TER BEDEVAART
NAAR MEKKA.
DE GOUDEN BEZEM
Zoekt gij betrouwbaar
Personeel?
1 Plaats dan een „Omroeper"
voor 80.000 gezinnen
Het Herfstseizoen
begonnen
DONDERDAG 6 OCTOBER 1938
BmnnmTMmmirmiiiininnniMininniniiiiiiiiiiiinniiiiiiiiiiiiiMiiiiiiüiinimiiumimümmimmnm mwrni?
StiiniiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiitTUiiiimmmiimimiinmiiimnmiiiiimiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiinnnnnmnnmmm^
De V.P.D.
Een waarschuwing!
onge
a.mpigr\otvS
FOTOREPORTAGE
De leiders van het Britsche Legioen, dat naar Tsjecho Slowakije ver
trekken zal voor de handhaving der orde tijdens de volksstemmingen,
ontvangen hun instructies van majoor sir Francis Fetherstone-Goodley,
onder wiens commando zij reizen zullen
grootmoeder ook erg met dien steel in haar
schik was, maar ze besloot den steel toch
maar voor Elsje te bewaren, want ze wilde
niet méér goud hebben, dan beslist noodig
was om hun eenvoudig leventje voort te
zetten. Ze bleef Elsje in eenvoud opvoeden,
zoodat ze niet onder den invloed van het
goud kwam en toen haar grootmoeder
stierf, is het mannetje nog even bij Elsje
geweest. Die was toen al veel ouder en heeft
haar gezegd, dat ze nog één dag van den
tooversteel kon gebruik maken, maar dat
die daarna zijn kracht verliezen zou. Elsje,
de goede lessen van haar grootmoeder in
dachtig, nam slechts zooveel, als ze voor
zichzelf en verschillende arme menschen,
die ze kende, meende noodig te hebben
en toen, na het mannetje bedankt te heb
ben voor zijn goede gaven, is deze verdwe
nen met medenemen van de tooverkracht
van den steel. Elsje leeft nu nog heel ge
lukkig en tevreden en geniet nog steeds
van de goede gaven van den kabouter.
En de gouden plant bestaat ook nog
steedsElke lente kan je ze zien buiten
in de heide. Ongeveer in den tijd, dat de
kabouter die tooverde, bloeit ze nog elk
jaar, maar niet lang, want dan verdwijnt
de mooie gouden tint weer. Hebben jullie
de plant herkend? Het is de brem!
OOME JAN
„Zullen we vanmiddag eens gaan pad
denstoelen zoeken?" Die woorden van Henk
van Voorden werden in de huiskamer mei
gejuich begroet. Zoowel Mientje als Toos
hadden nog een paar dagen vacantie en
hoe konden zij één van die dagen beter be
steden, dan met het zoeken van padden
stoelen? Gauw ging Henk op de fiets Kees
en Rob en Evelien waarschuwen. Ook zij
wilden graag van de partij zijn. Een kwar
tiertje later trok de heele club er dus op
uit, gewapend met tasschen. 't Was nog
vroeg in den tijd, maar Henk herinnerde
zich een wei, waar het vorige jaar vee
champignons hadden gestaan. Die wei
moesten ze nu weer hebben. Ver was de
tocht niet, op z'n hoogst een half uurtje.
Ja hoor, terwijl de andere weilanden, waai
anders ook paddenstoelen in stonden, geei.
oogst opleverden, omdat het nog wat vroeg
in den tijd was, stonden in de bewuste we
massa's jonge champignons (Fig. 1) en ook
enkele oudere (Fig. 2). Ieder nam zijn zak
mes, om de mooie exemplaren af te snij
den. Maar eerst gaf Henk nog eens goede
wenken. „Wanneer je champignons gaat
zoeken, moet je op verschillende dingen
letten: In de eerste plaats kijk je naar den
onderkant van den steel. Die mag wel ver
dikt zijn, maar er mag nooit een zak om
den voet zitten, zooals bij de groene knol-
zwam en andere gevaarlijke paddenstoelen
(Fig. 3). Dan let je op den geur. De echte
champignon ruikt naar anijs, de gevaar
lijke paddenstoelen naar vochtige aardap
pels, aarde of rauwe knollen. Om den stee.!
