DIERENLEVEN IN ARTIS" De avonturen van een verkeersagentje r <Kdvet&aal mn day ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 750.- F 250.- Daily Telegraph- interview HONI G's KEUKENSTROOP WOENSDAG 28 SEPTEMBER 1938 §M RITSEMA STOFZUIGERS „DE ZWARTE ZUSTER' Gala-avond van Katholiek 's Gravenhage Verkade's Nieuwe Album A. F. J. Portielje, de man die meer dan 30 jaar in Artis werkt en studeert, die er elk dier kent en door elk dier gekend wordt, was de aangewezen schrijver voor dit Ver kade Album. Hij maakt ons hier vertrouwd met de gedragingen en ge woonten van de dieren. - Waarom wordt een aap boos als U lacht? Portielje geeft U daar een even verrassend als eenvoudig antwoord op. De.kunstenaars,die de plaatjes schilderden, hebben de dieren getroffen in hun karak teristieke houdingen, en de plaatjes zijn zóó prachtig gedrukt, dat ze werkelijk op kleine aquarellen lijken! Het Album verschijnt begin October. Bestel het nu reeds bij Uw winkelier, voor 75 cent. Met het bijpakken van de plaat jes (grootendeels kleine, net als vroeger) bij beschuit, koek enz. is reeds begonnen. AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Eieate weet, wat ze wil Een der ergste teleurstellingen, die Keizer Wilhelm II in zijn leven ondervond, be leefde hij op den negenden November 1908, precies en op den dag tien jaren vóór zijn vlucht uit Spa naar ons land. Deze teleurstelling, die den imperator-rex ontzettend aangreep, be stond daarin, dat hem door een publicatie van een Engelsch blad, welke in Duitschland een storm van verontwaardiging wekte, als door een plotselingen bliksemslag hei-klaar duidelijk werd, dat hij het vertrouwen van zijn volk, waarop hij rotsvast vertrouwde, niet bezat. De rol, die de toenmalige kanselier Ftlrst Bernhard von Bülow (die zich in zijn gedenkschriften verre van groot toonde trouwens later!) bij dit geval speelde, was van alle fraaiheid gespeend. En de Keizer bleek achteraf geheel onschuldig ware het niet, dat zijn impulsiviteit hem parten had gespeeld. Maar een jaar tevoren. D^ zaak is deze. De Keizer had in 1907, toen hü ver toefde op het eiland Wight, een reeks van on gedwongen gesprekken gevoerd met den gene raal op non-actief Stuart Wortley, den eigenaar van Higlicliffe Castle. In het verloop van die ge sprekken had de vlotte, impulsieve monarch verschillende bemerkingen gemaakt, waarin hij het Britsche volk en al wat Engelsch was boven zijn eigen volk en al wat Duitsch was stelde. Op een manier echter, zooals iedereen wel met iemand van een andere natie spreekc. Onge dwongen, zonder eenig boos opzet, niet geschikt voor publicatie. Een jaar verliep. Generaal Wortly verwerkte met behulp van den Engel- schen journalist Harold Spender de uitlatin gen van den Keizer in interviewvorm voor de Daily Telegraph. Zooals te doen gebruikelijk is, zond hfj het manuscript aan den Keizer met het verzoek dat deze zijn toestemming zou geven, het samengestelde interview te publiceeren. Wilhelm n zond op volkomen loyale wijze den tekst aan Rijkskanselier Von Bülow en vroeg hem, of hij tegen publicatie iets had in te brengen. De gang van zaken was dus volkomen correct. Niets onbehoorlijks was geschied, wanneer men niet de uitlatingen van den Kei zer zelf als onbehoorlijk wilde opvatten. En dal was moeilijk te doen, want uit het interview bleek duidelijk, dat Wilhelm op zijn manier had geprobeerd een bijdrage te leveren tot verbete ring der