Ft Een gestigmati seerde DE DUITSCHE HELD J- AUTOMATISCH Mussolini: „Harder schudden, misschien krijg ook voor niets" Kerkelijk leven ZONDAG 11 DECEMBER 1938 VAN WEEK TOT WEEK ABE3JSME DZÜ IBOUTI kOi-ON CORSICA TUN I MELAATSCHENVERPLEGING Naar de missie van Suriname TELEGRAAFDIENST IN EN BUITEN EUROPA Met Nieuwjaar treden wijzigingen in werking KERSTMIS EN NIEUWJAAR OP ZEE Goedkoope gesprekken met Nederlandsche schepen Urn gevonden WEENSCHE KINDEREN IN ONS LAND Zondagavond te Nijmegen MAUVE-TENTOONSTELLING In 't Haagsche Gemeente-museum Prins Bernhard in Rotterdam Bezoek aan scheepvaart- technisch museum In de marinekazerne TERAARDEBESTELLING W. C. LIGNAC Groote belangstelling uit militaire en onderwijskringen UIT DE STAATSCOURANT Ontslag Wat mag er in Clemens Brentano zijn om- Begaan toen hij, op een Octoberdag van het jaar 1818, binnentrad in de ziekenkamer van Anna Katherina Emmerick te Dülmen en haar te bed zag liggen, uitgeteerd, maar vol van de inwendige vreugde van een half-hemelschen toestand? De mystiea herkende hem direct als een broeder van Christiaan Brentano, die haar een jaar daarvoor had bezocht, en ontving hem met vreugde. Sober is de romantische dichter in zijn mededeelingen over deze eer ste ontmoeting. „Ik onderging geen vrees, zoo zegt hij in zijn correspondentie, geen afkeer of verrassing, niets dan een groot gevoel, van vreugde en van liefde voor dat levendige, na tuurlijke en blijhartige wezen." Er was niets van voorgewende ingetogenheid om haar heen, zij glimlachte en klapte zelfs, om het gesprek te ondersteunen, in hare handen, in die arme gestigmatiseerde handen, ais een ongeduldig en gelukkig kind. Voor het eerst in zijn leven voelde de dich ter de realiteit van de gemeenschap der hei ligen. Aan deze lijdenssponde, bij dit simpele en beminnelijke wezen, doodziek, maar inwen dig verlicht en nimmer klagend, levend zon der voedsel, zag hij wat Gods Kerk is, het li chaam van Christus, jraarin Hij werkelijk leeft. Het geheim dezer Kerk is dat zij van 'het Uiterlijke en stoffelijke niet afhankelijk is. De tnenschen kunnen meenen, dat verdwijnen van tiare uitwendige macht ook haar zelf doet verdwijnen, dat is een fundamenteele misvat ting. Vervolgd, beroofd, vernederd, met moord bedreigd zij blijft dezelfde Kerk. Het christendom kan verscheurd zijn of verwor pen, en hoe men het verder noemen wil, het blijft zich manifesteeren in zijn getrouwen, in die bende Gideon's die er tot het eind der tijden zijn zal. De ongeletterde Westphaalsche hiystica heeft dat zelf zoo kernachtig onder Woorden gebracht, toen zij tegen Clemens Brentano zeide: „Als er nog maar één katho liek in leven bleef op de aarde, hij zou heel alleen de Kerk van Jezus Christus zijn, die tncet triomfeeren over de poorten der hel." Is het wonder dat Brentano diep onder den indruk kwam van de toestanden en de uit latingen dezer merkwaardige vrouw? Hü had een zeer bewogen leven achter den rug, vol van de verrukkingen en vertwijfelingen van ben romanticus, „himmelhocb jauchzend, zum Tode betrübt", altijd innerlijk onrustig. Maar sinds eenigen tijd was hij door de kracht van flen godsdienst weer gegrepen, hij kreeg een afkeer van poëzie die niet religieus bezield Was en hij trok zich terug uit het kunste- haarsmilieu waarin hij te Berlijn verkeerde. "Boen hij ging logeeren bij graaf Frederik- Beopold von Stolberg op het kasteel Sonder- Uiühlen, dicht bij Dülmen, kwam hij in de habijheid van de analphabete, die voor de verdere richting van zijn geestelijk leven be vissend zou zijn. Westphalen is een land, dat naar zijn aard Piet veel met Pruisen en den Pruisischen geest heeft te maken. 