kaderende verkiezingen
oego-Slavië
in
J'
elle stembusstrijd
verwacht
S.V.D.
Buitenschoolsche
overlading
De avonturen van een verkeersagent je
<Kdvcïfoaal mn dm da§
Als Uw kind
hoest...
LE ABONNÉ'S
F 750.-
APPOSITIE VEREENIGD
OM MATSJEK
Pater Schebesta
f vorst'
JK -
WOENSDAG 16 NOVEMBER 1938
Van 912 en van 24
BOEK EN BLAD
I Nooit een
blik meer I
AKKER'S
VeüstexJde
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL
reist incognito
[^8o-siavië staat aan den vooravond van
•hieene verkiezingen. 11 December zullen de
ers ter stembus gaan, om het land een
'We volksvertegenwoordiging te geven en de
'^ndigheden, waaronder de „strijd der
P1" een aanvang neemt, zijn van dien aard,
"fit resultaat op de binnen- en buitenland-
Politiek van het koninkrijk van ontzag-
invloed zal zijn. Deze verkiezingen zijn
'tvvjjfeld de belangrijkste, die in de laatste
gehouden zijn.
agstukken van den ernstigsten aard vragen
Aandacht der Joego-Slavische kiezers. Zal
^nd centralistisch of federalistisch geregeerd
eh? Zal Joego-Slavië opnieuw een democra-
land worden, of zal het thans heerschende
'e' gehandhaafd blijven Zal het konink-
"auwer aansluiting bij de groote democra-
'e mogendheden zoeken, of steeds meer
samenwerking met de autoritaire staten
eh Van het antwoord, dat het kiezers-
op deze vragen geven zal, hangt af, hoe
'euwe Skoeptsjina er uit zal zien.
tegenstellingen, die tusschen de regeerings-
van dr. Stojadinowitsj en de vereenigde
tie-partyen bestaan, zijn volstrekt on-
Wugbaar. Alle tot de gecoaliseerde oppositie
rende afgevaardigden de vertegen-
lagers der Kroatische Boeren, waarvan dr.
'lek de leider is, van de Servische Boeren-
en van de Servische democratische en
,°aie partijen hebben geweigerd hun
in de thans ontbonden Skoeptsjina in te
ZiJ waren en zijn van oordeel, dat de
lc(Wet en de kieswetten niet slechts anti-
.°Cratisch zijn, maar het volk ook niet vol-
gelegenheid geven zijn meening kenbaar
aken.
fegeering-Stojadinowitsj is daarentegen
°°t'deel, dat de gebeurtenissen, die tot de
'hking van Tsjecho-Slowakije geleid heb-
öe buitenlandsche politiek van het huidige
|Pd volkomen rechtvaardigen. Deze politiek
>ft> zooals men weet, naar het losser maken
banden, die Joego-Slavië aan Frankrijk
en is op nauwere samenwerking met de
Mogendheden uit. Daar deze samenwer
kt land in economisch opzicht tot dus-
2eker meer vóór- dan nadeelen bezorgd
is de regeering er overtuigd van, dat
kiezerskorps zich in meerderheid vóór het
"aven van de tot dusver gevolgde poli-
Uchtlynen uitspreken zal. De regeering-
^'inowitsj wenscht handhaving van de
"Wet en van het politieke systeem, dat op
171 -09lktSls van deze wet opgetrokken is, een cen-
Xkch bewind, verdediging van autoritaire
^den en uitbouw van de tot dusver ge-
L e buitenlandsche politiek.
geünificeerde oppositie is het in geen
mm f van deze belangrijke opzichten met de
vlllt'ng eens. Zij beschouwt zich als de ver
van de democratische en parlemen-
Wereldbeschouwing. Zij is van meening,
!'e volksvertegenwoordiging een onverwron-
'/"fifild geven moet van wat de natie meent
j fiPscht, en niet een gewillig werktuig in
a"cien van een politieke kliek moet zijn.
J de buitenlandsche politiek aangaat zijn de
digde oppositie-partijen Voor een politiek,
|(jn de eerste plaats op samenwerking met
LjM en Parijs uit is. Zeker, ook in Joego-
(l® geeft men algemeen toe, dat de jongste
'finissen in Midden-Europa het vertrou-
1 kon j.1" de kracht en de energie van de Britsche
»eseha- tahsche regeeringen niet verstevigd heb-
|Jkar de oppositie acht dat geen
vervolge alle heil van de
reden
„as"-mogend-
5 oma 1 te verwachten. Zij blijft van oordeel,
gd, die r - Fransch-Engelsche vriendschap voor
:-L?lavlë op den duur van grooter belang
•verleg-
ontva
de pr
•senzelf
xatie.
