De costuums voor de film
.Vadertje Langbeen"
M
?\§my
RADOX
'Nen verregenden Bamis-kermis
Sport
p
p
k
v
r
n
wagen
t
k
VETWORMPJES?
ZONDAG 16 OCTOBER 1938
99
Om de allerkleinsten
bezig te houden
Verschillende recepten
PREISOEP
PERENSCHOTELTJE
VOOR 4 PERSONEN
TARBOTSCHOTEL MET KAAS
VOOR 4 PERSONEN
GESTOOFDE BIETEN
VOOR 6 PERSONEN
ONS PRIJSRAADSEL
Woordveranderïng
Wat er achter de magische
vierkanten schuilde
Oplossing vorig raadsel
Prijswinnaars
Het nieuwe raadsel
Het afspelen van S.A.-contracten
z.
z.
BRABANTSCHE BRIEVEN
Den Blaauwe, met de ,,helm" op, had echter
de grootste pret
et uitzondering van hetgeen Lily Bouw
meester draagt zijn alle costumes voor
deze film in Amsterdam vervaardigd.
En het was heerlijk werk, hooren wij van
haar, die de opdracht en de hoofdleiding had
en die de ziel is van het atelier, waar immers
nijver gewerkt wordt, óók voor gewone sterve
lingen, die niet voor het voetlicht komen.
Het was heerlijk om voor die Leidsche stu
dentenmeisjes de avondjurkjes te mogen ma
ken. Zooals men weet, hebben de Leid
sche studenten, mannelijke zoowel als vrouwe
lijke, zich bereid verklaard als figuranten in
deze film op te treden.
Zoo slank als die waren. Het was op zich een
feest, voor haar te mogen werken.
Het grappig puntige accent en de melodieuze
stembuiging verraden, dat deze vrouw haar
smaak en haar „fingerfertigkeit" met speld en
naald te danken heeft aan haar Weensche
afkomst.
Hier, kijkt u eens. Uit een kast, waarvan de
planken puilen van kleurige lampen en lapjes,
snippers en resten, zoekt ze een stukje écru
kant. bezaaid met fijne schilfertjes paarlemoer,
die als loovertjes schitteren. Hier hebben we
een avcmdjapon van gemaakt. Wunderbar was
het; en met hoeveel ambitie déze costumière ,'n
eerste grootsche taak op dit gebied verricht
heeft, blijkt uit de warmte, die uit haar woor
den straalt als ze ons de gemaakte costumes in
détails afschildert.
En zoo verschillend was het werk; naast ele
gante avondtoiletten, als heel iets anders een
rechte, donkere japon voor de directrice, u weet
wel, zoo van onderen tot boven met een rij
strenge knoopjes en boven aan den hals een
-wit boordje.
Hoe lang heeft u wel gewerkt over het ge
heel, is onze vraag.
Vanaf half Juli en de geheele maand Augus
tus is er hard? hard gewerkt. Voor de weeskin
deren alleen hadden we al veertien jongenspak
jes en elf jurken voor de meisjes noodig. Van
katoen en ruitjesstof; en ze moesten natuurlijk
niet allemaal precies hetzelfde zijn. Ik bedoel,
dat ze er niet mochten uitzien alsof ze zóó van
de naald kwamen. De jongenspakjes waren met
rechte lijfjes en kleine boordjes, maar moesten
zoo gemaakt worden, dat de een wat te korte,
uitgegroeide mouwtjes had en de ander wat
slobberige, te lange broekspijpen en de derde
een uitgegroeid kieltje. En met de meisjes dito.
Ja, en musz hóren, ik had voor enkele meisjes
jurkjes de ceintuur te nauw gemaakt, hetgeen
bleek toen we de eerste maal repeteerden. Ik
wou natuurlijk, dat alles goed was, dus toen ik
nog een weesmeisje zag staan in haar kort
jurkje en met de vlechtjes ik zag haar op
den rug pakte ik haar bij den arm en zei;
zeg, is jouw ceintuur misschien ook te nauw?
Toen ze zich omdraaide keek ik in het lachen
de gezicht vanLily Bouwmeester. Zoo ge-
nau leken al die weeskindertjes in het katoen
op elkaar.
Op veert ze alweer, want ze moet ons nog
iets laten zien, waar tijdens het werken haar
hart toch meer naar uit is gegaan, dan naar
die gewone katoenen pakjes.
Een avondcapetje, Fraulein, zoo etwas snoe
zigs heeft u nog niet gezien. We bewonderen
het inderdaad charmante model op de plaat en
we hebben even een apprecieerenden blik voor
haar rappe, kundige vingers, die uit honderd-
vijfenzeventig meter smalle valenciennekant dit
wonder van soepelheid en gratie construeerden.
