De R.K. Universiteit jubileert De vestiging van een eigen cultuur m.X y, DOllWE EGBERTS Waar nijverheid en handel samen gingen Oub-SrioU. JPyptabak, IS JAAR ACADEMISCH LEVEN mt=~ ZONDAG 16 OCTOBER 1938 Het in stand houden van de eigen universiteit is een plicht voor iederen katholiek Hoe een jonge gemeen schap groeide Er is rondom deze stichting destijds zeer *®el strijd geweest in woord en geschrift; over *to wenschelijkheid van het oprichten van bij- 2°udere leerstoelen; over wenschelijkheid, nood- gelijkheid, mogelijkheid, opportuniteit van et vestigen eener eigen hoogeschool; over de hraag mocht eenmaal zulk een hoogeschool ^Sticht zijn met welke faculteiten men zou "toeten beginnen; en niet het minst: welke aljad het meest in aanmerking zou komen om 5 „residentie" van een universitas catholica dienen. De Radboudstichting De Universiteitsstad De voorbereiding De opening öv-vtyjigiJ et hoofdgebouw van de Katholieke Universiteit op het Keizer Karei Plein te Nijmegen. Z. H. Exc. Mgr. Dr. J. de Jong, Aartsbisschop van Utrecht en voorzitter van 't bestuur der St. Radboudstichting, die morgen de Pontificale Hoogmis zal opdragen en tijdens de plechtige Aca demische zitting der R.K. Universiteit te Nijmegen de genoodigden zal toe spreken De nieuwe rector-magnificus der Kei zer-Kar el-Universiteit te Nijmegen, Prof. Dr. Desiderius Franses O.F.M., die tijdens de plechtige Academische zit ting de officieele feestrede zal uitspreken. Vijftien jaren Activiteit Brigade Genietroepen Generaal Snijders onthulde een monument ter eere van de Ridders der Militaire Willemsorde Schout l5c ^-oopvtierl^ per Va ons Personalia Aantal docenten Aantal studenten De financieele instandhouding en de toekomst STRIJD TEGEN ONEERLIJKE CONCURRENTIE Constitueering van een inter nationale liga „SCH 102" WORDT NIET GELICHT Generaal J. v. d. Siepkamp overleden Het stichten van een katholiek Instituut voor Hooger Onderwijs, ■Waarvan de opening te Nijmegen plaats had, nu vijftien jaren geleden op den 1 7den October 1923, is een daad geweest van grooten durf en ondernemingszin. Was de katholieke emancipatie door de werkzaamheid Van mannen als Schaepman, Thijm en Broere in de geschiedenis van ons Vaderland reeds schreden vooruit- gebracht, slechts de opening eener eigen Universiteit kon, ondanks alle ttioeilijkheden, daaraan verbonden, de bekroning worden van het werk, dat *net zooveel liefde en opoffering Was begonnen. De eigenlijke wordings-periode brak aap. op jtoh 31sten Juli 1905, toen „voor Jonkheer W. E. «osch van Oud-Amelisweerd, notaris te Utrecht, "mpareerden" Zijne Doorluchtige Hoogwaar digheid Mgr. Henricus van de Wetering, Aarts- toschop van Utrecht, senator mr. van den ®tosen, senator Jhr. van der Does de Willebois, ^deputeerde Jhr. mr. v. Nispen tot Sevenaer en Tjdator Jhr. van Waterschoot van der Gracht ab lasthebber van Prof. Keuller uit Roermond 7" welke comparanten te kennen gaven, dat dh het bijzonder Katholiek Hooger Onderwijs ®er ter harte gaat en dat zij eene Stichting het leven wenschen te roepen, om ook in de °6komst dat bijzonder Katholiek Hooger On- J^wijs in den meest algemeenen zin des w<tords te bevorderen en uit te breiden." Z°° werd de Sint Radboud Stichting opge- tht met het doel; „Het Katholiek Bijzonder ?°oger Onderwijs in Nederland te bevorderen h uit te breiden en daartoe meer in het bij- hder a. voor te bereiden en zoodra de omstan- 'Kheden en middelen dit zullen toelaten te estlgen en te stichten eene Bijzondere Ka- ^Jtolieke Universiteit en b. voor zoover de rijks wetten en gemeentelijke verordeningen dit *Ull, fep en toelaten, bijzondere leerstoelen te vesti- rjh aan de Nederlandsche Rijks Universiteit aan de Gemeentelijke Universiteit te Am- erdam." t Aanvankelijk bepaalde zich de nieuwe Stich- 8 t°t een stille en verre voorbereiding van eh Katholieke Universiteit. 