Fruitteelt in het Zuiden
De avonturen van een verkeersagentje
tKdvM&aal van
Het systeem van
de autowegen
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1938
Friesche producten
Brabants oude torens
IN VEILIGHEID
Initiatief der Heide
maatschappij
Beate weet,
wat ze wil
AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MA
VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Belangrijke handelsorganisaties
Menigeen die, hetzij uit de richting Zwolle,
hetzij van den kant van Groningen,
Leeuwarden per trein binnenkomt, zal
zich onwillekeurig wel eens hebben afgevraagd
waartoe de enorme fabriekscomplexen en op
slagruimten, die haast permanent worden uit
gebreid, dienen. Waar het hier voor een belang
rijk deel betreft de handelsorganisaties van
den Frieschen landbouw, die zulk een overwe
gende plaats innemen in het economisch leven
van het gewest, willen wij daarover eens iets
meer naar voren brengen. Wij bedoelen in
groote trekken weer te geven hoe de producten
van Frieslands bodem, melk, boter, kaas, de
landbouwproducten en ook het groot- en klein
vee van den producent, den boer, uiteindelijk
den consument bereiken. Men kan in de wijze
waarop zulks geschiedt gedurende de laatste
halve eeuw spreken van een radikalen omkeer.
In vroeger jaren vormde de markt het eind
punt van den afzet van de producten, voor
zoover de boer daar rechtstreeks bij betrokken
was. De gewestelijke handelaren kochten daar
de aangevoerde voortbrengselen op; wat er
verder mede gebeurde en welke bestemming er
aan werd gegeven, daarvan bemerkte de boer
niets. De meer of minder goede reputatie van
het product was dan ook voor een groot deel
afhankelijk van den tusschenhandel. Werd
door onjuiste behandeling of vermenging een
product in discrediet gebracht, dan kwamen
de nadeelige gevolgen voor een groot deel ten
laste van de producenten. Contact tusschen
boer en gebruiker bestond er niet en de eerste
was onvoldoende bekend met de eischen die de
laatste stelde. Zonder met die eischen rekening
te kunnen houden bracht de boer zijn waren
naar de markt waar hij genoegen moest nemen
met de prijzen die de handelaars wenschten te
besteden. Toen omstreeks 1880 bleek dat ten
gevolge van deze toestanden vooral het voor
naamste Friesche product, de boter, een min
der goeden naam begon te krijgen, werd inge
zien dat met de oude sleur moest worden ge
broken. Op de eerste plaats werd de noodzake
lijkheid gevoeld de zuivelbereiding van de boer
derij over te brengen naar de fabrieken. Ten
gevolge hiervan kwam ook de verkoop in an
dere banen. Niet de boer verkocht in het ver
volg de boter en de kaas, zulks geschiedde
door de zuivelfabriek, meestal op coöperatieve
leest geschoeid en werkende vóór rekening van
een groep boeren. Sommige fabrieken tracht
ten al spoedig met uitsluiten van den tusschen
handel rechtstreeks verbinding aan te knoo-
pen met binnen- en buitenlandsche afnemers,
maar voor een op zich zelf staande fabriek
bleek het op den duur zeer bezwaarlijk te zijn
een voldoende groot afzetgebied te vinden. Een
en ander had ten gevolge dat in 1898 een be
gin werd gemaakt met den opbouw van een
groote verkoopsorganisatie voor de producten
van het Friesche zuivelbedrijf, zooals die op
de fabrieken werden verwerkt. Deze organisa
tie, de Friesche Coöperatieve Zuivelexport Ver-
eeniging, viert dus dit jaar haar veertigjarig
bestaan. De omzet van deze, onder den naam
van „Frico" wereldbekende vereeniging, aan
boter, kaas, caseïne, melkpoeder en chocolade
melk heeft tegenwoordig een jaarlijksche waar
de van rond twintig millioen gulden. De ver
eeniging geeft bovendien technische adviezen
aan ongeveer veertig aangesloten fabrieken.
Niet alleen boter en kaas, ook andere uit melk
bereide producten hebben in latere jaren een
belangrijk afzetgebied verkregen. In verschil
lende gebieden men óenke aan de tropen
en aan groote steden levert de geregelde
aanvoer van voldoende en in goeden toestand
verkcerende versche melk onoverkomelijke
bezwaren op. De behoefte deed zich derhalve
gévoelen om de melk te conserveeren en het
is de condensindustrie geweest die er in geslaagd
is melk in dusdanig houdbaren toestand te
brengen dat vervoer over groote afstanden en
langdurige bewaring mogelijk zijn gebleken.