Hoe was het met de kleuren, willen wij we
ten. U lette bij de keuze daarvan toch zeker
in hoofdzaak op het effect, dat onder den in
vloed van lamplicht bereikt zou worden, onge
acht de tint van het weefsel.
Natuurlijk, we hebben de stoffen in onze
groote magazijnen hier in de stad gezamenlijk
uitgezocht. We bekeken de weefsels door 'n spe
ciaal grauwachtig glas, zooiets als een zonne
bril. Glimmende materialen, zooals crêpe satin,
leenen zich uitstekend voor het doel.
Nog eenige staaltjes worden ons getoond, met
felgekleurde patroontjes, groen, geel, rood.
Bij de eerste opnamen was ik tegenwoor
dig.... En dan volgt één vloed van loftuitin
gen over de prettige, rustige wijze, waarop dit
opwindende werk verricht is geworden. Nooit,
niet één enkele maal als het verkeerd ging viel
Zelnik uit. Een bijzondere regisseur.
Was men tevreden over de costuums? We
hebben den deurknop reeds in de hand.
Een verheugd paar oogen: Het is nog een
Geheimnis, maar voor de volgende film heb ik
de opdracht al. Meer kan ik nu niet zeggen.
Maar ik hoef er wel niet aan toe te voegen,
dat ik me op dit komende werk verheug.
Plakken is de verrukking van elk kind. Bijna
niets heerlijkers is er denkbaar voor een dreu
mes dan naar hartelust te mogen knoeien met
felgekleurde papierfiguren en knipsels, die met
kwast en lijm op een stuk papier of carton ge
kleefd mogen worden.
Niets is ook heerlijker voor de moeder, die de
kinderen even kwijt wil zijn en ze liefst ook
niet wil hooren als ze maar niet voortdurend
in ongerustheid was of tijdens dit boeiende
spei misschien niet onder de verleiding bezwe
ken was, het lijmpapje eens te proeven.
Kinderen doen zulke onverwachte dingen en
stijfsel ziet er in een kinderoog mogelijk zeer
begeerenswaard of liever proevenswaard uit.
Een volkomen onschadelijk plakmiddel, dat
we zonder het minste bezwaar in de kinder
kamer kunnen laten gebruiken bereiden we op
de volgende wijze: in een kwart liter kokend
water lossen we drie eetlepels poedersuiker op
en eenzelfde hoeveelheid tapioca, plus 'n thee
lepeltje citroensap. Een messepuntje kaneel en
een snufje suiker zijn de laatste ingrediënten
van dit papje, dat we au bain Marie roeren
tot het dik wordt. Afgekoeld is het een uitste
kend en volkomen gevaarloos plakmiddeltje,
waar ook de kleinsten naar hartelust en zon
der toezicht mee kunnen knoeien.
De weesmeisjes in haar katoenen jurkjes rondom Lïly Bouwmeester
Behalve lijm kan ook de schaar een gevaar
lijk iets zijn in de kinderhand. Het uitknip
pen van figuren is echter zoo'n fascineerend
spelletje, dat we daar voor de kleinsten iets
anders op verzinnen met uitsluiting van het
gevaarlijk instrument, eigenlijk voor ongeoefen
de vingertjes ongeschikt omdat ze zich zoo ge
makkelijk daarmee kunnen bezeeren. En tege
lijkertijd amuseeren we er ook de grooteren
mee. Een van de ouderen laten we namelijk
de figuurtjes, die uitgeknipt moeten worden
langs de contouren met een stopnaald perforee-
ren op geringen afstand, zoodanig dat ze heel
gemakkelijk los te scheuren zijn. En om dit net
jes te doen zijn kleine, onhandige vingertjes
heusch nog een heelen tijd bezig
anderhalve liter water
een bos prei
45 gram boter
40 gram macaroni
een afgestreken lepel sago
zout en marmite.
Snijd de schoongemaakte prei in kleine stuk
jes, wasch ze en zet ze op met het aanhang-
water en het zout. Doe er de macaroni, die
in kléine stukjes gebroken is en gewasschen,
bij en laat de soep ongeveer een half uur ko
ken. Op het laatste moment gaat de met koud
water aangemengde sago en de boter er door
heen, waarna de soep nog een minuut door
kookt. Tenslotte wordt de met water aange
mengde marmite toegevoegd.