1910 echter en in 1912 toen zij een begin 'aakte met de uitvoering van haar tweede tj, telling door de benoeming van Dr. Beijsens later van Dr. Jos. Schrijnen op bijzondere j®rstoelen aan de Universiteit van Utrecht, 0v kwamen de pennen in beweging en werd ÖB?ral °Penl'jk het eerste en voornaamste doel £JStichting besproken. IjT6 Stichting zelf maakte van deze belang- tu 'hhg in haar streven aanstonds gebruik dooi aelijk een geldinzamelingsactie in te zetten. (langzamerhand groeiden de plannen zóó- van aan' dat er een ware wediJver ontstond Vq? steden, die de eer van universiteitsstad la r 2ich opeischten. Het herinnerde, aldus Cüh Prof' dr' jQS' SchriJnen in ziJn rede „Eigen wtuur", aan den strijd der oude Grieksche den over de geboorteplaats van den groo- dichter Homeros. t Nijmegen trok daaronder de meeste sympa- to. Vooral professor Brom, die destijds in ^ord en geschrift vurig ijverde voor de zaak Vo?er eigen hoogeschool, voerde een pleidooi de aloude Keizer-Karel-stad. iri rt 26 stad toeh lag in het Bisdom Den Bosch, Sii k Pr°vincie Gelderland, vlak bij Limburg, th u het heste contact met het heele ka- Sch Zuiden en herstelde voortreffelijk het v *kkig evenwicht in de locale verspreiding het ^et Iïooger Onderwijs in Nederland, in Bfl, Zuiden en Oosten des lands toch lag geen i *el intellectueel centrum. Alle Universitei- 'a£en in het Westen en Noorden van het d, zoodat vele onzer studenten uit Limburg Brabant naar Luik of Leuven gingen. °®arenboven bezat Nijmegen een historische traditie én op wereldlijk gebied als de stad van den Katholieken Keizer Karei én op geestelijk gebied als de wieg van den grooten Studenten vader Petrus Canisius. Nijmegen deed het eerste aanbod tot sa menwerking met de Radboudstichting. Een commissie werd daar ter stede ingesteld, waar van de latere hoogleeraar, toenmalige gemeen tesecretaris Prof. v. d. Grinten, het secretariaat bekleedde. Zij bracht een breedvoerig rapport uit over de mogelijkheden en faciliteiten, die de vestiging van een Katholieke Universiteit in Nijmegen zou ontmoeten. Andere gemeenten volgden. Den Bosch en Tilburg boden een dag na elkaar de Radboud stichting een soortgelijk rapport aan. Maas tricht probeerde tot tweemaal toe de Alma Ma ter binnen zijn muren te krijgen. Andere ste den werden nog genoemd, o.a. Den Haag, in verband met de aanwezigheid der Koninklijke bibliotheek, doch tenslotte vestigde de keus zich steeds sterker op Nijmegen. Het Doorluchtig Episcopaat vond in het Nij- meegsche rapport voldoende aanleiding om een commissie van voorlichting in te stellen betref fende de definitieve oprichting eener Katho lieke Universiteit. Binnen enkele maanden leg de deze commissie haar vooral financieel geheel uitgewerkt rapport over. Opnieuw ontving zij opdracht tot het uitbrengen van een advies betreffende de bezetting der hoog- leeraarstoelen. Ook deze opdracht vervulde zij spoedig. Nadat zij haar taak had beëindigd werd een nieuwe commissie ingesteld, die in samenwer king met het even daarna benoemde Curato rium de laatste toebereidselen maakte. Toen begon de groote geldinzameling. De bisschoppen richtten een oproep als een bazuinstoot tot katholiek Nederland, waarin zij aandrongen op actieven steun van de zijde der geloovige katholieken aan deze nieuwe Stich ting, die de kroon op het werk moest zetten. In dezen oproep aarzelde het Episcopaat niet het totstandkomen dezer Universiteit op één lijn te stellen met de komst en het werk onzer eerste geloofsverkondigers. Zoo diep was de overtuiging, dat wat thans gebeuren ging een mijlpaal vormde in de geschiedenis van het Nederlandsch Katholicisme. De oproep had succes. Een groot bedrag werd ingezameld, waarmee de St. Radboudstichting haar kapitaal dusdanig versterkte, dat de stap der oprichting voldoende gemotiveerd voor kwam en niet dreigde binnen enkele jaren weer berouw te zullen