Engelsch-Duitsche betrekkingen, wat ook het doel was der publicatie van generaal Wortley, toen hij de gesprekken met den Kei zer ter publicatie verwerkte. Het bureau van den Rijkskanselier zond het manuscript aan den Keizer terug met de randbemerking, dat tegen publicatie geen bezwaar bestond. Onge lukkigerwijze had, ten gevolge van bureaucrati sche slordigheid en door een samenloop van on gelukkige omstandigheden, geen der hooge amb tenaren, die voor dit oordeel verantwoordelijk waren, den tekst zorgvuldig gelezen. En zoo gebeurde het ongeluk. Het interview v°rscheen En Duitschland was in last. Twee dagen lang raasde in den Rijksdag de storm tegen den Keizer, die ver van Berlijn wijlde. De redenaars van alle partijen luchtten wat zü jarenlang in hun binnenste hadden ver kropt. Alles, wat twintig jaren lang zich opge hoopt had, ontevredenheid met 's Keizers eigen aardigheden, met zijn regeermethodes barstte los. De man, die reeds zoo lang als kanseliei het vertrouwen van zijn Keizerlijken meester genoot Fiirst Von Bülow, kwam niet op voor den monarch, dekte hem niet en volstond met een slappe geste van resignatie en schouder ophalen. Alleen de verleden^jaar gestorven, be kende Rjjksdagafgevaardige Von Oldenburg- Janutschau (de man, die eens de profetische woorden sprak, dat de Rijksdag door een lui tenant met tien man weggejaagd kon worden) Verdedigde den Keizer. De taak, waarvoor Von Bülow stond, was zonder twijfel moeilijk en zwaar. De .verontwaardiging in Duitschland, waar het volk al lang ontevreden was over het. absolute regime van den imperator, was alge meen en groot. Maar van den anderen kant valt toch niet te ontkennen, dat de Keizer vol komen correct had gehandeld en dat hy, plot seling staande voor een tegenstand van bijna héél het volk, zich door zijn kanselier in den steek gelaten voelde. De storm ging inmiddel,- in de couranten verder. Eiken dag verschenen nieuwe aanklagende en afkeurende artikelen. De keizer was van zijn reis teruggekeerd en lag in het Neue Palais te Potsdam ten gevolge van opwinding, niet-begrijpen en bijkans verplet terd door het gebeurde ziek te bed. Het voor hem schier onbegrijpelijke was gebeurd: na twintig jaren, in welken langen tijd hij vast en stellig had geloofd, dat hij de afgod was van de overgroote meerderheid van het Duitsche volk en dat men zijn wijze van regeering als voor beeldig beschouwde, had men hem duidelijk en klaar laten blijken, dat men geen vertrouwen had, noch in hem. noch in zijn manier van re- geeren. In die dagen werd de kroonprins (onze ex-gast van Wieringen) naar Potsdam ontbo den. Geven wij hem het woord: „Bij den ingang van het paleis ontving mij een kamerheer var mijn moeder, de Keizerin. Hij had op mij ge wacht om mij te zeggen, dat ik eerst bij haar moest komen alvorens mij bij den Keizer aan te melden. Mijn moeder ontving mij dadelijk Zij was diep ontroerd, had roode oogen er pakte miin hoofd tusschen haar beide handen ..Je weet. mijn jongen, waarom Je hier bent?' ,.Neen, moeder „Ga dan maar naar vader. En onderzoek Je hart. voor je een beslissing neemt!" OUDSTE. FABR!EI\_HILV£RSUM«.D MODEiLtr) I Toen wist ik, waarom het ging (de Keizer wilde namelijk aftreden). Ik ging naar mijn vader. Hij lag te bed en zag er vervallen uit. Ik schrok er van. Nog een maal heb ik hem zoo gezien. Tien Jaar later, op den rampzaligen dag te Spa, toen de opvoi- ger van Ludendorff, generaal Gröner, mijn va der