1 pond stoofperen
driekwart liter melk
een citroenschilletje
1 ons gemalen rijst
4 eetlepel^ suiker
3 eetlepels chocoladevlokken
Laat de citroenschil in de melk langzaam
aftrekken en verwijder het schilletje. Strooi
de gemalen rijst en de suiker in de melk en
laat dit mengsel in qngeveer een kwartiertje
gaarkoken. Doe in een vuurvast glazen schotel
de gaar en rood gestoofde peren, waarvan het
nat gebonden is, giet hierop de rijstmelk en
bestrooi den bovenkant op het laatste oogen-
blik met de chocoladevlokken. Naar verkiezing
kan dit gerecht warm of koud opgediend wor
den.
3 tarbotten
een half ons boter
een kwart liter melk
75 gram oude, vette kaas
peterselie, zout, paneermeel.
In een vuurvast schoteltje de helft van de
boter smelten. Fijn gesnipperde ui, gehakte pe
terselie en de helft van de geraspte schoonge
maakte kaas erin strooien en hierop de visschen
leggen. De melk er over gieten en de visschen
bedekken met de rest van de geraspte kaas,
die met een eetlepel paneermeel vermengd is.
De rest van de boter gesmolten over den scho
tel uitgieten en de visch in den oven onder af
en toe bedruipen in ca. een half uur gaar laten
worden.
2 pond bieten
boter
een eetlepel bloem
een halve eetlepel azijn
een halve eetlepel suiker
peper, zout, wat maggi aroma.
Wasch de bieten, kook ze gaar in kokend
water in ca. 2 uur. Wrijf het vel eraf en snijd
ze in dunne plakjes. Smelt de boter in een
pannetje, voeg de bloem toe, roer de kluitjes
eruit, doe er drie kopjes water bij en laat het
sausje onder roeren even doorkoken. Maak het
af met de rest van de genoemde ingrediënten
en stoof de bieten hierin nog vijf minuten na.
Dat midden-kwadraat en die magische hoeken,
Die gaven weer kostelijk te speuren, te zoeken,
En als maar sorteeren der letterstotdat
Men eindelijk het magische stel ,,richtig" had!
Zoo'n vijf-in-één-puzzle: een schitterend
zaakje!
Is 't niet te veel werk, waarde heer? Kom,
dan maak-je
Een volgenden keer weer zoo'n nummertje
klaar,
Engeeft het formaat ietwat groot er,
nietwaar?
Te veel werk? Neen; we hebben onzen tijd
en onze moeite er graag voor disponibel, 't Is
echter de vraag, of sommige puzzelaars, die
ditmaal op de wekelijksche receptie ontbraken,
het niet „te veel werk" hebben gevonden, een
volledige en juiste oplossing klaar te makeri, en
dus een volgende maal maar weer eens een ge
woon kruiswoordprobleem zouden verkiezen.
We moeten „alle menschen te vriend zien te
houden"
In onze magische vierkanten op de hoeker
krijgen we achtereenvolgens:
korf pels kant gems
ober edam ader even
rede lama newa mede
fret smal trap snel
Terwijl dat in het midden oplevert:
drank
radio
adder
niets
korst
Oplossing kruiswoordraadsel.
Horizontaal: 1 matig. 5 massa. 8 nr. 9 Eva
10 Ma. 12 steur. 14 apart. 18 erfenis. 20 raad
sel. 22 Leeno. 23 tot. 24 Diana. 25 en. 26 na
27 adres. 30 berin 32 dogma 35 Loire. 39 aï.
40 om. 41 komst. 44 bob. 46 armee. 48 Almeria.
50 aandeel. 52 arena. 53 slier. 54 id. 55 rei.
56 me. 57 beemd. 58 stola.
Vertikaal:. 2 antenne. 3 trens. 4 gerst. 5
Maart. 6 smaad. 7 sardine. 11 delta. 12 sfeer.
13 ui. 15 Pa. 16 tsaar. 17 Ulaan. 19 re. 21 en.
28 duo. 29 Spa. 30 bol. 32 Dekan. 33 gamma.
34 miserie. 36 oordeel. 37 immer. 38 edele. 42
O. L. 43 trede. 44 baard. 45 basis. 46 animo.
47 Ee. 49 in. 51 al.
Na loting werden de prijzen als volgt toege
kend; mej. J. Frank, Nachtegaalstraat 42, Am
sterdam; F. Siebenheller, Oranjestraat 91.
Arnhem; W. Oomens, Julianalaan, Oosterhout;
E. Hoes, Rijksweg 235, Velsen; J. Bayens, Berg
en Dalscheweg' 351, Nijmegen; N. Poort, Coe-
hoornstraat 40, Hilversum.
