De costuums voor de film .Vadertje Langbeen" M ?\§my RADOX 'Nen verregenden Bamis-kermis Sport p p k v r n wagen t k VETWORMPJES? ZONDAG 16 OCTOBER 1938 99 Om de allerkleinsten bezig te houden Verschillende recepten PREISOEP PERENSCHOTELTJE VOOR 4 PERSONEN TARBOTSCHOTEL MET KAAS VOOR 4 PERSONEN GESTOOFDE BIETEN VOOR 6 PERSONEN ONS PRIJSRAADSEL Woordveranderïng Wat er achter de magische vierkanten schuilde Oplossing vorig raadsel Prijswinnaars Het nieuwe raadsel Het afspelen van S.A.-contracten z. z. BRABANTSCHE BRIEVEN Den Blaauwe, met de ,,helm" op, had echter de grootste pret et uitzondering van hetgeen Lily Bouw meester draagt zijn alle costumes voor deze film in Amsterdam vervaardigd. En het was heerlijk werk, hooren wij van haar, die de opdracht en de hoofdleiding had en die de ziel is van het atelier, waar immers nijver gewerkt wordt, óók voor gewone sterve lingen, die niet voor het voetlicht komen. Het was heerlijk om voor die Leidsche stu dentenmeisjes de avondjurkjes te mogen ma ken. Zooals men weet, hebben de Leid sche studenten, mannelijke zoowel als vrouwe lijke, zich bereid verklaard als figuranten in deze film op te treden. Zoo slank als die waren. Het was op zich een feest, voor haar te mogen werken. Het grappig puntige accent en de melodieuze stembuiging verraden, dat deze vrouw haar smaak en haar „fingerfertigkeit" met speld en naald te danken heeft aan haar Weensche afkomst. Hier, kijkt u eens. Uit een kast, waarvan de planken puilen van kleurige lampen en lapjes, snippers en resten, zoekt ze een stukje écru kant. bezaaid met fijne schilfertjes paarlemoer, die als loovertjes schitteren. Hier hebben we een avcmdjapon van gemaakt. Wunderbar was het; en met hoeveel ambitie déze costumière ,'n eerste grootsche taak op dit gebied verricht heeft, blijkt uit de warmte, die uit haar woor den straalt als ze ons de gemaakte costumes in détails afschildert. En zoo verschillend was het werk; naast ele gante avondtoiletten, als heel iets anders een rechte, donkere japon voor de directrice, u weet wel, zoo van onderen tot boven met een rij strenge knoopjes en boven aan den hals een -wit boordje. Hoe lang heeft u wel gewerkt over het ge heel, is onze vraag. Vanaf half Juli en de geheele maand Augus tus is er hard? hard gewerkt. Voor de weeskin deren alleen hadden we al veertien jongenspak jes en elf jurken voor de meisjes noodig. Van katoen en ruitjesstof; en ze moesten natuurlijk niet allemaal precies hetzelfde zijn. Ik bedoel, dat ze er niet mochten uitzien alsof ze zóó van de naald kwamen. De jongenspakjes waren met rechte lijfjes en kleine boordjes, maar moesten zoo gemaakt worden, dat de een wat te korte, uitgegroeide mouwtjes had en de ander wat slobberige, te lange broekspijpen en de derde een uitgegroeid kieltje. En met de meisjes dito. Ja, en musz hóren, ik had voor enkele meisjes jurkjes de ceintuur te nauw gemaakt, hetgeen bleek toen we de eerste maal repeteerden. Ik wou natuurlijk, dat alles goed was, dus toen ik nog een weesmeisje zag staan in haar kort jurkje en met de vlechtjes ik zag haar op den rug pakte ik haar bij den arm en zei; zeg, is jouw ceintuur misschien ook te nauw? Toen ze zich omdraaide keek ik in het lachen de gezicht vanLily Bouwmeester. Zoo ge- nau leken al die weeskindertjes in het katoen op elkaar. Op veert ze alweer, want ze moet ons nog iets laten zien, waar tijdens het werken haar hart toch meer naar uit is gegaan, dan naar die gewone katoenen pakjes. Een avondcapetje, Fraulein, zoo etwas snoe zigs heeft u nog niet gezien. We bewonderen