De gebeurtenissen in Europa en
de neutraliteit der V.S.
RHEUMAÏIEK
3%dvet&oal vonden
L
De avonturen van een verkeersagentje
5
FYKNON SALT
N1
ALLE ABONNÉ'S
F 250.-
De vorst'
DONDERDAG 27 OCTOBER 1938
OOK AMERIKA GAAT ZICH TOT
DE TANDEN WAPENEN
Nederlanders geweerd
T s jecho-Slowakije
in procenten
I Vogels zingen j
i
reist incognito
DOOR FRITZ METZNER
met
(Van een bijzonderen correspondent)
Zooals bijna overal in de wereld, is ook in de
Vereenigde Staten het „accoord van München"
met juichkreten begroet. De oorlog was afge
wend, en dit groote feit domineerde eiken an
deren commentaar. Een groot aantal bladen ge
waagde van een „vredige victorie van de de
mocratische mogendheden" en Neville Cham
berlain, die geen poging onbeproefd heeft ge
laten om den vrede te behouden, werd de
grootste lof toegezwaaid.
De persorganen, die de politiek van presi
dent Roosevelt plegen te verdedigen, lieten na
tuurlijk niet na te wijzen op de belangrijke rol,
die de eerste burger der Vereenigde Staten tij
dens de crisis gespeeld heeft, en stelden op den
voorgrond, dat de herhaalde stappen, die de
president gedaan heeft, niet weinig tot het gun
stig verloop der onderhandelingen hebben bij
gedragen. Zelfs een verklaard tegenstander van
Roosevelt, de oud-president Hoover, verklaarde
tijdens een op 28 September te Kansas-City uit
gesproken rede, dat alle burgers der Vereenigde
Staten, zonder onderscheid van politieke rich
ting, tot plicht hadden den president in zijn po
gingen den vrede te bewaren hun vollen steun
te geven. Ook de buitenlandsche politiek van
Cordell Hull is veel lof gebracht. Die politiek
toch heeft het der regeering der Vereenigde
Staten mogelijk gemaakt het gewicht van haar
grooten moreelen invloed in de schaal te wer
pen, zonder daadwerkelijk aan de twisten, die
Europa verscheuren, deel te nemen, en zonder
tot dreigementen te behoeven over te gaan.
Toen de eerste geestdrift wat geluwd was, is
men er toe overgegaan de termen van het tot
stand gekomen accoord aan een nauwkeurig on
derzoek te onderwerpen; sindsdien is het
enthousiasme in steeds sterker mate vermin
derd. Het is eiken dag met een paar graden ge
daald en er is nu niet veel meer van over. Men
heeft thans ook in de Vereenigde Staten be
grepen, dat „het accoord van München" vol
strekt niet als een victorie van het Fransch-
Engelsche blok te beschouwen is en dat de be
houden vrede niet zoozeer het resultaat van
onderhandelingen is, maar van een wijken voor
de Duitsche eischen, die ingewilligd moesten
worden wilde men een oorlog vermijden. Er zou
volgens de Amerikaansche bladen nog al
tijd reden tot blijdschap gebleven zijn, als de te
München gesloten overeenkomst inderdaad
eenige ontspanning gebracht had, zoodat bij
voorbeeld het uitschrijven van een algemesne
ontwapeningsconferentie een groot woord
voor een conferentie, die zich in elk ge
val tot het opstellen van een protocol in zake de
stabilisatie of, op zijn best, geringe vermindering
van de bestaande bewapening zal moeten be
perken binnen den kring der toekomstige
mogelijkheden zou zijn gaan vallen. Maar ook
daarvan is geen sprake. Nauwelijks in Engeland
teruggekeerd heeft Chamberlain in het Lager
huis op de meest ondubbelzinnige wijze ver
klaard, dat de Britsche bewapening niet alleen
moet worden voortgezet, maar in zoo snel moge
lijk tempo haar volledig beslag moet krijgen, en
dat het den Britschen premier ernst is blijkt wel
uit het feit, dat sindsdien verscheidene maat
regelen genomen zijn, die beoogen de Britsche
weermacht op elk gebied zooveel mogelijk op
te voeren. En andere maatregelen zijn in voor
bereiding.
Frankrijk, waarvan het luchtwapen de zwak
ke zijde is, volgt een analoge politiek. Bij de ont
zaglijke en drukkende bewapeningscredieten
voegen zich nieuwe. Andere, kleinere landen
volgen het voorbeeld van de groote broers. Zou
dit alles, vraagt men zich in Amerika af, noo-
dig zijn, als de leidende Europeesche staatslie
den de overtuiging hadden, dat de overeenkomst
van München inderdaad duurzame opluchting
had gebracht, als het gevaar voor verstoring van
den Èuropeeschen vrede inderdaad verminderd
ware? En men komt tot de conclusie, dat de
oorlog ten slotte alléén vermeden is, omdat de
democratische mogendheden dien oorlog in de
bestaande omstandigheden niet aandurfden; zij
voelden zich voor het oogenblik de zwakste par
tij en waren daarom tot toegeven over de ge-
heele linie genoodzaakt.
