3Vet mfiaal mn den dag De avonturen van een verkeersagentje ft 1 alle ABONNÉ'S F 750.- F 250.- l|e vorst' Ons „oorlogsrecht" HON I O's KEUKENSTROOP^#**^? is VRIJDAG 7 OCTOBER 1938 Geen overhaaste wetgeving meer üe ^an De plannen van de Regeering Filmkring M '33 Eerste lustrum Probeerf dit receptje tegen Rheumatiek-pijnen U kunt het zelf klaarmaken DE FRANSCHE VEREENIGDE KERK Het lieve lings- j 2uuxv>uhk! reist incognito FRITZ METZNER toS6** zat de zeven en twintigjarige vorst Van v, kij zonsopgang te paard, en men was ZeUt!< m 8ewoon> dat hij met zijn helder glan- Plpj... J°ngensoogen overal de eerste was, waar (Van onzen parlementairen redacteur) Overhaast binnen 24 uren heb ben de Staten-Generaal verleden week elf machtigingswetten, rege lend de bevoegdheden van de Regeering in tijd van oorlog of oorlogsgevaar, behan deld en aangenomen. Zoowel de departementale als de parle mentaire voorbereiding van deze wetten *iet veel te wenschen over. De tekst der ontwerpen vertoonde talrijke onvolko menheden, die de Minister tijdens de 0Penbare behandeling aan één stuk dóór bijschaafde. Met heele lijsten tegelijk berden de wijzigingen van de ministers- tafel naar het bureau van den Voorzitter Sebracht en de Kamer kon er nauwelijks behoorlijk kennis van nemen, laat staan 2e op haar mérites beoordeelen. Een ge- r°utineerd parlementariër als Jhr. de Geer merkte wel enkele ongerechtigheden °P en stelde verbeteringen voor, doch achteraf beschouwd was het meer geluk ^ah wijsheid dat bij al dit haastig bedrijf ehminste geen in het oog springende eiIen den uiteindelijken tekst binnen lopen. Weinig stemde dit alles overeen met het aahzien en de waardigheid van de Staten- Generaal. »Niemand kan precies de draagwijdte van ezen bundel, van deze verzameling wetsont- erPen in alle onderdeelen behoorlijk over- en. Er zyn er waarschijnlijk onder ons, die jsich verbeelden dit wel te kunnen, maar ik enoor in elk geval niet tot deze intelligente Personen", Verklaarde de communist de Visser in alle °Penhartigheid. En heelemaal ongelijk ad hij niet. Evenmin als de nationaal- s°cialist van Vessem, die aan de overzijde Vah het Binnenhof verklaarde: ■"en 'Er wordt van de Kamer een groot vertrou- gevraagd in twee opzichten: lo. omdat de k ®nier niet in de gelegenheid is geweest tot K doende studie van deze wetsontwerpen, aan- 2icn daartoe de tijd ontbreekt; 2o. omdat in ®ze Wetsontwerpen aan de Regeering zeer °°te bevoegdheden worden toegestaan. E>e Kamer heeft dan ook aan haar me ewerking bij het tot stand komen der brokken wetten de voorwaarde verbon- eil> dat de gevraagde bevoegdheden echts voor een bepaalden termijn zouden eelden. t "Men oordeelde het ondoenlijk aldus het Versio,._xi._ x orslag over het eerste der elf wetsontwerpen genoemde ontwerpen in den korten tijd, die "a»rvoor op het oogenblik beschikbaar is, naar ehooren te beoordeelen. Wordt echter aan de etjjen een tijdelijk karakter gegeven, dan zal lin mógelijk zijn den tot stand te brengen rege- hgen de aandacht te schenken, welke zij ver- k ehen zonder dat thans aan de Regeering de v°égdheden worden onthouden waaraan zij eent behoefte te hebben". Minister Steenberghe is de Kamer tege moet gekomen in haar verzoek om beper- mpg van den geldigheidsduur der oorlogs wees. in alle ontwerpen, die daarvoor in fanmerking kwamen heeft hij een termijn vijf maanden opgenomen. Doch een ^uw op stapel zetten van deze voorzie- mgen voor den tijd van oorlog of oorlogs jaar óók voor het geval, dat over vijf aandén geen