het inderdaad charmante model op de plaat en we hebben even een apprecieerenden blik voor haar rappe, kundige vingers, die uit honderd- vijfenzeventig meter smalle valenciennekant dit wonder van soepelheid en gratie construeerden. Hoe was het met de kleuren, willen wij we ten. U lette bij de keuze daarvan toch zeker in hoofdzaak op het effect, dat onder den in vloed van lamplicht bereikt zou worden, onge acht de tint van het weefsel. Natuurlijk, we hebben de stoffen in onze groote magazijnen hier in de stad gezamenlijk uitgezocht. We bekeken de weefsels door 'n spe ciaal grauwachtig glas, zooiets als een zonne bril. Glimmende materialen, zooals crêpe satin, leenen zich uitstekend voor het doel. Nog eenige staaltjes worden ons getoond, met felgekleurde patroontjes, groen, geel, rood. Bij de eerste opnamen was ik tegenwoor dig.... En dan volgt één vloed van loftuitin gen over de prettige, rustige wijze, waarop dit opwindende werk verricht is geworden. Nooit, niet één enkele maal als het verkeerd ging viel Zelnik uit. Een bijzondere regisseur. Was men tevreden over de costuums? We hebben den deurknop reeds in de hand. Een verheugd paar oogen: Het is nog een Geheimnis, maar voor de volgende film heb ik de opdracht al. Meer kan ik nu niet zeggen. Maar ik hoef er wel niet aan toe te voegen, dat ik me op dit komende werk verheug. Plakken is de verrukking van elk kind. Bijna niets heerlijkers is er denkbaar voor een dreu mes dan naar hartelust te mogen knoeien met felgekleurde papierfiguren en knipsels, die met kwast en lijm op een stuk papier of carton ge kleefd mogen worden. Niets is ook heerlijker voor de moeder, die de kinderen even kwijt wil zijn en ze liefst ook niet wil hooren als ze maar niet voortdurend in ongerustheid was of tijdens dit boeiende spei misschien niet onder de verleiding bezwe ken was, het lijmpapje eens te proeven. Kinderen doen zulke onverwachte dingen en stijfsel ziet er in een kinderoog mogelijk zeer begeerenswaard of liever proevenswaard uit. Een volkomen onschadelijk plakmiddel, dat we zonder het minste bezwaar in de kinder kamer kunnen laten gebruiken bereiden we op de volgende wijze: in een kwart liter kokend water lossen we drie eetlepels poedersuiker op en eenzelfde hoeveelheid tapioca, plus 'n thee lepeltje citroensap. Een messepuntje kaneel en een snufje suiker zijn de laatste ingrediënten van dit papje, dat we au bain Marie roeren tot het dik wordt. Afgekoeld is het een uitste kend en volkomen gevaarloos plakmiddeltje, waar ook de kleinsten naar hartelust en zon der toezicht mee kunnen knoeien. De weesmeisjes in haar katoenen jurkjes rondom Lïly Bouwmeester Behalve lijm kan ook de schaar een gevaar lijk iets zijn in de kinderhand. Het uitknip pen van figuren is echter zoo'n fascineerend spelletje, dat we daar voor de kleinsten iets anders op verzinnen met uitsluiting van het gevaarlijk instrument, eigenlijk voor ongeoefen de vingertjes ongeschikt omdat ze zich zoo ge makkelijk daarmee kunnen bezeeren. En tege lijkertijd amuseeren we er ook de grooteren mee. Een van de ouderen laten we namelijk de figuurtjes, die uitgeknipt moeten worden langs de contouren met een stopnaald perforee- ren op geringen afstand, zoodanig dat ze heel gemakkelijk los te scheuren zijn. En om dit net jes te doen zijn kleine, onhandige vingertjes heusch nog een heelen tijd bezig anderhalve liter water een bos prei 45 gram boter 40 gram macaroni een afgestreken lepel sago zout en marmite. Snijd de schoongemaakte prei in kleine stuk jes, wasch ze en zet ze op met het aanhang- water en het zout. Doe er de macaroni, die in kléine stukjes gebroken is en gewasschen, bij en laat de soep ongeveer een half uur ko ken. Op het laatste moment gaat de met koud water aangemengde sago en de boter er door heen, waarna de soep nog een minuut door kookt. Tenslotte wordt de met water aange mengde marmite toegevoegd. 