Van deze overtuiging en zij is in de Ver
eenigde Staten algemeen heeft president
Roosevelt met zijn gewone politieke flair ge
bruik gemaakt om voor zijn eigen land een
nieuw bewapeningsprogramma aan te kondigen,
dat alle vroegere programma's met stukken
slaat. En bijna alle bladen juichen deze .mili
taristische" politiek van den vredelievenden
president toe! Zij hebben slechts ironische woor
den voor de spijtige artikelen in de Duitsche
pers, die er over valt, dat de groote democra
tische rijken, „ook en zelfs na München", den
bewapeningswedloop voortzetten „alsof er niets
in de wereld veranderd ware". Zij prijzen het
heldere inzicht van Churchill, „die de Duitsche
pers voor een oorlogsmaniak en een brandstich
ter houdt", en zij betoogen mét Roosevelt, dat
tegenwoordig een volk alleen dan zijn rechten
kan doen gelden, wanneer het niet slechts mo
reel maar ook materieel sterk is.
Men kan zich afvragen waarom de Vereenig
de Staten meenen zich tot de tanden te moeten
wapenen. Het staat toch vrijwel vast, dat de
Nieuwe Wereld voor een rechtstreekschen aan
val niet beducht behoeft te zijn. Duitschland en
Italië hebben dichter bij honk meer en succes
voller werk te doen en van de zijde van Japan
dreigt geen enkel gevaar meer, sinds dit land
zich in China heeft gebonden. Verder is het een
feit, dat de Vereenigde Staten, mocht opnieuw
een conflict in Europa dreigen, tot het laatste
oogenblik toe alle krachten zullen inspannen
om in dat conflict niet te worden meegesleept.
Niettemin heeft daarnaast de overtuiging
wortel geschoten, dat de Vereenigde Staten, in
geval van een nieuwen wereldoorlog, op den
duur onmogelijk in een houding van passieve
neutraliteit zullen kunnen blijven volharden,
daarvoor is de wereld te klein geworden. En de
Vereenigde Staten bewapenen om ook op de ge
vaarlijkste mogelijkheden van een onzekere toe
komst ten volle voorbereid te zijn.
Wel is waar is de regeering te Washington
aan de bepalingen van de Neutrality Act ge
bonden, een wet, die beoogt de groote republiek
buiten de oorlogsdraaikolk te houden. Maar de
Neutrality Act voldoet eigenlijk niemand. De
wet is nog nimmer toegepast, noch in het ge
val van den Spaanschen burgeroorlog, noch in
dat van het Japansch-Chineesche conflict. De
oorlogstuigfabrieken der Vereenigde Staten le
veren én aan China én aan Japan. Theoretisch
verbiedt de wet den verkoop van wapenen en
munitie aan oorlogvoerende natiën maar Ja
pan en China voeren immers geen oorlog?
Voorts verbiedt de wet het verstrekken van lee
ningen aan oorlogvoerenden en haar „cash and
carry"-politiek perkt den geoorloofden handel
met oorlogvoerenden in sterke mate in.
In de practijk zal er daarover zijn alle ex
perts het eens meer dan één middel gevon
den kunnen worden om zich aan het keurslijf
van de restrictieve bepalingen van de Neutrality
Act te ontworstelen. Daarenboven zou een let
terlijke toepassing van de bepalingen dezer wet
de economische structuur der V. S. zwaar schok
ken. De som der zich in Europa bevindende
Amerikaansche waarden bedraagt 5.270 millioen
dollars en het totaal der credieten met korten
looptijd 835 millioen. Een plotselinge realisatie
van dergelijke sommen kan het Amerikaansche
financieele systeem niet onverschillig laten.
Daar komt nog bij, dat da Zuidelijke staten uit
sluitend van de katoencultuur leven en het zou
voor dit deel van het land, dat er economisch
toch al niet schitterend voor staat, eenvoudig
een ramp zijn als katoenuitvoer plotseling niet
langer mogelijk zou zijn. Ook het Amerikaan
sche belang eischt dus gebiedend, dat aan de
voorschriften van de Neutraliteitswet een soe
pele uitlegging gegeven wordt.
