afleggen van groote tochten
te voet, in het eten van ongekookt voedsel en
het bestand blijven tegen langdurige ontberin
gen. Alvorens zich op weg te begeven, moest
de mensch in hem zich overwinnen ten gunste
van den reiziger in hem. Anders had de heer
Illion het in Thibet niet volgehouden!
Hiermede zijn wij aan het eigenlijke vraag
stuk. Dat de heer Illion niet in Thibet reisde
als christen, kan geen sterveling verbazen. Maar
hij reisde in Thibet als reiziger, als geoefend
en behoorlijk toegerust reiziger. Dit moest ook.
Hij hadde er anders niets van terecht gebracht
Wat is iemand „als mensch"? Niet meer dan
de grondstof voor datgene, wat hij Werkelijk is.
Als mensch was de heer Illion in Thibet ziek
geworden en waarschijnlijk omgekomen van
honger en ellende, hadde hij zich niet onder
worpen aan de tucht, die van den reiziger in
onherbergzame landen gevorderd wordt.
De menschelijkheid is iets algemeens. Dit al-
gemeene verbindt ons met elkander, doch alleen
door middel van iets bijzonders. Wij kunnen
spreken over de menschelijkheid van een schrij
ver, maar die menschelijkheid kennen wij alleen
uit hetgeen hij schrijft. Het is dus in dit geval
het schrijverschap, waaraan de menschelijkheid
zich onderwerpt. In een ander geval zal het ko
ningschap de bijzonderheid zijn, waardoor
iemands algemeene menschelijkheid voor ons
van belang wordt, of het burgemeesterschap of
het lidmaatschap van de gemeentepolitie.
Hier onderscheid te maken, is niet juist. De
politie-agent behoeft niet als agent een on-
me'nsch te zijn en als huisvader een goed
mensch, maar hij moet een mensch zijn, wiens
menschelijkheid voor ons haar beteekenis krijgt
door het feit, dat deze mensch zich in dienst
stelde van de bewaking der openbare orde. Juist
als mensch moet hij politie-agent zijn! Het is
onzin, te zeggen, dat hij als agent ook nog een
heel klein beetje „mensch" moet zijn!
Mensch-zijn beteekent deelhebben aan het
algemeene menschenleven, dus deelen in die
gewaarwordingen en gevoelens, waardoor alle
menschen woorden bewogen. Dit mensch-zijn nu
is een ruwe materie. De menschelijkheid is in
ieder van ons een ongeslepen diamant, die door
onze bijzondere hoedanigheden wordt geslepen
en stralenden glans krijgt. Verbeeld u, dat de
politie-agent, die de orde bewaken moet bij het
voorbijrijden van de Koningin, zich door zijn
zoogenaamd „menschelijke" geestdrift zou laten
verleiden om te gaan juichen, zoodat hij ner
gens meer op lette en alles in het honderd liep!
Dan zou de „mensch" in hem het winnen van
den agent, maar hij zou dan niet alleen een
slecht politie-agent zijn, hij zou daarenboven
een onbeheerseht mensch blijken!
Zoo is het met alle beroepen. Ze moeten de
menschelijkheid vervolmaken met een bepaald
doel. Het reizigerschap moest de menschelijkheid
van den heer Illion vervolmaken, alvorens deze
heer zich aan een voetreis door Thibet kon
wagen. Het kapiteinschap van het republikein-
sche leger moest de menschelijkheid van Jef Last
aanvullen, voordat Jef Last de kans kreeg, aan
het Spaansche front te komen om daar over
de feiten te „oordeelen als mensch". Was de
een niet een geoefend reiziger, de ander niet
een kapitein, de „mensch in hem" zou voor ons
geen belang kunnen hebben.
