Eeuwfeest der Beijnes' fabrieken
NA EEN EEUW VAN VERNUFT
ARBEID EN VOLHARDING
Belastingdruk in Haarlem
en Omstreken
m
1838 - 1 November - 1938
Viering van het eeuwfeest
met een monumentaal
gedenkboek
Wat betaalt iemand met een
inkomen van f500.000.-?
DONDERDAG 6 OCTOBER 1938
Op 1 November a.s. zal de Koninklijke Fabriek van
Rijtuigen en Spoorwagens J. J. Beijnes te Haarlem als.
honderdjarige jubileeren.
Gedenkwaardige datum in de geschiedenis van Neerlands
en vooral van Haarlems industrie!
Wie z&I het vernuft peilen, wie zal den arbeid meten, wie
zal testen de volharding, dank zij welken factoren het Beijnes-
tbedrijf in den loop van honderd jaren kon uitgroeien van een
ouderwetsch-degelijke, maar bescheiden rijtuig- en wagenmakerij
aan de Riviervischmarkt tot de Koninklijke Fabriek van Rijtuigen
en Spoorwagens aan het Stationsplein en elders te Haarlem?
Wie zal tellen en wégen de momenten van hoop en vrees, van
opluchting en druk, van succes en teleurstelling, van verblijdende
en bedroevende ervaringen, van strijd en overwinning, wie zal
tellen en wégen de momenten, welke de leiders van het Beijnes-
bedrijf in honderd jaren tijds hebben doorleefd om het grootsche,
nationale resultaat van heden te helpen bereiken?
Tantae molis erat.
Zwaar was het, de moeilijkheden te overwinnen, maar met
nimmer versagende blijmoedigheid wisten de Beijnessen hun te
leurstellingen te „nemen", zich aan te passen aan gewijzigde
omstandigheden en onverzwakt integendeel: door overwinning
Van moeilijkheden gesterkt! te blijven streven naar steeds
hooger gestelde idealen.
Bij dit eeuwfeest mag de Nederlandsche grootindustrie zich
trotsch gevoelen op Beijnes' „Koninklijke", waarvan nationaal en
internationaal niet alleen de roep van een onovertroffen service
uitging, doch in kringen van meer nabij-staanden niet minder
ook de roep van humane solidariteit tusschen werkgever en
■Werknemer.
Beijnes' feest zal een feest voor velen zijn, en duizenden
in den lande en verre daarbuiten zullen zich verblijden, wanneer
zij zich verdiepen in de poëzie en in de romantiek, welke
mirabile dictu! van dit technisch ijzer- en staal-bedrijf in
honderd jaren tijds zijn uitgegaan.
ponder vertellen wij het een en ander uit
Geschiedenis
Groei
„Van rijtuigje tot dieseltrein"
Een uitnoodiging
De heer J. J. Beijnes, de stichter van de
Koninklijke fabriek van rijtuigen en
spoorwagens
Omzetting der fabriek
Geslaagd als rijtuigbouwer
illllll
Haarlem en naburige
gemeenten
Beijnes' rijtuigmagazijnmet luxe rijtuigen,, omstreeks 1899
Naar expositie te Parijs
Buitenlandsche concurrentie
beijnes' jubileumfeest zal gevierd worden op
Nov(
een
vember a.s., maar reeds thans heeft
vóór-viering plaats in de verschijning van
"honumentaal gedenkboek, samengesteld door
nri Asselberghs, met een aantal fraaie kleur-
ten van Herman Heyenbrock en met vele,
tekst verlevendigende, immer geestige rood-
'h-krijtteekeningen van Herman Moerkerk.
een
•bet
dat
..Beij
nes" „Een eeuw van arbeid" is
vlot en onderhoudend, hier en daar ook
gevoel voor humor geschreven gedenkboek,
z'ch prettig laat lezen, ondanks zoovele star-
0l'ische vermeldingen en technische uiteen
jagen.
eetl «Voorwoord" geeft de heer J. Klop-
President-commissaris van „Beijnes", uiting
aan
de vreugde van commissarissen, nu „Beij-
es honderd jaar bestaat.
hie honderd jaar," zoo schrijft de heer
opper, „is een traditie geschapen, naar bin-
611 eh naar buiten.