I e Duitsch-Italiaansche is, en niet slechts
j)L®r°oter belang, maar vooral ook minder
lijk voor de onafhankelijkheid van het
j Op het terrein van de binnenlandsche
M verdedigt de oppositie de Kroatische
lt"8ens en is dus vóór een federatieve
k's&tie van den staat. De drie Ser-
Partijen> die met de Kroatische boeren
^Positioneele blok vormen, zijn van oor-
j,?at men aan de Kroatische aanspraken
"bestuur tegemoet komen moet, niet
°hidat deze aanspraken gerechtvaardigd
„blaar óók omdat de Kroaten een con-
5o]HVe, den ëfibeelen staat ten goede komen-
q. 'tiek zullen gaan voeren, zoo spoedig hun
ltt stuk voldoening gegeven is. Het komt
acht van het land zeker niet ten goede
s,e Kroaten een centrifugaal element in
aatsgeheel vormen.
federalistische idee heeft in den laat-
'Jd grooten aanhang gekregen. Alle Kroa-
Jb haar toegedaan; vele Slovenen en
Je wor
ld, ai'
'er val»
janbas'
i terug
en ei»
'ilson -
„rgvultP
iet wo|
FABRItK_HILVER5UM_l5M0DELLtN
jboden
Iring
ft lat
i.angei
erikaa1
.mbasS*
sppelij*
•ittani'. lis
den ^^5=
steeds meer Serven aanvaarden baar als het
beste middel om aan de binnenlandsche onte
vredenheid voorgoed een einde te maken. Het
denkbeeld eener federatie heeft nog veel terrein
gewonnen, sinds Tsjecho-Slowakije het systeem
van de federatieve republiek verwezenlijkt heeft.
Ongetwijfeld, de internationale omstandigheden
hebben de totstandkoming van het federatieve
stelsel in dit land bespoedigd; maar de Joego-
Slaven, die voor een federatief koninkrijk zijn,
wijzen er op, dat het beter is, dat de groote
hervorming zich in kalmte voltrekt, dan onder
den druk van omstandigheden, die vaak zware
offers eischen.
Uit de omstandigheid, dat de stellingen van
regeering en oppositie lijnrecht tegenover elkaar
staan, kan men afleiden, hoe fel de strijd zal
zijn. De oppositie-partijen zullen alles doen om
de meerderheid in de uit 373 leden bestaande
volksvertegenwoordiging te verwerven. Maar de
regeering heeft een hooge troef in haar spel:
de kieswet. Men vergete niet, dat de stemming
publiek is, hetgeen velen kiezers beletten kan
hun ware meening kenbaar te maken. Daaren
boven krijgt de lijst, die de betrekkelijke meer
derheid verwerft, automatisch drie-vijfde van
het aantal te bezetten zetels. Dit vergemakke
lijkt den strijd voor de oppositioneele candida-
ten zeker niet, vooral niet omdat het geheele
grondgebied van het rijk als één enkel kies
district beschouwd wordt. Dit heeft ook ten ge
volge, dat kleine partijtjes in den verkiezings
strijd geen enkele kans zouden hebben. Alleen
voor gezamenlijk onder één vaandel optrekken
de groepen bestaan er mogelijkheden op een
victorie. Er zullen dan ook slechts twee lijsten
zijn, waartusschen de kiezers een keuze zullen
hebben te doen: een regeerings-lijst en een
oppositioneele. Misschien komt de fascistische
partij „Zbor" met een afzonderlijke lijst, maar
zeker is dat niet en op het resultaat van de
verkiezingen kan dat van geen invloed zijn. De
regeeringsljjst omvalt de candidaten van de
radicale Joego-Slavische Unie, van een deel
van de Boerenpartij en van de pro-fascistische
Pater Schebesta S.V-D
groep-Hodjera. Op de oppositioneele lijst van
dr. Matsjek, den Kroatischen leider, treft men
de namen van de candidaten der vier genoemde
verbonden partijen aan, en die van de voorman
nen der Nationale Joego-Slavische Partij, waar
van de oud-generaal Jivkowitsj, die in de jaren
der dictatuur (1929-'32) den ministerraad pre
sideerde, de chef is. Jivkowitsj heeft zich met
de oppositie verbonden om den strijd tegen ne
huidige regeering met eenige kans op succes te
kunnen voeren. Het feit dat de namen van
Matsjek en Jivkowitsj op één lijst prijken, is
intusschen niet zonder pikanterie. Het is nau
welijks acht jaren geleden, dat Matsjek onder
het bewind-Jivkowitsj tot drie jaar gevangenis
straf veroordeeld werd. Dat thans de vroegere
vijanden in zekeren zin samenwerken bewijst
wel hoe fel de komende verkiezingsstrijd be
looft te zijn. Maar dat kan niet verwonderen;
van het resultaat van de worsteling hangt de
politieke koers af, dien Joego-Slavië in de eerst
komende jaren zeilen zal.
