Fruitteelt in het Zuiden De avonturen van een verkeersagentje tKdvM&aal van Het systeem van de autowegen ALLE ABONNÉ'S F 250.- ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1938 Friesche producten Brabants oude torens IN VEILIGHEID Initiatief der Heide maatschappij Beate weet, wat ze wil AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MA VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Belangrijke handelsorganisaties Menigeen die, hetzij uit de richting Zwolle, hetzij van den kant van Groningen, Leeuwarden per trein binnenkomt, zal zich onwillekeurig wel eens hebben afgevraagd waartoe de enorme fabriekscomplexen en op slagruimten, die haast permanent worden uit gebreid, dienen. Waar het hier voor een belang rijk deel betreft de handelsorganisaties van den Frieschen landbouw, die zulk een overwe gende plaats innemen in het economisch leven van het gewest, willen wij daarover eens iets meer naar voren brengen. Wij bedoelen in groote trekken weer te geven hoe de producten van Frieslands bodem, melk, boter, kaas, de landbouwproducten en ook het groot- en klein vee van den producent, den boer, uiteindelijk den consument bereiken. Men kan in de wijze waarop zulks geschiedt gedurende de laatste halve eeuw spreken van een radikalen omkeer. In vroeger jaren vormde de markt het eind punt van den afzet van de producten, voor zoover de boer daar rechtstreeks bij betrokken was. De gewestelijke handelaren kochten daar de aangevoerde voortbrengselen op; wat er verder mede gebeurde en welke bestemming er aan werd gegeven, daarvan bemerkte de boer niets. De meer of minder goede reputatie van het product was dan ook voor een groot deel afhankelijk van den tusschenhandel. Werd door onjuiste behandeling of vermenging een product in discrediet gebracht, dan kwamen de nadeelige gevolgen voor een groot deel ten laste van de producenten. Contact tusschen boer en gebruiker bestond er niet en de eerste was onvoldoende bekend met de eischen die de laatste stelde. Zonder met die eischen rekening te kunnen houden bracht de boer zijn waren naar de markt waar hij genoegen moest nemen met de prijzen die de handelaars wenschten te besteden. Toen omstreeks 1880 bleek dat ten gevolge van deze toestanden vooral het voor naamste Friesche product, de boter, een min der goeden naam begon te krijgen, werd inge zien dat met de oude sleur moest worden ge broken. Op de eerste plaats werd de noodzake lijkheid gevoeld de zuivelbereiding van de boer derij over te brengen naar de fabrieken. Ten gevolge hiervan kwam ook de verkoop in an dere banen. Niet de boer verkocht in het ver volg de boter en de kaas, zulks geschiedde door de zuivelfabriek, meestal op coöperatieve leest geschoeid en werkende vóór rekening van een groep boeren. Sommige fabrieken tracht ten al spoedig met uitsluiten van den tusschen handel rechtstreeks verbinding aan te knoo- pen met binnen- en buitenlandsche afnemers, maar voor een op zich zelf staande fabriek bleek het op den duur zeer bezwaarlijk te zijn een voldoende groot afzetgebied te vinden. Een en ander had ten gevolge dat in 1898 een be gin werd gemaakt met den opbouw van een groote verkoopsorganisatie voor de producten van het Friesche zuivelbedrijf, zooals die op de fabrieken werden verwerkt. Deze organisa tie, de Friesche Coöperatieve Zuivelexport Ver- eeniging, viert dus dit jaar haar veertigjarig bestaan. De omzet van deze, onder den naam van „Frico" wereldbekende vereeniging, aan boter, kaas, caseïne, melkpoeder en chocolade melk heeft tegenwoordig een jaarlijksche waar de van rond twintig millioen gulden. De ver eeniging geeft bovendien technische adviezen aan ongeveer veertig aangesloten fabrieken. Niet alleen boter en kaas, ook andere uit melk bereide producten hebben in latere jaren een belangrijk afzetgebied verkregen. In verschil lende gebieden men óenke aan de tropen en aan groote steden levert de geregelde aanvoer van voldoende en in goeden toestand verkcerende versche melk onoverkomelijke bezwaren op. De behoefte deed zich derhalve gévoelen om de melk te conserveeren en het is de