'Er heeft altijd, sinds het hei dendom werd overwonnen, een diep ernstige, Ingekeerde, godsdienstige bevolking gewoond en biystieke verschijnselen zijn er, evenals geval- 'en van het „tweede gezicht", lang niet zeld- fcaam. Anna Katharina Emmerick kwam ter we- teld op 8 September 1774 in het gehucht Blamske by Coesfeld, als kind van arme boe khouders. In 1802 werd zij opgenomen in het AUgustinessenklooster Agnetenberg, bij Dülmen. Bet Fransche gouvernement hief het klooster 115 1811 op en de religieuzen namen bij vrome kmilies haar intrek. Anna Katharina kwam huishoudster bij den rector Lambert in dienst, maar reeds een jaar later werd zij aan het ziekbed gekluisterd. Zy was er twee maan den lang in geslaagd de stigmatisatie te ver- hergen, maar op 25 Februari van het jaar 1813 berden deze door een andere Augustines ont dekt en direct werd zij het middelpunt van ®en belangstelling die, als gewoonlijk, bij velen ket zucht naar sensatie was vermengd. Dik wijls vertroebelt dit de zuivere waarneming der feiten, zooals ook weer het geval bleek by Therese Neumann te Konnersreuth. Zeker is echter, dat velen oprecht en tot eere van God verlangden en verlangen naar een er kenning van de bovennatuurlijke gebeurtenis- Seh te Dülmen. Het proces der zaligverklaring Van Anna Katharina Emmerick is aanhangig Semaakt, doch het is weder opgeschort. Zal Procedure te eeniger tijd heropend worden? Stigmatisatie is het werkelijk ondergaan van de wonden van den gekruisigden Heiland, deels berustend op innerlijke zinnelijke ervaring, maar deels ook uiterlijk zichtbaar wordend De gestigmatiseerde heeft zóó liefdevol, hevig en overgegeven het lijden van Christus over wogen, dat hij zichzelf als gekruisigd gaat voelen. Ook komt het voor dat de wondetee- kenen van de doornenkroon gevoeld worden. Anna Katharina Emmerick had deze ervaring al vóór zij in het klooster trad, maar niemand nam hare beweringen ernstig. Toen zij ge stigmatiseerd werd en de wonden zichtbaar werden kon men niet meer twijfelen. Het is te begrijpen, dat de Kerk bij ver meende gevallen van stigmatisatie met groote voorzichtigheid te werk gaat. Voordat het wonderbaarlijke karakter der verschijnselen wordt vastgesteld wordt een langdurig en diepgaand onderzoek ingesteld. In het geval van Anna Katharina Emmerick wacht de Kerk nu al 120 jaarMaar deze voorzichtigheid en langzaamheid is heel wat anders dan de scepsis van de vele verlichte en wetenschap pelijke geesten, die kortweg verklaren dat zij aan zulke sprookjes niet gelooven en geneigd zijn deze mystieke krachten met het woord „hysterie" af te doen. Zeker kunnen bij hyste rische personen soms vreemde verschijnselen worden waargenomen; maar even zeker is het dat heiligheid bestaat, dat de rijken van na tuur en genade op onverklaarbare wijze in el kander kunnen grijpen en dat de stigmatisa tie slechts ten deel valt aan personen van zeer zuiveren levenswandel, die in innige geloofs- en liefdesgemeenschap met Jezus leven Bij hen wordt realiteit wat by tallooze anderen vage voorstelling of intellectueel begrip blijft De vrome vrouw van Dülmen heeft, door haar brandend hart, de geestelijke élite van haar tijd in Duitschland in beweging gebracht en in sommige gevallen tot inkeer en bekee ring. Dit is te meer merkwaardig, omdat in die dagen het rationalisme van Fransche ori gine nog betrekkelijk nieuw was en door tal van „verlichte" geesten werd aangehangen. Maar de Duitsche romantiek had elementen, die reeds op een reactie wezen. Clemens Bren tano is een typisch vertegenwoordiger daar van, zijn spontane en gevoelige natuur wacht te maar op het levend water, dat den akker van zijn ziel zou bevloeien en voorgoed vrucht baar maken voor het bovennatuurlijke. Hij werd voor het eerst bij Anna Katharina Em merick gebracht door den geneesheer Wese- ner, den dokter van Dülmen, die bij de zieke