De negers in de Ver. Staten De avonturen van een verkeersagent je r, Md vebAaal den da§ Wat zal de toekomst brengen? ALLE ABONNÉ'S F 250.- De Morgen WOENSDAG 5 OCTOBER 1938 HONIG's KEUKENSTROO SLECHTS Sct.PER PAK wat ze wil RIT5EMA STOFZUIGERS Verschijning gestaakt Geen inbreuk op Philips-octrooi lijk in de kachel i (JflVerWaChte I gooien en net E Beate weet Toen Abraham Lincoln op Nieuwjaarsdag van 1863 met een enkelen pennestreek aan millioenen negerslaven de vrijheid terugschonk, stelde hij een menschlievende daad met zéér verstrekkende gevolgen. Het is de moeite waard om thans, na 75 jaar eman cipatie, na te gaan welke positie het zwarte ras in de Vereenigde Staten inneemt. Het is bekend genoeg dat deze emancipatie niet zonder groote moeilijkheden verliep, en eveneens dat er voor de negers nog tal van onvervulde gerechtvaardigde wenschen bestaan. Gelukkig wordt dit ook door de blanken inge zien, en zeker is het verheugend dat vele Ka tholieken zich bijzonder voor het zwarte pro bleem interesseeren. De toepassing van Chris telijke beginselen ook op dit terrein is .immers in het bijzonder hun taak, en kan tevens de beste bestrijding vormen van extremistische in vloeden, die maar al te gemakkelijk spel heb ben met een verongelijkt rasbewustzijn. In dit verband moge ook het feit worden vermeld, dat op een bijeenkomst van de American Society for Race Tolerance de verklaringen van Paus Pius XI over het rassenvraagstuk met geest drift werden begroet. Een brief aan Zijne Hei ligheid werd opgesteld, waarvan het slot luidt: „Het is daarom onvermijdelijk dat deze Ver- eeniging, bestaande uit Katholieken, Protestan ten, Negers, Joden en volkeren van alle rassen, overtuiging en nationaliteit, Uw passende en diepgaande woorden indachtig, Uw dienst aan het menschdom moet toejuichen." Over de numerieke positie van het zwarte ras op verschillend gebied vonden wij belang wekkende gegevens in Amerika, medegedeeld door Pater Gillard, die alleszins met theorie en practijk van het negervraagstuk op de hoog te is. Wat de opvoeding betreft, zoo schrijft deze: er zijn volgens de laatste statistieken 3.000.000 negerkinderen van vijf tot zeven jaar die de scholen bezoeken in Staten waar het onderwijs gescheiden blijft voor blank en ge kleurd, en een half millioen zijn er in de rest van het land. Het aantal der negers die aan hoogescholen studeeren wordt verschillend aangegeven als tusschen 135.000 en 175.000. terwijl in het vorige jaar 35.350 studenten de 110 instellingen voor hooger onderwijs aan negers bezochten, waar men aan moet toevoe gen de 2500 die in het Noorden gemengde in stellingen bezoeken. Tot 1935 hadden ongeveer 26000 negers een graad behaald, terwijl jaarlijks ongeveer 4500 daaraan werden toegevoegd. Minstens 200 mannen en vrouwen van zwarte afkomst be haalden den doctorstitel aan de beste univer siteiten van dit land en Europa. Duizenden aanvaardden een intellectueel ambt: er zijn büna 60.000 negeronderwijzers in verschillende scholen, en meer dan 5000 aangesteld als be voegde leerkrachten bij inrichtingen van hoo ger onderwijs voor negers. Het teeken van den dollar is een andere Amerikaansche fetisch waarnaar waarden wor den beoordeeld. Als business en financiën wor den beschouwd als criterium van vooruitgang: niet alle negers worden ondersteund, zooals men zou kunnen gaan gelooven door de vele klachten over neger-armoede. In onze dagen bezit de Negro te zamen 2.500 millioen dollar, tegenover 20 millioen bij vrije negers vóórdat de