Naar buiten heeft de naam Beijnes
®e?l klank van degelijkheid en betrouw
baarheid, en wekt gedachten aan de
este eigenschappen, waarop ons Neder-
andsch bedrijfsleven zich van ouds
eroemt. En ook inwendig werkt het
Verleden duidelijk na; er heerscht een
ei9en sfeer in het bedrijf van eenvoud
en zakelijkheid, met een groot besef van
Saamhoorigheid en 'n groote toewijding
an de werkers aan hun taak.
Net is een voorrecht bij Beijnes
'~07nmissaris te zijn. En dat voorrecht
0rdt nog vergroot door het feit, dat
°°lll7nissarissen in hun midden hebben
en heer J. W. A. Beijnes, in wien zij
slechts den ouden naam eeren,
dar veeleer den mandie gedurende
Jn lange leven, gedurende het verre-
grootste deel der eeuw van arbeid,
ay'?i beste krachten aan het bedrijf
eeft gegeven en mede zijn stempel er
heeft gedrukt. Zijn stem weegt nog
Waa.r in commissarissen!
Al berust de directe leiding van het
Qdrijf thans niet meer bij een Beijnes,
e tegenwoordige directeur ir. H. J. M.
°kkers zet de goede tradities voort en
ast ze aan de nieuwe omstandigheden
°P gelukkige wijze aan."
^^e heer Klopper gewaagt voorts van de groo-
Waardeering, welke de commissarissen voor
hi'nBekkers gevoelen, en van dezelve voldoe
ing6 °Ver het feit' dat »Beijnes" de nieuwe eeuw
d aat onder de beproefde leiding van dezen
recteur.
^UktkesProken Jnbheum-uitgave werd ge-
op de persen van de N.V. Drukkerij „De
Is ^nestad" te Haarlem, waar zij gecultiveerd
een juweel van boekdrukkunst.
jj. uii.K.unsi.
het naar vorm en inhoud imposante gedenk
boek.
Op 9 Juni 1814 werd te Haarlem geboren Jo
hannes Jacobus Beijnes, de stichter van de
latere Koninklijke Fabriek van Rijtuigen en
Spoorwagens, die naar hem genoemd is. Zijn
jongste broer, de op 12 Maart 1817 geboren An-
tonie Johannes, die van de oprichting af aan
den opbouw van de zaak van zijn broeder
heeft meegewerkt, werd in 1824 daarin als
Vennoot opgenomen. Van de jeugd van Johan
nes Jacobus is niet veel bekend. Mogelijk heeft
hij bij zijn oudsten broeder, die timmerman
was, het vak zijner vaderen geleerd. Hij trouwde
in 1837 in De Bilt met Wilhelmina Staal, doch
ter uit een oud Biltsch geslacht, dat verschil-
lende smeden heeft opgeleverd.
In het volgende jaar vinden wij het jonge
paar terug in Haarlem.
In de notulen van de vergadering van B. en
W. d.d. 11 October van het jaar 1838 is n.l.
sprake van een request van J. Beijnes, wagen
maker aan De Bilt, Eigenaar van de Kaarsen
makerij aan de Riviervischmarkt, daarbij te
kennen gevende, dat hij het Pakhuis tot eene
wagenmakerij wenscht in te richten en verzoe
kende daarin twee naar buiten openslaande
deuren te mogen plaatsen.
Dit request schijnt in eerste instantie te zijn
afgewezen. Naderhand werd het verzoek toch
ingewilligd. En op 1 Aug. 1839 was er een nieuw
request van J. J. Beijnes, „wagen- en rijtuig
maker op de Riviervischmarkt", met verschul
digde gevoelens te kennen gevend, „dat hij ter
verdere uitbreiding zijner affaire het voorhuis
van het door hem bewoond wordende huis,
naast zijne werkplaats, wilde inrichten tot een
bewaarplaats voor gemaakte rijtuigen".
Stellig bleek deze onderneming, hoe klein be
gonnen ook, een groote mate van levensvatbaar
heid te bezitten. Het eerste Cassa-boek nog
steeds in het archief van de N.V. bewaard
toont ons voor de eerste maanden al dadelijk
een flinken climax in de bedragen van de uit
betaalde werkloonen. In November 1838 werd
21.46 uitbetaald en in dezelfde maand een
jaar later /110.94y2,
De onderneming was met allereenvoudigste
middelen opgezet; de begin-rekening bestond
uit zeven of acht posten, die samen een bedrag
vormden van 1834.49. Maar zij bewoog zich in
steeds opgaande lijn; er was een voortdurende
stijging van bestellingen en het bedrag der per
maand betaalde loonen overschreed in 1854
voor het eerst de 1000.