Dit vergeet men tegenwoordig en daarom
maakt men dat onderscheid tusschen een
mensch en zijn hoedanigheden tot een gevaar
lijke wet, die de ouden niet aanvaardden, om
dat zij de menschelijke zwakheid kenden en
wisten, dat die zwakheid alleen door de trouw
aan die hoedanigheden kan worden overwon
nen. Een plichtgetrouw politie-agent is voor de
menschheid meer waard dan een politie-agent,
die alleen maar „een mensch" zou willen zijn,
en de heer Hlion, die zich erop verheft, geen
„christen" doch een „mensch" te zijn verhoudt
zich tot het godsdienstige, zooals een politie
agent zich tot de openbare orde zou verhouden,
indien hij „alleen als mensch" meende te kun
nen optreden, terwijl er een duidelijke politie
verordening bestaat.
A. v. D.
Het vijfde regiment veldartillerie te Amers
foort heeft Zaterdagmorgen op feestelijke wijze
de herdenking van het 90-jarig bestaan ingezet.
In den loop van den ochtend waren vele
reünisten, oud- en reserveofficieren van het ju-
bileerende regiment, in het artilleriepark van
de kazerne bereden wapens gearriveerd.
Te tien uur kwamen kolonel A. G. Lagewey,
garnizoenscommandant en tevens commandant
van de vierde artilleriebrigade, en luitenant-ko
lonel G. H. Schouten, de regimentscommandant,
Voor het front van de troeffen hield overste
Schouten vervolgens een toespraak. Spr. ging
na, welke groote veranderingen o.m. wat het
geschut en de uniformen betreft, zijn aange
bracht sinds 1 Mei 1848, de datum waarop de
onderdeelen zijn opgericht, waaruit het regi
ment is voortgekomen. Slechts twee dingen, al
dus spreker, zijn gebleven, ten eerste het paard,
dat nog altijd de voertuigen trekt en ten tweede
de geest van saamhoorigheid en toewijding. Met
een driewerf hoera op het regiment, besloot
overste Schouten zijn toespraak.
Daarna werden namens de oud-officieren,
reserve-officieren, actieve officieren, onder-of
ficieren, korporaals en manschappen geschen
ken overhandigd. De oud-officieren hadden voor
nieuwe muziekinstrumenten voor het vrijwillig
muziekkorps gezorgd; de reserve-officieren voor
een stel pauken met kleeden; de actieve offi
cieren boden een uitrusting voor kapelmeester
Verhoef aan; de onder-officieren een fraaie klok
voor het regimentsbureau en verdere onderdee
len werden nog aangeboden voor de uitrusting
van het genoemde muziekcorps.
Hierna maakte het muziekcorps, waarbij de
geschonken instrumenten en de overige uitrus
tingsstukken werden ingewijd, zijn entrée.
Nadat kolonel Lagewey het woord had ge
voerd, begaf het regiment zich op weg voor een
feestmarsch door de stad, tijdens welken marsch
gedefileerd werd voor den garnizoenscomman
dant.
In den middag is een drukbezochte receptie
gehouden in de cantine der officieren van de
bereden wapens, 's Avonds werden o.a. een corps
diner en een taptoe gehouden. i
Naar aanleiding van een artikel in „De Tijd",
waarin melding werd gemaakt van de werk
zaamheid eener Amerikaansche filmonderne
ming in Surimane. welke de negers door gel
delijke belooning zou overhalen weer tot zekere
onbeschaafde gewoonten en levenswijzen over te
gaan, zulks zeer tegen den zin der Missie, heeft
het lid der Eerste Kamer, de heer Bruineman
(R.K.), de volgende vragen gesteld aan den mi
nister van Koloniën:
Heeft de minister kennis genomen van het
entrefilet, voorkomende in „De Tijd" van 7 Sep
tember getiteld: „Afkoop van beschaving?"
Is de minister in staat reeds thans omtrent de
al dan niet juistheid van de daarin gelaakte
voorvallen mededeeling te doen?
Zoo neen, is hij dan bereid een onderzoek te
doen instellen naar de juistheid der mededee-
lingen betreffende de geïncrimineerde feiten?