condensindustrie geweest die er in geslaagd is melk in dusdanig houdbaren toestand te brengen dat vervoer over groote afstanden en langdurige bewaring mogelijk zijn gebleken. Ook in dit opzicht kon een afzonderlijke fa briek niet voldoende resultaat bereiken en weer sloten de coöperaties zich aaneen om in 1914 te stichten de coöperatieve condensfabriek Friesland, evenals de Frico gevestigd te Leeu warden. Momenteel is deze fabriek op haar ter rein reeds verreweg de grootste van Nederland en nog steeds breiden hare enorme complexen aan den Tijnjeweg zich uit. Hare voornaam ste producten zijn gesuikerde gecondenseerde melk, ongesuikerde gecondenseerde melk, ste riele melk en koffiemelk. Zorgen dus Frico en Friesland voor alles wat den melkafzet betreft, een andere bestaansbron van Friesland is de handel in slachtvee en de export van gebruiks- en fokvee. Hoewel de vee handel zich nog steeds in belangrijke mate concentreert op de groote weekmarkten van Leeuwarden en Sneek, hebben de veehouders ook in dit opzicht reeds in 1916 nieuwe wegen ingeslagen door de oprichting van de Friesche Coöperatieve Export Slachterij, waarvan de groote slachthuizen met ruime hanghallen, koelhuizen en vriesinrichtingen zich bevinden te Akkrum. Zij regelt den verkoop van het aan de leden behoorend slachtvee voor zoover het voor export is bestemd. Een tweede onderdeel van dit modern geoutilleerde bedrijf is de fabricage van fijne vleeschwaren, terwijl ten slotte de werkzaamheden nog zijn uitgebreid met een afdeeling bestemd voor den afzet van levend fok- en gebruiksvee naar binnen- en buitenland, die jaarlijks tienduizenden stuks vee verhandelt. Ook de pluimveehouderij en de eierhandel hebben hun eigen verkoopsorga nisatie, namelijk de Noord-Nederlandsche coöperatieve Eier-, pluimvee-, konijneir-, voe der- en fruithandel, bij verkorting N.N.C., we derom gevestigd te Leeuwarden. Deze vereeni ging omvat 16.000 kippenhouders en beschikt over een uiterst streng contróle-apparaat voor den eierhandel, over een slachterij en vries inrichtingen en heeft talrijke deskundigen aan zich verbonden voor het geven van alle moge lijke adviezen. Wij meenen hiermede een kort overzicht te hebben gegeven van de moderne wijze waarop de producten van Frieslands voornaamste welvaartsbron, de veeteelt, wor den verhandeld, een methode die er op gericht is de wereldbekende producten als het ware te omgeven met een muur van waarborgen die den goeden naam van de voortbrengselen moet bestendigen en die in economisch opzicht van zulk een buitengewoon belang is voor de pro- Den toren van Chaam wacht herstelling Er is heuglijk nieuws ten aanzien van den ouden laat-Gothischen toren van het Bra- bantsche grensdorp Chaam. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen acht namelijk termen aanwezig op zijn begrooting een bedrag van f 10.000 voor de restauratie var. dezen toren uit te trekken. De totale kosten dezer restauratie worden geschat op f 20.000 en er bestaat thans, met het rijkssubsidie in uit zicht, alle kans, dat dit mooie monument voor verval zal kunnen worden behoed. De toren van Chaaim dateert uit het begin der zestiende eeuw. Evenals die uit het dorp Andel (Land van Heusden en Altena) heeft hij een geheel uit baksteen gemetselde spits. Als zoodanig mag het Chaamsche bouwwerk als zeldzaam worden aangemerkt. Wij herinneren eraan, dat reeds eenige maan den "geleden in deze kolommen de toestand van den Chaamschen toren onder de aandacht werd gebracht. Hier dreigt inderdaad een waardevol bezit, dat ten zeerste onder de jaren en de be staande onmogelijkheid om tot herstel te komen in verval is geraakt, verleen te gaan. De toe stand van den toren, en wel in het bijzonder van de spits, is immers van dien aard, dat elke fiksche storm de meest ernstige gevolgen kan hebben. Het gemeentebestuur van Chaam kan niet wor den beschuldigd te hebben nagelaten wat op zijn weg lag. Reeds verschillende malen heeft het' zich tot Rijk en provincie gewend om subsidie te verkrijgen voor de restauratiekosten. Het laatst omstreeks 1930. De tijdsomstandigheden waren