mededeelde, koud en schouderophalend, dat de armee niet meer achter hem stond en zonder hem naar Duitschland terug zou marcheeren. Ik voelde diep medelijden met hem. Bijna nooit voelde ik mij zoo nabij met hem als ln dat uur. Hij leek jaren ouder geworden. Hij was wan hopig, voelde zich door iedereen verlaten, was verpletterd door de catastrophe, die hem be roofd had van den grond onder zijn voeten en 'zijn zelfbewustzijn en vertrouwen vernietigd had. Hij klaagde den kanselier aan. Teleurstel ling, moedeloosheid en resignatie hielden hem omvangen. En aldoor klaagde hij met bitterheid over het onrecht, dat hem werd aangedaan. Ik trachtte hem te troosten en op te richten. Wel een uur lang heb ik aan zijn bed gezeten. Nooit te voren, sedert ik denken kan, was dat ge beurd. Tenslotte kwamen wij overeen, dat ik een korten tijd een soort vertegenwoordiging van den Keizer op mij zou nemen. Na een paar weken was de Keizer schijnbaar trouwens weer de oude." Schijnbaar! Want het is een feit, dat de Kei zer dezen slag nooit te boven is gekomen. Onder den dekmantel van zijn vroeger zelfbewustzijn legde hij zich meer en meer een reserve op, die zelfs de grenzen van zijn grondwettelijke positie overschreed. Tijdens den wereldoorlog voerde deze reserve bijna tot volledige uitschakeling van zijn persoon tegenover de operatieve en organi satorische maatregelen van het opperste leger bestuur Zoo ziet men, dat de grooten der aarde reeds vallen kunnen, voordat hun eigenlijke val in de verste verte aanstaande is. Dit moest een les zijn voor de matelooze grooten in be paalde landen van onzen tijd. Het hierbij pas sende spreekwoord, dat iets met hoogmoed en val heeft te maken, schiet wel onwillekeurig iedereen te binnen. Dinsdagavond gaf het Comité „Katholiek 's-Gravenhage" in den Princesseschouwburg in de Residentie een specialen gala-avond, waar mede de tournée van de film: „De Zwarte Zuster" werd geopend. Er bestond voor dezen avond veel belang stelling; de heer H. J. Borghols constateerde dit met groote vreugde in het openingswoord, dat hij sprak. Meer in het bijzonder trof hem het feit, dat juist ook de hooge standen uit het Haagsche katholieke leven naar deze voorstel ling waren gekomen. Spr. heette welkom Z. Exc. Mgr. Paolo Giobbe, Apostolisch Internuntius, Z. H. Exc. Mgr. B. J. Gijlswijk O.P., Aposto lisch Delegaat van Z.-Afrika, hunne excellen ties de gezanten van Polen, Z.-Afrika en Argen tinië, alsmede de andere geestelijke en wereld lijke autoriteiten van wie we o. a. noe men Mgr. J. van der Tuijn en Mgr. P. Groenen. De heer Borghols legde er den nadruk op, dat hij verwachtte voortaan een blijvende be langstelling van de hoogere standen te mogen constateeren. Ter inleiding van het volgend program sprak de Weleerwaarde Pater Van Rhyn O.P. een kort woord, waarin hij de aandacht vroeg voor den arbeid der paters Dominicanen in de missie. Venhcufc, Hierop volgde de vertooning van de film: „De Zwarte Zuster", waarover wfj in ons blad reeds eerder schreven. Wij achten ons derhalve ontslagen van een verdere bespreking, doch moeten omtrent deze voorstelling opmerken, dat zij een diepen indruk achterliet. Algemeen was men van meening, dat dit stuk werk een der best beslaagde missiefilms mag worden genoemd en dat het als vruchtbaar materiaal voor de propaganda van het bekeeringswerk onder de onbeschaafden diénst zal doen. Na deze hoofdfilm volgde de vertooning van een film