kaderende verkiezingen oego-Slavië in J' elle stembusstrijd verwacht S.V.D. Buitenschoolsche overlading De avonturen van een verkeersagent je <Kdvcïfoaal mn dm da§ Als Uw kind hoest... LE ABONNÉ'S F 750.- APPOSITIE VEREENIGD OM MATSJEK Pater Schebesta f vorst' JK - WOENSDAG 16 NOVEMBER 1938 Van 912 en van 24 BOEK EN BLAD I Nooit een blik meer I AKKER'S VeüstexJde AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL reist incognito [^8o-siavië staat aan den vooravond van •hieene verkiezingen. 11 December zullen de ers ter stembus gaan, om het land een 'We volksvertegenwoordiging te geven en de '^ndigheden, waaronder de „strijd der P1" een aanvang neemt, zijn van dien aard, "fit resultaat op de binnen- en buitenland- Politiek van het koninkrijk van ontzag- invloed zal zijn. Deze verkiezingen zijn 'tvvjjfeld de belangrijkste, die in de laatste gehouden zijn. agstukken van den ernstigsten aard vragen Aandacht der Joego-Slavische kiezers. Zal ^nd centralistisch of federalistisch geregeerd eh? Zal Joego-Slavië opnieuw een democra- land worden, of zal het thans heerschende 'e' gehandhaafd blijven Zal het konink- "auwer aansluiting bij de groote democra- 'e mogendheden zoeken, of steeds meer samenwerking met de autoritaire staten eh Van het antwoord, dat het kiezers- op deze vragen geven zal, hangt af, hoe 'euwe Skoeptsjina er uit zal zien. tegenstellingen, die tusschen de regeerings- van dr. Stojadinowitsj en de vereenigde tie-partyen bestaan, zijn volstrekt on- Wugbaar. Alle tot de gecoaliseerde oppositie rende afgevaardigden de vertegen- lagers der Kroatische Boeren, waarvan dr. 'lek de leider is, van de Servische Boeren- en van de Servische democratische en ,°aie partijen hebben geweigerd hun in de thans ontbonden Skoeptsjina in te ZiJ waren en zijn van oordeel, dat de lc(Wet en de kieswetten niet slechts anti- .°Cratisch zijn, maar het volk ook niet vol- gelegenheid geven zijn meening kenbaar aken. fegeering-Stojadinowitsj is daarentegen °°t'deel, dat de gebeurtenissen, die tot de 'hking van Tsjecho-Slowakije geleid heb- öe buitenlandsche politiek van het huidige |Pd volkomen rechtvaardigen. Deze politiek >ft> zooals men weet, naar het losser maken banden, die Joego-Slavië aan Frankrijk en is op nauwere samenwerking met de Mogendheden uit. Daar deze samenwer kt land in economisch opzicht tot dus- 2eker meer vóór- dan nadeelen bezorgd is de regeering er overtuigd van, dat kiezerskorps zich in meerderheid vóór het "aven van de tot dusver gevolgde poli- Uchtlynen uitspreken zal. De regeering- ^'inowitsj wenscht handhaving van de "Wet en van het politieke systeem, dat op 171 -09lktSls van deze wet opgetrokken is, een cen- Xkch bewind, verdediging van autoritaire ^den en uitbouw van de tot dusver ge- L e buitenlandsche politiek. geünificeerde oppositie is het in geen mm f van deze belangrijke opzichten met de vlllt'ng eens. Zij beschouwt zich als de ver van de democratische en parlemen- Wereldbeschouwing. Zij is van meening, !'e volksvertegenwoordiging een onverwron- '/"fifild geven moet van wat de natie meent j fiPscht, en niet een gewillig werktuig in a"cien van een politieke kliek moet zijn. J de buitenlandsche politiek aangaat zijn de digde oppositie-partijen Voor een politiek, |(jn de eerste plaats op samenwerking met LjM en Parijs uit is. Zeker, ook in Joego- (l® geeft men algemeen toe, dat de jongste 'finissen in Midden-Europa het vertrou- 1 kon j.1" de kracht en de energie van de Britsche »eseha- tahsche regeeringen niet verstevigd heb- |Jkar de oppositie acht dat geen vervolge alle heil van de reden „as"-mogend- 5 oma 1 te verwachten. Zij blijft van oordeel, gd, die r - Fransch-Engelsche vriendschap voor :-L?lavlë op den duur van grooter belang •verleg- ontva de pr •senzelf xatie. I e Duitsch-Italiaansche is, en niet slechts j)L®r°oter belang, maar vooral ook minder lijk voor de onafhankelijkheid van het j Op het terrein van de binnenlandsche M verdedigt de oppositie de Kroatische lt"8ens en is dus vóór een federatieve k's&tie van den staat. De drie Ser- Partijen> die met de Kroatische boeren ^Positioneele blok vormen, zijn van oor- j,?at men aan de Kroatische aanspraken "bestuur tegemoet komen moet, niet °hidat deze aanspraken gerechtvaardigd „blaar óók omdat de Kroaten een con- 5o]HVe, den ëfibeelen staat ten goede komen- q. 