continuatie dezer voorzie- jëen hoeft te worden gevraagd, heeft !J niet in concrete aangekondigd. En daar toch de bedoeling van de Kamer. Weüswaar spreekt de Regeering in de eöiorie van Toelichting bij het ontwerp, at de vorming van voedselvoorraden mo- ijk maakt het eerste van de serie der vlf Verleden week aangenomen wetten Ver een in voorbereiding zijnd ontwerp, at de economische oorlogstoerusting zal e8elen. Bijzonderheden omtrent den in houd van dit ontwerp deelt zij echter niet mede. Is zij voornemens om tenminste al de bevoegdheden, die haar thans geschonken zijn, de bevoegdheid tot het opeischen van diensten en eigendommen, tot het vaststel len van maximum-prijzen, tot het tegen gaan van hamsteren, tot het herverzekeren van schepen en voorraden, in het buiten land opgestapeld, tot het vorderen van schepen, tot het veranderen van de be stemming van den grond en al zoo meer, in dit ééne wetsontwerp, degelijk voorbereid en tijdig ingediend om ook in de Kamer degelijk te worden behandeld, samen te vatten? Een dergelijk wetsontwerp, een soort co dificatie van het „oorlogsrechf'-binnen- onze-grenzen zou niet alleen beter over wogen formuleeringen kunnen bevatten, doch de Regeering ook in staat stellen in tijd van oorlogsgevaar aanzienlijk sneller over haar buitengewone bevoegdheden te beschikken, dan thans het geval was. De Kamers hebben al hun krachten moeten inspannen om op één dag de elf ontwerpen behandeld te krijgen. Doch een dag is een eeuwigheid bij de tegenwoordige methode van oorlogvoering. En beschikte de Minis ter reeds nu niet te laat over zijn bevoegd heden om het hamsteren tegen te gaan? De wettelijke voorziening in buitenge wone omstandigheden dient van te voren rustig te worden gereed gemaakt. Met eeni- gen goeden wil kan tegen het verstrijken van den termijn, thans in de oorlogswetjes opgenomen, een behoorlijk gecodificeerd complex maatregelen de Kamer hebben be reikt, een complex, dat bij oorlogsgevaar onverwijld in werking kan reden. Het had toch eigenlijk niet mogen voor komen, dat wij twintig jaren na den we reldoorlog nog met zulk een bedenkelijke wetgeving-op-een-holletje ons oorlogsrecht moesten regelen. Het oordeel van den voorzitter der R.K. Staatspartij In het Maandblad der R.K. Staatspartij schrijft de voorzitter, oud-minister Ver schuur, als volgt over de jongste aan kondiging der plannen van het vierde ka- binet-Colijn, „Ditmaal was de Troonrede kort. Daarbij vergat men van verschillendekanten, dat zij moet worden gelezen tegen den achtergrond van 1937, waarmee het zittend Kabinet werd aangediend. Bedenkt men dit, dan verwondert men zich niet over het ontbreken van bepaal de principieele betuigingen. Ernstiger was een ander gevolg van de bon digheid dezer Troonrede. Zelfs in verband niet de Millioenennota, gaf zij over de plannen der Regeering slechts onvoldoende licht. Vandaar ontgoocheling, welke zich in allerlei toonaar den uitte in onze katholieke pers. Gezien als geheel, heeft echter onze pers the benefit of the doubt aan het Kabinet niet onthouden. Men kan wellicht nog wat verder gaan. 