over Curagao en tenslotte een humo ristisch verhaal. Katholiek 's-Gravenhage zal deze zoo uit stekend geslaagde soirée niet licht vergeten. Keesie en het matroosje zetten hun tocht onder water voort. Een tijdlang vergezeld van de dankbare visschen, die door hun toedoen door den hengelaar waren losgelaten en van louter dartelheid allerlei sprongen in het water maakten. Maar het duurde niet lang, of Keesie en het matroosje kwamen in een snellen stroom. Ze liepen eerst door, denkende, dat zij het wel konden houden, maar al spoedig voelden ze, dat zij door den stroom werden meegevoerd en dat ze bijna niet op de been konden blijven. Wie dien avond Samuel Rod zou zijn tegen gekomen, zou in dien als landlooper ge- kleeden drommel nooit den vermaarden directeur van de „Lightning Filnes" herkend hebben. Ik maak u mijn compliment, meneer! zei de eerste actrice. U bent écht, zoo. Een echte heer moet zich thuis voelen in ieder pakje, beste jongedame, verklaarde de directeur. Vóór we een paar uur verder zijn, heb ik m'n mannetje te pakken. Wat u gaat doen, is al te gek, riep Lisbeth uit. U kunt toch niet aan den éérsten den bésten de rol van zeeroover toevertrouwen. Uw zwarte krulletjes, die u blond maakt, zijn óók gek, zei de directeur. Net als mijn monocle. Zonder die gekke dingen zou de film niet eens bestaan. Toen u hier pas kwam kü- l^n en twee kwartjes per avond verdiende, dacht u er anders over. Voor twee kwartjes per avond hebt u een kracht gekregen, die u millioenen heeft opge bracht! Samuel Rod keek op zijn horloge. Negen uur. Ik moet weg. Hij nam zijn monocle af en gaf hem aan juf frouw Lisbeth. Bewaart u dit eereteeken voor me. Als ik terugkom, geeft u 't me terug. De actrice liep met hem mee naar de deur. Succes, meneer Rod en de groeten aan den zeeroover. Een auto stond te wachten. Naar „De roode Kater", vlug! De herberg „De roode Kater," die door al de zeelui van de Middellandsche Zee bezocht werd, had heelemaal den vorm en de inrichting van den achtersteven van een schip. Dat had de fan tasie van Samuel Rod opgewekt, in dusdanige mate, dat hij een heel nieuw stuk had ontwor pen: juffrouw Lisbeth als smokkelaarster in tabak en een échte zeeman als zeeroover in de hoofdrol. Hij had genoeg van al die imitatie- zeelui. Toen Samuel de herberg binnentrad, liep hij op het tafeltje van Robert toe den jongsten en kwieksten kapitein, die in „De roode Kater" te vinden was. Wat wil je drinken, oude? vroeg de zee man. Geef me maar een grog. Ze klonken samen. Toen zette Samuel zijn schooierigen hoed af en begon over iets heel belangrijks te praten. Als t geen goudmijntje voor me is, zei Robert, verknoei er dan maar geen woorden meer aan. En hij dronk zijn tweede glas leeg. Goud, jongeman, zit niet alleen in de mijnen.... Ik heb allang begrepen, waar je heen wilt, oude, maar ik voel er niets voor m'n han den in de zakken van m'n evennaaste te steken. In iedere haven vind ik zoo'n schooier als jij, die me met een voorstel komt, om een bank op te lichten, of een auto te jatten. Na drie avonden was Samuel nog altijd even ver. Robert bood hem wat te drinken en als het .gesprek het hoogtepunt bereikt had, liet hij den vagebond zitten, om een dansje te maken. Goeden avond, oude, zei hij dan, en als ze je morgen nog niet geknipt hebben, zien we elkaar wel wéér. Samuel volgde hem met den blik. Geen en kele beweging ontsnapte hem. O, die man was een juwéél! Ditmaal wachtte