IEPEN, DIE WEGKWIJNEN
Waardoor
geschaad
boomen
worden
Het Sovjet-leger
Memmïngen
Invloed der zuiverings-processen
Ons vreemdelingen
verkeer
Het orgaan „De 8 en Opbouw" heeft een
nummer gewijd aan de boomen van Am
sterdam. Men vindt daarin een verhan
deling over de boomen, die is samengesteld
door den heer J. R. Koning, tuinarchitect, hoofd
van de afdeeling Beplantingen der gemeente
Amsterdam, waarbij vele illustraties zijn afge
drukt.
Wi) veroorloven ons een gedeelte van deze
Interessante beschouwing, die veel bevat wat de
gewone burger niet weet, hier over te nemen.
In vroeger jaren werden voor het beplanten
van straten en grachten hoofdzakelijk iepen-
boomen gebruikt en op enkele plaatsen ook
platanen, linden of kastanjes. Hoewel deze
boomsoorten het beste bestand zijn tegen de
kwellingen, die ze in een stad te verduren heb
ben, kunnen ze toch op vele plaatsen niet ge
bruikt worden, omdat ze op lateren leeftijd te
omvangrijk worden en de breed uitgegroeide
kruinen het licht onderscheppen voor de nabij
gelegen woningen. Alleen langs de grachten en
zeer breede straten zijn ze te bezigen.
Niet altijd werd rekening gehouden met den
wasdom van deze boomen en zoo zien we thans,
dat de boomen aan den Willemsparkweg, de v.
Eleghenstraat. den Hoogeweg, den Nieuweweg,
den Linnaeusparkweg en nog enkele andere
straten een groote overlast zijn voor de be
woners. Tijdens het planten van deze boomen
behoorden deze buurten tot de randgemeenten
Nieuwer-Amstel en Watergraafsmeer. Amster
dam had daarover geenerlei zeggenschap, doch
zit thans met 'n beplanting, die voor deze stra
ten niet deugt. Slechts door veelvuldig snoeien
kunnen deze boomen nog wat in toom gehou
den worden.
Amsterdam legde in de latere jaren vele
straten breed aan en paste daarbij het profiel
met ventwegen toe. De boomen kwamen in dit
profiel te staan op de scheiding tusschen rijweg
en ventweg; ze stonden dan tamelijk ver uit de
gevels en konden niet zoo spoedig hinderlijk
worden. Het toenemende verkeer maakte het
echter menigmaal noodzakelijk, den rijweg te
verbreeden; het profiel werd dan gewijzigd, de
ventwegen vervielen en werden gedeeltelijk aan
den rijweg en de trottoirs toegevoegd.
Daar meestal op het behoud der boomen werd
prijs gesteld, werden ze verplant; ze kwamen
daarbij dichter bij de gevels te staan, waardoor
ze op den duur denzelfden hinder zullen ver
oorzaken als de boomen in het Willemspark-
kwartier. Tot de straten, die deze profielwijzi-
ging ondergingen, behoorden: Plantage Mid
denlaan, Ceintuurbaan, Overtoom, Van Baer-
lestraat, De Clercqstraat, Sarphatistraat en
nog enkele andere straten. Om den hinder
eenigszins tegen te gaan, werden de onderlinge
afstanden der boomen grooter genomen en ge
bracht van 14 op 16 meter. Er kwamen zoo
doende wel minder boomen in zulk een straat
te staan, doch het straatbeeld leed hieronder
vrijwel niet.
Het verplanten van zulke boomen ging met
groote kosten gepaard en moest met de uiter
ste zorg geschieden.
Het straatprofiel met de ventwegen treft men
thans nog ongewijzigd aan in de Lomanstraat,
Joh. Verhulststraat, Frans van Mierisstraat,
Oranje Nassaulaan, enz.
Niet altijd was het mogelijk, bij het wijzigen
d^S profielen de bestaande boomen te sparen.
Ze werden dan opgeruimd en door andere ver
vangen. Tegelijk werden dan boomsoorten ge
kozen, die minder snel groeien, met bol- of
kegelvormige kroon. Geschikt bleken hiervoor
te zijn enkele variëteiten van iep (Ulmus),
eschdoom (Acer), meidoom (Crataegus), acacia
(Robinia), lijsterbes (Sorbus), haagbeuk (Car-
pinus), Japansche kers (Primus) en Turksche
hazelaar (Corylus). Door den compacteren
groei der kroon veroorzaken deze minder last
aan de bewoners. De meeste van deze soorten
zijn ook geschikt voor het beplanten van min
der breede straten.
Daar men ook in andere steden met deze
soorten begon aan te planten en de voorraad
bij de kweekers betrekkelijk gering was, stegen
de prijzen daarvan in korten tijd tot een aan
zienlijke hoogte. Het was te voorzien, dat de
behoefte aan deze soorten nog wel eenige jaren
zou aanhouden, waarom op een terrein, be-
hoorepde tot 't Boschplan, een kweekerij werd
ingericht, speciaal voor straatboomen. Jonge
exemplaren werden gekocht en op de kweekerij
verder behandeld, tot ze groot genoeg zouden
zijn, om in de stad te worden geplant. Op deze
kweekerij, die nu 5 jaar in exploitatie is, staan
thans ongeveer 20.000 boomen in velerlei groot
ten.
