De gebeurtenissen in Europa en de neutraliteit der V.S. RHEUMAÏIEK 3%dvet&oal vonden L De avonturen van een verkeersagentje 5 FYKNON SALT N1 ALLE ABONNÉ'S F 250.- De vorst' DONDERDAG 27 OCTOBER 1938 OOK AMERIKA GAAT ZICH TOT DE TANDEN WAPENEN Nederlanders geweerd T s jecho-Slowakije in procenten I Vogels zingen j i reist incognito DOOR FRITZ METZNER met (Van een bijzonderen correspondent) Zooals bijna overal in de wereld, is ook in de Vereenigde Staten het „accoord van München" met juichkreten begroet. De oorlog was afge wend, en dit groote feit domineerde eiken an deren commentaar. Een groot aantal bladen ge waagde van een „vredige victorie van de de mocratische mogendheden" en Neville Cham berlain, die geen poging onbeproefd heeft ge laten om den vrede te behouden, werd de grootste lof toegezwaaid. De persorganen, die de politiek van presi dent Roosevelt plegen te verdedigen, lieten na tuurlijk niet na te wijzen op de belangrijke rol, die de eerste burger der Vereenigde Staten tij dens de crisis gespeeld heeft, en stelden op den voorgrond, dat de herhaalde stappen, die de president gedaan heeft, niet weinig tot het gun stig verloop der onderhandelingen hebben bij gedragen. Zelfs een verklaard tegenstander van Roosevelt, de oud-president Hoover, verklaarde tijdens een op 28 September te Kansas-City uit gesproken rede, dat alle burgers der Vereenigde Staten, zonder onderscheid van politieke rich ting, tot plicht hadden den president in zijn po gingen den vrede te bewaren hun vollen steun te geven. Ook de buitenlandsche politiek van Cordell Hull is veel lof gebracht. Die politiek toch heeft het der regeering der Vereenigde Staten mogelijk gemaakt het gewicht van haar grooten moreelen invloed in de schaal te wer pen, zonder daadwerkelijk aan de twisten, die Europa verscheuren, deel te nemen, en zonder tot dreigementen te behoeven over te gaan. Toen de eerste geestdrift wat geluwd was, is men er toe overgegaan de termen van het tot stand gekomen accoord aan een nauwkeurig on derzoek te onderwerpen; sindsdien is het enthousiasme in steeds sterker mate vermin derd. Het is eiken dag met een paar graden ge daald en er is nu niet veel meer van over. Men heeft thans ook in de Vereenigde Staten be grepen, dat „het accoord van München" vol strekt niet als een victorie van het Fransch- Engelsche blok te beschouwen is en dat de be houden vrede niet zoozeer het resultaat van onderhandelingen is, maar van een wijken voor de Duitsche eischen, die ingewilligd moesten worden wilde men een oorlog vermijden. Er zou volgens de Amerikaansche bladen nog al tijd reden tot blijdschap gebleven zijn, als de te München gesloten overeenkomst inderdaad eenige ontspanning gebracht had, zoodat bij voorbeeld het uitschrijven van een algemesne ontwapeningsconferentie een groot woord voor een conferentie, die zich in elk ge val tot het opstellen van een protocol in zake de stabilisatie of, op zijn best, geringe vermindering van de bestaande bewapening zal moeten be perken binnen den kring der toekomstige mogelijkheden zou zijn gaan vallen. Maar ook daarvan is geen sprake. Nauwelijks in Engeland teruggekeerd heeft Chamberlain in het Lager huis op de meest ondubbelzinnige wijze ver klaard, dat de Britsche bewapening niet alleen moet worden voortgezet, maar in zoo snel moge lijk tempo haar volledig beslag moet krijgen, en dat het den Britschen premier ernst is blijkt wel uit het feit, dat sindsdien verscheidene maat regelen genomen zijn, die beoogen de Britsche weermacht op elk gebied zooveel mogelijk op te voeren. En andere maatregelen zijn in voor bereiding. Frankrijk, waarvan het luchtwapen de zwak ke zijde is, volgt een analoge politiek. Bij de ont zaglijke en drukkende bewapeningscredieten voegen zich nieuwe. Andere, kleinere landen volgen het voorbeeld van de groote broers. Zou dit alles, vraagt men zich in Amerika af, noo- dig zijn, als de leidende Europeesche staatslie den de overtuiging hadden, dat de overeenkomst van München inderdaad duurzame opluchting had gebracht, als het gevaar voor verstoring