IR
i
De begonia met bloemen als kleine rozen
DE WINTERSLAAP
RADOX
Den Dre weer in het Boschhuis
zomergarderobe
PRACTISCH ALLERLEI
Verschillende recepten
WOORDSORTEERING
Aanhanger
Afkomstig
Antwerpen
Eindhoven
Emolument
Naamdicht
Tegengaan
Terneuzen
Zeventien
GEEN VET PUISTJES MEER
Spel leiding en tegenspel!
Het afscheid Van Dré III Van den Eekcr
ZONDAG 30 OCTOBER 1938
Hm
van de
PANNEKOEK MET HAM
VISCHSGHOTEL MET WORTELEN
ONS PRIJSRAADSEL
Het viel niet mee de letters op de
juiste wijze te vervangen
De prijswinnaars
Oplossing vorig raadsel
Woordsorteering
WK
/-
z.
2.
BRABANTSCHE BRIEVEN
f.
Niet minder mooi dan de Begonia Exquise is de BEGONIA OPTIMA met
donker zalmkleurige bloemen tusschen het gave, broze blad
Bewondering hebben we voor de kweekers als
wij dit jaargetijde in de tallooze etalages van
de bloemwinkels de Begonia met de groote,
dieprose .bloemen zien prijken. Want de be
koorlijke variëteit met de fijnbeschilderde rose
bloemen, van een omvang, die aan kleine rozen
doet denken, en welke luistert naar den wel-
luidenden naam „Exquise", is met eindeloos ge
duld door voortdurend selecteeren gekweekt uit
een vrij onooglijk donkerrose bloempje, dat vele
decennia geleden, tot groote verrassing van een
kweeker, in zijn Orchideeënkas tot bloei kwam.
Dat het geen gewoon onkruid was, vermoed
de hij dadelijk, want een dergelijk specimen
had hij nog nooit gezien. Later bleek, dat dit
eerste, nietige Begoniaatje zichzelf hier in den
lande geïmporteerd had uit Zuid-Amerika, van
waaruit het verdwaalde zaadje de lange reis
had meegemaakt tusschen de Orchideeën. Met
het instinct van zelfbehoud, dat elk zaadje
eigen is, was het onder de gunstige omstan
digheden in de broeikas tot ontwikkeling ge
komen.
En elk nieuw najaar verrassen de Begonia's
ons tegenwoordig met grooter, edeler bloemen,
in nóg warmer tinten.
Voor de grootbloemige variëteit, welke al haar
voorgangers overtreft, de Begonia Exquise, is
de naam waarlijk niet ten onrechte gekozen,
want een werkelijke bloemenliefhebber komt in
verrukking bij het bezien van die teer-gave
bloemen, waarvan de vier platte bloemblaadjes
gevormd lijken uit doorzichtig was. Warm
zacht-rose, dieper blozend naar de randen, bij
eengehouden door het hartje van fijne, licht
gele nopjes, doet elk der vier bloemblaadjes
van de pasontloken bloem, die zich nog wat
schuchter dichtgevouwen houdt, aan een kleine,
teere schelp denken.
De vol bloeiende Begonia is een juweel om
in de kamer te hebben, maar het is een pre
cair bezit, dat we met behoedzaamheid en zorg
moeten omringen, willen we die plant haar
schoonheid doen houden. Een Begonia, die we
geven wat haar toekomt, zetten we op 'n lich
te, frissche plaats, waar echter geen volle zon
komt en waar de plant gevrijwaard is voor
tocht. We verzetten de Begonia zoo min moge
lijk, slechts met groote omzichtigheid verplaat-
sen. we den bloempot voor het watergeven, wat
met succes geschiedt op de volgende wijze:
tweemaal per week den pot gedurende eenigen
tijd in een emmer met water op kamertempe
ratuur zetten.
Onvermijdelijk is het, ook ondanks de meest
zorgvuldige behandeling, dat de Begonia, schijn
baar zonder reden, haar bloemen laat vallen,
zonder dat deze verlept zijn. Dat is een hebbe
lijkheid van de Begonia, die ons kan verdrieten,
maar waar weinig aan te doen is.
Ook de Lorraine Begonia met den weelde-
rigen bloei van kleine, donkerrose bloempjes
strooit van haar overdaad op de vensterbank,
en de zalmkleurige „Optima" houdt evenmin al
haar fraaie, diepgetinte bloemen aan de broze
steeltjes.
Hoofdzakelijk echter lijdt de Begonia aan dit
euvel, wanneer de plant te veel in het donker
staat.