In de nieuwe stadsgedeelten wordt door an
dere straatindeeling getracht zooveel mogelijk
bezwaren der beplantingen te elimineeren.
De nieuwe indeelingen berusten op de over
weging, dat de boomen op behoorlijken afstand
van de gevels der woningen moeten worden ge
plaatst. Als regel wordt daarvoor ten minste
6.5 M. aangehouden. Waar deze maat in ver
band met de te verkrijgen trottoirbreedte niet
beschikbaar is, worden klein blijvende boom
soorten, zooals meidoorns, geplant.
Ook wordt naar de noodige afwisseling ge
streefd.
In breede verkeersstraten worden 2 of meer
rijen boomen geplant. In woonstraten wordt
langs een der gevelwanden een breed trottoir
aangelegd met één of twee boomenrijen, terwijl
dan het tegenoverliggende smalle trottoir on-
beplant blijft. Ook worden veelvuldig op het
breede trottoir ter afwisseling gazonstrooken
aangelegd, terwijl dan aan de uiteinden van
deze trottoirs enkele boomen of wel boomgroe
pen worden geplant.
Op deze en soortgelijke wijzen worden straten
van verschillend karakter verkregen met een
beplanting, die ook als zij volgroeid is, zoo min
mogelijk overlast voor de bewoners veroorzaakt.
Voorbeelden van deze moderne straten zijn te
vinden in de nieuwe wijken (Landlust en Ri
vierenbuurt).
Vroeger. d.w.z. 30 jaar geleden, werden hooge
eischen gesteld bij het planten van straatboo
men. Er werd een kuil gegraven, groot 2x2 M..
met 'n diepte van 0.75 M. Hierin werd tuingrond
gestort en daarna werd de boom geplant. De
boomen langs de grachten werden tegen be
schadiging beschermd door stevige houten sta
ketsels; de boomen in de straten door ijzeren
kokers, welke vastgeschroefd werden op giet
ijzeren roosters met een diameter van ongeveer
1.25 M. Deze roosters dienden om water en
lucht gelegenheid te geven tot de wortels toe
te treden. Het planten van een boom kwam toen
op een bedrag van ongeveer 60 en was dus
vrij kostbaar. Een groot deel van de werkzaam
heden, die aan het planten van boomen ver
bonden waren, werd jaarlijks aanbesteed.
Geleidelijk werden deze hooge eischen ver
minderd. Tegenwoordig worden plantga-
.en gegraven van 1.50 x 1.50 M. en diep
0.60 M. Er is dus minder grond noodig en de
bestratingskosten zijn lager. De dure bescher
mers met roosters werden vervangen door ijzer
gaas, terwijl al het werk in eigen beheer wordt
uitgevoerd. De gemiddelde kosten voor het
planten van een boom werden hierdoor terug
gebracht tot 20.—. Het is gebleken, dat de
boomen van deze bezuiniging geennadeelige
gevolgen ondervonden hebben.
Toch zijn de omstandigheden in de latere
Jaren voor de boomen veel ongunstiger gewor
den. Het menschelijk vernuft heeft den stads
bewoners gas, electriciteit, water, telefoon,
rioleering en andere nuttige zaken verschaft.
Voor het menschdom zijn dit zegeningen, doch
voor de boomen zijn zij minder heilzaam. Er is
dan ook een groot verschil te bespeuren tus
schen de boomen, die zich b.v. in de parken on
belemmerd kunnen ontwikkelen en de boomen,
die in straten of langs grachten staan. De boo
men langs de grachten hebben daarvan nog het
minst te duchten, omdat de meeste leidingen
nabij de gevels der huizen liggen en de boomen
gewoonlijk aan den waterkant staan; deze beide
hinderen elkaar dus weinig.
Geheel ongehinderd staan de boomen echter
niet. Ze hebben n.l. veel te lijden van schippers,
die ze als meerpalen gebruiken; touwen of ket
tingen knellen diepe kringen in den bast en
verstoren den sappenstroom.
Ook bij het laden en lossen van schepen
loopen de boomen menige beschadiging op.
Talloos zijn de kleine en groote ontvellingen
die veroorzaakt worden door het parkeeren van
auto's en karren.
Tamelijk gunstig staan de boomen, die op
verhoogde middengazons geplant werden.
In dit geval staan de boomen vrij ver van
de gevels en veroorzaken dus weinig hinder aan
de bewoners. Kabels en leidingen komen weinig
in de middengazons voor en de boomwortels
kunnen zich althans naar één zijde vrij ont
wikkelen.
Het allerongunstigst zijn de boomen er aan
toe, die in de trottoirs langs de gevels worden
geplant.
Wanneer men een blik slaat in een openge
graven voetpad, dan ontwaart men gewoonlijk
een menigte buizen en kabels. Elk huis heelt
aansluiting op gas- en waterleiding, op de rio
leering, het electriciteitsnet en vele ook nog op
het telefoonnet. Boven den grond en meestal
op de lijn, waar boomen geplant zullen worden,
treft men lantaarns, trammasten, brandkranen,
papierbakken, urinoirs en diverse schakelkas
ten aan. Men vraagt zich dan vaak af, waar
daartusschen nog een ruimte voor het planten
van boomen is te vinden.