van den Èuropeeschen vrede inderdaad verminderd ware? En men komt tot de conclusie, dat de oorlog ten slotte alléén vermeden is, omdat de democratische mogendheden dien oorlog in de bestaande omstandigheden niet aandurfden; zij voelden zich voor het oogenblik de zwakste par tij en waren daarom tot toegeven over de ge- heele linie genoodzaakt. Van deze overtuiging en zij is in de Ver eenigde Staten algemeen heeft president Roosevelt met zijn gewone politieke flair ge bruik gemaakt om voor zijn eigen land een nieuw bewapeningsprogramma aan te kondigen, dat alle vroegere programma's met stukken slaat. En bijna alle bladen juichen deze .mili taristische" politiek van den vredelievenden president toe! Zij hebben slechts ironische woor den voor de spijtige artikelen in de Duitsche pers, die er over valt, dat de groote democra tische rijken, „ook en zelfs na München", den bewapeningswedloop voortzetten „alsof er niets in de wereld veranderd ware". Zij prijzen het heldere inzicht van Churchill, „die de Duitsche pers voor een oorlogsmaniak en een brandstich ter houdt", en zij betoogen mét Roosevelt, dat tegenwoordig een volk alleen dan zijn rechten kan doen gelden, wanneer het niet slechts mo reel maar ook materieel sterk is. Men kan zich afvragen waarom de Vereenig de Staten meenen zich tot de tanden te moeten wapenen. Het staat toch vrijwel vast, dat de Nieuwe Wereld voor een rechtstreekschen aan val niet beducht behoeft te zijn. Duitschland en Italië hebben dichter bij honk meer en succes voller werk te doen en van de zijde van Japan dreigt geen enkel gevaar meer, sinds dit land zich in China heeft gebonden. Verder is het een feit, dat de Vereenigde Staten, mocht opnieuw een conflict in Europa dreigen, tot het laatste oogenblik toe alle krachten zullen inspannen om in dat conflict niet te worden meegesleept. Niettemin heeft daarnaast de overtuiging wortel geschoten, dat de Vereenigde Staten, in geval van een nieuwen wereldoorlog, op den duur onmogelijk in een houding van passieve neutraliteit zullen kunnen blijven volharden, daarvoor is de wereld te klein geworden. En de Vereenigde Staten bewapenen om ook op de ge vaarlijkste mogelijkheden van een onzekere toe komst ten volle voorbereid te zijn. Wel is waar is de regeering te Washington aan de bepalingen van de Neutrality Act ge bonden, een wet, die beoogt de groote republiek buiten de oorlogsdraaikolk te houden. Maar de Neutrality Act voldoet eigenlijk niemand. De wet is nog nimmer toegepast, noch in het ge val van den Spaanschen burgeroorlog, noch in dat van het Japansch-Chineesche conflict. De oorlogstuigfabrieken der Vereenigde Staten le veren én aan China én aan Japan. Theoretisch verbiedt de wet den verkoop van wapenen en munitie aan oorlogvoerende natiën maar Ja pan en China voeren immers geen oorlog? Voorts verbiedt de wet het verstrekken van lee ningen aan oorlogvoerenden en haar „cash and carry"-politiek perkt den geoorloofden handel met oorlogvoerenden in sterke mate in. In de practijk zal er daarover zijn alle ex perts het eens meer dan één middel gevon den kunnen worden om zich aan het keurslijf van de restrictieve bepalingen van de Neutrality Act te ontworstelen. Daarenboven zou een let terlijke toepassing van de bepalingen dezer wet de economische structuur der V. S. zwaar schok ken. De som der zich in Europa bevindende Amerikaansche waarden bedraagt 5.270 millioen dollars en het totaal der credieten met korten looptijd 835 millioen. Een plotselinge realisatie van dergelijke sommen kan het Amerikaansche financieele systeem niet onverschillig laten. Daar komt nog bij, dat da Zuidelijke staten uit sluitend van de katoencultuur leven en het zou voor dit deel van het land, dat er economisch toch al niet schitterend voor staat, eenvoudig een ramp zijn als katoenuitvoer plotseling niet langer mogelijk zou zijn. Ook het Amerikaan sche belang eischt dus gebiedend, dat aan de voorschriften van de Neutraliteitswet een soe pele uitlegging gegeven wordt. Zooals de zaken thans staan zou het Ameri kaansche volk zeker