IEPEN, DIE WEGKWIJNEN Waardoor geschaad boomen worden Het Sovjet-leger Memmïngen Invloed der zuiverings-processen Ons vreemdelingen verkeer Het orgaan „De 8 en Opbouw" heeft een nummer gewijd aan de boomen van Am sterdam. Men vindt daarin een verhan deling over de boomen, die is samengesteld door den heer J. R. Koning, tuinarchitect, hoofd van de afdeeling Beplantingen der gemeente Amsterdam, waarbij vele illustraties zijn afge drukt. Wi) veroorloven ons een gedeelte van deze Interessante beschouwing, die veel bevat wat de gewone burger niet weet, hier over te nemen. In vroeger jaren werden voor het beplanten van straten en grachten hoofdzakelijk iepen- boomen gebruikt en op enkele plaatsen ook platanen, linden of kastanjes. Hoewel deze boomsoorten het beste bestand zijn tegen de kwellingen, die ze in een stad te verduren heb ben, kunnen ze toch op vele plaatsen niet ge bruikt worden, omdat ze op lateren leeftijd te omvangrijk worden en de breed uitgegroeide kruinen het licht onderscheppen voor de nabij gelegen woningen. Alleen langs de grachten en zeer breede straten zijn ze te bezigen. Niet altijd werd rekening gehouden met den wasdom van deze boomen en zoo zien we thans, dat de boomen aan den Willemsparkweg, de v. Eleghenstraat. den Hoogeweg, den Nieuweweg, den Linnaeusparkweg en nog enkele andere straten een groote overlast zijn voor de be woners. Tijdens het planten van deze boomen behoorden deze buurten tot de randgemeenten Nieuwer-Amstel en Watergraafsmeer. Amster dam had daarover geenerlei zeggenschap, doch zit thans met 'n beplanting, die voor deze stra ten niet deugt. Slechts door veelvuldig snoeien kunnen deze boomen nog wat in toom gehou den worden. Amsterdam legde in de latere jaren vele straten breed aan en paste daarbij het profiel met ventwegen toe. De boomen kwamen in dit profiel te staan op de scheiding tusschen rijweg en ventweg; ze stonden dan tamelijk ver uit de gevels en konden niet zoo spoedig hinderlijk worden. Het toenemende verkeer maakte het echter menigmaal noodzakelijk, den rijweg te verbreeden; het profiel werd dan gewijzigd, de ventwegen vervielen en werden gedeeltelijk aan den rijweg en de trottoirs toegevoegd. Daar meestal op het behoud der boomen werd prijs gesteld, werden ze verplant; ze kwamen daarbij dichter bij de gevels te staan, waardoor ze op den duur denzelfden hinder zullen ver oorzaken als de boomen in het Willemspark- kwartier. Tot de straten, die deze profielwijzi- ging ondergingen, behoorden: Plantage Mid denlaan, Ceintuurbaan, Overtoom, Van Baer- lestraat, De Clercqstraat, Sarphatistraat en nog enkele andere straten. Om den hinder eenigszins tegen te gaan, werden de onderlinge afstanden der boomen grooter genomen en ge bracht van 14 op 16 meter. Er kwamen zoo doende wel minder boomen in zulk een straat te staan, doch het straatbeeld leed hieronder vrijwel niet. Het verplanten van zulke boomen ging met groote kosten gepaard en moest met de uiter ste zorg geschieden. Het straatprofiel met de ventwegen treft men thans nog ongewijzigd aan in de Lomanstraat, Joh. Verhulststraat, Frans van Mierisstraat, Oranje Nassaulaan, enz. Niet altijd was het mogelijk, bij het wijzigen d^S profielen de bestaande boomen te sparen. Ze werden dan opgeruimd en door andere ver vangen. Tegelijk werden dan boomsoorten ge kozen, die minder snel groeien, met bol- of kegelvormige kroon. Geschikt bleken hiervoor te zijn enkele variëteiten van iep (Ulmus), eschdoom (Acer), meidoom (Crataegus), acacia (Robinia), lijsterbes (Sorbus), haagbeuk (Car- pinus), Japansche kers (Primus) en Turksche hazelaar (Corylus). Door den compacteren groei der kroon veroorzaken deze minder last aan de bewoners. De meeste van deze soorten zijn ook geschikt voor het beplanten van min der breede straten. Daar men ook in andere steden met deze soorten begon aan te planten en de voorraad bij de kweekers betrekkelijk gering was, stegen de prijzen daarvan in korten tijd tot een aan zienlijke hoogte. Het was te voorzien, dat de behoefte aan deze soorten nog wel eenige jaren zou aanhouden, waarom op een terrein, be- hoorepde tot 't Boschplan, een kweekerij werd ingericht, speciaal voor straatboomen. Jonge exemplaren werden gekocht en op de kweekerij verder behandeld, tot ze groot genoeg zouden zijn, om in de stad te worden geplant. Op deze kweekerij, die nu 5 jaar in exploitatie is, staan thans ongeveer 20.000 boomen in velerlei groot ten. In de nieuwe stadsgedeelten wordt door an dere