Met wat schipperen gelukt dit meestal nog
wel, doch zoodra de boomen beginnen te
groeien, vangt de strijd aan. De boomen sprei
den hun wortels steeds verder in het rond, om
het noodige voedsel machtig te worden. Kabels
en buizen komen daarbij soms in het gedrang,
waardoor lekkages en verstoppingen kunnen
ontstaan. Nemen de kruinen der boomen in om
vang toe, dan onderscheppen ze het daglicht
voor de woningen en verduisteren het licht der
straatlantaarns. Ook kunnen ze hinderlijk wor
den voor de beugels der trams en voor de bo-
vengrondsche leidingen.
De grootste vijand der boomen is ongetwij
feld het gas. Ontstaat hier of daar een lek m
de leiding, dan worden de boomen in korten
tijd door het uitstroomende gas vergiftigd en
gaan zij onherroepelijk dood. Vergiftiging van
een boom door gas is het eerst merkbaar onder
aan den stam; de schors wordt bruin en schil
fert af. Hoewel aan takken en bladen uiterlijk
nog niets is te bespeuren, is het lot van den
boom reeds bezegeld. Vele boomen gaan daaraan
ten gronde.
Zoo stierven door den invloed van gas:
in 1926 29 stuks
1927 33
1928 47
1929 35
1930 66
in 1931 36 stuks
1932 34
1933 45
1934 28
1935 52
Lekkages aan waterleidingbuizen of verstop
pingen van de rioleering doen op zichzelf den
boomen weinig kwaad, doch bij het herstellen
werden vaak vele wortels blootgelegd of afge
hakt. Hiervan ondervinden de Doornen natuur
lijk wel schade, vooral wanneer dit afhakken
in den zomer geschiedt.
Kabels veroorzaken geen hinder, wanneer ze
eenmaal in den grond liggen; worden ze door
de boomwortels op zij gedrongen, dan buigen
ze veelal mee en storingen zullen er niet zoo
gemakkelijk door ontstaan. Bij het leggen van
nieuwe kabels of het maken van aansluitingen
worden echter ook vele wortels beschadigd. Niet
aanstonds ziet men aan de boomen de kwade
gevolgen hiervan, doch vele boomen gaan na
zoo'n amputatie langzaam kwijnen.
Gesloten wegdekken, zooals asfalt en beton,
zijn voor den groei van straatboomen wel het
grootste beletsel. Gewoonlijk wordt wel eenige
ruimte rondom de boomen uitgespaard, maar
deze ruimte is te klein om voldoende ïueht en
water voor de boomen door te laten.
Worden boomen geplant in straten, waar
reeds een gesloten wegdek bestaat, dan passen
zij zich nog eenigszins bij den toestand aan. De
boomen stellen zich eenige jaren tevreden met
het voedsel, dat binnen hun bereik is, doch
zoodra dit voedsel uitgeput raakt, treedt een
langzame verkwijning in.
De boomwortels kunnen onder het wegdek
niet goed doordringen, terwijl de zonnestralen,
die teruggekaatst worden van het heete asfalt,
de bladeren vroegtijdig doen verschrompelen
en groote brandplekken kunnen veroorzaken op
de stammen.
Boomen, welke reeds lang geplant waren,
toen een gesloten wegdek werd aangebracht,
Hoe de brandweer van Amsterdam het vorig
aanbond
jaar den strijd tegen de rwpsen
ondervinden daarvan de nadeelige gevolgen in
veel sterkere mate. De boomen hebben dan
reeds een wortelgestel, dat zich ver onder het
plaveisel uitstrekt. Tusschen de voegen van
klinkers of keien kunnen lucht en water nog
wel doordringen en bereikbaar worden voor de
boomen. Wordt deze bestrating vervangen door
asfalt of beton, dan wordt dit onmogelijk.
Na eenige jaren sterven de wortels af en de
boomen kunnen geen weerstand meer bieden
aan krachtigen wind. Dit was o.a. ook het ge
val bij eenige boomen op het Frederiksplein,
die tijdens een storm in het najaar van 1935
omvielen. Uiterlijk schenen deze boomen nog
geheel gaaf te zijn, doch in den grond waren
alle deelen vergaan.
Meermalen komt het voor, dat boomen ster
ven door gemorste of weggeloopen vloeistoffen,
zooals olie, ammoniakwater, pekel, enz. De ver
oorzakers van dit kwaad worden zoo mogelijk
opgespoord en gewaarschuwd. Meermalen ble
ken ze onbekend te zijn met de gevolgen van
hun nonchalance.
Schade aan boomen kan ook veroorzaakt
worden door het omhoog halen van verzakte
bestratingen. Jonge boomen worden daarom
tegelijk met de bestrating omhoog gehaald. Bij
oudere boomen is dit niet goed mogelijk en
als gevolg van den verhoogden stand van het
grondwater gaan ze langzaam kwijnen. Hebben
ze geen hinder van grondwater, dan maken
ze een nieuwen wortelkrans boven den ouden.
Hier en daar komen wel boomen voor met drie
wortelkransen.