Dezer dagen zal de bekende Pygmeeën-
vorscher, Prof. Dr. Paul Schebesta S.V.D., die
vroeger te Weenen woonachtig was, doch thans
tijdelijk in het Missiehuis te Stey vertoeft,
voor een nieuwen tocht vertrekken. Vroeger
was P. Schebesta missionaris in het Zambesi-
gebied van Portugeesch-Afrika. Thans is zijn
levenstaak, de geheimen der eigenaardige
dwergvolken, die tot de primitiefste menschen
der aarde behooren, voor de wetenschap te
ontsluiten. Tot nu toe heeft hij in drie ontdek
kingsreizen, die met onnoemelijke moeite en
offers gepaard gingen, de voornaamste eigen
schappen van het Pygmeeënras en de Pyg-
meeëncultuur kunnen blootleggen.
Als eerste blanke trachtte hij met deze zwer
vende dwergstammen zoo nauw mogelijk in
contact te komen door met hen in hun lager
te leven, zich naar hun levenswijze te voegen
om ze zoodoende dag en nacht te kunnen ga
deslaan en bestudeeren. Vijf jaren besteedde
hij reeds aan deze onderzoekingen.
Zjjn eerste reis in 1924'25 gold de „Orang
Utan" (woudmenschen) van Malakka (Achter
Indië) en de „Kubu" op Sumatra. Een tweede
reis maakte hij naar de Bamboeti-dwergen, de
Pygmeeën van Ituri in den Belgischen Congo.
In 1934'35 keerde hij, vergezeld van twee
andere wetenschappelijke onderzoekers, nog
maals naar den Congo terug om de onderzoe
kingen van 1929'3 te verdiepen en volledig te
maken.
Zijn vierde tocht, dien hij nu begint, geldt de
bestudeering der Negritos, de Pygmeeën van de
Philippijnen. Daarna zal hij nogmaals naar
Malakka en heel waarschijnlijk naar de An-
damanen gaan om zijn vroegere onderzoekin
gen aldaar voort te zetten.
Na afloop dezer expeditie gelooft Prof. Dr.
Schebesta alle Pygmeeënvolken der aarde zoo
danig doorvorscht te hebben, dat het hem mo
gelijk zal zijn het veel omstreden probleem
van den oorsprong der Pygmeeën, die men voor
de oudste volksstammen der aarde houdt, te
kunnen oplossen.
Het is de grootste verdienste van Pater
Schebesta deze primitiefste volken systematisch
doorvorscht te hebben. Verschillende weten
schappelijke instellingen uit Praag, Brussel,
Berlijn, enz., maar ook de H. Vader, Pius XI,
hebben deze reizen daadwerkelijk ondersteund.
Prof. Schebesta heeft het verloop en de re
sultaten zijner reizen in vele vaktijdschriften
en boeken, die in de Duitsche, Engelsche en
Tsjechische taal verschenen, neergelegd.
Thans begint het Belgisch Koloniaal Insti
tuut met de uitgave van de wetenschappelijke
werken van den vorscher.
Er werd en wordtterecht veel geklaagd
over de euvels der „overladen leerprogram
ma's" en „veel huiswerk": Overbelasting van
de zijde der school. Doch er bestaat ten op
zichte van tal van leerlingen nog een ander
overbelastingprobleem: het buitenschoolsche.
Dit pleegt men van de zijde der ouders wel
eens over het hoofd te zien, en, wat erger is,
de gevolgen van een zoodanige „overlading"
wijt men dikwijls aande school. Men
draait de waarden namelijk om, onbewust dik
wijls, maar toch niet zonder gevaar voor de
gesteldheid van den leerling.