In 1864 werd de jongere broer van den stich
ter, Antonie Johannes, als deelgenoot opgeno
men in de zaak, welke van toen af „Nederland
sche Fabriek van Rijtuigen en Spoorwagens J.
J. Beijnes" werd genoemd.
Het was de Hollandsche IJzeren Spoorweg
Maatschappij, dezelfde, die den eersten tot stand
gekomen spoorweg binnen onze landsgrenzen
verwezenlijkte, welke Beijnes bewogen heeft tot
het vervaardigen van Spoorwegrijtuigen.
De eerste rijtuigen kwamen uit het buiten
land en hebben onzen voorouders, voor zij goed
en wel op vaderlandschen bodem waren aange
komen, ontzaglijk veel kopzorgen bezorgd. De
wagens hadden een breedte van 3 meter en een
lengte van 4; de hoogte bedroeg 1.67 M., zoodat
men slechts in gebukte houding kon plaats
nemen. Ongeloofelijk primitief was nog de wijze
van koppeling. Bij het stoppen van den trein,
vooral wanneer dat een beetje plotseling ge
beurde, stieten de voertuigen op elkaar, waar
door schokken optraden, die, harder of zachter
maar vooral harder! aankwamen. Hoe
vaak in den beginne rijtuigen als deze, mede
tengevolge van het ontbreken van iedere vee
ring, moeten zijn stukgetrokken, is thans niet
meer na te gaan. Maar ook al gebeurde dat
niet, voor menschen met overgevoelige zenuwen
moet het reizen in die dagen zijn groote bezwa
ren hebben gehad.
De diligences waren geheel of gedeeltelijk met
blauw laken bekleed, ze boden plaats aan 20
personen, de zittingen waren met paardenhaar
opgevuld. Bij de char-a-bancs was het heel wat
minder; ze bevatten 36 plaatsen op 6 banken,
die waarschijnlijk bekleed, maar in ieder geval
niet opgevuld en bovendien zonder leuningen
waren. Hierin kwam eerst in 1840 verandering,
toen besloten werd de banken met koehaar op
te vullen, alsmede „ruggeleiders voorzien van
ijzeren standdaards" te doen aanbrengen.
In 1841 werd door de Spoorwegmaatschappij
besloten eenige der voornaamste binnenlandsche
rijtuigmakers uit te noodigen om bij onderhand-
sche inschrijving tot het vervaardigen van rij
tuigen te concurreeren.
Er werden vijf rijtuigmakers uitgenoodigd en
daaronder was ook Beijnes, wiens zaak nog geen
vier jaar bestond. Voor hem was deze uitnoo
diging een onderscheiding. De opdracht werd
aan den minst inschrijvende gegeven, aan den
heer C. M. van Eujen te Utrecht.
Beijnes kreeg in de eerste jaren daarna geen
kans meer. Hij had door zijn inschrijving ech
ter bewezen, dat hij zich wel degelijk rekenschap
gaf van de groote verschuiving, die zich door de
opkomst van de spoorwegen in het verkeer en
de verkeersmiddelen bezig was te voltrekken.
Hij legde zich intusschen toe op de verbetering
van de door hem vervaardigde luxe-rijtuigen.
Het resultaat was bevredigend: bleef het totale
bedrag van de door hem geleverde nieuwe luxe
rijtuigen en gewone wagens in 1839 en 1840 nog
beneden de 4000 gulden, in 1850 was het geste
gen tot boven de 10.000, in 1851 tot 12.601 en
in 1856, het jaar, waarin de eerste spoorweg
rijtuigen geleverd werden, zelfs tot 20.420, het
5-8 -
:5:Ï8:
Afbeelding van de fabriek van rijtuigen
en spoorwagens van den heer J. J.
Beijnes in haar oorspronkelijken staat.
Op den voorgrond het toenmalige
station
bedrag van 14.600 voor de spoorwegwagens niet
meegerekend.