hü, tot de ander weer terug kwam. Zoo, leef je nog? zei de zeeman vroolijk. Samuel glimlachte en begon een ander praat je, nog veel sluwer dan het eerste. Voor je landlooper werd, was je zeker bü de Drankbestrijding? Je wilt me toch niet Ik ken een meisje, dat voor je geknipt is, zei Samuel. Heb je een nichtje aan den man te bren gen? Kan ze dansen? En zingen en nog veel meer! Verknoei dan verder geen tyd en ga haar halen! Samuel Rod ging ülings heen, vloog een ta bakswinkel binnen en telefoneerde juffrouw Lis beth. Hallo! Juffrouw Lisbeth, de zeeroover wil u zien. 't Begint goed! U zult zien, dat ik hem overhaal. Trek een oud pakje aan en kom direct naar „De roode Kater". Breng uw gitaar mee. Bent u gek geworden? Ik ben actrice en geen kermiszangeres! Kom, kom, doet u niet zoo deftig! Ik ben er toch óók bij en nog méér fatsoenlijke men- schen. Ik heb een groot acteur ontdekt, om alle directeuren van Europa en Amerika van nijd te doen barsten. Nu, goed, zei juffrouw Lisbeth. Over twintig minuten kom ik. Toen Samuel in de herberg terugkwam, zat Robert op hem te wachten, achter een nieuwe flesch. Nu, waar is de kleine? Ze komt. Ze is haar guitaar aan 't zoeken. Juffrouw Lisbeth kwam zelfs nog vijf minuten eerder. In haar zwarte japon en met de guitaar over haar schouder, leek ze weer het eenvoudige meisje, dat destijds voor twee kwartjes begon nen was. Robert stond op en maakte een buiging. De oude heeft werkelijk goud in zijn mij nen, zei hy galant. Toen de kennismaking was afgeloopen, zong Lisbeth een Spaansche ballade en begeleidde zichzelf op de guitaar. Rondom hen was het stil geworden. De paren dansten niet meer en de Amerikaansche piano was midden in een wüsje opgehouden. Robert was verrukt en Samuel Rod zag de film al scène voor scène gereed komen, bü het licht van die vreemdsoortige scheepslan tarens en temidden van al die verweerde ge zichten. Aan het slot van haar lied werd Lisbeth storm achtig toegejuicht. Samuel Rod moest verschei dene malen tusschenbeide komen, om haar tegen al te opdringerige complimenten te beschermen. Laten we weggaan, zei Robert. Hier is-het geen geschikte omgeving voor verdere conver satie. Samen liepen ze langs de pakhuizen en stores, in de richting van de zee. Lisbeth zei niets, en omklemde haar gitaar, en wierp nu en dan een blik op Robert, die als-maar het woord tot haar richtte en boog als een tabaksblad. Samuel ver kneukelde zich. Hij had beet. De „zeeroover" leefde al op de film. Laten we hier even gaan zitten, zeide hij. Ik ben moe. Je hebt beenen van suikergoed, oude, zei de zeeman. Ik heb grooten zin om jou in het water te gooien en t meisje voor me zelf te houden! Lisbeth lachte. Bent u wel eens in een cinema geweest? vroeg ze hem. Eén keer, in Marseille. Maar ik houd er niet van. Met die meisjes op j het doek kun je tv niet dansen. En Ddt WCIS (IC die kerels, die je ziet, gaan hun OCdOCLlIlg 11 ICt gang maar, zon- der je permissie te vragen. Ik ken iemand, zei Samuel thans die met goud betaalt. Als je wilt, beginnen we mor gen aan den dag met fotografeeren. Neen, dank je. Ik heb maar één foto, op m'n paspoort, en daar heb ik genoeg aan. ik kom altijd met een scheef gezicht op een por tret. Lisbeth had haar gitaar genomen en begon weer te zingen. De golven sloegen zachtjes te gen de kade en in de verte twinkelden de groene en roode lichtjes tusschen de sterren. Zing verder, juffrouw Lisbeth, smeekte de