Bij het snoeien van boomen en wel voorna
melijk bij het afhakken van dikke takken, ont
staan wonden. Bij gezonde boomen genezen
zulke wonden spoedig, doch bij kwijnende
boomen gaat dit zeer langzaam. Dikwijls ont
staan rottingen, welke op haar beurt weer een
vruchtbaren bodem vormen voor verschillende
zwammen. Te zamen zetten ze het vernielings
proces voort en de boomen worden hol. Ook
wonden, welke het gevolg zijn van aanrijdingen
of die veroorzaakt worden door het losscheuren
van de schors door de baldadige jeugd of door
paarden, kunnen op deze wijze het bestaan der
boomen bedreigen.
Van alle boomsoorten is de iep altijd de
meest geschikte voor een stad geweest. Geen
enkele andere soort kan de vele kwellingen,
waaraan de boomen in een groote stad zijn
blootgesteld, zóó goed doorstaan als deze. Het
is dan ook geen wonder, dat de straatbeplan
ting, zoowel in Amsterdam als in andere ste
den, hoofdzakelijk uit iepen bestaat.
Sedert een 15-tal jaren treedt echter een
ziekte op, die speciaal onder de iepen veel
slachtoffers maakt.
Deze ziekte, die veroorzaakt wordt door een
zwam (Graphium Ulmi), woekert voornamelijk
in de jonge houtcellen; na de vernieling van
deze cellen kan het water niet meer in den
boom opstijgen en de boom verdroogt. De spo
ren van deze zwam worden door iepenspint-
kevers van den eenen boom op den anderen
overgebracht. Boomen, die door deze ziekte zijn
aangetast, kunnen dus een besmettingshaard
vormen voor andere iepen in de omgeving en
het is derhalve van belang, de zieke boomen op
te ruimen vóór de jonge kevers hun vernielend
werk beginnen. Bij Kon. besluit van 25 October
1933, Staatsblad 547, werden eigenaars van
iepenzieke boomen dan ook terecht verplicht,
deze boomen te doen rooien en onschadelijk te
maken.
Vanwege de Directie van het Staatsbosch-
beheer worden ieder jaar de zieke boomen
opgespoord en gemerkt; door ambtenaren
van de afd. Beplantingen wordt toegezien op een
juiste naleving der bepalingen.
Van de iepenboomen langs openbare wegen
werden wegens ziekte gerooid:
in 1921 40 stuks
1922 41
1923 68
1924 105
1925 127
1926 179
1927 142
1928 193
in 1929 252 stuks
1930 660
1931 694
1932 445
1933 974
1934 1044
1935 852
Hoofdzakelijk kwam de ziekte voor in de bui
tenwijken der stad. Onder de boomen langs de
grachten in de binnenstad vielen weinig slacht
offers. Ongetwijfeld zou deze ziekte zich sneller
verspreid hebben, indien geen wettelijke bepa
lingen getroffen waren, daar particulieren
slechts schoorvoetend er toe overgingen, hun
zieke boomen op te ruimen.
Zoowel de Plantenziektekundige Dienst te
Wageningen als het Comité ter bestrijding van
de iepenziekte maakten een studie van deze
ziekte. Tot heden is het niet gelukt, middelen
te vinden, om aangetaste boomen te genezen.
Na veel onderzoekingen en proeven op een groot
aantal soorten en variëteiten is wel een iepen
soort gevonden, die niet vatbaar bleek voor de
ziekte; deze soort wordt voorloopig aangeduid
als „No. 24", thans genoemd naar Mej. Dr. Buis
man.
Op de Stadskweekerij wordt reeds een aan
tal (pl.m. 700) van deze boomen opgekweekt.
Elk jaar worden de boomen in meer of min
dere mate door rupsen beschadigd. Het zijn
De Fr arische generaal A. Niessel geeft in
La Revue Universelle van 1 Augustus een
overzicht over de militaire krachten van
Rusland. Het Sovjet-bewind spreekt gaarne
over de sterkte van het Russische leger. Er is
in deze beweringen een gedeelte van waarheid,
maar ook een gedeelte van overdrijving.
Van 1933 tot 1937 zijn de militaire uitgaven
verviervoudigd. De effectieve legersterkte is
toegenomen van minder dan 600.000 tot meer
dan 1.300.000 man, wat mogelijk maakte om
het aantal der groote eenheden met meer dan
een derde te vermeerderen. De sovjet-regeering
heeft de bedoeling geuit om de infanterie op
te voeren tot een oorlogswaarde van 2.500.000
man.
Gedurende 1937 bestonden 22 legercorpsen
en 7 cavaleriecorpsen. De infanterie omvatte
87 divisies; de cavalerie bestond uit 32 divisies.
Volgens betrouwbare berichten zou het aantal
der infanterie-divisies dit jaar op 97 worden ge
bracht en dat der cavalerie-divisies op 33. Voor
al echter werd de sterkte der gemechaniseerde
en gemotoriseerde afdeelingen opgevoerd. Er
zijn drie corpsen, 23 brigades en 13 autonome
bataillons, welke gemotoriseerd werden, waar
aan men moet toevoegen 70 bataillons van wa
gens, die sommige divisies der infanterie en der
cavalerie helpen vormen. Als de effectieve sterkte
op volle kracht was, zou dit meer dan 8000
pantserwagens beteekenen, maar men is ver
daarvan verwijderd; men moet dit getal met
ongeveer de helft verminderen en bovendien
bedenken, dat het vaak verouderde modellen
zijn.
