Winterbezigheden voor kinderen Weer 'n kruiswoord- puzzle m Sinterklaas! 't Is iets schoons! RADOX Koffiedik ZONDAG 4 DECEMBER 1938 EEN LASTIG KIND IS EEN KIND, DAT ZICH VERVEELT Variaties rond het thema „pret" EEN MOOIER TEINT 't Is halleenig de nostenliefde die we hop thoogmotten ouwen!" ONS PRIJSRAADSEL De oplossing Het nieuwe raadsel Het tegenspel! z. z. Als grondstof BRABANTSCHE BRIEVEN tè. v. Met het mooie weer is het nu toch werkelijk gedaan; de zomer ligt alweer achter ons. En zoo dit voor de groote menschen al verschil maakt in levenswijze, voor de kinderen veran dert het wisselen der jaargetijden hun dage- lijksche leventje eerst recht. Immers, beteeken- de zomer niet: buiten spelen, tezamen met vele kameraadjes in straten, parken of, voor wie buiten woont, in het vrije veld? En dat is de groote verandering: het speelterrein, dat schier onbegrensd was gedurende lente- en zomerda gendat speelterrein is plotseling, bij de eer ste gure herfstvlagen, beperkt tot een ruimte binnen vier wanden. Niet alleen de kinderen, maar ook de moe ders bemerken, dat deze overgang niet gering is. Want tot wie anders dan tot moeder kan het kind zich wenden, wanneer het zich zoo opeens van zijn heerlijke speeldomeinen be roofd ziet? Hoop het niet, dat zij hem de hel pende hand zal toesteken, om met de nieuwe situatie, die nog maar weinig lokt, weer ge noegen te kunnen nemen? Neen moeders, ik ben er werkelijk geen voor standster van, om kinderen te gauw hulp te verleenen, maar dit is nu toch wel een oogen- blik, waarop het kind uw hulp noodig heeft. Wie beter dan u kan het helpen, naar spel letjes te zoeken die hier in de kamer thuis hoo- ren, wie beter dan u kan leiding geven op dit nieuwe, of bijna weer vergeten gebied? U zegt, dat u zelf niet weet, wat u voor het kind moet bedenken! U bent zelf weer alle spelletjes en knutselwerkjes vergeten en daar om, kunt ge uw kind niet helpen, uit zijn ver veelde onevenwichtige bui te komen? Juist omdat ik dat al vermoedde, begon ik dit artikel over „winterbezigheden" en ik zal u hierin eenige ideeën aan de hand doen, zoo dat u gedurende de lange herfst- en winter dagen verschillende spelletjes en werkjes voor uw kinderen weet te bedenken. Laten we beginnen met de jongere kinderen, de kleuters dus. Wanneer we wat gekleurd pa pier (vouwblaadjes b.v.), een schaar, lijm en kleurpotlooden hebben, kunnen we al direct van alles maken. Het allereenvoudigste is natuur lijk gewoon teekenen. Heeft het kind zelf wei nig ideeën, dan teekenen en ook kleuren. Hier bij kunnen ook verschillende voorwerpen wor den omgetrokken als hulpmiddel om een goeden vorm te krijgen. Eenige variatie kunt u aanbrengen door uit gekleurd papier te knippen: een mannetje, een huisje, 'n boompje enz. (steeds bij symmetrische voorwerpen het papier dubbel vouwen en de helft knippen, daarna openvouwen). Deze uit geknipte voorwerpen plakt u op een onder grond van dun karton of stevig papier, waar op u dan nog een en ander bij kunt teekenen, om het plaatje af te werken. In deze combi natie van knippen, teekenen en kleuren zijn eindeloos veel variaties mogelijk. Maar ook met knippen alleen bereikt u aar dige effecten. Vouw een vierkant stuk papier (vouwblaadjes zijn voor al deze werkjes het handigste!) in een of anderen vorm (bijvoor beeld eerst in vieren en dan nog eens dubbel, zoodat het een driehoek wordt) en knip uit de ronden kleine driehoekjes en halve rondjes. Bij het openvouwen ziet u dan dat een zoogenaamd „matje" is oritstaan, een effect' "dat nog aardi ger uitkomt, wanneer u het op een vouwblad van andere kleur plakt. De vele soorten werkjes voor kleuters, die