Er zijn tegenwoordig immers heel wat kin
deren wier „ontspanning" vergroeide tot „in
spanning". Een jongen b.v. die zeggen moet:
„Dat lamme lessen leeren, vanavond moet ik
naar de tooneelrepetitie, morgen naar de gym
nastiekclub, overmorgen naar het koor, etc.,
ik heb er geen tijd voor!" is feitelijk slechts
„leerplichtig schoolkind" bij wijze van „bij
zaak", terwijl toch juist zoo'n jongen als eerste
taak zijn „schooltaak" behoort te hebben. Een
dergelijk verwisselen van de rangorde: „Eerst
werken, dan spelen" tot „Eerst het spel, en
dan het werk" is natuurlijk foutief. Zoo goed
als de volwassene zich pas mag gaan wijden
aan allerlei „bij "-bezigheden wanneer zijn
„dagtaak" gehéél verzórgd is, zoo goed ook
dient men in het oog te houden, dat deze regel
evenzeer geldt voor het schoolkind. Ouders, die
meenen, dat „lessen leeren" en „huiswerk" fei
telijk totaal achterwege dienden te blijven om
dat het kind daar „geen tijd voor" heeft, ver
geten, dat het „schoolgaan" primair is en pri
mair dient te blijven. Heel wat anders is het
natuurlijk „beperking van huiswerk" te beplei
ten, om het kind de noodige werkelijke „ont
spanning" te kunnen bezorgen! Doch men
hoede er zich voor het lid zijn van een jeugd-
vereeniging, jeugdclub, verkennerstroep etc. als
een alles-overheerschende taak te gaan be
schouwen. Deze instellingen zijn daarom „in
zich" nog niet veroordeelenswaardig, verre van
daar, maar het behoort tot de taak van de
ouders het deelnemen aan dit alles met mate
en overeenkomstig de draagkracht van het
desbetreffende kind vóst te stellen. Een kind
kan nu eenmaal niet tegelijkertijd èn koor
zanger èn misdienaar, èn tooneelspeler, èn
verkenner, èn gymnast, èn figuurzager, èn
mond-accordeonbespeler enz. zijn. Men moet
een keuze maken, natuurlijk het kind in een
en ander kénnende, want „decreteeren"„Dit
wel, dat niet" kan natuurlijk geheel in strijd
zijn met de vóórliefde van het kind.
Is het „van alles tegelijk lid zijn" op zich al
een verkeerde toestand, waardoor het school
werk zoo dikwijls vreeselijk in het gedrang
pleegt te komen, het is ook voor de psychische
gesteldheid van het kind zeer en zeer gevaar
lijk. Tal van kinderen gaan dikwijls zoo op in
de „ontspanningsbezigheden", dat zij per slot
van rekening eraan ten gronde gaan, wijl de
„spanningen" aan dit alles verbonden hen te
zeer vermoeien. Dan ontstaat de kwaal der
zoogenaamde „geestelijke vermoeidheid", welke
vermoeidheid dan dikwijls geheel ten onrechte
geweten wordt aan de lessen en het werk van
de school. Vooral wanneer de leerling met ui
terste krachtsinspanning en onder den druk
der gejaagdheid getracht heeft óók zijn school
werk nog bij te houden. Zoo'n kind heeft bo
ven zijn krachten gewerkt, te veel hooi op zijn
vork gehad en lijdt dan aan een vorm van
zenuwuitputting in geestelijken zin. De schóól
k u m
.N-V\\\\ V
Opnieuw werd de strijd begonnen en opnieuw vloog men
op elkaar in. Nu had het matroosje meer geluk. Hij wist den
ridder uit het zadel te lichten en deze viel achterover van
het paard. De Strijd eindigde toen de boschgod dien palm in de
hoogte hield.
Het matroosje was eigenlijk een beetje verlegen met zijn
overwinning. Hij nam den helm van het hoofd en ging naar
den ridder. „Neem mij niet kwalijk," zeide hij, „ik kon het
niet helpen." „Ik neem het je niet kwalijk, je hebt je ridder
lijk gedragen", merkte de ridder op.
Jk houd niet van bussenmelk, ik houd niet van
sardientjes in blik. Ik heb een afkeer van
alles wat in blik is!" Telkens als Jimmy
Dunsby het woordje „blik" uitsprak, ging zijn
klein gebruind hoofd heftig heen en weer. „En
dat mijn bezwaren gefundeerd zijn, moge blij
ken uit de volgende ware geschiedenis. Het
is bekend, dat ik indertijd heb deelgenomen aan
de beklimming van den Himalaya. Onze fourier
was luitenant Blackwell en deze is het, die de
schuld is van mijn ongeneeslijken afkeer van
conserven. Dit kwam zoo. Wij hadden ongeveer
tweeduizend blikken meegenomen pruimen,
peren, sigaretten, kaas enz. Vanaf het vertrek
uit Kalimpong verliep alles uitstekend. Wij trok
ken over den Dsjelep en door het Dsjoembidal
naar Ystoeng en Phari. Alles ging, zooals ik
reeds zeide, wondermooi. Blackwell laadde zijn
conserven op een troep muildieren en trok
voorop.
Wij hadden volgens onze berekening vijf
dagen noodig om Khamba Dsong te bereiken.