'tiek zullen gaan voeren, zoo spoedig hun ltt stuk voldoening gegeven is. Het komt acht van het land zeker niet ten goede s,e Kroaten een centrifugaal element in aatsgeheel vormen. federalistische idee heeft in den laat- 'Jd grooten aanhang gekregen. Alle Kroa- Jb haar toegedaan; vele Slovenen en Je wor ld, ai' 'er val» janbas' i terug en ei» 'ilson - „rgvultP iet wo| FABRItK_HILVER5UM_l5M0DELLtN jboden Iring ft lat i.angei erikaa1 .mbasS* sppelij* •ittani'. lis den ^^5= steeds meer Serven aanvaarden baar als het beste middel om aan de binnenlandsche onte vredenheid voorgoed een einde te maken. Het denkbeeld eener federatie heeft nog veel terrein gewonnen, sinds Tsjecho-Slowakije het systeem van de federatieve republiek verwezenlijkt heeft. Ongetwijfeld, de internationale omstandigheden hebben de totstandkoming van het federatieve stelsel in dit land bespoedigd; maar de Joego- Slaven, die voor een federatief koninkrijk zijn, wijzen er op, dat het beter is, dat de groote hervorming zich in kalmte voltrekt, dan onder den druk van omstandigheden, die vaak zware offers eischen. Uit de omstandigheid, dat de stellingen van regeering en oppositie lijnrecht tegenover elkaar staan, kan men afleiden, hoe fel de strijd zal zijn. De oppositie-partijen zullen alles doen om de meerderheid in de uit 373 leden bestaande volksvertegenwoordiging te verwerven. Maar de regeering heeft een hooge troef in haar spel: de kieswet. Men vergete niet, dat de stemming publiek is, hetgeen velen kiezers beletten kan hun ware meening kenbaar te maken. Daaren boven krijgt de lijst, die de betrekkelijke meer derheid verwerft, automatisch drie-vijfde van het aantal te bezetten zetels. Dit vergemakke lijkt den strijd voor de oppositioneele candida- ten zeker niet, vooral niet omdat het geheele grondgebied van het rijk als één enkel kies district beschouwd wordt. Dit heeft ook ten ge volge, dat kleine partijtjes in den verkiezings strijd geen enkele kans zouden hebben. Alleen voor gezamenlijk onder één vaandel optrekken de groepen bestaan er mogelijkheden op een victorie. Er zullen dan ook slechts twee lijsten zijn, waartusschen de kiezers een keuze zullen hebben te doen: een regeerings-lijst en een oppositioneele. Misschien komt de fascistische partij „Zbor" met een afzonderlijke lijst, maar zeker is dat niet en op het resultaat van de verkiezingen kan dat van geen invloed zijn. De regeeringsljjst omvalt de candidaten van de radicale Joego-Slavische Unie, van een deel van de Boerenpartij en van de pro-fascistische Pater Schebesta S.V-D groep-Hodjera. Op de oppositioneele lijst van dr. Matsjek, den Kroatischen leider, treft men de namen van de candidaten der vier genoemde verbonden partijen aan, en die van de voorman nen der Nationale Joego-Slavische Partij, waar van de oud-generaal Jivkowitsj, die in de jaren der dictatuur (1929-'32) den ministerraad pre sideerde, de chef is. Jivkowitsj heeft zich met de oppositie verbonden om den strijd tegen ne huidige regeering met eenige kans op succes te kunnen voeren. Het feit dat de namen van Matsjek en Jivkowitsj op één lijst prijken, is intusschen niet zonder pikanterie. Het is nau welijks acht jaren geleden, dat Matsjek onder het bewind-Jivkowitsj tot drie jaar gevangenis straf veroordeeld werd. Dat thans de vroegere vijanden in zekeren zin samenwerken bewijst wel hoe fel de komende verkiezingsstrijd