DE JAARLIJKSCHE MILL! OEN EN NOTA
—OFFERS GEVERGD!—
Het werkloosheids
probleem
Nieuw belasting
systeem
r
Belastingwet
geving
RIJK EN GEMEENTEN
WOENSDAG 21 SEPTEMBER 1938
Het plan-Westhoff
JV
Opbrengst 40 millioen
lager
In de heden ingediende noia betreffende den foesiand
van 's Rijks financiën huldigf de Regeering hei beginsel,
dai hei sluitend budget richtsnoer behoort ie zijn voor haar
financieel beleid. Om dit evenwicht ie bereiken, aldus mi
nister De Wilde in deze noia, zullen zware offers moeien
worden gevraagd. Daarnaast zal een zoodanige beperking
van uitgaven worden aangebracht, als thans in verband
mei den druk, die door de belastingen op de bevolking
wordt gelegd, onafwijsbaar noodzakelijk is.
Uit de overtuiging, dat deze offers de directe in den
vorm van nieuwe belastingen zoowel als de indirecte, welke
hel gevolg van de bezuiniging zijn een nationaal karak
ter dragen, omdat zij mogelijk moeien maken de nood
zakelijke voortzetting van de verbetering van ons defensie-
apparaat, alsmede van de bestrijding der werkloosheid en
hare gevolgen, zullen allen kracht moeien putten om deze
offers ie brengen.
Indien het pogen tot een sluitend budget ie komen,
mei welslagen zou worden bekroond, zouden niet alleen de
donkere wolken, welke zich thans aan den financieelen
hemel bevinden, afdrijven, doch levens zou de opklaring,
welke daarvan hei gevolg zou zijn, weder den natiwen
samenhang iusschen uitgavenpeil en belasiingpeil duide
lijk waarneembaar maken, waardoor de voorwaarden zou
den zijn geschapen voor een gezond financieel beleid, dat
de juiste verhouding zal weien ie vinden tusschen hei be
lasiingpeil en den omvang der Overheidstaak.
Steunverleening aan den export
ter verruiming der werk'
gelegenheid
Steun aan particulier
bedrijfsleven
Exportstimuleering
De minister van Financiën, mr. J. A.
de Wilde
Het plan-Westhoff
Rijk en gemeenten
Herziening o.m. op het gebied van
den kinderaftrek, de accijns
heffing en de personeele
belasting
De minister van Economische Zaken,
mr. M. P. L. Steehberghe
Door den minister wordt een herziening van ons belastingstelsel voorgesteld.
De moeilijkheid doet zich immers voor, dat de bestaande belastingen weinig geschikt
zijn om te worden verhoogd, omdat hierdoor de fouten en onvolmaaktheden, die nu
eenmaal aan het bestaande belastingsysteem eigen zijn, zich dan in sterker mate zouden
doen gevoelen, waardoor eenerzijds de anti-sociale werking er van die de Regeering
reeds vroeger heeft erkend zou Worden versterkt en anderzijds een sterk remmende
invloed op de bedrijvigheid hier te lande het gevolg zou zijn.
De Regeering stelt zich op grond van deze overweging voor een complex van nieuwe
belastingmaatregelen aanhangig te maken, waardoor eenerzijds een aanzienlijke verhoo
ging van de totale opbrengst van de belastingen zal worden verkregln, doch waarbij
anderzijds naar een betere verdeeling van den belastingdruk wordt gestreefd,
terwijl remmende invloeden van de belastingheffing op het bedrijfsleven zooveel mogelijk
zullen worden beperkt, ja zelfs de mogelijkheid zal worden verkregen op sommige onder
deden tot verlaging van den belastingdruk over te gaan, teneinde op deze wijze de anti
sociale werking, waarvan sprake was, weg te nemen en enkele remmende invloeden van
de belastingheffing op het bedrijfsleven zooveel mogelijk te beperken.
Zoo stelt de minister zich voor de indiening te bevorderen van een ontwerp van wet
tot het heffen van een Nationale Inkomsten- en Winstbelasting, waaraan, naar propor-
tioneele tarieven, zullen worden onderworpen alle binnen het Rijk wonende natuurlijke
personen en alle binnen het Rijk gevestigde rechtspersonen, alsmede natuurlijke personen
en rechtspersonen, die niet binnen het Rijk wonen of gevestigd zijn, voor hun Neder-
landsche inkomsten.