Onmiddellijk voor Tatsong moest Blackweil met
zijn muildieren een rivier oversteken. Deze rivier
was door een of andere oorzaak geweldig ge
zwollen, het water overspoelde ook de op de
kaart aangegeven doorwaadbare plhats. De
muildieren bleven echter stokstijf staan; ge
weld moest worden gebruikt om de anders zoo
gewillige dieren in beweging te brengen. De ge-
Volgen bleven echter niet uit. Met rukken en
springen bereikten de dieren weliswaar den
overkant, maar een groot deel van hun bepak
king kwam in het water terecht. Na veel en
lang zoeken gelukte het de meeste blikken en
bussen weer op te visschen, doch vanzelfspre
kend waren de etiquetten losgeweekt. Maar
Blackwell wist wel raad. Langs het pad vond
hy eenige planten, die het heerlijke gummi
arabicum leveren en met dat goedje voorzag
hij de blikken weer netjes van etiquetten....
zoowaar op goed geluk af. In Tinki Tsong werd
Blackwell ziek, waarschijnlijk had hij een ver
keerde bus geopend. U begrijpt! Maar hoe het
ook zij, wij moesten hem achterlaten en in zijn
plaats werd ik tot keukenchef benoemd. Van
zelfsprekend was ik op dat moment totaal on
kundig van de geschiedenis, welke ik zoo juist
vertelde.
Nauwelijks echter had ik mijn nieuwe functie
aanvaard, of daar begon het lieve leven. Kolo
nel Mallory wenschte zijn.lievelingskostje witte
boonen met spek. Na veel zoeken vond ik de
bussen met de etiquette „boonen met spek";
de eerste bevatte haarspiritus, in de tweede zat
tomatensap, in de derde benzine. Ik was rade
loos; hoe ter wereld was het mogelijk om uit
zoo'n blikken chaos nu juist bussen met boonen
op te diepen? Waarom lieten ze de samenstel
ling van het menu niet aan den chef-hofmees
ter over? De kolonel liet informeeren, hoe het
met het eten stond; mijn humeur daalde met
de seconde. Verwoeder dan tevoren scheurde ik
het eene blik na het andere open, tot ik einde
lijk de goede gevonden had. Om de witte boo-
heeft hieraan géén schuld, neen: de „bij"-be-
zigheden
Het euvel der buitenschoolsche overlading
komt echter niet alleen voor door te veel „ont
spanningsinteressen", dikwijls ook is het ge
legen in te veel „werken na schooltijd"! Men
noemt het dan meestal „overwerking!" Immers
dan zijn het niet zoozeer de „geestelijk ver
moeiden" als wel de „lichamelijk vermoeiden",
waaruit op haar beurt ook „de geestelijk ver
moeiden" kunnen geboren worden. Kinderen,
die thuis vader moeten helpen met melk rond
brengen, kranten bezorgen (vroeg in den mor
gen) of zooals op het land helpen melken,
rooien, hooi binnenhalen etc., of door moeder
gebruikt worden om steeds in het huishouden
dienst te doen, kortom kinderen, die vóór en
né school feitelijk nooit „rust" en „ontspan
ning" kennen, zijn eveneens niet in staat de
lessen behoorlijk te volgen. Zij komen in de
schoolbank feitelijk tot rust, en krijgen neiging
tot slapen. Het zijn de kinderen, die „weg-
soezen", hangerig en droomerig worden, voor
wie de meest aantrekkelijke „voordracht" van
den onderwijzer alleen maar een aanleiding is
om eens even wakker te schrikken, doch zon
der eenig resultaat bij het „ópnemen der leer
stof". De ouders dienen zich dan ook wel te
realiseeren tot welke consequenties dit alles
kan leiden. Niet voor niets heeft ook de wet
gever den kinderarbeid „anders dan voor huis
houdelijke doeleinden" verboden! (Arbeidswet!)
De wét wordt dikwijls ontdoken, maar daar
mede ontduikt men niét de schadelijke gevol
gen voor het kind zelve. Ouders waakt ervoor,
dat arbeid en rust tot elkaar in een geregelde
verhouding staan, dan zal buitenschoolsche
overlading Uw kinderen niet ten deel kunnen
vallen.
JOS. DETONY.
DE ZEGEVIERENDE KERK, I,
door Aug. Bondens. Uitgave N.V.
Paul Brand's Uitgeversbedrijf,
Hilversum.
Dit eerste der twee deeltjes bevat een vijftig
tal korte karakteristieken van heiligen in Gods
Kerk, begrijpelijk gemaakt voor onze school
jeugd. Ook onze vaderlandsche heiligen zijn
niet vergeten. Een zeer nuttige uitgave, waar
van veel goeds kan uitgaan.