De sportwagen, in twee helften. Van de eer
ste helft komt men tot de tweede, door telkens
Het spel, waar we de vorige maal mee be
sloten was als volgt:
Sch.: 6 3
H.: 10 9 8
R.: V. 10 8 6
KI.: A. 10 7 3
Sch.: V. 9 8 4 5
H.: H. 7 3
R.: H. 5
KL: 9 6 2
N.
W. O,
Sch.: B. 10 7
H.: V. 6 5 2
R.; 7 4 2
KL; H. 5 4
Sch.: A. H. 5
H.: A. B. 4
R.: A. B. 9 8
KI.: V. B. 8
Zuid was gever, NZ kwetsbaar! Het bieden
verliep aldus:
Z. W. N. O.
1 S. A. Pas 2. S. A. Pas
3 S. A. Pas Pas Pas
West kwam uit met schoppen 4.
Zuid moet thans zijn speelplan opmaken en
de vraag was, hoe dit moest luiden, aangeno
men natuurlijk, dat de kaarten van West en
Oost niet bekend zijn!
Zuid telt 5 vaste slagen en om de resteeren-
de 4 slagen te kunnen maken, loopt hij het
risico tweemaal van slag te raken, aangezien
de snit zoowel in Klaveren als in Ruiten zou
kunnen mislukken. Aangezien de kans echter
zeer groot is, dat West tenminste 5 Schoppens
heeft, zouden OW dan dus 3 Schoppenslagen
en een slag in Klaveren en een slag in Ruiten
halen.
We moeten dus zorgen, dat, als de beide snit
ten mislukken, West niet aan slag kan komen
om de resteerende Schoppens te maken.
Hiertoe moet de eerste Schoppenslag gedo
ken worden, zoodat Zuid de controle in Schop
pen heeft in de 2e en 3e ronde.
Vervolgens moet, indien mogelijk, eerst Rui
ten en dan Klaveren gesneden worden, zoodat
bij het mislukken van de twee snitten Oost de
tweede maal aan slag komt en dan geen Schop
pen meer heeft om zijn partner aan slag te
brengen.
IN DE AFRIKAANSCHE JUNGLE.
„Het is tijd, dat je dat sporthemd uit
trekt, ik heb je al twee maal voor een
zebra gehouden".
één letter uit te lichten, deze te vervangen
door een andere letter, en het nieuwe vijftal
om te zetten tot een ander woord. Welk woord
we telkens willen gevormd zien, wordt gedeel
telijk aangeduid door de beginletter, die we
telkens hebben aangegeven. En door die aan
duiding hebben we tevens doen zien, dat we
bij de 12e etappe den wagen moeten verkrijgen.
Volgens vroegere afspraak hebben we in
deze serie geen vreemde woorden meer: alle
12 zijn gewone Nederlanders en wel alle
zelfstandige naamwoorden.
Oplossingen kunnen worden ingewacht tot
en met Vrijdagmiddag 12 uur bij den heer
G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht.
Dit is echter niet mogelijk, omdat er in den
blinde geen rentrants genoeg aanwezig zijn
voor deze manoeuvre. Daarom moet Zuid de
veiligheid van het contract stellen boven de
kans op een overslag en Ruiten-Aas en een
kleine Ruiten na spelen;
Eén Ruitenslag wordt dus gegeven, maar
Zuid kan nu rustig in Klaveren snijden, zon
der dat het contract in gevaar komt.
Zoo ziet u overduidelijk, dat het wel dege
lijk zin heeft om direct na de uitkomst eens
rustig een speelplan op te maken en niet met
een aan te vallen, links en rechts snijdend,
alsof dat het summum van speeltechniek be-
teekent.
Snijden kan heel nuttig zijn, maar laat men
toch nooit vergeten, dat men alleen moet snij
den als er geen andere, betere methode is, aan
gezien bij het snijden een onbetrouwbare fac
tor een woordje mee gaat spreken, n.l. Vrouwe
Fortuna!
Naar aanleiding van het hierboven behan
delde spel wil ik nog de aandacht vestigen op
het ophouden van een dekking in de kleur van
de tegenpartij.
In het behandelde voorbeeld maakt het geen
verschil of Zuid de eerste maal den slag laat
loopen, of dat Z. dit pas in de tweede Schop
penronde doet.
Verschil begint het pas te maken, wanneer
één der twee tegenspelers twee kaarten heeft in
de gevaarlijke kleur. Zie n.l. het volgende voor
beeld:
Sch.: xxx
H.: H. B. x
R.: B. x x
KL: A. x x x
Sch.: V.B. 109 5
H.: A. x x x
R.: x
KL: B. x x
N.