er verder nog bestaan en die, doordat ze in den handel zijn, meer zelf den weg wijzen, wil ik u slechts opnoemen; de wijze van uitwerken vindt u gemakkelijk zelf. Daar is het bekende „mat jes vlechten", wat later wordt uitgebreid tot 't vlechten met' vlechtreepen; daar zijn de vele werkjes met kralen en borduurkaarten, daar is het spelen met klei, blokken en mozaïekwerk. En dan kan men nog met zeer eenvoudige mid delen allerhande bouwwerken, poppenhuizen of ameublementen vervaardigen. Ik wil nu echter van de kleuters overgaan tot wat oudere kin deren. Maar dan moeten we al direct onder scheid maken tusschen jongens en meisjes. Over het algemeen hebben meisjes minder eigen ideeën dan jongens en ik zal dus met hen be ginnen. De meeste meisjes hebben al heel jong uitgesproken meisjes-liefhebberijen en het is Van veel belang, om dit aan te moedigen. Ik merkte meermalen op, dat het grootste genot en het mooiste „spel" voor een meisje was moeder helpen in het huishouden! Laat dit zooveel mogelijk toe, het is uitstekend voor haar ontwikkeling. Behalve de gewone huishoudelij ke bezigheden kunt u ze misschien eens laten koken op een klein for nuisje; hot zelf koken, tafeldek ken en samen met een vriendin netje eten, is wel een van de heer lijkste spelletjes voor een meisje. Verder neemt het verzorgen van poppen een belangrijke plaats in voor het meisje; u kunt dan weer behulpzaam zijn bij het vervaardi gen aan de poppengardercbe, pop penhuis of poppenkamer. Verder zijn er natuurlijk nog het lezen, teekenen en vele andere be zigheden. En wat de jongens betreft, ook zij houden over het algemeen van lezen en teekenen. Maar daarnaast staan bij hen dan weer de speciale jongensliefhebberijen; en dit zijn vooral allerhande knutselwerkjes, kunt ze gerust al heel jong een voudig gereedschap (hamertje, spijkers, boortje, nijptang) in han den geven, hoewel hierbij dan wel eenige hulp noodig is. Maar ook met dun karton, klei, papier, een meccanodoos, weten de jongens meestal allerlei aardige voorwer pen te vervaardigen. Hebben ze zelf heelemaal geen ideeën, tracht U ze dan bij de bezigheid, waar ze het meeste voorkeur voor hebben, zooveel mogelijk leiding te geven of te laten geven. Over het algemeen is het echter voldoende den jongens het ma teriaal en de mogelijkheid te geven om zelf aan het knutselen te gaan. Zoo ziet u, dat uw hulp voorna melijk moet bestaan uit het mede werken aan de nieuwe bezigheden in huis en het helpen overwinnen van de moeilijkheden daarvan. MAUD. Onder de lamp met papier en potlood vliegen de uren Wij hebben ditmaal een tweetal opmerkin gen; I. De hieronder gepresenteerde oplossing laat een interessante wijziging toe: men kan n.l. de nrs. 1 met 7 2 met 6 en 3 mett 5 onderling verwisselen, en aldus feitelijk twee oplossingen van het magische probleem geven. En nu vermelden we, hier het frappante geval, dat we bijna onafgebroken die beide voorstel lingen roet boven en vilt boven, om de anderen kregen te controleeren! Enkele inzen ders gaven de beide vormen. II. Dat het gegeven woord pret tot eenige „prettige" toespelingen aanleiding zou geven, konden we wel op onze vingers natellen: we hebben in onze puzzle-schare zooveel prettige luitjes die ons met hun leuke opmerkingen, hun kwinkslagen, hun oolijke versjes e.d. week in. week uit bij het nazien der honderden op lossingen een amusante afleiding bezorgen! Het ging dus ditmaal over die „pret", b.v. in proza: verkrijgt U door een goede huidverzorging. Doe daartoe wat Radox in Uw waschwatc -1 Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje.' „t Was werkelijk een pret, de gegeven woorden in behoorlijke