Na den bloei hebben althans de grootbloe
mige variëteiten hun waarde verloren. Het
overhouden van een dergelijken winterbloeier
zal den leek moeilijk lukken.
Een patent huismiddeltje voor verkouden
menschen is het eten van een rauwe ui. Daar
de smaak zeer sterk is, verorbert men den ui
het beste aan den maaltijd, tegelijk mét het
andere voedsel. De sensatie, welke men daarna
heeft, of het verhemelte in brand staat, geeft
al een onmiddellijk gevoel van opluchting in
de neus-keelholte.
Voor het openen van schroefdeksels van alle
formaat zijn er tegenwoordig instrumentjes in
den handel, waarmede deze door een enkelen
handgreep te openen zijn. Voor de huisvrouw
met weinig kracht in haar handen, die telkens
weer tobt met deksels van jam- en pindakaas-
potten en van potjes, welke schoonheids-crèmes
inhouden, een ware uitkomst.
De haastig gebakerde vrouw, die zich geen
tijd gunt om telkens het elastiek van haar di
rectoire, als dit vernieuwd moet worden, met
naald en draad vast te hechten, kan haar toe
vlucht nemen tot smal knoopsgaten-elastiek,
dat ze op de gewenschte lengte sluit met een
plat boordeknoopje, een zoogenaamd verpleeg
stersknoopje. Dit wordt eenvoudig in beide eind-
knoopsgaatjes gezet. Rekt het elastiek op den
duur uit, dan kan een eindje afgeknipt en de
sluiting op dezelfde wijze weer toegepast wor
den.
Van de rubber warmwaterkruiken, die we, nu
het koude seizoen begint, weer te voorschijn ha
len, raakt men den schroefdop nogal eens kwijt
ofwel men legt dezen ergens neer en weet hem
dan niet terug te vinden. Een zeer gemakkelijk
middel om dit te verhelpen is, den dop met 'n
stevig bandje, dat eenige speling toelaat, aan
de kruik vast te binden.
Als we, nu het uitgaansseizoen weer begint,
onze zwarte zijden schoenen te voor
schijn halen en er blijken voor aan de teen
kale, eenigszins afgesleten plekken te zijn, dan
werken we die omzichtig bij met een fijn pen
seeltje, gedoopt in Oost-Indischen inkt.
Bij het aannaaien van knoopen aan jongens-
goed maakt men den draad aanmerkelijk ster
ker door dezen even door de was te halen. De
knoop blijft, met dergelijk wasgaren aange
naaid, veel langer zitten.
Het kan soms moeilijk zijn, wanneer men
in den namiddag in het donker thuiskomt, in
een volle tasch den huissleutel te vinden. Prac-
tisch is het, dezen met een eindje smal elastiek
aan de binnenzijde van de handtasch van
zelfsprekend met een behoorlijke speelruimte
vast te naaien.
Al stellen we ons in den zomer ook voor, dat
we van de gemakkelijke dracht, die de ge
bloemde zijdjes vormen, voorloopig geen af
stand gaan doen zoodra de bladeren geel
worden en de herfststemming zich over het
land legt, al zijn de dagen nóg zoo zoel en
nóg zoo zonnig, staat het niet meer en voelen
we ons in ons zomergoed buitenseizoensch!
Is het dan ook noode, we moeten voor eeni
gen tijd afscheid nemen van onze flatteuze,
luchtige zomerjurkjes en we doen verstandig
bij.het begin der seizoenswisseling als de war
mere kleedingstukken hun plaats eischen in
onze kleerenkast, meteen onze zomergarderobe
op te bergen, in een dergelijken staat, dat we de
kleedingstukken het volgend voorjaar frisch en
ongekreukt terugvinden.
Geen enkele japon of blouse of zomerjum-
per leggen we, zonder een reinigingsbeurt, weg.
Datgene, wat thuis gewasschen kan worden, ge
ven we een sopje, spoelen het grondig na en
vouwen het, nadat het door en door droog is,
ongestreken op, liefst binnenste buiten. Klee
dingstukken, die we zelf noch in zeep, noch in
benzine durven wasschen, geven we aan de
chemische inrichting ter reiniging. Al zien we
even tegen de kosten op, toch zal deze metho
de economischer blijken, dan een japon smoe
zelig weg te hangen en het komend seizoen te
ervaren, dat het klèedingstuk er veel verdrage-
ner en minder frisch uitziet dan we meenden.
Vreezen we, dat een stof zal krimpen, dan
tornen we tovoren den zoom en de mouwen los.