straatindeeling getracht zooveel mogelijk bezwaren der beplantingen te elimineeren. De nieuwe indeelingen berusten op de over weging, dat de boomen op behoorlijken afstand van de gevels der woningen moeten worden ge plaatst. Als regel wordt daarvoor ten minste 6.5 M. aangehouden. Waar deze maat in ver band met de te verkrijgen trottoirbreedte niet beschikbaar is, worden klein blijvende boom soorten, zooals meidoorns, geplant. Ook wordt naar de noodige afwisseling ge streefd. In breede verkeersstraten worden 2 of meer rijen boomen geplant. In woonstraten wordt langs een der gevelwanden een breed trottoir aangelegd met één of twee boomenrijen, terwijl dan het tegenoverliggende smalle trottoir on- beplant blijft. Ook worden veelvuldig op het breede trottoir ter afwisseling gazonstrooken aangelegd, terwijl dan aan de uiteinden van deze trottoirs enkele boomen of wel boomgroe pen worden geplant. Op deze en soortgelijke wijzen worden straten van verschillend karakter verkregen met een beplanting, die ook als zij volgroeid is, zoo min mogelijk overlast voor de bewoners veroorzaakt. Voorbeelden van deze moderne straten zijn te vinden in de nieuwe wijken (Landlust en Ri vierenbuurt). Vroeger. d.w.z. 30 jaar geleden, werden hooge eischen gesteld bij het planten van straatboo men. Er werd een kuil gegraven, groot 2x2 M.. met 'n diepte van 0.75 M. Hierin werd tuingrond gestort en daarna werd de boom geplant. De boomen langs de grachten werden tegen be schadiging beschermd door stevige houten sta ketsels; de boomen in de straten door ijzeren kokers, welke vastgeschroefd werden op giet ijzeren roosters met een diameter van ongeveer 1.25 M. Deze roosters dienden om water en lucht gelegenheid te geven tot de wortels toe te treden. Het planten van een boom kwam toen op een bedrag van ongeveer 60 en was dus vrij kostbaar. Een groot deel van de werkzaam heden, die aan het planten van boomen ver bonden waren, werd jaarlijks aanbesteed. Geleidelijk werden deze hooge eischen ver minderd. Tegenwoordig worden plantga- .en gegraven van 1.50 x 1.50 M. en diep 0.60 M. Er is dus minder grond noodig en de bestratingskosten zijn lager. De dure bescher mers met roosters werden vervangen door ijzer gaas, terwijl al het werk in eigen beheer wordt uitgevoerd. De gemiddelde kosten voor het planten van een boom werden hierdoor terug gebracht tot 20.—. Het is gebleken, dat de boomen van deze bezuiniging geennadeelige gevolgen ondervonden hebben. Toch zijn de omstandigheden in de latere Jaren voor de boomen veel ongunstiger gewor den. Het menschelijk vernuft heeft den stads bewoners gas, electriciteit, water, telefoon, rioleering en andere nuttige zaken verschaft. Voor het menschdom zijn dit zegeningen, doch voor de boomen zijn zij minder heilzaam. Er is dan ook een groot verschil te bespeuren tus schen de boomen, die zich b.v. in de parken on belemmerd kunnen ontwikkelen en de boomen, die in straten of langs grachten staan. De boo men langs de grachten hebben daarvan nog het minst te duchten, omdat de meeste leidingen nabij de gevels der huizen liggen en de boomen gewoonlijk aan den waterkant staan; deze beide hinderen elkaar dus weinig. Geheel ongehinderd staan de boomen echter niet. Ze hebben n.l. veel te lijden van schippers, die ze als meerpalen gebruiken; touwen of ket tingen knellen diepe kringen in den bast en verstoren den sappenstroom. Ook bij het laden en lossen van schepen loopen de boomen menige beschadiging op. Talloos zijn de kleine en groote ontvellingen die veroorzaakt worden door het parkeeren van auto's en karren. Tamelijk gunstig staan de boomen, die op verhoogde middengazons geplant werden. In dit geval staan de boomen vrij ver van de gevels en veroorzaken dus weinig hinder aan de bewoners. Kabels en leidingen komen weinig in de middengazons voor en de boomwortels kunnen zich althans naar één zijde vrij ont wikkelen. Het allerongunstigst zijn de boomen er aan toe, die in de trottoirs langs de gevels worden geplant. Wanneer men een blik slaat in een openge graven voetpad, dan ontwaart men gewoonlijk een menigte buizen en kabels. Elk huis heelt aansluiting op gas- en waterleiding, op de rio leering, het electriciteitsnet en vele ook nog op het telefoonnet. Boven den grond en meestal op de lijn, waar boomen geplant zullen worden, treft men lantaarns, trammasten, brandkranen, papierbakken, urinoirs en diverse schakelkas ten aan. Men vraagt zich dan vaak af, waar daartusschen nog een ruimte voor het