De R.K. Universiteit jubileert
De vestiging van een eigen
cultuur
m.X
y,
DOllWE EGBERTS
Waar nijverheid en handel
samen gingen
Oub-SrioU. JPyptabak,
IS JAAR ACADEMISCH
LEVEN
mt=~
ZONDAG 16 OCTOBER 1938
Het in stand houden van de eigen
universiteit is een plicht voor
iederen katholiek
Hoe een jonge gemeen
schap groeide
Er is rondom deze stichting destijds zeer
*®el strijd geweest in woord en geschrift; over
*to wenschelijkheid van het oprichten van bij-
2°udere leerstoelen; over wenschelijkheid, nood-
gelijkheid, mogelijkheid, opportuniteit van
et vestigen eener eigen hoogeschool; over de
hraag mocht eenmaal zulk een hoogeschool
^Sticht zijn met welke faculteiten men zou
"toeten beginnen; en niet het minst: welke
aljad het meest in aanmerking zou komen om
5 „residentie" van een universitas catholica
dienen.
De Radboudstichting
De Universiteitsstad
De voorbereiding
De opening
öv-vtyjigiJ
et hoofdgebouw van de Katholieke Universiteit op het Keizer Karei Plein te
Nijmegen.
Z. H. Exc. Mgr. Dr. J. de Jong,
Aartsbisschop van Utrecht en voorzitter
van 't bestuur der St. Radboudstichting,
die morgen de Pontificale Hoogmis zal
opdragen en tijdens de plechtige Aca
demische zitting der R.K. Universiteit
te Nijmegen de genoodigden zal toe
spreken
De nieuwe rector-magnificus der Kei
zer-Kar el-Universiteit te Nijmegen,
Prof. Dr. Desiderius Franses O.F.M., die
tijdens de plechtige Academische zit
ting de officieele feestrede zal
uitspreken.
Vijftien jaren
Activiteit
Brigade Genietroepen
Generaal Snijders onthulde een
monument ter eere van de
Ridders der Militaire
Willemsorde
Schout l5c
^-oopvtierl^
per Va ons
Personalia
Aantal docenten
Aantal studenten
De financieele instandhouding
en de toekomst
STRIJD TEGEN ONEERLIJKE
CONCURRENTIE
Constitueering van een inter
nationale liga
„SCH 102" WORDT NIET
GELICHT
Generaal J. v. d. Siepkamp
overleden
Het stichten van een katholiek
Instituut voor Hooger Onderwijs,
■Waarvan de opening te Nijmegen
plaats had, nu vijftien jaren geleden
op den 1 7den October 1923, is een
daad geweest van grooten durf en
ondernemingszin. Was de katholieke
emancipatie door de werkzaamheid
Van mannen als Schaepman, Thijm
en Broere in de geschiedenis van ons
Vaderland reeds schreden vooruit-
gebracht, slechts de opening eener
eigen Universiteit kon, ondanks alle
ttioeilijkheden, daaraan verbonden, de
bekroning worden van het werk, dat
*net zooveel liefde en opoffering
Was begonnen.
De eigenlijke wordings-periode brak aap. op
jtoh 31sten Juli 1905, toen „voor Jonkheer W. E.
«osch van Oud-Amelisweerd, notaris te Utrecht,
"mpareerden" Zijne Doorluchtige Hoogwaar
digheid Mgr. Henricus van de Wetering, Aarts-
toschop van Utrecht, senator mr. van den
®tosen, senator Jhr. van der Does de Willebois,
^deputeerde Jhr. mr. v. Nispen tot Sevenaer en
Tjdator Jhr. van Waterschoot van der Gracht
ab lasthebber van Prof. Keuller uit Roermond
7" welke comparanten te kennen gaven, dat
dh het bijzonder Katholiek Hooger Onderwijs
®er ter harte gaat en dat zij eene Stichting
het leven wenschen te roepen, om ook in de
°6komst dat bijzonder Katholiek Hooger On-
J^wijs in den meest algemeenen zin des
w<tords te bevorderen en uit te breiden."