De luchtstrijdkrachten namen in vier jaar
tijds toe van 20 tot 50 brigades; 17 zware en 4
lichte bombardementsmachines, 6 jachtbriga-
des, 2 transportbrigades, enz. Als de laatste op
het aantal van 5 zijn gebracht, zullen zij 5000
man kunnen vervoeren. Het totaal aantal der
machines zou bij volle sterkte 4500 bedragen,
maar ln werkelijkheid mag men dit stellen op
3000 tot 3500.
Bij dit eigenlijke leger moet men nog voeger
de troepen der „Hoofddirectie voor de Veilig
heid van den Staat" (de oude Gepeoe)die volko
men werden gemilitariseerd. Zij zijn 1.800.000 man
sterk; als pretorianen der Regeering moeten zij
deze beveiligen en bewaken zij de grenzen, con
centratie- en arbeidskampen. Wat verder de
verdeeling al dier krachten over het grondge
bied betreft, kan men zeggen, dat deze vooral
aan de grenzen daarvan werden gelegerd.
Overbrengen der troepen van het Westelijk naar
het Oostelijk front of omgekeerd zou zeer groote
moeilijkheden met zich meebrengen.
Wat het kader betreft: hierin vindt men
slechts weinig officieren van het ancien régime
terug, maar des te grooter is het aantal daar
van, dat uit arbeiderskringen voortkwam. De
haastige opleiding gedurende de na-oorlogsja
ren en de gebreken van het latere onderwijs
bewerkten, dat de hoogere officieren nu nog
meestal middelmatig zijn en een gebrek aan
kennis en initiatief vertoonen. Ook gebeurt het,
dat men leden der communistische partij vrij
stelt van het toelatingsexamen, dat zij waar
schijnlijk niet met succes zouden kunnen af
leggen
Van groot belang is verder het bestaan der
politieke commissarissen, wier hiërarchie zich
bij die van het leger aansluit. Zij vormen het
werktuig der .Politieke Legerleiding", welke
zich bezighoudt met de betrekkingen tusschen
partij en leger en de propaganda in de pers en
onder de militairen. Zij oefenen een streng toe
zicht uit, waarvoor de legerofficieren vaak
beven en terecht. Want de bevoegdheden der
commissarissen gaan zeer ver, zooals de zuive
ringsprocessen duidelijk leerden. Deze laatste
hebben zelfs in de rangen van het kader een
ernstig tekort aan krachten veroorzaakt, zoo
als de volgende cijfers duidelijk mogen maken:
Rangen Vóór de Zuivering Na de Zuivering
5 3
15 3
57 14
186 64
Maarschalken
Legerbevelhebbers
Legercorpsbevelhebbers
Divisiecommandanten
Voor de politieke commissarissen bedragen
de getallen:
Rangen Vóór de Zuivering Na de Zuivering
Legercommissarissen 16 2
Legercorpscommissarissen 15 2
Divisiecommissarissen 28 7
De zuivering heeft dus de politieke com
missarissen evenzeer getroffen als de
hooge officieren. De lagere bevelhebbers
werden eveneens bij massa's veroordeeld. Men
hoeft er niet over uit te weiden, hoezeer aldus
aan de waarde der legerleiding afbreuk werd
gedaan. Bovendien heerscht tusschen officieren
en commissarissen een belangrijke animositeit.
Verschillende artikelen in de Krasnaïa Zviezda
getuigen daarvan. Ofschoon de pers onder
strenge censuur staat, worden daarin de nala
tigheden der volks-commissarissen veroordeeld,
waardoor de troepen niet voldoende worden
verzorgd. Zoo worden maaltijden vaak te laat
of in onvoldoende mate verstrekt, ontbreekt er
veel aan linnengoed en bedbedekking, zijn er
geen baden, treedt ongerechtvaardigde bevor
dering op, worden legerplaatsen verwaarloosd
en de kampen weinig verzorgd, is er in den
winter te weinig verwarming, enz. Men spreekt
ook over fouten, die door commissarissen wor
den gemaakt en welke aan de troepen niet ont
gaan kunnen: schietwedstrijden met bedrog,
openlijke onbekwaamheid in militaire zaken,
het misbruik van persoonlijke bevoordeeling,
enzoovoorts
Hun invloed, die bestaat ondanks onbe
kwaamheid of oneerlijkheid, wordt door de
troepen even moeilijk verdragen als door de
officieren. De laatsten merken deze gesteltenis
niet zonder voldoening op, want zij lijden zelf
onder het bestaan Van zulk een hiërarchie, die
van de hunne afwijkt. Aan den anderen kant
gebeurt het soms, dat de commissarissen de
soldaten tegen hun officieren opzetten door hun
a; of niet gerechtvaardigdeklachten te steunen.
De leden van de communistische cellen en de
Komsomol voelen zich sterk door hun politieke
positie en zijn daarom vaak lastig handelbaar.