toen echter van dien aard, dat subsidie niet kon worden verleend. Dat thans dit hoogdringende werk een goede kans maakt binnen niet te langen tijd te wor den ter hand genomen, mag tot voldoening strekken. Hoezeer intusschen in den loop der latere jaren de tand des tijds voortging aan het monument te knagen, kan een aanwijzing vin den in de omstandigheid, dat, terwijl in 1930 de kosten der restauratie op f 10.735 werden ge raamd, deze kosten nu, anno 1938, zooals hier boven vermeld, op circa f 20.000 worden begroot. Die laatste twee woorden heeft de wijsgeer vergeten, maar voor de meeste men- schen op straat kan het geen kwaad om ze er nog even bij te zetten! Men schrijft ons uit het Zuiden: Evenals in andere deelen van Nederland is in den loop der laatste jaren ook in de Zuidelijke provinciën groote aandacht ge schonken aan de fruitteelt. Naast de meer ge vestigde Zuidelijke boomgaardstreken als Zuid- Beveland en Zuid-Limburg traden geleidelijk andere centra in stijgende mate op den voor grond. Met name een aantal Brabantsche ge westen, o.a. de uitgestrekte Meierij, gingen zich steeds meer met de fruitteelt, d.w.z. als afzon derlijk bedrijf (dus niet in combinatie met de boerderij, zooals tot vóór een aantal jaren vrij wel regel was), bezighouden. Boomgaarden van verscheidene hectaren groot kan men momen teel in de betrokken Brabantsche gewesten evenzeer aantreffen als in de Zeeuwsche en Limburgsche fruitteeltstreken. Voor het ove rige dient te worden opgemerkt, dat deze tendenz tot uitbreiding van het nationale fruit- areaal niet een specifiek Zuidelijke kan wor den genoemd. Zij laat zich over het geheele land gelden. Dit blijkt wel duidelijk uit het feit, dat, terwijl in 1930 het aantal hectaren Neder- landsche bodem, voor de fruitteelt aangewend, ca. 35000 bedroeg, deze oppervlakte thans tot meer dan 45000 hectaren is uitgebreid. Behalve de uitbreiding van het aantal hec taren boomgaard vraagt intusschen ook de in terne verbetering van het fruitteeltbedrijf de aandacht. In vroeger jaren werd onder het op zicht der cultuurmethodes vrij methodeloos te werk gegaan. Maar steeds meer hebben de be grippen sorteeren, verpakken, besproeien, e.d. toegang tot de rijen der gaardeniers verkregen, zoodat men vandaag aan den dag mag zeggen, dat qua cultuur de Nederlandsche fruitteelt on getwijfeld op de hoogte van haar tijd is. Ondanks dat, kan niet worden gezegd, dat het boomgaardbedrijf naar die mate rendeerend is als het peil, waarop de teelt staat, zou recht vaardigen. Hoe komt dat? Ziedaar de quintes- sens van de vraag, die werd te berde gebracht door een der inleiders op de dezer dagen ge houden vijftigste jaarvergadering van de Ne derlandsche Heidemaatschappij, den heer R. Lijsten, inspecteur der genoemde Maatschappij te Arnhem. Nadat deze spreker erop had gewezen, dat tijdens de oorlogsjaren van een luxeproduct, dat het tot dan toe geweest was, het fruit een noodzakelijk volksvoedsel was geworden voor het Nederlandsche publiek, kwam hij tot behan deling van het voor onze nationale teelt zoo hoogst gewichtige probleem van den buiten- landschen invoer van consumptiefruit. Vrijwel onmiddellijk na het beëindigen van den wereld oorlog heeft de fruithandel der Vereenigde Staten van Amerika zich op Europa geworpen. Deze import ging ook Nederland verre van voorbij. Een door wetenschappelijke cultuur goed gekweekt product, met groote zorg ver pakt en gesorteerd, vond zijn weg naar den Nederlandschen consument. Het Nederlandsche product, ook dat der toenmaals nog schaarsche goede telers, verloor terrein. Intusschen bleef dit verloop van zaken niet zonder invloed op onze kweekers. Men was er van overtuigd, dat slechts perfecte methodes in staat zouden stellen met kans op succes den strijd tegen het geïmporte«de fruit aan te binden. Zoozeer ging het onder dit opzicht vooruit, dat, terwijl in 1922 in Nederland nog slechts twee, zegge twee, motorsproeimachines in gebruik waren, dit aantal in 1938 tot onge veer 600 is opgeloopen. Ook het veilingwezen, het sorteeren en verpakken zijn thans, als zoo danig, wat ze