be looft te zijn. Maar dat kan niet verwonderen; van het resultaat van de worsteling hangt de politieke koers af, dien Joego-Slavië in de eerst komende jaren zeilen zal. Dezer dagen zal de bekende Pygmeeën- vorscher, Prof. Dr. Paul Schebesta S.V.D., die vroeger te Weenen woonachtig was, doch thans tijdelijk in het Missiehuis te Stey vertoeft, voor een nieuwen tocht vertrekken. Vroeger was P. Schebesta missionaris in het Zambesi- gebied van Portugeesch-Afrika. Thans is zijn levenstaak, de geheimen der eigenaardige dwergvolken, die tot de primitiefste menschen der aarde behooren, voor de wetenschap te ontsluiten. Tot nu toe heeft hij in drie ontdek kingsreizen, die met onnoemelijke moeite en offers gepaard gingen, de voornaamste eigen schappen van het Pygmeeënras en de Pyg- meeëncultuur kunnen blootleggen. Als eerste blanke trachtte hij met deze zwer vende dwergstammen zoo nauw mogelijk in contact te komen door met hen in hun lager te leven, zich naar hun levenswijze te voegen om ze zoodoende dag en nacht te kunnen ga deslaan en bestudeeren. Vijf jaren besteedde hij reeds aan deze onderzoekingen. Zjjn eerste reis in 1924'25 gold de „Orang Utan" (woudmenschen) van Malakka (Achter Indië) en de „Kubu" op Sumatra. Een tweede reis maakte hij naar de Bamboeti-dwergen, de Pygmeeën van Ituri in den Belgischen Congo. In 1934'35 keerde hij, vergezeld van twee andere wetenschappelijke onderzoekers, nog maals naar den Congo terug om de onderzoe kingen van 1929'3 te verdiepen en volledig te maken. Zijn vierde tocht, dien hij nu begint, geldt de bestudeering der Negritos, de Pygmeeën van de Philippijnen. Daarna zal hij nogmaals naar Malakka en heel waarschijnlijk naar de An- damanen gaan om zijn vroegere onderzoekin gen aldaar voort te zetten. Na afloop dezer expeditie gelooft Prof. Dr. Schebesta alle Pygmeeënvolken der aarde zoo danig doorvorscht te hebben, dat het hem mo gelijk zal zijn het veel omstreden probleem van den oorsprong der Pygmeeën, die men voor de oudste volksstammen der aarde houdt, te kunnen oplossen. Het is de grootste verdienste van Pater Schebesta deze primitiefste volken systematisch doorvorscht te hebben. Verschillende weten schappelijke instellingen uit Praag, Brussel, Berlijn, enz., maar ook de H. Vader, Pius XI, hebben deze reizen daadwerkelijk ondersteund. Prof. Schebesta heeft het verloop en de re sultaten zijner reizen in vele vaktijdschriften en boeken, die in de Duitsche, Engelsche en Tsjechische taal verschenen, neergelegd. Thans begint het Belgisch Koloniaal Insti tuut met de uitgave van de wetenschappelijke werken van den vorscher. Er werd en wordtterecht veel geklaagd over de euvels der „overladen leerprogram ma's" en „veel huiswerk": Overbelasting van de zijde der school. Doch er bestaat ten op zichte van tal van leerlingen nog een ander overbelastingprobleem: het buitenschoolsche. Dit pleegt men van de zijde der ouders wel eens over het hoofd te zien, en, wat erger is, de gevolgen van een zoodanige „overlading" wijt men dikwijls aande school. Men draait de waarden namelijk om, onbewust dik wijls, maar toch niet zonder gevaar voor de gesteldheid van den leerling. Er zijn tegenwoordig immers heel wat kin deren wier „ontspanning" vergroeide tot „in spanning". Een jongen b.v. die zeggen moet: „Dat lamme lessen leeren, vanavond moet ik naar de tooneelrepetitie, morgen naar de gym nastiekclub, overmorgen naar het koor, etc., ik heb er geen tijd voor!" is feitelijk slechts „leerplichtig schoolkind" bij wijze van „bij zaak", terwijl toch juist zoo'n jongen als eerste taak zijn „schooltaak" behoort te hebben. Een dergelijk verwisselen van de rangorde: „Eerst werken, dan spelen" tot „Eerst het spel, en dan het werk" is natuurlijk foutief. Zoo goed als de volwassene zich pas mag gaan wijden aan allerlei „bij "-bezigheden wanneer zijn „dagtaak" gehéél verzórgd