Bijaldien mocht blijken, dat de mededee
ling van pater J. Mols C.s.s.R. geheel in
overeenstemming is met het werkelijk voor
gevallene, is hij dan verder bereid dusdanige
maatregelen te treffen of te doen treffen,
dat voorkomen kunne worden, dat de aan
onze zorgen toevertrouwde negerbevolking
andermaal zal vallen in de handen van
slechts op winst beluste filmexploitanten?
BATAVIA, 10 Sept. (Aneta). Op het departe
ment van Economische Zaken is, zooals reeds
was aangekondigd, een begin gemaakt met de
besprekingen van de daartoe ingestelde commis
sie, waarin eenerzijds zijn opgenomen de heeren
Hart, De Waart en Kaag, en aan den anderen
kant hoofdambtenaren van het departement van
Economische Zaken.'
Ten einde een te hoog oploopen van de vlot
tende schuld te voorkomen, achten B. en W.
van 's-Gravenhage het wenschelijk, een belang
rijk deel daarvan te consolideeren. Zij hebbel)
daartoe onderhandelingen met verschillende
geldgevers gevoerd, welke geleid hebben tot het
verkrijgen van een, naar de meening van hun
college en naar die van de commissie voor de
;emeente-financiën aannemelijke, aanbieding
voor het verstrekken van een 3% pet. obligatie-
leening, groot nominaal ƒ5.000.000. Met de op
brengst van de leening zouden B. en W. o.m.
willen dekken de aan het Rijk reeds betaalde
en nog te betalen kosten voor den bouw der
nieuwe kazernes (ƒ3.000.000) en de bouwkosten
van eenige complexen gemeente-woningen.
De leening zal een iooptijd hebben van 40
jaren. De gelden voor de complexen gemeente
woningen moeten evenwel in 44, 45 en 46 jaren
worden afgelost. Met de geldgevers is overeen
gekomen, dat de aflossing voor deze complexen
zal geschieden op basis van hun aangenomen le
vensduur van nog 44 tot 46 jaren. Aan het
einde van het 40ste jaar zal het dan nog res-
teerende evenwel in zijn geheel worden terug
betaald. Daarvoor zal dan t. z. t. opnieuw moe
ten worden geleend.
Naar wij vernemen, is de hoofdambtenaar
P. v. A. te Weesp, wiens gevangenhouding het
Hof te Amsterdam had gelast, voorloopig op
vrije voeten gesteld, nadat zijn advocaat bij de
Amsterdamsche Rechtbank een verzoekschrift
had ingediend voor voorloopige invrijheidstel
ling. In eerste instantie was zijn gevangenne
ming gelast door de Vacantiekamer der Amster
damsche Rechtbank. Thans heeft de Rechtbank
in haar gewone samenstelling gunstig beslist op
het verzoek om voorloopige invrijheidstelling,
mits de verdachte een cautie stortte, ter garantie
van de nakoming der herfi gestelde voorwaar
den.
Van deze beslissing van de Rechtbank is de
substituut-officier, mr. J. W. Bosch, in appèl ge
gaan bij het Hof.
Vrijdag is een geval van kinderverlamming
geconstateerd bij een 7-jarigen Jongen, leerling
van de christelijke school op 't Zand, gemeente
Koudekerke.
In overleg met den inspecteur voor de Volks
gezondheid en den betrokken medicus heeft de
burgemeester sluiting van de school gedurende
veertien dagen afgelast. De kinderfeesten, die op
't Zand zouden gehouden worden, zijn niet
doorgegaan.
Te Rotterdam zijn twee nieuwe gevallen van
kinderverlamming aangegeven. De patiënten
zijn een 3-jarig meisje en een 12-jarige jongen.
Te Apeldoorn is een geval van kinderver
lamming, gelukkig van niet emstigen aard,
ontdekt. Het bestreft hier een 3-jarig jongetje.