1 pond stoofperen driekwart liter melk een citroenschilletje 1 ons gemalen rijst 4 eetlepel^ suiker 3 eetlepels chocoladevlokken Laat de citroenschil in de melk langzaam aftrekken en verwijder het schilletje. Strooi de gemalen rijst en de suiker in de melk en laat dit mengsel in qngeveer een kwartiertje gaarkoken. Doe in een vuurvast glazen schotel de gaar en rood gestoofde peren, waarvan het nat gebonden is, giet hierop de rijstmelk en bestrooi den bovenkant op het laatste oogen- blik met de chocoladevlokken. Naar verkiezing kan dit gerecht warm of koud opgediend wor den. 3 tarbotten een half ons boter een kwart liter melk 75 gram oude, vette kaas peterselie, zout, paneermeel. In een vuurvast schoteltje de helft van de boter smelten. Fijn gesnipperde ui, gehakte pe terselie en de helft van de geraspte schoonge maakte kaas erin strooien en hierop de visschen leggen. De melk er over gieten en de visschen bedekken met de rest van de geraspte kaas, die met een eetlepel paneermeel vermengd is. De rest van de boter gesmolten over den scho tel uitgieten en de visch in den oven onder af en toe bedruipen in ca. een half uur gaar laten worden. 2 pond bieten boter een eetlepel bloem een halve eetlepel azijn een halve eetlepel suiker peper, zout, wat maggi aroma. Wasch de bieten, kook ze gaar in kokend water in ca. 2 uur. Wrijf het vel eraf en snijd ze in dunne plakjes. Smelt de boter in een pannetje, voeg de bloem toe, roer de kluitjes eruit, doe er drie kopjes water bij en laat het sausje onder roeren even doorkoken. Maak het af met de rest van de genoemde ingrediënten en stoof de bieten hierin nog vijf minuten na. Dat midden-kwadraat en die magische hoeken, Die gaven weer kostelijk te speuren, te zoeken, En als maar sorteeren der letterstotdat Men eindelijk het magische stel ,,richtig" had! Zoo'n vijf-in-één-puzzle: een schitterend zaakje! Is 't niet te veel werk, waarde heer? Kom, dan maak-je Een volgenden keer weer zoo'n nummertje klaar, Engeeft het formaat ietwat groot er, nietwaar? Te veel werk? Neen; we hebben onzen tijd en onze moeite er graag voor disponibel, 't Is echter de vraag, of sommige puzzelaars, die ditmaal op de wekelijksche receptie ontbraken, het niet „te veel werk" hebben gevonden, een volledige en juiste oplossing klaar te makeri, en dus een volgende maal maar weer eens een ge woon kruiswoordprobleem zouden verkiezen. We moeten „alle menschen te vriend zien te houden" In onze magische vierkanten op de hoeker krijgen we achtereenvolgens: korf pels kant gems ober edam ader even rede lama newa mede fret smal trap snel Terwijl dat in het midden oplevert: drank radio adder niets korst Oplossing kruiswoordraadsel. Horizontaal: 1 matig. 5 massa. 8 nr. 9 Eva 10 Ma. 12 steur. 14 apart. 18 erfenis. 20 raad sel. 22 Leeno. 23 tot. 24 Diana. 25 en. 26 na 27 adres. 30 berin 32 dogma 35 Loire. 39 aï. 40 om. 41 komst. 44 bob. 46 armee. 48 Almeria. 50 aandeel. 52 arena. 53 slier. 54 id. 55 rei. 56 me. 57 beemd. 58 stola. Vertikaal:. 2 antenne. 3 trens. 4 gerst. 5 Maart. 6 smaad. 7 sardine. 11 delta. 12 sfeer. 13 ui. 15 Pa. 16 tsaar. 17 Ulaan. 19 re. 21 en. 28 duo. 29 Spa. 30 bol. 32 Dekan. 33 gamma. 34 miserie. 36 oordeel. 37 immer. 38 edele. 42 O. L. 43 trede. 