'Er is in de wijze, waarop de moreele kanker der werkloosheid wordt aangepakt, zeker heel wat te waardeeren. In het plan van veredelde werkverschaffing (het plan-Westhoff, mogen wij wel zeggen) zit stijl. Zoo ook schijnt in de tien millioen extra, welke voor bestrijding der jeugd-ontaarding uitgetrokken wordt, een krachtig middel te schuilen. Misschien ook zij delings voor de aanstelling van werklooze in- tellectueelen. Al deed het niet bemoedigend aan, dat dit plan nergens nog ontvouwd werd. Maar voor het Werkfonds bekruipt ons wel eenige vrees. Dat middel blijft toch wel op volle kracht gehandhaafd? Te waardeeren alweer is de geest van voort varendheid waarmee de Minister van Water staat zijn plannen in versneld tempo stevig aanpakt. Er rijzen nog heel wat vragen Ziedaar dan ook, waarvoor het overleg van Kamer en Re geering dienstbaar is. Wij verwachten daarvan nog veel goeds. Zoo meenen wij ook over de plannen tot ma tige bescherming der industrie door tariefs maatregelen wel eenig nut te mogen verwach ten. Wat bij al dit beleid te waardeeren is, wordt duchtig overschaduwd door een dreigen den nieuwen belastingdruk ad 50 millioen 's jaars. Waarlijk geen kleinigheid. Zonder twijfel wegens zijn druk op consument en be drijfsleven een nieuwe bron voor werkloosheid. Is het niet sluitend-budget-politiek outrance, welke ons hier parten gaat spelen? Waarlijk zal op dit deel van het beleid het licht der critiek nog spelen. In dit komend overleg van Kamer en Kabi net ligt voor de leden der Partij-organisatie een reden te meer met vertrouwen af te wach ten. Voor haar kan er geen sprake van zijn tegenover een Kabinet, dat homogeen is of geen Kabinet is, verschil te maken bij de kwes tie van vertrouwen tusschen de katholieke Ministers en de anderen. Er zijn trouwens in het geheel geen redenen om aan te nemen, dat enkele divergenties, die in de beste Kabinetten kunnen voorkomen, langs die scheidingslijn loopen. Wel echter is het vertrouwen, dat onzr oorganisatie in de persoon van „onze" Minis ters nog steeds onverzwakt stelt, een verkla- rirng voor het vertrouwen, dat nog aan dii Kabinet wordt geschonken." De Filmkring M '33 te Maastricht bestaat vijf jaar en viert zijn eerste lustrum met de vertooning van een programma, dat, als alle vorige, het karakter van den Kring dui delijk demonstreert. Met de Nederlandsche film De Ballade van den hoogen Hoed van Max de Haas openend, biedt het program nog Inflation van Hans Richter, Opus nr. 7 van Oscar Fischinger, Faits divers van Claude Autant Lara, een teekenfilm en tenslotte You only live once van Fritz Lang. De bedoeling is een Querschnitt. van de filmrevolutie te geven welke tevens een Querschnitt is van de genres, door den Film kring in den loop der jaren vertoond. Een woord van hulde past bij deze gelegen heid aan hen, die vijf jaar lang niet ophielden het goede inzicht in de filmkunst te stimuleeren door het vertoonen van belangwekkende films, die zeker niet alle uitmuntten door artistieke superioriteit het kan niet anders doch die zeer geschikt waren om de ontwikkeling van de film op den voet te doen volgen. Het feit, dat de Filmkring reeds aan haar eerste lus trum toe is en nog steeds groote belangstelling ondervindt, moge bewijzen, dat in Maastricht de sympathie voor de goede film opvallender is dan elders, waar men nauwelijks zulk een filmkring in het leven zou kunnen houden. Zooals men weet bestaat er tusschen Film kring M '33 en de Maastrichtsche afdeeling der K. F. A. een vrij nauwe samenwerking, waar door het mogelijk is, dat eenerzijds de kring zijn zelfstandigheid bewaart en anderzijds de K. F. A.-leden gemakkelijker en regelmatiger dan anders wellicht op goede filmprogramma's kunnen worden onthaald. Men houde deze samenwerking in stand! 