Winterbezigheden voor kinderen
Weer 'n kruiswoord-
puzzle
m
Sinterklaas! 't Is iets schoons!
RADOX
Koffiedik
ZONDAG 4 DECEMBER 1938
EEN LASTIG KIND IS
EEN KIND, DAT ZICH
VERVEELT
Variaties rond het thema
„pret"
EEN MOOIER TEINT
't Is halleenig de nostenliefde
die we hop thoogmotten ouwen!"
ONS PRIJSRAADSEL
De oplossing
Het nieuwe raadsel
Het tegenspel!
z.
z.
Als grondstof
BRABANTSCHE BRIEVEN
tè. v.
Met het mooie weer is het nu toch werkelijk
gedaan; de zomer ligt alweer achter ons. En
zoo dit voor de groote menschen al verschil
maakt in levenswijze, voor de kinderen veran
dert het wisselen der jaargetijden hun dage-
lijksche leventje eerst recht. Immers, beteeken-
de zomer niet: buiten spelen, tezamen met
vele kameraadjes in straten, parken of, voor wie
buiten woont, in het vrije veld? En dat is de
groote verandering: het speelterrein, dat schier
onbegrensd was gedurende lente- en zomerda
gendat speelterrein is plotseling, bij de eer
ste gure herfstvlagen, beperkt tot een ruimte
binnen vier wanden.
Niet alleen de kinderen, maar ook de moe
ders bemerken, dat deze overgang niet gering
is. Want tot wie anders dan tot moeder kan
het kind zich wenden, wanneer het zich zoo
opeens van zijn heerlijke speeldomeinen be
roofd ziet? Hoop het niet, dat zij hem de hel
pende hand zal toesteken, om met de nieuwe
situatie, die nog maar weinig lokt, weer ge
noegen te kunnen nemen?
Neen moeders, ik ben er werkelijk geen voor
standster van, om kinderen te gauw hulp te
verleenen, maar dit is nu toch wel een oogen-
blik, waarop het kind uw hulp noodig heeft.
Wie beter dan u kan het helpen, naar spel
letjes te zoeken die hier in de kamer thuis hoo-
ren, wie beter dan u kan leiding geven op dit
nieuwe, of bijna weer vergeten gebied?
U zegt, dat u zelf niet weet, wat u voor het
kind moet bedenken! U bent zelf weer alle
spelletjes en knutselwerkjes vergeten en daar
om, kunt ge uw kind niet helpen, uit zijn ver
veelde onevenwichtige bui te komen?
Juist omdat ik dat al vermoedde, begon ik
dit artikel over „winterbezigheden" en ik zal
u hierin eenige ideeën aan de hand doen, zoo
dat u gedurende de lange herfst- en winter
dagen verschillende spelletjes en werkjes voor
uw kinderen weet te bedenken.
Laten we beginnen met de jongere kinderen,
de kleuters dus. Wanneer we wat gekleurd pa
pier (vouwblaadjes b.v.), een schaar, lijm en
kleurpotlooden hebben, kunnen we al direct van
alles maken. Het allereenvoudigste is natuur
lijk gewoon teekenen. Heeft het kind zelf wei
nig ideeën, dan teekenen en ook kleuren. Hier
bij kunnen ook verschillende voorwerpen wor
den omgetrokken als hulpmiddel om een goeden
vorm te krijgen.
Eenige variatie kunt u aanbrengen door uit
gekleurd papier te knippen: een mannetje, een
huisje, 'n boompje enz. (steeds bij symmetrische
voorwerpen het papier dubbel vouwen en de
helft knippen, daarna openvouwen). Deze uit
geknipte voorwerpen plakt u op een onder
grond van dun karton of stevig papier, waar
op u dan nog een en ander bij kunt teekenen,
om het plaatje af te werken. In deze combi
natie van knippen, teekenen en kleuren zijn
eindeloos veel variaties mogelijk.
Maar ook met knippen alleen bereikt u aar
dige effecten. Vouw een vierkant stuk papier
(vouwblaadjes zijn voor al deze werkjes het
handigste!) in een of anderen vorm (bijvoor
beeld eerst in vieren en dan nog eens dubbel,
zoodat het een driehoek wordt) en knip uit de
ronden kleine driehoekjes en halve rondjes. Bij
het openvouwen ziet u dan dat een zoogenaamd
„matje" is oritstaan, een effect' "dat nog aardi
ger uitkomt, wanneer u het op een vouwblad
van andere kleur plakt.