combinatie en in hun juiste vierkanten te krijgen een pret, na veel speuren en scharrelen en verplaatsen ein delijk te kunnen uitroepen: nu sluit het als een bus". Of in poëzie: „Dat kleine, leuke woordje „pret", Als een wegwijzer in het wegennet, Dat heeft me heel veel pret gedaan: Had het daar niet prettig in 't midden gestaan, 't Was met oplossen lang niet zoo vlot gegaan"Enz. De magische-kwadratencombinatie ziet er als volgt uit: roet ober e e r e bontrekast olie anno nier snel vilterpretolkras isar rede roem lava edel aera tramestelgrosmal emir raat silo oase troganstem adel n e w a slak Na loting werden de prijzen als volgt toege kend: mej. M. Jörning, Wilhelminastraat 32 I, Amsterdam; J. J. van Meeuwen, Anjelieren laan 12, Aerdenhout; J. Duin, Oos.erstreng 9, Heemskerk; A. A. Bayens, Eschvoornlaan 13, Zaandam; G. Loewy, Godelinstraat 17, Bus- sum; A. Leentjens, dr. Jaegerstraat 11, Heer len. Horizontaal 1 slot, burcht; 5 plaats in Noordholland; 9 orde; 10 roodharige; 12 mannennaam; 15 plaats in Zuidholland; 16 ezel; 17 familielid; 18 voor. zetsel; 19 eilandengroep in de Banda-zee (O.I.); 21 rij, reeks; 24 rivier in Rusland; 26 plaats in Friesland; 27 vroolijk kindergebabbel; 28 vrouwennaam; 29 lijst van te behandelen on derwerpen; 32 liefhebber van pijp of sigaar; 36 afk. meisjesnaam; 37 gewaad; 40 tijding; 41 hoofddeksel; 43 horizon; 44 vergezellen; 46 uitmuntend; 48 bedgerei; 49 in de toekomst; 50 appelsoort; 51 vastenmaand bij de Moham medanen; 52 ingang van het reukorgaan. Vertikaal: 1 metselaarsgerei; 2 muziekinstrument; 3 stad en meer in Pennsylvanië; 4 plaats in Noordbrabant; 5 matrozen; 6 Spaansch land voogd in den 80-jarigen oorlog; 7 op geen enkele plaats; 8 priestergewaad; 10 onderaard- sche doorlaat; 11 familielid; 13 boomloot; 14 hoog gebouw; 20 graansoort; 21 een onzer 5 zinnen; 22 bouwval; 23 aanzien, beleefdheid; 25 vloeistof; 29 stad in Noordholland; 30 deel van het been; 31 beroemde waterval; 33 on heilspellend; 34 deel van een huis; 35 over schot; 38 weefsel; 39 mannen van adel; 42 kostuum 43 kolenemmer; 45 tijdperk; 47 so berheid. Oplossingen tot Vrijdagmiddag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. Alvorens het signaleeren nader te bespreken, moet ik eerst een nog al storende drukfout in de rubriek van de vorige week herstellen: Nadat immers was beschreven hoe de tegen partij (OW) tot een 4 Schoppen-contract was gekomen, stond de kaart van Zuid ver meld. Hierin school echter het abuis, aangezien de ze kaart niet overeenstemde met de hand van Zuid in het volledige voorbeeld, dat echter wel juist is. Zuid had dus de volgende kaart: Sch.: H. x' H.: x x R.: B. x x x KI.: V. x x x x zooals ook met het volledige voorbeeld over eenstemt. De vorige maal heb ik reeds aangegeven, wat •de echo eigenlijk is, maar dit nog niet met een voorbeeld toegelicht, zooals dit thans in het volgend spel zal geschieden: Sch.: V. 5 2 H.: H. x x x R.: A. H. x x KI.: H. x N. W. O. Z. Sch.: A. H. 9 8 H.: x R.: x x x x KL: V. B. x x Sch.: 7 4 H.: A. x x R.: B. x x KL: x x x x x Sch.: B. 10 6 3 H.V. B. 10 x x R.: v. x Kl.: A. X Zuid speelt 4 Harten en West moet uitko men. West komt uit met Schoppen-Heer en Oost speelt de 7 bij. West trekt thans het Aas na en Oost speelt de 4 bij. (Echo). West trekt na deze dringende uitnoodiging Schoppen door en Oost troeft in, zoodat Harten-Aas den down slag oplevert. Zuid heeft hier geen speld tus schen kunnen brengen, ofschoon hij natuurlijk wel zal geprobeerd hebben om West op een dwaalspoor te leiden door in de eerste Schop penronde den Boer bij te spelen. De bedoeling hiervan is immers, dat West, bang dat