behooren te wezen. Niettemin laten de financieele uitkomsten van de teelt, in haar geheel gezien, te wenschen over. Hier belanden we opnieuw bij de belang wekkende vraag: hoe komt dat? De Neder landsche Heidemaatschappij ziet de oorzaak in het gemis aan een gestandaardiseerd product, dat als merkartikel in den handel dient te wor den gebracht. Wel sorteert en verpakt de Ne derlandsche teler goed, maar hij doet zulks, om zoo te zeggen, te veel individueel. Er moet hier in meer systeem komen, zoodat de consument onmiddellijk en steeds zal kunnen weten wer kelijk goed Nederlandsch fruit te koopen. Om dit nu te bereiken heeft het bestuur van de Nederlandsche Heidemaatschappij besloten het merk „Beter Nederlandsch fruit" te doen ontwerpen en te laten patenteeren. Dit merk is voorloopig nog slechts aan één firma verleend, namelijk een te Barendrecht gevestigde onder neming. Via tentoonstellingen e.d. zal het merk artikel aan het consumeerende publiek en aan den handel worden voorgelegd. Bij het vele goede werk, dat de Nederlandsche Heidemaatschappij reeds ten bate van onzen nationalen agrarischen vooruitgang verrichtte, verdient dit nieuwe initiatief ongetwijfeld een levendige belangstelling. Vooral ook in de Zui delijke provinciën, waar, zooals we zeiden, de fruitteelt een steeds belangrijker onderdeel der bodembedrijven wordt, zal gevoeld worden hoe een zeer noemenswaardige verandering ten goede ten aanzien van de aspecten der fruit teelt zou kunnen ontstaan, indien met meer succes dan tot dusverre de strijd tegen het in gevoerde fruit kon worden gevoerd. Een zwaar ongeluk, dat dezer dagen op den autoweg AmsterdamDen Haag plaats had, komt opnieuw de aan dacht eischen voor een ernstig gebrek, dat dezen weg aankleeft. De autostrada tus schen de hoofdstad en de residentie is een pronkstuk van ons wegennet, maar zij is niet zonder feil. Zij heeft zelfs een zeer ern stig gebrek: het gebrek aan systeem Wij doelen hier niet op den éénen on- bewaakten overweg, die bij de kruismg HoofddorpAalsmeer als een „memento morï' opdoemt voor den aansuizenden automobilist. Het locaalspoortje, dat hier den autoweg „onbewaakt" kruist, zal spoe dig verdwijnen en men heeft blijkbaar ge meend, dat voor dit korte tijdsverloop een verlegging van het spoor of een verbree ding van het viaduct niet loonend was. Het is te hopen, dat dit „overgangs"- stadium niet lang meer duurt. Waar wij hier op doelen, is echter de verschillende behandeling, die aan de via ducten is ten deel gevallen. De voornaam ste waarde van een autoweg ligt, meer nog dan in de breedte, in het gescheiden zijn van de twee wegen, zoodat op eiken weg slechts in één richting wordt gereden. Dit beteekent immers voor den automobilist de zekerheid, dat hij niet met tegenliggers te doen krijgt. Terwijl nu vrijwel over de gansche lengte van dezen autosnelweg de En toen hij dat gedaan had, beval Keesie hem, maar weer naar boven te klauteren en geen grapjes meer met visschen uit te halen. En de man beloofde alles, ofschoon hij dacht: „Ik visch toch weer." En toen hij wegging lachten de ondeugende Keesie en het matroosje hem uit. En toen hyi weer boven water was en op den rand van de vliet stond, bedacht hij, dat hij zijn mooien hengel had ver geten. En wat zou je zonder hengel beginnen, als je weer uit visschen Wil gaan. Ik ga terug, dacht de hengelaar. In een ijzerwinkel te Philadelphia kwam een bejaarde, ietwat ouderwetsch, maar toch zeer correct gekleede heer binnen. Hij leek wel wat op een gepensionneerd ambtenaar. Een der verkoopers ging naar hem toe en vroeg naar zijn wenschen. De cliënt nam den jongeman eens op en zei toen in het Engelsch, doch met duidelijk hoor baar Duitsch accent, op den zachten toon, wel ke hardhoorigen eigen is: „Ik ben er van overtuigd, dat u een tamelijk groote sorteering moderne klassieken in voor raad hebt, maar of u ook Lewe's „Leven van Goethe" in de Duitsche vertaling van.van.. Ja, zie je, daar zit juist de kneep. Ik kan na melijk niet meer op den naam van den verta ler komen. Als ik me niet heel erg vergis, be gint hij met een W. of