Z°° werd de Sint Radboud Stichting opge-
tht met het doel; „Het Katholiek Bijzonder
?°oger Onderwijs in Nederland te bevorderen
h uit te breiden en daartoe meer in het bij-
hder a. voor te bereiden en zoodra de omstan-
'Kheden en middelen dit zullen toelaten te
estlgen en te stichten eene Bijzondere Ka-
^Jtolieke Universiteit en b. voor zoover de rijks
wetten en gemeentelijke verordeningen dit
*Ull,
fep
en toelaten, bijzondere leerstoelen te vesti-
rjh aan de Nederlandsche Rijks Universiteit
aan de Gemeentelijke Universiteit te Am-
erdam."
t Aanvankelijk bepaalde zich de nieuwe Stich-
8 t°t een stille en verre voorbereiding van
eh Katholieke Universiteit.
1910 echter en in 1912 toen zij een begin
'aakte met de uitvoering van haar tweede
tj, telling door de benoeming van Dr. Beijsens
later van Dr. Jos. Schrijnen op bijzondere
j®rstoelen aan de Universiteit van Utrecht,
0v kwamen de pennen in beweging en werd
ÖB?ral °Penl'jk het eerste en voornaamste doel
£JStichting besproken.
IjT6 Stichting zelf maakte van deze belang-
tu 'hhg in haar streven aanstonds gebruik dooi
aelijk een geldinzamelingsactie in te zetten.
(langzamerhand groeiden de plannen zóó-
van aan' dat er een ware wediJver ontstond
Vq? steden, die de eer van universiteitsstad
la r 2ich opeischten. Het herinnerde, aldus
Cüh Prof' dr' jQS' SchriJnen in ziJn rede „Eigen
wtuur", aan den strijd der oude Grieksche
den over de geboorteplaats van den groo-
dichter Homeros.
t Nijmegen trok daaronder de meeste sympa-
to. Vooral professor Brom, die destijds in
^ord en geschrift vurig ijverde voor de zaak
Vo?er eigen hoogeschool, voerde een pleidooi
de aloude Keizer-Karel-stad.
iri rt 26 stad toeh lag in het Bisdom Den Bosch,
Sii k Pr°vincie Gelderland, vlak bij Limburg,
th u het heste contact met het heele ka-
Sch Zuiden en herstelde voortreffelijk het
v *kkig evenwicht in de locale verspreiding
het ^et Iïooger Onderwijs in Nederland, in
Bfl, Zuiden en Oosten des lands toch lag geen
i *el intellectueel centrum. Alle Universitei-
'a£en in het Westen en Noorden van het
d, zoodat vele onzer studenten uit Limburg
Brabant naar Luik of Leuven gingen.
°®arenboven bezat Nijmegen een historische
traditie én op wereldlijk gebied als de stad van
den Katholieken Keizer Karei én op geestelijk
gebied als de wieg van den grooten Studenten
vader Petrus Canisius.
Nijmegen deed het eerste aanbod tot sa
menwerking met de Radboudstichting. Een
commissie werd daar ter stede ingesteld, waar
van de latere hoogleeraar, toenmalige gemeen
tesecretaris Prof. v. d. Grinten, het secretariaat
bekleedde. Zij bracht een breedvoerig rapport
uit over de mogelijkheden en faciliteiten, die
de vestiging van een Katholieke Universiteit
in Nijmegen zou ontmoeten.
Andere gemeenten volgden. Den Bosch en
Tilburg boden een dag na elkaar de Radboud
stichting een soortgelijk rapport aan. Maas
tricht probeerde tot tweemaal toe de Alma Ma
ter binnen zijn muren te krijgen. Andere ste
den werden nog genoemd, o.a. Den Haag, in
verband met de aanwezigheid der Koninklijke
bibliotheek, doch tenslotte vestigde de keus zich
steeds sterker op Nijmegen.