zijn Aas zal worden ingetroefd en dus de Vrouw in den blinde een slag zal worden, geen Schoppen zal natrekken. West mag zich echter door deze manoeuvre nimmer laten misleiden, want aangezien er nu nog maar één kaart boven de 7 in het spel is (n.l. de 10), kan Oost niet anders dan 1, 2 of 3 kaarten in Schoppen gehad hebben, want in geval van 4 of meer kaarten zou hij immers op één na de onderste kaart hebben moeten uitspelen. Zoodoende kan West dus gemakkelijk vaststellen, dat het bijspelen van Zuid een po ging tot misleiding was. Stel echter, dat Oost eerst de 4 en daarna de 7 had bijgespeeld, wat had West dan moe ten natrekken? Uit het bijspelen van Oost had West dan kunnen concludeeren, dat Oost minstens drie kaarten in Schoppen moest hebben en zou het dus geen nut opleveren om Schoppen na te trekken. In welke kleur moet West nu aanvallen? Wel. de kaart van den blinde wijst uit, dat Klaveren de eenige kleur is, die kansen biedt voor een succesvollen aanval. Als de verdeeling is, zooals hieronder: Sch.: V. 5 2 H.: H. x x x R.: A. H. x x KL: H. x Sch.: A. H. 9 8 H.: x R.: x x x x Kl.: V. B. x x N. W. O. Sch.: 7 4 3 H.: xxx R.: 10 x x KL: A. x x x Sch.: B. 10 6 H.: A. V. B. 10 x R.: V. B. KL: xxx kan ook inderdaad alleen het natrekken van Klaveren de tegenpartij down spelen en stelt iedere andere trek Zuid in staat om met 5 Har tenslagen, 4 Ruitenslagen en 1 Schoppenslag aan zijn contract te voldoen! Zooals ik reeds de vorige maal vermeldde, kan men zijn partner seinen, of hij in een kleur moet nakomen of niet, door een kaart boven de 6 of één onder de 7 bij te spelen. Bo ven de 6 is het een aanmoedigingskaart en on der de 7 een afwijzingskaart. Men is echter niet altijd in staat om een hoo- ge kaart van een kleur bij te spelen, omdat men dan die kleur te veel zou verzwakken, zoodat men zijn toevlucht moet nemen tot een negatieve methode, n.l. het afwijzen in één of meer kleuren, waaruit een aanmoediging in de andere kleur (en) blijkt. Het is dus in ieder geval voor den tegenspe ler zaak nauwlettend acht te slaan op de kaar ten, welke zijn partner bijspeelt. Ter afwisseling zullen we weer eens een inte ressant spel opgeven, dat dus de volgende week besproken wordt: Sch.: 6 4 3 2 H.: A. 10 9 R.: A. B. 9 Kl.: B. 7 5 Sch.: H.: 8 6 5 4 3 R.: V. 10 6 3 Kl.: A. H. 6 4 N. W. O. "Sch.: H. 10 7 5 H.: 7 2 R.: 8 7 4 2 Kl.: V. 9 2 Sch.: A. V. B. 9 8 H.: H. V. B. R.: H. 3 Kl.: 10 8 3 Zuid moet op deze kaart 4 Schoppen spelen en West komt uit met Klaver-Heer. Hoe moet het speelplan van Zuid luiden? (Dus afgezien van de kaarten van Oost en West, welke onbe kend worden verondersteld). P. H. A. TUIN Het vraagstuk der zelfvoorziening is er een, dat sommige staten geen rust schijnt te laten. Het denkbeeld, eenmaal een economie te kunnen voeren, die geheel en al van het bui tenland onafhankelijk is, is voor hen 'n schoon ideaal en het einde en het toppunt hunner wenschen. En daar een bepaald bezit van grond stoffen en bodemschatten nu eenmaal een na tuurlijk gegeven is, dat zich niet laat verande ren de annexatie van nieuwe grondstoffen- rijke gebieden buiten beschouwing gelaten is men rusteloos op zoek naar nieuwe bronnen Er staan dan twee wegen open. Ten eerste die van het zoeken van ersatz- stoffen, van vervangingsmiddelen voor 't ont brekende materiaal. Daarnaast die van het zoeken naar nieuwe bronnen voor de begeerde stoffen zelf. Daarbij valt het oog op stoffen, die de eeuwen door als onbruikbaar en waardeloos beschouwd zijn, zooals de overal in de natuur aanwezige stof fen en de afvalstoffen. Men heeft ons bijvoorbeeld verteld over de schatten aan grondstoffen, welke het