DIERENLEVEN
IN ARTIS"
De avonturen van een verkeersagentje
r
<Kdvet&aal mn day
ALLE ABONNÉ'S
F 750.-
F 750.-
F 250.-
Daily Telegraph-
interview
HONI G's KEUKENSTROOP
WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1938
§M
RITSEMA STOFZUIGERS
„DE ZWARTE ZUSTER'
Gala-avond van Katholiek
's Gravenhage
Verkade's
Nieuwe Album
A. F. J. Portielje, de man die meer dan
30 jaar in Artis werkt en studeert, die
er elk dier kent en door elk dier gekend
wordt, was de aangewezen schrijver voor
dit Ver kade Album. Hij maakt ons hier
vertrouwd met de gedragingen en ge
woonten van de dieren. - Waarom wordt
een aap boos als U lacht? Portielje geeft
U daar een even verrassend als eenvoudig
antwoord op.
De.kunstenaars,die de plaatjes schilderden,
hebben de dieren getroffen in hun karak
teristieke houdingen, en de plaatjes zijn
zóó prachtig gedrukt, dat ze werkelijk op
kleine aquarellen lijken!
Het Album verschijnt begin October.
Bestel het nu reeds bij Uw winkelier, voor
75 cent. Met het bijpakken van de plaat
jes (grootendeels kleine, net als vroeger)
bij beschuit, koek enz. is reeds begonnen.
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Eieate weet,
wat ze wil
Een der ergste teleurstellingen, die Keizer
Wilhelm II in zijn leven ondervond, be
leefde hij op den negenden November 1908,
precies en op den dag tien jaren vóór zijn vlucht
uit Spa naar ons land. Deze teleurstelling, die
den imperator-rex ontzettend aangreep, be
stond daarin, dat hem door een publicatie van
een Engelsch blad, welke in Duitschland een
storm van verontwaardiging wekte, als door een
plotselingen bliksemslag hei-klaar duidelijk
werd, dat hij het vertrouwen van zijn volk,
waarop hij rotsvast vertrouwde, niet bezat. De
rol, die de toenmalige kanselier Ftlrst Bernhard
von Bülow (die zich in zijn gedenkschriften
verre van groot toonde trouwens later!) bij dit
geval speelde, was van alle fraaiheid gespeend.
En de Keizer bleek achteraf geheel onschuldig
ware het niet, dat zijn impulsiviteit hem parten
had gespeeld. Maar een jaar tevoren. D^ zaak
is deze. De Keizer had in 1907, toen hü ver
toefde op het eiland Wight, een reeks van on
gedwongen gesprekken gevoerd met den gene
raal op non-actief Stuart Wortley, den eigenaar
van Higlicliffe Castle. In het verloop van die ge
sprekken had de vlotte, impulsieve monarch
verschillende bemerkingen gemaakt, waarin hij
het Britsche volk en al wat Engelsch was boven
zijn eigen volk en al wat Duitsch was stelde.
Op een manier echter, zooals iedereen wel met
iemand van een andere natie spreekc. Onge
dwongen, zonder eenig boos opzet, niet geschikt
voor publicatie. Een jaar verliep. Generaal
Wortly verwerkte met behulp van den Engel-
schen journalist Harold Spender de uitlatin
gen van den Keizer in interviewvorm voor de
Daily Telegraph. Zooals te doen gebruikelijk is,
zond hfj het manuscript aan den Keizer met het
verzoek dat deze zijn toestemming zou geven,
het samengestelde interview te publiceeren.