Deze belasting zal zooveel mogelijk bij de bron worden geheven, dat wil zeggen,
dat, voor zoover dit doenlijk is, op den schuldenaar van huren, pachten, renten,
loonen en pensioenen de verplichting wordt gelegd, het bedrag van de door den
verhuurder, verpachter, schuldeischer, werknemer of gepensionneerde verschuldigds
belasting dadelijk bij de uitbetaling van hetgeen door hem moet worden betaald, in
te houden en aan den fiscus af te dragen. Daartoe dient dan deze belasting te wor
den gesplitst in een vijftal betrekkelijk zelfstandige onderdeelen, te weten in een
huurbelasting, een rentebelasting, een loonbelasting en een winstbelasting, die te
zamen alle soorten opbrengsten treffen naar een tarief van 2 pet., terwijl als vijfde
onderdeel hieraan zal worden toegevoegd een bijzondere winstbelasting van rechts
personen, die, naast de winstbelasting naar een tarief van 2 pet., waaraan zoowel de
natuurlijke personen als de rechtspersonen zijn onderworpen, naar een tarief van
8 pet. wordt geheven van de hier te lande door rechtspersonen gemaakte bedrijfswinsten
Deze heffingen zullen, voor zoover dit mogelijk is, een persoonlijk karakter dragen.
Zoo zal er o.a. zij het op indirecte wijze, plaats zijn voor „kinderaftrek".
Deze belastingvermindering zal worden verleend bij Wijze van teruggaaf van betaalde
belasting. Voor ieder kind, dat voor aftrek in aanmerking komt, zal een zeker bedrag
der belasting, dat voor lederen belastingschuldige hetzelfde is, worden teruggegeven,
doch uiteraard! nooit meer idan aan inkomsten- en winstbelasting is betaald.
Bij de vaststelling van de raming
van inkomsten en uitgaven over het
jaar 1939 heeft de regeering volle
aandacht geschonken aan de groote
vraagstukken van dezen tijd, die
juist voor een belangrijk deel oorzaak
geworden zijn van de financieele
problemen, die de dekking van een
zóó groot tekort heeft opgeworpen.
Hieromtrent schrijft minister De
Wilde in de Millioenennota o.m. het
volgende:
De vraagstukken, welke thans het belang
rijkst zijn, omdat daarbij rechtstreeks ons
volksbestaan is gemoeid, hebben betrekking op
de defensie en de werkloosheid.
Over het eerste behoeft thans niet gespro
ken te worden, omdat »dit in het afgeloopen
zittingjaar een onderwerp van gemeen over
leg tusschen de Staten-Generaal en de Regee
ring is geweest.
Ook over het tweede vraagstuk is in de af
geloopen periode door de Staten-Generaal met
de Regeering van gedachten gewisseld.
Een blijvende vermindering van de
werkloosheid zou niet alleen aan de
nog groote groep van werklooze land-
genooten de zoo noodige hulp bren
gen, waarmede het algemeen belang
tevens zou z\jn gediend, doch even
eens tot een verlichting van de fi
nancieele zorgen en als gevolg daar
van tot een verlichting van de zware
lasten, welke door ons volk moeten
worden gedragen, kunnen leiden.
Binnen de grenzen, welke nu een
maal gesteld zijn aan de mate, waar
in de Overheid de welvaart van het
land kan bevorderen, wil de Regee
ring alles doen, wat in haar vermogen
is, om nader tot het doel te komen.
In feite is dit probleem van de welvaartsbe
vordering geen tweede probleem naast het fi-
hancieele, doch hetzelfde probleem, alleen van
een andere zijde beschouwd.
Het zal intusschen wel duidelijk zijn, dat
een consequente concentratie van alle krach
ten op dit groote probleem andere belangen
hoodzakelijkerwijze voorshands meer op den
achtergrond moet dringen.. Een groote taak
Voor een geheel volk is nimmer te volbrengen,
indien dat volk niet bereid is zich opofferin
gen te getroosten, waarmede dan in dit ver
band ook worden bedoeld die, welke gelegen
Zijn in het afzien van wenschen en verlan
gens, waarvan de vervulling in den weg zou
®taan aan het bereiken van het gestelde doel.