slavernij werd afgeschaft. Te oordeelen naar de belastinggegevens schat men, dat ondanks de economische depresssie de neger in de Ver eenigde Staten ongeveer 20.000.000 morgen lands bezit, of 31.000 vierkante mijl. Tegenover een bijna overweldigende blanke concurrentie leiden negers ongeveer 70.000 be drijven, terwijl in den tijd der bevrijding dit aantal 2500 bedroeg. Ondanks den grooten trek van boerderijen naar steden bebouwen zij 880.000 farms, tegenover 20.000 farms vijf-en- zeventig jaar geleden. Als huiseigenaar staan ingeschreven 750.000 negers, tegenover slechts 12.000 uit den tijd toen deze de vrijheid her wonnen. Het freedom's Journal, twee pagina's groot en eerstgeborene in de dagbladwereld der zwarten, verhief zijn kindergeluid in wakker protest thans honderdelf jaar geleden. Vandaag koopen bijna anderhalf millioen zwarte ge zinnen één of meer van Amerika's 150 negerbla den, die meer dan zes millioen lezers tellen. De hemel alleen weet hoevelen de 175 bekende ras-tijdschriften lezen, en zeker heeft de vu rigste negrophiel geen tijd om alle boeken te lezen die uit negerpennen vloeien. Op het gebied der kunst is de neger ver af gedwaald van de vaak geïmproviseerde, maar zelden geëvenaarde geestelijke liederen die hij zong om de dagen van zijn slavernij draaglij ker te maken. Het bulderen der kanonnen uit den Burgeroorlog was ternauwernood verstomd toen de Fisk University Singers de Vereenigde Staten en Europa vervulden met het geluid van hun opzienbarende spirituals. Sindsdien heeft men hier en elders, en vaak zonder dit te weten, liederen gezongen van zwarte com ponisten, vanaf de romantische balladen van Dr. Henry Thacker Burleigh tot aan de po pulaire liederen van wijlen Dr. James Weldon. OUDSTE. FABRlEft_HILVEI?SUM,.l5 MODEIULMI Schilderkunst, beeldhouwen en tooneel hebben vaak het zwarte genie doen bewonderen. Er was een tijd waarop een onwettige open bare meening er naar streefde om den zin der wetten van het land zóó uit te leggen, dat de neger geen rechten zou hebben die de blanke moest eerbiedigen. Thans heeft de zwarte zijn eigen advocaten om zijn zaak te bepleiten en beschermt de wet hem beter, zooals het veel vuldige ondersteunen van zijn eischen door het Hoogste Gerechtshof bewijst. Het is een teeken van veranderden tijdgeest, ofschoon de „ne gen oude mannen" verondersteld worden boven zooiets als populaire gevoelens verheven te zijn. Sinds de dagen waarop de negerleider, Frede rick Douglas, zeide: „De Republikeinsche Partij is het schip, en de rest is zee" was de neger verbonden aan de partij van Lincoln. Onlangs echter hebben Noordelijke Democraten een wijsje van bevordering gefloten én daardoor genoeg negerstemmen in hun stembussen ge lokt om een duidelijke zwenking te doen op treden zelfs in de onveranderlijke, dikhuidige politiek van Pennsylvania. De negers kunnen nu in verschillende staten de weegschaal der politieke macht doen overslaan, en zij leeren snel om daarvan listig gebruik te maken. De Negro heeft met minder succes deelge nomen aan de arbeidersbeweging. Een gemeen schappelijk arbeidsfront werd na den Burger oorlog gevormd door de National Labor Union, de eerste nationale organisatie van Amerikaan sche werklieden na dien oorlog gevormd, en deze verklaarde zich een tegenstander van alle verschillen in ras en nationaliteit om de voor de hand liggende reden dat, als de twee rassen niet samenwerkten, arbeiders tegen arbeiders zouden strijden en „het kapitaal glimlachende de vruchten van dien dwazen