Het Doorluchtig Episcopaat vond in het Nij-
meegsche rapport voldoende aanleiding om een
commissie van voorlichting in te stellen betref
fende de definitieve oprichting eener Katho
lieke Universiteit. Binnen enkele maanden leg
de deze commissie haar vooral financieel
geheel uitgewerkt rapport over. Opnieuw
ontving zij opdracht tot het uitbrengen van
een advies betreffende de bezetting der hoog-
leeraarstoelen. Ook deze opdracht vervulde zij
spoedig.
Nadat zij haar taak had beëindigd werd een
nieuwe commissie ingesteld, die in samenwer
king met het even daarna benoemde Curato
rium de laatste toebereidselen maakte.
Toen begon de groote geldinzameling.
De bisschoppen richtten een oproep als een
bazuinstoot tot katholiek Nederland, waarin zij
aandrongen op actieven steun van de zijde der
geloovige katholieken aan deze nieuwe Stich
ting, die de kroon op het werk moest zetten.
In dezen oproep aarzelde het Episcopaat niet
het totstandkomen dezer Universiteit op één
lijn te stellen met de komst en het werk onzer
eerste geloofsverkondigers. Zoo diep was de
overtuiging, dat wat thans gebeuren ging een
mijlpaal vormde in de geschiedenis van het
Nederlandsch Katholicisme.
De oproep had succes. Een groot bedrag werd
ingezameld, waarmee de St. Radboudstichting
haar kapitaal dusdanig versterkte, dat de stap
der oprichting voldoende gemotiveerd voor
kwam en niet dreigde binnen enkele jaren weer
berouw te zullen verwekken.
Ook de geestelijke toebereidselen vorderden
sterk. De hoogleeraren werden benoemd. Excel
lente geleerden uit binnen- en buitenland wer
den bereid gevonden hier te doceeren. Prof.
Schrijnen, de eerste rector-magnificus en de
groote promotor der Stichting, werd als
rector-magnificus benoemd. Prof. de Langen
Wendels O. P. verliet zijn druk bezochte col
legezalen in Freiburg. Dr. Jac. van Ginneken,
die in Amsterdam gepasseerd was, stelde zijn
inspiratieve stuwkracht in dienst der Littera-
rische faculteit. De groote Duitsche Homeros
kenner, Pfof. Drerup, de classicus Pater Slij
pen S. J., de theoloog Pater Kors de juristen
van der Heyden, van der Grinten, Raaijmakers.
Bellefroid en Pompen, de historici Huybers,
Mulders, Ejrom en Brandsma, de literatoren
Pompen en Franses, de philosoof Hoogveld, de
psycholoog Roels en vele anderen met een
goeden naam in de kringen der wetenschap
traden toe tot den academischen senaat.
Het ius promovendi het recht om acade
mische graden te verleenen werd aange
vraagd en verkregen. Eveneens uit Rome het
recht tot het toekennen van canonische graden
in de faculteit der theologie.
De villa van Jurgens aan het Keizer Karei-
plein te Nijmegen werd voorloopig ingericht
tot hoofdgebouw. In een bankgebouw, dat
samengetrokken was met een aantal aan
grenzende huizen, werden bibliotheek en in
stituten gevestigd. De gemeente hield een
groot terrein aan den Bijleveldsingel beschik
baar voor de latere vestiging van een grooter
gebouwencomplex. Een wapen werd ontworpen.
Geschenken kwamen binnen, o.a. een rectors
keten en een pedelstaf.
Alles was klaar'
Op den 17den October 1923 droeg de Aarts
bisschop Mgr. Henricus van de Wetering, in
de St. Ignatiuskerk (de latere Canisiuskerk)
aan de Molenstraat, onder assistentie van vijf
Kanunniken uit de vijf bisdommen, een pon
tificale H. Mis op. Na afloop van deze plech
tigheid werd het gebouw op het Keizer Karei-
plein ingewijd.
De toenmalige burgemeester van Nijmegen,
thans wijlen de heer van Schaeck Mathon,
president van het curatorium, leidde de ope
ning in met een rede, waarin hij den dank der
gemeente vertolkte voor de vestiging van een
zóó voornaam geestelijk centrum binnen haar
muren.