nen met spek wat aan te lengen, deed ik er to
matensoep en een bus wondpoederbij. Ik dacht,
dat het meel was. Maar de kolonel heeft er niets
van gemerkt. Witte boonen met wondpoeder zijn
blijkbaar een uitstekend gerecht. Ik voelde me
een beetje beter op m'n gemak. Maar den vol
genden morgen zat ik weer voor dezelfde moei
lijkheden: waar moest ik thee vinden. Drie blik
ken, met de aanduiding: „thee", bleken rijst te
bevatten, de vierde was met koffie gevuld,
zoodat ik besloot deze maar te gebruiken. Voor
het gemak deed ik de suiker meteen al in de
kopjes; later bleek, dat ik zuur fixeerzout ge
bruikt had. Een tijdlang vergaf men mij deze
kleinigheden, welke men vergoelijkend toe
schreef aan een gebrek aan routine in keuken
kwesties, maar bovenal, omdat niemand het
baantje ambieerde en vreesde, dat, als hij begon
te sputteren, de commandant hem tot hofmees
ter zou bombardeeren. Doch van lieverlede ont
stond er een stille antipathie tegen mij. Ook de
kolonel vond het heelemaal niet meer vermake
lijk, wanneer ik hem zure augurken in plaats
van cake, of Californische perziken inplaatsvan
ingelegde haring bracht. Ik werd tenslotte niet
meer geplaagd of beetgenomen, maar had for
midabele uitbarstingen van onbedwongen toon
te verduren. De kolonel nam mij geducht onder
handen, ik be-
loofde bij hoog E
en laag, dat ik
voor i aan zoo goed
mogelijk zou op
letten, maar reeds
den volgenden i
dag stond ik
voor een hopelooze opgave.
Voor dien avond was macaroni met ham be
steld. Zoodra wij onze tenten hadden opgesla
gen, toog ik vol angst en vreeze aan het werk.
De hemel beschikte het, dat ik een bus ham
in handen kreeg. Maar macaroni macaroni
was en bleef onvindbaar. Het was een demo
nische blikjes-samenzwering, waartegen ik vol
komen machteloos stond. Mijn haat tegen alles
wat in blik was ingemaakt, groeide tot in het
grenzelooze. Waarom waren de fabrikanten te
lam, om hun producten van een kijkraampje
te voorzien? Of beter nog: van een luchtdichte
ritssluiting. Ik opende en opende, maar nergens
kwam macaroni te voorschijn.
En toen de kolonel door zijn adjudant het
bevel liet geven, dat het maal terstond moest
worden opgediend, kon het me niets meer bom
men. Ik kookte een pap van gecondenseerde
melk, appelgelei en smeerolieen dischte dit
met ham op. De kolonel bleef de fijne kerel, die
hij altijd was geweest en zei geen enkel boos
woord.
„Morgen vroeg meneer," zei hij na een lang
zwijgen, terwijl de andere dischgenooten mij
ontsteld aanzagen, „morgen vroeg gaat u naar
Dardssjilling terug. Voor proviand kunt u twaalf
bussen uitzoeken. U kunt zelf kiezen w.at u heb
ben wilt."
Ik was dus ontslagen. Langen tijd stond ik
voor den zeer gekrompen conservenvoorraad en
overlegde, wat ik zou kiezen. Tenslotte nam ik
een dozijn bussen, die er alle precies eender uit
zagen en die ondanks hun zeer verschillende
etiquetten toch een zeker vertrouwen inboezem
den. Den volgenden dag begon ik den terug-
marsch, twee Gurkha's vergezelden mij. Tegen
den avond waagde ik mij aan de eerste van de
twaalf bussen. Mijn vertrouwen werd op de
meest snoode manier beschaamdik had den
heelen voorraad wagenvet meegenomen! Sinds
dien ik herhaal het heb ik een hekel aan
alles, wat in bussen en blikken zit. En als ik
ooit van mijn leven ergens ter wereld luitenant 1
Blackwell ontmoet nou, dan moge de hemel
zijn ziel genadig zijn!"
SïRPYLU
loert altijd het gevaar van erger
gevolgen en daarom mag een
hoestje nooit verwaarloosd wor
den. Als Uw kind hoest, geef 't dan
dadelijk AKKER's Abdijsiroop,
bestaande uit extracten van oud®
kruiden, welke verzachtend, slijm-
oplossend en genezend werken,
benevens de krachtigste hoest-
bedwingende stof „codeïne". Door
deze veelzijdige werking noemt
men Akker's verstèrkte Abdijsiroop
,,'s-Werelds beste Hoestsiroop".
tegen hoest, griep, bronchitis, asthma
Flacon 90 ct„ 11.50, f2.40. f4.20. Alom verkrijgbaar
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden
ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeerineen
bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, béide beenen of belde oogen
F7CA bij een ongeval met p OCA
OvF»"* doode lijken afloop m"
VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
tsQ verlies van
at
band,
kngen'
lelt, S
hen, °t
lit hof»
edacb^
je viuc'N^FRITZ METZNER
den.
|s ee;
ni-*
:aanst
>epuc
„Ji '-Uw niet!" tieP Sigmar terug en stormde
Ik» met een lading hooi naar buiten.
ls nu beter! Als het gedaan is dan kan
^>escHVtlfih 20ek beginnen!"
t.c'° veldwachter greep Sigmar reed?, bij
i uit „U bent gearresteerd. Daar is ae
j ?W?er.al. Komt u maar mee."