Zooals de zaken thans staan zou het Ameri
kaansche volk zeker weigeren aan een maat
regel, die de V. S. in een Èuropeeschen oorlog
zou kunnen meesleepen, zijn goedkeuring te
hechten, maar steeds meerderen zien in, dat een
wereldconflict van eenigen duur de regeering te
Washington gemakkelijk zou kunnen noodzaken
van haar observeerende rol voor een meer actie
ve afstand te doen. De politiek van Chamber
lain, die den vrede met het doen van conces
sies handhaaft, vindt in Amerika maar matige
bewondering. Men is er in wijden kring van
overtuigd, dat deze concessies geen ander resul
taat zullen hebben dan den „eetlust" der totali
taire mogendheden steeds meer aan te wakke
ren, en dat er tóch een oogenblik zal komen,
waarop de democratische landen een neen zul
len moeten laten hooren. Mocht dat neen de
vonk in het Europeesche kruithuis zijn, dan zal
ook Amerika een keuze hebben te doen. En wie
op de voortdurende onzijdigheid der V. S. re
kent, loopt een goede kans zich deerlijk te ver
gissen.
Ongehinderd, aldus „De Dietsche Gedachte",
kunnen .de Britten de Unie van Zuid-Afrika als
immigrant binnenkomen. De immigratie van
niet-Britten (waaronder ook de Nederlanders)
wordt echter zoodanig bemoeilijkt, dat ze thans
practisch nul is.
„Het schijnt, dat de regeering-Hertzog
zich door de nieuwe immigratiewet prac
tisch heeft gebonden aan de beslissingen
van een zgn. Immigratie Raad.
Deze Raad (en de lichamen bij wie deze
Raad officeele adviezen moet inwinnen)
schijnt zeer Britsch gezind te zijn en be
vreesd dat de Nederlanders het Dietsche
element in Zuid-Afrika komen versterken.
Het „Hollandsch weekblad voor Zuid-
Afrika" (Pretoria) schrijft hierover:
„Deze groep (n.l. een Britsch-georiënteer-
de) heeft enkele knooppunten bezet, mis
schien niet rechtstreeks in den Immigratie-
raad, maar dan toch in lichamen, waarnaar
deze raad te luisteren heeft.
Dan hebben zij ook de Werklieden-Unie
genaderd, waarvan de besturen voor hef
allergrootste gedeelte in handen zijn van
Engelsch-sprekenden, die vijandig staan
tegen elke uitbreiding van medezeggenschap
van andere nationaliteiten.
Zij (deze Engelschsprekende besturen dus)
regeeren de Arikanermakkers en zien blijk
baar in de toekomst van meer met het ver-
eenigingsleven vertrouwde elementen als
de Nederlandsche vaklieden een gevaar voor
hun bonzen-baantjes
Deze vakvereenigingen nu worden ook
rechtstreeks of onrechtstreeks gehoord,
wanneer het de vraag geldt, of voor een
zekere soort vak vakarbeiders benoodigd zijn
of niet.
Men kan zich het advies indenken
In de laatste week van Juli j.l. was er in
Kaapstad een speciale vergadering van
werklieden om te spreken over den invoer
van Nederlandsche werklieden en algemeen
werd besloten allen invloed aan te wenden
om dezen tegen te gaan.
Daar waren Witmenschen (blanken)
Bastaards, Kleurlingen en zelfs Kaffers
bijeen om het verdere Zuid-Afrika te ver
tellen. dat zij geen meerdere Nederlanders
meer wenschten."
Tot zoover deze aanhaling. Werpt zij niet
een schril licht op de behandeling der Ne
derlandsche immigranten door de huidige
regeering van Zuid-Afrika? Zelfs vergade
ringen, waarin niet-blanken tegenwoordig
zijn, zijn goed als de Nederlander maar ge
weerd kan worden. Want indien men te
Kaapstad gevreesd was voor verlaging van
loonpeil of werkloosheid, dan moest men
zich óók keeren tegen den invoer van Brit
sche werklieden.
Het schijnt dat, ondanks de mooie ver
klaringen over stamverwantschap en over
de waardevolheid van den Nederlander als
immigrant door Zuid-Afrika's regeerings-
personen en vertegenwoordigers, de werke
lijkheid toch anders moet wezen. Heeft
Hertzog dan niet de macht om aan deze
behandeling van Nederlanders als mensehen
van tweeden rang (de Britten mogen onge
hinderd binnen komen en komen dan ook
in groote aantallen!), die nu al een jaar
duurt, een einde te maken? Dat zou althans
een einde maken aan het onpleizierige ge
voel dat de werkelijkheid anders is dan de
schijn."
.VWA
Wat Fynnon Salt voor anderen deed zal het
ook voor U doen. Bovenstaande verklaring is
één van de vele krachtige bewijzen, die ook
U zal overtuigen. Dit middel tegen rheuma-
tische pijnen, verwijdert op pijnlooze wijze het
urinezuur.
Voorkomt en bestrijdt daarom met Fynnon
Salt Uw eigen kwaal in de kern.