Prof. Dr. Jos. Schrijnen, met de ambts
keten van den rector-magnificus omhangen,
hield daarna zijn bekende rede; „Eigen cul
tuur". waarin hij o.m. zeide:
,,Een nieuw tijdperk gaat voor Ne
derland aanbreken. Nieuwe vooruit
zichten, ook van practischen aard,
worden nu geopend, de universitaire
studie zal meer vertrouwen inboe
zemen, en daardoor zullen meer en
betere studenten worden gevormd;
het aantal beschikbare personen voor
eventueel te bezetten plaatsen zal
4
worden opgevoerd; de werklust van
katholieke geleerden zal door het
geboden perspectief in niet geringe
mate worden verhoogd. Ook zal het
wetenschappelijk teikort worden aan
gevuld, want eenerzij ds zal bij de
katholieken de waardeering van de
wetenschap en haar beoefening
groeien, en anderzijds zullen zij
voortaan in ruime mate en meer al
gemeen over de noodige hulpmid
delen beschikken, om die waardee
ring gaande te houden en in daden
om te zetten.
Een eere-saluut breng ik aan het katholieke
Zuiden, dat zooveel praesteerde, ofschoon het
tot dusverre zoo goed ais Van alle kuituur
instituten en hulpmiddelen, boven Maas en
Waal samengetrokken, verstoken bleef. Nij
megen als universiteitsstad trekt het Zuiden
uit zfjn isolement."
En fier verklaarde hij;
„Wij vormen hier geen katholiek
ghetto en willen geen kaste-geest,
geen separatisme kweeken. Geen
enkel hoogleeraar of ander docent
zal er aan denken, afwijkende opinies
Ml -
niet met allen ernst en objectiviteit te
bespreken. Voor andersdenkenden
zullen wij onze deuren wagenwijd
open zetten. Nijmegen zelf zal den
student met het beeld eener ge
mengde bevolking, zooals hij die in
zijn later leven zal ontmoeten,- niet
onbekend laten."
De rector-magnificus besloot zijn rede met
de plechtige woorden:
„Zoo is dan nu het oogenbrik genaderd,
waarop het verlangen van duizenden, het
verlangen van geslachten vele jaren herwaarts
moge zijn bevredigd. In naam van het corps
van hoogleeraren, wier woordvoerder ik de eer
had te zijn, in naam van deze hoog
aanzienlijke vergadering, in naam van heel
katholiek Nederland vraag ik Uwe Doorluch
tige Hoogwaardigheid Monseigneur Henricus
van de Wetering, voorzitter van het bestuur der
Sint Radboudstichting, rechtmatig opvolger
van den H. Willibrord op den Aartsbisschop-
pelijken stoel van Utrecht, deze Katholieke
Universiteit te willen openen,"
Mgr. van de Wetering verrichtte daarna de
openingsplechtigheid.
De noeste arbeid, gedurende de
afgeloopen vijftien jaren verricht,
heeft zeer veel bijgedragen tot den
heropbloei van de christelijke cul
tuur. „Heropbloei" want de
christelijke cultuur berust in ons
vaderland op een zeer oude traditie.
Het is moeilijk van het volbrachte
werk een tastbare balans op te
maken. Wie zal den invloed meten,
welken de katholieke universiteit in
de afgeloopen vijftien jaren heeft
uitgewerkt in de harten harer profes
soren, in de zielen van de jongeling
schap, welke naar de wijze lessen
van haar Alma Mater heeft geluis
terd? Dat wat bereikt werd is on
weegbaar. Het is werk van den
geest, het is niet met de handen te
tasten en moeilijk met woorden
weer te geven. Wel mag men zeggen,
dat de voorbije jaren het oorspron
kelijke ideaal hebben vastgelegd: een
gemeenschap van professoren en
studenten, die met elkander in vrede,
in arbeid en gebed, hebben samen
gewerkt tot het dienen van de chris
telijke waarheid en den opbouw van
een christelijke levensleer.