slijk der zee in zich verborgen houdt, over de millioenen tonnen zwavel, die de fabrieksschoorsteenen in htm dikke rookwolken de lucht in jagen. Telkens weer blijkt, dat de mensch hoe graag hij ook als homo economicus paradeert er eigenlijk maar zeer nonchalant op los leeft. Alle efficiency, rationalisatie en normalisatie ten spijt springt onze maatschappij vrij roeke loos om met de schatten dezer aarde. Als u eens nagaat, hoeveel sigarenblikjes bijvoorbeeld de gemiddelde Nederlander jaarlijks in den vuil nisemmer gooit, dan staat men wel een oogen- blik verbaasd over de geweldige massa's ijzer en tin, die jaarlijks over de heele wereld zoo verspild worden. Inderdaad een geweldige ka pitaalsvernietiging. Een nieuw bewiis is gevonden in ons kopje koffie. Al zijn wij daar niet aan verslaafd als de be woners van Lapland dat zijn, ons koffiegebruik hier in West-Europa mag er toch wezen. Het zal ons dan ook niet verwonderen, dat er in het Duitsche rijk jaarlijks van de kof- fiefuif wel ongeveer 100.000 ton koffiedik over schiet! Dit drabbig residu werd tot voor kort ech ter gedachteloos weggeworpen, verspreid in groote en kleine aschemmers. Recente onderzoekingen hebben daar uitge wezen dat uit deze geweldige massa's dik nog beduidende hoeveelheden van verschillende waardevolle stoffen verkregen kunnen worden. Vastgesteld werd. dat gedroogd koffiedik naast cellulose en sporen van wassen en harsen, niet minder dan .zestien procent waardevolle plant aardige olie bevat. Reeds is men er toe overgegaan de winning van deze stof fabriekmatig ter hand te nemen. Eerst wordt het koffiedik gedroogd, dan wordt er door wassching met benzine 't groot ste deel der vetten en oliën aan onttrokken en tenslotte wint men de laatste resten aan vet, hars en was. Het residu zelfs is nog niet eens waardeloos, het kan in plaats van houtmeel als vulstof voor bepaalde persmassa's gebruikt worden. De verkregen harsen en wassen worden voor de vervaardiging van dichtings- en ka belmassa's en bij de fabricage van lederonder- houd-middelen aangewend. De olie speelt een rol bij de zeepfabricage. Ulvenhout. 1 Dec. 1938 Amico, "Nen plazierigen Zondag is 't gewist, dieën leste. Sjuust tusschen twee donkere dagen van Adventssturmen in, draaide den wind naar 't Oosten. De lochten klèèrden, ons durpke zag zelfs grijs van kou. 'Nen eersten, feilen winterdag mee venijnige windvlagen stouwde deur Ulvenhout. Maar 't veurnaamste: daar was 'nen mergen- zonneke. 'tWas droog, 't Was 'nen winterschen Zondag, die lijk 'nen zuuten, zongeelen gelei tusschen twee ,,'s weeksche" bottrammen ge smeerd lag. 't Was 'nen uitgezochten Sinter klaas-Zondag! 'Nen dag van ouwerwetschen, Fielpschen glorie, vol toespraken van den heili gen Man, die speciaal de jeugd op 't hart bond. dat „Hulvenout hexelsior mot." De veurbereidings waren veul interessant gewist. De allereerste vergadering duurde maar vijf minuten. (Maar daar wit Trui niks van af horre!). 't Zat zoo. We wierden opgeroepen veur 'n ver gadering tot regeling van 't Sinterklaasfeest, Maar 't Sinterklaascomité wist nie, hoe dieën oproep in de weareld was gekomen. Daar scheen (bij manier van allereerste sur prise van deus jaar) 'n spiksplinternuuw Sinter klaascomité te zijn opgestaan, naast 't ouwe comité van den Fielp, dat ie, dertig jaren ge le jen al, opgericht had! En dat al die jaren ook zonder fout en heel plazierig, den boel geregeld en uitgevoerd had. En als wij op die eerste ver- gadering kwamen, in de „Gouwen Koei", dan zat daar 'n .heerschap mee 'n kolossale acte- tasch (misschien was 't andersom) en deus „actetasch" verzekerde ons bij hoog en bij laag, dat den Sinterklaasstoet van 't jaar beslist deur Ulvenhout moest trekken, want dat den burge meester dat zoo wilde Amico, wfj hebben op vergaderen hier al veul beleefd. Ge wit! 