weigeren aan een maat regel, die de V. S. in een Èuropeeschen oorlog zou kunnen meesleepen, zijn goedkeuring te hechten, maar steeds meerderen zien in, dat een wereldconflict van eenigen duur de regeering te Washington gemakkelijk zou kunnen noodzaken van haar observeerende rol voor een meer actie ve afstand te doen. De politiek van Chamber lain, die den vrede met het doen van conces sies handhaaft, vindt in Amerika maar matige bewondering. Men is er in wijden kring van overtuigd, dat deze concessies geen ander resul taat zullen hebben dan den „eetlust" der totali taire mogendheden steeds meer aan te wakke ren, en dat er tóch een oogenblik zal komen, waarop de democratische landen een neen zul len moeten laten hooren. Mocht dat neen de vonk in het Europeesche kruithuis zijn, dan zal ook Amerika een keuze hebben te doen. En wie op de voortdurende onzijdigheid der V. S. re kent, loopt een goede kans zich deerlijk te ver gissen. Ongehinderd, aldus „De Dietsche Gedachte", kunnen .de Britten de Unie van Zuid-Afrika als immigrant binnenkomen. De immigratie van niet-Britten (waaronder ook de Nederlanders) wordt echter zoodanig bemoeilijkt, dat ze thans practisch nul is. „Het schijnt, dat de regeering-Hertzog zich door de nieuwe immigratiewet prac tisch heeft gebonden aan de beslissingen van een zgn. Immigratie Raad. Deze Raad (en de lichamen bij wie deze Raad officeele adviezen moet inwinnen) schijnt zeer Britsch gezind te zijn en be vreesd dat de Nederlanders het Dietsche element in Zuid-Afrika komen versterken. Het „Hollandsch weekblad voor Zuid- Afrika" (Pretoria) schrijft hierover: „Deze groep (n.l. een Britsch-georiënteer- de) heeft enkele knooppunten bezet, mis schien niet rechtstreeks in den Immigratie- raad, maar dan toch in lichamen, waarnaar deze raad te luisteren heeft. Dan hebben zij ook de Werklieden-Unie genaderd, waarvan de besturen voor hef allergrootste gedeelte in handen zijn van Engelsch-sprekenden, die vijandig staan tegen elke uitbreiding van medezeggenschap van andere nationaliteiten. Zij (deze Engelschsprekende besturen dus) regeeren de Arikanermakkers en zien blijk baar in de toekomst van meer met het ver- eenigingsleven vertrouwde elementen als de Nederlandsche vaklieden een gevaar voor hun bonzen-baantjes Deze vakvereenigingen nu worden ook rechtstreeks of onrechtstreeks gehoord, wanneer het de vraag geldt, of voor een zekere soort vak vakarbeiders benoodigd zijn of niet. Men kan zich het advies indenken In de laatste week van Juli j.l. was er in Kaapstad een speciale vergadering van werklieden om te spreken over den invoer van Nederlandsche werklieden en algemeen werd besloten allen invloed aan te wenden om dezen tegen te gaan. Daar waren Witmenschen (blanken) Bastaards, Kleurlingen en zelfs Kaffers bijeen om het verdere Zuid-Afrika te ver tellen. dat zij geen meerdere Nederlanders meer wenschten." Tot zoover deze aanhaling. Werpt zij niet een schril licht op de behandeling der Ne derlandsche immigranten door de huidige regeering van Zuid-Afrika? Zelfs vergade ringen, waarin niet-blanken tegenwoordig zijn, zijn goed als de Nederlander maar ge weerd kan worden. Want indien men te Kaapstad gevreesd was voor verlaging van loonpeil of werkloosheid, dan moest men zich óók keeren tegen den invoer van Brit sche werklieden. Het schijnt dat, ondanks de mooie ver klaringen over stamverwantschap en over de waardevolheid van den Nederlander als immigrant door Zuid-Afrika's regeerings- personen en vertegenwoordigers, de werke lijkheid toch anders moet wezen. Heeft Hertzog dan niet de macht om aan deze behandeling van Nederlanders als mensehen van tweeden rang (de Britten mogen onge hinderd binnen komen en komen dan ook in groote aantallen!), die nu al een jaar duurt, een einde te maken? Dat zou althans een einde maken aan het onpleizierige ge voel dat de werkelijkheid anders is dan de schijn." .VWA Wat Fynnon Salt voor anderen deed zal het ook voor U doen. Bovenstaande verklaring is één van de vele krachtige bewijzen, die ook U zal overtuigen. Dit middel tegen