Ook in dit opzicht kon een afzonderlijke fa
briek niet voldoende resultaat bereiken en
weer sloten de coöperaties zich aaneen om in
1914 te stichten de coöperatieve condensfabriek
Friesland, evenals de Frico gevestigd te Leeu
warden. Momenteel is deze fabriek op haar ter
rein reeds verreweg de grootste van Nederland
en nog steeds breiden hare enorme complexen
aan den Tijnjeweg zich uit. Hare voornaam
ste producten zijn gesuikerde gecondenseerde
melk, ongesuikerde gecondenseerde melk, ste
riele melk en koffiemelk.
Zorgen dus Frico en Friesland voor alles wat
den melkafzet betreft, een andere bestaansbron
van Friesland is de handel in slachtvee en de
export van gebruiks- en fokvee. Hoewel de vee
handel zich nog steeds in belangrijke mate
concentreert op de groote weekmarkten van
Leeuwarden en Sneek, hebben de veehouders
ook in dit opzicht reeds in 1916 nieuwe wegen
ingeslagen door de oprichting van de Friesche
Coöperatieve Export Slachterij, waarvan de
groote slachthuizen met ruime hanghallen,
koelhuizen en vriesinrichtingen zich bevinden
te Akkrum. Zij regelt den verkoop van het aan
de leden behoorend slachtvee voor zoover het
voor export is bestemd. Een tweede onderdeel
van dit modern geoutilleerde bedrijf is de
fabricage van fijne vleeschwaren, terwijl ten
slotte de werkzaamheden nog zijn uitgebreid
met een afdeeling bestemd voor den afzet van
levend fok- en gebruiksvee naar binnen- en
buitenland, die jaarlijks tienduizenden stuks
vee verhandelt. Ook de pluimveehouderij en
de eierhandel hebben hun eigen verkoopsorga
nisatie, namelijk de Noord-Nederlandsche
coöperatieve Eier-, pluimvee-, konijneir-, voe
der- en fruithandel, bij verkorting N.N.C., we
derom gevestigd te Leeuwarden. Deze vereeni
ging omvat 16.000 kippenhouders en beschikt
over een uiterst streng contróle-apparaat voor
den eierhandel, over een slachterij en vries
inrichtingen en heeft talrijke deskundigen aan
zich verbonden voor het geven van alle moge
lijke adviezen. Wij meenen hiermede een kort
overzicht te hebben gegeven van de moderne
wijze waarop de producten van Frieslands
voornaamste welvaartsbron, de veeteelt, wor
den verhandeld, een methode die er op gericht
is de wereldbekende producten als het ware te
omgeven met een muur van waarborgen die
den goeden naam van de voortbrengselen moet
bestendigen en die in economisch opzicht van
zulk een buitengewoon belang is voor de pro-
Den toren van Chaam wacht
herstelling
Er is heuglijk nieuws ten aanzien van den
ouden laat-Gothischen toren van het Bra-
bantsche grensdorp Chaam. De Minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen acht
namelijk termen aanwezig op zijn begrooting een
bedrag van f 10.000 voor de restauratie var.
dezen toren uit te trekken. De totale kosten
dezer restauratie worden geschat op f 20.000 en
er bestaat thans, met het rijkssubsidie in uit
zicht, alle kans, dat dit mooie monument voor
verval zal kunnen worden behoed.
De toren van Chaaim dateert uit het begin
der zestiende eeuw. Evenals die uit het dorp
Andel (Land van Heusden en Altena) heeft
hij een geheel uit baksteen gemetselde spits.
Als zoodanig mag het Chaamsche bouwwerk
als zeldzaam worden aangemerkt.
Wij herinneren eraan, dat reeds eenige maan
den "geleden in deze kolommen de toestand van
den Chaamschen toren onder de aandacht werd
gebracht. Hier dreigt inderdaad een waardevol
bezit, dat ten zeerste onder de jaren en de be
staande onmogelijkheid om tot herstel te komen
in verval is geraakt, verleen te gaan. De toe
stand van den toren, en wel in het bijzonder
van de spits, is immers van dien aard, dat elke
fiksche storm de meest ernstige gevolgen kan
hebben.
Het gemeentebestuur van Chaam kan niet wor
den beschuldigd te hebben nagelaten wat op zijn
weg lag. Reeds verschillende malen heeft het'
zich tot Rijk en provincie gewend om subsidie
te verkrijgen voor de restauratiekosten. Het
laatst omstreeks 1930. De tijdsomstandigheden
waren toen echter van dien aard, dat subsidie
niet kon worden verleend.
Dat thans dit hoogdringende werk een goede
kans maakt binnen niet te langen tijd te wor
den ter hand genomen, mag tot voldoening
strekken. Hoezeer intusschen in den loop der
latere jaren de tand des tijds voortging aan het
monument te knagen, kan een aanwijzing vin
den in de omstandigheid, dat, terwijl in 1930
de kosten der restauratie op f 10.735 werden ge
raamd, deze kosten nu, anno 1938, zooals hier
boven vermeld, op circa f 20.000 worden begroot.