is, zoo goed ook dient men in het oog te houden, dat deze regel evenzeer geldt voor het schoolkind. Ouders, die meenen, dat „lessen leeren" en „huiswerk" fei telijk totaal achterwege dienden te blijven om dat het kind daar „geen tijd voor" heeft, ver geten, dat het „schoolgaan" primair is en pri mair dient te blijven. Heel wat anders is het natuurlijk „beperking van huiswerk" te beplei ten, om het kind de noodige werkelijke „ont spanning" te kunnen bezorgen! Doch men hoede er zich voor het lid zijn van een jeugd- vereeniging, jeugdclub, verkennerstroep etc. als een alles-overheerschende taak te gaan be schouwen. Deze instellingen zijn daarom „in zich" nog niet veroordeelenswaardig, verre van daar, maar het behoort tot de taak van de ouders het deelnemen aan dit alles met mate en overeenkomstig de draagkracht van het desbetreffende kind vóst te stellen. Een kind kan nu eenmaal niet tegelijkertijd èn koor zanger èn misdienaar, èn tooneelspeler, èn verkenner, èn gymnast, èn figuurzager, èn mond-accordeonbespeler enz. zijn. Men moet een keuze maken, natuurlijk het kind in een en ander kénnende, want „decreteeren"„Dit wel, dat niet" kan natuurlijk geheel in strijd zijn met de vóórliefde van het kind. Is het „van alles tegelijk lid zijn" op zich al een verkeerde toestand, waardoor het school werk zoo dikwijls vreeselijk in het gedrang pleegt te komen, het is ook voor de psychische gesteldheid van het kind zeer en zeer gevaar lijk. Tal van kinderen gaan dikwijls zoo op in de „ontspanningsbezigheden", dat zij per slot van rekening eraan ten gronde gaan, wijl de „spanningen" aan dit alles verbonden hen te zeer vermoeien. Dan ontstaat de kwaal der zoogenaamde „geestelijke vermoeidheid", welke vermoeidheid dan dikwijls geheel ten onrechte geweten wordt aan de lessen en het werk van de school. Vooral wanneer de leerling met ui terste krachtsinspanning en onder den druk der gejaagdheid getracht heeft óók zijn school werk nog bij te houden. Zoo'n kind heeft bo ven zijn krachten gewerkt, te veel hooi op zijn vork gehad en lijdt dan aan een vorm van zenuwuitputting in geestelijken zin. De schóól k u m .N-V\\\\ V Opnieuw werd de strijd begonnen en opnieuw vloog men op elkaar in. Nu had het matroosje meer geluk. Hij wist den ridder uit het zadel te lichten en deze viel achterover van het paard. De Strijd eindigde toen de boschgod dien palm in de hoogte hield. Het matroosje was eigenlijk een beetje verlegen met zijn overwinning. Hij nam den helm van het hoofd en ging naar den ridder. „Neem mij niet kwalijk," zeide hij, „ik kon het niet helpen." „Ik neem het je niet kwalijk, je hebt je ridder lijk gedragen", merkte de ridder op. Jk houd niet van bussenmelk, ik houd niet van sardientjes in blik. Ik heb een afkeer van alles wat in blik is!" Telkens als Jimmy Dunsby het woordje „blik" uitsprak, ging zijn klein gebruind hoofd heftig heen en weer. „En dat mijn bezwaren gefundeerd zijn, moge blij ken uit de volgende ware geschiedenis. Het is bekend, dat ik indertijd heb deelgenomen aan de beklimming van den Himalaya. Onze fourier was luitenant Blackwell en deze is het, die de schuld is van mijn ongeneeslijken afkeer van conserven. Dit kwam zoo. Wij hadden ongeveer tweeduizend blikken meegenomen pruimen, peren, sigaretten, kaas enz. Vanaf het vertrek uit Kalimpong verliep alles uitstekend. Wij trok ken over den Dsjelep en door het Dsjoembidal naar Ystoeng en Phari. Alles ging, zooals ik reeds zeide, wondermooi. Blackwell laadde zijn conserven op een troep muildieren en trok voorop. Wij hadden volgens onze berekening vijf dagen noodig om Khamba Dsong te bereiken. Onmiddellijk voor Tatsong moest Blackweil met zijn muildieren een rivier oversteken. Deze rivier was door een of andere oorzaak geweldig ge zwollen, het water overspoelde ook de op de kaart aangegeven doorwaadbare plhats. De muildieren bleven