'Ingezonden Mededeeling Wanneer U last heeft van rheumatiek, neemt dan eens proef met dit recept om de pijn te verdrijven. U kunt het thuis klaarmaken en het helpt goed. Bij Uw apotheker of drogist koopt U 85 gram terpentijn en 15 gram Rheumagic-olie (gecon centreerd'). Een 15 grams-fleschje Rheumagic- olie kost maar 65 cent, dus met de terpentijn mee bent U voor ongeveer drie kwartjes klaar. Schudt deze tw'ee bestanddeelen in een schoone flesch goed door elkaar. Zorgt ervoor, dat U het niet in Uw oogen krijgt. Uw rheumatiek-olie is nu gereed. Bevochtigt de pijnlijke plaatsen er mede, zonder te wrijven of te masseeren en de pijn verdwijnt direct. Het is werkelijk een uit stekend middeltje, U zult blij zijn dit goede receptje gevonden te hebben. Vergeet daarom niet 85 gram terpentijn en 15 gram Rheumagic olie (geconcentreerd) bij Uw apotheker of dro gist te halen. Hij nam Keesie, die kalm w<as, mee naar zijn huis. „Roei maar mee," zei de visscher, „dan blijf je warm, want het is niets gedaan om zoo lang in een nat pak rond te loopen of te zit ten.'' En ze roeiden uit alle macht. Eindelijk kwamen ze aan de hut van den visscher, die aan den oever van de rivier zijn woning had gebouwd. De boot werd gemeerd en zoo gingen beiden aan wal. Het was een vriendelijk huisje. „Ik ben blij dat ik er ben," zei Keesie. „En ik dan," zei de visscher. „Oost west, thuis best, zeg ik maar." Op een dag in de tweede helft van Augus tus 1916, in den omtrek van Nanc aan 't Westelijk front, vonden soldaten van het Roode Kruis een zwaar gewonden Engelschen soldaat. Schedel en rug waren met wonden over dekt, veroorzaakt door wel 50 shrapnellscher- ven. De man was bewusteloos. Hij scheen daar al een dag gelegen te hebben. Men bracht hem naar het veldlazaret, waar geen enke1 identi teitsbewijs op hem gevonden werd. Hij bleef op't kantje af in leven, maar de medici zeiden, dat hij voor goed z'n geheugen verloren had. En daar niemand wist hoe hij heette of waar hij vandaan kwam, zoo kwam Charles Dawney met een convooi gewonden in een gesticht voor zwak zinnigen in Dorsetshire terecht. Bij de zending identiteitsplaatjes van gesneu velden in den wereldoorlog, die een paar maan den later het Roode Kruis in Engeland uit Frankrijk ontving, bevond zich óók een plaatje ten name van Charles Dawney. En den daarop volgenden dag zat in een woning te Bristol een aardig jong meisje over een portret te snikken, alsof haar hart breken zou. Charley was dood, en nooit zou ze hem meer zien, of z'n stem meer hooren. En nooit zou ze meer bij de piano voor hem zingen en z'n oogen zien lachan, als ze zijn lievelingslied: „Om gelukkig te zijn, moet men wezen met twee," gezongen had. Een oudere vrouw boog zich medelijdend over haar heen en zei: „We zullen hem beiden mis sen, kindlief, 'tls wel hard, maar we zullen het samen dragen. Gedeelde smart is halve smart." „O neen," snikte het meisje. „Ik zal hem nooit vergeten, nooit meer van een ander kun nen houden." De oudere vrouw glimlachte door haar tranen heen. Dat „nooit", dacht ze. Ach, de jeugd zegt zoo gauw „nooit." Intusschen sleet Charles Dawney, niet zoo heel ver van Bristol, z'n eigen, duister leven. Hij kende vreugde en smart, maar zich zelf kende hij niet en leefde alleen voor z'n troebele gedachten. Totdat veertien jaar later er iets wonderbaars in z'n leven gebeurde. Op zekeren morgen viel hij van een hooge trap, kwam met z'n hoofd op den grond en bleef bewusteloos liggen. Zoo werd hij opge nomen en te bed gelegd. Een paar dagen later brak een abces uit aan z'n schedel. De genees heer ontdekte nog een kleinen shrapnell-splin- ter, verwijderde dien en wachtte zijn ontwa ken af. Toen Charles