een V. Het werk is zeer bekend en ik twijfel er geen oogenblik aan, dat u als kundig zakenman al geraden hebt, wat ik tevergeefs in mijn herinnering zoek." De winkelbediende had met stijgende ver bazing naar de woorden van den klant geluis terd. Toen deze zweeg en hem met een aan moedigend lachje toeknikte, antwoordde hij zon der verlegenheid: „U is hier aan het verkeerde adres, mijnheer!" De klant glimlachte, alsof hij zeer tevreden was over het antwoord en vervolgde: „O, dat wist ik wel, dat u de vertaling bekend moest zijn; nu kunt u mij zeker ook Over het gezicht van den jongeman flitste een straal van begrijpen. Hij had natuurlijk te doen met iemand, die erg hardhoorig was. Daarom bracht hij zijn mond zoo dicht moge lijk bij het oor van den vreemden heer en riep, den ander in de rede vallend, tamelijk luid: „Mijnheer, u bent hier niet in een boekhan del, maar „Uitstekend," onderbrak hem op zijn beurt de klant en klopte den winkelbediende vertrou welijk op den schouder: „U behoeft u voor mij heelemaal niet zooveel moeite te geven, hoor. Binnen acht of tien dagen kunt u het boek wel uit New-York laten komen, Westerman heeft het zeker in voorraad en als u het mij over een paar weken kunt toezenden, ben ik u erg dankbaar." De winkel-jongeling wist niet, hoe hij het had; met alle gebaren en mimiek, die hem ten dienste stonden, wees hij naar de vakken langs de wanden, die tot boven toe met ijzer- en staal- waren gevuld waren. Daarbij brulde hij uit alle beide richtingen door een breede strook gras gescheiden zijn, zijn de overwegen ge heel verschillend behandeld. Op sommige is de scheiding der richtingen, zij het slechts in den vorm van een richel, ge handhaafd; op andere echter is zij wegge vallen, zoodat de twee richtingen elkaar kunnen ontmoeten, en dat juist, waar de stijging van den weg, die een dwarsweg overbrugt, het uitzicht volkomen weg neemt. Op deze punten heeft de in goed geloof snelrijdende automobilist dus de kans, volkomen onverwachts op een af stand van een kleine honderd meter een even snellen tegenligger tegenover zich te vinden. Het is begrijpelijk, dat men bij de over brugging der dwarswegen materiaal en bouwkosten heeft willen besparen en daar om de brugbreedte tot het noodzakelijke heeft herleid door den scheidenden mid denberm zoo smal mogelijk te maken. Dat men dezen echter op sommige punten to taal heeft weggenomen, beteekent een breuk met het systeem zelf van den snel weg en moet dan ook onvermijdelijk tot ongelukken leiden. Op een overzichtelijk vlak punt van den weg zou deze systeem-verloochening nog minder gevaarlijk zijn dan juist bij de via ducten, waar het uitzicht ontbreekt. Daar bij komt dan nog, dat men niet bij alle, doch slechts bij enkele overwegen de schei ding heeft laten wegvallen. Het is dan ook een noodzakelijke eisch, deze enkele gebreken in de systematiek van den overigens voorbeeldigen autoweg weg te nemen. Zij zullen voortdurend ongeluk ken veroorzaken. Plotseling gas geven Bruusk 'tstuur omhalen Krachtig remmen Op blad-bedekte herfst- wegen leidt dat 10 tegen 1 tot een riskante slippartij! macht: „U ziet toch, dat wij hier niets anders verkoopen dan ijzerwaren: vijlen, tangen, bei tels, zagen, messen, scharen, bijlen enz.!" en bij ieder gereedschap dat hij noemde, wees hij met een welsprekend armgebaar naar het betref fende vak. De zonderlinge man knikte begrijpend en met zijn stereotypen glimlach antwoordde hij„Ik ben het geheel en al met u eens, halfleeren band, dat is in dit geval het beste. Bestelt u dat maar voor me." De verkooper was de wanhoop nabij; die kerel had ze niet alle vijf; hij zég toch wel waar hij was en moest toch, als hij een normaal mensch was, begrijpen, dat je bij een ijzerhandelaar geen boeken kan koopen. Maar wat moest hij nu in 's hemelsnaam doen? Enkele klanten, die wat verder in den win kel stonden, waren door het luide spreken van den. verkooper, dat altijd gevolgd was door den fluistertoon van den klant, nieuwsgierig ge worden en aan de situatie, die voor den ver kooper steeds pijnlijker werd, moest zoo gauw mogelijk een