planten van boomen is te vinden. Met wat schipperen gelukt dit meestal nog wel, doch zoodra de boomen beginnen te groeien, vangt de strijd aan. De boomen sprei den hun wortels steeds verder in het rond, om het noodige voedsel machtig te worden. Kabels en buizen komen daarbij soms in het gedrang, waardoor lekkages en verstoppingen kunnen ontstaan. Nemen de kruinen der boomen in om vang toe, dan onderscheppen ze het daglicht voor de woningen en verduisteren het licht der straatlantaarns. Ook kunnen ze hinderlijk wor den voor de beugels der trams en voor de bo- vengrondsche leidingen. De grootste vijand der boomen is ongetwij feld het gas. Ontstaat hier of daar een lek m de leiding, dan worden de boomen in korten tijd door het uitstroomende gas vergiftigd en gaan zij onherroepelijk dood. Vergiftiging van een boom door gas is het eerst merkbaar onder aan den stam; de schors wordt bruin en schil fert af. Hoewel aan takken en bladen uiterlijk nog niets is te bespeuren, is het lot van den boom reeds bezegeld. Vele boomen gaan daaraan ten gronde. Zoo stierven door den invloed van gas: in 1926 29 stuks 1927 33 1928 47 1929 35 1930 66 in 1931 36 stuks 1932 34 1933 45 1934 28 1935 52 Lekkages aan waterleidingbuizen of verstop pingen van de rioleering doen op zichzelf den boomen weinig kwaad, doch bij het herstellen werden vaak vele wortels blootgelegd of afge hakt. Hiervan ondervinden de Doornen natuur lijk wel schade, vooral wanneer dit afhakken in den zomer geschiedt. Kabels veroorzaken geen hinder, wanneer ze eenmaal in den grond liggen; worden ze door de boomwortels op zij gedrongen, dan buigen ze veelal mee en storingen zullen er niet zoo gemakkelijk door ontstaan. Bij het leggen van nieuwe kabels of het maken van aansluitingen worden echter ook vele wortels beschadigd. Niet aanstonds ziet men aan de boomen de kwade gevolgen hiervan, doch vele boomen gaan na zoo'n amputatie langzaam kwijnen. Gesloten wegdekken, zooals asfalt en beton, zijn voor den groei van straatboomen wel het grootste beletsel. Gewoonlijk wordt wel eenige ruimte rondom de boomen uitgespaard, maar deze ruimte is te klein om voldoende ïueht en water voor de boomen door te laten. Worden boomen geplant in straten, waar reeds een gesloten wegdek bestaat, dan passen zij zich nog eenigszins bij den toestand aan. De boomen stellen zich eenige jaren tevreden met het voedsel, dat binnen hun bereik is, doch zoodra dit voedsel uitgeput raakt, treedt een langzame verkwijning in. De boomwortels kunnen onder het wegdek niet goed doordringen, terwijl de zonnestralen, die teruggekaatst worden van het heete asfalt, de bladeren vroegtijdig doen verschrompelen en groote brandplekken kunnen veroorzaken op de stammen. Boomen, welke reeds lang geplant waren, toen een gesloten wegdek werd aangebracht, Hoe de brandweer van Amsterdam het vorig aanbond jaar den strijd tegen de rwpsen ondervinden daarvan de nadeelige gevolgen in veel sterkere mate. De boomen hebben dan reeds een wortelgestel, dat zich ver onder het plaveisel uitstrekt. Tusschen de voegen van klinkers of keien kunnen lucht en water nog wel doordringen en bereikbaar worden voor de boomen. Wordt deze bestrating vervangen door asfalt of beton, dan wordt dit onmogelijk. Na eenige jaren sterven de wortels af en de boomen kunnen geen weerstand meer bieden aan krachtigen wind. Dit was o.a. ook het ge val bij eenige boomen op het Frederiksplein, die tijdens een storm in het najaar van 1935 omvielen. Uiterlijk schenen deze boomen nog geheel gaaf te zijn, doch in den grond waren alle deelen vergaan. Meermalen komt het voor, dat boomen ster ven door gemorste of weggeloopen vloeistoffen, zooals olie, ammoniakwater, pekel, enz. De ver oorzakers van dit kwaad worden zoo mogelijk opgespoord en gewaarschuwd. Meermalen ble ken ze onbekend te zijn met de gevolgen van hun nonchalance. Schade aan boomen kan ook veroorzaakt worden door het omhoog halen van verzakte bestratingen. Jonge boomen worden daarom tegelijk met de bestrating omhoog gehaald. Bij oudere boomen is dit niet goed mogelijk en als gevolg van den verhoogden stand van het grondwater gaan ze langzaam kwijnen. Hebben ze geen hinder van grondwater, dan maken ze een nieuwen wortelkrans boven den ouden. Hier en daar komen wel boomen voor met drie wortelkransen. Bij het snoeien van boomen en wel voorna melijk bij het afhakken van dikke takken, ont staan wonden. Bij gezonde boomen genezen zulke wonden spoedig, doch bij kwijnende boomen gaat