'k Heb oe daar nog al 'ns krasse en leutige staaltjes van verteld. Maar nog nooit hadden we, in naam der wet ongeveer, mee zo'nen formidabelen trap 'n wagenwijd-open- staande deur zien intrappen! Ons pastoorke, die méévergaderde .('t was veur de bloei van Ulvenhout dus!) o.is pastoorke formeerde mee z'n sigaar pront 'n rookgordijn; zat dus schotvrij achter den smoor. Den Fielp z'nen mond gong zoowijd open, dat den Blaauwe zee: „Fielp, doet da gat dicht, 'k ben bang veur tocht" en de rest zat net naar van Actetassem te kijken of ie beweerd had. dat 't Gemeentebestuur besloten had Ulvenhout op te richten en mee Nuuwjaar te openen. Van Actetassem meende uit ons stilzwijgen te kunnen opmaken, dat wij mee z'n „nuuws" accoord gongen en „daarom wou ie nou over gaan tot de verkiezing van 'nen veurzitter," zee-t-ie. „Daar moest 'nen nuuwen veurzitter komen," zee de Tasch: „Want(en nou zurgde-n-ie tenminste wél veur 'n nuuwke!) „want we leven hier in 'n Romsche omgeving en den vorigen veurzitter is „andersdenkend." Dat was groot, héél groot nuuws! Omdat wij nooit beter geweten hadden of den Fielp was veertig jaren gelejen in ons kerkske getrouwd, deur ons eigenste pastoorke! Den Fielp liep al 'n dikke twintig jaren mee 't collectezakske in alle Missen. Den Fielp was al ruim dertig jaren lid van de R.K. Raadsfractie. Veurzitter van de R.K. Kiesvereenigingdaar was ineens groot nuuws! Maar we zwegen, 'n Bietje beduusd, 'n bietje leutig. Toen stond ons pastoorke op en zee: „Jongens, daar schiet me ineens te binnen dat Driek, m'nen kuster, mee griep op bed leet; ik mot eigens 't uurwerk van den toren op gaan trekken. Guilie zoeken 't wel uit, ee? En maakt t nie te laat, horre. Wel te rusten!" „Als ik oe helpen kan, meneer pastoor," zee den Jaan: „dan gaai 'k geren efkes mee, horre!" Den Jaan stond op en gong weg. Den mulder zee: „Ik maak 't ook nie te lank, mannen; goeienavond." Den Fielp stond op en gong 'ns op den erf „kijken". Ik gong ook den miestkuil 'ns bezichtigen en als we verom kwamen in de gelagkamer, dan was er van de vergadering niks anders meer te zien dan haastig uitgedronken bierpinten, waarin nog kliekskes waren overgebleven en 'nen blaauwen tabakssmoor, die om de lamp slierde. Oja Tc zou nog „iets" vergeten: den onver- stoorbaren Blaauwe, die langsuit op twee stoe len bij de kachel was gaan zitten, 't Was er heel stil. Kee zat achter den toog sokken te stoppen, ontevrejen zwijgende mee Jn dikke hanglip. En den Blaauwe zat alleen maar te zitten, mee z'n oogen dicht. Vijf tellen later kwam den Jaan verom. In t wèèrgaren. „Den Driek was heelegaar nie ziek," zee-t-ie. „Ik kwam 'm, onderweuge mee meneer pastoor, teugen." „En toen, Janus?" „Toen zee-t-ie: „Ga maar verom, m'nen kus ter is weer op de been. 't Was hartstikke donker, maar ik geloof vast, dat ie nog stillekes lachte- n-ok." „Janus," zee den Blaauwe, die daar nog altij mee toeë oogen zat te „spinnen" bij de werme kolomkachel: „Janus, ik ken ginnen grooteren boffert, dan gij." „Ikke?? 'Nen boffert?? Waarom?" „Omdat gij pas op de weareld zijt gekomen, toen g'oewen kop nie meer hoefde te breken over 't zwartgaren en 't buskruit!" „Een, twee, drie, vier," telde den Fielp. „Wat zouwen juilie r van zeggen, mannen, has 'k veurstelde om 'n propke te doen?" En zoo, amico, wierd 't nóg elf uren! Ziedaar 't verslag van de kortste vergadering op Ulvenhout ooit gehouwen. Maar.,., weinig vergaderingen gongen ooit zóó eendrachtig uit malkaar! 