Wilhelm n zond op volkomen loyale wijze den
tekst aan Rijkskanselier Von Bülow en vroeg
hem, of hij tegen publicatie iets had in te
brengen. De gang van zaken was dus volkomen
correct. Niets onbehoorlijks was geschied,
wanneer men niet de uitlatingen van den Kei
zer zelf als onbehoorlijk wilde opvatten. En dal
was moeilijk te doen, want uit het interview
bleek duidelijk, dat Wilhelm op zijn manier had
geprobeerd een bijdrage te leveren tot verbete
ring der Engelsch-Duitsche betrekkingen, wat
ook het doel was der publicatie van generaal
Wortley, toen hij de gesprekken met den Kei
zer ter publicatie verwerkte. Het bureau van
den Rijkskanselier zond het manuscript aan
den Keizer terug met de randbemerking, dat
tegen publicatie geen bezwaar bestond. Onge
lukkigerwijze had, ten gevolge van bureaucrati
sche slordigheid en door een samenloop van on
gelukkige omstandigheden, geen der hooge amb
tenaren, die voor dit oordeel verantwoordelijk
waren, den tekst zorgvuldig gelezen. En zoo
gebeurde het ongeluk. Het interview v°rscheen
En Duitschland was in last.
Twee dagen lang raasde in den Rijksdag de
storm tegen den Keizer, die ver van Berlijn
wijlde. De redenaars van alle partijen luchtten
wat zü jarenlang in hun binnenste hadden ver
kropt. Alles, wat twintig jaren lang zich opge
hoopt had, ontevredenheid met 's Keizers eigen
aardigheden, met zijn regeermethodes barstte
los. De man, die reeds zoo lang als kanseliei
het vertrouwen van zijn Keizerlijken meester
genoot Fiirst Von Bülow, kwam niet op voor
den monarch, dekte hem niet en volstond met
een slappe geste van resignatie en schouder
ophalen. Alleen de verleden^jaar gestorven, be
kende Rjjksdagafgevaardige Von Oldenburg-
Janutschau (de man, die eens de profetische
woorden sprak, dat de Rijksdag door een lui
tenant met tien man weggejaagd kon worden)
Verdedigde den Keizer. De taak, waarvoor Von
Bülow stond, was zonder twijfel moeilijk en
zwaar. De .verontwaardiging in Duitschland,
waar het volk al lang ontevreden was over het.
absolute regime van den imperator, was alge
meen en groot. Maar van den anderen kant
valt toch niet te ontkennen, dat de Keizer vol
komen correct had gehandeld en dat hy, plot
seling staande voor een tegenstand van bijna
héél het volk, zich door zijn kanselier in den
steek gelaten voelde. De storm ging inmiddel,-
in de couranten verder. Eiken dag verschenen
nieuwe aanklagende en afkeurende artikelen.
De keizer was van zijn reis teruggekeerd en lag
in het Neue Palais te Potsdam ten gevolge van
opwinding, niet-begrijpen en bijkans verplet
terd door het gebeurde ziek te bed. Het voor
hem schier onbegrijpelijke was gebeurd: na
twintig jaren, in welken langen tijd hij vast en
stellig had geloofd, dat hij de afgod was van de
overgroote meerderheid van het Duitsche volk
en dat men zijn wijze van regeering als voor
beeldig beschouwde, had men hem duidelijk en
klaar laten blijken, dat men geen vertrouwen
had, noch in hem. noch in zijn manier van re-
geeren. In die dagen werd de kroonprins (onze
ex-gast van Wieringen) naar Potsdam ontbo
den. Geven wij hem het woord: „Bij den ingang
van het paleis ontving mij een kamerheer var
mijn moeder, de Keizerin. Hij had op mij ge
wacht om mij te zeggen, dat ik eerst bij haar
moest komen alvorens mij bij den Keizer aan
te melden. Mijn moeder ontving mij dadelijk
Zij was diep ontroerd, had roode oogen er
pakte miin hoofd tusschen haar beide handen
..Je weet. mijn jongen, waarom Je hier bent?'
,.Neen, moeder
„Ga dan maar naar vader. En onderzoek Je
hart. voor je een beslissing neemt!"
OUDSTE. FABR!EI\_HILV£RSUM«.D MODEiLtr) I
Toen wist ik, waarom het ging (de Keizer
wilde namelijk aftreden).
Ik ging naar mijn vader. Hij lag te bed en
zag er vervallen uit. Ik schrok er van. Nog een
maal heb ik hem zoo gezien. Tien Jaar later,
op den rampzaligen dag te Spa, toen de opvoi-
ger van Ludendorff, generaal Gröner, mijn va
der mededeelde, koud en schouderophalend, dat
de armee niet meer achter hem stond en zonder
hem naar Duitschland terug zou marcheeren.