W. O.
Z.
Sch.: x x
H.: 10 x x
R.: A. x x x
KL: V. 10 x X
Sch.: A. H. x
H.: V. x x
R.: H. V. 10 x x
KL: H. x
Zuid speelt 3 S. A. en West komt uit met
Schoppen Vrouw!
Uit dit voorbeeld kunt u overduidelijk zien,
dat NZ onherroepelijk down gaan, als Zuid
den eersten Schoppenslag neemt en den tweeden
laat loopen, terwijl het contract vervuld wordt,
wanneer Zuid den eersten Schoppenslag laat
loopen en pas den tweeden neemt. Immers dan
heeft de tegenpartij nog slechts één rentrant
om de Schoppen vrij te kunnen spelen, mits de
Azen verdeeld zitten, want Oost kan geen
Schoppen meer natrekken, omdat hij ze niet
meer heeft.
De clou zit hem n.l. hierin, dat, bij direct
nemen, Oost aan slag gekomen, Schoppen kan
spelen en West dezen slag kan overnemen en
weer Schoppen door kan spelen!
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat men deze
methode niet automatisch toe moet gaan pas
sen, want het kan zijn, dat een andere kleur
veel gevaarlijker is, zoodat men de tegenpartij
het niet gemakkelijk moet maken om die kleur
te vinden!
In het volgend spel vindt u echter een ge
lijksoortig geval als hetgeen ik behandeld heb:
Sch.: 8 5 3
H.: A. V. 10 8
R.: A. 8 3
KL: A. 4 3
Sch.: A. 10642
H.: 7 2
R.: V. 9 4
KL: B. 7 2
N.
W. O.
Sch.: H. B. 9
H.: B. 9 6 3
R.: H. 10 6
KL: H. V. 8
Sch.: V. 7
H.: H. 5 4
R.: B. 7 5 2
Kl.10. 9 6 5
Zuid moet 3 S. A. spelen en West komt uit
met Sch. 4!
Hoe moet het speelplan van Zuid luiden,
aangenomen natuurlijk, dat de kaarten van
Oost en West onbekend zijn!
P. H. A. TUIN
Meng slechts geregeld wat Radox door Uw wasch*
water en binnen korten tijd zijn ze verdwenen.
Bij apothekers en erkende drogisten a f0.9Q
per pak en f 0.15 per klein pakje.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiimmi
UL VENHOUT,
13 Oct. 1938
Amico,
Lesten Zondag was 't kermis bij ons. En van
den vroegen mergen tot den laten avond was
t gin weer, om er 'nen hond deurhenen te
jagen!
Ulvenhout kost daarom deus jaar den zooveul-
sten strop aan den balk schrijven, want wie gaat
er, in stuvm en ontij, den Kop van Jut van
katoen geven; wie doet er 'n danske in 'nen
slikplas, dat den blubber in z'n haren spat?
Neeë 't was zoo maar dunne op 'nen riek.
Veur den kermisgast, veur den Ulvenhoutschen
zakenmensch, veur den mee beste bedoelingen
bezielden kermisganger!
De kramen hadden de gestripte zeilen maar
halvelings opgerold en stralen water gutsten
er neffen af.
Mistroostig, mee doffe oogen, staarden de
witte wafelbakkers en -bakkerinnen van achter
de hoogopgelajen bakseltafels naar den triesten
dag, die donker en zwaar over 't versturmde
dorpke lag. Bleek blonk 't koper en kermisgoud
op de natte nevels van kapotgeslagen regen, die
lijk wolkensmoor in de boomen flierden.
Wijerop, uit den mallemeulen, drensde den
tvagel zijnen verwaaiden muziek, pangde de bel
den aanvang en 't end van de ritten, maar de
houten perdjes, blinkend als witten émail, stei
gerden leeg in den rondte.
Tien dunnen oliekoekengeur flierde over den
weg. Daar wierd, vaneigens, nie druk gebakken!
Neeë! 't Was volgens den Fielp: ,,'nen hopen
misère mee 'n konkelarijke" (zoo noemt ie't
„praatje" bij den misère-puverte).