De vele soorten werkjes voor kleuters, die er
verder nog bestaan en die, doordat ze in den
handel zijn, meer zelf den weg wijzen, wil ik u
slechts opnoemen; de wijze van uitwerken vindt
u gemakkelijk zelf. Daar is het bekende „mat
jes vlechten", wat later wordt uitgebreid tot 't
vlechten met' vlechtreepen; daar zijn de vele
werkjes met kralen en borduurkaarten, daar is
het spelen met klei, blokken en mozaïekwerk.
En dan kan men nog met zeer eenvoudige mid
delen allerhande bouwwerken, poppenhuizen of
ameublementen vervaardigen. Ik wil nu echter
van de kleuters overgaan tot wat oudere kin
deren. Maar dan moeten we al direct onder
scheid maken tusschen jongens en meisjes. Over
het algemeen hebben meisjes minder eigen
ideeën dan jongens en ik zal dus met hen be
ginnen. De meeste meisjes hebben al heel jong
uitgesproken meisjes-liefhebberijen en het is
Van veel belang, om dit aan te moedigen. Ik
merkte meermalen op, dat het grootste genot
en het mooiste „spel" voor een meisje was
moeder helpen in het huishouden! Laat dit
zooveel mogelijk toe, het is uitstekend voor haar
ontwikkeling. Behalve de gewone huishoudelij
ke bezigheden kunt u ze misschien
eens laten koken op een klein for
nuisje; hot zelf koken, tafeldek
ken en samen met een vriendin
netje eten, is wel een van de heer
lijkste spelletjes voor een meisje.
Verder neemt het verzorgen van
poppen een belangrijke plaats in
voor het meisje; u kunt dan weer
behulpzaam zijn bij het vervaardi
gen aan de poppengardercbe, pop
penhuis of poppenkamer.
Verder zijn er natuurlijk nog het
lezen, teekenen en vele andere be
zigheden.
En wat de jongens betreft, ook
zij houden over het algemeen van
lezen en teekenen. Maar daarnaast
staan bij hen dan weer de speciale
jongensliefhebberijen; en dit zijn
vooral allerhande knutselwerkjes,
kunt ze gerust al heel jong een
voudig gereedschap (hamertje,
spijkers, boortje, nijptang) in han
den geven, hoewel hierbij dan wel
eenige hulp noodig is. Maar ook
met dun karton, klei, papier, een
meccanodoos, weten de jongens
meestal allerlei aardige voorwer
pen te vervaardigen. Hebben ze
zelf heelemaal geen ideeën, tracht
U ze dan bij de bezigheid, waar ze
het meeste voorkeur voor hebben,
zooveel mogelijk leiding te geven
of te laten geven.
Over het algemeen is het echter
voldoende den jongens het ma
teriaal en de mogelijkheid te geven
om zelf aan het knutselen te gaan.
Zoo ziet u, dat uw hulp voorna
melijk moet bestaan uit het mede
werken aan de nieuwe bezigheden
in huis en het helpen overwinnen
van de moeilijkheden daarvan.
MAUD.
Onder de lamp met papier en potlood vliegen de uren
Wij hebben ditmaal een tweetal opmerkin
gen;
I. De hieronder gepresenteerde oplossing
laat een interessante wijziging toe: men kan
n.l. de nrs. 1 met 7 2 met 6 en 3 mett 5
onderling verwisselen, en aldus feitelijk twee
oplossingen van het magische probleem geven.
En nu vermelden we, hier het frappante geval,
dat we bijna onafgebroken die beide voorstel
lingen roet boven en vilt boven, om de
anderen kregen te controleeren! Enkele inzen
ders gaven de beide vormen.
II. Dat het gegeven woord pret tot eenige
„prettige" toespelingen aanleiding zou geven,
konden we wel op onze vingers natellen: we
hebben in onze puzzle-schare zooveel prettige
luitjes die ons met hun leuke opmerkingen,
hun kwinkslagen, hun oolijke versjes e.d. week
in. week uit bij het nazien der honderden op
lossingen een amusante afleiding bezorgen!
Het ging dus ditmaal over die „pret", b.v.
in proza:
verkrijgt U door een goede huidverzorging.
Doe daartoe wat Radox in Uw waschwatc -1
Bij apothekers en erkende drogisten a f 0.90
per pak en f 0.15 per klein pakje.'
„t Was werkelijk een pret, de gegeven
woorden in behoorlijke combinatie en in hun
juiste vierkanten te krijgen een pret, na
veel speuren en scharrelen en verplaatsen ein
delijk te kunnen uitroepen: nu sluit het als
een bus". Of in poëzie:
„Dat kleine, leuke woordje „pret",
Als een wegwijzer in het wegennet,
Dat heeft me heel veel pret gedaan:
Had het daar niet prettig in 't midden
gestaan,
't Was met oplossen lang niet zoo vlot
gegaan"Enz.