dit zeer langzaam. Dikwijls ont staan rottingen, welke op haar beurt weer een vruchtbaren bodem vormen voor verschillende zwammen. Te zamen zetten ze het vernielings proces voort en de boomen worden hol. Ook wonden, welke het gevolg zijn van aanrijdingen of die veroorzaakt worden door het losscheuren van de schors door de baldadige jeugd of door paarden, kunnen op deze wijze het bestaan der boomen bedreigen. Van alle boomsoorten is de iep altijd de meest geschikte voor een stad geweest. Geen enkele andere soort kan de vele kwellingen, waaraan de boomen in een groote stad zijn blootgesteld, zóó goed doorstaan als deze. Het is dan ook geen wonder, dat de straatbeplan ting, zoowel in Amsterdam als in andere ste den, hoofdzakelijk uit iepen bestaat. Sedert een 15-tal jaren treedt echter een ziekte op, die speciaal onder de iepen veel slachtoffers maakt. Deze ziekte, die veroorzaakt wordt door een zwam (Graphium Ulmi), woekert voornamelijk in de jonge houtcellen; na de vernieling van deze cellen kan het water niet meer in den boom opstijgen en de boom verdroogt. De spo ren van deze zwam worden door iepenspint- kevers van den eenen boom op den anderen overgebracht. Boomen, die door deze ziekte zijn aangetast, kunnen dus een besmettingshaard vormen voor andere iepen in de omgeving en het is derhalve van belang, de zieke boomen op te ruimen vóór de jonge kevers hun vernielend werk beginnen. Bij Kon. besluit van 25 October 1933, Staatsblad 547, werden eigenaars van iepenzieke boomen dan ook terecht verplicht, deze boomen te doen rooien en onschadelijk te maken. Vanwege de Directie van het Staatsbosch- beheer worden ieder jaar de zieke boomen opgespoord en gemerkt; door ambtenaren van de afd. Beplantingen wordt toegezien op een juiste naleving der bepalingen. Van de iepenboomen langs openbare wegen werden wegens ziekte gerooid: in 1921 40 stuks 1922 41 1923 68 1924 105 1925 127 1926 179 1927 142 1928 193 in 1929 252 stuks 1930 660 1931 694 1932 445 1933 974 1934 1044 1935 852 Hoofdzakelijk kwam de ziekte voor in de bui tenwijken der stad. Onder de boomen langs de grachten in de binnenstad vielen weinig slacht offers. Ongetwijfeld zou deze ziekte zich sneller verspreid hebben, indien geen wettelijke bepa lingen getroffen waren, daar particulieren slechts schoorvoetend er toe overgingen, hun zieke boomen op te ruimen. Zoowel de Plantenziektekundige Dienst te Wageningen als het Comité ter bestrijding van de iepenziekte maakten een studie van deze ziekte. Tot heden is het niet gelukt, middelen te vinden, om aangetaste boomen te genezen. Na veel onderzoekingen en proeven op een groot aantal soorten en variëteiten is wel een iepen soort gevonden, die niet vatbaar bleek voor de ziekte; deze soort wordt voorloopig aangeduid als „No. 24", thans genoemd naar Mej. Dr. Buis man. Op de Stadskweekerij wordt reeds een aan tal (pl.m. 700) van deze boomen opgekweekt. Elk jaar worden de boomen in meer of min dere mate door rupsen beschadigd. Het zijn De Fr arische generaal A. Niessel geeft in La Revue Universelle van 1 Augustus een overzicht over de militaire krachten van Rusland. Het Sovjet-bewind spreekt gaarne over de sterkte van het Russische leger. Er is in deze beweringen een gedeelte van waarheid, maar ook een gedeelte van overdrijving. Van 1933 tot 1937 zijn de militaire uitgaven verviervoudigd. De effectieve legersterkte is toegenomen van minder dan 600.000 tot meer dan 1.300.000 man, wat mogelijk maakte om het aantal der groote eenheden met meer dan een derde te vermeerderen. De sovjet-regeering heeft de bedoeling geuit om de infanterie op te voeren tot een oorlogswaarde van 2.500.000 man. Gedurende 1937 bestonden 22 legercorpsen en 7 cavaleriecorpsen. De infanterie omvatte 87 divisies; de cavalerie bestond uit 32 divisies. Volgens betrouwbare berichten zou het aantal der infanterie-divisies dit jaar op 97 worden ge bracht en dat der cavalerie-divisies op 33. Voor al echter werd de sterkte der gemechaniseerde en gemotoriseerde afdeelingen opgevoerd. Er zijn drie corpsen, 23 brigades en 13 autonome bataillons, welke gemotoriseerd werden, waar aan men moet toevoegen 70 bataillons van wa gens, die sommige divisies der infanterie en der cavalerie helpen vormen. Als de effectieve sterkte op volle kracht was, zou dit meer dan 8000 pantserwagens beteekenen, maar men is ver daarvan verwijderd; men moet dit getal met ongeveer de helft verminderen en bovendien bedenken, dat het vaak verouderde modellen