Ik voelde diep medelijden met hem. Bijna nooit
voelde ik mij zoo nabij met hem als ln dat uur.
Hij leek jaren ouder geworden. Hij was wan
hopig, voelde zich door iedereen verlaten, was
verpletterd door de catastrophe, die hem be
roofd had van den grond onder zijn voeten en
'zijn zelfbewustzijn en vertrouwen vernietigd
had. Hij klaagde den kanselier aan. Teleurstel
ling, moedeloosheid en resignatie hielden hem
omvangen. En aldoor klaagde hij met bitterheid
over het onrecht, dat hem werd aangedaan. Ik
trachtte hem te troosten en op te richten. Wel
een uur lang heb ik aan zijn bed gezeten. Nooit
te voren, sedert ik denken kan, was dat ge
beurd. Tenslotte kwamen wij overeen, dat ik
een korten tijd een soort vertegenwoordiging
van den Keizer op mij zou nemen. Na een paar
weken was de Keizer schijnbaar trouwens weer
de oude."
Schijnbaar! Want het is een feit, dat de Kei
zer dezen slag nooit te boven is gekomen. Onder
den dekmantel van zijn vroeger zelfbewustzijn
legde hij zich meer en meer een reserve op, die
zelfs de grenzen van zijn grondwettelijke positie
overschreed. Tijdens den wereldoorlog voerde
deze reserve bijna tot volledige uitschakeling van
zijn persoon tegenover de operatieve en organi
satorische maatregelen van het opperste leger
bestuur
Zoo ziet men, dat de grooten der aarde reeds
vallen kunnen, voordat hun eigenlijke val in
de verste verte aanstaande is. Dit moest een
les zijn voor de matelooze grooten in be
paalde landen van onzen tijd. Het hierbij pas
sende spreekwoord, dat iets met hoogmoed en
val heeft te maken, schiet wel onwillekeurig
iedereen te binnen.
Dinsdagavond gaf het Comité „Katholiek
's-Gravenhage" in den Princesseschouwburg in
de Residentie een specialen gala-avond, waar
mede de tournée van de film: „De Zwarte
Zuster" werd geopend.
Er bestond voor dezen avond veel belang
stelling; de heer H. J. Borghols constateerde
dit met groote vreugde in het openingswoord,
dat hij sprak. Meer in het bijzonder trof hem
het feit, dat juist ook de hooge standen uit het
Haagsche katholieke leven naar deze voorstel
ling waren gekomen. Spr. heette welkom Z. Exc.
Mgr. Paolo Giobbe, Apostolisch Internuntius,
Z. H. Exc. Mgr. B. J. Gijlswijk O.P., Aposto
lisch Delegaat van Z.-Afrika, hunne excellen
ties de gezanten van Polen, Z.-Afrika en Argen
tinië, alsmede de andere geestelijke en wereld
lijke autoriteiten van wie we o. a. noe
men Mgr. J. van der Tuijn en Mgr. P. Groenen.
De heer Borghols legde er den nadruk op,
dat hij verwachtte voortaan een blijvende be
langstelling van de hoogere standen te mogen
constateeren.
Ter inleiding van het volgend program sprak
de Weleerwaarde Pater Van Rhyn O.P. een
kort woord, waarin hij de aandacht vroeg voor
den arbeid der paters Dominicanen in de
missie.
Venhcufc,
Hierop volgde de vertooning van de film:
„De Zwarte Zuster", waarover wfj in ons blad
reeds eerder schreven. Wij achten ons derhalve
ontslagen van een verdere bespreking, doch
moeten omtrent deze voorstelling opmerken,
dat zij een diepen indruk achterliet. Algemeen
was men van meening, dat dit stuk werk een
der best beslaagde missiefilms mag worden
genoemd en dat het als vruchtbaar materiaal
voor de propaganda van het bekeeringswerk
onder de onbeschaafden diénst zal doen.
Na deze hoofdfilm volgde de vertooning van
een film over Curagao en tenslotte een humo
ristisch verhaal.