rheuma- tische pijnen, verwijdert op pijnlooze wijze het urinezuur. Voorkomt en bestrijdt daarom met Fynnon Salt Uw eigen kwaal in de kern. Neem iederen ochtend op de nuchtere maag een half theelepeltje Funnon Salt, opgelost in een glas nfarm water en na verloop van zeer korten tijd zult U zelf de resultaten constaleeren In de „R.K. Werkgever" becijfert dr. K. wat Tsjecho-Slowakije van zijn economische basis heeft ingeboet en welken terugslag dit kan heb ben op de NederlandschTsjecho-Slowaaksche handelsrelaties. „Het zooveel kleiner geworden land zal, wat zijn graanbouw betreft, op export aan gewezen zijn, zooals het reeds was voor hop en suiker. Samenwerking met Duitschland schijnt hier de eenige oplossing te zijn. Of deze zoo innig zal kunnen worden, dat aan een tolunie kan worden gedacht, lijkt twij felachtig, gezien het enorme verschil in prijs niveau. Aanpassing aan Duitschland zou den nekslag beteekenen voor de exportpositie van Tsjecho-Slowakije. Volgens globale schattingen, zooals die in verschillende publicaties worden aangetrof fen, verliest Tsjecho-Slowakije door de af scheiding van Sudetenduitschland: 90 pet. der porselein- 70 pet. 60 pet. 40 pet. 35 pet. 25 pet. 20 pet. 90 pet. 20 pet. van de productie industrie, van de textielindustrie, van de glasindustrie, van de aardewerkindustrie, van de chemische industrie, van de leer-, de confectie- papierindustrie, van de metaalnijverheid, van de bruinkoolwinning, van de steenkoolproductie. en de Invoer Uitvoer Saldo 15.700 11.000 4.700 16.700 10.500 6.100 18.500 10.600 7.900 30.500 19.500 16.000 22.500 10.500 12.000 22.600 7.700 15.000 Wat dezen laatsten post betreft komt daar nog 70 pet. bij wegens den afstand van Teschen aan Polen. Ook de metaalnijverheid was in dat district goed vertegenwoordigd. Voegt men bij dit alles de ontwrichting van het spoorwegnet en van de openbare finan ciën (Praag wordt in zekeren zin evenals Weenen het waterhoofd van het kinder lichaam), dan lijkt het niet waarschijnlijk, dat dit land economisch kan worden hersteld zonder hulp van buiten. Tenslotte de vermoedelijke gevolgen voor Nederland. De handelsbalans tusschen beide landen was voor ons steeds passief. Ziehier eenige afgeronde cijfers (in 1000 guldens) omtrent de handelsbeweging. Jaar 1934 1935 1936 1937 Jan./Sept. 1937 Jan./Sept. 1938 Onze voornaamste exportproducten waren: oud ijzer, tin, vetten, wollen en linnen lom pen, huiden en rijst. Wij importeerden voor namelijk: metaalproducten, kunstzijden en wollen manufacturen, garens, dame.sconfectie, hoeden, hout, keramiek en glas. Een ruwe schatting wijst uit, dat de be- teekenis van Sudetenduitschland als export land ongeveer 50 pet. van het totaal uit maakt en dat dit gebied ongeveer 40 pet. van onze producten afnam. Doordat de handelsbalans met Tsjecho- Slowakije sterk passief was, zullen de econo mische gevolgen voor ons land minder schadelijk zijn dan het geval is geweest bij den Anschlusz van Oostenrijk, ten aanzien waarvan wij actief stonden. In hoeverre de aan Tsjecho-Slowakije toe gekende contingenten voor dat land behou den kunnen blijven, dat ligt nog in den schoot der goden verborgen. Hetzelfde dient gezegd omtrent de uitbreiding van export mogelijkheden naar Duitschland. Een en ander hangt door de clearingpositie zoo nauw samen, dat elke voorspelling voorbarig lijkt. Een meer positief perspectief, zij het ook nog zeer problematisch, kan zich openen op de markten, die voor de voormalige Tsjecho- Slowaaksche industrie verloren zyn gegaan. In de eerste plaats moet hier gedacht wor den aan de Vereenigde Staten." Het is nu ruim een jaar geleden, dat dr. M. C. een gezelschap jonge menschen bij zich had uitgenoodigd. Het was een zachte zomeravond en ze zaten in den tuin. De gast heer was langen tijd erg zwijgzaam en verlang de blijkbaar van zijn gasten dat zij het gesprek aan den gang zouden houden. In stilte hadden de meesten hunner gehoopt, dat de gastheer zelf enkele verhalen uit zijn avontuurlijk leven ten beste zou geven. Daarom wilde het gesprek niet erg vlotten. En