zijn. De luchtstrijdkrachten namen in vier jaar tijds toe van 20 tot 50 brigades; 17 zware en 4 lichte bombardementsmachines, 6 jachtbriga- des, 2 transportbrigades, enz. Als de laatste op het aantal van 5 zijn gebracht, zullen zij 5000 man kunnen vervoeren. Het totaal aantal der machines zou bij volle sterkte 4500 bedragen, maar ln werkelijkheid mag men dit stellen op 3000 tot 3500. Bij dit eigenlijke leger moet men nog voeger de troepen der „Hoofddirectie voor de Veilig heid van den Staat" (de oude Gepeoe)die volko men werden gemilitariseerd. Zij zijn 1.800.000 man sterk; als pretorianen der Regeering moeten zij deze beveiligen en bewaken zij de grenzen, con centratie- en arbeidskampen. Wat verder de verdeeling al dier krachten over het grondge bied betreft, kan men zeggen, dat deze vooral aan de grenzen daarvan werden gelegerd. Overbrengen der troepen van het Westelijk naar het Oostelijk front of omgekeerd zou zeer groote moeilijkheden met zich meebrengen. Wat het kader betreft: hierin vindt men slechts weinig officieren van het ancien régime terug, maar des te grooter is het aantal daar van, dat uit arbeiderskringen voortkwam. De haastige opleiding gedurende de na-oorlogsja ren en de gebreken van het latere onderwijs bewerkten, dat de hoogere officieren nu nog meestal middelmatig zijn en een gebrek aan kennis en initiatief vertoonen. Ook gebeurt het, dat men leden der communistische partij vrij stelt van het toelatingsexamen, dat zij waar schijnlijk niet met succes zouden kunnen af leggen Van groot belang is verder het bestaan der politieke commissarissen, wier hiërarchie zich bij die van het leger aansluit. Zij vormen het werktuig der .Politieke Legerleiding", welke zich bezighoudt met de betrekkingen tusschen partij en leger en de propaganda in de pers en onder de militairen. Zij oefenen een streng toe zicht uit, waarvoor de legerofficieren vaak beven en terecht. Want de bevoegdheden der commissarissen gaan zeer ver, zooals de zuive ringsprocessen duidelijk leerden. Deze laatste hebben zelfs in de rangen van het kader een ernstig tekort aan krachten veroorzaakt, zoo als de volgende cijfers duidelijk mogen maken: Rangen Vóór de Zuivering Na de Zuivering 5 3 15 3 57 14 186 64 Maarschalken Legerbevelhebbers Legercorpsbevelhebbers Divisiecommandanten Voor de politieke commissarissen bedragen de getallen: Rangen Vóór de Zuivering Na de Zuivering Legercommissarissen 16 2 Legercorpscommissarissen 15 2 Divisiecommissarissen 28 7 De zuivering heeft dus de politieke com missarissen evenzeer getroffen als de hooge officieren. De lagere bevelhebbers werden eveneens bij massa's veroordeeld. Men hoeft er niet over uit te weiden, hoezeer aldus aan de waarde der legerleiding afbreuk werd gedaan. Bovendien heerscht tusschen officieren en commissarissen een belangrijke animositeit. Verschillende artikelen in de Krasnaïa Zviezda getuigen daarvan. Ofschoon de pers onder strenge censuur staat, worden daarin de nala tigheden der volks-commissarissen veroordeeld, waardoor de troepen niet voldoende worden verzorgd. Zoo worden maaltijden vaak te laat of in onvoldoende mate verstrekt, ontbreekt er veel aan linnengoed en bedbedekking, zijn er geen baden, treedt ongerechtvaardigde bevor dering op, worden legerplaatsen verwaarloosd en de kampen weinig verzorgd, is er in den winter te weinig verwarming, enz. Men spreekt ook over fouten, die door commissarissen wor den gemaakt en welke aan de troepen niet ont gaan kunnen: schietwedstrijden met bedrog, openlijke onbekwaamheid in militaire zaken, het misbruik van persoonlijke bevoordeeling, enzoovoorts Hun invloed, die bestaat ondanks onbe kwaamheid of oneerlijkheid, wordt door de troepen even moeilijk verdragen als door de officieren. De laatsten merken deze gesteltenis niet zonder voldoening op, want zij lijden zelf onder het bestaan Van zulk een hiërarchie, die van de hunne afwijkt. Aan den anderen kant gebeurt het soms, dat de commissarissen de soldaten tegen hun officieren opzetten door hun a; of niet gerechtvaardigdeklachten te steunen. De leden van de communistische cellen en de Komsomol voelen zich sterk door hun politieke positie en zijn daarom vaak lastig handelbaar. Zoo heeft het Roode leger zijn sterkte doen groeien, evenals het aantal van zijn groote een heden; zijn materiaal is vermeerderd en de in dustrie der Sovjet-Unie houdt ten volle reke ning met de militaire eischen. Maar vele moei lijkheden werden niet overwonnen: geweldige afstanden