Neem iederen ochtend op de nuchtere maag
een half theelepeltje Funnon Salt, opgelost
in een glas nfarm water en na verloop van
zeer korten tijd zult U zelf de resultaten
constaleeren
In de „R.K. Werkgever" becijfert dr. K. wat
Tsjecho-Slowakije van zijn economische basis
heeft ingeboet en welken terugslag dit kan heb
ben op de NederlandschTsjecho-Slowaaksche
handelsrelaties.
„Het zooveel kleiner geworden land zal,
wat zijn graanbouw betreft, op export aan
gewezen zijn, zooals het reeds was voor hop
en suiker. Samenwerking met Duitschland
schijnt hier de eenige oplossing te zijn. Of
deze zoo innig zal kunnen worden, dat aan
een tolunie kan worden gedacht, lijkt twij
felachtig, gezien het enorme verschil in prijs
niveau. Aanpassing aan Duitschland zou den
nekslag beteekenen voor de exportpositie van
Tsjecho-Slowakije.
Volgens globale schattingen, zooals die in
verschillende publicaties worden aangetrof
fen, verliest Tsjecho-Slowakije door de af
scheiding van Sudetenduitschland:
90 pet.
der porselein-
70 pet.
60 pet.
40 pet.
35 pet.
25 pet.
20 pet.
90 pet.
20 pet.
van de productie
industrie,
van de textielindustrie,
van de glasindustrie,
van de aardewerkindustrie,
van de chemische industrie,
van de leer-, de confectie-
papierindustrie,
van de metaalnijverheid,
van de bruinkoolwinning,
van de steenkoolproductie.
en de
Invoer
Uitvoer
Saldo
15.700
11.000
4.700
16.700
10.500
6.100
18.500
10.600
7.900
30.500
19.500
16.000
22.500
10.500
12.000
22.600
7.700
15.000
Wat dezen laatsten post betreft komt daar
nog 70 pet. bij wegens den afstand van
Teschen aan Polen. Ook de metaalnijverheid
was in dat district goed vertegenwoordigd.
Voegt men bij dit alles de ontwrichting van
het spoorwegnet en van de openbare finan
ciën (Praag wordt in zekeren zin evenals
Weenen het waterhoofd van het kinder
lichaam), dan lijkt het niet waarschijnlijk,
dat dit land economisch kan worden hersteld
zonder hulp van buiten.
Tenslotte de vermoedelijke gevolgen voor
Nederland. De handelsbalans tusschen beide
landen was voor ons steeds passief.
Ziehier eenige afgeronde cijfers (in 1000
guldens) omtrent de handelsbeweging.
Jaar
1934
1935
1936
1937
Jan./Sept. 1937
Jan./Sept. 1938
Onze voornaamste exportproducten waren:
oud ijzer, tin, vetten, wollen en linnen lom
pen, huiden en rijst. Wij importeerden voor
namelijk: metaalproducten, kunstzijden en
wollen manufacturen, garens, dame.sconfectie,
hoeden, hout, keramiek en glas.
Een ruwe schatting wijst uit, dat de be-
teekenis van Sudetenduitschland als export
land ongeveer 50 pet. van het totaal uit
maakt en dat dit gebied ongeveer 40 pet.
van onze producten afnam.
Doordat de handelsbalans met Tsjecho-
Slowakije sterk passief was, zullen de econo
mische gevolgen voor ons land minder
schadelijk zijn dan het geval is geweest bij
den Anschlusz van Oostenrijk, ten aanzien
waarvan wij actief stonden.
In hoeverre de aan Tsjecho-Slowakije toe
gekende contingenten voor dat land behou
den kunnen blijven, dat ligt nog in den
schoot der goden verborgen. Hetzelfde dient
gezegd omtrent de uitbreiding van export
mogelijkheden naar Duitschland. Een en
ander hangt door de clearingpositie zoo
nauw samen, dat elke voorspelling voorbarig
lijkt.
Een meer positief perspectief, zij het ook
nog zeer problematisch, kan zich openen op
de markten, die voor de voormalige Tsjecho-
Slowaaksche industrie verloren zyn gegaan.
In de eerste plaats moet hier gedacht wor
den aan de Vereenigde Staten."
Het is nu ruim een jaar geleden, dat dr.
M. C. een gezelschap jonge menschen bij
zich had uitgenoodigd. Het was een zachte
zomeravond en ze zaten in den tuin. De gast
heer was langen tijd erg zwijgzaam en verlang
de blijkbaar van zijn gasten dat zij het gesprek
aan den gang zouden houden. In stilte hadden
de meesten hunner gehoopt, dat de gastheer zelf
enkele verhalen uit zijn avontuurlijk leven ten
beste zou geven. Daarom wilde het gesprek niet
erg vlotten. En toen in een struik, dicht in de
buurt, een nachtegaal begon te slaan, verstom
den zij geheel, om zich aan de betoovering van
den zomernacht over te geven. Tot een hunner
het stilzwijgen brak en zacht in de duisternis
een vers van Goethe declameerde.