echter stokstijf staan; ge weld moest worden gebruikt om de anders zoo gewillige dieren in beweging te brengen. De ge- Volgen bleven echter niet uit. Met rukken en springen bereikten de dieren weliswaar den overkant, maar een groot deel van hun bepak king kwam in het water terecht. Na veel en lang zoeken gelukte het de meeste blikken en bussen weer op te visschen, doch vanzelfspre kend waren de etiquetten losgeweekt. Maar Blackwell wist wel raad. Langs het pad vond hy eenige planten, die het heerlijke gummi arabicum leveren en met dat goedje voorzag hij de blikken weer netjes van etiquetten.... zoowaar op goed geluk af. In Tinki Tsong werd Blackwell ziek, waarschijnlijk had hij een ver keerde bus geopend. U begrijpt! Maar hoe het ook zij, wij moesten hem achterlaten en in zijn plaats werd ik tot keukenchef benoemd. Van zelfsprekend was ik op dat moment totaal on kundig van de geschiedenis, welke ik zoo juist vertelde. Nauwelijks echter had ik mijn nieuwe functie aanvaard, of daar begon het lieve leven. Kolo nel Mallory wenschte zijn.lievelingskostje witte boonen met spek. Na veel zoeken vond ik de bussen met de etiquette „boonen met spek"; de eerste bevatte haarspiritus, in de tweede zat tomatensap, in de derde benzine. Ik was rade loos; hoe ter wereld was het mogelijk om uit zoo'n blikken chaos nu juist bussen met boonen op te diepen? Waarom lieten ze de samenstel ling van het menu niet aan den chef-hofmees ter over? De kolonel liet informeeren, hoe het met het eten stond; mijn humeur daalde met de seconde. Verwoeder dan tevoren scheurde ik het eene blik na het andere open, tot ik einde lijk de goede gevonden had. Om de witte boo- heeft hieraan géén schuld, neen: de „bij"-be- zigheden Het euvel der buitenschoolsche overlading komt echter niet alleen voor door te veel „ont spanningsinteressen", dikwijls ook is het ge legen in te veel „werken na schooltijd"! Men noemt het dan meestal „overwerking!" Immers dan zijn het niet zoozeer de „geestelijk ver moeiden" als wel de „lichamelijk vermoeiden", waaruit op haar beurt ook „de geestelijk ver moeiden" kunnen geboren worden. Kinderen, die thuis vader moeten helpen met melk rond brengen, kranten bezorgen (vroeg in den mor gen) of zooals op het land helpen melken, rooien, hooi binnenhalen etc., of door moeder gebruikt worden om steeds in het huishouden dienst te doen, kortom kinderen, die vóór en né school feitelijk nooit „rust" en „ontspan ning" kennen, zijn eveneens niet in staat de lessen behoorlijk te volgen. Zij komen in de schoolbank feitelijk tot rust, en krijgen neiging tot slapen. Het zijn de kinderen, die „weg- soezen", hangerig en droomerig worden, voor wie de meest aantrekkelijke „voordracht" van den onderwijzer alleen maar een aanleiding is om eens even wakker te schrikken, doch zon der eenig resultaat bij het „ópnemen der leer stof". De ouders dienen zich dan ook wel te realiseeren tot welke consequenties dit alles kan leiden. Niet voor niets heeft ook de wet gever den kinderarbeid „anders dan voor huis houdelijke doeleinden" verboden! (Arbeidswet!) De wét wordt dikwijls ontdoken, maar daar mede ontduikt men niét de schadelijke gevol gen voor het kind zelve. Ouders waakt ervoor, dat arbeid en rust tot elkaar in een geregelde verhouding staan, dan zal buitenschoolsche overlading Uw kinderen niet ten deel kunnen vallen. JOS. DETONY. DE ZEGEVIERENDE KERK, I, door Aug. Bondens. Uitgave N.V. Paul Brand's Uitgeversbedrijf, Hilversum. Dit eerste der twee deeltjes bevat een vijftig tal korte karakteristieken van heiligen in Gods Kerk, begrijpelijk gemaakt voor onze school jeugd. Ook onze vaderlandsche heiligen zijn niet vergeten. Een zeer nuttige uitgave, waar van veel goeds kan uitgaan. nen met spek wat aan te lengen, deed ik er to matensoep en een bus wondpoederbij. Ik dacht, dat het meel was. Maar de kolonel heeft er