Bijzondere maatregelen als schoolsluiting e. d.
worden niet noodig geacht.
Te Hillegom is een geval van kinderverlam
ming geconstateerd. Het kind is naar het Aca
demisch Ziekenhuis te Leiden overgebracht.
De burgemeester heeft bepaald, dat alle la
gere scholen en kleuterscholen van Maandag
12 tot en met Zaterdag 17 September gesloten
zullen zijn.
BUITENZORG, 10 Sept. (Aneta). Ter gele
genheid van het Regeeringsjubileum van H. M.
de Koningin heeft de Gouverneur-Generaal aan
H. M. het volgende telegram gezonden:
„Op dezen, voor de dynastie en het ko
ninkrijk, zoo heuglijken herdenkingsdag,
moge ik bij Uwe Majesteit de tolk zijn van
de by Hare onderdanen in deze gewesten le
vende gevoelens van verknochtheid aan het
Huis van Oranje en van den innigen dank
voor den onschatbaren zegen, welke die ge
westen in Uwe Majesteits 40-jarige regee
ring beschoren werd. De meest oprechte
wensch der ingezetenen vindt uitdrukking in
de bede, dat het Gode moge behagen, Uwe
Majesteit nog vele jaren te bewaren tot heil
ook van deze landen.
(w.g.) Van Starkenborgh".
Hierop is het volgende antwoord ontvangen:
„Aan den Gouverneur-Generaal te Buitenzorg.
Zeer getroffen door den heilwensch en de ge
voelens van verknochtheid van Nederlandsch-
Indië, breng ik Uwer Excellentie en allen inge
zetenen Mijn hartgrondigen dank.
(w.g.) Wilhelmina".
De minister van Economische Zaken, mr. M.
P. L. Steenberghe, heeft Zaterdagmiddag een
bezoek gebracht aan de tentoonstelling „Klim
Op" te Helmond. Na door het bestuur van de
tentoonstelling te zijn begroet begaf de minis
ter zich direct naar de afdeeling Folklore. Hier
verwelkomde de burgemeester van Helmond de
heer A. Moons, den minister, waarna de overige
afdeelingen van de expositie in oogenschouw
werden genomen. In de groote ontvangsthaJ
werd na den rondgang de eerewijn aangeboden.
De leden van het comité, alsmede verscheidene
Helmondsche industrieelen werden aan den mi
nister voorgesteld.
De heer P. F. van Vlissingen, voorzitter van
het tentoonstellingsbestuur, richtte zich in een
korte toespraak tot den minister, waarin hij
o.m. de aandacht van den minister vestigde
op het feit, dat Helmond de eerste textiel
stad van ons land nog steeds geen textiel-
dagschool bezit.
Minister Steenberghe zeide in zijn antwoord
zich te verheugen over deze tentoonstelling,
welke een dier juiste manifestaties in het be
drijfsleven is, welke de regeering zoo gaarne
ziet.
Te circa half zes keerde de minister naar de
residentie terug.
Het komt mij voor, dat iemand, die een
krachtigen geest wil hebben, goed onder
scheid moet maken tusschen de gewoon
te van geestkracht en besef van geestkracht.
Er zijn een heele massa menschen, die een
krachtigen geest hebben en het, bij wijze van
spreken, zelf niet weten. Ik herinner mij
iemand, die enkele malen achtereen een paar
maanden ziek was, wiens vrouw een chronische
aandoening had, waardoor zij haar huishoude
lijke bezigheden slechts ten halve kon verrich
ten; daar kwamen toen nog bij een reeks on
gelukken; maar de man bleef, wie hij was.
Denkt gij, dat hij meende geestkracht te be
zitten? Weineen, hij was een „gewone kerel".
En zoo zijn er massa's menschen, gelukkig.