44 baard. 45 basis. 46 animo. 47 Ee. 49 in. 51 al. Na loting werden de prijzen als volgt toege kend; mej. J. Frank, Nachtegaalstraat 42, Am sterdam; F. Siebenheller, Oranjestraat 91. Arnhem; W. Oomens, Julianalaan, Oosterhout; E. Hoes, Rijksweg 235, Velsen; J. Bayens, Berg en Dalscheweg' 351, Nijmegen; N. Poort, Coe- hoornstraat 40, Hilversum. De sportwagen, in twee helften. Van de eer ste helft komt men tot de tweede, door telkens Het spel, waar we de vorige maal mee be sloten was als volgt: Sch.: 6 3 H.: 10 9 8 R.: V. 10 8 6 KI.: A. 10 7 3 Sch.: V. 9 8 4 5 H.: H. 7 3 R.: H. 5 KL: 9 6 2 N. W. O, Sch.: B. 10 7 H.: V. 6 5 2 R.; 7 4 2 KL; H. 5 4 Sch.: A. H. 5 H.: A. B. 4 R.: A. B. 9 8 KI.: V. B. 8 Zuid was gever, NZ kwetsbaar! Het bieden verliep aldus: Z. W. N. O. 1 S. A. Pas 2. S. A. Pas 3 S. A. Pas Pas Pas West kwam uit met schoppen 4. Zuid moet thans zijn speelplan opmaken en de vraag was, hoe dit moest luiden, aangeno men natuurlijk, dat de kaarten van West en Oost niet bekend zijn! Zuid telt 5 vaste slagen en om de resteeren- de 4 slagen te kunnen maken, loopt hij het risico tweemaal van slag te raken, aangezien de snit zoowel in Klaveren als in Ruiten zou kunnen mislukken. Aangezien de kans echter zeer groot is, dat West tenminste 5 Schoppens heeft, zouden OW dan dus 3 Schoppenslagen en een slag in Klaveren en een slag in Ruiten halen. We moeten dus zorgen, dat, als de beide snit ten mislukken, West niet aan slag kan komen om de resteerende Schoppens te maken. Hiertoe moet de eerste Schoppenslag gedo ken worden, zoodat Zuid de controle in Schop pen heeft in de 2e en 3e ronde. Vervolgens moet, indien mogelijk, eerst Rui ten en dan Klaveren gesneden worden, zoodat bij het mislukken van de twee snitten Oost de tweede maal aan slag komt en dan geen Schop pen meer heeft om zijn partner aan slag te brengen. IN DE AFRIKAANSCHE JUNGLE. „Het is tijd, dat je dat sporthemd uit trekt, ik heb je al twee maal voor een zebra gehouden". één letter uit te lichten, deze te vervangen door een andere letter, en het nieuwe vijftal om te zetten tot een ander woord. Welk woord we telkens willen gevormd zien, wordt gedeel telijk aangeduid door de beginletter, die we telkens hebben aangegeven. En door die aan duiding hebben we tevens doen zien, dat we bij de 12e etappe den wagen moeten verkrijgen. Volgens vroegere afspraak hebben we in deze serie geen vreemde woorden meer: alle 12 zijn gewone Nederlanders en wel alle zelfstandige naamwoorden. Oplossingen kunnen worden ingewacht tot en met Vrijdagmiddag 12 uur bij den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Dit is echter niet mogelijk, omdat er in den blinde geen rentrants genoeg aanwezig zijn voor deze manoeuvre. Daarom moet Zuid de veiligheid van het contract stellen boven de kans op een overslag en Ruiten-Aas en een kleine Ruiten na spelen; Eén Ruitenslag wordt dus gegeven, maar Zuid kan nu rustig in Klaveren snijden, zon der dat het contract in gevaar komt. Zoo ziet u overduidelijk, dat het wel dege lijk zin heeft om direct na de uitkomst eens rustig een speelplan op te maken en niet met een aan te vallen, links en rechts snijdend, alsof dat het summum van speeltechniek be- teekent. Snijden kan heel nuttig zijn, maar laat men toch nooit vergeten, dat men alleen moet snij den als er geen andere, betere methode is, aan gezien bij het snijden een onbetrouwbare fac tor een woordje mee gaat spreken, n.l. Vrouwe Fortuna! Naar aanleiding van het hierboven behan delde spel wil ik nog de aandacht vestigen op het ophouden van een dekking in