Katholiek 's-Gravenhage zal deze zoo uit
stekend geslaagde soirée niet licht vergeten.
Keesie en het matroosje zetten hun tocht onder water voort.
Een tijdlang vergezeld van de dankbare visschen, die door hun
toedoen door den hengelaar waren losgelaten en van louter
dartelheid allerlei sprongen in het water maakten.
Maar het duurde niet lang, of Keesie en het matroosje
kwamen in een snellen stroom. Ze liepen eerst door, denkende,
dat zij het wel konden houden, maar al spoedig voelden ze, dat
zij door den stroom werden meegevoerd en dat ze bijna niet op
de been konden blijven.
Wie dien avond Samuel Rod zou zijn tegen
gekomen, zou in dien als landlooper ge-
kleeden drommel nooit den vermaarden
directeur van de „Lightning Filnes" herkend
hebben.
Ik maak u mijn compliment, meneer! zei
de eerste actrice. U bent écht, zoo.
Een echte heer moet zich thuis voelen in
ieder pakje, beste jongedame, verklaarde de
directeur. Vóór we een paar uur verder zijn,
heb ik m'n mannetje te pakken.
Wat u gaat doen, is al te gek, riep Lisbeth
uit. U kunt toch niet aan den éérsten den
bésten de rol van zeeroover toevertrouwen.
Uw zwarte krulletjes, die u blond maakt,
zijn óók gek, zei de directeur. Net als mijn
monocle. Zonder die gekke dingen zou de film
niet eens bestaan. Toen u hier pas kwam kü-
l^n en twee kwartjes per avond verdiende, dacht
u er anders over.
Voor twee kwartjes per avond hebt u een
kracht gekregen, die u millioenen heeft opge
bracht!
Samuel Rod keek op zijn horloge. Negen
uur. Ik moet weg.
Hij nam zijn monocle af en gaf hem aan juf
frouw Lisbeth.
Bewaart u dit eereteeken voor me. Als ik
terugkom, geeft u 't me terug.
De actrice liep met hem mee naar de deur.
Succes, meneer Rod en de groeten aan den
zeeroover.
Een auto stond te wachten.
Naar „De roode Kater", vlug!
De herberg „De roode Kater," die door al de
zeelui van de Middellandsche Zee bezocht werd,
had heelemaal den vorm en de inrichting van
den achtersteven van een schip. Dat had de fan
tasie van Samuel Rod opgewekt, in dusdanige
mate, dat hij een heel nieuw stuk had ontwor
pen: juffrouw Lisbeth als smokkelaarster in
tabak en een échte zeeman als zeeroover in de
hoofdrol. Hij had genoeg van al die imitatie-
zeelui.
Toen Samuel de herberg binnentrad, liep hij
op het tafeltje van Robert toe den jongsten
en kwieksten kapitein, die in „De roode Kater"
te vinden was.
Wat wil je drinken, oude? vroeg de zee
man.
Geef me maar een grog.
Ze klonken samen. Toen zette Samuel zijn
schooierigen hoed af en begon over iets heel
belangrijks te praten.
Als t geen goudmijntje voor me is, zei
Robert, verknoei er dan maar geen woorden
meer aan.
En hij dronk zijn tweede glas leeg.
Goud, jongeman, zit niet alleen in de
mijnen....
Ik heb allang begrepen, waar je heen wilt,
oude, maar ik voel er niets voor m'n han
den in de zakken van m'n evennaaste te steken.
In iedere haven vind ik zoo'n schooier als jij,
die me met een voorstel komt, om een bank op
te lichten, of een auto te jatten.
Na drie avonden was Samuel nog altijd even
ver. Robert bood hem wat te drinken en als het
.gesprek het hoogtepunt bereikt had, liet hij den
vagebond zitten, om een dansje te maken.
Goeden avond, oude, zei hij dan, en als
ze je morgen nog niet geknipt hebben, zien we
elkaar wel wéér.
Samuel volgde hem met den blik. Geen en
kele beweging ontsnapte hem. O, die man was
een juwéél!
Ditmaal wachtte hü, tot de ander weer terug
kwam.