verwekken. Ook de geestelijke toebereidselen vorderden sterk. De hoogleeraren werden benoemd. Excel lente geleerden uit binnen- en buitenland wer den bereid gevonden hier te doceeren. Prof. Schrijnen, de eerste rector-magnificus en de groote promotor der Stichting, werd als rector-magnificus benoemd. Prof. de Langen Wendels O. P. verliet zijn druk bezochte col legezalen in Freiburg. Dr. Jac. van Ginneken, die in Amsterdam gepasseerd was, stelde zijn inspiratieve stuwkracht in dienst der Littera- rische faculteit. De groote Duitsche Homeros kenner, Pfof. Drerup, de classicus Pater Slij pen S. J., de theoloog Pater Kors de juristen van der Heyden, van der Grinten, Raaijmakers. Bellefroid en Pompen, de historici Huybers, Mulders, Ejrom en Brandsma, de literatoren Pompen en Franses, de philosoof Hoogveld, de psycholoog Roels en vele anderen met een goeden naam in de kringen der wetenschap traden toe tot den academischen senaat. Het ius promovendi het recht om acade mische graden te verleenen werd aange vraagd en verkregen. Eveneens uit Rome het recht tot het toekennen van canonische graden in de faculteit der theologie. De villa van Jurgens aan het Keizer Karei- plein te Nijmegen werd voorloopig ingericht tot hoofdgebouw. In een bankgebouw, dat samengetrokken was met een aantal aan grenzende huizen, werden bibliotheek en in stituten gevestigd. De gemeente hield een groot terrein aan den Bijleveldsingel beschik baar voor de latere vestiging van een grooter gebouwencomplex. Een wapen werd ontworpen. Geschenken kwamen binnen, o.a. een rectors keten en een pedelstaf. Alles was klaar' Op den 17den October 1923 droeg de Aarts bisschop Mgr. Henricus van de Wetering, in de St. Ignatiuskerk (de latere Canisiuskerk) aan de Molenstraat, onder assistentie van vijf Kanunniken uit de vijf bisdommen, een pon tificale H. Mis op. Na afloop van deze plech tigheid werd het gebouw op het Keizer Karei- plein ingewijd. De toenmalige burgemeester van Nijmegen, thans wijlen de heer van Schaeck Mathon, president van het curatorium, leidde de ope ning in met een rede, waarin hij den dank der gemeente vertolkte voor de vestiging van een zóó voornaam geestelijk centrum binnen haar muren. Prof. Dr. Jos. Schrijnen, met de ambts keten van den rector-magnificus omhangen, hield daarna zijn bekende rede; „Eigen cul tuur". waarin hij o.m. zeide: ,,Een nieuw tijdperk gaat voor Ne derland aanbreken. Nieuwe vooruit zichten, ook van practischen aard, worden nu geopend, de universitaire studie zal meer vertrouwen inboe zemen, en daardoor zullen meer en betere studenten worden gevormd; het aantal beschikbare personen voor eventueel te bezetten plaatsen zal 4 worden opgevoerd; de werklust van katholieke geleerden zal door het geboden perspectief in niet geringe mate worden verhoogd. Ook zal het wetenschappelijk teikort worden aan gevuld, want eenerzij ds zal bij de katholieken de waardeering van de wetenschap en haar beoefening groeien, en anderzijds zullen zij voortaan in ruime mate en meer al gemeen over de noodige hulpmid delen beschikken, om die waardee ring gaande te houden en in daden om te zetten. Een eere-saluut breng ik aan het katholieke Zuiden, dat zooveel praesteerde, ofschoon het tot dusverre zoo goed ais Van alle kuituur instituten en hulpmiddelen, boven Maas en Waal samengetrokken, verstoken bleef. Nij megen als universiteitsstad trekt het Zuiden uit zfjn isolement." En fier verklaarde hij; „Wij vormen hier geen katholiek ghetto en willen geen kaste-geest, geen separatisme kweeken. Geen enkel hoogleeraar of ander docent zal er aan denken, afwijkende opinies Ml - niet met allen ernst en objectiviteit te bespreken. Voor andersdenkenden zullen wij onze deuren wagenwijd open zetten. Nijmegen zelf zal den student met het beeld eener ge mengde bevolking, zooals hij die in zijn later leven zal ontmoeten,- niet onbekend