niets van gemerkt. Witte boonen met wondpoeder zijn blijkbaar een uitstekend gerecht. Ik voelde me een beetje beter op m'n gemak. Maar den vol genden morgen zat ik weer voor dezelfde moei lijkheden: waar moest ik thee vinden. Drie blik ken, met de aanduiding: „thee", bleken rijst te bevatten, de vierde was met koffie gevuld, zoodat ik besloot deze maar te gebruiken. Voor het gemak deed ik de suiker meteen al in de kopjes; later bleek, dat ik zuur fixeerzout ge bruikt had. Een tijdlang vergaf men mij deze kleinigheden, welke men vergoelijkend toe schreef aan een gebrek aan routine in keuken kwesties, maar bovenal, omdat niemand het baantje ambieerde en vreesde, dat, als hij begon te sputteren, de commandant hem tot hofmees ter zou bombardeeren. Doch van lieverlede ont stond er een stille antipathie tegen mij. Ook de kolonel vond het heelemaal niet meer vermake lijk, wanneer ik hem zure augurken in plaats van cake, of Californische perziken inplaatsvan ingelegde haring bracht. Ik werd tenslotte niet meer geplaagd of beetgenomen, maar had for midabele uitbarstingen van onbedwongen toon te verduren. De kolonel nam mij geducht onder handen, ik be- loofde bij hoog E en laag, dat ik voor i aan zoo goed mogelijk zou op letten, maar reeds den volgenden i dag stond ik voor een hopelooze opgave. Voor dien avond was macaroni met ham be steld. Zoodra wij onze tenten hadden opgesla gen, toog ik vol angst en vreeze aan het werk. De hemel beschikte het, dat ik een bus ham in handen kreeg. Maar macaroni macaroni was en bleef onvindbaar. Het was een demo nische blikjes-samenzwering, waartegen ik vol komen machteloos stond. Mijn haat tegen alles wat in blik was ingemaakt, groeide tot in het grenzelooze. Waarom waren de fabrikanten te lam, om hun producten van een kijkraampje te voorzien? Of beter nog: van een luchtdichte ritssluiting. Ik opende en opende, maar nergens kwam macaroni te voorschijn. En toen de kolonel door zijn adjudant het bevel liet geven, dat het maal terstond moest worden opgediend, kon het me niets meer bom men. Ik kookte een pap van gecondenseerde melk, appelgelei en smeerolieen dischte dit met ham op. De kolonel bleef de fijne kerel, die hij altijd was geweest en zei geen enkel boos woord. „Morgen vroeg meneer," zei hij na een lang zwijgen, terwijl de andere dischgenooten mij ontsteld aanzagen, „morgen vroeg gaat u naar Dardssjilling terug. Voor proviand kunt u twaalf bussen uitzoeken. U kunt zelf kiezen w.at u heb ben wilt." Ik was dus ontslagen. Langen tijd stond ik voor den zeer gekrompen conservenvoorraad en overlegde, wat ik zou kiezen. Tenslotte nam ik een dozijn bussen, die er alle precies eender uit zagen en die ondanks hun zeer verschillende etiquetten toch een zeker vertrouwen inboezem den. Den volgenden dag begon ik den terug- marsch, twee Gurkha's vergezelden mij. Tegen den avond waagde ik mij aan de eerste van de twaalf bussen. Mijn vertrouwen werd op de meest snoode manier beschaamdik had den heelen voorraad wagenvet meegenomen! Sinds dien ik herhaal het heb ik een hekel aan alles, wat in bussen en blikken zit. En als ik ooit van mijn leven ergens ter wereld luitenant 1 Blackwell ontmoet nou, dan moge de hemel zijn ziel genadig zijn!" SïRPYLU loert altijd het gevaar van erger gevolgen en daarom mag een hoestje nooit verwaarloosd wor den. Als Uw kind hoest, geef 't dan dadelijk AKKER's Abdijsiroop, bestaande uit extracten van oud® kruiden, welke verzachtend, slijm- oplossend en genezend werken, benevens de krachtigste hoest- bedwingende stof „codeïne". Door deze veelzijdige werking noemt men Akker's verstèrkte Abdijsiroop ,,'s-Werelds beste Hoestsiroop". tegen hoest, griep, bronchitis, asthma Flacon 90 ct„ 11.50, f2.40. f4.20. Alom verkrijgbaar op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerineen bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, béide