Zoo, leef je nog? zei de zeeman vroolijk.
Samuel glimlachte en begon een ander praat
je, nog veel sluwer dan het eerste.
Voor je landlooper werd, was je zeker bü
de Drankbestrijding? Je wilt me toch niet
Ik ken een meisje, dat voor je geknipt is,
zei Samuel.
Heb je een nichtje aan den man te bren
gen? Kan ze dansen?
En zingen en nog veel meer!
Verknoei dan verder geen tyd en ga haar
halen!
Samuel Rod ging ülings heen, vloog een ta
bakswinkel binnen en telefoneerde juffrouw Lis
beth.
Hallo! Juffrouw Lisbeth, de zeeroover wil
u zien. 't Begint goed! U zult zien, dat ik hem
overhaal. Trek een oud pakje aan en kom direct
naar „De roode Kater". Breng uw gitaar mee.
Bent u gek geworden? Ik ben actrice en
geen kermiszangeres!
Kom, kom, doet u niet zoo deftig! Ik ben
er toch óók bij en nog méér fatsoenlijke men-
schen. Ik heb een groot acteur ontdekt, om alle
directeuren van Europa en Amerika van nijd
te doen barsten.
Nu, goed, zei juffrouw Lisbeth. Over
twintig minuten kom ik.
Toen Samuel in de herberg terugkwam, zat
Robert op hem te wachten, achter een nieuwe
flesch.
Nu, waar is de kleine?
Ze komt. Ze is haar guitaar aan 't zoeken.
Juffrouw Lisbeth kwam zelfs nog vijf minuten
eerder. In haar zwarte japon en met de guitaar
over haar schouder, leek ze weer het eenvoudige
meisje, dat destijds voor twee kwartjes begon
nen was.
Robert stond op en maakte een buiging.
De oude heeft werkelijk goud in zijn mij
nen, zei hy galant.
Toen de kennismaking was afgeloopen, zong
Lisbeth een Spaansche ballade en begeleidde
zichzelf op de guitaar. Rondom hen was het stil
geworden. De paren dansten niet meer en de
Amerikaansche piano was midden in een wüsje
opgehouden. Robert was verrukt en Samuel Rod
zag de film al scène voor scène gereed komen,
bü het licht van die vreemdsoortige scheepslan
tarens en temidden van al die verweerde ge
zichten.
Aan het slot van haar lied werd Lisbeth storm
achtig toegejuicht. Samuel Rod moest verschei
dene malen tusschenbeide komen, om haar tegen
al te opdringerige complimenten te beschermen.
Laten we weggaan, zei Robert. Hier is-het
geen geschikte omgeving voor verdere conver
satie.
Samen liepen ze langs de pakhuizen en stores,
in de richting van de zee. Lisbeth zei niets, en
omklemde haar gitaar, en wierp nu en dan een
blik op Robert, die als-maar het woord tot haar
richtte en boog als een tabaksblad. Samuel ver
kneukelde zich. Hij had beet. De „zeeroover"
leefde al op de film.
Laten we hier even gaan zitten, zeide hij.
Ik ben moe.
Je hebt beenen van suikergoed, oude, zei
de zeeman. Ik heb grooten zin om jou in
het water te gooien en t meisje voor me zelf
te houden!
Lisbeth lachte.
Bent u wel eens in een cinema geweest?
vroeg ze hem.
Eén keer, in Marseille. Maar ik houd er
niet van. Met
die meisjes op j
het doek kun je tv
niet dansen. En Ddt WCIS (IC
die kerels, die je
ziet, gaan hun OCdOCLlIlg 11 ICt
gang maar, zon-
der je permissie
te vragen.
Ik ken iemand, zei Samuel thans die
met goud betaalt. Als je wilt, beginnen we mor
gen aan den dag met fotografeeren.
Neen, dank je. Ik heb maar één foto, op
m'n paspoort, en daar heb ik genoeg aan. ik
kom altijd met een scheef gezicht op een por
tret.
Lisbeth had haar gitaar genomen en begon
weer te zingen. De golven sloegen zachtjes te
gen de kade en in de verte twinkelden de groene
en roode lichtjes tusschen de sterren.