non was geroepen toen zich de stigmatisatie vertoonde en die haar langdurig had onder zocht en gadegeslagen. Wesener was, naar de mode des tijds, ongeloovig en zocht voor alles een natuurwetenschappelijke verklaring. Maar toen hij zijn onderzoekingen lang ge noeg had voortgezet kwam hij op het punt waar niet meer te twijfelen viel, daar waar óf de afgrond, óf de hemel open gaat, hij be keerde zich en werd naast de priesters Sailer en Overberg, een der krachtigste verdedigers van het wonderbaarlijke karakter der wonde- teekenen bij Anna Katharina Emmerick. Een kring die zich ook levendig en godvruchtig be zig hield met de opzienbarende gebeurtenis sen te Dülmen was de kring van de familie Diepenbrock, die dicht in de buurt woonde. Het zijn de voorouders van de muzikale fami lie Diepenbrock te Amsterdam. Maar er vas er één onder hen, die met een sceptisch lachje de verhalen over de mystiea aanhoorde. Dat was een der zonen, Melchior Diepenbrock. een jong officier, die zich zeer had onderscheiden in de veldtochten tegen Napoleon, doch van de. Fransche verlichting en het Fransche liber- tinisme niet afkeerig was. Brentano onderhield vooral met hem en met zijn zuster Apollonia vriendschapsbetrekkingen. Hij nam Melchior mee naar het huis van Anna Katharina en toen Brentano was binnengetreden vroeg zij, helderziend, direct waarom de jonge officier buiten bleef, hoewel zij hem gezien, noch ge hoord had. Toen Melchior daarop binnen kwam, openden zich hare wonden en begon nen te bloeden. Zij begroette hem als een door de Voorzienigheid gezondene en Brentano liet Melchior met haar alleen. Toen de dichter na langen tijd terug kwam zag Melchior doods bleek en moest op den arm van Brentano steunen. De stigmatisatie en de ontstellende dingendie de mystiea hem had geopenbaard, waren voor zijn bekeering voldoende. Hij is priester geworden en later Sailer opgevolgd als aartsbisschop van Breslau en kardinaal. Brentano bleef, met enkele onderbrelSngen, tot aan den dood van Anna-Katharina Em merick te Dülmen. Zy stierf op 9 Februari 1824 en „de Pelgrim", zooals zij den dichter noemde, was erbij. Hij hoorde haar laatste woorden: „Heer Jezus sta mij bij! Kom, Heer, kom!" Hij heeft hare prachtige visioenen op- geteekend: „Das Bittere Leiden unseres Herrn und Heüandes Jesus Christus", „Das Leben der heiligen Jungfrau Maria", „Das Leben unseres Herrn und Heilandes Jesus Christus" devote en tegelijk dichterlijke lectuur, die vol is van diepen geestelijken zin en rijke ver gezichten. Van de Zusters van Liefde te Tilburg zullen 13 December vijf Zusters met het s.s. „Crynssen" naar de Missie in Paramaribo vertrekken, n.l.: Zuster M. Hadelina Nyssen, geb. te Antwerpen; Zuster M. Loyolo Spiekman, geb. te Utrecht; Zuster M. Odiliana Brandts, geb. te Arnhem; Zuster M. Generose Vermeulen, geb. te Neder- weert; Zuster M. Consolata v. Puyvelde, geb. te Hontenisse. Zuster Odiliana is bestemd voor het St. Vin- centius Ziekenhuis, terwijl de andere vier Zus ters zich zullen wijden aan de melaatschen- verpleging in de St. Gerardus Majella-Stich- ting. Met ingang van I Januari 1939 treden eenige, op de telegraafconferentie te Cairo vastgestelde, wijzigingen in de bepalingen voor den inter nationalen telegraafdienst in werking. In het Europeesch verkeer ondergaat het tarief voor telegrammen in verstaanbare taal eenige verlaging en komt het verlaagde tarief voor telegrammen in overeengekomen taal te vervallen. In het buiten-Europeesche verkeer blijft echter een verlaagd tarief voor de laatst genoemde telegrammen bestaan. Per telegram wordt in het Europeesch verkeer een minimumprijs van 5 woorden met een mi nimum van f 0.50 berekend, ook voor pers telegrammen. In het buiten-Europeesche verkeer is 'n mini mum