De proporties van deze moderne rijtuigen wa
ren heel wat menschelijker dan die van de „bak
ken", hierboven beschreven. Ze waren nu 5 in
plaats van 4 meter lang en ook minder breed;
de naar beneden vrij sterk binnenwaarts bui
gende lijn van de zijwanden gaf aan de wagens
bovendien een eleganter uiterlijk. De hoogte
werd gebracht van 1.67 M. op 2.12 MMen
kon dan ook in 1856 in een rijtuig van Beijnes
rechtop staan! De rijtuigen waren van binnen
zwart met zilver bekleed en aan den buitenkant
glanzend purperrood geschilderd. Men begrijpt,
hoe fascineerend de invloed van een en ander
op het publiek werkte.
De omzetting van de fabriek werd krachtig
voortgezet. Na de twaalf spoorwegrijtuigen, in
1856 door Beijnes geleverd, volgden er in 1858
twaalf andere en daarmede werd het vraagstuk
t.a.v. de fabrieksruimte steeds urgenter. Op de
Riviervischmarkt bestond voor verdere uitbrei
ding geen gelegenheid, en men vond dan ook
deze oplossing: de rijtuigen werden aan de Ri
viervischmarkt in geraamte opgebouwd en uit
wendig bekleed, daarna gerold of gereden naar
de Krocht, om aldaar te worden geschilderd,
bekleed en op stel gezet, om tenslotte over de
straat te worden vervoerd naar de lijnen der
H.IJ.S.M. Men kan zich indenken met welke
moeilijkheden men te kampen had. En als er
weer een afgewerkt rijtuig van de Krocht door
de Kruisstraat naar het station werd gebracht,
liep de stad uit. Toen bleek, dat de H.IJ.S.M.
blijvend afneemster zou zijn, de orders grooter
werden en de moeilijkheden dus toenamen, rijp
ten de plannen om een nieuw groot gebouw neer
te zetten.
26 October 1856 verzocht een strooman van
den heer Beijnes den raad te kunnen koopen
een perceel, gelegen aan de Lange Rozenstraat,
alias Stationsplein, schuin tegenover het voor
malige station. Na verschillende ambtelijke
strubbelingen legde de oudste zoon, Johannes
Jacobus Franciscus, op 5 Juni 1858 den eersten
steen voor de thans nog bestaahde hoofdfabriek.
Vóór de winter aanbrak was het 1200 vierkante
meter groote gebouw onder dak.
Het teekent den zakenman, die in Beijnes
stak, dat hij nog depzelfden dag, waarop de
nieuwe fabriek geopend werd, het pakhuis in
de Wijde Appelaarsteeg, dat hij in 1855 voor
558 had gekocht, voor 800 van de hand deed.
In den loop der jaren zien wij dan, dat de
fabriek met een rechter- of linkervleugel wordt
uitgebreid, terwijl na 1885 ook het hoofdgebouw
een verdieping hooger wordt.
Eerst op 1 Mei 1862, toen Beijnes alleen aan
spoorwagens reeds voor ongeveer een ton goud
geleverd had, werd bij het gemeentebestuur het
verzoek ingediend tot plaatsing van een stoom
machine. In de geschiedenis lezen wij verder
interessante bijzonderheden over de spoorver-
smalling, die op 16 September 1863 een feit werd
en een kleine crisis veroorzaakte bij de H.IJ.S.M.
en indirect dus ook bij de firma Beijnes.
„Tusschen 1835 en 1865 zien wij," aldus
lezen wij verder in het Jubileumboek „dat
de rijtuigmaker geslaagd is, waar de locomotief-
bouwer moest falen. De concurrentie kwam
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft
een dezer dagen een overzicht openbaar ge
maakt van den belastingdruk in Nederland
over het belastingjaar 1938—1939. Dit overzicht
maakt het mogelijk een vergelijking te maken
van de belastingen, welke in elke gemeente van
ons land geheven worden.
Bij vergelijking van de gegevens voor alle
gemeenten tezamen blijkt de financieele toe
stand der gemeenten over het algemeen van
jaar tot jaar belangrijk ongunstiger te zijn ge
worden.
Zoo is het aantal gemeenten, waarin recht
streeks geen opcenten op de gemeentefondsbe
lasting worden geheven, van 1934/1935 tot
1938/1939 gedaald van 81 tot 14 (de gemeente
Halfweg is er één van), terwijl het aantal ge
meenten met het maximum aantal opcenten
(80 of meer voor 1934/1935 en 55 of meer van
1935/1936 af) is gestegen van 734 tot 924.