toen in een struik, dicht in de buurt, een nachtegaal begon te slaan, verstom den zij geheel, om zich aan de betoovering van den zomernacht over te geven. Tot een hunner het stilzwijgen brak en zacht in de duisternis een vers van Goethe declameerde. „Wel," zei een ander, „laat Goethe nu maar met rust!" De gastheer echter was met de woorden„Daar schiet me opeens te binnenplotseling op gestaan en naar binnen gegaan. Tot aller ver wondering keerde hij echter aanstonds woer met een dikken lexiconband terug. Hij bladerde in het boek en toen hij de gezochte plaats ge vonden scheen te hebben, keek hij eens rond. „Ik wilde alleen even weten, wat mijn oude lexicon van dezen vogel weet te vertellen. Luis ter maar eens. Nachtegaal, nachtzangeres, zang vogel van de familie Sylviidoe, behoorende tot de soort aardzangers, met zwakken, rechten sna vel, roestbruine boven en Opeens onderbrak hij zijn voordracht, legde het zware boek op tafel en zei: „U moet namelijk weten, dat het gedicht, dat onze vriend zooeven gezegd heeft, mij aan een van mijn vroegere avonturen herinnerde. Vroe ger heb ik wel eens verteld, dat ik vóór den grooten oorlog in het Oosten rondzwierf, in Marokko, Tripolis en tenslotte kwam ik in het begin van 1913 over Palestina in Perzië, met geen ander doel dan het land van de rozen en den dichter Hafis eens grondig te bezichtigen. Daarna reed ik in het voorjaar van 1913 van Sjiras in zuidelijke richting naar Boesjir aan de Perzische Golf. Een heele week reed ik door rustig land. Twee uren voor zonsondergang van den achtsten dag kwam ik aan de berghut van den pas Mian Kotal. Juist toen ik wilde opstijgen, werd mij vanuit een hoogen sterken wachttoren, die er vlak naast staat, in het Engelsch toegeroepen: „Hallo. Engelschman?" Ik antwoordde beleefd: „Neen, Duitscher!" „Een Duitscher?" schreeuwde de ander bJij verrast terug. Ik knikte glimlachend. Toen hoor de ik op de houten trap binnen in den toren een gestommel en een man in Perzische officieren uniform kwam haastig naar mij toegeloopen. Wij begroetten elkander met de vriendschap pelijke hartelijkheid, die altijd vooral dan op welt, wanneer men in de wildernis aen land genoot ontmoet. Weliswaar bleek al aanstonds, dat de ander een Zweed was, maar hij sprak bijna evengoed Duitsch als ik. De begroeting duurde niet lang. Hij noodigde mij uit mee in den toren te gaan en tegelijk kwam er een ern stige trek op zijn gezicht. „In Kaseroen,". wilde hij uitleggen, maar ik viel hpm aanstonds in de rede: „Daar wilde ik juist heen," „in Kaseroen dan," vervolgde hij, „moet er een soort opstand zijn. Ik heb nog geen stellige berichten en daarom sta ik op den uitkijk, om een bode of het leger der op standelingen te ontdekken, die naar het bin nenland willen trekken." Twintig minuten la ter stond ik op het hooge platform en mijn nieuwe kennis vertelde mij dat hij een van de Zweedsche militaire instructeurs was, die de Perzische regeering uit het Noorden had laten komen. Hier in Mian Kotal moest hij den be- I diamand kan twee heeren dienen, j Alle heeren moeten God dienen. I itKhuT, Onder een boom met dicht begroeide takken werd de ma chine opgeborgen. Ze hadden het voornemen eens rond te kijken, om te zien wat er alzoo in dit bosch, dat heel rustig was, eventueel verborgen zou kunnen zijn. Na een tijdje geloopen te hebben, waren ze niet weinig ver baasd, toen ze door een laan liepen met tal van prachtige standbeelden. „Waar zouden we hier terecht gekomen zijn?" vroeg Keesie aan den matroos. „Als je het mij zegt, weet ik het ook,'' antwoorde deze. langrijken pas met veertig gendarmen bewaken, omdat men in Teheran vreesde, dat de opstan delingen van het Zuid-Westelijke grensgebied zich van de toegangspoort naar het centrum van het land meester wilden maken. Wij hadden elkaar dien avond nog veel te zeggen en legden ons pas laat, in een deken gehuld, ter ruste. Ik sluimerde aanstonds in. In de schoonste droomen werd ik wakker gemaakt; slaapdronken herkende ik den Zweedschen Pers in de kamer, welke door een dansende fakkelvlam werd