Korte, dunne jurkjes kunnen we weghangen
zonder gevaar, dat er door de uiteinden van
den hanger „moeten" op de schouders ont
staan, hetgeen overigens gemakkelijk te voor
komen is, door proppen yloeipapier om de han
ger-uiteinden te wikkelen. Lange zomer-avond-
jurken, waarvan de zoom op den grond sleept,
bergen we liever in een platte, car,tonnen doos
op met rijkelijk tusschengevouwen vloeipapier.
Plissé rijgen we met groote steken vast, opdat
het niet uitzakt.
Hangen we de zomerkleeren op zolder in een
ruimen, papieren zak, dan vergewissen we ons,
dat geen der. kleedingstukken van den hanger
af kan glijden en na eenige maanden terug
gevonden wordt als een gekreukeld hoopje op
den bodem van den zak. Desnoods voorzien we
hierin met veiligheidspelden.
Witte schoenen, mits van linnen, reinigen we
met water en zeep, laten zolen en hakken voor
zien, vullen het schoeisel op met proppen pa
pier en bergen ze, in papier gepakt, weg.
400 gram bloem
driekwart liter melk met water
10 gram zout
20 gram gist
2 ons uitgebakken spek
2 ons ham.
Van bloem, zout en ruim 4 d.L. melk met wa
ter roert men een glad beslag en voegt dan
de met melk en water aangemaakte gist, sa
men met de overgebleven vloeistof bij het be
slag, om het daarna circa anderhalf uur te
laten rijzen in een kom met lauw water.
Voor het bakken gebruikt men bij gedeelten
de stukjes spek. Door het beslag wordt de
fijngesneden ham geroerd. Voor elke panne-
koek gebruikt men ongeveer een achtste ge
deelte van het beslag en bakt de koeken lang
zaam aan beide kanten lichtbruin.
In een beboterden, vuurvasten schotel belegt
men den bodem met geschrapte en in schijf
jes gesneden winterwortelen. Daaroverheen
komt een laag filet van schelvisch, waarna men
zooveel water toevoegt, dat de visch geheel on
der het nat staat. Na toevoeging van een flin
ken ui zet men den schotel gedurende 'n half
uur in den niet te heeten oven. Vlak voor het
opdienen wordt een lepel boter toegevoegd. Te
serveeren met aardappelpurée.
doch een frissche gave huid door geregeld
gebruik van Radox in Uw waschwater
Bij apothekers en erkende drogisten f0.90
per pak en f 0.15 per klein pakje.
De opgave van twee weken geleden gaf
aardige variaties: het eerste halve dozijntje
bleef vrijwel onveranderd, (een enkele maal
ging men van sport over porto of poets
naar troep), maar het verdere verloop
van preek over, kever veter renet naar
neger
of van id. over kreet verte rente
naar id.
en van neger over grein en garen naar wa
gen
of van id. over grein en gewin naar id.
of van id. over garen en gewar naar id. Enz.
Dit genre behoort niet tot de gemakkelijkste:
wel te verklaren dus, dat het aantal inzendin
gen maar ruim 50 percent van het aantal der
vorige week haalde. Maar dit laatste kwantum
was zoo omvangrijk, dat 50 percent daarvan
voor deze week nog een aardig getalletje van
3 cijfers leverde!
Na loting werden de prijzen als volgt toege
kend: M. J. Heijselaar, Heggerankweg 29 bov.
Amsterdam; M. van Kraay, Lange Jansstraat
5, Utrecht; G. J. Meyer, Kerkweg A 184, Lim-
men; A. J. Klein Bleumink, san. „Dekkers-
wald", Groesbeek; mevr. A. M. de Greef
Wielens, Canisiuspension, Almelo; mej. M. Th.
Boers, 's Gravendijkwal 119 b, Rotterdam.
We spelen het gevraagde spel als volgt
klaar:
sport;
poort:
troep;
koper:
preek:
kever;
vrede;
reden:
neger:
grens:
garen;
wagen,
s vervangen
o vervangen
t vervangen
o vervangen
p vervangen
k vervangen
v vervangen
d vervangen
e vervangen
s vervangen
r vervangen
door o
door e
door k
door e
door v
door d
door n
door g
door s
door a
door w
Er wordt gevraagd, de 9 gegeven woorden
zoodanig in de 9 horizontale rijen der figuur
Tot nu toe heb ik steeds allerlei bijzonderhe
den van de speltechniek behandeld en dit is
dan ook zeer nuttig geweest om de methoden
te leeren kennen, waarmede men in een be
paalde kleur één of meer slagen kan winnen.