Die laatste twee woorden
heeft de wijsgeer vergeten,
maar voor de meeste men-
schen op straat kan het
geen kwaad om ze er nog
even bij te zetten!
Men schrijft ons uit het Zuiden:
Evenals in andere deelen van Nederland is
in den loop der laatste jaren ook in de
Zuidelijke provinciën groote aandacht ge
schonken aan de fruitteelt. Naast de meer ge
vestigde Zuidelijke boomgaardstreken als Zuid-
Beveland en Zuid-Limburg traden geleidelijk
andere centra in stijgende mate op den voor
grond. Met name een aantal Brabantsche ge
westen, o.a. de uitgestrekte Meierij, gingen zich
steeds meer met de fruitteelt, d.w.z. als afzon
derlijk bedrijf (dus niet in combinatie met de
boerderij, zooals tot vóór een aantal jaren vrij
wel regel was), bezighouden. Boomgaarden van
verscheidene hectaren groot kan men momen
teel in de betrokken Brabantsche gewesten
evenzeer aantreffen als in de Zeeuwsche en
Limburgsche fruitteeltstreken. Voor het ove
rige dient te worden opgemerkt, dat deze
tendenz tot uitbreiding van het nationale fruit-
areaal niet een specifiek Zuidelijke kan wor
den genoemd. Zij laat zich over het geheele
land gelden. Dit blijkt wel duidelijk uit het feit,
dat, terwijl in 1930 het aantal hectaren Neder-
landsche bodem, voor de fruitteelt aangewend,
ca. 35000 bedroeg, deze oppervlakte thans tot
meer dan 45000 hectaren is uitgebreid.
Behalve de uitbreiding van het aantal hec
taren boomgaard vraagt intusschen ook de in
terne verbetering van het fruitteeltbedrijf de
aandacht. In vroeger jaren werd onder het op
zicht der cultuurmethodes vrij methodeloos te
werk gegaan. Maar steeds meer hebben de be
grippen sorteeren, verpakken, besproeien, e.d.
toegang tot de rijen der gaardeniers verkregen,
zoodat men vandaag aan den dag mag zeggen,
dat qua cultuur de Nederlandsche fruitteelt on
getwijfeld op de hoogte van haar tijd is.
Ondanks dat, kan niet worden gezegd, dat
het boomgaardbedrijf naar die mate rendeerend
is als het peil, waarop de teelt staat, zou recht
vaardigen. Hoe komt dat? Ziedaar de quintes-
sens van de vraag, die werd te berde gebracht
door een der inleiders op de dezer dagen ge
houden vijftigste jaarvergadering van de Ne
derlandsche Heidemaatschappij, den heer R.
Lijsten, inspecteur der genoemde Maatschappij
te Arnhem.
Nadat deze spreker erop had gewezen, dat
tijdens de oorlogsjaren van een luxeproduct,
dat het tot dan toe geweest was, het fruit een
noodzakelijk volksvoedsel was geworden voor
het Nederlandsche publiek, kwam hij tot behan
deling van het voor onze nationale teelt zoo
hoogst gewichtige probleem van den buiten-
landschen invoer van consumptiefruit. Vrijwel
onmiddellijk na het beëindigen van den wereld
oorlog heeft de fruithandel der Vereenigde
Staten van Amerika zich op Europa geworpen.
Deze import ging ook Nederland verre van
voorbij. Een door wetenschappelijke cultuur
goed gekweekt product, met groote zorg ver
pakt en gesorteerd, vond zijn weg naar den
Nederlandschen consument. Het Nederlandsche
product, ook dat der toenmaals nog schaarsche
goede telers, verloor terrein.
Intusschen bleef dit verloop van zaken niet
zonder invloed op onze kweekers. Men was er
van overtuigd, dat slechts perfecte methodes in
staat zouden stellen met kans op succes den
strijd tegen het geïmporte«de fruit aan te
binden. Zoozeer ging het onder dit opzicht
vooruit, dat, terwijl in 1922 in Nederland nog
slechts twee, zegge twee, motorsproeimachines
in gebruik waren, dit aantal in 1938 tot onge
veer 600 is opgeloopen. Ook het veilingwezen,
het sorteeren en verpakken zijn thans, als zoo
danig, wat ze behooren te wezen.
Niettemin laten de financieele uitkomsten
van de teelt, in haar geheel gezien, te wenschen
over. Hier belanden we opnieuw bij de belang
wekkende vraag: hoe komt dat? De Neder
landsche Heidemaatschappij ziet de oorzaak in
het gemis aan een gestandaardiseerd product,
dat als merkartikel in den handel dient te wor
den gebracht. Wel sorteert en verpakt de Ne
derlandsche teler goed, maar hij doet zulks, om
zoo te zeggen, te veel individueel. Er moet hier
in meer systeem komen, zoodat de consument
onmiddellijk en steeds zal kunnen weten wer
kelijk goed Nederlandsch fruit te koopen.