zeeman. Waarom houdt u op? Ik moet gaan. Het is al laat. Kom, oude. Robert bleef zitten, met het gelaat in de handen, zonder te spreken. Als je wilt, zei Samuel, komen we mor genochtend aan boord. Dan zal ik den meneer van de lens ook aan je voorstellen. Als je het meisje meebrengt, is 't in orde. Ze namen afscheid. Bü de „Roode Kater" stond een auto op de beide „zwervers" te wach ten. De visch is in 't net! zei Samuel Rod. Lisbeth antwoordde niet, doch tokkelde op haar gitaar en begon te zingen. Den volgenden morgen was Samuel stipt op rijd. Behalve Lisbeth waren er ook nog twee operateurs, een regisseur en vier of vüf acteurs. Robert deed alles wat er van hem gevraagd werd. Hü lachte, zwaaide met zün pet, maakte gekheid "tegen de operateurs, deed galant tegen Lisbeth en klom zelfs in den mast. De lens volgde hem overal waar hü was. Samuel deelde de bevelen uit. Nóg eens, Robert. Ga naar den achterste ven en gooi het anker los. Jawel, oude, zei Robert maar ik wil hier geen vreemde snuiters aan boord. Wie zün die vier bleekmuilen daar (en hy wees op de acteurs) die teekens aan 't geven zyn? :vi:ö Allemaal vrienden, Robert goed volk. Als het niet was om u, zei Robert tegen Lisbeth zou ik ze allemaal voor de haaien gooien. Wanneer komt u weer eens alleen met dien oude' Morgen misschien, zei Lisbeth. Maar den volgenden morgen kwamen weer al de anderen mee. En iederen dag werd Samuel brutaler. Hij trok zelfs een kry'tüjn, tot waar de matrozen mochten komen. Op het laatst werd het Robert te machtig. Als u den volgenden keer niet met uw beidjes alléén komt, zeide hü ziet u me niet meer terug. Heb ik dat duidelük gezegd of niet? We zullen hem z'n zin moeten geven, me neer Rod, zei Lisbeth zachtjes. Anders loopt de heele boer in de war. Meneer Rod gaf met tegenzin toe. Goed, zegt u hem maar wat u goedvindt. Enkele uren later sloop Lisbeth langs de kade, voorby de pakhuizen en stores. Een donkere gedaante voegde zich bij haar. Eindelijk! Het was de stem van Robert, en zü klonk zachter dan ooit. Alles is in orde, liefste! De papieren heb ik in m'n zak. Morgenochtend in de vroegte Laat de oude maar razen.... niemand kan jou dan nog van me afnemen! Het duurde eenige dagen, vóór meneer Sa muel Rod een behoorlijke plaatsvervangster had gevonden voor zün nieuwe stuk. (Nadruk verboden) bü levenslange geheele ongeschiktheid tot werken dooc verlies van belde armen, beide beenen of belde oogen WtJ een ongeval met doodelüken afloop op dit blad zün ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen Bü veilles van een hana een voet at een oog. door Ottrid 1 von Hanstein 21 „Een hooger ambtenaar, een oudere heer, door en door serieus, is op een inspectiereis. Hy maakt deze reis per vliegtuig, is nu in Corrien- tes en heeft het plan, vandaag naar Chili verder te reizen, natuurlijk met een aantal tusschen- landingen in Argentünsche steden. Deze heer werd begeleid door een secretaris, maai deze is ziek geworden en moest in het hospitaal achter blijven. De senhor heeft mij gevraagd, hem een anderen secretaris te bezorgen, maar dat is hier niet zoo eenvoudig. In Corrientes zijn over het algemeen slechts jongelui, die een vaste be trekking hebben; bovendien kan met. iedereen tegen een lange, vermoeiende reis in een vlieg tuig. Toen dacht ik aan u. Ik heb er met den heer in kwestie reeds over gesproken en als u lust hebt „Ik zou met beide handen toegrijpen." De directeur lachte, omdat