't Zat er dus dik in, dat 't Ulvenhoutsche Sinterklaasfeest, op den ouwen leest, weer be- zonder slagen moest. Want na dat gekke pro beersel om weer 'ns den Fielp van den bak te bijten, was Ulvenhout één! Dré III zou in mijn plek meerijen in de rui terij, die altij meetrekt in den stoet. Dat was iets veur den Eeker! Na de Mis van zeuven uren had ie amper tijd om te ontbijten. Want Bles moest op z'n Zondagsch, op z'n best, opgetuigd worden! Dol is ie, 't kearelrje, als ie, mot ik erbij zeggen, als ie Dré III kan uitrus ten veur 'n rit. Hoe pronter den Dré dan veur den dag komt, hoe trotscher den Eeker is. Dat ermluizig tiepeke is dikkels in veul dingen zoo groot, waarin zoogenaamde „grooten" zoo mi serabel klein kunnen zijn. Na den mergenkoffie gong ie naar den zolder, naar z'n kamerke, hong er z'n Zondagsche spul len weg en 'nen oogenblik later stond ie in z n klompen gereed, om Bles uit te gaan monste ren. Mee twee groote, steuvige borstels wreef ie den beest glanzend tot er gin horke meer ver keerd zat. Hoofd, manen, steert, beenen en den grooten romp, alles kreeg 'n Sinterklaasbeurt, tot Bles glom als zijen-fluweel. Dan nam ie t bord mee de vierkante gaten, lee 't veurzichtig langs Bles z'nen steert en, borstelend teugen den draad in, tooverde-n-ie over 't achterwerk van den beest 'n soortement van „damasten dambord", zoo schoon of 't geteekend was in glanzende en doffe ruiten. De „schoenen wier den gelakt, 't buitenmodel lakkentuig glimmend gewreven mee was, tot 't glom als git, den pluim op 't hoofdstel wierd zelfs zachtkens geborsteld en op 't end stond daar 'n peerd, schoonge- nogt om mee te stappen in 'nen Koningsstoet! Wat was Trui fier op deuzen beest, uit onzen stal. En Bles? Fier draaide-n-ie z'n glanzenden nek, douwde zijnen natten snoet dankbaar teu gen den Eeker aan en ongeduldig stampte-n-ie mee z'n glimmende hoeven in den zachten bo- jem van den erf. Den veeren op z'n hoofd pluim den in den wind. Toen kwam Dré veur den dag. 'Nen Korten bonker om z'nen breejen romp, 't groene gleuf- hoeike efkes schuins op zijnen gezonden ge- bruinden kop, in 't lint 'n blaauwglanzend ha- nenvirke. De geblokte rijbroek parmantig bloe- send boven de lakken beenstukken van z'n rij- leerzen, in de handen 'n paar lichtbruine leeren handschoenen, maar bovenal: z'n fiere, lenig- rechte corpus, allee, daar stond 'nen ruiter, amico, m'n lever krulde, als ik dat baaske daar zoo kloek zag staan! Sodemekajer, wat 'nen fer- men compagnon heb ik toch! Ik keek 'ns naar Trui. Die stond maar te zwijgen. Te zwijgen mee 'nen rosen glimlach op heur goeien kop. „Ja,' zee ze toen 'n bietje heesch: ,,'t is goed dat gij in plek van oewen opa meegaat." En ze keek me 'ns aan, m'n goeie ouwe, maar toen zee ze: „Zoo zaagde gij er vroeger ok uit, Dré." „In jouw oogen, ja!" lachte-n-ik en klopte heur 'ns op 'ren rug. Den Eeker giechelde van plazier. Z'n mouwen nog omhoog, 'n veeg lak over z'nen blooten, dunnen erm, aan de handen nog de riemborstels, zoo bekeek ie, snuffend van plazier, zijnen baas en 't peerd. En dan zee-t-ie, wat ik al lank had gedocht: „Schoon span!" Den Dré sprong te peerd en angstig zag den Eeker naar z'n damasten-blokskes. Maar den Dré had z'n been sierlijk-vrij over den rug ge slingerd, zonder 'n horke te begaaien of te rsikcn De gelakte leerzen vlot in de nikkelen beu gels, 'nen blijen hinnik van Bles, als ie Dré III op z'nen rug voelde, 'n goei peerd heeft geren 'nen goeien ruiter, dan trok den Dré z'n ruiter- handschoenen aan, snukte nog 'ns aan z'n hoeike en daar gong ie, in 'n wandeldrafke van den erf, stillekes lachend, 'n oogske knippend naar mij. „Allee, Eeker," zee Trui: „Gade gij oew eigen nou ok opknappen, jonk; gij gaat mee den baas den stoet tegemoet!" Hij keek me 'ns vragend, lachend aan; ik knikte. Ochèrm, wat was die Trui trotsch! Als den Eeker boven was, dan zee ze: „Wat zal ie 'n bekijks hebben van 't jonkgoed, Dré! Aan iede- ren vinger tien!" „Dus ge zijt content, ouwe?" „Content? Ik ben fier op dat jonk of ik z'n eigen moeder ben, inplek van z'n grotmoeder! 