de kleur van de tegenpartij. In het behandelde voorbeeld maakt het geen verschil of Zuid de eerste maal den slag laat loopen, of dat Z. dit pas in de tweede Schop penronde doet. Verschil begint het pas te maken, wanneer één der twee tegenspelers twee kaarten heeft in de gevaarlijke kleur. Zie n.l. het volgende voor beeld: Sch.: xxx H.: H. B. x R.: B. x x KL: A. x x x Sch.: V.B. 109 5 H.: A. x x x R.: x KL: B. x x N. W. O. Z. Sch.: x x H.: 10 x x R.: A. x x x KL: V. 10 x X Sch.: A. H. x H.: V. x x R.: H. V. 10 x x KL: H. x Zuid speelt 3 S. A. en West komt uit met Schoppen Vrouw! Uit dit voorbeeld kunt u overduidelijk zien, dat NZ onherroepelijk down gaan, als Zuid den eersten Schoppenslag neemt en den tweeden laat loopen, terwijl het contract vervuld wordt, wanneer Zuid den eersten Schoppenslag laat loopen en pas den tweeden neemt. Immers dan heeft de tegenpartij nog slechts één rentrant om de Schoppen vrij te kunnen spelen, mits de Azen verdeeld zitten, want Oost kan geen Schoppen meer natrekken, omdat hij ze niet meer heeft. De clou zit hem n.l. hierin, dat, bij direct nemen, Oost aan slag gekomen, Schoppen kan spelen en West dezen slag kan overnemen en weer Schoppen door kan spelen! Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat men deze methode niet automatisch toe moet gaan pas sen, want het kan zijn, dat een andere kleur veel gevaarlijker is, zoodat men de tegenpartij het niet gemakkelijk moet maken om die kleur te vinden! In het volgend spel vindt u echter een ge lijksoortig geval als hetgeen ik behandeld heb: Sch.: 8 5 3 H.: A. V. 10 8 R.: A. 8 3 KL: A. 4 3 Sch.: A. 10642 H.: 7 2 R.: V. 9 4 KL: B. 7 2 N. W. O. Sch.: H. B. 9 H.: B. 9 6 3 R.: H. 10 6 KL: H. V. 8 Sch.: V. 7 H.: H. 5 4 R.: B. 7 5 2 Kl.10. 9 6 5 Zuid moet 3 S. A. spelen en West komt uit met Sch. 4! Hoe moet het speelplan van Zuid luiden, aangenomen natuurlijk, dat de kaarten van Oost en West onbekend zijn! P. H. A. TUIN Meng slechts geregeld wat Radox door Uw wasch* water en binnen korten tijd zijn ze verdwenen. Bij apothekers en erkende drogisten a f0.9Q per pak en f 0.15 per klein pakje. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimmi UL VENHOUT, 13 Oct. 1938 Amico, Lesten Zondag was 't kermis bij ons. En van den vroegen mergen tot den laten avond was t gin weer, om er 'nen hond deurhenen te jagen! Ulvenhout kost daarom deus jaar den zooveul- sten strop aan den balk schrijven, want wie gaat er, in stuvm en ontij, den Kop van Jut van katoen geven; wie doet er 'n danske in 'nen slikplas, dat den blubber in z'n haren spat? Neeë 't was zoo maar dunne op 'nen riek. Veur den kermisgast, veur den Ulvenhoutschen zakenmensch, veur den mee beste bedoelingen bezielden kermisganger! De kramen hadden de gestripte zeilen maar halvelings opgerold en stralen water gutsten er neffen af. Mistroostig, mee doffe oogen, staarden de witte wafelbakkers en -bakkerinnen van achter de hoogopgelajen bakseltafels naar den triesten dag, die donker en zwaar over 't versturmde dorpke lag. Bleek blonk 't koper en kermisgoud op de natte nevels van kapotgeslagen regen, die lijk wolkensmoor in de boomen flierden. Wijerop, uit den mallemeulen, drensde den tvagel zijnen verwaaiden muziek, pangde de bel den aanvang en 't end van de ritten, maar de houten perdjes, blinkend als witten émail, stei gerden leeg in den rondte. Tien dunnen oliekoekengeur flierde over den weg. Daar wierd, vaneigens, nie druk gebakken! Neeë! 't Was volgens den Fielp: ,,'nen hopen misère mee 'n konkelarijke" (zoo noemt ie't „praatje" bij den misère-puverte). 