bevindt zich een manchet, zooals je bij de
grootere vormen ziet. Bij kleintjes zit he'
vlies tusschen hoed en steel en sluit de
heele onderzijde van den hoed af. Bij groo
tere paddenstoelen zie je onder den hoeo
de plaatjes (Fig. 2). Die mogen nooit zui
ver wit zijn. Ze zijn bij de echte champig
nons rose, grijs of bijna zwart. De kleintjes
hebben meestal rose plaatjes. Die zie je pas
als je het vlies aan de onderzijde wegtrekt
Op al deze dingen moet je goed ietten, dan
loop je nooit gevaar." „En toch Komen er
elk jaar weer gevallen voor van padden
stoelvergiftigingen," merkte Rob op. „Ja.
maar de menschen zijn ook zoo onvoor
zichtig. Wij kijken altijd de paddenstoelen
nog eens na, voor ze klaargemaakt worden
en wij eten nooit paddenstoelen, die al een
paar dagen geleden geplukt zijn. Maai
kom, laten we eens aan het werk gaan,
anders komen we nooit klaar. Hè, daar heb
ik er één, die ik net zoo weer kan weg
gooien. Kijk maar eens, waarom."
Henk hield den afgesneden paddenstoel
met den steel naar boven in zijn hand.
„Wat mankeert er aan," wilde Kees vra
gen. Maar toen hij goed keek, zag hij hoe
dunne, witte maden in den steel zaten, die
doorzeefd leek met heel fijne gaatjes en
gangetjes. „Wat zijn dat voor dieren'
„De maden van zwammuggen. De maden
zelf zijn vrijwel kleurloos, maar ze hebben
zwarte kopjes en die loopen in het oog
Gelukkig bleken alleen de oudere padden
stoelen aangetast te zijn.
Eenige malen moest Henk geraadpleegd
worden, of de paddenstoel er nog bij door
kon. Zoetjes aan vulden zich de tasschen.
Een paar maal moest de hulp van Henk
worden gevraagd om uit te maken of de
vondst wel betrouwbaar was, maar dank
zij de duidelijke aanwijzingen, die hij m hei
begin gegeven had, was er weinig twijfel
Toen de voorraad voldoende was. stelde hij
voor het aangrenzende bosch een eindje m
Ook de opgeroepen Fransche lichtingen gaan weer naar huis. Soldaten
van de Maginot-linie arriveeren te Parijs
De Pangeran Hangahebi van Jogjakarta en de Pangeran Mario Soer-
josoemarno van het Mangkoenegorosche zelfbestuur zijn Woensdag
uit Den Haag vertrokken op terugreis naar Indië
Bonnet en Daladier verlaten de kabinets
zitting, welke onder voorzitterschap van
president Lebrun op het Elysée werd
gehouden
Veel, heel veel jaren geleden woonde
er in een armoedig hutje een oude
vrouw met haar kleindochter Elsje.
Ze waren heel erg arm, want het eenige,
dat de oude vrouw kon doen, was van de
heide, die haar kleindochter ging zoeken,
bezems te maken, die Elsje dan in de stad
ging verkoopen.
De oude vrouw was ook zoo stijf en stram,
dat ze niets van het huishouden kon doen
Elsje hield dan ook het heele huisje hel
der en netjes, waschte en plaste, zoodat
men er altijd mocht binnen komen!
Op zekeren lentemorgen nu, toen zij weer
op zoek was naar heidebossen voor haar
rootmoeder, bevond ze zich plotseling op
„en paadje, dat voerde naar een heuvel
Dien heuvel had ze wel meer gezien, maar
ze wist toch niet, dat er een dergelijk
paadje heen liep. Daar Elsje echter al heide
genoeg had, en nog veel werk thuis op haar
wachtte besloot ze terug te keeren, toen
ze plotseling een klein mannetje ontwaar
de, dat geleund op een bezemsteel, haar
heel aandachtig stond te bekijken.
„Wat doe jij hier?" vroeg hij met zijn
krakende, doch niet onvriendelijke stem.