Zing verder, juffrouw Lisbeth, smeekte de
zeeman. Waarom houdt u op?
Ik moet gaan. Het is al laat. Kom, oude.
Robert bleef zitten, met het gelaat in de
handen, zonder te spreken.
Als je wilt, zei Samuel, komen we mor
genochtend aan boord. Dan zal ik den meneer
van de lens ook aan je voorstellen.
Als je het meisje meebrengt, is 't in orde.
Ze namen afscheid. Bü de „Roode Kater"
stond een auto op de beide „zwervers" te wach
ten.
De visch is in 't net! zei Samuel Rod.
Lisbeth antwoordde niet, doch tokkelde op
haar gitaar en begon te zingen.
Den volgenden morgen was Samuel stipt op
rijd. Behalve Lisbeth waren er ook nog twee
operateurs, een regisseur en vier of vüf acteurs.
Robert deed alles wat er van hem gevraagd
werd. Hü lachte, zwaaide met zün pet, maakte
gekheid "tegen de operateurs, deed galant tegen
Lisbeth en klom zelfs in den mast. De lens
volgde hem overal waar hü was. Samuel deelde
de bevelen uit.
Nóg eens, Robert. Ga naar den achterste
ven en gooi het anker los.
Jawel, oude, zei Robert maar ik wil hier
geen vreemde snuiters aan boord. Wie zün die
vier bleekmuilen daar (en hy wees op de
acteurs) die teekens aan 't geven zyn? :vi:ö
Allemaal vrienden, Robert goed volk.
Als het niet was om u, zei Robert tegen
Lisbeth zou ik ze allemaal voor de haaien
gooien. Wanneer komt u weer eens alleen met
dien oude'
Morgen misschien, zei Lisbeth.
Maar den volgenden morgen kwamen weer
al de anderen mee. En iederen dag werd Samuel
brutaler. Hij trok zelfs een kry'tüjn, tot waar de
matrozen mochten komen.
Op het laatst werd het Robert te machtig.
Als u den volgenden keer niet met uw
beidjes alléén komt, zeide hü ziet u me niet
meer terug. Heb ik dat duidelük gezegd of niet?
We zullen hem z'n zin moeten geven, me
neer Rod, zei Lisbeth zachtjes. Anders loopt
de heele boer in de war.
Meneer Rod gaf met tegenzin toe.
Goed, zegt u hem maar wat u goedvindt.
Enkele uren later sloop Lisbeth langs de kade,
voorby de pakhuizen en stores. Een donkere
gedaante voegde zich bij haar.
Eindelijk!
Het was de stem van Robert, en zü klonk
zachter dan ooit.
Alles is in orde, liefste! De papieren heb
ik in m'n zak. Morgenochtend in de vroegte
Laat de oude maar razen.... niemand kan jou
dan nog van me afnemen!
Het duurde eenige dagen, vóór meneer Sa
muel Rod een behoorlijke plaatsvervangster had
gevonden voor zün nieuwe stuk.
(Nadruk verboden)
bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken dooc
verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen
WtJ een ongeval met
doodelüken afloop
op dit blad zün ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen
Bü veilles van een hana
een voet at een oog.
door Ottrid 1
von Hanstein
21
„Een hooger ambtenaar, een oudere heer,
door en door serieus, is op een inspectiereis. Hy
maakt deze reis per vliegtuig, is nu in Corrien-
tes en heeft het plan, vandaag naar Chili verder
te reizen, natuurlijk met een aantal tusschen-
landingen in Argentünsche steden. Deze heer
werd begeleid door een secretaris, maai deze is
ziek geworden en moest in het hospitaal achter
blijven. De senhor heeft mij gevraagd, hem
een anderen secretaris te bezorgen, maar dat is
hier niet zoo eenvoudig. In Corrientes zijn over
het algemeen slechts jongelui, die een vaste be
trekking hebben; bovendien kan met. iedereen
tegen een lange, vermoeiende reis in een vlieg
tuig. Toen dacht ik aan u. Ik heb er met den
heer in kwestie reeds over gesproken en als u
lust hebt
„Ik zou met beide handen toegrijpen."