We zullen nu echter de spelleiding eens van
een algemeener standpunt uit gaan bekijken en
dus trachten een inzicht te geven in de wijze
van opmaken van een speelplan.
Vanzelfsprekend moeten deze besprekingenen
tevens de daaruit voortvloeiende richtlijnen ta
melijk vaag blijven, omdat we natuurlijk niet
het oog hebben op een speciaal geval, maar
daarentegen juist zooveel mogelijk verschillende
gevallen in het nauwe keurslijf van een syste
matiek trachten te wringen.
We verplaatsen ons dus in het geval, dat er
uitgekomen is en de blinde zijn kaarten op ta
fel gelegd heeft. De spelleider moet nu nimmer
meteen bijspelen, maar eerst het speelplan op
maken'.
Dikwijls wordt er in den eersten slag al een
fout gemaakt, die zich achteraf wreekt. Men
had dan niet op een ongunstige verdeeling ge
rekend, terwijl, indien mogelijk, de spelleider
met elke distributie rekening moet houden.
We onderscheiden dan de contracten in Sans
Atout en de contracten in een kleur, omdat er
een te groot verschil tusschen de wijze van spe
len van deze twee contracten bestaat.
Bjj een S. A.-contract moet de spelleider zich
achtereenvolgens het volgende afvragen:
le. Hoeveel dekkingen heb ik in elke kleur?
2e. Hoeveel maal kan de tegenpartij maximaal
en hoeveel maal minimaal aan slag komen?
over te brengen, dat men in de beide diago
naal-rijen, op de plaats der kruisjes, en wel
van 1 naar 2 en van 3 naar 4, twee Neder-
landsche plaatsnamen te lezen krijgt, resp ge
legen in de provinciën Noordholland en Gro
ningen.
3e. In welke kleur kan ik er de meeste slagen
bij winnen?
4e. Hoe moet ik spelen om den gevaarlijken
tegenstander zoo min mogelijk aan slag te laten
komen?
Zooals ik n.l. al verschillende malen heb aan
gegeven, is S. A. een strijd, die bijna altijd be
slist wordt in het voordeel van die partij, die
het eerst zijn kleur heeft vrij gemaakt.
Wordt er daarentegen een kleurencontract
gespeeld, dan moet de spelleider eerst onder
zoeken, of de troefkleur hecht is, m.a.w. of die
kleur inderdaad beantwoordt aan 't oorspron
kelijke doel, n.l. overmacht in die kleur en te
vens hulpmiddel om (door aftroeven) de tegen
partij in een andere kleur te stoppen.
Wanneer de troefkleur dan inderdaad hecht is
moet de spelleider zich aan de volgende richt
lijn houden:
le. De troeven er uit slaan en dan onder
dekking van de resteerende troeven trachten in
andere kleuren de benoodigde slagen te ma
ken:
Uitzondering:
le. Ingeval er in den blinde een korte kleur
is, waarin de spelleider ook zwak is, moet eerst
met de korte troef van den blinde afgetroefd
worden alvorens de troeven er uit geslagen mo
gen worden.
lie. Als er geen rentrants in den, blinde zijn,
kan het noodig zijn, dat de spelleider er niet
alle troeven van de tegenpartij uithaalt, om
één troef in den blinde als rentrant te houden.
Indien de troefkleur echter niet hecht is. of
niet hecht blijkt te zijn, staat de spelleider
voor de volgende keuze:
le. Ofwel er een cross-ruff van te maken,
dus de troeven zooveel mogelijk apart te ma
ken;
2e. Ofwel de troeven onder verlies van eenige
slagen er toch uit te slaan en er dan een S. A.-
spelletje van te maken.
Uit het verschil in opzet tusschen een kleu
rencontract en een S. A.-contract kunt u op
maken, waarin het belangrijkste principieele
verschil ligt, n.l. in het feit, dat het aantal
denkbare gevallen bij S. A. veel grooter is, om
dat men daar niet aan een bepaalde kleur ge
bonden is. Wanneer men besloten is om in een
bepaalde kleur te gaan aanvallen, kan men nog
altijd van die kleur afstappen en zijn heil in
een andere kleur zoeken.
Noodzakelijk is het echter, om er nog eens
den nadruk op te vestigen, dat het aantal aan
wezige dekkingen in de zwakste kleur veelal
tevens het aantal malen aangeeft, dat men vau
slag af mag komen en dit bepaalt dan ook ge
deeltelijk de keuze van de kleuren waaruit men
de benoodigde slagen hoopt te behalen.
De keuze van de kleur, waarin men zal aan
vallen, wordt dus bepaald door het aantal er
bij te winnen slagen.