De Regeering heeft zich opnieuw ernstig re
kenschap gegeven van al hetgeen in het be-
jang van een krachtige bestrijding der werk
loosheid kan worden gedaan.
Hierboven werd het voornemen reeds mede
gedeeld om de wijziging, welke het belasting-
leisel zal ondergaan, mede dienstbaar te
blaken aan het wegnemen van in bepaalde be
lastingen gelegen belemmeringen tegen ver-
tWming van werkgelegenheid.
2IJ is voorts tot de conclusie gekomen, dat
"tet betrekking tot de te volgen economische
Politiek nieuwe maatregelen onvermijdelijk zijn
Op de Rijksbegrooting voor het
dienstjaar 1939 werden verschei
dene posten aanzienlijk verhoogd.
Het hoofdstuk Defensie wordt op
bijna 25 millioen meer geraamd dan
verleden jaar. Voor het hoofdstuk
Sociale Zaken is ruim 10 millioen
méér uitgetrokken. Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen krijgt bijna
4 millioen meer.
De motieven die bij de opstelling
dezer cijfers hebben gegolden
vindt men hiernaast.
geworden. Zij meent, dat daarbij voorop moet
staan behoud en versterking van het particu
liere bedrijfsleven. Naast de bestaande maat
regelen zullen derhalve eenige nieuwe voorzie
ningen getroffen moeten worden, waardoor een
complex van maatregelen tot schraging van
het particuliere bedrijfsleven tot stand komt-,
dat doelmatig geacht kan worden. Alhoewel
niet ontkend kan worden, dat de internatio
nale structuur van het economische leven van
Nederland ons land uitermate gevoelig doet
zijn voor de ontwikkeling in het buitenland,
zoo acht de Regeering het toch noodzakelijk
naar meer .stabiliteit op de binnenlandsche
markt te streven.
De Regeering is voornemens zeer
binnenkort voorstellen bij de Staten-
Generaal in te dienen voor de ver-
hooging van invoerrechten van eeni
ge groepen van artikelen. Daarmede
zal een meer blijvende steun gegeven
worden aan eenige bedrijfstakken,
die voor de binnenlandsche markt
van Nederland van veel beteekenis
zijn. Rekening houdende met het
geldende tariefsysteem van Neder
land, zullen geen specifieke rechten
worden voorgesteld, doch zullen de
waarderechten verhoogd worden.
Voor volledige eindfabrikaten zal
daarbij, naar het oordeel der Regee
ring, 20 pet. als de maximumgrens
zijn te stellen.
Zooals reeds opgemerkt, zal deze verhooging
slechts op een deel van het bestaande tarief
worden voorgesteld. De Regeering meent zich
te moeten beperken tot een zorgvuldige keuze
van de daarvoor in aanmerking komende be
drijfstakken, mede omdat de belangen bij den
import uit een algemeen handelspolitiek oog
punt moeten worden ontzien. Een matig be
schermend tarief blijft uit dien- hoofde dan ook
geboden. Zonder vooruit te loopen op de in
te dienen ontwerpen zou de Regeering hier
willen verklaren, dat zij veel waarde hecht aan
stabiele verhoudingen op tariefgebied, zoodat
zij de bij haar bestaande voornemens op dit
gebied gelijktijdig bekend zal maken; binnen
afzienbaren tijd zullen deze voorstellen niet
door andere worden gevolgd.
Naast gezonde marktverhoudingen in het
binnenland wenscht de Regeering echter hare
exportpolitiek niet alleen te handhaven, doch
zoo mogelijk te versterken. Daarvoor is het voor
het Nederlandsche bedrijfsleven noodig den
blik naar alle aanwezige mogelijkheden op de
wereldmarkt te richten. De risico's, welke in
het internationale economische verkeer heer-
schen hebben de Regeering genoopt nader te
onderzoeken, in hoeverre hier meer steun ge
boden kan worden. Daarbij zal echter naar het
oordeel van de Regeering voorop moeten staan,
dat het bedrijfsleven zelf bereid moet zijn een
passend aandeel in de uitzonderlijke risico's
te dragen. De Regeering stelt zich voor het In
stituut der Exportcredietverzekering nog meer
dan tot dusverre in te schakelen. Zij denkt
daarbij onder andere ook aan garanties voor
een langer tijdvak dan tot dusver werd toege
staan. Het sDreekt, vanzelf, dat de werkverrui-
ming hier het leidende beginsel blijft. De groo-
tere faciliteiten zal zij echter verband laten
houden met de mate, waarin het bedrijfsleven
zelf aan de risico's wenscht deel te nemen. Zij
meent hier samenwerking in het bedrijfsleven
te moeten stimuleeren.