De magische-kwadratencombinatie ziet er
als volgt uit:
roet
ober
e e r e
bontrekast
olie anno
nier snel
vilterpretolkras
isar rede roem
lava edel aera
tramestelgrosmal
emir raat
silo oase
troganstem
adel
n e w a
slak
Na loting werden de prijzen als volgt toege
kend: mej. M. Jörning, Wilhelminastraat 32 I,
Amsterdam; J. J. van Meeuwen, Anjelieren
laan 12, Aerdenhout; J. Duin, Oos.erstreng 9,
Heemskerk; A. A. Bayens, Eschvoornlaan 13,
Zaandam; G. Loewy, Godelinstraat 17, Bus-
sum; A. Leentjens, dr. Jaegerstraat 11, Heer
len.
Horizontaal
1 slot, burcht; 5 plaats in Noordholland; 9
orde; 10 roodharige; 12 mannennaam; 15 plaats
in Zuidholland; 16 ezel; 17 familielid; 18 voor.
zetsel; 19 eilandengroep in de Banda-zee (O.I.);
21 rij, reeks; 24 rivier in Rusland; 26 plaats
in Friesland; 27 vroolijk kindergebabbel; 28
vrouwennaam; 29 lijst van te behandelen on
derwerpen; 32 liefhebber van pijp of sigaar;
36 afk. meisjesnaam; 37 gewaad; 40 tijding;
41 hoofddeksel; 43 horizon; 44 vergezellen; 46
uitmuntend; 48 bedgerei; 49 in de toekomst;
50 appelsoort; 51 vastenmaand bij de Moham
medanen; 52 ingang van het reukorgaan.
Vertikaal:
1 metselaarsgerei; 2 muziekinstrument; 3
stad en meer in Pennsylvanië; 4 plaats in
Noordbrabant; 5 matrozen; 6 Spaansch land
voogd in den 80-jarigen oorlog; 7 op geen
enkele plaats; 8 priestergewaad; 10 onderaard-
sche doorlaat; 11 familielid; 13 boomloot; 14
hoog gebouw; 20 graansoort; 21 een onzer 5
zinnen; 22 bouwval; 23 aanzien, beleefdheid;
25 vloeistof; 29 stad in Noordholland; 30 deel
van het been; 31 beroemde waterval; 33 on
heilspellend; 34 deel van een huis; 35 over
schot; 38 weefsel; 39 mannen van adel; 42
kostuum 43 kolenemmer; 45 tijdperk; 47 so
berheid.
Oplossingen tot Vrijdagmiddag 12 uur aan
den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60,
Utrecht.
Alvorens het signaleeren nader te bespreken,
moet ik eerst een nog al storende drukfout in
de rubriek van de vorige week herstellen:
Nadat immers was beschreven hoe de tegen
partij (OW) tot een 4 Schoppen-contract
was gekomen, stond de kaart van Zuid ver
meld.
Hierin school echter het abuis, aangezien de
ze kaart niet overeenstemde met de hand van
Zuid in het volledige voorbeeld, dat echter
wel juist is. Zuid had dus de volgende kaart:
Sch.: H. x'
H.: x x
R.: B. x x x
KI.: V. x x x x
zooals ook met het volledige voorbeeld over
eenstemt.
De vorige maal heb ik reeds aangegeven, wat
•de echo eigenlijk is, maar dit nog niet met een
voorbeeld toegelicht, zooals dit thans in het
volgend spel zal geschieden:
Sch.: V. 5 2
H.: H. x x x
R.: A. H. x x
KI.: H. x
N.
W. O.
Z.
Sch.: A. H. 9 8
H.: x
R.: x x x x
KL: V. B. x x
Sch.: 7 4
H.: A. x x
R.: B. x x
KL: x x x x x
Sch.: B. 10 6 3
H.V. B. 10 x x
R.: v. x
Kl.: A. X
Zuid speelt 4 Harten en West moet uitko
men. West komt uit met Schoppen-Heer en
Oost speelt de 7 bij. West trekt thans het Aas
na en Oost speelt de 4 bij. (Echo). West trekt
na deze dringende uitnoodiging Schoppen door
en Oost troeft in, zoodat Harten-Aas den down
slag oplevert. Zuid heeft hier geen speld tus
schen kunnen brengen, ofschoon hij natuurlijk
wel zal geprobeerd hebben om West op een
dwaalspoor te leiden door in de eerste Schop
penronde den Boer bij te spelen. De bedoeling
hiervan is immers, dat West, bang dat zijn Aas
zal worden ingetroefd en dus de Vrouw in den
blinde een slag zal worden, geen Schoppen zal
natrekken.