„Wel," zei een ander, „laat Goethe nu maar
met rust!"
De gastheer echter was met de woorden„Daar
schiet me opeens te binnenplotseling op
gestaan en naar binnen gegaan. Tot aller ver
wondering keerde hij echter aanstonds woer
met een dikken lexiconband terug. Hij bladerde
in het boek en toen hij de gezochte plaats ge
vonden scheen te hebben, keek hij eens rond.
„Ik wilde alleen even weten, wat mijn oude
lexicon van dezen vogel weet te vertellen. Luis
ter maar eens. Nachtegaal, nachtzangeres, zang
vogel van de familie Sylviidoe, behoorende tot
de soort aardzangers, met zwakken, rechten sna
vel, roestbruine boven en
Opeens onderbrak hij zijn voordracht, legde
het zware boek op tafel en zei:
„U moet namelijk weten, dat het gedicht, dat
onze vriend zooeven gezegd heeft, mij aan een
van mijn vroegere avonturen herinnerde. Vroe
ger heb ik wel eens verteld, dat ik vóór den
grooten oorlog in het Oosten rondzwierf, in
Marokko, Tripolis en tenslotte kwam ik in het
begin van 1913 over Palestina in Perzië, met
geen ander doel dan het land van de rozen en
den dichter Hafis eens grondig te bezichtigen.
Daarna reed ik in het voorjaar van 1913 van
Sjiras in zuidelijke richting naar Boesjir aan de
Perzische Golf.
Een heele week reed ik door rustig land. Twee
uren voor zonsondergang van den achtsten dag
kwam ik aan de berghut van den pas Mian
Kotal. Juist toen ik wilde opstijgen, werd mij
vanuit een hoogen sterken wachttoren, die er
vlak naast staat, in het Engelsch toegeroepen:
„Hallo. Engelschman?" Ik antwoordde beleefd:
„Neen, Duitscher!"
„Een Duitscher?" schreeuwde de ander bJij
verrast terug. Ik knikte glimlachend. Toen hoor
de ik op de houten trap binnen in den toren een
gestommel en een man in Perzische officieren
uniform kwam haastig naar mij toegeloopen.
Wij begroetten elkander met de vriendschap
pelijke hartelijkheid, die altijd vooral dan op
welt, wanneer men in de wildernis aen land
genoot ontmoet. Weliswaar bleek al aanstonds,
dat de ander een Zweed was, maar hij sprak
bijna evengoed Duitsch als ik. De begroeting
duurde niet lang. Hij noodigde mij uit mee in
den toren te gaan en tegelijk kwam er een ern
stige trek op zijn gezicht.
„In Kaseroen,". wilde hij uitleggen, maar ik viel
hpm aanstonds in de rede: „Daar wilde ik juist
heen," „in Kaseroen dan," vervolgde hij,
„moet er een soort opstand zijn. Ik heb nog
geen stellige berichten en daarom sta ik op
den uitkijk, om een bode of het leger der op
standelingen te ontdekken, die naar het bin
nenland willen trekken." Twintig minuten la
ter stond ik op het hooge platform en mijn
nieuwe kennis vertelde mij dat hij een van de
Zweedsche militaire instructeurs was, die de
Perzische regeering uit het Noorden had laten
komen. Hier in Mian Kotal moest hij den be-
I diamand kan twee heeren dienen, j
Alle heeren moeten God dienen. I
itKhuT,
Onder een boom met dicht begroeide takken werd de ma
chine opgeborgen. Ze hadden het voornemen eens rond te
kijken, om te zien wat er alzoo in dit bosch, dat heel rustig
was, eventueel verborgen zou kunnen zijn.
Na een tijdje geloopen te hebben, waren ze niet weinig ver
baasd, toen ze door een laan liepen met tal van prachtige
standbeelden. „Waar zouden we hier terecht gekomen zijn?"
vroeg Keesie aan den matroos. „Als je het mij zegt, weet ik
het ook,'' antwoorde deze.
langrijken pas met veertig gendarmen bewaken,
omdat men in Teheran vreesde, dat de opstan
delingen van het Zuid-Westelijke grensgebied
zich van de toegangspoort naar het centrum
van het land meester wilden maken.
Wij hadden elkaar dien avond nog veel te
zeggen en legden ons pas laat, in een deken
gehuld, ter ruste. Ik sluimerde aanstonds in. In
de schoonste droomen werd ik wakker gemaakt;
slaapdronken herkende ik den Zweedschen
Pers in de kamer, welke door een dansende
fakkelvlam werd verlicht.
„Er is juist een bode uit Kaseroen aangeko
men. De opstandelingen rukken op, wij moeten
hun tegemoet. U zult er zeker wel bij willen
zijn."