van 5 woorden alleen vastgesteld voor uit gestelde en code-telegrammen. In telegrammen, niet uitsluitend in verstaan bare taal gesteld, worden alle woorden of groe pen van den inhoud per 5 teekens, zoomede de overschietende, voor een woord geteld, Fabrieks merken, technische termen e.d. in een telegram in verstaanbare taal gesteld, worden ook per 5 teekens voor een woord geteld. Brieftelegrammen kunnen van een meervoudig adres worden voorzien. De aflevering van deze telegrammen geschiedt in het Europeesche ver keer ten minste 6 uur na het tijdstip van aan bieding. Met de Nederlandsche schepen, toegelaten tot het radiotelefonisch verkeer, kunnen van 23 December 1938 tot en met 6 Januari 1939 Kerst en Nieuwjaarsgesprekken gevoerd worden tegen een tarief van f 0.30 per 3 minuten. Aanvragen voor deze gesprekken die slechts de strekking mogen hebben van gelukwenschen en waarin geen zakelijke aangelegenheden be handeld mogen worden kunnen van heden af tot en met 6 Januari a.s. aan alle kantoren worden ingediend, de gesprekken worden afge wikkeld na afloop van de gewone gesprekken. Voorzoover de dienst het toelaat, zal er gele genheid worden gegeven tot het voeren van ge sprekken in den nacht van 31 December op 1 Januari, omstreeks de jaarwisseling. Bi]1 het verrichten van graafwerken te Riel, bij Tilburg, is door 'n landbower op ca. 80 cM. diepte een gave urn gevonden, bevattende asch en restanten van gebeente. De urn heeft een hoogte van ruim 30 cM, is sierlijk van con structie en van Germaanschen oorsprong. Zondagavond zal een aantal kinderen uit Weenen afkomstig in ons land aankomen. In totaal zijn het er ongeveer 600, waarvan 500 naar Engeland zullen doorreizen en ongeveer 100 in Den Haag in quarantainehuizen zullen worden ondergebracht. Deze quarantainehuizen zijn de school aan de Copernicusstraat en huize Cromvliet te Rijs wijk. Aan het station te Nijmegen worden de kinde ren ontvangen door dames van het Haagsche en Rotterdamsche vluchtelingen-comité. Zij reizen dan gezamenlijk naar Hoek van Holland, waar de voor Engeland bestemde kinderen op de boot zullen stappen en de voor Den Haag bestemde met autobussen van de gemeentenaar de residentie zullen worden gebracht. In een van de gemeente-badhuizen zullen de kinderen worden verfrischt en daarna naar de quarantaine-huizen gebracht. De herdenkings-tentoonstelling gewijd aan Anton Mauve (18381888) welke het Haag sche Gemeentemuseum organiseert, zal op Zaterdag 17 December a.s. worden geopend door prof. dr. J. R. Slotemaker de Bruine, minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen. De tentoonstelling zal voor het publiek ge opend zijn van Zondag 18 December as. af. prins Bernhard is Zaterdag by zijn bezoek aan het Scheepvaart-technisch museum te Rot terdam ontvangen door den directeur, baron J. W. J. van Haersolte, den onder-directeur, ir. B. van Cankrien, de heeren Hudig, Van der Vorm en ir. Hummel, bestuursleden. De prins heeft zich nauwkeurig laten voor lichten door den directeur en heeft alle zalen doorgewandeld. Z. K. H. neeft de bibliotheek bezichtigd, waar het bezoek gewoon door ging en vertoefde langen tijd in de zalen, die betrek king hebben op de scheepvaart. Hij liet zich ver schillende modellen demonstreeren en egde groote belangstelling voor het vliegwezen aan den dag. Ook de zaal, waar alles wat op de navigatie in de lucht betrekking heeft, werd met een bezoek vereerd. De Prins bekeek nauw keurig de foto's van de onzinkbare reddingboot van de „Insulinde" en verzocht den directeur hem er het een en ander van te vertellen Ook de afdeêling, waar de ontwikkeling van den vliegtuigbouw in alle stadia afgebeeld is. genoot zijn belangstelling. Tenslotte bezocht de Prins de af deeling motor- bouw. Nadat