oorlog zou pluk ken." Maar dit gevoelen bleek een droom die niet vervuld zou worden, want de neger is in de arbeidersbeweging steeds achtergesteld, ook als hij lid kon worden van een plaatselijke af- deeling of wanneer nationale theorieën een politiek van geen-verschil-maken verkondig den. Daarom ook hebben door het Communis me beïnvloede organisaties, zooals de C.I.O., die zulk een politiek practisch ten uitvoer brachten, heel wat zwarten tot zich getrok ken. Wanneer men terugziet cp de jaren tusschen den dag waarop Topsy de negerhut van Oom Tom verliet en dezen dag, waarop diens klein kinderen hun gezin opvoeden in een groot huis op een heuveltop, is er veel veranderd, waar onder vooral een groeiend rasbewustzijn en een gevoel van onderlinge solidariteit moeten wor den vermeld. Men kan deze ontwikkeling onder twee gezichtspunten beschouwen, en het is op het oogenblik moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om vast te stellen welk daarvan het voornaamste zal worden. Aan den eenen kant kan het een onvoldaanheid blijken te zijn die in een Amerikaansche orde van zaken een ras doet opgroeien tot een jongelingschap, dat rijpen zal tot volwassen leeftijd vol kracht, die wordt getemperd door de herinnering aan veel doorstaan leed. Aan den anderen kant kan het een groeiende ontevredenheid worden over den langzamen vooruitgang der sociale ontwikke ling, waardoor meer radicale methoden van eischen en bereiken worden nagestreefd. In het eerste geval zal blank Amerika er bij win nen dat het de beschikking krijgt over een groot reservoir van psysieke, cultureele en gees telijke energie, waarvan het benutten den bloed stroom der Democratie zal verrijken op een niet al te ver verwijderden dag, waarop deze den strijd met het Totalitarisme moet aanbin den. De neger zal ook voordeel hebben van zulk een ontwikkeling, omdat hij een grooter aan deel ontvangen zal in den vooruitgang, waar voor zijn ras nergens ter wereld dan in de Ver eenigde Staten de mogelijkheden kan vinden. Joego-Slaven in hun eigen kleederd racht. Zelfs de kinderen dragen haar Als echter rasbewustzijn leidt tot radicalisme, zullen wit en zwart Amerika beide onnoemelijk veel verliezen; de blanken, omdat zij den loya- len steun van een tiende gedeelte van Ameri ka's bevolking zullen moeten missen, op een oogenblik waarop hun behoefte daaraan het grootst zal zijn; het gekleurde ras, omdat zelf voldaanheid hun energie zal hebben ontkracht en de mogelijkheden van hun ras in Samson- nederlaag zal hebben vernietigd. Het diamanten jubileum van de bevrijding der negers biedt een goede gelegenheid voor Amerika's 12.000.000 gekleurde burgers om een balans op te maken, maar ook voor Amerika om na te gaan, in hoeverre het zijn plicht ver vulde van den neger in het politieke en sociale organisme op te nemen. Zeker: als de Ver eenigde Staten begrijpen dat zij de hand moe ten reiken aan vluchtelingen uit vreemde lan den waar de vuist der vervolgers zwaar op hen rustte, kunnen zij evenzeer er voor zorgen dat de zware last wordt verlicht rustende op den sepia-kleurigen Afrikaan, die zooveel deel had aan het opbouwen van zijn land. Een feit is dat de Negro een williger leer ling in de school der democratie geweest is dan velen wel willen erkennen. Als daaraan nog een en ander ontbrak, ligt de fout bij ons die hardnekkig onze oogen sloten voor de waarheid van wat Lord Nacaulay jaren geleden schreef: „Er is slechts één geneesmiddel voor de kwalen die pasverworven vrijheid met zich meebrengt. Dat is: méér vrijheid. Vele politici uit onzen tijd hebben de gewoonte om als vanzelfspre kend de stelling te aanvaarden, dat geen volk vrij mag zijn voordat het zijn vrijheid kan be nutten. Deze stelregel past voor den dwaas uit het oude verhaal, die oesloot niet te water te gaan voordat hij had leeren zwemmen. Als men wachten moet op vrijheid tot men wijs en goed geworden is als slaaf, kan men wel eeuwig wachten." 