Dawney uit z'n bewusteloosheid ontwaakte en een paar uur aan zich zelf over gelaten was, schelde hij de zuster, die hij heel anders aankeek dan een paar dagen te voren. Hij vroeg waar hij zich bevond en een kwartier later wist de dokter dat hij een officieelen doode weer levend gedokterd had. Charles Daw ney was weer in 't volle bezit van z'n geheugen. Maar niemand kwam daar voorloopig iets van te weten. Op een avond stapte Charles in Bristol uit den bus en liep naar het Coventry-plein, in welks midden een standbeeld van koningin Anna prijkte. Daar, even ter zijde van 't stand beeld, zag hij de hem bekende bloemenverkoop ster, .naar nu een veertien jaar ouder. Ze stond op precies dezelfde plek als vóór den oorlog. Hij stapte op de bloemverkoopster toe. „U bent nog steeds dezelfde," sprak hij vrien delijk. „Kent u me misschien ook nog?" Het meisje keek hem goed aan en zei toen: „Neen, ik ken u niet. Maar u begrijpt, dat da gelijks honderden menschen langs me heengaan Wie weet hoe lang het al geleden is, dat ik u kende." „Veertien jaren," lachte Charles. „Een paar maal in de week kocht ik bij u wat bloemen voor m'n meisje. Soms had ik een vriend bij me; ook met een meisje. Hij heette Charles Dawney." De vier Fransche Protestantsche kerken, die thans in een Vereenigde Protestantsche Kerk van frankrijk zijn samengevloeid, zal thans een 605 gemeenten tellen, welke op 12 Deeember as. in nationale synode, de eerste der vereenig de kerk, zullen samenkomen. Een 60 a 70 ge meenten doen met de vereeniging niet mee; deze liggen voornamelijk in den Midi en in het Zuid-Oosten; confessioneele bezwaren bewogen tot deze afscheiding. Wel echter zullen deze zelfstandig blijvende gemeenten federatieve banden met de Vereenigde kerk aanhouden. Hetzelfde doet ook de 261 gemeenten tellende Evangelisch-Luthersche kerk in Frankrijk, die voornamelijk in Elzas-Lotharingen zich ont plooit. Het gelaat der bloemenverkoopster klaarde op. „Nu u 't zegt, herinner ik 't mij nog heel goed. Dat meisje van uw vriend heb ik nog vaak gesproken. Zelfs onlangs nog. Uw vriend, Char les Dawney, is gesneuveld, niet?" Charles knikte en vroeg: „Z'n vroeger meisje is zeker al lang getrouwd?" Het kostte hem moeite dit te vragen, maar hij deed het toch. „Neen, dat geloof ik niet. Toen ik haar on langs sprak, was dit zeker nog niet het geval." „Ik ben lang in Zuid-Afrika geweest," her nam Charles, „en nu ik hier ben, zou ik haar graag eens willen spreken. Weet u soms waar ze woont?" „Dat niet, maar ik kan u wel zeggen waar u haar vinden kunt. Kent u de music-hall „Ber- gery" in Trumpstreet? Daar zingt zij eiken avond een paar liedjes. Daar vindt u haar zeker." „Dank u," zei Charles. Hij kocht wat bloemen, keerde koningin Anna den rug toe en reed naar Trumpstreet. Toen hjj de „Bergery" music-hall binnen stapte, sloeg het half tien. 't Was er niet druk. Hij ging zitten vanwaar hij t tooneel goed kon overzien, zonder zelf in 't oog te vallen. Op dat oogenblik trad juist een humorist op en hij vroeg aan den kellner of Myra Crosby nog zou zingen. „Om tien uur, mijnheer," antwoordde de man. Sinds hij z'n geheugen weer had gekregen, werd Charles Dawney voort- vraag of Myra nog vrij was1 ll€CL Hij was er niet J geheel gerust op. Veertien jaar is een lange tijd Daar zag hij haar eensklaps op het podium verschijnen. Met een oogopslag had hij haar gestalte in zich opgenomen. Ze was rank, haar gelaa; glimlachte en haar donkere o^gen keken ernstig met een zweem van droefgeestigheid. De jaren waren natuurlijk niet aan haar voorbij gegaan zonder him sporen na te laten; ze leek echter niet ouder dan dertig. Charles zag haar plaats nemen op 't piano krukje. Ze sloeg een accoord aan, preludeerde even en zong. 