'sMergens, als ik wakker wierd, had ik al rap in de gaten, dat 't er neffen was veur Ulven hout. In de bedstee al hoorde-n-ik den sturm om onzen huis gieren. Hij stommelde mee de blinden, rukte-n-aan de deurkes van hokken en stallekes op den erf. Den notenleer gong te keer of ie geranseld wierd mee duuzenden re- genzweepen, die zwiemden om zijnen kroon. En in de schouw daar floten en loeiden de wind vlagen of er 'nen troep heksen aan 't spoken was. t 't Overdadige water kliederde uit de goten, klodderde over de regenton, klaste en plaste op de durpels en uitstiksels allee, 't was één gerausch en gesis, daar deur den duisteren mergen, van 't kwaaiste Bamisweer, dat ge tref fen kost op kermis-Zondag. Ook Trui moest wakker zijn, want ik merkte hoe ze heuren asem inhield. Ze lag dus ook te luisteren naar 't Octobergeweld. Ineens bromde ze: „Wa 'nen hondenweer! Hoe laat is 't, Dré?" „Kweetnie, Trui. 'tls Zondag, w'hebben gin- nen haast." Weer luisterden we naar 't sturmgerucht. Dooi hout smakte uit den notenleer, 'nen dikken tak schuurde langs de blinden. „Erm kermisvolk," zei ze toen, mee veul com passie. „Da's 'nen sisserd, Dré, heel onzen kermis van 't jaar!" Ik zweeg. Wachtte op de klok. Eindelijk! Zes slagen van de kerkeklok waaiden onzen kant uit. „Zes uren," zee ik. „Nog altij zuid-west," zee Trui. Toen: „Och- erm, den Eeker is ook al op. Hij zit aan 't dak raam." Ik begreep, 't Manneke zijnen nuuwen win terjas was gisterenavond thuisgekomen. En als 't goei weer was, had Tc 'm beloofd, mocht ie vandaag veur 't- eerst buiten....! Daar stommelde Dré van 't opkamerke naar 't achterhuis, opweg naar de pomp. „Dré!" „Mergen, opa!" „Hoor 's efkes!" Hij kwam naar de bedstee. „Mergen, opoe! Rotweer, menschen!" Z'n haren hongen ver waaid over z'nen gezond-rossen kop, nog blo zend van den slaap, 'n Paar natte piekharen plakten aan z'n voorhoofd. „Al buitengekeken?" vroeg ik. Hij knikte. Veegde meteen de natte haren weg. „Zeg, Dré, ik hoorde den Eeker hierboven al doende aan 't dakraamke. Ge mot 'ns efker.s gaan zien. Me dunkt, da's gin weer veur 'm!" „Z'nen nuuwen jasge wit," gaf den Dré te verstaan mee 'nen toegeeflijken glimlach. „Allee protte gij 'ns mee 'm. En sluit 't dak raam dicht, veur 't geval!" Afijn, om kort te gaan, we zijn op 't end toch mee z'n drieën de deur uitgestapt om kwart veur zeuven ik, den Dré en den Eeker. 'Nen donkeren Bamismergen. Heel den ge sloten kermis stond in 't water. De zeilen wa ren donker van 't nat. Uit 'nen woonwagel sloe gen wolkskes turfsmoor plat naar d' eerde. 'Nen kermisgast stak z'nen zwarten zigeunerskop langs 't bontgekleurde, koperbeslagen deurke van zijnen wagel, speurde ontevrejen en triest naar de locht. „Ziet er slecht uit, jonk," riep ik! Hij wipte z'n groote teenen op en neer, haalde pijp en tabak te voorschijn uit z'nen broekszak, knikte, 't Was druk op den weg. De blinkende perreplu's deinden in éen richting. De kerkklok ken luidden nog efkens vijf-voor-zeuven, Ulven hout was wakker. 'Nen anderen woonwagel ging open. 'n Zwaar vrouwmensch, ongekleed nog, kiepte 'nen teil waschwater over de keien. Heur kolossale bloote armen blankten wit deur den valen dag. „Opa!" „Dré?" „As ik zulke ermen had, ee „Ja....?" „Dan dee ik daar ok 'n broek over aan!" Den Eeker, trotsch en stijf in z'nen nuuwen jas, gichelde 'ns. Keek nog 'ns om. Dee bonjour. „Kende gü die vrouw, Eeker?" „Ikke wel. Maar madame Delhomme kent me nie meer.... zoo." Dat „zoo" sloeg op z'nen nuuwen jas, docht me. „Hoe kende gij die menschen, Eeker?" „Zoomaar, 'k Heb mee huilie wel 'ns meege reisd. Ze reizen mee 'n schiettent, komen van den Ouwen God, bü Antwerpen ieverans. 