99 99 Het te Helmond verschijnende dagblad „De Morgen", dat jarenlang een bij zondere plaats heeft ingenomen in de katholieke dagbladpers, is op 1 October niet meer verschenen. In een „afscheid", dat de uitgever en de redactie op 30 Sep tember in het laatste nummer van hun blad publiceerden, wordt verklaard, dat „De Morgen", die op 6 September 1924 voor 't eerst verscheen, wegens zijn opzet „méér dan welk ander blad ook onderworpen ge weest (is) aan den invloed van de econo mische omstandigheden" en dat het „zijn taak niet op behoorlijke wijze kan vervul len, zoolang' de economische malaise nog geen teekenen van een wending vertoont" Uitgever en redactie voegen hieraan toe- „Vooreerst een woord van dank aan onze lezers, die ons blad ook in de ongunstigste omstandigheden der laatste jaren trouw1 zijr. gebleven. Ten tweede veroorloven wij ons, zon der eenige overschatting maar ook zonder val- sche bescheidenheid, uiting te geven aan onze overtuiging, dat in de groote evolutie van de politieke organisatie der Nederlandsche katho lieken in de laatste veertien jaren „De Morgen" door zijn openhartig woord en zijn stuwende kritiek zijn aandeel heeft gehad. Dit bewustzijn weegt bij ons zwaarder dan de spijt over de gevolgen van economische facto ren, welke wij nu eenmaal niet in onze hand hebben." 9 Inderdaad mag „De Morgen" op zijn Hij legde Keesie voorzichtig in zijn schuit, om hem te laten afdruipen. Keesie was nog steeds bewusteloos en de man dacht wel, dat hij dood was. Met belangstelling keek hij er naar. En hij had medelijden met het kleine agentje. En terwijl hij Keesie ingedoken tegen den rand van de schuit liet liggen, ging hij de visschen, die ook mee naar boven waren gekomen, met zijn netje een voor een opscheppen. Enfin, zeide hij tot zichzelf, het is tenminste meegenomen. Het tooneel speelt zich af in twee aangren zende kantoorkamers. Meneer Brouillard zit voor zijn schrijftafel en leest de courant, onderwijl hij een sigaar rookt. Het is hem aan te zien, dat hij tevreden is over z'n courant, over z'n sigaar en over het leven. Dan kijkt hij op de klok en vindt, dat het tijd wordt, om weer aan 't werk te gaan. Op dat oogenblik wordt de middagpost bin nengebracht. Even later verneemt hij een stem uit het andere vertrek, waarvan de deur aan staat. Wie was dat, Paul? De post, kind. Is er ook wat voor mij bij? Ik zal 't direct nakijken. De werkzaamheden van meneer Brouillard en van juffrouw Nancy verschillen niet veel. Al leen: meneer Brouillard gaat over de post en juffrouw Nancy niet. Meneer Brouillard kijkt vlug het stapeltje door. Het jaarverslag van de Landbouwbank, mompelt hij voor zich heen. Kan me gestolen worden. Verder. Die enveloppe is van m'n kleer maker. Ik moet 'm nog betalen, dat is waar ook. Enfin, hij moet nog even wachten. Wat is dat o, de kennisgeving van een verloving. Allemachtig! Nancy! Ja? Wat is er? roept Nancy uit de andere kamer. Martha Dupré is verloofd! Als je me nou! Met wien? Met een zekeren Meunier. Meunier? Wie is dat? Meunier? Dat is Meunier, nog al duidelijk. Is er voor mij nog