Dit blijft niet beperkt tot den
eigen kring alleen. Een haard, die
vuur draagt, straalt vanzelf haar
warmte naar buiten. De professoren
leeren de studenten. De studenten
nemen de vrucht van de lessen mee
en dragen ze binnen in de maat
schappij. Zoo ontstaat geleidelijk een
kring, waarvan de Universiteit het
centrum is en waarvan de omtrek
zich telkens vergroot. De grootste
kracht van den mensch gaat altijd
uit van een concentratie. Het is het
werk van iederen dag, niet de fees
telijke herdenking van jaren of de
ophef in het openbaar, welke de
vruchten geeft.
In het algemeen kan worden gezegd, dat
het dagelijksche werk der wetenschappelijke
scholing, de vakbekwaming der studenten een
steeds groeienden opgang heeft getoond. Het
aantal proefschriften, dat in de afgeloopen 1-5
jaren is verschenen, en dat het getal 90 heeft
bereikt, toont aan, hoezeer de wetenschappe
lijke vorming in daden is omgezet. Daarnaast
komen van professoren en oud-studenten on
telbare wetenschappelijke publicaties op cul
tureel, sociaal en ander terrein, medewerking
aan zeer veel genootschappen, vereenigingen
en instellingen, algemeene universitaire voor
drachten, bovendien zeer vele bijzondere bij
eenkomsten binnen het eigen milieu.
De naam, welken de katholieke universiteit
als wetenschappelijk centrum zich heeft ver
worven, klinkt met eere, niet alleen in Neder
land, doch ook daarbuiten. Het peil der studie
is evenwaardig aan dat der andere universitei
ten, zoo niet hooger. De geest onder de hoog-
Ter gelegenheid van de oprichting van de
Brigade Genietroepen werden te Utrecht feeste
lijkheden georganiseerd, die begin October zou
den plaats hebben. Met het oog op den inter
nationalen toestand zijn deze feestelijkheden
echter uitgesteld en vingen nu aan Vrijdag
middag met een marsch door de stad.
Zaterdagmorgen werd in de Kromhout
kazerne door generaal b.d. C. J. Snijders, oud
opperbevelhebber van Land- en Zeemacht, een
gedenkteeken onthuld ter eere van de Ridders
der Militaire Willemsorde.
Vele militaire en burgerlijke autoriteiten wa
ren hierbij aanwezig, o.m. gen.-maj. Bekking,
gen.-maj. Swart van het Indische Leger, gen.-
maj. Best, gen.-maj. A. R. v. d. Bent, bevel
hebber in de vierde militaire afdeeling, gen.-maj.
Oudendijk, luit.-gen. Reynders, chef van den
Gen. Staf, gen. b. d. O. Bueno de Mesquita,
overste Bartels, den garnizoenscommandant, gen.
v. Panhuis, kol. F. A. Vayant, inspecteur der
Genie, overste F. A. v. Heijst, commandant
L.V.A., jhr. mr. dr. L. H. N. Bosch Ridder van
Rosenthal, commissaris der Koningin in de pro
vincie Utrecht, mr. dr. G. A. W. ter Pelkwijk,
burgemeester van Utrecht, de heer D. Schuite
maker, hoofdcommissaris van politie, prof. dr.
v. Leeuwen, rector-magnificus der Utr. Univer
siteit, dr. W. A. F. Bannier, de heer J. C.
Wilbrenninck, directeur van V.V.V.U., afgevaar
digden der studenten-organisaties, van de ver-
eeniging „Ons Leger", van het Genootschap voor
Traditie en Uniformkunde, en zeer vele ridders
der Militaire Willemsorde.
De brigade Genietroepen werd allereerst ge
ïnspecteerd door gen. C. J. Snijders, die rond
geleid werd door kol. Vayant. Aan deze inspectie
werd deelgenomen door alle generaals.
Kolonel P. W. Scharroo, commandant van de
Brigade Genietroepen, sprak vervolgens een rede
uit waarin hij dank bracht aan alle autoritei
ten voor hun aanwezigheid. Bijzonder verheugde
het spreker, dat zoovele ridders van de M.W.O.
aanwezig waren. Laten zij het gevoel hebben,
aldus kolonel Scharroo, dat het Nederlandsche
volk zijn helden niet vergeet. Na een kort over
zicht gegeven te hebben van de geschiedenis
van het regiment Genietroepen, wees spreker
erop, dat, nu dit regiment een brigade geworden
is, dit een bewijs is van de heropleving van het
nationale bewustzijn en van de waardeering
voor onze weermacht.