einde gemaakt worden. Daarom spande hij nog eens alle krachten in en met een ware stentorstem brulde hij den klant in zijn oor, wat er hier in den winkel te koop was en wat niet. Maar de klant antwoordde met stoi- cijnsche kalmte, dat het op den prijs niet zoo zeer aankwam, als de band maar solied en smaakvol was. Dat was te veel voor den anders zoogeduldi- gen jongeman„Ik zal mister M., onzen chef halen," riep hij ten einde raad en snelde naar het achter den winkel gelegen kantoor. Mister M. had al enkele minuten in de deur van zijn kantoor gestaan en vol verwondering naar het ongewone tumult geluisterd, zoodat hij nu den bediende met gefronst voorhoofd tege moet kwam. „Maar neem me niet kwalijk, mis ter G.," fluisterde hij vol verontwaardiging, „wat hebt u toch met dien mijnheer daar in den win kel gehad? U schreeuwt op een manier, dat het wel een paar straten ver te hooren is!! Wat be zielt u toch?" „Mij niets, mijnheer, maar die man...." en met een van verontwaardiging opgeblazen hoofd dischte de verkooper het verhaal op van den klant, die in een ijzerwinkel een boek-in-half- leeren band komt koopen. „Die man is gek, an ders ben ik het," besloot hij. „Blijft u maar hier," den winkelbediende was het een opluchting den milderen toon te bemerken „ik zal zelf wel even kijken," Hoofdschuddend liet mister M. nog geen vijf minuten later den „onmogelijken" klant uit en kwam toen langzaam naar zijn kantoor terug, waar de verkooper bijna berstte van nieuws gierigheid en angst, nu hij gezien had, hoe vlug en kalm die vreeselijke man door den chef begrepen en bediend was en hoe hij zich met een knijptang had laten afschepen. Op het voor- hoofd van den chef lag een duis- jrs rnsirlspl- tere wolk van E AvtJ Cltl'llotZl ontevredenheid. „Ik begrijp u 1 dClltlge klCLYlt I niet, mister G.". i begon hij streng, „die man was heelemaal niet hardhoorig en ook niet 'krankzinnig. Hij vroeg op zeer beleef de en kalmè manier om een knijptang. Over een boek sprak hij geen woord, doch was wel verbaasd, dat u hem niet had begrepen." „Ik hem niet begrepen?" echode de winkel jongeling. „Dat gaat boven mijn pet!" „Uw gedrag is tamelijk onbegrijpelijk, mister G.", antwoordde de chef. „Ik zeg nog eens: de man was niet doof en niet gek! Hij scheen zelfs niet aan een boek te denken." „Hoe is 't mogelijk, hoe bestaat 't," riep de verkooper uit, terwijl hij zich met de vlakke hand tegen het voorhoofd sloeg. „We zullen de zaak nu maar laten rusten voor wat ze is, mister G.! Maar iets derge lijks mag niet meer voorkomen, onthoud dat!" „Maar, mijnheer, ik ben aan die heele ge schiedenis zoo onschuldig als een pasgeboren kind. U kunt mij toch waarachtig niet verant woordelijk stellen voor zulke dingen, die alle menschelijk begripsvermogen te boven gaan!" „Ik zeg u nog eens, we zullen de zaak nu zoo maar laten maar voortaan wensch ik van zulke scènes in mijn zaak verschoond te blijven. Ik wilde u niet compromitteeren, anders had ik u er bij geroepen." „Daarmee had u me zelfs een dienst bewezen," mompelde de jongeman, verliet het kantoor en keerde terug naar den winkel, om de goederen op te ruimen, welke de chef had laten liggen. Toen viel zijn blik op een visitekaartje, dat op den grond lag, juist op de plaats, waar de raad selachtige klant gestaan had. Als een sperwer stortte hjj zich op zijn vondst, keek erop en snelde lachend naar het kantoor van den chef terug. „Het raadsel is opgelost, mister M.!" riep hij triomfeerend. „Dit kaartje hier verklaart alles. Gisterenavond was ik met enkele vrienden in een restaurant en toen ontmoetten wfj den be roemden humorist Gothern, zonder hem te ken nen. Daar we een paar glaasjes bier op hadden, kletsten we veel onzin. Ik beweerde ondermeer, dat de kunstenaar erg zwak was in zijn ver mommingen en ik zei, dat ik hem overal en in iedere vermomming zou kunnen ontmaskeren. De humorist bleef in zijn incognito en zei glim lachend, dat je zulke dingen moest probeeren. Kort daarop ging hij heen en toen pas zeiden de anderen mij, wie die onbekende eigenlijk was. Nu heeft hij zeker aan den kellner mijn