wat? Kalm, kalm. Ik zal het je wel zeggen. Hij gaat door met de brieven na te kijken. Wat is dat voor een brief? Geadresseerd aan mejuffrouw Nancy Dubois. H'm. Een fijne, linnen enveloppe, 't Handschrift van een man. Waar komt-ie vandaan? Hier uit Parijs. Inte ressant! Ik heb die hand nog nooit gezien. Hij leest het adres nog eens. Ik vind het verdacht, erg verdacht Thans voelt hij zich heel weinig op zijn gemak. Het eenig juiste zou eigenlijk wezen, als ik dien brief zonder een woord, zonder een vraag, zonder een opmerking, aan m'n meisje gaf Hij bekijkt den brief no^ eens. Ja, feitelijk wel. En nóg beter zou het wezen Hij hoort, dat Nancy met den jongsten be diende bezig is. 't Zal nog wel even duren, vóór ze hier komt. aandeel in het politieke en sociale leven der laatste veertien jaren met eerlijke vol doening terug zien. Staande op wat men zou kunnen noemen den linkervleugel der katholieke politiek, heeft het blad herhaal delijk blijk gegeven van een strijdlustig radicalisme, dat een gezond element tot het politieke leven bijdroeg. Tegenover de beperkingen van omvang en allure, die de provincialiteit het blad on vermijdelijk oplegde, bezat het van den anderen kant in zijn besten tijd een zeker frisch élan, dat voortkwam uit de samen werking van een kleine groep van journa listen, die niet alleen een pen, maar ook een hart hadden. Door de verspreiding van die kleine groep, en tevens door de verschuiving van de politieke en sociale vraagstellingen, waaraan het blad zijn meeste aandacht wijdde, trad deze eigen figuur van De Mor gen later niet meer zoo naar voren. Het Helmondsche blad laat een eerlijken roep na, ook en misschien niet 't minst bij degenen, die meer dan eens gelegen heid hadden, met het Zuidelijke zusterblad een scherpen degen te kruisen. De electricien A. H. G. A. te Den Haag heeft een radiotoestel uitgeleend, waarin onrecht matige Philips-octrooien verwerkt waren. Daar hij dit toestel evenwel niet „in het ver keer" had gebracht, zooals de Octrooiwet strafbaar stelt, heeft het O.M. bij de Haagsche rechtbank in deze zaak vrijspraak gevorderd en conform dezen eisch wees de rechtbank vonnis. Hij houdt den brief in z'n hand, alsof hij hem open wil maken. Als ik nu een beetje gauwVerdacht is 't in ieder geval, omdat het vandaag al de tweede keer is, dat ze zoo dringend vraagt, of er brieven voor haar zijn. 't Is waar, vrouwen interesseeren zich altijd voor de post; maar twee keer achter elkaar, op één dag, dat be- teekent toch een toenemende belangstelling, zou ik zeggen. Nu, is er nog wat voor me gekomen? roept Nancy uit de andere kamer. Meneer Brouillard verbleekt. Eh.... Hij draalt tamelijk lang met het antwoord. Paul! Hoor je me niet? Ik vraag je, of er nog een brief voor mij is! Neen, roept Paul beslist. En tegelijk stopt hij snel den brief in zijn sak. Nancy praat weer tegen den bediende, maar hij hoort, dat ze is opgestaan. Allemachtig, denkt Paul, nu moet ik voortmaken. Hij legt zijn hand op den zak, waar hü den brief heeft. Die brief brandt me in m'n zak! 