„Ik zou het erg jammer vinden als ik u
gestoord had," antwoordde Elsje, „maar ik
was op zoek naar heidebossen voor m'n
grootmoeder, om bezems van te maken."
„En waarom maakt je grootmoeder daar
bezems van?"
„Wel, om te verkoopen op de markt. Dan
kan ik weer brood en kaas koopen en al
het andere, dat we noodig hebben."
„Zoo, zoo," hernam het mannetje. „Nou,
dan is dat net zooiets, als ik al lang van
plan ben!"
,Hoe bedoelt u dat?" vroeg Elsje verwon
derd.
„Wel, ik ben ook van plan een bezem te
maken. Maar dan geen gewone bezem, maar
een tooverbezem, met gouden haren. Ik heb
echter nog nooit iemand kunnen vinden
die me daarmede helpen wil!" voegde hij er
droevig aan toe.
Als ik u helpen kan, met het grootste
plezier. Ik ben altijd erg blij, als ik iemand
met iets van dienst kan zijn!' viel Elsje
het mannetje in de rede. „Neem gerust zoo
veel van deze heidebossen als je wilt. Ik
zal wel andere vinden."
Het mannetje scheen op te fleuren.
„Dat vind ik heel erg aardig van je! Die
bossen zullen me al een heel eind op streek
helpen!'
Daarna nam hij de heidebossen in zijn
handen en momnelde:
„Hi, ho, ha"
en aanstonds veranderden de droge heide-
bundels in frissche twijgjes, die zich over
den geheelen heuvel verspreidden, en zich
daar in den grond vastzetten.
Elsje was hierover zoo verwonderd, dat
ze geen woord kon zeggen, maar het man
netje wreef van puur genoegen zijn han
den en sprong van vreugde op en neer.
„Heb je 't gezien!" vroeg hij met stralend
gezicht, „maar dat is nog pas het begin!
Ik ga nu verder, om m'n gouden bezem te
maken."
„Wat moet u dan nog meer hebben?"
vroeg Elsje.
„Je groene manteltje!" antwoordde het
mannetje.
Elsje was over die vraag wel erg verwon
derd, maar ze weigerde niet, en deed met
een glimlach haar manteltje uit.
„Hier is 't," sprak ze, „ik zal het dezen
zomer toch niet meer noodig hebben en
tegen den winter zal het me wel veel te
klein zijn. Bovendien doe ik u hiermede
immers een genoegen?"
Weer dankte het mannetje met stralende
oogen, nam het manteltje in zijn handen,
hief het hoog boven zijn hoofd en mom
pelde
„Fi, fa, fo!"
en floep, daar had de wind het manteltje
te pakken, scheurde het in duizenden klei
ne stukjes, die naar alle richtingen werden
meegevoerd, en ook overal op het heuveltje
terecht kwamen, waar ze zich als kleine
blaadjes vastzetten aan de takjes, die door
de vorige tooverformule zich in den grond
hadden vastgezet.
En weer wreef het mannetje vergenoegd
zijn handen.
„Zie je wel!" riep hij uit, „nu nog maar
één ding, en ik heb m'n tooverbezem."
„En wat is dat dan?" vroeg Elsje.
„GOUD!" riep het mannetje met zijn
schelle stem.
„Maar daar kan ik je toch niet aan hei-
oen!" sprak Elsje weer, wel wat bedroefd,
dat ze nu per slot van rekening het man
netje toch zijn tooverbezem niet zou kun
nen verschaffen, „we moeten van bezem
binden leven, dus begrijp je wel, dat we
niet over goud beschikken! Ik heb zelfs
nog nooit goud gezien!"
„Ja, maar ik vraag ook geen goudgeld'
sprak het mannetje haastig. „Als ik een
stuk van je gouden vlechten krijg, is dat
ruimschoots voldoende."
Elsje schrok wel even, toen ze dien wensch
hoorde. Haar haar was altijd haar trots,
en haar grootmoeder verzorgde het altijd
met de grootste nauwkeurigheid. Maar
toch wilde ze het mannet'je niet weigeren.