Om dit nu te bereiken heeft het bestuur van
de Nederlandsche Heidemaatschappij besloten
het merk „Beter Nederlandsch fruit" te doen
ontwerpen en te laten patenteeren. Dit merk
is voorloopig nog slechts aan één firma verleend,
namelijk een te Barendrecht gevestigde onder
neming. Via tentoonstellingen e.d. zal het merk
artikel aan het consumeerende publiek en aan
den handel worden voorgelegd.
Bij het vele goede werk, dat de Nederlandsche
Heidemaatschappij reeds ten bate van onzen
nationalen agrarischen vooruitgang verrichtte,
verdient dit nieuwe initiatief ongetwijfeld een
levendige belangstelling. Vooral ook in de Zui
delijke provinciën, waar, zooals we zeiden, de
fruitteelt een steeds belangrijker onderdeel der
bodembedrijven wordt, zal gevoeld worden hoe
een zeer noemenswaardige verandering ten
goede ten aanzien van de aspecten der fruit
teelt zou kunnen ontstaan, indien met meer
succes dan tot dusverre de strijd tegen het in
gevoerde fruit kon worden gevoerd.
Een zwaar ongeluk, dat dezer dagen op
den autoweg AmsterdamDen Haag
plaats had, komt opnieuw de aan
dacht eischen voor een ernstig gebrek, dat
dezen weg aankleeft. De autostrada tus
schen de hoofdstad en de residentie is een
pronkstuk van ons wegennet, maar zij is
niet zonder feil. Zij heeft zelfs een zeer ern
stig gebrek: het gebrek aan systeem
Wij doelen hier niet op den éénen on-
bewaakten overweg, die bij de kruismg
HoofddorpAalsmeer als een „memento
morï' opdoemt voor den aansuizenden
automobilist. Het locaalspoortje, dat hier
den autoweg „onbewaakt" kruist, zal spoe
dig verdwijnen en men heeft blijkbaar ge
meend, dat voor dit korte tijdsverloop een
verlegging van het spoor of een verbree
ding van het viaduct niet loonend was.
Het is te hopen, dat dit „overgangs"-
stadium niet lang meer duurt.
Waar wij hier op doelen, is echter de
verschillende behandeling, die aan de via
ducten is ten deel gevallen. De voornaam
ste waarde van een autoweg ligt, meer nog
dan in de breedte, in het gescheiden zijn
van de twee wegen, zoodat op eiken weg
slechts in één richting wordt gereden. Dit
beteekent immers voor den automobilist
de zekerheid, dat hij niet met tegenliggers
te doen krijgt. Terwijl nu vrijwel over de
gansche lengte van dezen autosnelweg de
En toen hij dat gedaan had, beval Keesie hem, maar weer
naar boven te klauteren en geen grapjes meer met visschen uit
te halen. En de man beloofde alles, ofschoon hij dacht: „Ik
visch toch weer." En toen hij wegging lachten de ondeugende
Keesie en het matroosje hem uit.
En toen hyi weer boven water was en op den rand van de
vliet stond, bedacht hij, dat hij zijn mooien hengel had ver
geten. En wat zou je zonder hengel beginnen, als je weer uit
visschen Wil gaan. Ik ga terug, dacht de hengelaar.
In een ijzerwinkel te Philadelphia kwam een
bejaarde, ietwat ouderwetsch, maar toch zeer
correct gekleede heer binnen. Hij leek wel
wat op een gepensionneerd ambtenaar. Een der
verkoopers ging naar hem toe en vroeg naar
zijn wenschen.
De cliënt nam den jongeman eens op en zei
toen in het Engelsch, doch met duidelijk hoor
baar Duitsch accent, op den zachten toon, wel
ke hardhoorigen eigen is:
„Ik ben er van overtuigd, dat u een tamelijk
groote sorteering moderne klassieken in voor
raad hebt, maar of u ook Lewe's „Leven van
Goethe" in de Duitsche vertaling van.van..
Ja, zie je, daar zit juist de kneep. Ik kan na
melijk niet meer op den naam van den verta
ler komen. Als ik me niet heel erg vergis, be
gint hij met een W. of een V. Het werk is zeer
bekend en ik twijfel er geen oogenblik aan, dat
u als kundig zakenman al geraden hebt, wat
ik tevergeefs in mijn herinnering zoek."
De winkelbediende had met stijgende ver
bazing naar de woorden van den klant geluis
terd. Toen deze zweeg en hem met een aan
moedigend lachje toeknikte, antwoordde hij zon
der verlegenheid:
„U is hier aan het verkeerde adres, mijnheer!"