naam en adres gevraagd en kwam vandaag hier in den winkel om mij eens een flink lesje te lezen. Mister M., vergeef mij m'n onbezonnenheid en den vreemden klant zijn laten we het eerlijk toegeven geslaagd grapje!" op «ut blad zfln Ingevolge de verzekertngsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F— 4 levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of belde oogen U ongevallen verzekerd voor een aer voigenae Fm r» bi] een ongeval met I DU»" doodelijken afloop bij verlies van een hand, een voet of een oog- von 18 door Otfrid Hanstein Gschaftler zag Beate nu triomfantelijk aan en deze wist niet, wat voor gezicht ze moest zetten ,Kort en goed, we zijn hier met ons achten farmers, die allen vooruit gekomen zijn. Toeval lig hebben we allen een zoon, Michel en Lasko- witz zelfs twee en ik drie. Dat doet er niet toe. Alleen de ouderen komen in aanmerking in dit geval. Dat zijn er dus acht. Acht flinke, sterke, vlijtige mannen. Acht mannen, die ieder een farm zullen erven en die nog geen van allen een vrouw hebben, want we willen hier uitslui tend Duitsche meisjes. Zij wachten alle acht. Kiest u maar!" Eerst had Beate nog gelachen, toen werd ze steeds meer verlegen. „Dat is een zonderlinge grap, senhores." „Een grap? Zien wij er uit, alsof wij gekheid maken?" „Het is toch absoluut onmogelijk. Heen! U kunt gerust zijn, onmogelijk is het heelemaal niet!" „Denkt u in ernst „Of zün onze zonen niet goed genoeg voor u? Heen. dat is het niet!" „Nu, wat is er dan nog? Aloys, haal de jonge lui maar!" .Alstublieft niet!" „Wat beteekent dat: alstublieft niet!?" „Ik ben heelemaal niet van plan te trouwen!" „Wat kan het ons schelen, wat u van plan was? Wij hebben het besloten en zoo is het goed!" „Ik wil niet!" „Wilt u niet? Dat is wat anders. Hooren jullie, vrienden, wij zijn te slecht, waarschijnlijk te gewoon. Maar we waren goed genoeg, om haar op te nemen in ons midden!" „Luistert u toch eens naar me! Ik kan im mers niet trouwen!" „Kunt u niet? Waarom niet?" „Omdat ik al getrouwd ben!" „U bent...." „Ja! Ik ben getrouwd. Ik heet in werkelijkheid Beate Dornbusch. Als u mij niet gelooft, laat mij dan dadelijk even naar huis gaan! Ik zal het u bewijzen." „En waar is die man dan?" „Ik weet het niet!" „Weet u het niet? Hij is zeker in Duitsch- land?" „Ik ben pas veertien dagen voor ik u leerae kennen, in Buenos Aires getrouwd." De farmers keken elkaar aan en Gschaftler zei: „Laat het bewijs zien! Senhores, het schijnt mij. dat de zaak geweldig interessant wordt. We zullen toch eens zien, wie wij voor hebben!" Beate wilde naar buiten gaan. „Ik ga mee! U zult ons zoo niet ontsnap pen," Intusschen was de kamerdeur opengegaan en acht jonge mannen kwamen naar buiten op de veranda. Hun hoofden zagen rood van de Canja-jenever, die zij gedronken hadden bij wijze van bemoediging. Met trillende handen nam Beate haar porte feuille uit den koffer. „Hier is mijn trouw-acte!" „Geef op. Dat moet onderzocht worden! Ik sta hier als man van het gezag! Ik...." De andere boeren kwamen dichterbij en zet ten met veel omhaal hun brillen op. „Caramba, ze is getrouwd!" „En dat hebt u geheim gehouden?" „U noemt zich juffrouw? Bent u van uw man weggeloopen? Na veertien dagen al?" „Of weggejaagd?" „Wie weet, wat...." Beate had eerst gezwegen, daar zij een oogen blik te verbluft was, om iets te zeggen. Nu had zü haar zelfbeheersching teruggekregen. „Caramba! Als jullie vloeken, kan ik het ook! Hier zijn mijn papieren! Ik pas er voor, op dien toon aangesproken te worden! Heb ik me soms niet fatsoenlijk gedragen? Heb ik mijn plicht soms niet gedaan? Ben ik hier gekomen, om uw kinderen te onderwijzen of om uitgehuwe lijkt te worden aan één van uw zoons of onder hen verloot te worden? Schaam u! Ja, schaam u! Verlaat onmiddellijk dit huis. Het is nog steeds mijn woning. Morgen krijg ik van u den wagen tot mijn beschikking en kunt u mij naar het station rijden, wanneer ik tenminste be hoorlijk betaald ben. Als u wilt, kunt u mij er uit gooien, maar ik laat me niet beleedigen - en ik laat me zeker niet uithuwelijken! En nu verder buenos