verlicht. „Er is juist een bode uit Kaseroen aangeko men. De opstandelingen rukken op, wij moeten hun tegemoet. U zult er zeker wel bij willen zijn." Wat moet ik u van dien dag vertellen, die slechts uit schieten en niets dan schieten be stond? De tegenstander was veel sterker en beter gewapend dan onze mannen, maar rond het middaguur werd het een hevig gevecht, waarbij wy tegenover vierhonderd rebellen ston den. Ons plan om naar Kaseroen op te trek ken, moesten wij opgeven en niet alleen dat, maar een geweldige overmacht dwong ons lang zaam naar Mian Kotal terug te keeren. Pas tegen den avond bereikten wij het veilige bosch op den berg. Elf dooden hadden we achter moe ten laten. Korten tijd later sliep ik als een os. En weer stond, evenals in den afgeloopen nacht, opeens de officier voor me en schudde me op een on zachte manier wakker. „U hebt een gezegenden slaap! Hoort u dan niets?" Nu pas gingen mijn ooren open en het rumoer van een razend druk vogelgetjilp drong tot me door. Ik sprong oogenblikkelijk op en rende naar buiten tot voor de hut. Een concert uit duizend vogelkelen klonk ons tegemoet. In het begin leek 't mij als 'n werkelijkheid geworden sprookje uit Duizend-en-één-nacht een sprookje van betooverde vogels, van menschen, die in merels en nachtegalen veranderd waren en nu in den nacht hun leed klaagden in een onverstaan baar lied. Vol t verrukking luis- gezang. Het i moesten nachte- Itt Cl£Tl flCLCrlt galen zijn, die vanuit het Zuiden weer naar hun noordelijk vaderland wilden te- rugkeeren en naar ik dacht nu bij het krieken van den dag hun heimwee uitzongen, om aanstonds hun tocht naar het verre land voort te zetten. Toen kwam de Zweedsche officier voorzichtig naar me toe en fluisterde: „Gevaar! De vogels worden door den aansluipenden vijand opge jaagd!" Pas nu bemerkte ik hoe nerveus, gejaagd en verschrikt het gezang klonk. Mijn scherp oor merkte duidelijk, dat de angstig kwetterende vogelstemmen dichterbij kwamen. Intusschen gaf de commandant korte bevelen en wij ver deelden ons beneden de hut. Plotseling dreunde er een knal en een magisch licht verdreef de duisternis uit de omgeving: de Zweed had een lichtraket afgeschoten, die sissend in de hoogte schoot en toen zacht als een aarzelende verschietende ster naar beneden viel, een vaal tooverachtig licht werpend over ons en onze belagers. De vogels verstomden vol schrik over den plotselingen dag. Pas toen de duisternis ons weer omhulde, weerklonk het oorverdoovend gekwetter nog luider en vormde een teeren mu- zikalen achtergrond voor het knallen en knet teren van de schietpartij, die toen begon. Want in de weinige seconden van het feërieke licht, hadden wij aan den boschrand onze tegenstan ders ontdekt, die door onzen verrassenden aan val hun bezinning verloren. Een uur lang lagen we schutklaar onder het pashuis. Toen kwam de dageraad en wij zagen dat de rebellen waren terug getrokken. 's Middags kwamen we in Kaseroen en kon den de daar gelegerde troepen in den strijd be trekken. Reeds in den loop van den volgenden dag werd het oproer neergeslagen. Korten tijd daarna keerde ik nog eens naar Mian Kotal terug. Op de plaats van ons nach telijk gevecht vond ik verschillende doode vo gellichamen, die het slachtoffer waren geworden van de rondsnorrende kogels of van den schrik van het plotseling opsissende licht. Kleine, ve derlichte lichaampjes met zwakken rechten sna vel, roestbruinen boven- en witgrijzen onder kant, sierlijken, langen staart, onze onwaar deerbare beveiligers tegen een sluwen vijand!" (Nadruk verboden) GESTAAG ADVERTEEREN hef fundament van goede reclame De Oakite Products Inc., fabrikante van een der bekendste Amerikaansche poetsmiddelen, heeft dit jaar haar budget voor courantenreclame be langrijk uitgebreid. Het gevolg van deze campagne, die uit zeer geregeld geplaatste advertenties van klein formaat bestond, was, dat alleen reeds in de eerste helft van 1938 bijna even veel werd omgezet als in het geheele voorafgaande jaar. „Kleine advertenties in couranten, zorgvuldig opgesteld en met