Wat moet ik u van dien dag vertellen, die
slechts uit schieten en niets dan schieten be
stond? De tegenstander was veel sterker en
beter gewapend dan onze mannen, maar rond
het middaguur werd het een hevig gevecht,
waarbij wy tegenover vierhonderd rebellen ston
den. Ons plan om naar Kaseroen op te trek
ken, moesten wij opgeven en niet alleen dat,
maar een geweldige overmacht dwong ons lang
zaam naar Mian Kotal terug te keeren. Pas
tegen den avond bereikten wij het veilige bosch
op den berg. Elf dooden hadden we achter moe
ten laten.
Korten tijd later sliep ik als een os. En weer
stond, evenals in den afgeloopen nacht, opeens
de officier voor me en schudde me op een on
zachte manier wakker.
„U hebt een gezegenden slaap! Hoort u dan
niets?"
Nu pas gingen mijn ooren open en het rumoer
van een razend druk vogelgetjilp drong tot me
door. Ik sprong oogenblikkelijk op en rende naar
buiten tot voor de hut. Een concert uit duizend
vogelkelen klonk ons tegemoet. In het begin
leek 't mij als 'n werkelijkheid geworden sprookje
uit Duizend-en-één-nacht een sprookje van
betooverde vogels, van menschen, die in merels
en nachtegalen veranderd waren en nu in den
nacht hun leed klaagden in een onverstaan
baar lied. Vol t
verrukking luis-
gezang. Het i
moesten nachte- Itt Cl£Tl flCLCrlt
galen zijn, die
vanuit het Zuiden
weer naar hun noordelijk vaderland wilden te-
rugkeeren en naar ik dacht nu bij het
krieken van den dag hun heimwee uitzongen,
om aanstonds hun tocht naar het verre land
voort te zetten.
Toen kwam de Zweedsche officier voorzichtig
naar me toe en fluisterde: „Gevaar! De vogels
worden door den aansluipenden vijand opge
jaagd!"
Pas nu bemerkte ik hoe nerveus, gejaagd en
verschrikt het gezang klonk. Mijn scherp oor
merkte duidelijk, dat de angstig kwetterende
vogelstemmen dichterbij kwamen. Intusschen
gaf de commandant korte bevelen en wij ver
deelden ons beneden de hut.
Plotseling dreunde er een knal en een magisch
licht verdreef de duisternis uit de omgeving:
de Zweed had een lichtraket afgeschoten, die
sissend in de hoogte schoot en toen zacht als
een aarzelende verschietende ster naar beneden
viel, een vaal tooverachtig licht werpend over
ons en onze belagers.
De vogels verstomden vol schrik over den
plotselingen dag. Pas toen de duisternis ons
weer omhulde, weerklonk het oorverdoovend
gekwetter nog luider en vormde een teeren mu-
zikalen achtergrond voor het knallen en knet
teren van de schietpartij, die toen begon. Want
in de weinige seconden van het feërieke licht,
hadden wij aan den boschrand onze tegenstan
ders ontdekt, die door onzen verrassenden aan
val hun bezinning verloren. Een uur lang lagen
we schutklaar onder het pashuis. Toen kwam
de dageraad en wij zagen dat de rebellen waren
terug getrokken.
's Middags kwamen we in Kaseroen en kon
den de daar gelegerde troepen in den strijd be
trekken. Reeds in den loop van den volgenden
dag werd het oproer neergeslagen.
Korten tijd daarna keerde ik nog eens naar
Mian Kotal terug. Op de plaats van ons nach
telijk gevecht vond ik verschillende doode vo
gellichamen, die het slachtoffer waren geworden
van de rondsnorrende kogels of van den schrik
van het plotseling opsissende licht. Kleine, ve
derlichte lichaampjes met zwakken rechten sna
vel, roestbruinen boven- en witgrijzen onder
kant, sierlijken, langen staart, onze onwaar
deerbare beveiligers tegen een sluwen vijand!"
(Nadruk verboden)
GESTAAG ADVERTEEREN
hef fundament van goede
reclame
De Oakite Products Inc., fabrikante
van een der bekendste Amerikaansche
poetsmiddelen, heeft dit jaar haar
budget voor courantenreclame be
langrijk uitgebreid. Het gevolg van
deze campagne, die uit zeer geregeld
geplaatste advertenties van klein
formaat bestond, was, dat alleen reeds
in de eerste helft van 1938 bijna even
veel werd omgezet als in het geheele
voorafgaande jaar.