en zeer middelmatige toestand der transportmiddelen, die de mobilisatie zoo goed als concentratie van krachten en levensmid delenvoorziening bemoeilijken; onvoldoende be kwaamheid van het personeel der fabrieken waardoor de kwaliteit van het materiaal in vredestijd en van de proviandeering in oorlogs tijd verminderd wordt.. Het gemobiliseerde leger zal, omdat het min der communistische kernen dan het vredes leger bevat, niet dezelfde politieke veiligheid bieden. De tucht lijdt ernstig onder den naijver tusschen de militaire hiërarchie en die der po litieke commissarissen en directeurs. De oplei ding van een belangrijk deel van het kader waarborgt niet een succesvol optreden in het veld. Waar dus het Roode leger, dat als strijd middel voor een wereldrevolutie door middel der dictatuur van het proletariaat werd gevormd, een ernstige bedreiging voor Europa vormt, zijn er anderzijds verschillende factoren, die de be- teekenis daarvan verzwakken. Boomen, die door de gevreesde iepenziekte zijn aangetast ook al weer de iepen, die het meest van deze plaag te lijden hebben. In sommige jaren waren de boomen op verschillende plaatsen in de stad gedurende de maand Juni geheel kaal ge vreten door deze insecten. Hoewel de boomen door het maken van nieuwe bladeren zich weer herstellen, leidt het wegvreten der organen, waarin de boomen hun voedsel verwerken, tóch tot verzwakking. Vooral aan de oudere boomen is dit merkbaar. Bovendien is het zeer onoog lijk, als de boomen midden in den zomer eenige weken geheel bladerloos zijn. Zou dit elk jaar voorkomen, dan zouden de boomen daaraan zeer zeker ten gronde kunnen gaan. De ervaring heeft echter doen zien, dat gewoonlijk na een jaar, waarin de rupsenplaag hevig was, een plotselinge teruggang viel te constateeren. Sluipwespen en ziekten hielden dan een gron dige opruiming en de natuur herstelde op deze wijze het evenwicht. Er blijven echter altijd nog wel eenige rupsen over; deze vermenigvul digen zich *de eerstvolgende jaren weer sterk, komen eindelijk weer aan het hoogtepunt en worden dan opnieuw teruggedrongen. Deze hoogtepunten komen ongeveer elke 9 a 10 jaren voor. Tot de meest vraatzuchtige rupsensoorten behooren de ringelrups, de rups van den bas- taardsatijnvlinder en de rups van den dons vlinder. De bestrijding der rupsen door middel van het bestuiven der boomen met een poeder of door besproeien met een vloeistof, werd tot het voorjaar van 1937 nog alleen toegepast in boom gaarden of op die plaatsen, waar gezorgd kon worden, dat het te gebruiken poeder of vloeistof niet direct in aanraking kon komen met mensch of dier, omdat enkele van de tot dien tijd gebruikte middelen maaggiften bevatten, zoodat aan het gebruik hiervan in een stad niet kon worden gedacht. Wel werd toegepast een bestrijding door het afspuiten der boomen met krachtige waterstra len uit de brandkranen, waardoor een groot aantal rupsen uit de boomen in de grachten werd gespoten of door middel van het water in de riolen kon worden afgevoerd. Deze wijze van bestrijding geeft evenwel aan leiding tot vele moeilijkheden, terwijl niet alle rupsen kunnen worden bereikt. Op vele plaat sen in de stad, waar boomen aanwezig zijn, staan auto's geparkeerd of bevinden zich los- wallen, waar goederen zijn opgeslagen: Eige naars van beide moeten worden gewaarschuwd, hetgeen tot vele moeilijkheden en tijdverlies aanleiding geeft, zoodat met deze methode slechts een gering aantal boomen kon worden behandeld. Om aan de vele moeilijkheden bij de bestrij ding der rupsen in de stad tegemoet te komen, werd bij besluit van B. en W. dd. 22 Mei 1936, No. 10/22 P.W. 1936, een commissie ingesteld, die dit vraagstuk in studie heeft genomen. Naast andere deskundige leden zijn in deze commissie opgenomen vertegenwoordigers van den Plantenziektekundigen Dienst te Wagenin gen en van de afd. Handelsmuseum van 't Ko loniaal Instituut te Amsterdam, beide licha men, die zich o.m. bezig houden met de bestrij ding van voor de land- en tuinbouw schadelijke insecten. Onder bovenstaand hoofd met de toevoeging: „het stiefkind der regeering", schrijft D. C. M. Bauduin in het Haagsch Maandblad over de verwaarloozing van het vreemdelingenverkeer in Nederland een uitvoerig artikel, dat hij aldus be sluit: Hoe verheugend het ook is, dat de tegen woordige minister van Economische Zaken, blijkens zijn recente uitlatingen bij de ope ning van het nieuwe gebouw der A.N.V.V. te 'sHage, evenals zijn ambtsvoorganger het belang