laten." De rector-magnificus besloot zijn rede met de plechtige woorden: „Zoo is dan nu het oogenbrik genaderd, waarop het verlangen van duizenden, het verlangen van geslachten vele jaren herwaarts moge zijn bevredigd. In naam van het corps van hoogleeraren, wier woordvoerder ik de eer had te zijn, in naam van deze hoog aanzienlijke vergadering, in naam van heel katholiek Nederland vraag ik Uwe Doorluch tige Hoogwaardigheid Monseigneur Henricus van de Wetering, voorzitter van het bestuur der Sint Radboudstichting, rechtmatig opvolger van den H. Willibrord op den Aartsbisschop- pelijken stoel van Utrecht, deze Katholieke Universiteit te willen openen," Mgr. van de Wetering verrichtte daarna de openingsplechtigheid. De noeste arbeid, gedurende de afgeloopen vijftien jaren verricht, heeft zeer veel bijgedragen tot den heropbloei van de christelijke cul tuur. „Heropbloei" want de christelijke cultuur berust in ons vaderland op een zeer oude traditie. Het is moeilijk van het volbrachte werk een tastbare balans op te maken. Wie zal den invloed meten, welken de katholieke universiteit in de afgeloopen vijftien jaren heeft uitgewerkt in de harten harer profes soren, in de zielen van de jongeling schap, welke naar de wijze lessen van haar Alma Mater heeft geluis terd? Dat wat bereikt werd is on weegbaar. Het is werk van den geest, het is niet met de handen te tasten en moeilijk met woorden weer te geven. Wel mag men zeggen, dat de voorbije jaren het oorspron kelijke ideaal hebben vastgelegd: een gemeenschap van professoren en studenten, die met elkander in vrede, in arbeid en gebed, hebben samen gewerkt tot het dienen van de chris telijke waarheid en den opbouw van een christelijke levensleer. Dit blijft niet beperkt tot den eigen kring alleen. Een haard, die vuur draagt, straalt vanzelf haar warmte naar buiten. De professoren leeren de studenten. De studenten nemen de vrucht van de lessen mee en dragen ze binnen in de maat schappij. Zoo ontstaat geleidelijk een kring, waarvan de Universiteit het centrum is en waarvan de omtrek zich telkens vergroot. De grootste kracht van den mensch gaat altijd uit van een concentratie. Het is het werk van iederen dag, niet de fees telijke herdenking van jaren of de ophef in het openbaar, welke de vruchten geeft. In het algemeen kan worden gezegd, dat het dagelijksche werk der wetenschappelijke scholing, de vakbekwaming der studenten een steeds groeienden opgang heeft getoond. Het aantal proefschriften, dat in de afgeloopen 1-5 jaren is verschenen, en dat het getal 90 heeft bereikt, toont aan, hoezeer de wetenschappe lijke vorming in daden is omgezet. Daarnaast komen van professoren en oud-studenten on telbare wetenschappelijke publicaties op cul tureel, sociaal en ander terrein, medewerking aan zeer veel genootschappen, vereenigingen en instellingen, algemeene universitaire voor drachten, bovendien zeer vele bijzondere bij eenkomsten binnen het eigen milieu. De naam, welken de katholieke universiteit als wetenschappelijk centrum zich heeft ver worven, klinkt met eere, niet alleen in Neder land, doch ook daarbuiten. Het peil der studie is evenwaardig aan dat der andere universitei ten, zoo niet hooger. De geest onder de hoog- Ter gelegenheid van de oprichting van de Brigade Genietroepen werden te Utrecht feeste lijkheden georganiseerd, die begin October zou den plaats hebben. Met het oog op den inter nationalen toestand zijn deze feestelijkheden echter uitgesteld en vingen nu aan Vrijdag middag met een marsch door de stad. Zaterdagmorgen werd in de Kromhout kazerne door generaal b.d. C. J. Snijders, oud opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, een gedenkteeken onthuld ter eere van de Ridders der Militaire Willemsorde. Vele militaire en burgerlijke autoriteiten wa ren hierbij aanwezig, o.m. gen.-maj. Bekking, gen.-maj. Swart van het Indische Leger, gen.