Meestal zal dit ook wel de meest ongelijk ver
deelde kleur zijn, aangezien uit een kleur met
53-verdeeling nu eenmaal meer slagen kun
nen komen dan uit een kleur met een 44-
verdeeling.
We zullen hier echter dezen keer niet meer
op in gaan en besluiten met een spelprobleem:
Sch.: A. 5 3
H.: 10 9
R.: H. 9 2
KI.: H. B. 10 8 5
Sch.: H. 6
H.: A.V.7543
R.: 10 6 3
KI.: 9 3
N.
W. O.
Sch.: V. 10 4
H.: 8 2
R.: B. 8 5 4
KI.: V. 7 6 2
Sch.: B. 9872
H.: H. B. 6
R.: A. V. 7
KI.: A. 4
OW waren kwetsbaar en NZ niet; Zuid
was gever en het bieden verliep als volgt:
Z.
1 Schoppen
2 S. A.
3 S. A.
W.
Pas
Pas
Pas
N.
2 Klaveren
3 Schoppen
Pas
O.
Pas
Pas
Pas
West komt uit met Harten 4 en Zuid moet
thans zijn speelplan opmaken. Het beste is. dat
de lezer tracht met weglating van West en
Oost een plan op te maken.
P. H. A. TUIN
Ulvenhout, 27 Oct. 1938
Amico,
't Jaar spoeit ten ende. Moei en zwaar smak
ken de lesten blaren uit 't geboomt. Stil peinst
den ouwen buiten deur den graauwen schemer
van deus tij, waarin den dag maar schriele
binnenvalt langs 'n spleet van dikke nevelgor
dijnen, die zwaar van den lagen hemel plooien.
En 't licht dempen veur den Rouw van Allerzie
len, die over d'eerde floerst.
„Allerzielen" 't wordt gevezeld binnen de
bosschen, die vol staan van 'nen stiltewemel,
die over oew zielement daauwt lijk de nevels
over den wijen akker daargunder.
„Allerzielen" 't wordt gevezeld binnen ons
stille bosschen, in den tik van neveldruppen,
die tranen in den zachten bojem. In 't geritsel
ook van dooie takskes, die schuren deur de krui
nen.
En schuiven de nevelgordijnen 'ns efkes open,
valt 'n dunne bamis-zon binnen, in den befloer
sten buiten, dan glanst 't natte takkenrag lijk
zilverdraad aan de zwarte bóompilèèren. Dan
flakkert hier en daar 't gele vlammeke van 'n
leste herfstblad, dan strepen lange schaduws
over den fonkelbruinen boschbojem en dan
echoowt efkes 'nen hoogen sjilp van 'n kwieke
boschveugeltje teugen den stiltewemel aan.
'n Konijn, mee opstaande lepels, zit verrast,
daar gunderwijd, temidden in de blaauwe dreef;
'n kaauw wiekt daar boven mee dof gerucht,
dwars over 't zilverspinsel om de leege eiken,
waarin rosse vlamkes branden.
Schuins steken blaauwe zonnebussels deur den
doorn, die daar smoort deur de boschdrevels.
Even is den dag opengegaan, maar de stilte
suizelf nog om oewen kop. Plustert van Aller
zielen, hier in deuze groote sterfkamer van 't
bosch, waarin tóch efkens den dag binnenviel
langs 'n spleet van de dichtgeplooide nevelgor
dijnen.
'tWas Zondag en ik was nou toch halverweuge.
'k docht: allee, ik kuier 'ns even naar 't „Bosch
huis", naar de familie Zonneveld. Den Vic had
ik al eenige weken gemist en Hanneke'k
kost me op den oogenbllk heur beeld nie helder
veur oogen krijgen, 't Witte porceleinige kopke,
mee de deurschijnenCte zdeurkes van 't ouwe
mevrouwke, mee 't zijig witte kroezelhaar stond
veul scherper veur m'nen geest. Vrimd'k had
Hanneke toch veul meer keeren gezien. En as
ik goed nadocht ook den klank van heur stem,
die toch schoon is, kost ik me nie sjuust meer
herinneren! Gek. Ik had dat vroeger ook mee
m'n moeder, schoot me nou te binnen.
En piekerend slefte-n-ik deur den ijlen dag,
die zwaar rook naar den herfst. De lichtspleet
in den lagen hemel was weer dichtgetrokken,
kilte viel op m'nen nek en 'n opgestoken win-
deke wreef langs m'n slapen.