't Is de eerste keer, dat ik een brief, die voor een an der bestemd is, heb weggemaakt. Wat zeg ik? Heb weggemaakt? Neen, gestolen! Ja, gestolen, óók voor het geval, dat ik 'm niet eens open maak wat ik evenwel betwijfel. Ik heb nu al twee misdrijven begaan: ik heb gelogen en ik heb gestolen. En hoogstwaarschijnlijk zal ik er nog een derde misdrijf aan toevoegen: schen ding van het briefgeheim. En waarom dat alle maal? Wat zal er misschien in dien brief staan? Een doodgewone kennisgeving misschien, van een vereeniging voor weldadigheid of zoo iets of een onbenullig kletspraatje van een of an deren oomEn als het uitkomt, zal ik alles moeten vertellen of, ja, ik kan dien brief natuur- j 7 doen, of ik 'm niet E wending I gezien heb. War E moet ik nu doen, in 's hemelsnaam? Uit het aangrenzende vertrek hoort hij de stem van Nancy: Wacht, ik zal het je even wijzen Ik heb dus nog tijd, om na te denken, pre velt meneer Brouillard. Of neen, laat maar. Dat kan straks nog wel, zegt Nancy tegen den bediende. Ik heb dus gèèn tijd, om er over na te den ken, zucht de ongelukkige meneer Brouillard. Goede genade, ik ben heelemaal onvoorbe reid. Het overvalt me compleet.Wist ik nu maar, wat er in dien brief staat! Vreeselijk, die verdenking.... Neen, dan wil ik toch maar liever niet weten, wat er in staat. Ik zal 'm verbranden. Hij staat op, haalt den brief uit zijn zak en loopt naar de kachel. Op dat oogenblik komt juffrouw Nancy binnen. Snel als de bliksem stopt Paul den brief in zijn zak Wat is dat voor een brief, dien je daar in je zak stopt? vraagt ze argwanend. Ik? zegt Paul onnoozel. Ja, jij! Toen ik binnenkwam, zag ik je schrikken en gauw een brief in je zak stoppen, 't Leek mij de hand van een vrouw, op het adres. 't Was de hand van een man, Nancy. Lieg niet! Ik kan op je gezicht zien, dat je liegt. Laat me direct dien brief zien! - Neen, kind, dat doe ik niet. Direct, zeg ik je! roept Nancy op strengen toon. Doch Paul gaat naar de kachel en doet het deurtje open. Wat doe je nou? roept Nancy. In de kachel gooien, natuurlijk. Nancy grijpt hem bij zijn arm. Neen, neen! Ik wil hem eerst zien. Ik wil weten, wie je zóó'n brief schrijft, dat je 'm mü niet durft te laten zien. Maarmaarstamelt Paul. Stotter niet, asjeblieft. Je hebt geen talent, om te liegen. Kom er maar rond voor uit. Dat is de wijste weg. En geef mij dien brief. Doch Paul rukt zich los en gooit den brief in de kachel, waar hij aanstonds vlam vat. O, o! gilt het meisje. Je hebt 'm in de kachel gegooid! Je hebt m'n heele leven onge lukkig gemaakt! Je kunt me zeggen, wat je wilt, maar ik geloof je tóch niet. Altijd zal ik moeten denken, dat die brief van een ander meisje was Op m'n woord van eerzei Paul, ik. O, neen, ik geloof je nooit meer nooit En snikkend gaat ze naar de andere kamer terug. Paul haalt zijn schouders op en tracht te berusten. Onlogisch toch, die vrouwen! mompelt hij voor zich heen. PRO 25-0419* op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen T*< bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken dooi wn a bij een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A I OU»" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A I OU»" doodeliJken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTENGESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL verlies van een hand, i voet of een door Otfrid von Hanstein 27 „Heel eenvoudig! Ik krijg als zakelijke leidster een salaris van laten we zeggen duizend Chileensche pesos per maand. Wat u voor u zelf wilt doen, moet u weten. Dat wil zeggen, ik weet zelfs niet, of u wilt meedoen, ik sla u slechts voor, in zekeren zin uit erkentelijkheid voor uw hulp destijds, hetzelfde bedrag te eischen en wanneer u dat wenscht, zal ik het in mijn voorwaarden opnemen. We stichten een vennootschap. Ik breng de gedachte in en mijn concessie de fabriek betaalt de twintig duizend Argentijnsche pesos. De winst wordt dan gelijkelijk verdeeld." Egon was ten zeerste verbaasd. Dit