Maar stel u voor, dat deze man nu ook
wenscht het besef van geestkracht te hebben,
dat hij zich afvraagt, of hij in deze en gene
situate wel krachtig genoeg is opgetreden; stel
u voor, dat hij wenscht, de moedige man te
zijn; het is duidelijk, dat het dan met hem ge
daan is. Al die instituten voor zelf-opvoeding,
zelf-bewustzijn, geestkracht enz. enz. brengen
den mensch er toe, om te veel op zich zelf te
letten, om zich zelf in den spiegel van hun
eigen waardeering te zien, en dat is juist heel
gevaarlijk voor de geestkracht.
Wat wil dat dan eigenlijk zeggen: geest
kracht? Twee dingen zijn het, die daarvoor
noodig zijn, en deze twee staan met elkaar in
nauw verband. Het eerste is aandacht, het
tweede is gelijkmoedigheid. Dat deze twee met
elkaar in verband staan, is niet moeilijk in te
zien. Iemand, die door allerlei ontroeringen
meegesleept wordt, kan onmogelijk aandacht
bij zijn werk hebben; iemand, die b.v. snel
boos wordt, is voor ingespannen en volgehou
den werk ongeschikt; evenzeer iemand, die zich
door achterdocht en vrees voor verlies van zijn
persoonlijkheid laat meevoeren, kan zijn werk
niet goed verrichten. Maar ook andersom is
het waar: een mensch, die gewend is zijn werk
met aandacht te verrichten, is in den regel niet
emotioneel; bijkomende gedachten van erger
nis, droevige herinneringen, sombere voorge
voelens zet hij gemakkelijk op zij, want een
aandachtige en geconcentreerde geest is een
voudig voor allerlei bijkomstige emoties niet
toegankelijk. Om dit te begrijpen, moet men
wel in het oog houden, dat het verstand de
kern is van de ziel; als het verstand in hel
deren toestand is, is het met één idee, met éen
taak bezig; maar dan is van zelf ook de ge-
heele ziel één, alle krachten van de ziel zijn
vergaderd, en daarom hebben de emoties, die
de zielskracht versplinteren en ontbinden, daar
op geen vat.
Nu zal men allicht vragen, of alle emoties
en ontroeringen dan uit den booze zijn. Dat
is zeker niet zoo, maar een versterkende emo
tie, een opwekkende gevoelsbeweging is uiter
aard met het verstand in overeenstemming.
Zoo geeft de muziek van Bach een versterken
de emotie, omdat wij heel goed weten, dat deze
muziek de glans js van de menschelijke en
goddelijke waarheid, die helder schenen in
hoofd en gemoed van den wonderbaren com
ponist. Zoo is het evenzeer met de ontroering,
die wij bij godsdienstige plechtigheden gevoe
len: deze is in overeenstemming met ons hoog
ste inzicht.
Zoo zijn ook alle min of meer gedwongen
emoties, hinderlijke gedachten, die wij niet
kwijt kunnen raken, gevoelens van gekwetste
eerzucht, achterdocht enz. schadelijk. Geest
kracht heeft dus iemand alleen dan, als hij er
niet aan denkt, maar als hij aan de zaak
denkt, waar het om gaat; hetzij dat nu het
belang van zijn familie, de verkondiging van
het geloof, of de beoefening der wetenschap is.
Het is echter niet onverschillig, van welke
hoogte deze inzichten zijn. Het hoogste inzicht
geeft de grootste eenheid aan de ziel: daarom
is het in 't geheel geen onwijze raad, dat ieder
een er een soort kenspreuk op na moet hou
den, die eenerzijds met zijn hoogste inzicht,
anderzijds met zijn individualiteit in overeen
stemming is. Dat heeft de beteekenis, dat men
daardoor telkens herinnerd wordt aan een
kerngedachte, die aan het heele leven richting
geeft. Men zou kunnen meenen, dat er voor
een Christen slechts één zoodanige spreuk be
stond: er zijn er dozijnen, ja honderden, al naar
het temperament, den aanleg, en de positie van
en ieder.