Z. K. H. in de vestibule den direc teur had dank gezegd voor de ontvangst en met een handdruk van het gezelschap afscheid had genomen, stapte hij in zijn auto en reed weg, luide toegejuicht door een groote menigte, die zich voor het gebouw aan het Haringvliet had verzameld. De Prins heeft een half uur in het museum doorgebracht. Op het Oostplein was een groote schare be langstellenden achter de politioneele afzetting bijeen om de komst van Prins Bernhard ai te wachten. De driekleur wapperde in den straffen wind op het dak van de marinekazerne. Voor den ingang stonden kolonel Von Freitag Drabbe en luit.-kolonel Lugt ter ontvangst van den Prins gereed. Precies om kwart voor 12 reed de auto van den Prins langs de juichende rijen van het publiek voor de kazerne. Tijdens de begroeting werd de parademarsch geslagen en gefloten. De vlag op het dak werd ingehaald en door 's Prin sen standaard vervangen. De Prins heeft eerst eenige oogenblikken in de kamer van den chef van het korps doorge bracht, waar hem ververschingen zijn aange boden. Daarna heeft hij een rondgang gemaakt langs de „bakken", dat zijn de tafels, waaraan de manschappen eten. De manschappen waren aan hun maal bezig, dat gisteren vanwege het 273-jarig bestaan van het korps een feestelijk karakter had. Ook bezocht de prins de eetzaal van de onderofficieren, die eveneens aan een disch vereenigd waren. Het bezoek aan de ka zerne duurde 35 minuten. Kolonel Von Freitag Drabbe en overste Lugt geleiden den Prins naar zijn auto. Onder de toejuichingen van de menigte reed de Prins naar Den Haag terug. Zaterdagmiddag is op de begraafplaats Oud Eik en Duinen te Den Haag het stoffelijk over schot van den heer W. C. Lignac, in leven refe rendaris aan het departement van Defensie, te rusten gelegd. De belangstelling uit departementale, militai re en ook onderwijskringen was zeer groot. Zoo waren tegenwoordig o.m. de secretaris generaal van het departement, de heer C. Rin geling, mede namens den minister van Defen sie, de commandant van het Veldleger, luite nant-generaal J. J. C. baron van Voorst tot Voorst, de gouverneur van de Koninklijke Mili taire Academie, generaal-majoor H. C G. baron Van Lawick, alsmede prof. J. W. M. Ie Heux, eveneens namens de Academie, de oud commandant van het Veldleger luit.-generaal jhr. W. Röell, de commandant van de eerste divisie, generaal-majoor Alting von Geusau, en vele andere vertegenwoordigers uit weermacht en onderwijzerskringen. In de aula heeft het eerst kapitein Van Ryn van de tweede afdeeling B het woord gevoerd. De heer Veldhoven, hoofdcommies van het departement, sprak als oudste burger-ambie- naar van de afdeeling, waar de heer Lignac chef was. Daarna voerden nog het woord baron Van Lawick, die schetste, hetgeen de heer Lignac voor de Kon. Militaire Academie had gedaan, en vele anderen. Aan de groeve heeft een zoon voor de be langstelling bedankt. Aan dr. J. H. Adriani, secretaris van den Armenraad te Utrecht, is op zijn verzoek met l Februari 1939 eervol ontslag uit zijne betrek king verleend, met dankbetuiging voor de lang durige diensten als zoodanig bewezen. Een roman van Enrica von Handel-Mazzetfi 29 >,Ook hy herinnerde mij in zijn optreden ^willekeurig aan Bonaparte," zei Peccaduc en Detastte zijn hand. Diep zwijgen! Met een bruuske beweging keer- ae Peccaduc zich naar de jongelui en vestigde 'Jh blik op een bleeken, opgeschoten knaap. Paulich keek in dezelfde richting en met ver dikte stem vroeg hij: >.Wie is deze jongeman?" >,De jongste beurs-student van de Hirschberg- dtchting Dok de naam Aglaster werd niet uitgesproken. Weer zuchtte Paulich opgelucht. Men kan D- men kan werkelijk verwachten, dat de reha- 'ütatie van het Patria laeso militi-huis zonder °rten of stooten zal