De directeur lachte, omdat ze zoo spoedig be
reid was.
Hij drukte op de bel.
„Is Excellenza don Valentino al hier?"
„De Excellenza is juist gekomen."
Het was een grijze heer met een verstandig
gezicht en vriendelijke oogen.
„Welkom, Excellenza! Dit is senhorita Serenus
en zij is gaarne bereid, de reis met u mee te
maken!"
Een vlugge, onderzoekende blik op Beate.
„Waar kan ik de senhorita iets op proef dic-
teeren?"
„Kijk u eens, daar is de typekamer."
Het was een lang en moeiiük dictaat, dat
Beate moest opschrijven. Er werd opzettelijk
snel gesproken met veel ryen getallen er tus
schen en veel moeilijke, vreemde woorden.
Don Valentino was tevreden.
„Goed, heel goed! U bent dus niet bang,
poeh voor de vliegmachine, noch voor de reis
met een heer alleen?"
„Neen, Excellenza".
Zij zag hem vast in de oogen en was
blij, dat zijn gezicht volkomen zakelyk
bleef. Die man zag tenminste alleen maar de
kantoorbediende in haar.
„Wat voor salaris dacht u te verdienen?"
„Ik weet niet...."
„Laten we zeggen tweehonderd pesos, bene
vens vrije reis- en verblijfkosten."
„Dank u wel, excellenza!"
„Ik zou graag over een uur weg willen, om
vanmiddag nog bijtüds in Santiago del Estero
te zyn."
„Ik ben bereid."
„U kunt een gewonen koffer meenemen, meer
natuurlijk niet."
„Ik heb hier ook maar één koffer, de rest
staat nog in Buenos Aires."
„Waar woont u?"
„Pension Vienna."
„Over een uur zal mün auto u afhalen en u
naar de vliegmachine brengen."
Vlug typte Beate zelf een korte overeen
komst naar het dictaat van haar werkgever;
dan haastte zij zich naar huis. Corrientes was
voor haar nu een heel andere stad! Dezen mor
gen was ze nog wanhopig geweest en nu zij
kon haar geluk nauwelijks beseffen! Twee
honderd pesos in de maand, geen kosten en
prive-secretaresse van een regeeringsambtenaar
Toen viel haar weer een steen op het hart.
Als hij eens wist, dat zij eigenlyk de wet
ontdoken had
Zij kwam het pension binnen.
„Senhor Egon Dornbosch is hier geweest; hij
komt over een uur terug."
Vlug een paar regels neergeschreven en die
met het document van den notaris in een
enveloppe gedaan!
„Als senhor Dornbusch terugkomt, geeft u
hem dan alstublieft dezen brief!" Terwijl zij
haastig haar koffer pakte, vertelde zy aan haar
hospita, dat zij een betrekking had gevonden
als secretaresse, maar buiten Correntes. Expres
zei ze niet bij wien en ook niet waar ze heen
ging.
Voor de eerste maal was de hospita van „Pen
sion Vienna" trotsch op haar huurster. De auto
van de regeering hield voor de deur stil en de
gegalonneerde bediende vroeg: „Senhorita Se
renus?"
Beate stapte ih en de hospita keek haar na.
Zij was werkelijk blü, want sinds Beate bij haar
in huis was, werd haar woning met wantrouwen
de oogen aangegluurd en nu kon ze tenminste
de buurvrouwen, die uit het venster hingen, toe
knikken
„Senhorita Serenus is in dienst gekomen^ van
de regeering; zy werd zoojuist gehaald
Egon Dornbusch kwam met snelle schreden de
straat in. Hij had haast; de boot had reeds des
morgens om acht uur moeten vertrekken; daar
het echter nu al bijna middag was, kon men
er op rekenen, dat ze met inladen wel spoedig
klaar zouden zün. Hij zag den auto van de regee
ring voorbijrüden, waarin een dame zat, maar
hij lette niet op haar.
„Is senhorita Serenus nu thuis?"
„Senhorita Serenus heeft Corrientes verlaten,
maar zij heeft dezen brief voor senhor Dorn
busch bij mij achtergelaten."