„Kleine advertenties in couranten,
zorgvuldig opgesteld en met groote
regelmaat geplaatst, kunnen den ver
koop van iederen adverteerder op
voeren", verklaarde een der direc
teuren van de Oakite Products Inc.
op dit blad zijn Ingevolge de verzekerlngsvoorwaarden tegen *-» m m btj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Bf] een ongeval met
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen A f OU»" verlies van belde armen, beide beenen at beide oogen T OU»" doodelbken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN, GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bi) verlies van een bfl®0,
een voet at een oog
16
„Ik heb gehoord, dat je gisterenavond, on
danks mijn verbod, toch nog bent uitgegaan.
Is dat zoo?"
„Jawel, mijnheer Richter. Ik ben naar de
«medery geweest."
„En dat zeg jy my zoo maar eenvoudigweg?"
,De waarheid is altijd het eenvoudigste, mijn
heer Richter."
De landeigenaar zag wel in, dat hy zoo niet
verder kwam, want zyn rijknecht liet zich bij
zijn opvallend zorgvuldig toiletmaken niet in
het minst storen. Jongen, jongen, wat had
die kerel toch een prachtgestalte. Alles was
kracht en gezondheid aan hem.
„Ik denk, dat je leven nu een keer gaat
nemen, Siegfried. Morgen zal ik wel een en
ander met je bepraten. Voor vandaag zeg ik
je nog alleen maar, dat je den heelen voor
middag vrij bent. Wy rijden niet uit. Breng
de paarden naar de wei, dan kun je gaan.
Doch vanmiddag wacht ik aan tafel. Begre
pen? En dan nog wat. Na het koffiedrinken
help Je den meesterknecht, de wagens orde
lijk in een ry te zetten. Zü staan door elkaar
als in een woonwagenkamp."
Sigmar von Wernstein lachte. Hy werd hier
nog een echte duivelstoejager. Nu, ook al niet
erg.
Na de kamerdeur, als teeken van zijn gezag,
zoo hard mogelijk tc hebben dichtgeslagen, ging
de heer Richter heen. Sigmar nam er echter
geen notitie van en stond weldra in den stal.
„Goeden morgen, Michel!"
Geen antwoord. Michel hield voet bij stuk;
hij zou nu onomwonden toonen, dat hij nijdig
was op zijn opvolger.
„Waar is de meesterknecht, Michel?"
„Die kun je gaan zoeken."
De koeherders en staljongens werden op
merkzaam en rekten hun halzen om over het
vee te kunnen heenkijken.
Het flinke optreden van Sigmar had hen van
den eersten dag af geïmponeerd. Voor den rood-
harigen Michel voelden zy geen sympathie.
Daarvoor had Michel, als rijknecht van den
baas, zichzelf altijd veel te veel rechten toe
gekend. Heimelijk wenschten zij allang, dat die
vuurtoren eens een geduchte afstraffing zou
krijgen. Maar ja, wie zou hem die bezorgen?
Michel's kracht was te algemeen bekend.
En brutaal en onbeschoft was hij ook. Nie
mand anders van het personeel zou het hebben
gewaagd, Sigmar met „je" aan te spreken.
Kalm, als had hij het antwoord niet gehoord,
ging Sigmar om de box van den bruine heen
op Michel toe.
„Luister eens, jongen, tegen mij moet je,
of je wilt of niet, „u" zeggen. Begrijp je dat?"
Michel lachte smalend. Heel ziin woede op.
den concurrent kwam in zyn woorden tot
uiting:
„Je ziet ze vliegen, kerel! Voor zoon land-
looper als jy, is het jij en jou nog veel te
goed!"
Al het stalvolk staakte den arbeid.
Michel was bezig met melken, doch de vorst
greep hem zonder complimenten in zijn kraag
en trok hem omhoog.
.Huister nu nog eens, jongen. Dien toon leer
je tegenover mij af. Verstaan?"
Tot groot pleizier van de anderen, hield
Sigmar, met zijn verbazende kracht, Michel als
een haas in de hoogte. Dit scheen hem niet de
minste inspanning te kosten.
„Laat me los, zeg ik u!" brulde Michel.
„Ahazoo is het beter. Nou, loop dan
maar weer vrij rond, bange haas. Je weet nu
voortaan, waar je je aan te houden hebt. En
nu, waar is de meesterknecht?"
„Naar de kerk," antwoordden eenigszins
schuchter verschillende stemmen.
Michel maakte een plotselinge beweging.
Juist had Sigmar zich weer naar den bruine
gekeerd, toen opeens uit wel tien mannen-
kelen een angstige schreeuw klonk. Snel keek
Sigmar om en zag nog juist bijtijds, dat Michel
een riek naar hem toeslingerde. Nog steeds
behield Sigmar zijn kalmte. Hij greep naar het
dreigende werktuig, ving het bij den steel op
en brak dien als een lucifershoutje in tweeën.
„Je moest liever met handgranaten komen,
mannetje! Maareen pak slaag heb je nu
verdiend en dat zul je hebben ook."