meisje, dat eenige weken geleden in Corrientes nog blij was, als zij voor een paar centen type werk mocht verrichten, sprak nu met bedaarde zekerheid over sommen, waaraan hij zelf niet had durven denken. Beate stond op. „Ik heb u mijn voorwaarden genoemd. Tele grafeert u aan de fabriek. Tot overmorgen op dezen tijd geldt mijn voorstel. Zoodra n ant woord hebt ontvangen, hoor ik wel van u." Nog denzelfden avond tamelijk laat kwam Egon opnieuw in het pension. Frau Kleinwachter ontving'hem. „Wilt u senhorita Serenus spreken?" „Ik wil de senhorita niet storen. Wilt u haar alstublief dit telegram geven, dat ik zoojuist kreeg?" Hij reikte haar het couvert en ging toen snel weer weg. „.Mondelinge bespreking noodzakelijk. Ik kom onmiddellijk, ben overmorgen twee uur San tiago. Grand Hotel Chile. Kirkhövel. Evenals Egon, wiens handen gebeefd hadden, toen hij het telegram las, was ook Beate blij verrast. De directeur kwam zelf! Dat was in ieder geval een goed teeken. „Is mijnheer Dornbusch er nog?" „Hij wilde u niet storen en is weer onmid dellijk weggegaan." Moest zij zich daarover ergeren of verheu gen? Het was in ieder geval zeer tactvol. Hij wilde alle persoonlijke dingen vermijden. Na twee dagen kwam de directeur van de fabriek, de heer Kirkhövel. Een man op leef tijd, maar zeer energiek. „Mijnheer Dorn busch! Neemt u plaats! Ik heb telegrafisch inlichtingen gevraagd bij zakenvrienden in San tiago. De zaak schijnt werkelijk goed te zijn. Wij zullen de dame gaan opzoeken." Zij reden per auto naar het pension. „Is senhorita Serenus te spreken?" „Zij verkoopt ijs op straat." „Zij zelf?" „Natuurlijk dat doet ze toch iederen dag!" De heer Kirkhövel zag Egon verbaasd aan. „Ik dacht, dat het een dame was?" „Dat zult u wel zien!" „Laten we haar gaan opzoeken!" Dat vond Egon onaangenaam. Hij vreesde, dat Beate zich schamen zou; maar de directeur was al onderweg. Het dagelijksche beeld: de kleine, vroolijk ge schilderde wagen, Beate, frisch en keurig ge kleed, steeds vriendelijk lachend, legde het smakelijk uitziende ijs op de wafels en streek het geld op. Zij kwamen naderbij. „De heer Kirkhövel uit Buenos Aires!" Ook nu glimlachte Beate vriendelijk en be antwoordde uiterst beleefd zijn groet. „Op het oogenblik ben ik helaas zeer bezet. Mag ik u verzoeken om drie uur bij mij thuis te komen, mijnheer Kirkhövel?" Nog nooit had Beate Egón zoovele respect afgedwongen als op dit oogénblik. Daar stond de directeur van een groote fabriek in Buenos Aires, die alleen hier kwam om met haar te onderhandelen zij was echter in het geheel niet opgewonden en verkocht porties ijs voor een halven peso zij had geen tijd De directeur was in het geheel niet ontstemd; hij lachte. „Om drie uur dus." Toen gaf hij Egon vertrouwelijk een arm. „Nu zullen wij eens wat gaan eten en intus- schen een bespreking houden. U kent de plan nen precies." Egon zette den directeur alles uiteen, wat Beate hem verteld had. „Weet u, wat ik doe? Vanmiddag jaag ik onzen vertegenwoordiger hier weg. Groote genade, wat is het hier heet! Hier moeten de menschen wel ijs eten: 's morgens, 's middags, 's avonds! Je stuurt een man hierheen, die wat moet ver- koopen. Wij maken ijsmachines en een Duitsch meisje moet naar Santiago komen en een vreemde moet ons uit Mendoza schrijven het is een schande!" En toen begon hij over andere dingen te spre ken, liet Egon Dornbusch vertellen, wat hij tot nu toe had gedaan. „Ach ja, juist! Gonzales in Rosario! Ik weet, dat ze failliet zijn. Heb er zelf