De klant glimlachte, alsof hij zeer tevreden
was over het antwoord en vervolgde: „O, dat
wist ik wel, dat u de vertaling bekend moest
zijn; nu kunt u mij zeker ook
Over het gezicht van den jongeman flitste
een straal van begrijpen. Hij had natuurlijk te
doen met iemand, die erg hardhoorig was.
Daarom bracht hij zijn mond zoo dicht moge
lijk bij het oor van den vreemden heer en riep,
den ander in de rede vallend, tamelijk luid:
„Mijnheer, u bent hier niet in een boekhan
del, maar
„Uitstekend," onderbrak hem op zijn beurt
de klant en klopte den winkelbediende vertrou
welijk op den schouder: „U behoeft u voor mij
heelemaal niet zooveel moeite te geven, hoor.
Binnen acht of tien dagen kunt u het boek
wel uit New-York laten komen, Westerman
heeft het zeker in voorraad en als u het mij
over een paar weken kunt toezenden, ben ik
u erg dankbaar."
De winkel-jongeling wist niet, hoe hij het
had; met alle gebaren en mimiek, die hem ten
dienste stonden, wees hij naar de vakken langs
de wanden, die tot boven toe met ijzer- en staal-
waren gevuld waren. Daarbij brulde hij uit alle
beide richtingen door een breede strook
gras gescheiden zijn, zijn de overwegen ge
heel verschillend behandeld. Op sommige
is de scheiding der richtingen, zij het
slechts in den vorm van een richel, ge
handhaafd; op andere echter is zij wegge
vallen, zoodat de twee richtingen elkaar
kunnen ontmoeten, en dat juist, waar de
stijging van den weg, die een dwarsweg
overbrugt, het uitzicht volkomen weg
neemt. Op deze punten heeft de in goed
geloof snelrijdende automobilist dus de
kans, volkomen onverwachts op een af
stand van een kleine honderd meter een
even snellen tegenligger tegenover zich te
vinden.
Het is begrijpelijk, dat men bij de over
brugging der dwarswegen materiaal en
bouwkosten heeft willen besparen en daar
om de brugbreedte tot het noodzakelijke
heeft herleid door den scheidenden mid
denberm zoo smal mogelijk te maken. Dat
men dezen echter op sommige punten to
taal heeft weggenomen, beteekent een
breuk met het systeem zelf van den snel
weg en moet dan ook onvermijdelijk tot
ongelukken leiden.
Op een overzichtelijk vlak punt van den
weg zou deze systeem-verloochening nog
minder gevaarlijk zijn dan juist bij de via
ducten, waar het uitzicht ontbreekt. Daar
bij komt dan nog, dat men niet bij alle,
doch slechts bij enkele overwegen de schei
ding heeft laten wegvallen.
Het is dan ook een noodzakelijke eisch,
deze enkele gebreken in de systematiek van
den overigens voorbeeldigen autoweg weg
te nemen. Zij zullen voortdurend ongeluk
ken veroorzaken.
Plotseling gas geven
Bruusk 'tstuur omhalen
Krachtig remmen
Op blad-bedekte herfst-
wegen leidt dat 10 tegen 1
tot een riskante slippartij!
macht: „U ziet toch, dat wij hier niets anders
verkoopen dan ijzerwaren: vijlen, tangen, bei
tels, zagen, messen, scharen, bijlen enz.!" en bij
ieder gereedschap dat hij noemde, wees hij met
een welsprekend armgebaar naar het betref
fende vak.
De zonderlinge man knikte begrijpend en met
zijn stereotypen glimlach antwoordde hij„Ik
ben het geheel en al met u eens, halfleeren
band, dat is in dit geval het beste. Bestelt u
dat maar voor me."
De verkooper was de wanhoop nabij; die kerel
had ze niet alle vijf; hij zég toch wel waar hij
was en moest toch, als hij een normaal mensch
was, begrijpen, dat je bij een ijzerhandelaar geen
boeken kan koopen. Maar wat moest hij nu in
's hemelsnaam doen?
Enkele klanten, die wat verder in den win
kel stonden, waren door het luide spreken van
den. verkooper, dat altijd gevolgd was door den
fluistertoon van den klant, nieuwsgierig ge
worden en aan de situatie, die voor den ver
kooper steeds pijnlijker werd, moest zoo gauw
mogelijk een einde gemaakt worden. Daarom
spande hij nog eens alle krachten in en met
een ware stentorstem brulde hij den klant in
zijn oor, wat er hier in den winkel te koop was
en wat niet. Maar de klant antwoordde met stoi-
cijnsche kalmte, dat het op den prijs niet zoo
zeer aankwam, als de band maar solied en
smaakvol was.
Dat was te veel voor den anders zoogeduldi-
gen jongeman„Ik zal mister M., onzen chef
halen," riep hij ten einde raad en snelde naar
het achter den winkel gelegen kantoor.