Neemt u maar zooveel u wilt!' sprak ze.
terwijl ze haar vlechten naar voren wierp
Ten derden male bedankte het mannetje
haar, nam een schaar uit zijn zak, en knip
te een krul af, terwijl hij weer mompelde:
„Li, la lo"
en voor den derden keer kwam de wind en
nam de krullen mede de lucht in, rukte
daar alle haartjes uiteen en verspreidde
ze over den heuvel als een regen van gou
den vlokjes, die zich nu vasthechtten op
de takjes met de blaadjes, zoodat de ge-
heele heuvel als overdekt scheen met
goud!"
Het mannetje danste en danste dat het
een aard had. Wel tienmaal ging hij kopje
over.
„M'n gouden bezem! M'n gouden bezem!"
riep hij uit. „Eindelijk is m'n droom in ver
vulling gegaan. En hij nam een tak van
een nabijen boom, trok wat takken van de
gouden struiken bijeen, tot hij een kleinen
bezem had gevormd en wierp dien over
zijn rug. Zijn eigen bezemsteel gaf hij aan
Elsje met de woorden:
„Hier, goed kind, neem dit van mij aan.
Wat je eraan hebt, zal je later wel blijken.
Ik heb nu mijn gouden bezem voor den
kabouterkoning. Die heeft daar al vijftig
jaar op gewacht!"
En met een groet verdween de kabouter
uit het gezicht, Elsje met den bezemsteel
achterlatend.
Zoo vervuld van dat groote avontuur,
dacht Elsje aan niets anders, dan dit direct
aan grootmoeder te gaan vertellen en op
een drafje liep ze naar het hutje. Een
oogenblik, toen ze bijna struikelde, gleed
de bezemsteel uit haar handen en kwam
op den grond terecht. Ze nam hem weer
op enop de plaats waar de steel gelegen
had, lag niets anders dan goud! Toen be
greep ze, wat de kabouter met z'n voor
spelling bedoeld had. Jullie begrijpt, dat
Met groot verlof. De troepen,
welke op last der regeering onder
de wapenen waren geroepen, zijn
Woensdag .afgezwaaid". Een
vroolijk groepje bij het vertrek
uit de Oranje Nassau kazerne te
Amsterdam
Duizenden Inheemsche mannen en vrouwen vertrekken jaarlijks ter
bedevaart naar Mekka, waarmede de innigste wensch van den Moham-
medaanschen inlander in vervulling gaat. Een kijkje op de drukte bij
het inschepen der pelgrims in de haven van Tandjong Priok
Ctoahg
hol 2 wa»n
te loopen. Daar zouden wel groene knol-
zwammen staan en dan was de vergelijking
mogelijk. Zoo gezegd zoo gedaan. Een smal
boschpaadje bracht hen tusschen de hoo
rnen en daar stonden inderdaad de gevaar
lijke paddenstoelen. „Kijk, hier heb je den
zak, die om het verdikte onderste deel van
den steel zit. En ruik nu eens hoe onaan
genaam de geur is. De plaatjes zijn zuiver
wit. Verder is er ook een ring om den steel."
Alle punten kwamen precies uit. Natuurlijk
werd de groene knolzwam niet bij de echte
champignons in de tasch gedaan. De jon
gelui veegden hun handen flink af. of
schoon Henk verzekerde, dat je zelfs wel
aan zoo'n paddenstoel kon likken, zonder
gevaar te loopen. Als je er maar geen
stukje, hoe klein ook, van opeet.
Nog even kwamen de vergiftigingsgeval-
len ter sprake. „Ik weet wat," riep Mienr.ije.
„Als eens aan alle Kranten gevraagd werd
een waarschuwing tegen vergjftige padden
stoelen op te nemen, waarin precies ver
meld wordt, waar je op moet letten bij het
zoeken. En als die waarschuwing nu werd
geplaatst bij het Degin van het seizoen,
zou dat geen succes hebben?" Met alge
meen goedvinden werd besloten, dat Henk
zou probeeren zulk een waarschuwing ge
plaatst te krijgen en daarna reed het clubje
vlug naai huis waar de paddenstoelen ver
deeld en met smaak gegeten werden
a. U