Vreemd. Elf slagen van ons kerketorentje
zoefden dunnekes tot hier deur. God wat kwa
men ze van ver. 'k Zou best 'nen mensch willen
zien, nou. Al was 't den Eeker maar. Ja, sjuust
den Eeker, dat eenzaam zwervend, wegflierend
blaaike, zoo wijd van den boom. Waar zou 't
ooit tot rust komen? In den Bels? InAme
rika? BijDré III?
Toch 'ns mee den Vic over praten, 't Was Dré
III nie gelukt den Eeker verom te brengen.
„Eeker, ge gaat dood," had ie gezeed. „Ge hebt
pas nog op 't kantje gelegen, ge zijt veul erger
ziek gewist, dan ge eigens weetl Deus woon-
wagel- en kermisleven is ie zwaar veur jou."
Maar den Eeker had 'ns dunnekes gelachen
en gezeed: „Dré, ik gaai nog nie kapot!"
„Hebt ge dat op 'n briefke gekregen?" vroeg
den Dré.
En seerjeus had den Eeker gezeed: „Neeë,
maar tóch weet ik 't!"
„Ik heb oew kleeren meegebrocht, Eeker. En
oew centen."
Strak had ie toen naar de spullen gekeken.
Efkes den jas gestreeld. Dan, twee dikke tranen
in z'n oogen, had ie weer gezeed: „Dré, 't spet
me zoo!"
„Kom dan sodejuu mee verom!" riep den Dré
woeïend uit.
Maar triestig schudde den Eeker z'nen kop.
„Nognie," fluisterde-n-ie. En toen: „Dré
hangt alles weer netjes op de kleerhoutjes, aste-
blieft. Sjüüst.... zoo as ik 't eigens gebor
gen had opons kamerke."
Toen was ie weer eerpel gaan jassen, op t
trapke achter den woonwagel.
„Waar gade naar toe, volgende week?"
„BergenopZoom."
„En dan?"
„Naar Antwerpen. Wochten op den eersten
Vlomschen foor."
„En wat voerde dan uit, ondertusschen?"
„Verven. De wagels, de tent, de zeilen en X
doei 't huishouwen van madame."
„Wat doet ze dan eigens?"
„Vendu."
„Watte?"
„Ouwe rommel opkoopen en weer verkoopen.
Heb ik ook werk mee. Rippereeren, opwrijven,
'n streek verf geven en zoo, nuuw maken, ge ver
staat, Dré. En 's Zaterdagsavonds meehelpen op
de markt, ee!"
.„Zij-d-al by oew moeder gewist?"
Ja
„En?"
"wit ze, dat ge hier zijt?"
„Jazekers!"
„Vind ze dat goed?"
Toen had den Eeker 'ns gelachen en gevraagd:
„Waarom nie?"
„Gade ze nog goeiendag zeggen, veur ge wij er
trekt?"
„Zekers! Want ik blijf misschien lang weg, ee."
Toen was madame Delhomme te voorschijn
gekomen tusschen de bouwsels van den kermis-
deur.
„Awel, manneke, hebt gaai nie anders te doen,
dan te discussieeren? Gaai mot coiffeur zien te
worden, da's 'nen deftigen stiel voor ouw. Hebt
ge de stoof nog nie aangelegd? Kan ik patatten
gaarsmoren op 'n kauwe stoof? Wie zaaide gaai?"
Dit leste tot den Dré.
„Den Eeker was in onzen dienst en
„Gaai zaait den auwen patron van dieën
kwiebus? Sa! Da's merveljeus! Heeft 'm ge
stolen, toch nie?,"
Den Eeker lee ondertusschen de kachel aan,
in den wagel, en wees heimelijk op de kleeren.
die den Dré over den arm had. Hij wilde be-
duiën dat den Dré ze nie af moest geven.
„Wat hebt ge daar?" vroeg madame.
„Oow.... eh.... niks. Kleeren."
„Zaain die van ons?"
Heftig schudde den Eeker z'nen kop achter
madame.
„Die zijn van mij," zee den Dré kordaat.
„Ik geloof 't nie, zulle," klapte madame en
ze stak 'r dikke handen uit naar 't goed.
„Pooten thuis!" had den Dré gecomman
deerd. „Da's niks veur jouwen vendu, madame!"
Efkens had 't wijf betutterd gestaan. Toen was
ze gaan schelden, zóó rap, dat den Dré er nie
veul van verstond.
„En 't leste, opa, wat ik van den Eeker heb
gezien is: dat ie de pan eerpel te vuur zette
en 'n groote roetstreep over z'n gezicht had. Hij
keek me lachend-triestig aan en sjuust als ik
op de fiets stapte, heurde ik die madame gaan
uitvaren tegen den Eeker. En zoo ben 'k niks
aan 'm kwijt kunnen geraken, opa. Z'n kleeren
nie, z'n centen nie. Alleen 'n half dooske siga
retten."