ze zoo spoedig be reid was. Hij drukte op de bel. „Is Excellenza don Valentino al hier?" „De Excellenza is juist gekomen." Het was een grijze heer met een verstandig gezicht en vriendelijke oogen. „Welkom, Excellenza! Dit is senhorita Serenus en zij is gaarne bereid, de reis met u mee te maken!" Een vlugge, onderzoekende blik op Beate. „Waar kan ik de senhorita iets op proef dic- teeren?" „Kijk u eens, daar is de typekamer." Het was een lang en moeiiük dictaat, dat Beate moest opschrijven. Er werd opzettelijk snel gesproken met veel ryen getallen er tus schen en veel moeilijke, vreemde woorden. Don Valentino was tevreden. „Goed, heel goed! U bent dus niet bang, poeh voor de vliegmachine, noch voor de reis met een heer alleen?" „Neen, Excellenza". Zij zag hem vast in de oogen en was blij, dat zijn gezicht volkomen zakelyk bleef. Die man zag tenminste alleen maar de kantoorbediende in haar. „Wat voor salaris dacht u te verdienen?" „Ik weet niet...." „Laten we zeggen tweehonderd pesos, bene vens vrije reis- en verblijfkosten." „Dank u wel, excellenza!" „Ik zou graag over een uur weg willen, om vanmiddag nog bijtüds in Santiago del Estero te zyn." „Ik ben bereid." „U kunt een gewonen koffer meenemen, meer natuurlijk niet." „Ik heb hier ook maar één koffer, de rest staat nog in Buenos Aires." „Waar woont u?" „Pension Vienna." „Over een uur zal mün auto u afhalen en u naar de vliegmachine brengen." Vlug typte Beate zelf een korte overeen komst naar het dictaat van haar werkgever; dan haastte zij zich naar huis. Corrientes was voor haar nu een heel andere stad! Dezen mor gen was ze nog wanhopig geweest en nu zij kon haar geluk nauwelijks beseffen! Twee honderd pesos in de maand, geen kosten en prive-secretaresse van een regeeringsambtenaar Toen viel haar weer een steen op het hart. Als hij eens wist, dat zij eigenlyk de wet ontdoken had Zij kwam het pension binnen. „Senhor Egon Dornbosch is hier geweest; hij komt over een uur terug." Vlug een paar regels neergeschreven en die met het document van den notaris in een enveloppe gedaan! „Als senhor Dornbusch terugkomt, geeft u hem dan alstublieft dezen brief!" Terwijl zij haastig haar koffer pakte, vertelde zy aan haar hospita, dat zij een betrekking had gevonden als secretaresse, maar buiten Correntes. Expres zei ze niet bij wien en ook niet waar ze heen ging. Voor de eerste maal was de hospita van „Pen sion Vienna" trotsch op haar huurster. De auto van de regeering hield voor de deur stil en de gegalonneerde bediende vroeg: „Senhorita Se renus?" Beate stapte ih en de hospita keek haar na. Zij was werkelijk blü, want sinds Beate bij haar in huis was, werd haar woning met wantrouwen de oogen aangegluurd en nu kon ze tenminste de buurvrouwen, die uit het venster hingen, toe knikken „Senhorita Serenus is in dienst gekomen^ van de regeering; zy werd zoojuist gehaald Egon Dornbusch kwam met snelle schreden de straat in. Hij had haast; de boot had reeds des morgens om acht uur moeten vertrekken; daar het echter nu al bijna middag was, kon men er op rekenen, dat ze met inladen wel spoedig klaar zouden zün. Hij zag den auto van de regee ring voorbijrüden, waarin een dame zat, maar hij lette niet op haar. „Is senhorita Serenus nu thuis?" „Senhorita Serenus heeft Corrientes verlaten, maar zij heeft dezen brief voor senhor Dorn busch bij mij achtergelaten." Egon meende, dat hü haar niet goed be greep. „Heeft senhorita