De Regeering heeft overwogen, in hoeverre
de export nog op andere wijze bevorderd kan
v/orden. Zij houdt daartoe haar aandacht ge
vestigd op de bediening van nieuwe en de her
overing van ten gevolge van abnormale, vreem
de concurrentie, verloren gegane markten. Ook
hier staat verruiming der werkgelegenheid op
den voorgrond. Indien het mogelijk blijkt
nieuwe arbeidskrachten op deze wijze in her
productieproces in te schakelen, zal het bin
nen zekere grenzen verantwoord zijn op de be
grooting vrijkomende steungelden voor dit doel
te bezigen. Ten einde ongewenschte concur
rentieverhoudingen te voorkomen, zal het nood
zakelijk zijn, dat ook hier samenwerking van
bedrijfsgenooten tot stand komt, Daarbij zal
het bedrijfsleven bewijzen moeten geven, dat
het tot offers bereid is om nieuwen afzet te
verkrijgen. Het spreekt vanzelf, dat met han
delspolitieke belangen in belangrijke mate reke
ning gehouden moet worden; in het bijzonder
zal de gevestigde industrie in andere landen
ontzien moeten worden, indien geen blijvende
resultaten te verwachten zijn, acht de Regee
ring zich echter niet verantwoord het bedrijfs
leven op deze wijze tegemoet te komen. De
Regeering wenscht zich bij deze maatregelen
op een streng zakelijken grondslag te plaatsen.
Zij is zich er zeer wel van bewust, dat
zij bij een zekere mate van bescherming
van de binnenlandsche markt met geves
tigde Nederlandsche exportbelangen moet
rekening houden. Tegenover bepaalde ge-
wenschte exportmogelijkheden zal Neder
land een aantrekkelijke markt moeten blij
ven. Deze zal het echter eerder zijn bij
inschakeling der werkloozen in het pro
ductieproces dan omgekeerd. Om die reden
is een selectief optreden, zoowel bij be
scherming van de binnenlandsche markt
als bij exportbevordering, noodig. Zou men
dit uit het oog verliezen, dan wordt het
gestelde doel in de waagschaal gesteld.
In het kader van deze maatregelen wenscht
de Regeering ook te plaatsen de kapitaalsuit
breiding van de Maatschappij voor Industrie
financiering, waarover in verband met de ur
gentie een afzonderlijk voorstel werd ingediend
bij aanvullingsbegrooting (Gedrukte Stukken
Zitting 1937—1938 no. 562).
Hier moge eveneens worden gewezen op de
noodzaak van uitbreiding van het productie
apparaat der Nederlandsche nijverheid in het
belang van de landsverdediging. Maatregelen
zijn in voorbereiding op dit gebied de eigen
productie te bevorderen.
Ook wijst de minister er op, dat de
Regeering in Hoofdstuk X van de begrooting
heeft opgenomen een aanvullende credietmo-
gelijkheid voor kleine nijveren en ambachts
lieden. De bedoeling hiervan is een ontbreken
de schakel in het credietapparaat tot stand
te brengen, waardoor bedoelde personen op za
kelijk verantwoorden grondslag langloopende
credieten zullen kunnen verkrijgen tot een ma
ximum van f 5000 voor het aanschaffen van
machines en het verbeteren hunner outillage in
het algemeen. Op deze wijze hoopt de Regeering
een nuttig element in het bedrijfsleven en nieu
we arbeidsmogelijkheden te openen. De uitvoe
ring van deze maatregelen zal in handen wor
den gegeven van de Nederlandsche Midden-
standsbank.
Naast de genoemde voorzieningen ter bevor
dering van de werkgelegenheid zal worden
voortgegaan met het treffen van bijzondere
maatregelen ter bestrijding der werkloosheid.