Egon meende, dat hü haar niet goed be
greep.
„Heeft senhorita Serenus Corrientes verla
ten?"
„Juist. Zü heeft buiten de stad een betrek
king gekregen, een heel goede betrekking bij de
regeering en ze is met een vliegmachine wegge
gaan."
„Hoe is dat mogelijk?"
Onwillekeurig werd hy heel bang, dat haar
wat overkomen zou. Gisteren had zü hem zelf
bekend, dat alles haar mislukt was. Was dat
een voorwendsel om te verdwijnen? Was het
soms zün schuld, zou ze de een of andere
dwaasheid begaan?
„De senhorita zei mij toch nog gisteren
„Het is heel plotseling opgekomen. Hebt u dien
auto van de regeering niet gezien? Daarmee is
de senhorita afgehaald, om naar de vlieg
machine gebracht te worden."
Egon kon de hospita onmogelyk verder uit
vragen, zonder haar nieuwsgierig te maken. Hij
pakte den brief aan, ging er haastig mee naar
een stil straatje en scheurde hem open, nadat
hij zich er van overtuigd had, dat hy vair het
pension uit niet meer gezien kon worden. Even
later hield hij het document met het notaris
zegel in handen.
Een overweldigende vreugde steeg in hem op,
maar in de haven floot de sirene van de boot.
Hij had nu geen tijd om alles te lezen; hij
haastte zich aan boord en dadelijk daarop zette
de boot zich in beweging.
Egon zocht zün hut op. Hij ging op een klap
stoeltje zitten en las Beate's brief. Eerst het
door den notaris onderteekende document, dat
precies zoo was gesteld, als hij had gehoopt.
Beate nam alle schuld op zich, schreef, dat hij
het slechts had gedaan omdat zü met zelfmoord
dreigde en dat het hun beider vaste wil was
geweest, onmiddellük weer te schelden. Mijn
heer Jousten werd als getuige genoemd. Verder
nog een kort schrüven ter begeleiding:
„Zeer geachte Heer Dornbusch
Ingesloten het gewenschte document. Ik
geloof beslist, dat dit u de zoo zeer verlang
de vrijheid zal teruggeven. De Voorzienigheid,
waarop ik vertrouw, heeft me niet in den
steek gelaten. Van morgen werd ik, door toe
doen van een heer, die het goed met my
meent, aan een betrekking geholDen alsprivé-
secretaresse by een hoogen regeeringsambte
naar. Ik verlaat Argentinië; het zal u geen
belang inboezemen, waar ik heenga. Mocht in
dat land een scheiding mogelijk zijn, dan zal
ik er dadelük voor zorgen, dat zulks geschiedt.
Te dien einde heb ik ook den brief van senhor
Scbliephacke behouden. Gelukt de scheiding,
dan zal ik het desbetreffende document poste
restante naar Rosario zenden. Laat u daar
uw adres achter. Er rest mij nog, u nogmaals
voor uw hulp destijds te bedanken en u om
vergiffenis te vragen, omdat ik u verdriet heb
veroorzaakt. Ik neem aan, dat wy elkaar in
dit leven niet zullen terugzien en wensch u
het beste.
Beate Serenus".
Egon stak de papieren in zijn zak en ging op
den omloop voor de hutten staan. Op de kleine
boot was alles in beweging; de menschen ston
den luid pratend in groepen bijeen en keken in
de lucht. Onwillekeurig hief ook Egon het
hoofd op.
Een kleine vliegmachine, die in den zonne
schijn als zilver glansde, cirkelde in sierlijke bo
gen boven de stad en verdween dan naar het
Westen. Naast Egon stond een dikke farmer.
..Dat is de excellenza uit Buenos Aires, die
hier bij de regeering inspectie heeft gehouden.
Het gaat vlug zoo'n machientje, maar mü zon
den ze met geen tien paarden...."
Egon knikte, zonder verder te luisteren.
Daarboven in de vliegmachine zat Beate; zy
was de secretaresse van de excellenza; dat
klopte met hetgeen zy geschreven had.
(Wordt vervolgd)