'sMergens, als ik wakker wierd, had ik al rap
in de gaten, dat 't er neffen was veur Ulven
hout. In de bedstee al hoorde-n-ik den sturm
om onzen huis gieren. Hij stommelde mee de
blinden, rukte-n-aan de deurkes van hokken
en stallekes op den erf. Den notenleer gong te
keer of ie geranseld wierd mee duuzenden re-
genzweepen, die zwiemden om zijnen kroon. En
in de schouw daar floten en loeiden de wind
vlagen of er 'nen troep heksen aan 't spoken
was. t
't Overdadige water kliederde uit de goten,
klodderde over de regenton, klaste en plaste
op de durpels en uitstiksels allee, 't was één
gerausch en gesis, daar deur den duisteren
mergen, van 't kwaaiste Bamisweer, dat ge tref
fen kost op kermis-Zondag.
Ook Trui moest wakker zijn, want ik merkte
hoe ze heuren asem inhield. Ze lag dus ook
te luisteren naar 't Octobergeweld.
Ineens bromde ze: „Wa 'nen hondenweer!
Hoe laat is 't, Dré?"
„Kweetnie, Trui. 'tls Zondag, w'hebben gin-
nen haast."
Weer luisterden we naar 't sturmgerucht. Dooi
hout smakte uit den notenleer, 'nen dikken tak
schuurde langs de blinden.
„Erm kermisvolk," zei ze toen, mee veul com
passie. „Da's 'nen sisserd, Dré, heel onzen kermis
van 't jaar!"
Ik zweeg. Wachtte op de klok. Eindelijk!
Zes slagen van de kerkeklok waaiden onzen
kant uit.
„Zes uren," zee ik.
„Nog altij zuid-west," zee Trui. Toen: „Och-
erm, den Eeker is ook al op. Hij zit aan 't dak
raam."
Ik begreep, 't Manneke zijnen nuuwen win
terjas was gisterenavond thuisgekomen. En als
't goei weer was, had Tc 'm beloofd, mocht ie
vandaag veur 't- eerst buiten....!
Daar stommelde Dré van 't opkamerke naar
't achterhuis, opweg naar de pomp.
„Dré!"
„Mergen, opa!"
„Hoor 's efkes!"
Hij kwam naar de bedstee. „Mergen, opoe!
Rotweer, menschen!" Z'n haren hongen ver
waaid over z'nen gezond-rossen kop, nog blo
zend van den slaap, 'n Paar natte piekharen
plakten aan z'n voorhoofd.
„Al buitengekeken?" vroeg ik.
Hij knikte. Veegde meteen de natte haren
weg.
„Zeg, Dré, ik hoorde den Eeker hierboven al
doende aan 't dakraamke. Ge mot 'ns efker.s
gaan zien. Me dunkt, da's gin weer veur 'm!"
„Z'nen nuuwen jasge wit," gaf den Dré
te verstaan mee 'nen toegeeflijken glimlach.
„Allee protte gij 'ns mee 'm. En sluit 't dak
raam dicht, veur 't geval!"
Afijn, om kort te gaan, we zijn op 't end toch
mee z'n drieën de deur uitgestapt om kwart
veur zeuven ik, den Dré en den Eeker.
'Nen donkeren Bamismergen. Heel den ge
sloten kermis stond in 't water. De zeilen wa
ren donker van 't nat. Uit 'nen woonwagel sloe
gen wolkskes turfsmoor plat naar d' eerde. 'Nen
kermisgast stak z'nen zwarten zigeunerskop
langs 't bontgekleurde, koperbeslagen deurke
van zijnen wagel, speurde ontevrejen en triest
naar de locht.
„Ziet er slecht uit, jonk," riep ik!
Hij wipte z'n groote teenen op en neer, haalde
pijp en tabak te voorschijn uit z'nen broekszak,
knikte, 't Was druk op den weg. De blinkende
perreplu's deinden in éen richting. De kerkklok
ken luidden nog efkens vijf-voor-zeuven, Ulven
hout was wakker.
'Nen anderen woonwagel ging open. 'n Zwaar
vrouwmensch, ongekleed nog, kiepte 'nen teil
waschwater over de keien. Heur kolossale bloote
armen blankten wit deur den valen dag.
„Opa!"
„Dré?"
„As ik zulke ermen had, ee
„Ja....?"
„Dan dee ik daar ok 'n broek over aan!"
Den Eeker, trotsch en stijf in z'nen nuuwen
jas, gichelde 'ns. Keek nog 'ns om. Dee bonjour.
„Kende gü die vrouw, Eeker?"
„Ikke wel. Maar madame Delhomme kent me
nie meer.... zoo."
Dat „zoo" sloeg op z'nen nuuwen jas, docht
me.
„Hoe kende gij die menschen, Eeker?"