groote regelmaat geplaatst, kunnen den ver koop van iederen adverteerder op voeren", verklaarde een der direc teuren van de Oakite Products Inc. op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen *-» m m btj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Bf] een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A f OU»" verlies van belde armen, beide beenen at beide oogen T OU»" doodelbken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bi) verlies van een bfl®0, een voet at een oog 16 „Ik heb gehoord, dat je gisterenavond, on danks mijn verbod, toch nog bent uitgegaan. Is dat zoo?" „Jawel, mijnheer Richter. Ik ben naar de «medery geweest." „En dat zeg jy my zoo maar eenvoudigweg?" ,De waarheid is altijd het eenvoudigste, mijn heer Richter." De landeigenaar zag wel in, dat hy zoo niet verder kwam, want zyn rijknecht liet zich bij zijn opvallend zorgvuldig toiletmaken niet in het minst storen. Jongen, jongen, wat had die kerel toch een prachtgestalte. Alles was kracht en gezondheid aan hem. „Ik denk, dat je leven nu een keer gaat nemen, Siegfried. Morgen zal ik wel een en ander met je bepraten. Voor vandaag zeg ik je nog alleen maar, dat je den heelen voor middag vrij bent. Wy rijden niet uit. Breng de paarden naar de wei, dan kun je gaan. Doch vanmiddag wacht ik aan tafel. Begre pen? En dan nog wat. Na het koffiedrinken help Je den meesterknecht, de wagens orde lijk in een ry te zetten. Zü staan door elkaar als in een woonwagenkamp." Sigmar von Wernstein lachte. Hy werd hier nog een echte duivelstoejager. Nu, ook al niet erg. Na de kamerdeur, als teeken van zijn gezag, zoo hard mogelijk tc hebben dichtgeslagen, ging de heer Richter heen. Sigmar nam er echter geen notitie van en stond weldra in den stal. „Goeden morgen, Michel!" Geen antwoord. Michel hield voet bij stuk; hij zou nu onomwonden toonen, dat hij nijdig was op zijn opvolger. „Waar is de meesterknecht, Michel?" „Die kun je gaan zoeken." De koeherders en staljongens werden op merkzaam en rekten hun halzen om over het vee te kunnen heenkijken. Het flinke optreden van Sigmar had hen van den eersten dag af geïmponeerd. Voor den rood- harigen Michel voelden zy geen sympathie. Daarvoor had Michel, als rijknecht van den baas, zichzelf altijd veel te veel rechten toe gekend. Heimelijk wenschten zij allang, dat die vuurtoren eens een geduchte afstraffing zou krijgen. Maar ja, wie zou hem die bezorgen? Michel's kracht was te algemeen bekend. En brutaal en onbeschoft was hij ook. Nie mand anders van het personeel zou het hebben gewaagd, Sigmar met „je" aan te spreken. Kalm, als had hij het antwoord niet gehoord, ging Sigmar om de box van den bruine heen op Michel toe. „Luister eens, jongen, tegen mij moet je, of je wilt of niet, „u" zeggen. Begrijp je dat?" Michel lachte smalend. Heel ziin woede op. den concurrent kwam in zyn woorden tot uiting: „Je ziet ze vliegen, kerel! Voor zoon land- looper als jy, is het jij en jou nog veel te goed!" Al het stalvolk staakte den arbeid. Michel was bezig met melken, doch de vorst greep hem zonder complimenten in zijn kraag en trok hem omhoog. .Huister nu nog eens, jongen. Dien toon leer je tegenover mij af. Verstaan?" Tot groot pleizier van de anderen, hield Sigmar, met zijn verbazende kracht, Michel als een haas in de hoogte. Dit scheen hem niet de minste inspanning te kosten. „Laat me los, zeg ik u!" brulde Michel. „Ahazoo is het beter. Nou, loop dan maar weer vrij rond, bange haas. Je weet nu voortaan, waar je je aan te houden hebt. En nu, waar is de meesterknecht?" „Naar de kerk," antwoordden eenigszins schuchter verschillende stemmen. Michel maakte een plotselinge beweging. Juist had Sigmar zich weer naar den bruine gekeerd, toen opeens uit wel tien mannen- kelen een angstige schreeuw klonk. Snel keek Sigmar om en zag nog juist bijtijds, dat Michel een riek naar hem toeslingerde. Nog steeds behield Sigmar zijn kalmte. Hij greep naar het dreigende werktuig, ving het bij den steel op en brak dien als een lucifershoutje in tweeën. „Je moest liever met handgranaten