West mag zich echter door deze manoeuvre
nimmer laten misleiden, want aangezien er nu
nog maar één kaart boven de 7 in het spel
is (n.l. de 10), kan Oost niet anders dan 1, 2
of 3 kaarten in Schoppen gehad hebben, want
in geval van 4 of meer kaarten zou hij immers
op één na de onderste kaart hebben moeten
uitspelen. Zoodoende kan West dus gemakkelijk
vaststellen, dat het bijspelen van Zuid een po
ging tot misleiding was.
Stel echter, dat Oost eerst de 4 en daarna
de 7 had bijgespeeld, wat had West dan moe
ten natrekken?
Uit het bijspelen van Oost had West dan
kunnen concludeeren, dat Oost minstens drie
kaarten in Schoppen moest hebben en zou het
dus geen nut opleveren om Schoppen na te
trekken.
In welke kleur moet West nu aanvallen? Wel.
de kaart van den blinde wijst uit, dat Klaveren
de eenige kleur is, die kansen biedt voor een
succesvollen aanval.
Als de verdeeling is, zooals hieronder:
Sch.: V. 5 2
H.: H. x x x
R.: A. H. x x
KL: H. x
Sch.: A. H. 9 8
H.: x
R.: x x x x
Kl.: V. B. x x
N.
W. O.
Sch.: 7 4 3
H.: xxx
R.: 10 x x
KL: A. x x x
Sch.: B. 10 6
H.: A. V. B. 10 x
R.: V. B.
KL: xxx
kan ook inderdaad alleen het natrekken van
Klaveren de tegenpartij down spelen en stelt
iedere andere trek Zuid in staat om met 5 Har
tenslagen, 4 Ruitenslagen en 1 Schoppenslag
aan zijn contract te voldoen!
Zooals ik reeds de vorige maal vermeldde,
kan men zijn partner seinen, of hij in een
kleur moet nakomen of niet, door een kaart
boven de 6 of één onder de 7 bij te spelen. Bo
ven de 6 is het een aanmoedigingskaart en on
der de 7 een afwijzingskaart.
Men is echter niet altijd in staat om een hoo-
ge kaart van een kleur bij te spelen, omdat
men dan die kleur te veel zou verzwakken,
zoodat men zijn toevlucht moet nemen tot een
negatieve methode, n.l. het afwijzen in één of
meer kleuren, waaruit een aanmoediging in de
andere kleur (en) blijkt.
Het is dus in ieder geval voor den tegenspe
ler zaak nauwlettend acht te slaan op de kaar
ten, welke zijn partner bijspeelt.
Ter afwisseling zullen we weer eens een inte
ressant spel opgeven, dat dus de volgende week
besproken wordt:
Sch.: 6 4 3 2
H.: A. 10 9
R.: A. B. 9
Kl.: B. 7 5
Sch.:
H.: 8 6 5 4 3
R.: V. 10 6 3
Kl.: A. H. 6 4
N.
W. O.
"Sch.: H. 10 7 5
H.: 7 2
R.: 8 7 4 2
Kl.: V. 9 2
Sch.: A. V. B. 9 8
H.: H. V. B.
R.: H. 3
Kl.: 10 8 3
Zuid moet op deze kaart 4 Schoppen spelen
en West komt uit met Klaver-Heer. Hoe moet
het speelplan van Zuid luiden? (Dus afgezien
van de kaarten van Oost en West, welke onbe
kend worden verondersteld).
P. H. A. TUIN
Het vraagstuk der zelfvoorziening is er een,
dat sommige staten geen rust schijnt te laten.
Het denkbeeld, eenmaal een economie te
kunnen voeren, die geheel en al van het bui
tenland onafhankelijk is, is voor hen 'n schoon
ideaal en het einde en het toppunt hunner
wenschen. En daar een bepaald bezit van grond
stoffen en bodemschatten nu eenmaal een na
tuurlijk gegeven is, dat zich niet laat verande
ren de annexatie van nieuwe grondstoffen-
rijke gebieden buiten beschouwing gelaten
is men rusteloos op zoek naar nieuwe bronnen
Er staan dan twee wegen open.
Ten eerste die van het zoeken van ersatz-
stoffen, van vervangingsmiddelen voor 't ont
brekende materiaal.
Daarnaast die van het zoeken naar nieuwe
bronnen voor de begeerde stoffen zelf. Daarbij
valt het oog op stoffen, die de eeuwen door
als onbruikbaar en waardeloos beschouwd zijn,
zooals de overal in de natuur aanwezige stof
fen en de afvalstoffen.
Men heeft ons bijvoorbeeld verteld over de
schatten aan grondstoffen, welke het slijk der
zee in zich verborgen houdt, over de millioenen
tonnen zwavel, die de fabrieksschoorsteenen in
htm dikke rookwolken de lucht in jagen.