van een bloeiend vreemdelingenver keer voor ons land inziet, van den anderen kant stemt het tot teleurstelling, dat deze bewindsman van oordeel schijnt te zijn, dat met de tegenwoordige organisatie en met de tegenwoordige middelen en met den tegen- woordigen opzet toch nog iets van beteeke- nis te bereiken ware, alsof niet de geschie denis der laatste vijf-en-twintig jaren af doende het tegendeel had geleerd. Want, wij herhalen het, in wezen is er niets ver anderd. Organisatie, opzet, leiding, zijn dezelfde gebleven, en eenige tienduizen den guldens meer subsidie van den staat en bijeengebedeld van belanghebbende parti culieren kunnen daaraan niets verande ren, al zullen daardoor misschien eenige incidenteele maatregelen op iets minder be krompen wijze kunnen worden uitgevoerd. Evenmin hebben beteekenis de hooggestem de redevoeringen op het zoo juist gehou den congres en de daar gevoerde debatten over organisatie van plaatselijke vereeni- gingen in streek- dan wel in provinciaal verband. Met de organisatie van ons vreemdelin genverkeer zijn wij al tientallen jaren te laat, doch omdat de gevolgen niet onmid dellijk waarneembaar zijn voor iedereen, omdat de schade, die ons wordt toege bracht, niet bestaat uit het wegnemen van geld uit onzen zak, doch alleen uit het verhinderen dat het erin komt, daarom valt ook niet te voorspellen hoe lang wij nog op de beproefde wijze zullen voort modderen en rijst alleen de verzuchting: quo usque tandem Hoe lang nog? 'oeda manieren, die niet uit in nerlijke beschaving voortkomen, zijn aangeleerde kunstjes, gelijk gedresseerde dieren plegen te ver toonen. Aan het spoorwegtraject Ulm— Kempten— Lindau, dus aan den weg naar het Allgaugebied en het Bodenmeer, ligt Memmingen, de hoofd plaats van het Beiersche Middel-Zwaben. In het voorjaar en den nazomer staat deze plaats in het teeken van haar beide groote historische volksfeesten, het „Kinderfeest" en den „Vis- schersdag". Donderdags na Pinksteren wordt het overal druk in de stad, niemand wil of mag ontbreken; een bonte schilderachtige menigte golft door de ouderwetsche straatjes en stegen. Het „Kinderfeest" brengt alle kinderen op de been. Met bloemen in het haar of in histori sche Zwabische kleederdrachten uit den prui ken- of den Biedermeiertijd worden oude spe len en dansen uitgevoerd. Elk jaar in Augustus, op den Woensdag vóór Bartholomeus (24 Augustus), vindt de heinde en ver bekende „Visschersdag" plaats, die'alle Memminger burgers vereenigt. In de kleedij van het oude gilde van top tot teen „zünftig" gekleed marcheert het gilde der visschers op. Precies acht uur 's morgens springen zij allen bij den laatsten slag van de torenklok met hun netten in volle kleeding in de stads- beek om forellen te vangen. Wie de zwaarste forel heeft weten te bemachtigen, wordt met een keten getooid en tot visscherskoning uitgeroe pen. Hij moet dan des avonds voor de verza melde burgerij den „koninklijken" feestdronk uitbrengen. Het hoogtepunt der feestelijkheden vormt echter de groote traditioneele visschersoptocht, die alle vijf jaren, het laatst in 1935, door het stadje trekt. Dan wordt alles, wat de plaats maar aan historische kleedingstukken bergt, voor den dag gehaald en aangetrokken. De oude gilden der wevers en der kramers, die eens in Memmingen een groote rol speelden, mar- cheeren in gesloten gelederen en geheel pas send in de middeleeuwsche entourage, door de feestelijk-getooide stad. In den herfst, in de week voor het algemeene kerkfeest, heerscht van Dinsdag tot en met Vrijdag echte jaarmarktdrukte in MemmiDgen. Het gaat er vroolijk toe, want geen echte Mem minger zou gaarne de jaarmarkt verzuimen. Alle boeren uit de omgeving komen in hun Zwabische kleederdrachten de poorten binnen gereden een kleurrijk geheel vormen de kra men en kijkspelen. Vroolijkheid en handels geest, genoegen en geldverdienen! Getrouw aan de tradities en bezield door liefde voor zijn ge boortegrond, viert de Memminger zijn feesten; nooit zal hij ze overslaan en in den vreemde zelfs vergeet hij ze niet. Reizen naar „huis" worden, indien eenigszins mogelijk, ondernomen tegen de data dezer feesten. De „Memminger Mau" (maan) het sym bool zijner vaderstad begeleidt hem overal. De volgende anecdote dankt haar ontstaan aan den Memminger volkshumor: Een Memminger raadsheer zocht in het middernachtelijk uur in niet meer geheel nuchteren toestand den weg naar huis, toen hij plotseling in een waterput de weerspiegeling van de maan zag. In