.jdedig^ Vi„arSigmar!"
*W8 angstige gil ging verloren in het
zyM ach van de toeschouwers, voor wie nie-
s sec V^rs dan de landlooper de brandstlch-
itledig V
elke m "uilen» lieveling," troostte Sigmar.
fV jj a&r mee, dan kun je rustig naar huis
flfV* is een vergissing."
1(5 b stil," commandeerde de veldwach-
eerst zien, of er werkelijk een flesch
v. onder uw bed staat."
,lk
hij
Jgen
zrttt ctjas kwam de detective te voorschijn.
%r 'hlist. Ik weet, dat zijne hoogheid
rmt 015schreeuwde Sigmar woedend. „Ik
Sier NLaUacn wel verdedigen."
'1^ hing Maria aan Sigmar's arm. Zij
hem pas, toen de veldwachter zijn
arrestant In het brandspuithuisje opsloot. Hij
had nu eenmaal een flesch petroleum onder
Sigmar's bed gevonden.
Een onmacht nabij zakte Maria op straat
ineen. Zoo vond haar vader haar, die uit den
grond van zijn hart den landlooper verwenschte.
Het was den volgenden dag nog maar net
zeven uur, toen Maria Disselhoff op haar fiets
naar Harzburg reed.
„Graaf Hughen alleen kan helpen. Graaf
Hughen móet helpen." Den heelen nacht door
had Maria dit tegen zichzelf gezegd en nu
fietste zij naar Harzburg zoo vlug zij maar
kon.
Eindelijk kreeg zij het stadje in het zicht.
Binnen een minuut vloog zij den sterk dalenden
weg af, die in den tuin van het hotel eindigde.
D r leidde zij zich bij den portier, die haar
sp c'oos en met een blik van „hoe heb ik het
nou" opnam.
„Wien wenscht u te spreken? Graaf Hughen?
Ja, maar, juffrouw, zoo vroeg, dat is niet moge
lijk. De graaf en gravin wenschen niet zoo
vroeg gewekt te worden."
„Dat kan mij niet schelen. Telefoneert u
ais het u belieft naar boven en zegt u, dat
Maria Disselhoff hier is. Verbindt u my
nu oogenblikkelijk, de zaak kan geen uitstel
lijden."
Dc portier kende Maria pas sinds den vorigen
dag en antwoordde kort: „Op uw verantwoor
ding, juffrouw."
„Ja. goed, sluit u my maar aan, en geef my
dan den hoorn. Welk kamernummer?"
„Zesendertig, juffrouw."
Met onstuimig kloppend hart stond Maria
aan het toestel, tot zy eindelijk de nog wat
slaperige stem van den graaf hoorde.
„Hier is Maria Disselhoff. Goeden morgen,
graaf Hughen. Excuseer my, als het u belieft,
maar het is dringend."
„Moet ik u excuseeren, omdat u zoo vroeg
telefoneert, juffrouw Disselhof....? Wees zoo
goed, en komt u even naar boven."
Met een zucht van verlichting legde Maria
den hoorn weer neer, en haastte zich naar
boven.
Daar kwam Hughen haar. hartelijk tegemoet.
„Goeden morgen, juffrouw Disselhoff. Geef my
nu eerst even een hand. De feestavond goed be
komen....? Maar, kind, waarom zoo opge
wonden?"
„Sigmar is gearresteerd wegens brandstich
ting, mijnheer Hughen."
„WatZegt u dat nog eens kalm over."
„Wat bedoelt u met kalm? U moet helpen!
Hq is werkeiyk gearresteerd en opgesloten."
Haastig vertelde Maria de gebeurtenissen van
den vorigen middag en avond. Doch haar .ver
telling maakt geen Indruk; de graaf kon nau-
weiyks ophouden met lachen.
„Dat is doodgewoon kostelijk! Maar ver-
schrikkelyk is het niet!"
„Niet verschrikkelijk? Denkt u toch eens in,
dat Sigmar daar heel onschuldig gevangen zit.
Men heeft hem de portefeuille met het kroontje
en ook het sigaretten-étui afgenomen. En de
veldwachter beweert, dat zijn naam valsch is,
dat hij niet eens Warmsteen heet."
In een kimono, zoo mooi en fantastisch als
een sprookje, kwam ook gravin Hughen goeden
morgen wenschen. „Wat een verrassing,
Maria.
Nog steeds even gehaast, beantwoordde Maria
den groet van de gravin en bracht haar even
eens op de hoogte.