't Was een banaal liedje, dat ech ter zeer in den smaak scheen te vallen van 't publiek. Hij luisterde er naar in extase. Die stem, o, die stem! Hoe dikwijls had ze niet al leen voor hèm gezongen; in de vrije natuur en bij haar thuis aan de piano. En toen viel hem eensklap het lied te binnen, zijn lievelingslied: „Om gelukkig te zijn, moet men wezen met twee." Ja, dat was het, daarnaar had hij steeds ademloos, in verrukking, geluisterd! Charles Dawney riep den kellner en vroeg: Zingt miss Crosby ook wel eens wat op ver zoek?" „Zeker mijnheer; als u maar zegt welk liedje u wenschte te hooren." Hij noemde den titel, en zag den kellner naar het podium loopen en bij de piano wachten. Toen Myra Crosby haar derde liedje uitgezongen had, fluisterde hij haar iets in. Op 't zelfde oogen blik klonk er een dissonant op de piano door de zaal, een schrille klank! Iedereen keek even op. De jonge vrouw achter de piano maakte een driftig gebaar en gaf een kort antwoord. Direct daarna begon ze aan een nieuwe melodie, waar bij ze niet zong. Charles Dawney zag, dat ze bleek geworden was. De kellner keerde bij hem terug en zei: „miss Crosby wil alles voor u spelen, maar dit liedje niet." „Waarom niet?" vroeg hij verwonderd. De kellner haalde z'n schouders op. „Ze zegt, dat ze het in geen veertien jaar gezongen heeft. Ik onderstel de een of andere onaangename herinnering Verschrikt deed hij een paar stappen achter uit, want Charles Dawney was eensklaps van z'n zitplaats opgesprongen en naar de telefoon cel geloopen. Hij nam de microfoon op en draaide aan de schijf, 't Was het nummer van het zwakzinni gengesticht in Dorsetshire. „Bent u daar dokter?" riep hij opgewonden. „Ja, met Charles Dawney. Alles is in orde. U hoeft niet langer te wachten met de publicatie. Neen, gesproken heb ik haar nog niet. Hoe ik 't dan weet?" Hij lachte. „Wel, om gelukkig te zijn, moet men wezen met twee! Wilt u haar dadelijk opbellen en haar voorbereiden? U hoeft niets te vragen, dokter. Het antwoord heb ik al. Zegt u maar, dat ik haar aan den uitgang opwacht." Twee uur later vernamen de redacties der bladen de na-oorlogstragedie van twee eenzame menschen, nu niet eenzaam meer. En nog heel laat in den avond zong Myra Crosby voor haar weer gevonden Charley diens lievelingslied: „Om gelukkig te zijn, moet men wezen met twee." m P9K PM» VOORKOMEN RHEUMATIEK wE7-;s HAnDEISMcSK op dit blad zjjn Ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen *-i m p* btj levenslange geheele ongeschiktheid tot weiten door ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen JF i 13 vJ m verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen A I doodeltjken afloop AANGIFTE MOETOP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL btj een ongeval met bfl verHes van «C ham* i ooft HOOFDSTUK I W^.as, dat nu de levenslustige Sigmar von verci,? n' die daar zoo vroeg in den morgen sW(Dtig en bekommerd aan het venster gj viel te maken. beUl.