Generaal Snijders sprak hierop de aanwezigen
toe. Na zijn erkentelijkheid te hebben uitge
drukt voor de uitnoodiging om dit monument te
onthullen, vooral omdat hij de oudste ridder
der M.W.O. is, wees spreker erop, dat het zijn
trots was, vroeger ook als officier tot de Genie
behoord te hebben.
Door dit gedenkteeken, zoo vervolgde gen.
Snijders, worden niet alleen de ridders der
M.W.O. van het wapen der Genie, maar de ge-
heele orde geëerd. Deze orde kan niet door eer
zucht verkregen worden, alleen door de hoogste
uitingen van moed, door de hoogste plichtsbe
trachting.
Na deze toespraak onthulde generaal Snij
ders het monument, terwijl de geniemuziek het
Wilhelmus speelde.
Het monument, dat ontworpen werd door den
kapitein der Genie A. G. M. Boost, herinnert op
eenvoudige, doch treffende wijze aan de groot-
sche figuren, die de Militaire Willemsorde ge
kend heeft, bijzonder die van het Regiment Ge
nietroepen. Een lange lijst is in den steen gebei
teld en het geheel wordt bekroond door het
embleem van de Genie.
Kransen werden neergelegd bij het monu
ment door de ridders der M.W.O. en de ver-
eeniging „Ons Leger".
Een défilé van de Brigade voor de autoritei
ten besloot de plechtigheid.
ontstond welvaart en weelde. Een van deze weeWe-
uitingen, de Oud-Hollandsche Pijptabak, is nu gemeengoed
geworden. Vraag Uw winkelier
K.6*.
leeraren en de studenten is uitstekend en naar
menschelijk inzicht mag de toekomst met ver
trouwen worden tegemoet gezien.
Men houde bij de beoordeeling van wat'be
reikt is in het oog, dat een universiteit, die 15
jaren oud is, geen geschiedenis heeft, doch fei
telijk nog in de kinderschoenen staat. Wat
voor een universitair milieu van groot belang
is: traditie, kan nog niet gevormd zijn. Daar
mee gaan minstens twee menschengeslachten
heen. Bovendien geldt nog dit: dat van een
eigenlijke universiteit nog geen sprake kan
zijn, zoolang de natuurkundige en geneeskun
dige faculteit er aan ontbreken. En dit is het
allereerst noodige: dat wij, het thans levende
geslacht, deze universiteit volledig maken. Eerst
wanneer deze stichtingsarbeid is voltooid, kan
katholiek Nederland met volle recht spreker,
van onze eigen universiteit. En ook eerst dan
kan zij zich volledig wijden aan haar grootsche
taak.
In Nov. 1929 stierf Mgr. H. v. d. Wetering,
de groote stuwer van de St. Radboudstichting
in de dagen van voorbereiding en opening der
universiteit. Hij werd opgevolgd door Mgr.
J. Jansen, die zijn functie slechts korten tijd
kon waarnemen. In 1928 stierf Mgr. A. J.
Callier en in 1935 zijn opvolger Mgr. Aengenent.
Eveneens Mgr. Schrijnen (1932). Zij waren bis
schoppen-bestuursleden der S.R.S.
Jhr. W. E. Baron van Oud-Amelisweerd, se
cretaris der St. Radboudstichting en een der
hardste werkers voor de zaak der R. K. Uni
versiteit, trad op 1 Sept. 1933 uit zijn functie.
Spoedig daarop overleed hij (1935).
Van de overige bestuursleden, die bij de
opening van de -R. K. Universiteit aanwezig
waren, zijn er nog drie in leven, nl Jhr. Mr.
P. v. Nispen tot Sevenaer en H.H. Exc. de Bis
schoppen van Breda en 's-Hertogenbosch.