Meer dan het normale maximum aantal op
centen (resp. 80 en 55) mag alleen geheven wor
den, als deze opcenten op alle aanslagen tot
een gelijk aantal geheven worden, de overige
vooral van Engelsche zijde, maar Beijnes heeft,
nadat hij eenmaal aan bod was gekomen, niet
alleen in de eerste jaren, maar ook later de
H.IJ.S.M. en met haar vervolgens alle groote
Nederlandsche spoorwegen als afnemers van zijn
product weten te behouden en blijvend aan zich
te binden. Dit te bereiken, is met betrekking
tot het maken van locomotieven aan geen enkele
Nederlandsche onderneming mogen gelukken.
Noch Verveer, noch Dixon, noch zelfs Feijenoord
hebben dat kunnen of willen bewerkstelligen.
Aan Werkspoor bleef de levering van locomo
tieven eerst voor veel later voorbehouden. Er
mogen hiervoor verschillende oorzaken zijn aan
te wijzen, waarop thans niet dieper kan wor
den ingegaan. Ook moge het waar zijn, dat aan
het leeren bouwen van locomotieven ten slotte
grootere moeilijkheden en meer risico verbon
den bleken dan de vervaardiging opleverde van
rijtuigen, die op den duur aan de steeds hooger
gestelde eischen bleven beantwoorden wij
kunnen echter de oogen niet sluiten voor het
feit, dat hier te lande ook in het rijtuigvak op
geen enkele traditie kon worden voortgebouwd.
En zoo moet alles, wat in dit feit ligt opgesloten,
iedere afzonderlijke prestatie grond voor elke
nieuwe waardeering worden teruggebracht tot
het persoonlijk initiatief en de persoonlijke ver
dienste van den stichter en leider dezer onder
neming, die, als zooveel anderen, klein begon
nen, stap voor stap zijn eigen weg gezocht en
gevonden, steentje voor steentje ziin bedrijf op
gebouwd heeft."
Toen de wijze van uitvoering van 't groote
werk der spoorversmalling bij de H.IJ.S.M. een
maal vaststond, heeft deze Beijnes geen wind
eieren gelegd.
De geschiedenis vermeldt voorts, dat Beijnes
in December 1864 de levering op zich nam van
45 spoorwegrijtuigen tot een totaal bedrag van
137.640. Voor de eerste maal waren het com
plete rijtuigen met onderstellen. In de jaren
1865 en 1866 moesten in het geheel 71 rijtuigen
gebouwd worden.
Toen de geheele fabriek op grootere productie
was ingericht en de binnenlandsche bestellin
gen niet regelmatig genoeg volgden, richtte
Beijnes zijn oogen op het buitenland. Hij greep
de gelegenheid aan om op de internationale
tentoonstelling in 1867 te Parijs te exposeeren
met een luxe-rijtuig en met een spoorwagen, en
hij was weer zakenman genoeg om te zorgen,
dat hij deze twee modellen zou kunnen ver-
koopen. Een bronzen medaille was de bekroning,
maar meer nog was van belang, dat onze Ne
derlander, als éérste, spoorwegmateriaal op een
internationale expositie bracht.
In die dagen wachtten hem nieuwe en vrij
omvangrijke opdrachten voor leveringen naar
Nederland en naar Indië. De Staatsspoorwegen
zorgden met hun centrale werkplaatsen voor
concurrentie en de heer Beijnes zag in, dat hij
met zwaardere krachtwerktuigen moest gaan
werken. Er werd grond bijgekocht, toen in 1871
met de Staatsspoorwegen een contract werd ge
sloten tot levering van 100 gesloten goederen
wagens. Intusschen was het aantal arbeiders en
employé's geklommen tot bij de 250 en er waren
arbeidsweken van meer dan 90 uur. De in de
contracten bedongen leveringstijden waren vrij
krap, zoodat steeds op hoogspanning gewerkt
moest worden. Daarbij kwam, dat de fabriek
nog geen spoorweg-aansluiting bezat.