'k Gaai ze straks 'ns opzoeken," zee-t-ie toen veur z'n eigen. Weer keek ie om, veur we 't hek van 't kerkplein deurgongen. „Is 't goed as ik meegaai, Eeker?" vroeg den Dré. „Ik heb nog nooit 'nen kermiswagel van binnen gezien!" Toen waren we bij 't wijwatersvat achter in de kerk. De klakken af, de natte jassen open' geknoopt, de natte kragen omlaag, zoo gongen we binnen in ons kerkske, waar deus Najaar veur 't eerst de lampen brandden in de eerste Mis. Den vloer nat van 't ingeloopen water, de hooge boogramen zwart van den duister, 't lam- pelicht dat nie kost geraken in de nissen en kruisbogen, waar den duister wemelde in mug' gendans, de natte jassen en mantels van de kerkgangers, de blinkende Zondagskappen, waarover 't lampelicht z'n glimmers schampte 't was wél wintersch in ons kerkske. Onder den preek, ge wit op den langen duur zoo tennostenbije wel waar 't over zal gaan, bleef de vaderlijke vermaning van ons pastoorke betreffende den kermis achterweuge. Dus ook hij verwachtte ginnen gunstigen om keer in 't weer! En heel wijs liet ie daarom z'n goeiige raadgeving maar weg uit den preek: mee vermaningen mot ge al evenmin scheutig zijn als mee pluimkes, anders slijten ze maar af, lijk pasmunt! Maarals de kermisstemming nóg 'n biet je zakken kost, dan dee ze 't noü toch! Want op kermiszondag uit de kerk gaan zonder dat meneer pastoor er 'n woordeke over gezeed had en ons op 't end nog plazierige kermis toege- wenscht allee, dat was ginnen kermiszondag. En als den Fielp dan ook na den preek mee z'n „schepnetje" de offerkes kwam collecteeren, dan rinkelde 't belleke in den pluim onder 't zakske zoo nijdig als zoo'n klein dingske maar rammelen kan! En terwijl ie over me henen boog, den Fielp, om heel „mijn" bank af te visschen, flusterde- n-ie: „den pastoor denkt hook: 'nen vuilen pico!" 's Middags zijn we maar gaan proppen. Nie in „de Gouwen", want den Fielp „bedankte 'r artelijk veur," zee-t-ie: „hom 'nen eelen mid dag deur de or van „de Koei" teugen dieën verzopen kermis haan te kijken! Dus guilie wordt huitgehinviteerd bij mij hin de bakke rij," zee-t-ie op 't kerkplein, waar ie ons had opgewacht onder 'n lekkende perreplu en mee 'n gezicht als 'n sterfhuis. En als we bij 'm kwamen, dan was z'n eerste gezegde: „en nou gin woord hover den kermis, daar is gin ker mis! Haf! Huit! Fini!" 't Begin was al dalijk in den stijl! Ik paste. Den Jaan paste, den Blaauwe paste en den Fielp zee: „borst, hik pas hook! Zit 't kwaaie weer nou hin de kaarten hook hal? Wijven, snotver!" 'n Spulleke, waaraan den Fielp, om de een of andere geheimzinnige reden de smoor ge zien hee! WaaromT Ginmensch die 't snapt! Want 't is wel 'ns 'n plazierige verandering in 't spel. „Wijven" wil zeggen: probeeren alle vier de vrouwen te halen èn den lesten slag ofgin enkele vrouw ophalen. Want ge betaalt veur elke vrouw, die ge ophaalt, dan! En nou is mee den Fielp zóó: hij spuit nóóit op 't halen van alle vrouwen, want da 's benejen zijn wéér- digheid van veurzitter van de propclub. Dus haalt ie er altij 'n stuk of drie binnen. En dan wordt ie zoo giftig, dat ie 't eerste kwartier nie dénkt over inschenken. Den Blaauwe nam al mee den eersten slag 'n vrouw, 'n Truc om den pas af te snijen aan den liefhebber veur alle vier. 