Van het vijftal Curatoren, aanwezig bij
de opening, zijn er drie gestorven n.l. Mr. Dr.
H. Lubbers (1927), Burgemeester F. -f. Schaeck
Mathon (1931) en Mr. H. van den Biesen (1935).
Op 2 Juli 1938 nam Mr. C. Prinzen afscheid
als secretaris van het Curatorium. Op een of
ficieele receptie werd zijn werk dankbaar her
dacht.
Van het professorencorps mogen de
volgende namen worden vermeld: Dr. H. Vel
den (t 1923), Mag. J. de Langen Wendels
(t 1928), prof. H. HuUbers (t 1929), prof. v. d.
Grinten (t 1932), prof. W. Mulder (t 1935) en
tenslotte de eerste rector-magnificus Mgr. Prof.
Dr. J. Schrijnen (t 1938), wiens onvermoeide
arbeid voor het welzijn der Alma Mater nog
bij een ieder versch in het geheugen ligt.
Einde 1937'38 waren aan de Universiteit
voor het onderwijs verbonden 42 personen: 32
hoogleeraren, 5 lectoren, 4 assistenten, 1 pri
vaat docent.
In het studiejaar 1923'24 waren er 189 stu
denten ingeschreven. Het laatste jaar was het
aantal 452.
De volledige staat van het aantal ingeschre
venen gedurende de afgeloopen vijftien jaren
ziet er als volgt uit: In 1923 waren er in to
taal 189 studenten, waarvan 11 theologen, 112
litteratoren en 66 juristen; in 1924 was het to
tale aantal 282, waarvan 13 theologen, 158 lit
teratoren en 111 juristen. In 1925 en 1926
breidde zich het aantal meer en meer uit. In
1927 waren er 399 ingeschrevenen. In 1928 was
het aantal 437. Geleidelijk steeg het tot zijn
hoogtepunt in 1933, toen er in totaal 514 stu
denten waren, waarvan 54 theologen, 270 lit
teratoren en 190 juristen. Daarna verminder
de het aantal. In 1936 daalde het tot 448. Het
cijfer van het. laatste academische jaar (1937
1938) vertoont, zooals wij al zagen, een lichte
stijging n.l. 452. Daarvan waren er 66 inge
schreven voor de theologische, 218 voor de lit-
terair-philosophische en 168 voor de juridische
faculteit.
In totaal werden de afgeloopen vijftien ja
ren 550 doctoraalexamens met succes afgelegd
en hadden er 90 promoties plaats.
De R. K. Universiteit hangt bijna geheel af
van de giften van Katholiek Nederland. Ieder,
die voelt, welke waarde een Katholieke Hoo
geschool heeft in den modernen tijd, zal be
grijpen, van hoe groot belang het instand
houden van het financieele instituut is, waar
op de hoogeschool gebouwd werd, voortbestaat
en in de toekomst moet steunen.
Door allerlei particulieren en instellingen en
door langdurige inzamelingen onder Neder
lands katholieken was in het jaar voor tot de
Stichting werd overgegaan een bedrag bijeen
gebracht van in totaal 2.194.441.000, een mi
nimum waarop stichting mogelijk was. Daar
bij werd gerekend op een jaarlijksche bijdrage
aller katholieken van minimum 10 cent per
hoofd. Na langdurige berekeningen en nadat
nog verschillende belangrijke schenkingen
waren toegezegd, durfde Mgr. v. d. Wetering
als hoogste verantwoordelijke autoriteit het
aan, de ontworpen plannen goed te keuren en
tot stichting over te gaan, waarbij hij echter
een dringend beroep deed op alle katholieken,
het begonnen werk voort te zetten.
De jaarinzamelingen hebben het zij eer
lijk erkend niet steeds aan de verwachtin
gen beantwoord. Ondanks een stijgende bevol
king liepen de cijfers vanaf 1929 toen de col
lecte een bedrag leverde van 200.688,62 H
steeds terug, tot 1936 slechts nog het cijfer
van 142.436,52te zien gaf. Het vorig jaar
echter steeg voor het eerst weer de opbrengst
met bijna 10.000, zoodat de hoop verleven
digd werd, dat de achteruitgang tot staan was
gekomen.