noches, senhores! Zij stond hoog opgericht; haar gelaat gloeide. Zij voelde instinctief, dat haar hier slechts moed en vastberadenheid konden baten. Langzaam waren de mannen teruggeweken tot aan de deur. Gschaftler trachtte den schijn te redden. „Morgen om acht uur gaat u weg!" "ais ik mijn geld heb, om zes uur. Hoe eerder hóé liever!" Brommend trokken de mannen af. „Zoo'n duivelsch vrouwmensch! Goed, dat wé'het nog maar bijtijds ontdekken!" „We zullen bericht zenden naar de stad." „De politie moet Scheldend en mopperend gingen de mannen heen, terwijl Beate de houten zonneblinden dicht' schoof en zich opsloot, door haar koffer voor de deur te schuiven. Zij nam er haar revolver uit, kaarsen en lucifers, om zich op een „aangename nachtrust" voor te bereiden. HOOFDSTUK XV Na nog twee dagen wachten kreeg Egon een brief van Günter Schliephacke: „Don Georgio is gisteren gekomen. Ik heb hem verteld, hoe alles gegaan was. Hij was natuurlijk eerst heel boos en de armen kleine Ines heeft bitter gehuild, zonder eigenlijk te weten waarom, want we hebben haar natuurlijk niets verteld over je dwaasheid in Buenos Aires. Don Georgio weigerde elke medewerking. Je kunt het hem niet kwalijk nemen, dat deze man, een echte Argentijn, zeer rijk en door iedereen naar de oogen gezien, niet met beide handen toegrijpt, als zijn eenige dochter een Duitscher wil trouwen zonder middelen, die bovendien nog getrouwd is en zich heeft ingela ten met een avontuur, dat volgens Argentijn- sche inzichten ho'ogst verwerpelijk is. Hij vindt, en ik ben het daarin volkomen met hem eens, dat het huwelijk een kerkelijke instelling is, waarmee men geen spel mag spelen. Misschien is echter nog niet alles verloren. Het eerste, wat je moet doen, is, het adres van je zoo genaamde vrouw uitvinden en je met haar in verbinding stellen. Heb je dat adres en een korte, notarieel bevestigde verklaring van het meisje, dat alles zóó is, als je zegt, dat zij je werkelijk overrompeld heeft en dat ook zij meende, dat dit huwelijk alleen zou dienen om haar het landen te vergemakkelijken, zend me dat papier dan. Een echtscheiding is wel mogelijk in Uruguay maar niet i*1 Argentinië. Mis schien is het mogelijk, dat ik door betrekkin gen in Buenos Aires kan bewerkstelligen, dat een huwelijk, dat, we kunnen gerust zeggen, gesloten werd op voorwaarden, die in strijd zijn met de heiligheid van 't huwelijk en eveneens met de goede zeden, ongeldig wordt verklaard. Ik zeg je eerlijk, dat ik al die moeite waar schijnlijk niet zou doen voor jou alleen, doch hoofdzakelijk terwille van kleine Ines en ook omdat ik geloof, dat je in den grond een goeie kerel bent. Ik heb tegelijk met dezen brief ge schreven naar een farmer in Resistencia, dien ik ken, die ook een groote machinerie besteld heeft bij dezelfde firma als ik en die mij naar een flinken ingenieur vroeg. Schrijf hem en bied je diensten aan. Dan ben je niet al te ver weg en kun je me bericht sturen, zoodra je iets hebt bereikt." Egon voelde zich vroolijk en bedroefd tegelijk- Kleine, lieve Ines! Haar beeltenis stond hem zoo duidelijk voor oogen! Hoe moest ze over hem gesproken hebben met haar vader en met Donja Theresa, dat Günter hem ook nu nog de helpende hand toestak! Maar toch, wat gaf het? Hoe zou hij, die geen middelen van bestaan had en een vreemdeling was, in dit onmetelijk land Beate vinden? Nog denzelfden dag schreef hij aan Don Juan de Costa in Santa Eleonora bij Resistencia. Den volgenden avond reeds kwam het ant woord: „Verwacht u zoo spoedig mogelijk." De zorg voor het dagelijksch brood was ten minste alweer uit de wereld. Weer reed hil achttien uren naar het Noorden. Geel van leem lag de Al to Parana vóór hem- ook hier nog een reusachtige rivier, die tus schen steile oevers stroomde. Een nest van een stadje lag aan den oever. Kleine, bont geschil derde huizeninplaats van een goed hotel, z0°_ als hii in Santa Fé had gevonden, een Spaan- sche Fonda; maar aan het station wachtte eei ruiter op hem. „Senhor Dornbusch." „Die'jÖen ik." (Wordt vervolgd'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10