Mister M. had al enkele minuten in de deur
van zijn kantoor gestaan en vol verwondering
naar het ongewone tumult geluisterd, zoodat hij
nu den bediende met gefronst voorhoofd tege
moet kwam. „Maar neem me niet kwalijk, mis
ter G.," fluisterde hij vol verontwaardiging, „wat
hebt u toch met dien mijnheer daar in den win
kel gehad? U schreeuwt op een manier, dat het
wel een paar straten ver te hooren is!! Wat be
zielt u toch?"
„Mij niets, mijnheer, maar die man...." en
met een van verontwaardiging opgeblazen hoofd
dischte de verkooper het verhaal op van den
klant, die in een ijzerwinkel een boek-in-half-
leeren band komt koopen. „Die man is gek, an
ders ben ik het," besloot hij.
„Blijft u maar hier," den winkelbediende
was het een opluchting den milderen toon te
bemerken „ik zal zelf wel even kijken,"
Hoofdschuddend liet mister M. nog geen vijf
minuten later den „onmogelijken" klant uit en
kwam toen langzaam naar zijn kantoor terug,
waar de verkooper bijna berstte van nieuws
gierigheid en angst, nu hij gezien had, hoe vlug
en kalm die vreeselijke man door den chef
begrepen en bediend was en hoe hij zich met
een knijptang had laten afschepen.
Op het voor-
hoofd van den
chef lag een duis- jrs rnsirlspl-
tere wolk van E AvtJ Cltl'llotZl
ontevredenheid.
„Ik begrijp u 1 dClltlge klCLYlt I
niet, mister G.". i
begon hij streng,
„die man was heelemaal niet hardhoorig en
ook niet 'krankzinnig. Hij vroeg op zeer beleef
de en kalmè manier om een knijptang. Over
een boek sprak hij geen woord, doch was wel
verbaasd, dat u hem niet had begrepen."
„Ik hem niet begrepen?" echode de winkel
jongeling. „Dat gaat boven mijn pet!"
„Uw gedrag is tamelijk onbegrijpelijk, mister
G.", antwoordde de chef. „Ik zeg nog eens: de
man was niet doof en niet gek! Hij scheen zelfs
niet aan een boek te denken."
„Hoe is 't mogelijk, hoe bestaat 't," riep de
verkooper uit, terwijl hij zich met de vlakke
hand tegen het voorhoofd sloeg.
„We zullen de zaak nu maar laten rusten
voor wat ze is, mister G.! Maar iets derge
lijks mag niet meer voorkomen, onthoud dat!"
„Maar, mijnheer, ik ben aan die heele ge
schiedenis zoo onschuldig als een pasgeboren
kind. U kunt mij toch waarachtig niet verant
woordelijk stellen voor zulke dingen, die alle
menschelijk begripsvermogen te boven gaan!"
„Ik zeg u nog eens, we zullen de zaak nu zoo
maar laten maar voortaan wensch ik van zulke
scènes in mijn zaak verschoond te blijven. Ik
wilde u niet compromitteeren, anders had ik u
er bij geroepen."
„Daarmee had u me zelfs een dienst bewezen,"
mompelde de jongeman, verliet het kantoor en
keerde terug naar den winkel, om de goederen
op te ruimen, welke de chef had laten liggen.
Toen viel zijn blik op een visitekaartje, dat op
den grond lag, juist op de plaats, waar de raad
selachtige klant gestaan had. Als een sperwer
stortte hjj zich op zijn vondst, keek erop en
snelde lachend naar het kantoor van den chef
terug.
„Het raadsel is opgelost, mister M.!" riep hij
triomfeerend. „Dit kaartje hier verklaart alles.
Gisterenavond was ik met enkele vrienden in
een restaurant en toen ontmoetten wfj den be
roemden humorist Gothern, zonder hem te ken
nen. Daar we een paar glaasjes bier op hadden,
kletsten we veel onzin. Ik beweerde ondermeer,
dat de kunstenaar erg zwak was in zijn ver
mommingen en ik zei, dat ik hem overal en in
iedere vermomming zou kunnen ontmaskeren.
De humorist bleef in zijn incognito en zei glim
lachend, dat je zulke dingen moest probeeren.
Kort daarop ging hij heen en toen pas zeiden
de anderen mij, wie die onbekende eigenlijk was.
Nu heeft hij zeker aan den kellner mijn naam
en adres gevraagd en kwam vandaag hier in den
winkel om mij eens een flink lesje te lezen.