Telkens weer blijkt, dat de mensch hoe
graag hij ook als homo economicus paradeert
er eigenlijk maar zeer nonchalant op los leeft.
Alle efficiency, rationalisatie en normalisatie
ten spijt springt onze maatschappij vrij roeke
loos om met de schatten dezer aarde. Als u
eens nagaat, hoeveel sigarenblikjes bijvoorbeeld
de gemiddelde Nederlander jaarlijks in den vuil
nisemmer gooit, dan staat men wel een oogen-
blik verbaasd over de geweldige massa's ijzer
en tin, die jaarlijks over de heele wereld zoo
verspild worden. Inderdaad een geweldige ka
pitaalsvernietiging.
Een nieuw bewiis is gevonden in ons kopje
koffie.
Al zijn wij daar niet aan verslaafd als de be
woners van Lapland dat zijn, ons koffiegebruik
hier in West-Europa mag er toch wezen.
Het zal ons dan ook niet verwonderen, dat
er in het Duitsche rijk jaarlijks van de kof-
fiefuif wel ongeveer 100.000 ton koffiedik over
schiet!
Dit drabbig residu werd tot voor kort ech
ter gedachteloos weggeworpen, verspreid in
groote en kleine aschemmers.
Recente onderzoekingen hebben daar uitge
wezen dat uit deze geweldige massa's dik nog
beduidende hoeveelheden van verschillende
waardevolle stoffen verkregen kunnen worden.
Vastgesteld werd. dat gedroogd koffiedik naast
cellulose en sporen van wassen en harsen, niet
minder dan .zestien procent waardevolle plant
aardige olie bevat.
Reeds is men er toe overgegaan de winning
van deze stof fabriekmatig ter hand te nemen.
Eerst wordt het koffiedik gedroogd, dan
wordt er door wassching met benzine 't groot
ste deel der vetten en oliën aan onttrokken en
tenslotte wint men de laatste resten aan vet,
hars en was. Het residu zelfs is nog niet eens
waardeloos, het kan in plaats van houtmeel als
vulstof voor bepaalde persmassa's gebruikt
worden. De verkregen harsen en wassen worden
voor de vervaardiging van dichtings- en ka
belmassa's en bij de fabricage van lederonder-
houd-middelen aangewend. De olie speelt een
rol bij de zeepfabricage.
Ulvenhout. 1 Dec. 1938
Amico,
"Nen plazierigen Zondag is 't gewist, dieën
leste. Sjuust tusschen twee donkere dagen van
Adventssturmen in, draaide den wind naar 't
Oosten. De lochten klèèrden, ons durpke zag zelfs
grijs van kou. 'Nen eersten, feilen winterdag mee
venijnige windvlagen stouwde deur Ulvenhout.
Maar 't veurnaamste: daar was 'nen mergen-
zonneke. 'tWas droog, 't Was 'nen winterschen
Zondag, die lijk 'nen zuuten, zongeelen gelei
tusschen twee ,,'s weeksche" bottrammen ge
smeerd lag. 't Was 'nen uitgezochten Sinter
klaas-Zondag! 'Nen dag van ouwerwetschen,
Fielpschen glorie, vol toespraken van den heili
gen Man, die speciaal de jeugd op 't hart bond.
dat „Hulvenout hexelsior mot."
De veurbereidings waren veul interessant
gewist.
De allereerste vergadering duurde maar vijf
minuten. (Maar daar wit Trui niks van af
horre!).
't Zat zoo. We wierden opgeroepen veur 'n ver
gadering tot regeling van 't Sinterklaasfeest,
Maar 't Sinterklaascomité wist nie, hoe dieën
oproep in de weareld was gekomen.
Daar scheen (bij manier van allereerste sur
prise van deus jaar) 'n spiksplinternuuw Sinter
klaascomité te zijn opgestaan, naast 't ouwe
comité van den Fielp, dat ie, dertig jaren ge
le jen al, opgericht had! En dat al die jaren ook
zonder fout en heel plazierig, den boel geregeld
en uitgevoerd had. En als wij op die eerste ver-
gadering kwamen, in de „Gouwen Koei", dan
zat daar 'n .heerschap mee 'n kolossale acte-
tasch (misschien was 't andersom) en deus
„actetasch" verzekerde ons bij hoog en bij laag,
dat den Sinterklaasstoet van 't jaar beslist deur
Ulvenhout moest trekken, want dat den burge
meester dat zoo wilde
Amico, wfj hebben op vergaderen hier al veul
beleefd. Ge wit! 'k Heb oe daar nog al 'ns krasse
en leutige staaltjes van verteld. Maar nog nooit
hadden we, in naam der wet ongeveer, mee
zo'nen formidabelen trap 'n wagenwijd-open-
staande deur zien intrappen!