„Ik smeek u beiden, om my te helpen, doch
in de eerste plaats Sigmar. Het moet alles een
vergissing zijn! Het is al begonnen met dien
afschuwelijken detective, die Sigmar overal
volgde."
Graaf Hughen keek zijn vrouw eens aan; zy
wisten dat de vorstin von Cherbourg in het
hotel logeerde. Zou zy iets vermoeden en
daarom dien detective er op uitgestuurd hebben?
Het was mogelijk, en werkelijk zou dat de be
kroning van dit avontuur zijn!
„U gelooft dus in Sigmar's onschuld juf
frouw Disselhof?"
„Gelooven? Die vraag is overbodig, mijnheer
Hughen! U kent Sigmar nog beter dan ik, dus
iedere twijfel van uw kant is werkeliik on
rechtvaardig tegenover uw vroegeren bediende."
Gravin Hughen nam Maria by de hand.
„Goed gezegd, kindlief. U hebt gelijk. Sigmar
doet niets verkeerds. Wacht u maar even. Bin
nen een half uurtje ryden wij naar Altroda en
dan zal de zaak wel opgehelderd worden."
„Duizendmaal dank, mevrouw. U bent heusch
mijn laatste toevlucht."
„En ik kom er zoo maar slecht af, juffrouw
Disselhoff. Waarom was u zoo streng tegen
mij?"
„Och, mijnheer Hughen, het gaat nu toch
alleen om Sigmar. Zegt u my toch, of u Sig
mar oogenblikkeiyk wilt helpen of niet. Ik
kan niet wachten; er moet terstond iets gebeu
ren!"
„In Altroda staat zeker alles wel op zyn kop,
niet waar?" antwoordde de graaf met een
wedervraag.
„Ja, maar op de eerste plaats bij my thuis.
Vader heeft my kort en bondig de deur gewe
zen, omdat ik ondanks alles partij voor Sigmar
kies. Doch daar trek ik my nu niets van aan;
hoofdzaak is nu, dat ten spoedigste Sigmar's
onschuld wordt bewezen. O, denkt u er
toch om, dat hij daar in het koude hok zit, zon
der warm eten en zonder bed."
„Het lot van een landlooper," lachte gravin
Hughen nu weer, en dat lachen kon Maria
niet begrijpen.
„Dat uw vader u de deur heeft gewezen,
klinkt hard, maar dat komt ook wel weer
terecht," zei de graaf. „Enmjjn vrouw en
ik hebben gisterenavond juist nog afgesproken,
dat wij u heel graag nu direct mee naar Ber
lijn zouden nemen. Vindt u dat goed? Ja
Pan kunt u dadelijk uw bagage in den wagen
laden, terwijl ik met den veldwachter onder
handel."
„Ik ga niet mee, voordat Sigmar in vryheid
is, mijnheer Hughen."
„Dappere, kleine Maria. Goed zoo, hoor.
Sigmar zal gauw vrij zijn. Wij zijn daarom zoo
vol vertrouwen, omdat wij zeker weten, dat cr
een vergissing in het spel is. Wil ons nog
even verontschuldigen, wij zyn nu dadelijk
klaar."
In razende vaart vloog de wagen naar Altroda.
Op alle hoeken stonden daar troepjes men
schen bijeen, die er niets van begrepen, toen zy
den wagen zoo razend snel zagen passeeren.
„Dat moet de vroegere patroon van den
landlooper zijn, een echte graaf, maar die kan
er ook niets aan veranderen
„Zoo, zulke lui bereiken toch altyd iets, let
maar op!" riep een oude vrouw, terwyl de wagen
reeds voor de smederij stopte.
Graaf Hughen trad met Maria de kleine,
eenvoudige kamer achter de smedery binnen en
begroette Maria's ouders, alsof er niets byzon-
ders gebeurd was.
Smid Disselhoff voelde zich onaangenaam
getroffen. „Het spijt my wanneer ik had
geweten, dat mijnheer en mevrouw zich het lot
van mijn dochter zouden aantrekken, dan had
ik haar niet de deur uitgezet."
„Dat is voorby, meester Disselhoff. En het is
toch beter, dat Maria meegaat, tot de praatjes
In Altroda zyn verstomd. Ik neem uw dochter
voor eenigen tijd mee naar Berlijn
„Mijn Mariamyn kindO, die man,
die zwerver richt ons allemaal nog te gronde,"
schreide juffrouw Disselhoff.
Maar nu trad gravin Hughen op haar toe.
„Zoo moet u niet oordeelen, juffrouw Dissel
hoff. Wij kennen Sigmar al zooveel jaren'. Het
is slechts een vergissing. Sigmar is een goed
mensch."
(Wordt vervolgd.)