't Tweede exemplaar kwam bij mij terecht, de derde en de vierde bij den Fielp plus den les ten slag. Zoodat ie betalen moest veur drie. Janus bleef zonder! Was dus eigenlijk den win ner! („Eigenlijk" wil zeggen: we betalen in den pot.) Dus den Jaan had veul praat. „Da spul leke leerde gij nooit, Fielp," zee-t-ie. Den Fielp schoof drie centen in 't bordeke. zweeg en be keek den Jaan, of ie stonk. „Janus, hou-d-oewen muil," zee den Blaauwe: anders zitten we over 'n uur nog op 'n droogske!" Nou, dat was veul gezeed van den Blaauwe, want we waren, uitgerekend, nog gin vijf mi nuten binnen! Den Fielp zweeg nóg. En als ge dé.n nagaat, na ruim dertig politieke jaren als raadslid Toen stond den Fielp op. Slofte mee z'n 300 pond de bakkerij uit. „Hij trekt 't op z'n fatsoen," zee den Blaauwe zachtjes. „Hij gaat vast de kruik halen!" Maar den Fielp kwam verom mee 'n thee muts op z'nen kop. Ge mot weten: 't is bij ons de vaste uitdruk king om te zeggen als 't spul teugenzit, dat ge den helm op hebt. Teeken van strijdvèèrdigheid in den zwaren veldslag om de fortuin. Na éen mislukt potje, na 'nen verregenden kermiszon dag, na 't gepest van den Jaan en den Blaauwe, droop den Fielp zwijgend af en kwam gehelmd verom. ,Nou kunnen guilie me nog veul meer zeg gen," beweerde-n-ie mee 'n triestig gezicht: „hik eb nou den elm hop, dus ge gaat hoewen gang maar, hongelukken!" Broerd heb 'k me gelachen! Veural toen den Blaauwe opsprong, den Romeinschen groet brocht aan den Fielp en gong staan roepen: „Viva Doetsjee! Viva Doetsjee! Doetsjee! Doet- sjee! Doetsjee!!!" 't Zal mij benuuwen of den Fielp dieën naam van „Duce" nog 'ns kwijtrokt Maar hoe dan ook: den Fielp hield den „elm" op, keek zuur en gong piek. Flansde erin veur zeuven slagen, betaalde, zwéég en drukte de theemuts iets vaster aan. Na 'n uur draaide de fortuin en had den Blaauwe den helm op. Enzóó stond ie 's avonds om negen uren, in klassenden regen den Kop van Jut van Jetje te gevenZoo kroop ie, alleen, in den mallemeulen, zoo vierde- n-ie in z'n eentje kermis of die veur hum al leen wierd opgebouwd! Want wij bleven bin nen in de verschillende café-kes, waar muziek, volk en leut was! Leut om den Blaauwe, die ker mis vierde en er gin erg in scheen te hebben, dat ie stik-alleen was. Den Eeker is na den eten naar Madame Del homme gegaan, waar ie tot 's avonds is geble ven. En alle avonden zit ie nou al, van Zondag af, in dieën woonwagel....! Mee 'n bietje zenuwkleur op z'nen pipschen muizensnoet komt ie pas teugen tienen thuis, zwijgt en is in 't wèèrgaren! Dré III zit uren te prakizeeren. Is er nie ge rust op, merk ik wel. En als den Eeker thuis komt, dan speurt, dan loert den Dré naar dieën geheimzinnigen Eeker, dan zou ie 'm willen pei len tot op den bojem van z'n zwerversziel. Maat den Eeker laat niks uit, wordt opgevreten van zenuws, zweet in de kuilen van z'n slapen en vecht, vecht mee z'n eigen. Ik heb mee 't man neke te doen, zou 'm geren helpen, Dré III ook. ge wit maar daar z ij n dingen, die iederen mensch, van jong tot oud, eigens mot uitvech ten, al is den strijd ook nóg zoo zwaar. Dré III voelt dat al! Z'n steuvige klavieren, z'nen goeien inborst, z'n .prachtige kameraad schap ze zouwen zóó willen meevechten om den zwerver in dieën Eeker te verslaan, maat den Dré bijt op z'n tanden, knijpt in z'n vuis ten, zit al drie dagen in 'n gloeiende hel van niksdoen. Ik ben eigens veul benuuwd naar den afloop van deuzen.... kermis! Volgende, week zal 'k 't wel weten. En oe ver tellen of.... den Eeker nog bij ons is, of ver trokken mee de schiettent van Madame Del homme. Tot dan, amico! Vol. Veul groeten van Trui, Dré IH en als altij ê"1 horke minder van oewen t.a.v. DRÉ-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8