Ons pastoorke, die méévergaderde .('t was
veur de bloei van Ulvenhout dus!) o.is
pastoorke formeerde mee z'n sigaar pront 'n
rookgordijn; zat dus schotvrij achter den smoor.
Den Fielp z'nen mond gong zoowijd open, dat
den Blaauwe zee: „Fielp, doet da gat dicht,
'k ben bang veur tocht" en de rest zat net naar
van Actetassem te kijken of ie beweerd had.
dat 't Gemeentebestuur besloten had Ulvenhout
op te richten en mee Nuuwjaar te openen.
Van Actetassem meende uit ons stilzwijgen
te kunnen opmaken, dat wij mee z'n „nuuws"
accoord gongen en „daarom wou ie nou over
gaan tot de verkiezing van 'nen veurzitter,"
zee-t-ie. „Daar moest 'nen nuuwen veurzitter
komen," zee de Tasch: „Want(en nou
zurgde-n-ie tenminste wél veur 'n nuuwke!)
„want we leven hier in 'n Romsche omgeving
en den vorigen veurzitter is „andersdenkend."
Dat was groot, héél groot nuuws! Omdat wij
nooit beter geweten hadden of den Fielp was
veertig jaren gelejen in ons kerkske getrouwd,
deur ons eigenste pastoorke! Den Fielp liep al
'n dikke twintig jaren mee 't collectezakske in
alle Missen. Den Fielp was al ruim dertig jaren
lid van de R.K. Raadsfractie. Veurzitter van de
R.K. Kiesvereenigingdaar was ineens groot
nuuws!
Maar we zwegen, 'n Bietje beduusd, 'n bietje
leutig.
Toen stond ons pastoorke op en zee: „Jongens,
daar schiet me ineens te binnen dat Driek,
m'nen kuster, mee griep op bed leet; ik mot
eigens 't uurwerk van den toren op gaan trekken.
Guilie zoeken 't wel uit, ee? En maakt t nie
te laat, horre. Wel te rusten!"
„Als ik oe helpen kan, meneer pastoor," zee
den Jaan: „dan gaai 'k geren efkes mee, horre!"
Den Jaan stond op en gong weg.
Den mulder zee: „Ik maak 't ook nie te lank,
mannen; goeienavond."
Den Fielp stond op en gong 'ns op den erf
„kijken".
Ik gong ook den miestkuil 'ns bezichtigen en
als we verom kwamen in de gelagkamer, dan
was er van de vergadering niks anders meer
te zien dan haastig uitgedronken bierpinten,
waarin nog kliekskes waren overgebleven en
'nen blaauwen tabakssmoor, die om de lamp
slierde.
Oja Tc zou nog „iets" vergeten: den onver-
stoorbaren Blaauwe, die langsuit op twee stoe
len bij de kachel was gaan zitten, 't Was er heel
stil. Kee zat achter den toog sokken te stoppen,
ontevrejen zwijgende mee Jn dikke hanglip. En
den Blaauwe zat alleen maar te zitten, mee z'n
oogen dicht.
Vijf tellen later kwam den Jaan verom. In t
wèèrgaren. „Den Driek was heelegaar nie ziek,"
zee-t-ie. „Ik kwam 'm, onderweuge mee meneer
pastoor, teugen."
„En toen, Janus?"
„Toen zee-t-ie: „Ga maar verom, m'nen kus
ter is weer op de been. 't Was hartstikke donker,
maar ik geloof vast, dat ie nog stillekes lachte-
n-ok."
„Janus," zee den Blaauwe, die daar nog altij
mee toeë oogen zat te „spinnen" bij de werme
kolomkachel: „Janus, ik ken ginnen grooteren
boffert, dan gij."
„Ikke?? 'Nen boffert?? Waarom?"
„Omdat gij pas op de weareld zijt gekomen,
toen g'oewen kop nie meer hoefde te breken
over 't zwartgaren en 't buskruit!"
„Een, twee, drie, vier," telde den Fielp. „Wat
zouwen juilie r van zeggen, mannen, has 'k
veurstelde om 'n propke te doen?"
En zoo, amico, wierd 't nóg elf uren!
Ziedaar 't verslag van de kortste vergadering
op Ulvenhout ooit gehouwen.
Maar.,., weinig vergaderingen gongen ooit
zóó eendrachtig uit malkaar!
't Zat er dus dik in, dat 't Ulvenhoutsche
Sinterklaasfeest, op den ouwen leest, weer be-
zonder slagen moest. Want na dat gekke pro
beersel om weer 'ns den Fielp van den bak te
bijten, was Ulvenhout één!