(, hioest werkelijk iets bijzonders zijn ge kerm dat sigmar v°n Wernstein zoo naden- hauwBr1 verbeten in het park staarde en geving s eenige n°titie nam van zijn om- h°on]be Nmpels lagen in zijn mooi hoog voor tga en zijn heldere grijze oogen keken van- Ern 200 treurig> dat zelfs de oude bediende j, v zi)n jongen meester uit den weg bleef, en on ifh lachte buiten in het park de zon, iuheirt oude daken van het slot Wernstein °.eiden de vogels. £>e Jonge vorst knarste met zijn tanden van ingehouden woede en stak de eene sigaret na de andere op. Af en toe streek zijn hand ner veus door zijn lichtblond haar en bracht het geheel in de war. Een kloppen op de deur wekte hem uit zijn overpeinzingen. „Binnen!" Bij het zien van den ouden bediende ver anderde het gezicht van den vorst oogenblik- kelijk. Vriendelijk vroeg hij: „Wat is er, Ernst? Mijn oom al op?" „Zijne Hoogheid vorst Harro von Wernstein laat uwe hoogheid verzoeken, om tien uur in de ontbijtkamer te zijn." „Dus toch! Ik had het wel gedacht!" De oude bediende maakte een nederige bui ging en wilde zich vlug weer terugtrekken, toen zijn jonge meester verder vroeg: „Was mijn oom erg boos, Ernst? Of heeft hij je niet zelf de boodschap gegeven?" „Jawel! Zijne hoogheid gaf mij de boodschap in eigen persoon en ik meen te kunnen zeggen, dat zijne hoogheid erg opgewonden was." Een nauw merkbaar lachje speelde een oogen blik om den mond van den jongen vorst. „Dat is te begrijpen! Luister eens, Ernst! Jij kent mij toch van jongsaf aan! Ik geloof, dat het er vandaag zal spannen op Wernstein. Dat is een pijnlijke geschiedenis voor mij. Of weet je er soms al iets van, oude jongen?" „Uwe hoogheid meent aan mijn bescheiden heid te moeten twijfelen?" „Onzin, Ernst, zoo is mijn vraag niet bedoeld! Bovendien ben ik heelemaal niet in de stemming om te schertsen. Jy weet toch heel goed, dat mijn positie hier op Wernstein sinds langen tijd verzwakt is. Beneden in de bediendenkamer worden alle gebeurtenissen in den breede be sproken en daarom alleen vraag ik je er naar. Ik wil mijzelf in zeker opzicht wat inlichtingen verschaffen. Dus, wat zegt de kamerdienaar van mijn oom? Hoe staat de kwestie?" Het gezicht van den bediende werd bleek. „Uwe hoogheid wenscht dus een raad? Ik dank uwe hoogheid nederig voor het ver trouwen, maar ik ben oud en daarom kan mijn oordeel in deze aangelegenheid niet zacht zijn. Is het niet beter, dat uwe hoogheid mij van het antwoord ontslaat?" „Dwaze kerel! Ben ik dan een tyran? Nu, vooruit! Steek van wal, Ernst, want mijn be sluit staat toch vast. Maar omdat de gezondheid van mijn oom niet al te best is. wil ik hem zooveel mogelijk ontzien. Daarvoor is het echter noodig, dat ik goed weet, in wat voor stemming hy is." Ernst werd verlegen, maar hy wilde niet liegen. „Ik mag uwe hoogheid misschien wel zeggen, dat de kamerdienaar van zijne hoogheid, den slotheer, order gekregen heeft, voor uwe hoogheid de koffers te pakken." Een ijzige stilte volgde. Vorst Sigmar had echter vlug zijn oude vroolijkheid weer terug, en nu pas goed. „Ken je ook de reden, Ernst? Vertel verder!" „Ik geloof, te mogen zeggen, dat uwe hoog heid in ongenade is gevallen, omdat de majoraatsheer het niet kan verkroppen, dat vorstin Cherbourg gisterenavond het tuinfeest zoo vroeg heeft verlaten. Uwe hoogheid heeft, zooals ik heb gehoord, de vorstin beleedigd." „Beleedigd? Dat is waarlijk goed gezegd! Ernst, jij kent toch mijn houding tegenover de dames der élite. Jij weet ook, dat ik bij enkele voor iemand zonder tact doorga, en vooral vorstin Cherbourg schijnt er zoo over te denken. In werkelijkheid zit de zaak echter zoo: Ik heb verschrikkelijk het land aan het optreden van deze dame, want zij wacht er al een paar jaar op, dat ik haar ten huwelijk zal vragen, zooals dat ook de wensch van mijn oom is. Ik zeg je echter, dat de millioenen van de vorstin mij