„Zoomaar, 'k Heb mee huilie wel 'ns meege
reisd. Ze reizen mee 'n schiettent, komen van
den Ouwen God, bü Antwerpen ieverans. 'k Gaai
ze straks 'ns opzoeken," zee-t-ie toen veur z'n
eigen. Weer keek ie om, veur we 't hek van 't
kerkplein deurgongen.
„Is 't goed as ik meegaai, Eeker?" vroeg den
Dré. „Ik heb nog nooit 'nen kermiswagel van
binnen gezien!"
Toen waren we bij 't wijwatersvat achter in
de kerk. De klakken af, de natte jassen open'
geknoopt, de natte kragen omlaag, zoo gongen
we binnen in ons kerkske, waar deus Najaar
veur 't eerst de lampen brandden in de eerste
Mis. Den vloer nat van 't ingeloopen water, de
hooge boogramen zwart van den duister, 't lam-
pelicht dat nie kost geraken in de nissen en
kruisbogen, waar den duister wemelde in mug'
gendans, de natte jassen en mantels van de
kerkgangers, de blinkende Zondagskappen,
waarover 't lampelicht z'n glimmers schampte
't was wél wintersch in ons kerkske.
Onder den preek, ge wit op den langen
duur zoo tennostenbije wel waar 't over zal
gaan, bleef de vaderlijke vermaning van ons
pastoorke betreffende den kermis achterweuge.
Dus ook hij verwachtte ginnen gunstigen om
keer in 't weer! En heel wijs liet ie daarom z'n
goeiige raadgeving maar weg uit den preek:
mee vermaningen mot ge al evenmin scheutig
zijn als mee pluimkes, anders slijten ze maar af,
lijk pasmunt!
Maarals de kermisstemming nóg 'n biet
je zakken kost, dan dee ze 't noü toch! Want
op kermiszondag uit de kerk gaan zonder dat
meneer pastoor er 'n woordeke over gezeed had
en ons op 't end nog plazierige kermis toege-
wenscht allee, dat was ginnen kermiszondag.
En als den Fielp dan ook na den preek mee
z'n „schepnetje" de offerkes kwam collecteeren,
dan rinkelde 't belleke in den pluim onder 't
zakske zoo nijdig als zoo'n klein dingske maar
rammelen kan!
En terwijl ie over me henen boog, den Fielp,
om heel „mijn" bank af te visschen, flusterde-
n-ie: „den pastoor denkt hook: 'nen vuilen
pico!"
's Middags zijn we maar gaan proppen. Nie
in „de Gouwen", want den Fielp „bedankte 'r
artelijk veur," zee-t-ie: „hom 'nen eelen mid
dag deur de or van „de Koei" teugen dieën
verzopen kermis haan te kijken! Dus guilie
wordt huitgehinviteerd bij mij hin de bakke
rij," zee-t-ie op 't kerkplein, waar ie ons had
opgewacht onder 'n lekkende perreplu en mee
'n gezicht als 'n sterfhuis. En als we bij 'm
kwamen, dan was z'n eerste gezegde: „en nou
gin woord hover den kermis, daar is gin ker
mis! Haf! Huit! Fini!"
't Begin was al dalijk in den stijl! Ik paste.
Den Jaan paste, den Blaauwe paste en den
Fielp zee: „borst, hik pas hook! Zit 't kwaaie
weer nou hin de kaarten hook hal? Wijven,
snotver!"
'n Spulleke, waaraan den Fielp, om de een
of andere geheimzinnige reden de smoor ge
zien hee!
WaaromT Ginmensch die 't snapt! Want 't
is wel 'ns 'n plazierige verandering in 't spel.
„Wijven" wil zeggen: probeeren alle vier de
vrouwen te halen èn den lesten slag ofgin
enkele vrouw ophalen. Want ge betaalt veur
elke vrouw, die ge ophaalt, dan! En nou is
mee den Fielp zóó: hij spuit nóóit op 't halen
van alle vrouwen, want da 's benejen zijn wéér-
digheid van veurzitter van de propclub. Dus
haalt ie er altij 'n stuk of drie binnen. En dan
wordt ie zoo giftig, dat ie 't eerste kwartier nie
dénkt over inschenken. Den Blaauwe nam al
mee den eersten slag 'n vrouw, 'n Truc om den
pas af te snijen aan den liefhebber veur alle
vier. 't Tweede exemplaar kwam bij mij terecht,
de derde en de vierde bij den Fielp plus den les
ten slag. Zoodat ie betalen moest veur drie.