Serenus Corrientes verla ten?" „Juist. Zü heeft buiten de stad een betrek king gekregen, een heel goede betrekking bij de regeering en ze is met een vliegmachine wegge gaan." „Hoe is dat mogelijk?" Onwillekeurig werd hy heel bang, dat haar wat overkomen zou. Gisteren had zü hem zelf bekend, dat alles haar mislukt was. Was dat een voorwendsel om te verdwijnen? Was het soms zün schuld, zou ze de een of andere dwaasheid begaan? „De senhorita zei mij toch nog gisteren „Het is heel plotseling opgekomen. Hebt u dien auto van de regeering niet gezien? Daarmee is de senhorita afgehaald, om naar de vlieg machine gebracht te worden." Egon kon de hospita onmogelyk verder uit vragen, zonder haar nieuwsgierig te maken. Hij pakte den brief aan, ging er haastig mee naar een stil straatje en scheurde hem open, nadat hij zich er van overtuigd had, dat hy vair het pension uit niet meer gezien kon worden. Even later hield hij het document met het notaris zegel in handen. Een overweldigende vreugde steeg in hem op, maar in de haven floot de sirene van de boot. Hij had nu geen tijd om alles te lezen; hij haastte zich aan boord en dadelijk daarop zette de boot zich in beweging. Egon zocht zün hut op. Hij ging op een klap stoeltje zitten en las Beate's brief. Eerst het door den notaris onderteekende document, dat precies zoo was gesteld, als hij had gehoopt. Beate nam alle schuld op zich, schreef, dat hij het slechts had gedaan omdat zü met zelfmoord dreigde en dat het hun beider vaste wil was geweest, onmiddellük weer te schelden. Mijn heer Jousten werd als getuige genoemd. Verder nog een kort schrüven ter begeleiding: „Zeer geachte Heer Dornbusch Ingesloten het gewenschte document. Ik geloof beslist, dat dit u de zoo zeer verlang de vrijheid zal teruggeven. De Voorzienigheid, waarop ik vertrouw, heeft me niet in den steek gelaten. Van morgen werd ik, door toe doen van een heer, die het goed met my meent, aan een betrekking geholDen alsprivé- secretaresse by een hoogen regeeringsambte naar. Ik verlaat Argentinië; het zal u geen belang inboezemen, waar ik heenga. Mocht in dat land een scheiding mogelijk zijn, dan zal ik er dadelük voor zorgen, dat zulks geschiedt. Te dien einde heb ik ook den brief van senhor Scbliephacke behouden. Gelukt de scheiding, dan zal ik het desbetreffende document poste restante naar Rosario zenden. Laat u daar uw adres achter. Er rest mij nog, u nogmaals voor uw hulp destijds te bedanken en u om vergiffenis te vragen, omdat ik u verdriet heb veroorzaakt. Ik neem aan, dat wy elkaar in dit leven niet zullen terugzien en wensch u het beste. Beate Serenus". Egon stak de papieren in zijn zak en ging op den omloop voor de hutten staan. Op de kleine boot was alles in beweging; de menschen ston den luid pratend in groepen bijeen en keken in de lucht. Onwillekeurig hief ook Egon het hoofd op. Een kleine vliegmachine, die in den zonne schijn als zilver glansde, cirkelde in sierlijke bo gen boven de stad en verdween dan naar het Westen. Naast Egon stond een dikke farmer. ..Dat is de excellenza uit Buenos Aires, die hier bij de regeering inspectie heeft gehouden. Het gaat vlug zoo'n machientje, maar mü zon den ze met geen tien paarden...." Egon knikte, zonder verder te luisteren. Daarboven in de vliegmachine zat Beate; zy was de secretaresse van de excellenza; dat klopte met hetgeen zy geschreven had. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 11