,,'kHeb 't oe veuruit gezeed, Dré!" herinner-
de-n-ik 'm.
„Ja, ja, opa. Maar toch.ikik wilde
nou ja! Eén dingske: hij wit nou dat we nie
kwaad op 'm zijn en daarmee was ie veul, heel
veul content, sjuust als gij docht, opa!"
„Dan zien we 'm nog wel 'ns verom, Dré!"
„Op z'n vroegst over 'n jaar!"
„Wit niemand, jonk! En den Eeker eigens
wit er 't allerminst van
Ja 'k moest er mee den Vic toch ook 'ns
over praten.
Den hemel was weer dicht, 'n Dooi blad viel
op m'nen schouwer. M'n pepke kraakte in de
stilte. Maar ieverans in de verte hoorde-n-ik
rijven, 'n IJzeren rijf rettelde deur tuingrind.
Dat moest bij den Vic zijn! En ik dee er 'n
paske bij.
Ja In de verte zag ik Hanneke's figuurke
gebogen in den voorhof van 't Boschhuis. En als
ik nader kwam, m'nen pas was nie te hooren
op den zachten boschbojem, terwijl de rijf veul
gerucht mokte deur 't stille bosch, dan speurde-
n-ik, zoo tusschen de boomen deur, naar deus
pittig tuiniersterke, naar Hanneke Zonneveld,
die daar orde op den herfst stelde, 'k Bleef efkes
staan. Had plazier in deus heimelijk weerzien.
Maar Herman verraaide me. Blaffend, brie-
schend, sturmde-n-ie op me af, den gebrilden
boxer. Nam in z'nen ren 'nen sprong, even voel-
de-n-ik z'n natte neus, of was 't z'n tong, teu
gen m'n gezicht, dan viel ie neer op z'nen kor
ten steert, hunkerend naar 'n goei woord! Wa 'k
geren veur deuzen ouwen kameraad overhad.
Maar daar was Hanneke al. Daar was gelijk den
Vic! Hannek's lage, klaterende stem lachte ze
nuwachtig van plazier. Den Vic kwekte, brulde
deur 't bosch over Herman z'n geblaf henen. En
zelden heb ik de machtige stilte van 't bosch
zoo rap zien verschrompelen als den lesten Zon'
dagmergen, daar in den voorhof van de Zonne-
velds.
Van Hanneke kreeg ik 'nen kus, sjuust zoo
spontaan als van den Herman en toen.... 'nen
teleurstellenden blik naar m'n pijp.
„Ja, Hanneke, jouwen kustelijken, Amerikaan-
schen meerschuimer krijg ik van Trui nie mee,
naar buiten, horre! We zijn er.... allebei....
even zuinig op!"
„Drré, ouwe makkerr, verrd
„Domd, domd, domd," galmde 't deur 't bosch!
„Wat ben ik blij, onsterflijke vriend, dat je
m'n tent weer 'ns komt opzoeken! 'k Heb 'n
schilderrstuk op den ezel staankom binnen,
kom binnen, kom binnen!"
„Hoe is 't mee mevrouw, Vic?"
„Perrfect, perrfect! Ik zég je toch ik heb 'n
schilderrij op den ezel staan als ik nog nóóit,
nóóóit gemaakt heb?!"
En als we leutig en gezellig in de werme huis
kamer zaten, waar den pendule 'n zilveren wijske
klingelde, den koffie geurde tot in de diepste
hoeken van de bruine kamer, Vik z'n wefke ge
zellig ronddribbelde mee servies en koek-
gerei, Hanneke sigaren en tabak meebrocht uit
den Vic z'n atelier en den Vic eigens telkens in
'nen anderen stoel gong zitten als ie opgestaan
was om „moeder" te helpen, mü 'n sigaar te
geven, Herman in z'n mand gecommandeerd
had, dan schoof den Vic z'nen grooten, zwarten
flambard achterover en als 'nen vorst brulde-
n-ie me, mee uitgestoken armen in hemdsmou
wen toe „Drré, ouwe strrijdmakkerr.wat zeg
je van m'n vrrouwvolk?! Wordt daar, voor den
dondèrr, de hand aan gehouden, offe.... wor
den de feeksen verwaarloosd?!"
„Vic, mevrouw is twintig jaren jonger gewor-
ren van deuzen zomer en...."
„Méén je dat?!"
„Ja! Dat meen ik!"