verloopen, zonder dat on- ahgenaam-klinkende namen worden genoemd, fh extase heft de onberispelijke Paulich zijn ®°§en ten hemel en ziet in den geest een ver- ®bld, reusachtig groot kruis opgaan als een zon, ,m dan langzaam en majestueus op hem neer iaden. ïh het duister van de diepe gang staarde de dminkte luitenant Baum donker en verstoord voor zich uit. Onzinnig verstoppertje spelen! Weerzinwekkende comedie! Dat die Fransch- man hem venijnige steken geeft, zonder z'n naam te noemen, dat kun je nog begrijpen. Die heeft van den beginne af den anderen sollicitant gepousseerd, omdat de schijnheilige intrigant zoo mooi femelen kon. Het wapen, die gelukkige vondst van Aglaster, liet hij echt verklaren door den roi d'armes. De kruiperige handschoenma ker was 'n man naar zijn hart; de Duitsche held met z'n roemrucht verleden was dien Waal 'n doorn in het oog. Daarom hoont hij hem nu nog op laaghartige wijzeEn van dien ouden commandant met z'n verweekte hersens, dien Paulich, is ook geen mannelijk woord te ver wachten. Maar er staan toch nog anderen bij, voor wien Tessenburg meermalen in de bres is gesprongen; toén vielen jullie hem wel bij, el lendelingen, toen hij van leer trok over de hon gerige magen, over het miserabele eten, over heel het minderwaardig beheer in dit Keizerlijk- Koninklijk-krot en nu verroert zich niemand, zegt niemand een woord van spijt, dat onze ka meraad er nu niet bij is en hij in het ongeluk is gestort. Plotseling keerde Baum zich naar Rabsky. „Zeg, weet jij, wat ik denk?" ,,'k Denk aan Tessenburg. Hij heeft meer ge daan voor 't vaderland dan wij allen samen." „Vertel 'ns, wat heeft de moeder van Bona parte gezegd: Allacciti il tuo tabarin Met een woesten blik in zijn oogen draaide Baum zijn kameraad den rug toe. Jonkheer Picot de Peccaduc vroeg: „Mijnheer Paulich, en de dame, zij woont hier niet meer, vernam ik?" Het grootkruis aan den stralenden hemel ver dween achter grauwe wolken. Paulich doorstond een nieuwen aanval van benauwenis. „Neen, excellentie," stamelde hij. „Waar is zij? Naar haar ouderlijk huis waar schijnlijk? Ze komt immers uit Linz?" „Neen, zij heeft hier ergens in Weenen een kleine woning betrokken." „In de Thongasse, hier in de buurt," riep Baum luid. Paulich keek hem woedend aan, Peccaduc deed, alsof hij 't niet gehoord had. „Die arme, kleine Sophie, ik heb medelijden met haar. 't Is 'n tragedie! Maar Zijne Ma jesteit heeft het voornemen, grootmoedig voor haar en de kinderen te zorgen." De oogen van den jongen invalide fonkelden van haat jegens den Franschman. Arme Sophie zeg jij, jij hartelooze farizeeër? Als jij hem niet mishandeld had, zou hij niet razend geworden zijn. Neem haar lieven naam niet in je boos- aardigen mond, je bent 't niet waard. Dat schrammetje aan je hand draag je goed zicht baar, opdat ieder je als martelaar vereeren kan. Ja, bloedig was zijn daad. Maar jij, philister zonder temperament, jij De opstandige gedachten stokken. Alle stem men in den foyer en buiten voor de deur ver stommen als bij tooverslag. Want van verre, heel van verre, maar met de snelheid van den wind naderend, hoort men langgerekt gejoel als den ochtendkreet van een ontwakenden reus. „Nu komt hij," zegt generaal von Herzogen- berg. En als waren zij door een wonder veranderd, staan opeens de zieken en kreupelen strak en stram; de Theresianen mannelijk en fier; het weeke, triviale gezicht van den commandant verstrakte 't wordt scherp en plechtig uit Her- zogenberg's oogen verdwijnt de zalvende welwil lendheid, zij spatten vuur, zooals weleer, toen hij zijn regiment by Dresden en bij Keulen ter overwinning leidde. Buiten, op het plein, waar de duizenden in kleinzielig gemor samenschoolden, zwol de be geestering aan. De handen der mannen