Mister M., vergeef mij m'n onbezonnenheid en
den vreemden klant zijn laten we het eerlijk
toegeven geslaagd grapje!"
op «ut blad zfln Ingevolge de verzekertngsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
F— 4 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen
U ongevallen verzekerd voor een aer voigenae
Fm r» bi] een ongeval met
I DU»" doodelijken afloop
bij verlies van een hand,
een voet of een oog-
von
18
door Otfrid
Hanstein
Gschaftler zag Beate nu triomfantelijk aan
en deze wist niet, wat voor gezicht ze moest
zetten
,Kort en goed, we zijn hier met ons achten
farmers, die allen vooruit gekomen zijn. Toeval
lig hebben we allen een zoon, Michel en Lasko-
witz zelfs twee en ik drie. Dat doet er niet toe.
Alleen de ouderen komen in aanmerking in dit
geval. Dat zijn er dus acht. Acht flinke, sterke,
vlijtige mannen. Acht mannen, die ieder een
farm zullen erven en die nog geen van allen
een vrouw hebben, want we willen hier uitslui
tend Duitsche meisjes. Zij wachten alle acht.
Kiest u maar!"
Eerst had Beate nog gelachen, toen werd ze
steeds meer verlegen.
„Dat is een zonderlinge grap, senhores."
„Een grap? Zien wij er uit, alsof wij gekheid
maken?"
„Het is toch absoluut onmogelijk.
Heen! U kunt gerust zijn, onmogelijk is het
heelemaal niet!"
„Denkt u in ernst
„Of zün onze zonen niet goed genoeg voor u?
Heen. dat is het niet!"
„Nu, wat is er dan nog? Aloys, haal de jonge
lui maar!"
.Alstublieft niet!"
„Wat beteekent dat: alstublieft niet!?"
„Ik ben heelemaal niet van plan te trouwen!"
„Wat kan het ons schelen, wat u van plan
was? Wij hebben het besloten en zoo is het
goed!"
„Ik wil niet!"
„Wilt u niet? Dat is wat anders. Hooren
jullie, vrienden, wij zijn te slecht, waarschijnlijk
te gewoon. Maar we waren goed genoeg, om
haar op te nemen in ons midden!"
„Luistert u toch eens naar me! Ik kan im
mers niet trouwen!"
„Kunt u niet? Waarom niet?"
„Omdat ik al getrouwd ben!"
„U bent...."
„Ja! Ik ben getrouwd. Ik heet in werkelijkheid
Beate Dornbusch. Als u mij niet gelooft, laat
mij dan dadelijk even naar huis gaan! Ik zal
het u bewijzen."
„En waar is die man dan?"
„Ik weet het niet!"
„Weet u het niet? Hij is zeker in Duitsch-
land?"
„Ik ben pas veertien dagen voor ik u leerae
kennen, in Buenos Aires getrouwd."
De farmers keken elkaar aan en Gschaftler
zei: „Laat het bewijs zien! Senhores, het schijnt
mij. dat de zaak geweldig interessant wordt.
We zullen toch eens zien, wie wij voor hebben!"
Beate wilde naar buiten gaan.
„Ik ga mee! U zult ons zoo niet ontsnap
pen,"
Intusschen was de kamerdeur opengegaan
en acht jonge mannen kwamen naar buiten op
de veranda. Hun hoofden zagen rood van de
Canja-jenever, die zij gedronken hadden bij
wijze van bemoediging.
Met trillende handen nam Beate haar porte
feuille uit den koffer.
„Hier is mijn trouw-acte!"
„Geef op. Dat moet onderzocht worden! Ik
sta hier als man van het gezag! Ik...."
De andere boeren kwamen dichterbij en zet
ten met veel omhaal hun brillen op.
„Caramba, ze is getrouwd!"
„En dat hebt u geheim gehouden?"
„U noemt zich juffrouw? Bent u van uw man
weggeloopen? Na veertien dagen al?"
„Of weggejaagd?"
„Wie weet, wat...."
Beate had eerst gezwegen, daar zij een oogen
blik te verbluft was, om iets te zeggen. Nu had
zü haar zelfbeheersching teruggekregen.
„Caramba! Als jullie vloeken, kan ik het ook!
Hier zijn mijn papieren! Ik pas er voor, op dien
toon aangesproken te worden! Heb ik me soms
niet fatsoenlijk gedragen? Heb ik mijn plicht
soms niet gedaan? Ben ik hier gekomen, om
uw kinderen te onderwijzen of om uitgehuwe
lijkt te worden aan één van uw zoons of onder
hen verloot te worden? Schaam u! Ja, schaam
u! Verlaat onmiddellijk dit huis. Het is nog
steeds mijn woning. Morgen krijg ik van u den
wagen tot mijn beschikking en kunt u mij naar
het station rijden, wanneer ik tenminste be
hoorlijk betaald ben. Als u wilt, kunt u mij er
uit gooien, maar ik laat me niet beleedigen -
en ik laat me zeker niet uithuwelijken! En nu
verder buenos noches, senhores!
Zij stond hoog opgericht; haar gelaat gloeide.