Dré III zou in mijn plek meerijen in de rui
terij, die altij meetrekt in den stoet.
Dat was iets veur den Eeker! Na de Mis van
zeuven uren had ie amper tijd om te ontbijten.
Want Bles moest op z'n Zondagsch, op z'n best,
opgetuigd worden! Dol is ie, 't kearelrje, als ie,
mot ik erbij zeggen, als ie Dré III kan uitrus
ten veur 'n rit. Hoe pronter den Dré dan veur
den dag komt, hoe trotscher den Eeker is. Dat
ermluizig tiepeke is dikkels in veul dingen zoo
groot, waarin zoogenaamde „grooten" zoo mi
serabel klein kunnen zijn.
Na den mergenkoffie gong ie naar den zolder,
naar z'n kamerke, hong er z'n Zondagsche spul
len weg en 'nen oogenblik later stond ie in z n
klompen gereed, om Bles uit te gaan monste
ren. Mee twee groote, steuvige borstels wreef ie
den beest glanzend tot er gin horke meer ver
keerd zat. Hoofd, manen, steert, beenen en den
grooten romp, alles kreeg 'n Sinterklaasbeurt,
tot Bles glom als zijen-fluweel. Dan nam ie t
bord mee de vierkante gaten, lee 't veurzichtig
langs Bles z'nen steert en, borstelend teugen
den draad in, tooverde-n-ie over 't achterwerk
van den beest 'n soortement van „damasten
dambord", zoo schoon of 't geteekend was in
glanzende en doffe ruiten. De „schoenen wier
den gelakt, 't buitenmodel lakkentuig glimmend
gewreven mee was, tot 't glom als git, den pluim
op 't hoofdstel wierd zelfs zachtkens geborsteld
en op 't end stond daar 'n peerd, schoonge-
nogt om mee te stappen in 'nen Koningsstoet!
Wat was Trui fier op deuzen beest, uit onzen
stal. En Bles? Fier draaide-n-ie z'n glanzenden
nek, douwde zijnen natten snoet dankbaar teu
gen den Eeker aan en ongeduldig stampte-n-ie
mee z'n glimmende hoeven in den zachten bo-
jem van den erf. Den veeren op z'n hoofd pluim
den in den wind.
Toen kwam Dré veur den dag. 'Nen Korten
bonker om z'nen breejen romp, 't groene gleuf-
hoeike efkes schuins op zijnen gezonden ge-
bruinden kop, in 't lint 'n blaauwglanzend ha-
nenvirke. De geblokte rijbroek parmantig bloe-
send boven de lakken beenstukken van z'n rij-
leerzen, in de handen 'n paar lichtbruine leeren
handschoenen, maar bovenal: z'n fiere, lenig-
rechte corpus, allee, daar stond 'nen ruiter,
amico, m'n lever krulde, als ik dat baaske daar
zoo kloek zag staan! Sodemekajer, wat 'nen fer-
men compagnon heb ik toch! Ik keek 'ns naar
Trui. Die stond maar te zwijgen. Te zwijgen
mee 'nen rosen glimlach op heur goeien kop.
„Ja,' zee ze toen 'n bietje heesch: ,,'t is goed dat
gij in plek van oewen opa meegaat." En ze keek
me 'ns aan, m'n goeie ouwe, maar toen zee ze:
„Zoo zaagde gij er vroeger ok uit, Dré."
„In jouw oogen, ja!" lachte-n-ik en klopte
heur 'ns op 'ren rug. Den Eeker giechelde van
plazier. Z'n mouwen nog omhoog, 'n veeg lak
over z'nen blooten, dunnen erm, aan de handen
nog de riemborstels, zoo bekeek ie, snuffend van
plazier, zijnen baas en 't peerd. En dan zee-t-ie,
wat ik al lank had gedocht: „Schoon span!"
Den Dré sprong te peerd en angstig zag den
Eeker naar z'n damasten-blokskes. Maar den
Dré had z'n been sierlijk-vrij over den rug ge
slingerd, zonder 'n horke te begaaien of te
rsikcn
De gelakte leerzen vlot in de nikkelen beu
gels, 'nen blijen hinnik van Bles, als ie Dré III
op z'nen rug voelde, 'n goei peerd heeft geren
'nen goeien ruiter, dan trok den Dré z'n ruiter-
handschoenen aan, snukte nog 'ns aan z'n
hoeike en daar gong ie, in 'n wandeldrafke van
den erf, stillekes lachend, 'n oogske knippend
naar mij.
„Allee, Eeker," zee Trui: „Gade gij oew eigen
nou ok opknappen, jonk; gij gaat mee den baas
den stoet tegemoet!"
Hij keek me 'ns vragend, lachend aan; ik
knikte.