grepen naar de panama's, de hoeden vlogen omhoog; in de fijne vrouwenvingers begonnen kleurige doeken en sjaals te fladderen, meer steeds meer, bij honderden, bij duizenden, een zee van groe tende wimpels. Tusschen het geroep hoort men steeds weer opnieuw den naam Karl, Karl, opklinken. Paar denhoefslagen klinken in gelijke maat, licht en elegant. Op zachte rubberwielen rollen twee koetsen aan, tusschen het volk door, dat zich gesplitst heeft evenals weleer de Rbode Zee op Mozes' bevel. In het eerste rijtuig, dat donker groen gelakt is met gouden biezen en bespan nen met prachtige goudvossen, zitten twee offi cieren; hij, die aan de rechterzijde zit, met den generaalshoed a la campagne, brengt meerma len groetend de hand aan den rand, terwijl het volk in steeds ongebreidelder begeestering raakt. Nu klinkt opeens de generaalsmarsch, die is ingezet door het muziekkorps van het Duitsche regiment. „C'est bien lui," zegt Peccaduc. Terwijl de koetsen voorrijden en inhouden bij de deur van het Invalidenhuis, klinkt boven den storm van gejuich de machtige stem van den Duitschen commandant, die met getrokken sabel het eer bewijs commandeert. Plotseling zet de menigte het geestdriftige lied in „Gott erhalte Franz den Kaiser." De wagen staat stil. De palfrenier opent het portier. De beide heeren stappen uit. De eene is een blonde prachtkerel van nauwelijks twin tig jaren, in de witte infanterie-uniform, de borst behangen met talrijke glinsterende sterren, hij is de jongste zwager van den veldmaarschalk, Frederik Wilhelm, prins van Nassau-Weilburg. Niemand let nu echter op hem, hoezeer men hem anders toejuicht. De andere is een man van omstreeks vijftig, van middelbare grootte, met een bleek en onaantrekkelijk gezicht; alle oogen zijn op hem gericht. Hij draagt de Oostenrijk- sche maarschalksuniform, twee grootkruizen en het Gulden Vlies. De jonge man gaat aan zijn zijde, het gevolg, dat intusschen uit de tweede koets gestapt is, sluit zich aan; snel en met veerkrachtigen tred, onder de opnieuw losbars tende toejuichingen der menigte, treedt Oosten- rijk's maarschalk, aartshertog Karl, het Invali denhuis binnen. Twee leeraren hebben de kna pen, gejaagd en nerveus, opgesteld en zetten de klassieke hymne: „Ueberall im Deutschen Vater- lande" in. Maar op het oogenblik, dat zij den held, die door geheel Oostenrijk wordt gevierd, zooals de klassieken hun halfgoden vereerden, van oog tot oog aanschouwen verbreekt de be geestering alle banden en tegen eiken regel in jubelen en juichen de knapen aft een koor van cherubijnen in uniform die hunne vleugels in den zevenden hemel vergaten: Auf ein schönem grünen Rasen, 'Lies Prinz Karl zu Tafel blasen Als ein Held und General; man rühret die Trommel man schlaget Alarm, man lasset die feurigen Brummer schwarmen, Blutige Mahlzeit hebt an, hebt an. De leeraren slaan hun handen ten hemel, murmelen vol ontzetting Latijnsche woorden. Een straatdeun verschikkelijk? De maar schalk heeft echter met één blik, die sprankelt als blauw vuur, de jubelende knapen omspan nen. „Laat die jongens hun vreugde" zegt hij te gen den officier aan zijn linkerzijde. „Waarom zouden zij niet eens derailleeren? Wij ouderen doen doen dat toch ook wel eens, alleen met minder gratie." De blonde, jonge man lacht. De knapen fluis teren verrukt. Verstomd kijken de leeraren toe. Nu treedt overste Paulich naar voren, bleek van opwinding. „Uwe Keizerlijke en Koninklijke Hoogheid." De moed ontzinkt hem. Is 't wel waar, is het mogelijk, dat de schitterendste veldheer der wereld hier voor hem staat? In zijn huis? „Toen Alexander de Groote naar Jeruzalem kwam De emotie is te hevig. Paulich raakt van zijn stuk. (Wordt vervolgde)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 5