Wat zijn nu de middelen, om een dergelijke
geestkracht te verkrijgen? Het antwoord moet
vanzelf voortkomen uit den aard van de zaak
zelve. Het is van den kant van het verstand:
het inzicht; van den kant van de daad: oefe
ning en rust.
Dat inzicht moet twee kwaliteiten hebben:
nuchterheid en inspiratie. De nuchterheid al
leen is niet voldoende; het Christendom heeft
dat begrepen; het heeft zich niet tevreden ge
steld met eenige zedelijke en godsdienstige
dogma's, maar de geheele bediening van den
godsdienst is in heerlijkheid, waardoor ook het
gevoel wordt aangesproken, en waardoor het
verstand aldus een hooger en breeder inzicht
krijgt in de levenskracht van de Christelijke
waarheid. Maar het inzicht moet ook niet al
leen inspireerend zijn, doch ook nuchter: een
soort ascese van het verstand, een koele klaar
te, waarin de vorm en omtrek van de waar
heid duidelijk worden waargenomen.
Over het inzicht weten wij, wat wij moeten
doen. Om het te doen, is activiteit noodig, en
deze verkrijgen wij door oefening en rust. Te
groote activiteit vermindert de geestkracht; de
geest wordt vermoeid en daardoor gemakkelijk
onderhevig aan allerlei negatieve emoties; vrees,
angst, achterdocht enz. Men moet dan door
rust den geest weer herstellen; er moet een
zeker evenwicht zijn tusschen oefening, di. ar
beid en rust. Degenen, die dit evenwicht nog
niet bereikt hebben, moeten zich laten raden.
Want immers, juist de te weinige arbeid, dus
te geringe aandacht iemand, die slechts vijf
uur werkt, is de rest van den dag verstrooid
maakt den geest onderhevig aan allerlei scha
delijke emoties; anderzijds is ook iemand, die
te veel arbeidt, door de daaruit ontstane ver
moeidheid aan dezelfde schadelijke invloeden
onderhevig.
Maar, zooals reeds gezegd, juist deze emoties
verminderen de helderheid van het verstand,
en daardoor zijn juist deze menschen niet goed
in staat, uit te maken, wat voor hen noodig is.
('Een normaal, behoorlijk werkend, rustig per
soon, die het korten tijd te druk gehad heeft,
weet natuurlijk zelf wel, dat hij wat rust noo
dig heeft).
Die goede raad wordt gegeven door de echt-
genooten, ouders en leeraren, vrienden en
vijanden. Soms is het noodig, daarvoor den ge
neesheer te raadplegen,- het gebeurt immers
nog al eens, dat iemand door stoornissen van
de gezondheid, onaangename lichamelijke sen
saties, vrees voor ziekte, in zijn aandacht voor
het werk belemmerd wordt, zonder dat hü
werkelijk ziek is. De arts kan hier dan uitste
kend werk verrichten. Bovendien is hij, door
grootere ervaring, vaak beter in staat, om te
beoordeelen, hoeveel rust, hoeveel ontspanning
hoeveel en welken arbeid iemand noodig heeft!
Het juiste inzicht in deze zaken is in de ge
neeskundige wereld den laatsten tijd veel beter
geworden. Een twintig jaar geleden werd ieder-
een, en juist ook degene die arbeid noodig had
met rustkuren behandeld. Ik herinner mij, üa
1925 van een zenuwarts gehoord te hebben,
dat hij iemand, die met zenuwklachten by hem
kwam, flink aan het werk gezet had. De
patiënt genas terstond. Dat was my toen nog
nieuw. Tegenwoordig is het inzicht in het
noodzakelijk evenwicht tusschen arbeid en rust
algemeen verspreid. Het klinkt zbo zeldzaam
eenvoudig: maar de eenvoudigste dingen zijn
vaak het meest verduisterd.
Dr. TH. H. SCHLICHTING.