heelemaal niet bekoren, want ik ben jong, en tegenwoordig staat een vorst eenigs- zins anders tegenover deze dingen dan vroeger." „Uwe hoogheid had echter met de gevolgen van de ongenade rekening moeten houden, wanneer een opmerking mij veroorloofd is." „De gevolgen? Ernst, onthoud dit: Gevolgen zijn er om gedragen te worden! En voor de ge volgen heeft de jeugd nog nooit de wapens neer gelegd. Maar ik dank je hartelijk, oude jongen. De koffers kunnen gepakt worden, hoor! Nee, toch niet! Laat maar; ik zal geen koffers meenemen." Eenige minuten later riep de kamerdienaar van den slotheer den jongen vorst voor het ontbijt. Geheel op de situatie voorbereid, trad Sigmar von Wernstein de ontbijtkamer binnen en be groette met den noodigen eerbied zijn rijken oom. Deze verwees hem zonder een woord te spre ken de plaats aan het andere einde van de, tafel, als wilde hij daarmee reeds te kennen geven, dat tusschen hem en zijn neef vanaf heden een scheiding bestond. Ongemerkt richtte de oude majoraatsheer zijn scherpen blik op zijn universeelen erfge naam; zyn starre, grijze kop bleef onbeweeglijk. „Ik wensch het ontbijt zonder stoornis te ge bruiken." Heel zacht werden die woorden gesproken, waarop de jonge vorst slechts diep het hoofd neeg. Bijna geluidloos serveerden de bedienden. Ook hun gezichten drukten de hoogste spanning uit. Beiden zagen de donkere wolk, die over slot Wernstein hing, en die heden dreigde los te barsten. Zeker had zich in de vijfhonderdjarige ge schiedenis van slot Wernstein en zijn bezitters al menige sombere, onheil voorspellende wolk vertoond, maar steeds nog was die wolk afge dreven, daar over alle persoonlijke geschillen ten slotte toch het bloed der von Wernstein's had gezegevierd. Ditmaal echter scheen het niet zoo te zullen gaan, want de jonge vorst Sigmar behoorde tot een generatie, die er niets meer van wilde weten, zich te schikken naar familie-tradities. Zwijgend aten de twee mannen. Als vreem den zaten zij tegenover elkaar, de nuchtere ouderdom en de onstuimige jeugd; de laatste afstammelingen van het huis Wernstein. Eindelijk gaf de oude slotheer een wenk aan de bedienden en verlieten deze, zonder eenig gerucht te maken, de kamer. „De reden van dit onderhoud is je duidelijk, Sigmar?" De jonge vorst boog even het hoofd. Dan antwoordde hij even ernstig: „Jawel, oom." Zijn dunne lippen vast opeen geklemd, de oogen slechts half geopend, keek de majoraats heer zijn erfgenaam strak in het gezicht, doch. dat gezicht veranderde daardoor niet; het be hield zijn kalme, zelfverzekerde uitdrukking. „Ik heb gisteren een tuinfeest gegeven, om je in de gelegenheid te stellen, je fout tegenover het huis Wernstein weer goed te maken. Je hebt echter niet alleen die gelegenheid onbenut voorbij laten gaan, nee, je hebt opnieuw bewe zen, en thans op een onmogelijke manier, dat je je tegen den wensch van den majoraatsheer: je huwelijk met vorstin Astrid von Cherbourg, verzet." „Ik ontken dat niet, oom. Maar dat de manier zoo onmogelijk was, wil ik nu juist niet bewe ren." Doodsche stilte. In afwachtende houding ke ken de tegenstanders elkander aan. Op beider gelaat was onverzettelijkheid te lezen. „Ik heb het souvereine recht, je te zeggen, dat je handelwijze gisterenavond smaad en schande over Wernstein heeft gebracht. Je hebt vorstin Astrid een „coquette" genoemd." „Ook dat ontken ik niet, oom. Het is zoo." „En ik zeg je, dat zooiets een vorst van Wern stein onwaardig is." (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 13