komen, mannetje! Maareen pak slaag heb je nu verdiend en dat zul je hebben ook." Eer Michel er ook maar op bedacht was, klet sten een paar blanke, doch krachtige handen om zijn ooren, zoodat die in een oogenblik zoo rood waren als een biet. Sigmar ging even later, door alle knechts vol verbazing nagestaard, het erf op. Daar stond de lange rij van zware akker- wagens in de grootste wanorde. Hoogstwaar schijnlijk had men ze in het donker zoo neer gezet. En aangezien de meesterknecht niet kwam opdagen, trok Sigmar alleen den eenen wagen na den anderen op zijn plaats. Met open mond keek de heer Richter voor het raam van zijn kantoor toe en riep toen de dames, die van verbazing geen woord konden uitbrengen. „Ja, daar zit muziek in die armen." Uit den stal waren de knechts toegeschoten en wilden helpen. Sigmar bedankte hen. „Laat maar, ik speel het alleen wel klaar." Al gauw stonden de wagens in voorbeeldige orde. Doch nu de paarden nog naar de wei! Sigmar, die ontdekt had, dat de heele fami lie Richter hem gadesloeg, voelde zich als in een arena. Niet, om nu eens te laten zien wat hij kon, doch om de praatjes, die men in het dorp over zijn afkomst en vroegere werkzaamheden had rondgestrooid, nog meer voehsel te geven, haalde hij den schimmel uit den stal, en liet hem loopen. Daarna maakte hij den bruine los, die, een al onstuimigheid, naar buiten sprong. „Verdraaid, nu laat hij den bruine zoo maar rennen! Hij is dol!" riepen eenige knechts door elkaar, terwijl de heer Richter, kwaad en be zorgd tegelijk, zyn voorhoofd fronste. Op dat oogenblik kwam Sigmar volkomen kalm uit den stal. Hij zag den schimmel vreed zaam loopen, doch den bruine met zotte spron gen over het erf jagen. „Mijn specialiteit," lachte Sigmar, zich de dagen van vroeger herinnerend. Op zijn gemak knoopte hy zijn jas dicht, trok nog even aan zijn das en wachtte dan achter de staldeur tot het paard weer langs hem kwam. Met ingehouden adem stond het heele perso neel toe te zien. Uit de hoeven van het vurige, jonge paard spatten vonken. „Halt!" Als een acrobaat sprong Sigmar eensklaps op het paard, dat verschrikt bleef staan. Lachend nam Sigmar de teugels op, reed naar den schimmel en bracht dan beide paarden door de poort het erf af. „Zoo, nu hebben jullie weer wat er bij voor je Zondagsche praatje, brave burgers van Altroda." Als in den zorgeloozen tijd van voorheen, reed Sigmar de paarden naar de gemeenschap pelijke weide en ging daarna, terug om koffie te drinken. In de oogen van den landeigenaar was nog angst en verbazing te lezen, maar toch be groette hij zijn rijknecht met enthousiasme. De dames waren één en al bewondering. Sigmar proestte inwendig van het lachen. „Je hebt 't mij daarstraks toch niet kwalijk genomen, Siegfried?" vroeg de landeigenaar opeens bezorgd. „Welnee, mijnheer Richter, daar had ik toch geen reden voor. Alleen houd ik er niet van. dat men zich met myn privé-aangelegenheden bemoeit." Dat deed zijn patroon eenvoudig verstom men. Pas toen Sigmar het huis had verlaten 0111 van zijn eerste Zondagmorgen-verlof te Pr0f1'" teeren, kreeg de landeigenaar weer volop zün moed en spraak terug. „Die geschiedenis met Siegfried en die hek^ uit de smederij komt wel in orde. Wanne® hij weet, dat hij hier graag gezien wordt, za hij zich niet langer in de smederij ophouden- En anders hebben wij nog wel een middel daar tegen bij de hand." „En wat is dat voor een middel?" vroeg me vrouw Richter haastig. „Wel, dat de smid, die reeds zooveel de pacht achter is, er gewoonweg wordt uitge" zet." u „O, ja, vader! Dat is een idee! Daar ben m dankbaar voor!" riep Frida gelukkig uit. „Eerst wachten tot de graaf is geweèst.' „O, ja, natuurlijk!" „Het is anders een dolle jongen, die Siefc fried. Kinderen nog toe, zooiets had ik 11 nooit eerder gezien! Ha, ha, dat maakt e mensch weer jong, Gerda!" uS „Ik zag vroeger eens een cowboy in CI1 aS Busch, en die reed zeker niet beter. Het werkelijk meesterlijk, onovertreffelijk!" zoo u Frida haar bewondering. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 10