Naai de mogelijkheden, een belangrijke
uitbreiding te geven aan de uitvoering van
die werken, welke bijdragen tot verhooging
van het vGortbrengingsvermogen van den
bodem en daardoor leiden tot het ontstaan
van blijvende werkgelegenheid ls een om
standig onderzoek ten einde gebracht, waar
van het resultaat binnenkort zal worden ge
publiceerd. Op den grondslag hiervan is be
sloten tot verdere geleidelijke opvoering van
de tewerkstelling bij dit soort objecten, met
als einddoel, de werkverschaffing zoo moge
lijk te brengen op een peil van 90.00ft a
100.900 man. De uitvoering van dit plan zal
gedurende eenige jaren belangrijke bedra
gen vorderen. Het grootste gedeelte daarvan
zal gefinancierd kunnen worden uit de gel
den, die reeds op den gewonen dienst be
schikbaar zijn, terwijl een ander gedeelte,
voor 1939 geschat op f 20 millioen, ten laste
van den kapitaaldienst zal komen, hetgeen in
verband met de te verwachten verbetering
van den bodem en het ontstaan van blij
vende werkgelegenheid, in de huidige om
standigheden verantwoord wordt geacht.
De uitvoering van dit plan zal meebrengen,
dat aan de werkverschaffing het huidige ka
rakter van leniging der werkloosheidsgevolgen
wordt ontnomen en dat zij wordt bestrijding der
werkloosheid zelf.
Ten slotte wordt ten deze vermeld, dat de
voorgenomen herziening mede er op gericht zal
zijn, werkverschaffing en werkfonds meer tot
één geheel te maken en daaraan een zelfstan
dige plaats toe te kennen.
Met het oog op den omvang en den duur
De minister-president, dr. H. Colijn
van het euvel der jeugdwerkloosheid is de
Regeering van oordeel, dat het in 't belang
van de handhaving der volkskracht onver
mijdelijk is, te komen tot nieuwe maatrege
len vén tijdelijk karakter, welke kunnen bij
dragen tot krachtiger bestrijding van dit
kwaad. Ten einde deze crisis-voorziening
mogelijk te maken, meent de Regeering
daarom, de beschikbaarstelling van een be
langrijke verhooging, boven hetgeen tot nog
toe aan de bestrijding der Jeugdwerkloos
heid werd ten koste gelegd, te moeten be
vorderen.
Het ligt in de bedoeling, om, nadat de Rijks
commissie van Advies inzake het vraagstuk
van de werkloosheid onder de Jeugd ter zake
zal zijn gehoord, nadere voorstellen te doen,
waarbij dan het definitieve in 1939 te besteden
bedrag, verdeeld over de betrokken hoofdstuk
ken, zal worden aangevraagd.
Zijn hiermede de inzichten van de Regeering
omtrent de financieele omstandigheden van het
Rijk en de taak, welke de Regeering zich in
verband daarmede stelt, ter kennis van de Sta
ten-Generaal gebracht, deze mededeelingen
zouden niet volledig zijn, indien niet eveneens
aan de financieele positie van de gemeenten
aandacht werd geschonken.
De moeilijkheden, welke de gemeenten onder
vinden zijn zoowel in oorzaak als gevolg van
hetzelfde karakter als die van het Rijk.
Ook voor de gemeenten geldt daarom de
noodzaak van een ernstige, voortgezette bezui
niging. Bestaat daarnevens ook de noodzaak
tot verruiming van de ter beschikking van de
gemeente staande middelen?
Het is voor de beantwoording dezer vraag
wenschelijk de huidige wijze van hulpverlee
ning aan gemeenten, welke budgetaire moei
lijkheden onderyinden, in beschouwing te ne
men. Ongeveer 700 gemeenten behoeven geen
bijzondere hulp, zij kunnen zich zelf redden
en hebben zelfs in deze voor Overheidsbud
getten zoo moeilijke crisisjaren het evenwicht
in haar begrootingen kunnen handhaven. De
overige gemeenten hebben hiertoe geen kans
gezien en verkeeren dus in dezelfde positie als
het Rjjk. Waar de positie gelijk was, zou een
onthouding van hulp uit de Rijkskas aan die
gemeenten te verdedigen zijn geweest, omdat
zoodanige hulp niet met werkelijk beschikbare
middelen kon worden verleend, doch slechts
tot, effect had, dat de tekorten van de gemeen
ten geconcentreerd werden bij het Rijk.