Zoo heeft het Roode leger zijn sterkte doen
groeien, evenals het aantal van zijn groote een
heden; zijn materiaal is vermeerderd en de in
dustrie der Sovjet-Unie houdt ten volle reke
ning met de militaire eischen. Maar vele moei
lijkheden werden niet overwonnen: geweldige
afstanden en zeer middelmatige toestand der
transportmiddelen, die de mobilisatie zoo goed
als concentratie van krachten en levensmid
delenvoorziening bemoeilijken; onvoldoende be
kwaamheid van het personeel der fabrieken
waardoor de kwaliteit van het materiaal in
vredestijd en van de proviandeering in oorlogs
tijd verminderd wordt..
Het gemobiliseerde leger zal, omdat het min
der communistische kernen dan het vredes
leger bevat, niet dezelfde politieke veiligheid
bieden. De tucht lijdt ernstig onder den naijver
tusschen de militaire hiërarchie en die der po
litieke commissarissen en directeurs. De oplei
ding van een belangrijk deel van het kader
waarborgt niet een succesvol optreden in het
veld. Waar dus het Roode leger, dat als strijd
middel voor een wereldrevolutie door middel der
dictatuur van het proletariaat werd gevormd,
een ernstige bedreiging voor Europa vormt, zijn
er anderzijds verschillende factoren, die de be-
teekenis daarvan verzwakken.
Boomen, die door de gevreesde iepenziekte
zijn aangetast
ook al weer de iepen, die het meest van deze
plaag te lijden hebben. In sommige jaren waren
de boomen op verschillende plaatsen in de
stad gedurende de maand Juni geheel kaal ge
vreten door deze insecten. Hoewel de boomen
door het maken van nieuwe bladeren zich weer
herstellen, leidt het wegvreten der organen,
waarin de boomen hun voedsel verwerken, tóch
tot verzwakking. Vooral aan de oudere boomen
is dit merkbaar. Bovendien is het zeer onoog
lijk, als de boomen midden in den zomer eenige
weken geheel bladerloos zijn. Zou dit elk jaar
voorkomen, dan zouden de boomen daaraan
zeer zeker ten gronde kunnen gaan. De ervaring
heeft echter doen zien, dat gewoonlijk na een
jaar, waarin de rupsenplaag hevig was, een
plotselinge teruggang viel te constateeren.
Sluipwespen en ziekten hielden dan een gron
dige opruiming en de natuur herstelde op deze
wijze het evenwicht. Er blijven echter altijd
nog wel eenige rupsen over; deze vermenigvul
digen zich *de eerstvolgende jaren weer sterk,
komen eindelijk weer aan het hoogtepunt en
worden dan opnieuw teruggedrongen. Deze
hoogtepunten komen ongeveer elke 9 a 10 jaren
voor. Tot de meest vraatzuchtige rupsensoorten
behooren de ringelrups, de rups van den bas-
taardsatijnvlinder en de rups van den dons
vlinder.
De bestrijding der rupsen door middel van
het bestuiven der boomen met een poeder of
door besproeien met een vloeistof, werd tot het
voorjaar van 1937 nog alleen toegepast in boom
gaarden of op die plaatsen, waar gezorgd kon
worden, dat het te gebruiken poeder of vloeistof
niet direct in aanraking kon komen met
mensch of dier, omdat enkele van de tot dien
tijd gebruikte middelen maaggiften bevatten,
zoodat aan het gebruik hiervan in een stad
niet kon worden gedacht.
Wel werd toegepast een bestrijding door het
afspuiten der boomen met krachtige waterstra
len uit de brandkranen, waardoor een groot
aantal rupsen uit de boomen in de grachten
werd gespoten of door middel van het water
in de riolen kon worden afgevoerd.
Deze wijze van bestrijding geeft evenwel aan
leiding tot vele moeilijkheden, terwijl niet alle
rupsen kunnen worden bereikt. Op vele plaat
sen in de stad, waar boomen aanwezig zijn,
staan auto's geparkeerd of bevinden zich los-
wallen, waar goederen zijn opgeslagen: Eige
naars van beide moeten worden gewaarschuwd,
hetgeen tot vele moeilijkheden en tijdverlies
aanleiding geeft, zoodat met deze methode
slechts een gering aantal boomen kon worden
behandeld.
Om aan de vele moeilijkheden bij de bestrij
ding der rupsen in de stad tegemoet te komen,
werd bij besluit van B. en W. dd. 22 Mei 1936,
No. 10/22 P.W. 1936, een commissie ingesteld,
die dit vraagstuk in studie heeft genomen.
Naast andere deskundige leden zijn in deze
commissie opgenomen vertegenwoordigers van
den Plantenziektekundigen Dienst te Wagenin
gen en van de afd. Handelsmuseum van 't Ko
loniaal Instituut te Amsterdam, beide licha
men, die zich o.m. bezig houden met de bestrij
ding van voor de land- en tuinbouw schadelijke
insecten.
Onder bovenstaand hoofd met de toevoeging:
„het stiefkind der regeering", schrijft D. C. M.