Bij de levering van voertuigen was men dus
verplicht, deze over straat naar hun bestem
ming te brengen, waartoe een hulpspoortje van
losse rails moest worden gelegd. Wij hebben in
dertijd reeds eenige humoristische voorvallen bij
dat vervoer gepubliceerd. De bestelde 40 nieuwe
spoorwegrijtuigen werden in 1870 op schuiten
geladen en moesten een reis door de Amster-
damsche grachten maken, om van Haarlem in
Utrecht te komen.
Hevig heeft Beijnes vooral in de jaren na
den Fransch-Duitschen oorlog te kampen ge
had met buitenlandsche concurrentie, ofschoon
erkend moest worden, dat men over de uitvoe
ring van buitenlandsch materieel lang niet al
tijd tevreden kon zijn. Geen al te prettige er
varingen werden opgedaan met leveringen of
pogingen daartoe van rollend materieel aan de
Noordbrabantsch-Duitsche spoorwegmaatschap
pij en de Nederlandsche Centraal Spoorweg
maatschappij. In Haarlem zat men met een
groote fabriek, veel werkvolk, doch zonder werk.
Inschrijving op inschrijving werd te hoog be
vonden en het buitenland kreeg de bestellingen.
De heer Beijnes ging echter niet bij de pakken
neerzitten en korten tijd ging hij zich weer toe
leggen op het particuliere rijtuigvak entot
1876 konden slechts 80 arbeiders in de fabriek
hun brood verdienen.
In 1874 fabriceerde de fabriek een koninklijken
salonwagen en bij die gelegenheid mocht het
praedicaat „Koninklijke" voor den firmanaam
gezet worden en het behoeft geen betopg, dat
dit feit voor de firma Beijnes groote moreele
beteekenis heeft gehad.
In een volgend artikel zullen wij een en an
der vertellen over de latere belevenissen der
fabriek, over de fabricage van tramwagens, de
leveringen aan Indische Vorsten, den invloed
van de electro-techniek, de komst van het sta
len- en later het gestroomlijnde rijtuig, de cri
sisjaren, de opleving en de hoopvolle vooruit
zichten yoor de toekomst.
heffingen tot redelijke bedragen zijn opgevoerd
en de begrooting op geen andere wijze sluitend
te maken is. Het aantal dezer gemeenten is
over deze jaren gestegen van 439 tot 735.
Verder blijkt een aantal gemeenten, die zich
voor 1934/1935 in de eerste resp. tweede klasse
hadden gerangschikt, voor volgende jaren naar
de tweede resp. derde klasse te zijn overge
gaan.
In het tijdvak van vijf jaren is het aantal
gemeenten der eerste klasse 37 en der tweede
klasse 73 kleiner geworden, terwijl het aantal
gemeenten der derde klasse 95 grooter gewor
den is. Als gevolg hiervan zijn over 1938/1939
991 van de 1056 gemeenten in de derde klasse
gerangschikt. Hetzelfde verschijnsel valt ook
waar te nemen voor elk der groepen van ge
meenten.
Ten aanzien van den gemeentelijken be
lastingdruk op het inkomen zij nog opgemerkt,
dat deze in hooge mate beïnvloed kan worden
door de wijzigingen, die in de tarieven van de
grondslagen der personeele belasting kunnen
worden gebracht (van 1935 af is deze bevoegd
heid beperkt tot de grondslagen paarden, motor
rijtuigen, pleiziervaartuigen en biljarten) en
door het aantal opcenten, dat de gemeenten
op deze belasting heffen.
In sommige gemeenten toch wordt de perso
neele belasting tot hooge bedragen opgevoerd,
waardoor volstaan kan worden met een lagere
opbrengst der gemeentefondsbelasting dan voor
andere gemeenten.
Verder is hierop van invloed welke andere
belastingen worden geheven en tot welke hoogte
de tarieven dezer belastingen of van de ge
meentebedrijven zijn opgevoerd. Ook dient men
er rekening mede te houden, dat de huren van
huizen in de eene gemeente hooger zijn dan in
de andere.
Men kan b.v. in Haarlem een huis van de
zelfde grootte en stand gewoonlijk goedkooper
huren dan eenzelfde huis in de gemeente Heem
stede of Bloemendaal. Dat heeft ook weer in
vloed op de hoogte van de Personeele belas
ting.
Het is tot dusver niet mogelijk gebleken, ook
met deze factoren rekening te houden bij de
bepaling van bovenbedoelden belastingdruk.