- maj. Best, gen.-maj. A. R. v. d. Bent, bevel hebber in de vierde militaire afdeeling, gen.-maj. Oudendijk, luit.-gen. Reynders, chef van den Gen. Staf, gen. b. d. O. Bueno de Mesquita, overste Bartels, den garnizoenscommandant, gen. v. Panhuis, kol. F. A. Vayant, inspecteur der Genie, overste F. A. v. Heijst, commandant L.V.A., jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van Rosenthal, commissaris der Koningin in de pro vincie Utrecht, mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk, burgemeester van Utrecht, de heer D. Schuite maker, hoofdcommissaris van politie, prof. dr. v. Leeuwen, rector-magnificus der Utr. Univer siteit, dr. W. A. F. Bannier, de heer J. C. Wilbrenninck, directeur van V.V.V.U., afgevaar digden der studenten-organisaties, van de ver- eeniging „Ons Leger", van het Genootschap voor Traditie en Uniformkunde, en zeer vele ridders der Militaire Willemsorde. De brigade Genietroepen werd allereerst ge ïnspecteerd door gen. C. J. Snijders, die rond geleid werd door kol. Vayant. Aan deze inspectie werd deelgenomen door alle generaals. Kolonel P. W. Scharroo, commandant van de Brigade Genietroepen, sprak vervolgens een rede uit waarin hij dank bracht aan alle autoritei ten voor hun aanwezigheid. Bijzonder verheugde het spreker, dat zoovele ridders van de M.W.O. aanwezig waren. Laten zij het gevoel hebben, aldus kolonel Scharroo, dat het Nederlandsche volk zijn helden niet vergeet. Na een kort over zicht gegeven te hebben van de geschiedenis van het regiment Genietroepen, wees spreker erop, dat, nu dit regiment een brigade geworden is, dit een bewijs is van de heropleving van het nationale bewustzijn en van de waardeering voor onze weermacht. Generaal Snijders sprak hierop de aanwezigen toe. Na zijn erkentelijkheid te hebben uitge drukt voor de uitnoodiging om dit monument te onthullen, vooral omdat hij de oudste ridder der M.W.O. is, wees spreker erop, dat het zijn trots was, vroeger ook als officier tot de Genie behoord te hebben. Door dit gedenkteeken, zoo vervolgde gen. Snijders, worden niet alleen de ridders der M.W.O. van het wapen der Genie, maar de ge- heele orde geëerd. Deze orde kan niet door eer zucht verkregen worden, alleen door de hoogste uitingen van moed, door de hoogste plichtsbe trachting. Na deze toespraak onthulde generaal Snij ders het monument, terwijl de geniemuziek het Wilhelmus speelde. Het monument, dat ontworpen werd door den kapitein der Genie A. G. M. Boost, herinnert op eenvoudige, doch treffende wijze aan de groot- sche figuren, die de Militaire Willemsorde ge kend heeft, bijzonder die van het Regiment Ge nietroepen. Een lange lijst is in den steen gebei teld en het geheel wordt bekroond door het embleem van de Genie. Kransen werden neergelegd bij het monu ment door de ridders der M.W.O. en de ver- eeniging „Ons Leger". Een défilé van de Brigade voor de autoritei ten besloot de plechtigheid. ontstond welvaart en weelde. Een van deze weeWe- uitingen, de Oud-Hollandsche Pijptabak, is nu gemeengoed geworden. Vraag Uw winkelier K.6*. leeraren en de studenten is uitstekend en naar menschelijk inzicht mag de toekomst met ver trouwen worden tegemoet gezien. Men houde bij de beoordeeling van wat'be reikt is in het oog, dat een universiteit, die 15 jaren oud is, geen geschiedenis heeft, doch fei telijk nog in de kinderschoenen staat. Wat voor een universitair milieu van groot belang is: traditie, kan nog niet gevormd zijn. Daar mee gaan minstens twee menschengeslachten heen. Bovendien geldt nog dit: dat van een eigenlijke universiteit nog geen sprake kan zijn, zoolang de natuurkundige en geneeskun dige faculteit er aan ontbreken. En dit is het allereerst noodige: dat wij, het thans levende geslacht, deze universiteit volledig maken. Eerst wanneer deze stichtingsarbeid is voltooid, kan katholiek Nederland met volle