'k Wou, dat Wieske 'm 'ns zien kost, zoo." „Ik heb 'nen pracht-compagnon," zoo sprak ik nou m'n gedacht uit, van zoosjuust. „Gij hebt veur honderd percenten oewen zin, ee?" zee Trui mee toegeknepen oogen. „Ikke wel!" „Smellap! Ge hebt dat al geweten als ge aan z'n wiegske zat, daar in Amsterdam, toen ie éénen dag oud was!" „Gewetengewetenwel gehóópt, toe- teloeris! En ge meugt 't nou wel hooren: Ik heb er mennigt kèèrske veur aangestoken g'ad." Toen keek ze me 'ns stil-lachend aan, mee 'n vochtigglanzend oogske en zee: „Dré, wij gaan oud worren. En 'k ben blij te weten, dat den hof van jouw vader zaliger straks weer in 'n steu- vig paar knusten komt. Gijhadgelijk!" Ik stond betutterd. Gelijk? Ik? Maar Trui zee er rap achter: „Veur 't éérst wel, maar ge had gelijk! Eerlijk is eerlijk!" „Nou meugde me veur oewen Sinterklaas vra gen wat ge maar wilt, Truike!" riep ik. En witte wat ze zee, amico? „Zo'n groote foto (ze wees nog al iets aan) van onzen opvolger in deus costuum te peerd, in 'nen prachtigen lijst, veur onzen Dré en ons Wieske „Goed, goed, wefke! Zal gebeuren! Maar wat motte eigens hebben?" „Ikke? Eigens? Ja. Watte?" Ze was in 't weer- ga'ren. Ik, ik heb alles, Dré. 't Kwamalle gaar.... van jou." Toen begost ze te simmen. Zenuwen, amico. Zenuwen. Vrouwen hebben dat soms en dan simmen ze om 'n klapsch Maar hóe kom ik nou aan "n goei gedacht veur 'n manjefiek Sinterklaascadeau veur m'nen toeteloeris? Afijn. Tc Zal 'ns overleggen mee m'nen compagnon. Maar die zit eigens al in de nesten veur z'n thuis. Hij is twee avonden wis ten winkelen in stad en 'k heb 'm ook al zien cijferen't Een is te duur en t ander is nie mooi genogt Den Eeker wéét 't al. Z'n moeder krijgt.... afijn, dat vertel ik oe nog wel 'ns. Sinterklaas! 't Is iets schoons! Sjuust in deuze tijen. De menschen denken weer 'ns hen keer nie "t eerste om 'r eigen, maar om d'ren naaste! Efkens gloort de naastenliefde weer 'ns op. Sinterklaas mot blijven bestaan! Veur kinders èn groote menschen! Hij mot ruim baan heb ben, om te trekken deur stejen en durpen. Daar aan mot en mag gin strooike in den weg geleed worren. Sjuust als den Fielp zeet op een van de volgende, de zeerjeuze vergaderingen: „Denk er hom, jongens! 't Is halleenig en hal leenig de nostenliefde, die we hop 't hoog mot ten ouwen! Niks handers! De nostenliefde veur honze Hulvenoutsche bloeien en has 't noodig mocht zijn da'k haftree has veurzitter prima best! Has 't feest maar deurgaat. M'nen hop- volger zal Ti geren elpen. Ier past gin durps- politiek!" Maar Zondag, amico, ree Sinterklaas fier en „reusachtig" deur ons durpke! Ons pastoorke stond mee stiekum plazier en veul voldoening in z'nen tuin gedoente van z'n parochianen af te kijken. En als Sinterklaas langs 'm gong, diep boog, dan riep ie: „Hulvenout mot hexcelsior, meneer pastoor!" En 'n gelukkig, éénsgezind durpke vierde z'n Sinterklaasfeest in ingehouwen vreugd om nuuwe saamhoorigheid! Nuuwen eendracht! t Groote Sinterklaasgeschenk van 1938. Kom, ik schei er 'ns af. Want als ik den stoet nog beschrijven gaai, dan heb 'k nóg 'n fulliton noodig! Veul groeten van Trui, Dré m en den Eeker en gin horke minder van oewen DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 7