Niettemin heeft de verhouding tusschen het
Rijk en de gemeenten zich in andere richting
in de afgeloopen jaren ontwikkeld. In het
Werkloosheidssubsidiefonds werd een middel
gezien om de gemeenten met budgetaire te
korten te helpen en daarnaast bleef het Rijk
de gemeenten, die desondanks niet voldoende
geholpen konden worden, rechtstreeks steunen.
In de gegeven omstandigheden was deze toe
stand aanvankelijk bevredigend. Wel moest
van Rijkswege een controle op een zuinig be
leid dezer gemeenten worden uitgeoefend, doch
waar reeds een zeer vérgaande nivelleering tus
schen de uitgaven en inkomsten van de ver
schillende gemeenten bij de wet op de finan
cieele verhouding tusschen het Rijk en de ge
meenten en de wet op het Werkloosheidssubsi
diefonds was ingevoerd en desondanks zulke
groote verschillen tusschen de gemeenten on
derling bleven bestaan, dat een 700 gemeen
ten aanvankelijk meer op eigen beenen
konden staan, en de overige bijzondere hulp
noodig hadden, moest de tijdelijke inperking
van de gemeentelijke zelfstandigheid als een
noodzakelijk gevolg van de abnormale om
standigheden worden aanvaard.
De snelle achteruitgang had evenwel alras
tot gevolg, dat het Werkloosheidssubsidiefonds
niet meer bij machte was in de begrootings-
tekorten te voorzien. Toen de tekorten van dit
Fonds zich gingen accumuleeren, werden de
bijdragen in de tekorten voor een deel in den
vorm van een renteloos voorschot en voor het
overige als bijdrage a fonds perdu verstrekt.
Uit de voorgenomen verandering van
de wijze van verleening van de bij
dragen in de begrotingstekorten van
de gemeenten zal gebleken zijn, dat de
Regeering het voornemen koestert voor
te stellen, dat deze bijdragen voortaan
uit 's Rijks kas volledig a fonds perdu
zullen worden verstrekt.
Indien dit voorstel wordt gevolgd,
zal dus van de nieuwe belastingmidde
len, tot invoering waarvan het voor
stel wordt gedaan, een bedrag van
21,6 millioen dienen ter verstrekking
van bijdrage a fonds perdu aan de ge
meenten ter vervanging van renteloo-
ze voorschotten.
Deze wijziging is uiteraard van groot be
lang voor de gemeenten.
Hiermede zijn de gemeenten evenwel in haar
financieel beleid nog niet zelfstandig geworden.
Wil men tot die zelfstandigheid geraken, dan zal
het noodig. zijn er naar te streven voor de toe
te kennen bijdragen objectieve normen te vin
den, waarvan de consequentie echter niet mag
zijn, dat in meerdere of mindere mate aan tal
van gemeenten, die de bijdragen niet noodig
hebben, eveneens nieuwe middelen toevallen.
Het is niet verantwoord de opbrengst van de
nieuwe belastingen voor een beteekenend deel
te bestemmen voor gemeenten, welke daaraan
geen strikte behoefte hebben. Intusschen maakt
de thans gegroeide toestand van bijpassing van
tekorten in zoovele gemeenten het gevaar geens
zins denkbeeldig, dat het verantwoordelijkheids
gevoel voor het financieel beleid verslapt, het
welk gevolgen teweeg kan brengen, welker voor
koming een offer rechtvaardigt.
Aangezien het streven naar de vaststelling
van objectieve normen stellig ten gevolge zal
hebben, dat eene kleine verruiming van de
voor 1939 strikt noodige bijdragen moet
plaats vinden, heeft de minister termen ge
vonden in de opstelling van het reëele bud
getaire tekort een bedrag van f 5 millioen
op te nemen voor de saneering van de ge
meentelijke financiën. Dit bedrag in com
binatie met de thans voor bijdragen in de
begrootingstekorten uitgetrokken bedragen
zal moeten dienen voor een zoodanige her
ziening van de financieele uitkeeringsrege-
len, dat een aanmerkelijk grooter aantal ge
meenten haar zelfstandigheid weder ver
krijgt.
Het vraasstuk van de noodlijdende gemeen-
Tegemoetkoming aan de nooden van de groote
gezinnen.
Het systeem geschetst ten aanzien van den
kinderaftrek zal voor de Inkomsten- en Winst
belasting tot leidraad dienen.