recht spreker, van onze eigen universiteit. En ook eerst dan kan zij zich volledig wijden aan haar grootsche taak. In Nov. 1929 stierf Mgr. H. v. d. Wetering, de groote stuwer van de St. Radboudstichting in de dagen van voorbereiding en opening der universiteit. Hij werd opgevolgd door Mgr. J. Jansen, die zijn functie slechts korten tijd kon waarnemen. In 1928 stierf Mgr. A. J. Callier en in 1935 zijn opvolger Mgr. Aengenent. Eveneens Mgr. Schrijnen (1932). Zij waren bis schoppen-bestuursleden der S.R.S. Jhr. W. E. Baron van Oud-Amelisweerd, se cretaris der St. Radboudstichting en een der hardste werkers voor de zaak der R. K. Uni versiteit, trad op 1 Sept. 1933 uit zijn functie. Spoedig daarop overleed hij (1935). Van de overige bestuursleden, die bij de opening van de -R. K. Universiteit aanwezig waren, zijn er nog drie in leven, nl Jhr. Mr. P. v. Nispen tot Sevenaer en H.H. Exc. de Bis schoppen van Breda en 's-Hertogenbosch. Van het vijftal Curatoren, aanwezig bij de opening, zijn er drie gestorven n.l. Mr. Dr. H. Lubbers (1927), Burgemeester F. -f. Schaeck Mathon (1931) en Mr. H. van den Biesen (1935). Op 2 Juli 1938 nam Mr. C. Prinzen afscheid als secretaris van het Curatorium. Op een of ficieele receptie werd zijn werk dankbaar her dacht. Van het professorencorps mogen de volgende namen worden vermeld: Dr. H. Vel den (t 1923), Mag. J. de Langen Wendels (t 1928), prof. H. HuUbers (t 1929), prof. v. d. Grinten (t 1932), prof. W. Mulder (t 1935) en tenslotte de eerste rector-magnificus Mgr. Prof. Dr. J. Schrijnen (t 1938), wiens onvermoeide arbeid voor het welzijn der Alma Mater nog bij een ieder versch in het geheugen ligt. Einde 1937'38 waren aan de Universiteit voor het onderwijs verbonden 42 personen: 32 hoogleeraren, 5 lectoren, 4 assistenten, 1 pri vaat docent. In het studiejaar 1923'24 waren er 189 stu denten ingeschreven. Het laatste jaar was het aantal 452. De volledige staat van het aantal ingeschre venen gedurende de afgeloopen vijftien jaren ziet er als volgt uit: In 1923 waren er in to taal 189 studenten, waarvan 11 theologen, 112 litteratoren en 66 juristen; in 1924 was het to tale aantal 282, waarvan 13 theologen, 158 lit teratoren en 111 juristen. In 1925 en 1926 breidde zich het aantal meer en meer uit. In 1927 waren er 399 ingeschrevenen. In 1928 was het aantal 437. Geleidelijk steeg het tot zijn hoogtepunt in 1933, toen er in totaal 514 stu denten waren, waarvan 54 theologen, 270 lit teratoren en 190 juristen. Daarna verminder de het aantal. In 1936 daalde het tot 448. Het cijfer van het. laatste academische jaar (1937 1938) vertoont, zooals wij al zagen, een lichte stijging n.l. 452. Daarvan waren er 66 inge schreven voor de theologische, 218 voor de lit- terair-philosophische en 168 voor de juridische faculteit. In totaal werden de afgeloopen vijftien ja ren 550 doctoraalexamens met succes afgelegd en hadden er 90 promoties plaats. De R. K. Universiteit hangt bijna geheel af van de giften van Katholiek Nederland. Ieder, die voelt, welke waarde een Katholieke Hoo geschool heeft in den modernen tijd, zal be grijpen, van hoe groot belang het instand houden van het financieele instituut is, waar op de hoogeschool gebouwd werd, voortbestaat en in de toekomst moet steunen. Door allerlei particulieren en instellingen en door langdurige inzamelingen onder Neder lands katholieken was in het jaar voor tot de Stichting werd overgegaan een bedrag bijeen gebracht van in totaal 2.194.441.000, een mi nimum waarop stichting mogelijk was. Daar bij werd gerekend op een jaarlijksche bijdrage aller katholieken van minimum 10 cent per hoofd. Na langdurige berekeningen en nadat nog verschillende belangrijke schenkingen waren toegezegd, durfde Mgr. v. d. Wetering als hoogste verantwoordelijke autoriteit het aan, de ontworpen plannen goed te keuren en tot stichting over te