Wanneer men nu weet, dat deze bedragen
juist toereikend zijn geweest voor de allernoo-
digste uitgaven en voor een minimum-reser
veering, zal men beseffen, dat de toekomst
onzer universiteit alleen en uitsluitend in han
den ligt van onze katholieken zelf.
Men vergete niet, dat onze universiteit eerst
drie faculteiten heeft, en wel de allergoed
koopste. De vierde faculteit, de natuurkundige,
kost alleen weer evenveel, als de drie bestaan
de tezamen, terwijl de vijfde, die der medicij
nen, weer nog tweemaal zooveel kost, of an
ders gezegd: evenveel als de vier eerste bijeen!
Binnen 10 jaren, vanaf dit derde lustrum ge
rekend, moet de vierde faculteit zijn opge
richt. Binnen van nu af 35 jaren de vijfde.
In de toekomst is dus het woord aan de ka
tholieken zelf!
De dankbaarheid gebiedt te zeggen, dat er
door velen met buitengewonen ijver werd en
wordt gewerkt Maar de eerlijkheid gebiedt
ook, te openbaren, dat hier en daar de actie
geheel verslapt is. Dat mag niet! Allen moeten
de handen uit de mouw steken voor de voltooi
ing en uitbouw onzer eigen Universiteit.
Waar van alle kanten een ontkerstening
van de cultuur zoo schrikwekkend nabij is,
daar staan enorme belangen op het spel voor
het handhaven der katholieke beschaving. De
universiteit is daarvan het brandpunt en het
symbool. Wij hebben maar één plicht; behoud
en uitbreiding van het terrein, dat we zoo
moeizaam hebben veroverd.
Naar wij vernemen is Zaterdag in hotel Vic
toria te Den Haag een bijeenkomst gehouden,
onder voorzitterschap van Dr. Jur. Kurt Junc-
kerstorff uit Berlijn, ter constitueering van de
reeds sinds 1930 werkende internationale liga
ter bestrijding van oneerlijke concurrentie. Aan
deze samenkomst heeft een twaalftal vertegen
woordigers van vereenigingen op dit gebied uit
verschillende landen van het Europeesche con
tinent deelgenomen. Voorzoover dit niet reeds
bestond zal contact worden gezocht met de re
geeringen der onderscheidene landen om advies
te geven voor het nemen van wettelijke maat
regelen tot bestrijding van oneerlijke concurren
tie, zooals het verkoopen beneden bepaalde prij
zen, het cadeaustelsel, enz. Aan het hoofd van
de liga staat een dagelijksch bestuur van drie
personen naast een raad, waarin elke landelijke
vereeniging, bij de liga aangesloten, een ver
tegenwoordiger heeft. Verder staat zij in ver
binding met de Internationale Kamer van
Koophandel.
Voorzitter van de liga is dr. Junckerstorff
voornoemd, vice-voorzitter is de heer A. van
Cailly, te Brussel, en secretaris-generaal de heer
Th. Folkers, Van Aerssenstraat 29c, te 's Gra-
venhage.
Aan den juridisch adviseur van de liga, mr.
W. Hugenholtz, te Leiden, is opgedragen de
koninklijke bewilliging op de statuten der liga
aan te vragen.
Naar „Het Volk" verneemt heeft een duiker
van de N.V. Van der Tak's Bergingsbedrijf uit
Amsterdam Zaterdagmorgen een bezoek ge
bracht aan het wrak van de „Sch. 102", op het
strand bij Scheveningen.
De firma Van der Tak deelde mede, dat zij
het wrak niet zal lichten. De reeder Vrolijk
heeft het geabandonneerd. Niet om technische,
doch om financieele redenen wordt afgezien van
het bergen der Sch. 102.
Op 67-jarigen leeftijd is te Den Haag over
leden de gep. generaal-majoor van het Indi
sche leger J. H. R. van de Siepkamp.