twintigduizend Mark bij laten zitten. Beste jongen, je bent onverstandig geweest. Men gaat nu eenmaal niet op goed geluk naar Argentinië. Waarom heb je je niet tot onze fabriek in Duitschland ge wend? De fabrieken sturen altijd hun eigen ingenieur? naar het buitenland." „Ik heb mij tot uw firma gewend en geen antwoord gekregen." „Alles is ook zoo bezet, misschien was er geen plaats, ik weet niet Toen de beide heeren daarna, afgemat door de hitte, in groote rieten stoelen zaten en Egon de eerste werkelijk fatsoenlijke sigaar rookte, sinds hij van de farm Theodora was vertrokken, kwam het hem voor, alsof hij examen had ge daan, zóó had de directeur hem over alles en nog wat inlichtingen gevraagd. „Ja, kijk eens, Argentinië is ongetwijfeld voor ons, Duitschers, het land van de toekomst. Alleen weten de meesten niet, hoe ze hier aan het werk zullen komen. Voorloopig hebben ze hier feite lijk alleen echte boeren noodig, dat wil zeggen, landbouwers met wat kapitaal. Die kunnen echter alleen wat beginnen, als ze in een goed geleide kolonie komen. Die zijn er wel, ik heb ze zelf gezien. Het zal nog wel beter worden. Maar het is drie uur! Als we niet precies op tijd zijn, is de dame misschien weer niet te spreken. Dat is nog eens een zakenvrouw! Jammer, dat ze zoo precies weet, hoe goed het zaakje is, dat ze in de hand heeft." De directeur lachte gemoedelijk. Even later stonden ze in de spreekkamer van het pension. Beate trad hen tegemoet. Zij was zeer zorgvul dig en goed gekleed en hield een map in de hand. „Ik heb precies op papier gezet, hoe de zaak moet worden aangepakt." Kirkhövel glimlachte: „Mag ik eens zien?" Hij las nauwkeurig, terwijl Egon met neerge slagen oogen zat en vermeed, Beate aan te zien. „Hoe kan dat nu in veertien dagen vroeg de directeur. „Ik heb veel minder tijd noodig gehad. Wan neer kunnen de machines hier zijn?" „Binnen drie dagen." „Hoe lag duurt het monteeren?" „Als er electrische stroom is acht en veertig uur. Maar de wagens?" „Hier zijn de adressen van alle meubelmakers. Hier is ook het adres van een bakkerij, die door een Duitscher begonnen is, maar die niet gaat. Als we willen, bakt hij van morgen af voor ons. Hier zijn de adressen van de schilders." „U hebt de voorbereidende werkzaamheden uitstekend aangepakt." „Dat moest ik wel." Toen zette Beate het geheele plan nogmaals uiteen. „Goed, in principe ben ik dus bereid, aan de zaak mee te doen. Ook het kapitaal zou wel te krijgen zijn. Maar de voorwaarden zijn te hoog." „Het spijt mij, maar,..." „Wij twee derde, u een derde." „Het spijt me zeer, maar dan hebben verdere onderhandelingen geen zin meer." „Als ik wegga „Dan zal er vandaag of morgen wel een ander komen." „U wilt de zakelijke leiding behouden?" „Ja." „Ik weet in het geheel niet of u zoo iets kunt volbrengen!" „Ik neem aan, dat u dat wel beoordeelen zult aan de wijze, waarop ik het plan in elkaar heb gezet." „Uw salaris is te hoog." „Ik vind het juist genoeg." „Maakt u betere voorwaarden voor ons. Ik wil meedoen, maar zoo gaat het niet." „Het spijt mij, mijnheer de directeur! Ik was graag met u in zee gegaan, vooral ook omdat uw firma mij warm was aanbevolen door den heer Dornbusch." Het gesprek bleef wel een uur traineeren. Egon zat op heete kolen, was er van overtuigd, dat de directeur ieder oogenblik zou opspringen en de onderhandelingen afbreken. Eindelijk richtte hij zich op. „Is dat werkelijk uw laatste woord?" vroeg hü aan Beate. (Slot volgt.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10