gaan, waarbij hij echter een dringend beroep deed op alle katholieken, het begonnen werk voort te zetten. De jaarinzamelingen hebben het zij eer lijk erkend niet steeds aan de verwachtin gen beantwoord. Ondanks een stijgende bevol king liepen de cijfers vanaf 1929 toen de col lecte een bedrag leverde van 200.688,62 H steeds terug, tot 1936 slechts nog het cijfer van 142.436,52te zien gaf. Het vorig jaar echter steeg voor het eerst weer de opbrengst met bijna 10.000, zoodat de hoop verleven digd werd, dat de achteruitgang tot staan was gekomen. Wanneer men nu weet, dat deze bedragen juist toereikend zijn geweest voor de allernoo- digste uitgaven en voor een minimum-reser veering, zal men beseffen, dat de toekomst onzer universiteit alleen en uitsluitend in han den ligt van onze katholieken zelf. Men vergete niet, dat onze universiteit eerst drie faculteiten heeft, en wel de allergoed koopste. De vierde faculteit, de natuurkundige, kost alleen weer evenveel, als de drie bestaan de tezamen, terwijl de vijfde, die der medicij nen, weer nog tweemaal zooveel kost, of an ders gezegd: evenveel als de vier eerste bijeen! Binnen 10 jaren, vanaf dit derde lustrum ge rekend, moet de vierde faculteit zijn opge richt. Binnen van nu af 35 jaren de vijfde. In de toekomst is dus het woord aan de ka tholieken zelf! De dankbaarheid gebiedt te zeggen, dat er door velen met buitengewonen ijver werd en wordt gewerkt Maar de eerlijkheid gebiedt ook, te openbaren, dat hier en daar de actie geheel verslapt is. Dat mag niet! Allen moeten de handen uit de mouw steken voor de voltooi ing en uitbouw onzer eigen Universiteit. Waar van alle kanten een ontkerstening van de cultuur zoo schrikwekkend nabij is, daar staan enorme belangen op het spel voor het handhaven der katholieke beschaving. De universiteit is daarvan het brandpunt en het symbool. Wij hebben maar één plicht; behoud en uitbreiding van het terrein, dat we zoo moeizaam hebben veroverd. Naar wij vernemen is Zaterdag in hotel Vic toria te Den Haag een bijeenkomst gehouden, onder voorzitterschap van Dr. Jur. Kurt Junc- kerstorff uit Berlijn, ter constitueering van de reeds sinds 1930 werkende internationale liga ter bestrijding van oneerlijke concurrentie. Aan deze samenkomst heeft een twaalftal vertegen woordigers van vereenigingen op dit gebied uit verschillende landen van het Europeesche con tinent deelgenomen. Voorzoover dit niet reeds bestond zal contact worden gezocht met de re geeringen der onderscheidene landen om advies te geven voor het nemen van wettelijke maat regelen tot bestrijding van oneerlijke concurren tie, zooals het verkoopen beneden bepaalde prij zen, het cadeaustelsel, enz. Aan het hoofd van de liga staat een dagelijksch bestuur van drie personen naast een raad, waarin elke landelijke vereeniging, bij de liga aangesloten, een ver tegenwoordiger heeft. Verder staat zij in ver binding met de Internationale Kamer van Koophandel. Voorzitter van de liga is dr. Junckerstorff voornoemd, vice-voorzitter is de heer A. van Cailly, te Brussel, en secretaris-generaal de heer Th. Folkers, Van Aerssenstraat 29c, te 's Gra- venhage. Aan den juridisch adviseur van de liga, mr. W. Hugenholtz, te Leiden, is opgedragen de koninklijke bewilliging op de statuten der liga aan te vragen. Naar „Het Volk" verneemt heeft een duiker van de N.V. Van der Tak's Bergingsbedrijf uit Amsterdam Zaterdagmorgen een bezoek ge bracht aan het wrak van de „Sch. 102", op het strand bij Scheveningen. De firma Van der Tak deelde mede, dat zij het wrak niet zal lichten. De reeder Vrolijk heeft het geabandonneerd. Niet om technische, doch om financieele redenen wordt afgezien van het bergen der Sch. 102. Op 67-jarigen leeftijd is te Den Haag over leden de gep. generaal-majoor van het Indi sche leger J. H. R. van de Siepkamp.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7