zijn eenigszins verwarde fantasie meende hij, dat de maan in den put gevallen was; daarom alar meerde hij snel de geheele stad, om de maan op te visschen. Hierdoor heeft de overigens zeer solide, goedmoedige Memminger burger den bijnaam van „Memminger Mau" gekregen, en de goede maan vindt haar getrouwe afbeelding in en op allerlei nuttige zaken, vooral lekker nijen als chocolade, marsepein en koek. Memmingen is met zijn ongeveer 16.000 in woners de grootste en belangrijkste stad van het voorland van het Allgau, omgeven door dichte, uitgestrekte loof- en naaldwouden. De wisselvalligheden der Duitsche geschiedenis heeft de voormalige vrije rijksstad in alle pha- sen aan den lijve ondervonden. Memmingen kan trotsch op eenige duizenden jaren terugzien! Reeds spoedig na den Romeinschen tijd ont stond de nederzetting Memmingen, gesticht door het Alemannische stamhoofd Mammo. In het jaar 1128 treft men den naam Memmingen voor het eerst in een oorkonde aan. Reeds vroeg moet er een ontwikkelde beschaving heb ben bestaan, want de stad bezat in het jaar 1482 al een eigen boekdrukkerij. Zij behoorde tot verschillende dynastieën, alvorens ze vrije rijksstad werd, om ten slotte aan Beieren te komen. In den Dertig jarigen oorlog had Mem mingen als sterkste stad van Opper-Zwaben veel te lijden en in den Hervormingstijd en ook later speelde zij een belangrijke rol. In het Fuggerhuis aldaar ontving Wallenstein zijn af- dankingsbrief, en in den toren van datzelfde gebouw zat een Seni en las er het noodlot uit de sterren. Het oude Gothische cachet openbaart zich ih eerwaardige gevels en huizenrijen; genoemd mogen b.v. worden in dit verband de schilder achtige gildehuizen der wevers en kramers, de z.g. Hermannsbau, het Fuggerhaus, het ..Hu18 met de zeven daken" op den Gerberplatz, de „Schranne" (voormalige korenbeurs), de Hek- sentoren (in welken in de middeleeuwen de heksen geworpen werden). Bochtig en vol onverwachte hoeken zijn de straten en straatjes, en droomerig kronkelt de smalle stadsbeek door het stadje en levert de drijfkracht voor talrijke molens. Eén der fraaiste Duitsche renaissance-bouwwerken is het Mem' minger raadhuis, en het z.g. „Steuerhaus", da met zijn arcaden een zuidelijk-Italiaansch ka rakter draagt. Vanouds bloeien in Memmingen handel en industrie. Gunstig gelegen aan het snijpunt de^ groote handelswegen FrankfurtUlmVene tië en AugsburgMilaan, werd het stadJ steeds door groote hoeveelheden goederen doorstroomd. De „Salzstadel" en de reeds ëe' noemde „Schranne" kunnen van drukken, zout en korenhandel vertellen. Thans staan boter en kaasfabricage en bierbrouwerij op den voor grond; rijke hopvelden maken het mogeUJ8' over geheel Zwaben het overal bekende b:e het „Memminger Gold" (goud) te leverei Memmingen kan er zich op beroemen, de boorteplaats van menig groot man te zijn; in dit verband noemen wij Strigel (de oude schd dersfamilie), Burkhard Zink (geschiedschrir ver), Max Unold (schilder), Max Mulzer (vlie' ger) en Joh. Georg Scholhorn (geleerde). Voor de cultureele beteekenis van de pi®8 moet ook het volgende vermeld worden. De 11 hoofdzaak een Gotisch cachet dragende sta werd eenmaal omgeven door een ring van kl°° ters, b.v. Buxheim (domkapittel en Karthuiz® klooster), Tannheim, Ochsenhausen, Rogg® burg, Steinbach en Ottobeuren (Benedictijn® abdij). Zij werden door de kunstlievende ker vorsten van de 17e en 18e eeuw gebouwd kunnen juweelen van hooge kerkelijke b°l' kunst genoemd worden. Als schoonste en 1 drukwekkendste bouwwerk dient vermeld worden de kathedraal van Ottobeuren, wm ongeveer een half uur van Memmingen ven derd ligt. Met recht geldt zij als één der maaktste werken van Barok en Rococo. p den onvermoeiden daadwerkelijken steun e den Beierschen staat is het te danken, dato monumenten tot op den huidigen dag bewa» gebleven zijn. ejj De kloosterkerk van Ottobeuren bevat enormen rijkdom aan kerkelijke sieraden aan schilderijen van oude meesters, w.o. t Italiaansche kunstenaars. De stichting van Benedictijnerklooster Ottobeuren wordt toe» schreven aan een edelman uit de omgeving ,e Karei den Grooten. Als met Paschen winds^ avonden den zuiverklinkenden toon eener sannaklok tot binnen de muren van Mem"1 gen dragen, dan is dat de klok van Ottobeu Een oud zwabisch spreekwoord zegt: ,et it luck", hetgeen beteekent: „vermindert in kracht"; deze vermaning wordt in Me011,gj. gen in den volsten zin des woords opg®v

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10