„Lien, kom hier, ik vrreet je op!" En weer
gong ie ergens anders zitten, nou op den leu
ning van z'n vrouw d'ren stoel.
„En die weggeloopen schooljuffrouw; zég je
meening! Rronduit, óók als 't in haar nadeel
is, de waarrheid verdzal ik weten. Sprrèèk!"
„Vic, als ik dertig jaren jonger was, wierd
Hanneke vannacht geschaakt!"
Weer stond ie op. Kwam bij mij op den leu
ning zitten. Gooide z'nen hoed naar 'nen ande
ren kant. Sloeg me op den schouwer: „Dré, god-
delijken vrouwenroover, wij vrreten hier mee z'n
drieën 't geluk op, met bonken! Luisterr: onzen..
Willem.onzen.in-gé-njeurr.is onder
weg met den Statendam!!! Half jaar verlof!
Thuis! Thuis bij vader en moeder en...."
Toen wees ie naar Hanneke. Wijer praten kost ie
nie. Maar dan viel ie uit, knipperend mee z'n
oogen: ,,'k Heb verdiets in m'n keel. Moeder
kóffie! Koffie met koek! Zieje Drré? Net als
bij Trui op Zondagmorgen! Dat hou ik vol, m'n
lieven llang!"
Dan zachtjes: „Den laatsten Zondag, voor ik
op de boot ging om m'n Lieneke en m'n Han
neke te gaan halen, was ik bij jou en Trui op
den koffie met koek. Dik besmeerd met boter,
goud als de zon! 'k Had in geen jaren zooiets
geproefd op Zondagmcrrgen. 't Leek mij het
zinnebeeld van hoogst huiselijk geluk! En iede-
ren Zondag wordt hier dit feest gevierd door
drie gelukkigste schlemielen van Gód
Weer sprong ie op. „Kom op! Kom zien in
m'n verf winkel, wat daar gewrocht wordt,
man!"
Ochja wélken kunsteneer is nie altij bezig
aan 't „beste" ooit deur hum geschapen
Maar geren gong ik mee. Tc Wilde 'ns efkens
rustig praten over den Eeker. En als m'n ver
haal pas half onderweuge was, dan vroeg ie:
„Waar is die snotaap nou?"
„In Bergen op Zoom, op den kermis."
„Hoe ziet ie eruit?"
„Lijk 'n eeker! Da's 't beste portret!"
„En hij is
„In de pijpenschieterij van 'n zekere madame
Delhomme."
,,'k Ga 'm morgen halen!"
„Wocht efkens. Vic. Ge ként 't verhaal nog
nie half!"
Ik vertelde. Hoe den Eeker bij ons was ge
komen deur Dré III. Van z'n kamerke. Z'nen
verjaardag. Z'n horloge. Van z'nen puiken ar
beid, zwijgzaamheid. Van z'n goeie hart, vooral
veur z'n moeder. Van 't ongeluk mee Bles. Zie
kenhuis. Nuuwen jas. Van z'nen strijd tusschen
hiér blij ven of gaan zwerven. Van z'n leeren on
der Dré III. Van z'n vlucht.
„Drré," brulde den Vic: „Ik ben niet Vic Zon
neveld den kunstschilder, als ik dat jong niet
bij je terugbrreng!"
„Dat leste „eng" dreunde na lijk 'n kerkklok.
„Vic, oew bedoelingen zijn schoon, maar t is
nie den weg, kearel!"
„Dénk je" ik geloof dat ie me efkens haat
te om m'n „stommigheid". „Dénk je, dat ik het
rrecht heb van mijn kostelijk gelukWillem
komt ook thuis, God!.... (hij brulde 't uit)
„dénk je, dat ik op al dat geluk zoo'n verd....
klein pietsie rrecht heb, als ik m'n pooten niet
uitsteek naar zo'n joch, dat het geluk van jouw
huis moet in-ge-trapt worden?!"
Ik schoot in den lach.
„Dat is 't nou sjuust, Vic! Hij mot er inge
trapt worden. En.... éngij, als gelukkige,
herboren mensch, gij ziet de dingskes té mak
kelijk nou!"
„We zzullen zzienn...., Delhomme, schiettent.
Eekhoorn," zee-t-ie-veur z'n eigen. En den groo
ten hoed verhuisde weer op z'nen witten krul
lenbol.
Amico, ik mot er, tot m'nen spijt, afseheien.
M'n pampier is vol. Maarafijn, tot de noste
week!
Veul groeten van Trui, Dré IH en als altij
gin horke minder van oewen
t.& v.
DRÉ.