Bauduin in het Haagsch Maandblad over de
verwaarloozing van het vreemdelingenverkeer in
Nederland een uitvoerig artikel, dat hij aldus be
sluit:
Hoe verheugend het ook is, dat de tegen
woordige minister van Economische Zaken,
blijkens zijn recente uitlatingen bij de ope
ning van het nieuwe gebouw der A.N.V.V. te
'sHage, evenals zijn ambtsvoorganger het
belang van een bloeiend vreemdelingenver
keer voor ons land inziet, van den anderen
kant stemt het tot teleurstelling, dat deze
bewindsman van oordeel schijnt te zijn, dat
met de tegenwoordige organisatie en met de
tegenwoordige middelen en met den tegen-
woordigen opzet toch nog iets van beteeke-
nis te bereiken ware, alsof niet de geschie
denis der laatste vijf-en-twintig jaren af
doende het tegendeel had geleerd. Want, wij
herhalen het, in wezen is er niets ver
anderd. Organisatie, opzet, leiding, zijn
dezelfde gebleven, en eenige tienduizen
den guldens meer subsidie van den staat en
bijeengebedeld van belanghebbende parti
culieren kunnen daaraan niets verande
ren, al zullen daardoor misschien eenige
incidenteele maatregelen op iets minder be
krompen wijze kunnen worden uitgevoerd.
Evenmin hebben beteekenis de hooggestem
de redevoeringen op het zoo juist gehou
den congres en de daar gevoerde debatten
over organisatie van plaatselijke vereeni-
gingen in streek- dan wel in provinciaal
verband.
Met de organisatie van ons vreemdelin
genverkeer zijn wij al tientallen jaren te
laat, doch omdat de gevolgen niet onmid
dellijk waarneembaar zijn voor iedereen,
omdat de schade, die ons wordt toege
bracht, niet bestaat uit het wegnemen van
geld uit onzen zak, doch alleen uit het
verhinderen dat het erin komt, daarom
valt ook niet te voorspellen hoe lang wij
nog op de beproefde wijze zullen voort
modderen en rijst alleen de verzuchting:
quo usque tandem
Hoe lang nog?
'oeda manieren, die niet uit in
nerlijke beschaving voortkomen,
zijn aangeleerde kunstjes, gelijk
gedresseerde dieren plegen te ver
toonen.
Aan het spoorwegtraject Ulm— Kempten—
Lindau, dus aan den weg naar het Allgaugebied
en het Bodenmeer, ligt Memmingen, de hoofd
plaats van het Beiersche Middel-Zwaben. In
het voorjaar en den nazomer staat deze plaats
in het teeken van haar beide groote historische
volksfeesten, het „Kinderfeest" en den „Vis-
schersdag". Donderdags na Pinksteren wordt
het overal druk in de stad, niemand wil of mag
ontbreken; een bonte schilderachtige menigte
golft door de ouderwetsche straatjes en stegen.
Het „Kinderfeest" brengt alle kinderen op de
been. Met bloemen in het haar of in histori
sche Zwabische kleederdrachten uit den prui
ken- of den Biedermeiertijd worden oude spe
len en dansen uitgevoerd.
Elk jaar in Augustus, op den Woensdag vóór
Bartholomeus (24 Augustus), vindt de heinde
en ver bekende „Visschersdag" plaats, die'alle
Memminger burgers vereenigt. In de kleedij van
het oude gilde van top tot teen „zünftig"
gekleed marcheert het gilde der visschers
op. Precies acht uur 's morgens springen zij
allen bij den laatsten slag van de torenklok
met hun netten in volle kleeding in de stads-
beek om forellen te vangen. Wie de zwaarste
forel heeft weten te bemachtigen, wordt met een
keten getooid en tot visscherskoning uitgeroe
pen. Hij moet dan des avonds voor de verza
melde burgerij den „koninklijken" feestdronk
uitbrengen.
Het hoogtepunt der feestelijkheden vormt
echter de groote traditioneele visschersoptocht,
die alle vijf jaren, het laatst in 1935, door het
stadje trekt. Dan wordt alles, wat de plaats
maar aan historische kleedingstukken bergt,
voor den dag gehaald en aangetrokken. De
oude gilden der wevers en der kramers, die eens
in Memmingen een groote rol speelden, mar-
cheeren in gesloten gelederen en geheel pas
send in de middeleeuwsche entourage, door de
feestelijk-getooide stad.
In den herfst, in de week voor het algemeene
kerkfeest, heerscht van Dinsdag tot en met
Vrijdag echte jaarmarktdrukte in MemmiDgen.
Het gaat er vroolijk toe, want geen echte Mem
minger zou gaarne de jaarmarkt verzuimen.
Alle boeren uit de omgeving komen in hun
Zwabische kleederdrachten de poorten binnen
gereden een kleurrijk geheel vormen de kra
men en kijkspelen. Vroolijkheid en handels
geest, genoegen en geldverdienen! Getrouw aan
de tradities en bezield door liefde voor zijn ge
boortegrond, viert de Memminger zijn feesten;
nooit zal hij ze overslaan en in den vreemde
zelfs vergeet hij ze niet. Reizen naar „huis"
worden, indien eenigszins mogelijk, ondernomen
tegen de data dezer feesten.
De „Memminger Mau" (maan) het sym
bool zijner vaderstad begeleidt hem overal.
De volgende anecdote dankt haar ontstaan aan
den Memminger volkshumor: Een Memminger
raadsheer zocht in het middernachtelijk uur in
niet meer geheel nuchteren toestand den weg
naar huis, toen hij plotseling in een waterput
de weerspiegeling van de maan zag. In zijn
eenigszins verwarde fantasie meende hij, dat
de maan in den put gevallen was; daarom alar
meerde hij snel de geheele stad, om de maan
op te visschen. Hierdoor heeft de overigens zeer
solide, goedmoedige Memminger burger den
bijnaam van „Memminger Mau" gekregen, en
de goede maan vindt haar getrouwe afbeelding
in en op allerlei nuttige zaken, vooral lekker
nijen als chocolade, marsepein en koek.