De kosten van deze tegemoetkoming aan de
groote gezinnen worden ruw geraamd op f II
millioen, waarvan het grootste gedeelte ten
laste van het landbouwcrisisfonds kan komen.
Wijziging in de accijnswetgeving.
Deze wijziging zal noodig zijn, in de eerste
plaats wegens den druk, welke wordt uitgeoe
fend op de minstdraagkrachtigen, en in de
tweede plaats om tegemoet te komen aan ge
motiveerde klachten van het bedrijfsleven. Ook
zal de wet op de omzetbelasting wellicht nog
eenige wijziging moeten ondergaan. Naar ruwe
raming zal voor een en ander een bedrag van
f 18 millioen beschikbaar moeten worden ge
steld.
Wijziging der tarieven van de wetten op d«
Vermogensbelasting en de Verdedigingsbelas
ting.
Om aan de ergste bezwaren tegemoet te ko
men, zal zeker een bedrag van f 8 millioen noo
dig zijn.
Tenslotte vraagt de wet op de personeele be
lasting in dit verband om herziening.
Wil deze herziening vooral in het licht van
de remmende werking, welke deze wet op het
bedrijfsleven heeft, eenig resultaat opleveren,
dan zal hiermede ruw gerekend een bedrag
van ongeveer f 10 millioen gemoeid zijn. Aan
gezien de opbrengst van de personeele belasting
voor gemeentelijke doeleinden bestemd is, zal
dit bedrag derhalve ter compensatie van het
nadeel voor de gemeenten moeten worden ge
bruikt.
In totaal zal dus de opbrengst van de inkom
sten- en winstbelasting, zeer globaal geraamd
op f 9C millioen, moeten worden verminderd
met f 40 millioen, zoodat f 50 millioen ter dek
king van het tekort op de begrooting beschik
baar zal zijn.
Langs dezen weg vertrouwt de regeering, dat
de verzwaring door de nieuwe belastingwetten
voldoende zal zijn opgevangen voor diegenen,
die te zwaar zouden worden getroffen, terwijl
anderzijds mag worden verwacht, dat kan wor
den bijgedragen tot althans eenige stimuleering
van het bedrijfsleven.
ten kan langs dezen weg van verdere nivelleering
en grootere bijdragen wellicht tijdelijk tot ge
ringere proporties worden teruggebracht, een
afdoende oplossing, voor zoover daarvan althans
in deze tijden sprake kan zijn, zal alleen moge
lijk zijn, indien in veel sterkere mate dan thans
het geval is, de eigen verantwoordelijkheid der
gemeenten voor het doen van uitgaven weder
wordt ingeschakeld en allerwegen verstaan wordt,
dat het centraal gezag de verantwoordelijkheid
voor het financieel beheer der gemeenten niet
kan en mag overnemen.
Vooral in de huidige omstandigheden, waarin
bezuiniging op het Overheidsapparaat zoo drin
gend noodig is, kan deze meest reëele waar
borg voor een zuinig beheer niet worden ge
mist.
In welke richting de Regeering dezen waar
borg meent te kunnen verstevigen, kan blijken
uit het ontwerp van wet tot wijziging van de
wet tot steun aan de noodlijdende gemeenten,
hetwelk zeer binnenkort wordt aangeboden. Te
dezer plaatse moge voor een nadere motivee
ring van dit ontwerp van wet naar de daarbij
gevoegde Memorie van Toelichting worden ver
wezen.
Eveneens zal een regeling van het forensen-
vraagstuk, waarvan het doel ojn. is een betere
financieele verhouding tusschen de gemeenten
onderling te scheppen, gelijktijdig worden aan
geboden.
De Regeering heeft het vertrouwen, dat deze
verschillende middelen in combinatie met el
kaar in staat zullen zijn de saneering van de
gemeentelijke financiën daadwerkelijk te be
vorderen.
Als voorwaarde van haar medewerking aan
deze saneering moet zij in 's Lands belang,
zoolang de omstandigheden niet veranderen,
blijven stellen den eisch van versobering van
de gemeentelijke huishouding en van beperking
van de gemeentelijke taak tot het noodzakelijke,
zy overweegt, of ter waarborging van zoodanig
beleid nadere wettelijke maatregelen noodig zijn.