beenen of belde oogen F7CA bij een ongeval met p OCA OvF»"* doode lijken afloop m" VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL tsQ verlies van at band, kngen' lelt, S hen, °t lit hof» edacb^ je viuc'N^FRITZ METZNER den. |s ee; ni-* :aanst >epuc „Ji '-Uw niet!" tieP Sigmar terug en stormde Ik» met een lading hooi naar buiten. ls nu beter! Als het gedaan is dan kan ^>escHVtlfih 20ek beginnen!" t.c'° veldwachter greep Sigmar reed?, bij i uit „U bent gearresteerd. Daar is ae j ?W?er.al. Komt u maar mee." .jdedig^ Vi„arSigmar!" *W8 angstige gil ging verloren in het zyM ach van de toeschouwers, voor wie nie- s sec V^rs dan de landlooper de brandstlch- itledig V elke m "uilen» lieveling," troostte Sigmar. fV jj a&r mee, dan kun je rustig naar huis flfV* is een vergissing." 1(5 b stil," commandeerde de veldwach- eerst zien, of er werkelijk een flesch v. onder uw bed staat." ,lk hij Jgen zrttt ctjas kwam de detective te voorschijn. %r 'hlist. Ik weet, dat zijne hoogheid rmt 015schreeuwde Sigmar woedend. „Ik Sier NLaUacn wel verdedigen." '1^ hing Maria aan Sigmar's arm. Zij hem pas, toen de veldwachter zijn arrestant In het brandspuithuisje opsloot. Hij had nu eenmaal een flesch petroleum onder Sigmar's bed gevonden. Een onmacht nabij zakte Maria op straat ineen. Zoo vond haar vader haar, die uit den grond van zijn hart den landlooper verwenschte. Het was den volgenden dag nog maar net zeven uur, toen Maria Disselhoff op haar fiets naar Harzburg reed. „Graaf Hughen alleen kan helpen. Graaf Hughen móet helpen." Den heelen nacht door had Maria dit tegen zichzelf gezegd en nu fietste zij naar Harzburg zoo vlug zij maar kon. Eindelijk kreeg zij het stadje in het zicht. Binnen een minuut vloog zij den sterk dalenden weg af, die in den tuin van het hotel eindigde. D r leidde zij zich bij den portier, die haar sp c'oos en met een blik van „hoe heb ik het nou" opnam. „Wien wenscht u te spreken? Graaf Hughen? Ja, maar, juffrouw, zoo vroeg, dat is niet moge lijk. De graaf en gravin wenschen niet zoo vroeg gewekt te worden." „Dat kan mij niet schelen. Telefoneert u ais het u belieft naar boven en zegt u, dat Maria Disselhoff hier is. Verbindt u my nu oogenblikkelijk, de zaak kan geen uitstel lijden." Dc portier kende Maria pas sinds den vorigen dag en antwoordde kort: „Op uw verantwoor ding, juffrouw." „Ja. goed, sluit u my maar aan, en geef my dan den hoorn. Welk kamernummer?" „Zesendertig, juffrouw." Met onstuimig kloppend hart stond Maria aan het toestel, tot zy eindelijk de nog wat slaperige stem van den graaf hoorde. „Hier is Maria Disselhoff. Goeden morgen, graaf Hughen. Excuseer my, als het u belieft, maar het is dringend." „Moet ik u excuseeren, omdat u zoo vroeg telefoneert, juffrouw Disselhof....? Wees zoo goed, en komt u even naar boven." Met een zucht van verlichting legde Maria den hoorn weer neer, en haastte zich naar boven. Daar kwam Hughen haar. hartelijk tegemoet. „Goeden morgen, juffrouw Disselhoff. Geef my nu eerst even een hand. De feestavond goed be komen....? Maar, kind, waarom zoo opge wonden?" „Sigmar is gearresteerd wegens brandstich ting, mijnheer Hughen." „WatZegt u dat nog eens kalm over." „Wat bedoelt u met kalm? U moet helpen! Hq is werkeiyk gearresteerd en opgesloten." Haastig vertelde Maria de gebeurtenissen van den vorigen middag en avond. Doch haar .ver telling maakt geen Indruk; de graaf kon nau- weiyks ophouden met lachen. „Dat is doodgewoon kostelijk! Maar ver- schrikkelyk is het niet!" „Niet verschrikkelijk? Denkt u toch eens in, dat Sigmar daar heel onschuldig gevangen zit. Men heeft hem de portefeuille met het kroontje en ook het sigaretten-étui afgenomen. En de veldwachter beweert, dat zijn naam valsch is, dat hij niet eens Warmsteen heet." In een kimono, zoo mooi en fantastisch als een sprookje, kwam ook gravin Hughen goeden