Zij voelde instinctief, dat haar hier slechts moed
en vastberadenheid konden baten. Langzaam
waren de mannen teruggeweken tot aan de
deur.
Gschaftler trachtte den schijn te redden.
„Morgen om acht uur gaat u weg!"
"ais ik mijn geld heb, om zes uur. Hoe eerder
hóé liever!"
Brommend trokken de mannen af.
„Zoo'n duivelsch vrouwmensch! Goed, dat
wé'het nog maar bijtijds ontdekken!"
„We zullen bericht zenden naar de stad."
„De politie moet
Scheldend en mopperend gingen de mannen
heen, terwijl Beate de houten zonneblinden
dicht' schoof en zich opsloot, door haar koffer
voor de deur te schuiven. Zij nam er haar
revolver uit, kaarsen en lucifers, om zich op een
„aangename nachtrust" voor te bereiden.
HOOFDSTUK XV
Na nog twee dagen wachten kreeg Egon een
brief van Günter Schliephacke:
„Don Georgio is gisteren gekomen. Ik heb
hem verteld, hoe alles gegaan was. Hij was
natuurlijk eerst heel boos en de armen kleine
Ines heeft bitter gehuild, zonder eigenlijk te
weten waarom, want we hebben haar natuurlijk
niets verteld over je dwaasheid in Buenos Aires.
Don Georgio weigerde elke medewerking. Je
kunt het hem niet kwalijk nemen, dat deze
man, een echte Argentijn, zeer rijk en door
iedereen naar de oogen gezien, niet met beide
handen toegrijpt, als zijn eenige dochter een
Duitscher wil trouwen zonder middelen, die
bovendien nog getrouwd is en zich heeft ingela
ten met een avontuur, dat volgens Argentijn-
sche inzichten ho'ogst verwerpelijk is. Hij vindt,
en ik ben het daarin volkomen met hem eens,
dat het huwelijk een kerkelijke instelling is,
waarmee men geen spel mag spelen. Misschien
is echter nog niet alles verloren. Het eerste,
wat je moet doen, is, het adres van je zoo
genaamde vrouw uitvinden en je met haar in
verbinding stellen. Heb je dat adres en een
korte, notarieel bevestigde verklaring van het
meisje, dat alles zóó is, als je zegt, dat zij je
werkelijk overrompeld heeft en dat ook zij
meende, dat dit huwelijk alleen zou dienen om
haar het landen te vergemakkelijken, zend me
dat papier dan. Een echtscheiding is wel mogelijk
in Uruguay maar niet i*1 Argentinië. Mis
schien is het mogelijk, dat ik door betrekkin
gen in Buenos Aires kan bewerkstelligen, dat
een huwelijk, dat, we kunnen gerust zeggen,
gesloten werd op voorwaarden, die in strijd zijn
met de heiligheid van 't huwelijk en eveneens
met de goede zeden, ongeldig wordt verklaard.
Ik zeg je eerlijk, dat ik al die moeite waar
schijnlijk niet zou doen voor jou alleen, doch
hoofdzakelijk terwille van kleine Ines en ook
omdat ik geloof, dat je in den grond een goeie
kerel bent. Ik heb tegelijk met dezen brief ge
schreven naar een farmer in Resistencia, dien ik
ken, die ook een groote machinerie besteld heeft
bij dezelfde firma als ik en die mij naar een
flinken ingenieur vroeg. Schrijf hem en bied je
diensten aan. Dan ben je niet al te ver weg en
kun je me bericht sturen, zoodra je iets hebt
bereikt."
Egon voelde zich vroolijk en bedroefd tegelijk-
Kleine, lieve Ines! Haar beeltenis stond hem zoo
duidelijk voor oogen! Hoe moest ze over hem
gesproken hebben met haar vader en met
Donja Theresa, dat Günter hem ook nu nog de
helpende hand toestak!
Maar toch, wat gaf het? Hoe zou hij, die geen
middelen van bestaan had en een vreemdeling
was, in dit onmetelijk land Beate vinden?
Nog denzelfden dag schreef hij aan Don Juan
de Costa in Santa Eleonora bij Resistencia.
Den volgenden avond reeds kwam het ant
woord:
„Verwacht u zoo spoedig mogelijk."
De zorg voor het dagelijksch brood was ten
minste alweer uit de wereld. Weer reed hil
achttien uren naar het Noorden.
Geel van leem lag de Al to Parana vóór hem-
ook hier nog een reusachtige rivier, die tus
schen steile oevers stroomde. Een nest van een
stadje lag aan den oever. Kleine, bont geschil
derde huizeninplaats van een goed hotel, z0°_
als hii in Santa Fé had gevonden, een Spaan-
sche Fonda; maar aan het station wachtte eei
ruiter op hem.
„Senhor Dornbusch."
„Die'jÖen ik."
(Wordt vervolgd'