Ochèrm, wat was die Trui trotsch! Als den
Eeker boven was, dan zee ze: „Wat zal ie 'n
bekijks hebben van 't jonkgoed, Dré! Aan iede-
ren vinger tien!"
„Dus ge zijt content, ouwe?"
„Content? Ik ben fier op dat jonk of ik z'n
eigen moeder ben, inplek van z'n grotmoeder!
'k Wou, dat Wieske 'm 'ns zien kost, zoo."
„Ik heb 'nen pracht-compagnon," zoo sprak
ik nou m'n gedacht uit, van zoosjuust.
„Gij hebt veur honderd percenten oewen zin,
ee?" zee Trui mee toegeknepen oogen.
„Ikke wel!"
„Smellap! Ge hebt dat al geweten als ge aan
z'n wiegske zat, daar in Amsterdam, toen ie
éénen dag oud was!"
„Gewetengewetenwel gehóópt, toe-
teloeris! En ge meugt 't nou wel hooren: Ik
heb er mennigt kèèrske veur aangestoken g'ad."
Toen keek ze me 'ns stil-lachend aan, mee 'n
vochtigglanzend oogske en zee: „Dré, wij gaan
oud worren. En 'k ben blij te weten, dat den hof
van jouw vader zaliger straks weer in 'n steu-
vig paar knusten komt. Gijhadgelijk!"
Ik stond betutterd. Gelijk? Ik? Maar Trui zee
er rap achter: „Veur 't éérst wel, maar ge had
gelijk! Eerlijk is eerlijk!"
„Nou meugde me veur oewen Sinterklaas vra
gen wat ge maar wilt, Truike!" riep ik.
En witte wat ze zee, amico?
„Zo'n groote foto (ze wees nog al iets aan)
van onzen opvolger in deus costuum te peerd,
in 'nen prachtigen lijst, veur onzen Dré en ons
Wieske
„Goed, goed, wefke! Zal gebeuren! Maar wat
motte eigens hebben?"
„Ikke? Eigens? Ja. Watte?" Ze was in 't weer-
ga'ren. Ik, ik heb alles, Dré. 't Kwamalle
gaar.... van jou."
Toen begost ze te simmen. Zenuwen, amico.
Zenuwen. Vrouwen hebben dat soms en dan
simmen ze om 'n klapsch
Maar hóe kom ik nou aan "n goei gedacht
veur 'n manjefiek Sinterklaascadeau veur m'nen
toeteloeris? Afijn. Tc Zal 'ns overleggen mee
m'nen compagnon. Maar die zit eigens al in de
nesten veur z'n thuis. Hij is twee avonden wis
ten winkelen in stad en 'k heb 'm ook al zien
cijferen't Een is te duur en t ander is
nie mooi genogt
Den Eeker wéét 't al. Z'n moeder krijgt....
afijn, dat vertel ik oe nog wel 'ns.
Sinterklaas! 't Is iets schoons! Sjuust in deuze
tijen. De menschen denken weer 'ns hen keer
nie "t eerste om 'r eigen, maar om d'ren naaste!
Efkens gloort de naastenliefde weer 'ns op.
Sinterklaas mot blijven bestaan! Veur kinders
èn groote menschen! Hij mot ruim baan heb
ben, om te trekken deur stejen en durpen. Daar
aan mot en mag gin strooike in den weg geleed
worren. Sjuust als den Fielp zeet op een van
de volgende, de zeerjeuze vergaderingen:
„Denk er hom, jongens! 't Is halleenig en hal
leenig de nostenliefde, die we hop 't hoog mot
ten ouwen! Niks handers! De nostenliefde veur
honze Hulvenoutsche bloeien en has 't noodig
mocht zijn da'k haftree has veurzitter prima
best! Has 't feest maar deurgaat. M'nen hop-
volger zal Ti geren elpen. Ier past gin durps-
politiek!"
Maar Zondag, amico, ree Sinterklaas fier en
„reusachtig" deur ons durpke! Ons pastoorke
stond mee stiekum plazier en veul voldoening
in z'nen tuin gedoente van z'n parochianen af
te kijken. En als Sinterklaas langs 'm gong, diep
boog, dan riep ie: „Hulvenout mot hexcelsior,
meneer pastoor!"
En 'n gelukkig, éénsgezind durpke vierde z'n
Sinterklaasfeest in ingehouwen vreugd om
nuuwe saamhoorigheid! Nuuwen eendracht!
t Groote Sinterklaasgeschenk van 1938.
Kom, ik schei er 'ns af.
Want als ik den stoet nog beschrijven gaai,
dan heb 'k nóg 'n fulliton noodig!
Veul groeten van Trui, Dré m en den Eeker
en gin horke minder van oewen
DRÉ.