morgen wenschen. „Wat een verrassing, Maria. Nog steeds even gehaast, beantwoordde Maria den groet van de gravin en bracht haar even eens op de hoogte. „Ik smeek u beiden, om my te helpen, doch in de eerste plaats Sigmar. Het moet alles een vergissing zijn! Het is al begonnen met dien afschuwelijken detective, die Sigmar overal volgde." Graaf Hughen keek zijn vrouw eens aan; zy wisten dat de vorstin von Cherbourg in het hotel logeerde. Zou zy iets vermoeden en daarom dien detective er op uitgestuurd hebben? Het was mogelijk, en werkelijk zou dat de be kroning van dit avontuur zijn! „U gelooft dus in Sigmar's onschuld juf frouw Disselhof?" „Gelooven? Die vraag is overbodig, mijnheer Hughen! U kent Sigmar nog beter dan ik, dus iedere twijfel van uw kant is werkeliik on rechtvaardig tegenover uw vroegeren bediende." Gravin Hughen nam Maria by de hand. „Goed gezegd, kindlief. U hebt gelijk. Sigmar doet niets verkeerds. Wacht u maar even. Bin nen een half uurtje ryden wij naar Altroda en dan zal de zaak wel opgehelderd worden." „Duizendmaal dank, mevrouw. U bent heusch mijn laatste toevlucht." „En ik kom er zoo maar slecht af, juffrouw Disselhoff. Waarom was u zoo streng tegen mij?" „Och, mijnheer Hughen, het gaat nu toch alleen om Sigmar. Zegt u my toch, of u Sig mar oogenblikkeiyk wilt helpen of niet. Ik kan niet wachten; er moet terstond iets gebeu ren!" „In Altroda staat zeker alles wel op zyn kop, niet waar?" antwoordde de graaf met een wedervraag. „Ja, maar op de eerste plaats bij my thuis. Vader heeft my kort en bondig de deur gewe zen, omdat ik ondanks alles partij voor Sigmar kies. Doch daar trek ik my nu niets van aan; hoofdzaak is nu, dat ten spoedigste Sigmar's onschuld wordt bewezen. O, denkt u er toch om, dat hij daar in het koude hok zit, zon der warm eten en zonder bed." „Het lot van een landlooper," lachte gravin Hughen nu weer, en dat lachen kon Maria niet begrijpen. „Dat uw vader u de deur heeft gewezen, klinkt hard, maar dat komt ook wel weer terecht," zei de graaf. „Enmjjn vrouw en ik hebben gisterenavond juist nog afgesproken, dat wij u heel graag nu direct mee naar Ber lijn zouden nemen. Vindt u dat goed? Ja Pan kunt u dadelijk uw bagage in den wagen laden, terwijl ik met den veldwachter onder handel." „Ik ga niet mee, voordat Sigmar in vryheid is, mijnheer Hughen." „Dappere, kleine Maria. Goed zoo, hoor. Sigmar zal gauw vrij zijn. Wij zijn daarom zoo vol vertrouwen, omdat wij zeker weten, dat cr een vergissing in het spel is. Wil ons nog even verontschuldigen, wij zyn nu dadelijk klaar." In razende vaart vloog de wagen naar Altroda. Op alle hoeken stonden daar troepjes men schen bijeen, die er niets van begrepen, toen zy den wagen zoo razend snel zagen passeeren. „Dat moet de vroegere patroon van den landlooper zijn, een echte graaf, maar die kan er ook niets aan veranderen „Zoo, zulke lui bereiken toch altyd iets, let maar op!" riep een oude vrouw, terwyl de wagen reeds voor de smederij stopte. Graaf Hughen trad met Maria de kleine, eenvoudige kamer achter de smedery binnen en begroette Maria's ouders, alsof er niets byzon- ders gebeurd was. Smid Disselhoff voelde zich onaangenaam getroffen. „Het spijt my wanneer ik had geweten, dat mijnheer en mevrouw zich het lot van mijn dochter zouden aantrekken, dan had ik haar niet de deur uitgezet." „Dat is voorby, meester Disselhoff. En het is toch beter, dat Maria meegaat, tot de praatjes In Altroda zyn verstomd. Ik neem uw dochter voor eenigen tijd mee naar Berlijn „Mijn Mariamyn kindO, die man, die zwerver richt ons allemaal nog te gronde," schreide juffrouw Disselhoff. Maar nu trad gravin Hughen op haar toe. „Zoo moet u niet oordeelen, juffrouw Dissel hoff. Wij kennen Sigmar al zooveel jaren'. Het is slechts een vergissing. Sigmar is een goed mensch." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 11