Het aantal gemeenten, waarin geen opcenten
worden geheven op de Vermogensbelasting, is
onder den invloed van de toenemende finan
cieele moeilijkheden der gemeenten ook sterk
gedaald en wel van 208 in 1934—1935 tot 61 dit
jaar. Daarentegen is het aantal gemeenten, dat
het maximumaantal opcenten moest doen
heffen (50 over 1934/1935, 40 over 1935/1936 en
1936/1937 en 38 over de volgende jaren) geste
gen van 784 tot 941.
Van 1 Januari 1935 af wordt 80 pet. van de
hoofdsom der personeele belasting naar de
grondslagen huurwaarde, meubilair en dienstbo
den niet meer rechtstreeks aan de gemeenten
uitgekeerd, maar wordt dit deel der hoofdsom
in het in dit jaar ingestelde werkioosheidssub-
sidiefonds gestort, waaruit de gemeenten uit-
keeringen ontvangen, die verband houden met
de kosten van de werkloozenzorg en de be
lastingcapaciteit 'der gemeenten. In verband
hiermede is bepaald, dat van 1935 af voor deze
drie grondslagen de in de wet op de perso
neele belasting bepaalde tarieven zullen gel
den.
Zooals men weet worden in Haarlem over
1938 op de hoofdsom der personeele belasting
195 opcenten geheven. Voor de concurrentie met
de omliggende gemeenten is dat zeer te be
treuren. Uit de statistiek blijkt echter, dat van
de gemeenten boven de 100.000 inwoners er
slechts één is, die 175 opcenten heft, alle ande
re heffen van 176 tot 200 opcenten. En twee
zelfs méér dan 200 opcenten. Van de groep ge
meenten tusschen de 50.000 en 100.000 is er
maar één, die minder dan 100 opcenten heft;
alle andere heffen van 176 tot 200.
Wat iemand in totaal aan Rijksinkomsten
belasting en Gemeentefondsbelasting moet be
talen hangt af van de gemeente, waarin hij
woont. Een gehuwde zonder kinderen betaalt
bij een zuiver inkomen van f800 per jaar in de
goedkoopste gemeente van ons land f3.66 en
in de duurste f 13.32. Deze cijfers zijn voor een
zuiver inkomen van:
laagste
hoogste
belastingdruk
belastingdruk
gld.
in gld.
in gld.
1000
13.29 (1.33)
26.60 (2.66)
2000
88.73 (4.44)
132.12 (6.61)
5000
383.57 (7.67)
529.72 (10.59)
10.000
1008.82 (10.09)
1382.72 (13.83)
20.000
2646.62 (13.23)
3594.72 (17-97)
50.000
9499.67 (19.—)
12441.72 (24.88)
100.000
26934.30 (26.93)
33917.80 (3352)
500.000
184413.39 (36.88)
225.596.89 (45.12)
De tusschen haakjes geplaatste getallen ge
ven het belastingbedrag per f 100.van het
zuiver inkomen.
Aan Vermogensbelasting betaalt men resp. in
gld.
20.000
50.000
250.000
1.250.000
12.500.000
goedkoopste
gemeente
gld.
26— (1.30)
130.— (2.60)
815.— (3.26)
6160.— (4.93)
107.500 (8.60)
duurste
gemeente
gld.
32.50 (1.62)
162.50 (3.25)
977.50 (3.91)
6972.50 (5.58)
115.625 (9.25)
De tusschen haakjes geplaatste cijfers geven
de cijfers weer per f 1000 van het vermogen.
Wij laten hieronder nog een vergelijkend
staatje volgen van den belastingdruk in Haar
lem en eenige omliggende gemeenten.
Opc.
Opc.
Opc.
Pers. bel. Verm.bel. Gem.for
Haarlem
195
38
75
Bloemendaal
117
25
35
Heemstede
120
20
35
Halfweg
70
25
Zandvoort
200
38
75
Velsen
165
38*
75
Bennebroek
197
38
75
Hillegom
200
38
75
Lisse
200
38
75
Beverwijk
150—220
38
75
Amsterdam
55—265
38
75
Haarlemmermeer
125—225
38
75
Voor motorrijwielen en motorrijtuigen ie de
belasting in Haarlem met 50 pet. verhoogd. De
overige belastingen zijn gelijk. Alleen Bloemen
daal heft geen vermakelijkheidsbelasting en
geen straatbelasting.