Memmingen is met zijn ongeveer 16.000 in
woners de grootste en belangrijkste stad van
het voorland van het Allgau, omgeven door
dichte, uitgestrekte loof- en naaldwouden. De
wisselvalligheden der Duitsche geschiedenis
heeft de voormalige vrije rijksstad in alle pha-
sen aan den lijve ondervonden. Memmingen
kan trotsch op eenige duizenden jaren terugzien!
Reeds spoedig na den Romeinschen tijd ont
stond de nederzetting Memmingen, gesticht door
het Alemannische stamhoofd Mammo. In het
jaar 1128 treft men den naam Memmingen
voor het eerst in een oorkonde aan. Reeds
vroeg moet er een ontwikkelde beschaving heb
ben bestaan, want de stad bezat in het jaar
1482 al een eigen boekdrukkerij. Zij behoorde
tot verschillende dynastieën, alvorens ze vrije
rijksstad werd, om ten slotte aan Beieren te
komen. In den Dertig jarigen oorlog had Mem
mingen als sterkste stad van Opper-Zwaben
veel te lijden en in den Hervormingstijd en ook
later speelde zij een belangrijke rol. In het
Fuggerhuis aldaar ontving Wallenstein zijn af-
dankingsbrief, en in den toren van datzelfde
gebouw zat een Seni en las er het noodlot uit
de sterren.
Het oude Gothische cachet openbaart zich ih
eerwaardige gevels en huizenrijen; genoemd
mogen b.v. worden in dit verband de schilder
achtige gildehuizen der wevers en kramers, de
z.g. Hermannsbau, het Fuggerhaus, het ..Hu18
met de zeven daken" op den Gerberplatz, de
„Schranne" (voormalige korenbeurs), de Hek-
sentoren (in welken in de middeleeuwen de
heksen geworpen werden).
Bochtig en vol onverwachte hoeken zijn de
straten en straatjes, en droomerig kronkelt de
smalle stadsbeek door het stadje en levert de
drijfkracht voor talrijke molens. Eén der fraaiste
Duitsche renaissance-bouwwerken is het Mem'
minger raadhuis, en het z.g. „Steuerhaus", da
met zijn arcaden een zuidelijk-Italiaansch ka
rakter draagt.
Vanouds bloeien in Memmingen handel en
industrie. Gunstig gelegen aan het snijpunt de^
groote handelswegen FrankfurtUlmVene
tië en AugsburgMilaan, werd het stadJ
steeds door groote hoeveelheden goederen
doorstroomd. De „Salzstadel" en de reeds ëe'
noemde „Schranne" kunnen van drukken, zout
en korenhandel vertellen. Thans staan boter
en kaasfabricage en bierbrouwerij op den voor
grond; rijke hopvelden maken het mogeUJ8'
over geheel Zwaben het overal bekende b:e
het „Memminger Gold" (goud) te leverei
Memmingen kan er zich op beroemen, de
boorteplaats van menig groot man te zijn;
in
dit verband noemen wij Strigel (de oude schd
dersfamilie), Burkhard Zink (geschiedschrir
ver), Max Unold (schilder), Max Mulzer (vlie'
ger) en Joh. Georg Scholhorn (geleerde).
Voor de cultureele beteekenis van de pi®8
moet ook het volgende vermeld worden. De 11
hoofdzaak een Gotisch cachet dragende sta
werd eenmaal omgeven door een ring van kl°°
ters, b.v. Buxheim (domkapittel en Karthuiz®
klooster), Tannheim, Ochsenhausen, Rogg®
burg, Steinbach en Ottobeuren (Benedictijn®
abdij). Zij werden door de kunstlievende ker
vorsten van de 17e en 18e eeuw gebouwd
kunnen juweelen van hooge kerkelijke b°l'
kunst genoemd worden. Als schoonste en 1
drukwekkendste bouwwerk dient vermeld
worden de kathedraal van Ottobeuren, wm
ongeveer een half uur van Memmingen ven
derd ligt. Met recht geldt zij als één der
maaktste werken van Barok en Rococo. p
den onvermoeiden daadwerkelijken steun e
den Beierschen staat is het te danken, dato
monumenten tot op den huidigen dag bewa»
gebleven zijn. ejj
De kloosterkerk van Ottobeuren bevat
enormen rijkdom aan kerkelijke sieraden
aan schilderijen van oude meesters, w.o. t
Italiaansche kunstenaars. De stichting van
Benedictijnerklooster Ottobeuren wordt toe»
schreven aan een edelman uit de omgeving ,e
Karei den Grooten. Als met Paschen winds^
avonden den zuiverklinkenden toon eener
sannaklok tot binnen de muren van Mem"1
gen dragen, dan is dat de klok van Ottobeu
Een oud zwabisch spreekwoord zegt: ,et
it luck", hetgeen beteekent: „vermindert
in kracht"; deze vermaning wordt in Me011,gj.
gen in den volsten zin des woords opg®v