Janus bleef zonder! Was dus eigenlijk den win
ner! („Eigenlijk" wil zeggen: we betalen in den
pot.) Dus den Jaan had veul praat. „Da spul
leke leerde gij nooit, Fielp," zee-t-ie. Den Fielp
schoof drie centen in 't bordeke. zweeg en be
keek den Jaan, of ie stonk.
„Janus, hou-d-oewen muil," zee den Blaauwe:
anders zitten we over 'n uur nog op 'n
droogske!"
Nou, dat was veul gezeed van den Blaauwe,
want we waren, uitgerekend, nog gin vijf mi
nuten binnen!
Den Fielp zweeg nóg. En als ge dé.n nagaat,
na ruim dertig politieke jaren als raadslid
Toen stond den Fielp op. Slofte mee z'n 300
pond de bakkerij uit.
„Hij trekt 't op z'n fatsoen," zee den Blaauwe
zachtjes. „Hij gaat vast de kruik halen!"
Maar den Fielp kwam verom mee 'n thee
muts op z'nen kop.
Ge mot weten: 't is bij ons de vaste uitdruk
king om te zeggen als 't spul teugenzit, dat ge
den helm op hebt. Teeken van strijdvèèrdigheid
in den zwaren veldslag om de fortuin. Na éen
mislukt potje, na 'nen verregenden kermiszon
dag, na 't gepest van den Jaan en den Blaauwe,
droop den Fielp zwijgend af en kwam gehelmd
verom.
,Nou kunnen guilie me nog veul meer zeg
gen," beweerde-n-ie mee 'n triestig gezicht:
„hik eb nou den elm hop, dus ge gaat hoewen
gang maar, hongelukken!"
Broerd heb 'k me gelachen! Veural toen den
Blaauwe opsprong, den Romeinschen groet
brocht aan den Fielp en gong staan roepen:
„Viva Doetsjee! Viva Doetsjee! Doetsjee! Doet-
sjee! Doetsjee!!!"
't Zal mij benuuwen of den Fielp dieën naam
van „Duce" nog 'ns kwijtrokt
Maar hoe dan ook: den Fielp hield den „elm"
op, keek zuur en gong piek. Flansde erin veur
zeuven slagen, betaalde, zwéég en drukte de
theemuts iets vaster aan.
Na 'n uur draaide de fortuin en had den
Blaauwe den helm op. Enzóó stond ie
's avonds om negen uren, in klassenden regen
den Kop van Jut van Jetje te gevenZoo
kroop ie, alleen, in den mallemeulen, zoo vierde-
n-ie in z'n eentje kermis of die veur hum al
leen wierd opgebouwd! Want wij bleven bin
nen in de verschillende café-kes, waar muziek,
volk en leut was! Leut om den Blaauwe, die ker
mis vierde en er gin erg in scheen te hebben,
dat ie stik-alleen was.
Den Eeker is na den eten naar Madame Del
homme gegaan, waar ie tot 's avonds is geble
ven. En alle avonden zit ie nou al, van Zondag
af, in dieën woonwagel....!
Mee 'n bietje zenuwkleur op z'nen pipschen
muizensnoet komt ie pas teugen tienen thuis,
zwijgt en is in 't wèèrgaren!
Dré III zit uren te prakizeeren. Is er nie ge
rust op, merk ik wel. En als den Eeker thuis
komt, dan speurt, dan loert den Dré naar dieën
geheimzinnigen Eeker, dan zou ie 'm willen pei
len tot op den bojem van z'n zwerversziel. Maat
den Eeker laat niks uit, wordt opgevreten van
zenuws, zweet in de kuilen van z'n slapen en
vecht, vecht mee z'n eigen. Ik heb mee 't man
neke te doen, zou 'm geren helpen, Dré III ook.
ge wit maar daar z ij n dingen, die iederen
mensch, van jong tot oud, eigens mot uitvech
ten, al is den strijd ook nóg zoo zwaar.
Dré III voelt dat al! Z'n steuvige klavieren,
z'nen goeien inborst, z'n .prachtige kameraad
schap ze zouwen zóó willen meevechten om
den zwerver in dieën Eeker te verslaan, maat
den Dré bijt op z'n tanden, knijpt in z'n vuis
ten, zit al drie dagen in 'n gloeiende hel van
niksdoen. Ik ben eigens veul benuuwd naar den
afloop van deuzen.... kermis!
Volgende, week zal 'k 't wel weten. En oe ver
tellen of.... den Eeker nog bij ons is, of ver
trokken mee de schiettent van Madame Del
homme.
Tot dan, amico!
Vol.
Veul groeten van Trui, Dré IH en als altij ê"1
horke minder van
oewen t.a.v.
DRÉ-