Eer Michel er ook maar op bedacht was, klet
sten een paar blanke, doch krachtige handen
om zijn ooren, zoodat die in een oogenblik zoo
rood waren als een biet. Sigmar ging even later,
door alle knechts vol verbazing nagestaard, het
erf op.
Daar stond de lange rij van zware akker-
wagens in de grootste wanorde. Hoogstwaar
schijnlijk had men ze in het donker zoo neer
gezet. En aangezien de meesterknecht niet
kwam opdagen, trok Sigmar alleen den eenen
wagen na den anderen op zijn plaats.
Met open mond keek de heer Richter voor
het raam van zijn kantoor toe en riep toen
de dames, die van verbazing geen woord konden
uitbrengen.
„Ja, daar zit muziek in die armen."
Uit den stal waren de knechts toegeschoten
en wilden helpen.
Sigmar bedankte hen. „Laat maar, ik speel
het alleen wel klaar."
Al gauw stonden de wagens in voorbeeldige
orde. Doch nu de paarden nog naar de wei!
Sigmar, die ontdekt had, dat de heele fami
lie Richter hem gadesloeg, voelde zich als in een
arena. Niet, om nu eens te laten zien wat hij
kon, doch om de praatjes, die men in het dorp
over zijn afkomst en vroegere werkzaamheden
had rondgestrooid, nog meer voehsel te geven,
haalde hij den schimmel uit den stal, en liet
hem loopen. Daarna maakte hij den bruine los,
die, een al onstuimigheid, naar buiten sprong.
„Verdraaid, nu laat hij den bruine zoo maar
rennen! Hij is dol!" riepen eenige knechts door
elkaar, terwijl de heer Richter, kwaad en be
zorgd tegelijk, zyn voorhoofd fronste.
Op dat oogenblik kwam Sigmar volkomen
kalm uit den stal. Hij zag den schimmel vreed
zaam loopen, doch den bruine met zotte spron
gen over het erf jagen.
„Mijn specialiteit," lachte Sigmar, zich de
dagen van vroeger herinnerend. Op zijn gemak
knoopte hy zijn jas dicht, trok nog even aan
zijn das en wachtte dan achter de staldeur tot
het paard weer langs hem kwam.
Met ingehouden adem stond het heele perso
neel toe te zien. Uit de hoeven van het vurige,
jonge paard spatten vonken.
„Halt!" Als een acrobaat sprong Sigmar
eensklaps op het paard, dat verschrikt bleef
staan. Lachend nam Sigmar de teugels op, reed
naar den schimmel en bracht dan beide paarden
door de poort het erf af.
„Zoo, nu hebben jullie weer wat er bij voor
je Zondagsche praatje, brave burgers van
Altroda."
Als in den zorgeloozen tijd van voorheen,
reed Sigmar de paarden naar de gemeenschap
pelijke weide en ging daarna, terug om koffie te
drinken.
In de oogen van den landeigenaar was nog
angst en verbazing te lezen, maar toch be
groette hij zijn rijknecht met enthousiasme. De
dames waren één en al bewondering. Sigmar
proestte inwendig van het lachen.
„Je hebt 't mij daarstraks toch niet kwalijk
genomen, Siegfried?" vroeg de landeigenaar
opeens bezorgd.
„Welnee, mijnheer Richter, daar had ik toch
geen reden voor. Alleen houd ik er niet van.
dat men zich met myn privé-aangelegenheden
bemoeit."
Dat deed zijn patroon eenvoudig verstom
men.
Pas toen Sigmar het huis had verlaten 0111
van zijn eerste Zondagmorgen-verlof te Pr0f1'"
teeren, kreeg de landeigenaar weer volop zün
moed en spraak terug.
„Die geschiedenis met Siegfried en die hek^
uit de smederij komt wel in orde. Wanne®
hij weet, dat hij hier graag gezien wordt, za
hij zich niet langer in de smederij ophouden-
En anders hebben wij nog wel een middel daar
tegen bij de hand."
„En wat is dat voor een middel?" vroeg me
vrouw Richter haastig.
„Wel, dat de smid, die reeds zooveel
de pacht achter is, er gewoonweg wordt uitge"
zet." u
„O, ja, vader! Dat is een idee! Daar ben m
dankbaar voor!" riep Frida gelukkig uit.
„Eerst wachten tot de graaf is geweèst.'
„O, ja, natuurlijk!"
„Het is anders een dolle jongen, die Siefc
fried. Kinderen nog toe, zooiets had ik 11
nooit eerder gezien! Ha, ha, dat maakt e
mensch weer jong, Gerda!" uS
„Ik zag vroeger eens een cowboy in CI1 aS
Busch, en die reed zeker niet beter. Het
werkelijk meesterlijk, onovertreffelijk!" zoo u
Frida haar bewondering.
(Wordt vervolgd)