We dekken de Kersttafel t KERSTROZEN 0 p do. c cte Oto A. c£ut- J <eet: Vie- lLui Jflinkt kct i/ie- keet ie. de t, 1 JH tetd den tf&Wj. dt Jch.e iï et, aan ktaclv qe- Van uf-e- da- tl- tijk- i Kerst-puzzle 't Kindeke geve den vrede! RADOX m ZONDAG 25 DECEMBER 1938 4 KAARSENSCHIJN GEURENDE DENNETAKJES ROOD LINT KERSTMIS VOOR DE VOGELS VETPUISTJES Cl£ SPELTECHNIEK! Vorige opgave viel niet mee Mijmeringen bij het nieuwen stalleke We Waken Voor Kerstboombrand fa z. ONS PRIJSRAADSEL Oplossing vorig raadsel De prijswinnaars Kerstpuzzle BRABANTSCHE BRIEVEN Kersttafel met middenstukje van kaarsen en dennegroen In Noorwegen wordt vóór Kerstmis bij elke hoeve en bij elk huis een volle, goudgele ko renschoof aan het dak bevestigd of in een boom, opdat de vogels daaruit hun Kerstmaal kunnen pikken. Ook bij ons hebben de arme, verstijfde vin ken en meezen en roodborstjes en al hun ver wanten het nu te kwaad, met de vorst en de sneeuw, waardoor ze nauwelijks voedsel en heelemaal geen water kunnen vinden. Behalve etensresten, brood en kaaskorstjes, geregen pinda's en een gehalveerde cocosnoot, geven we hennepzaad, dat we doen stollen in gesmolten vet en in den boom hangen. Drinlftvater geven we in een klein bakje, waarin we in het midden een steen leggen, zoodat de vogels vanaf dit eilandje 't water kunnen drinken uit de smalle geul, die rond om overblijft. Dezen voorzorgsmaatregel nemen we, opdat de vogels het drinkwater niet ge bruiken om er een bad in te nemen, waarna ze jammerlijk zouden bevriezen. Een theelepel Radox in een glas warm water doet wonderen. Eén behandeling verwijdert ze. Bij apothekers en erkende drogisten a f0.90 per pak en f 0.15 per klein pakje. Onder het bakje brengen we een theelichtje aan (bijvoorbeeld in een kuiltje in den grond), om het water vrij van bevriezen te houden. Door den boom niet te dicht bij de gordijnen te zetten. Door stevige kaarsenhouders te gebruiken en de kaarsen niet te veel aan de uiteinden van de tak ken vast te zetten, waardoor de kleeren van een onvoorzichtig kind spoedig vlam zouden kunnen vat ten. Door geen andere dan brandvrij geprepareerde versiering te ge bruiken. Door de kinderen onder geen enkele omstandigheid alléén te la ten met den brandenden boom. Door den boom, zoo mogelijk, vochtig te houden. .Staat de boom in een bak met zand, dit regelma tig water te geven. De naalden zullen dan ook niet zoo spoedig uitvallen. Door den uitgedroogden boom niet onnoodig lang te laten staan. Door immer een spons aan een stok gebonden en een emmer wa ter bij de hand te hebben. Weinig kostbaars is er noodig, om de met zorg gedekte tafel tot een Kersttafel om te scheppen. Het zachte schijnsel van flikkerende kaarsjes, losjes geslingerde dennetakjes, die we daartoe in kleine stukjes deelen, of hulstblaad jes, zoo decoratief met de fijne punten, een paar bescheiden maretakjes met de glanzende bal letjes, hier en daar wat smal rood lint en dit alles met smaak en liefde geschikt op het smetteloos blanke tafellaken geven een kerst versiering, die in allen pretentieloozen eenvoud 't verre wint van elke overlading. Het gevaar voor een overladen kersttafel wordt grooter naarmate de mogelijkheden van kersttafel-decoraties zich uitbreiden, naarmate we meer bonte kerstloopers, kerstservetten, kerstkandelaars, kerstmannetjes en menu's, kerstfranjes, cartonnen kerstschaaltjes en ge kleurde, glinsterende kerstornamenten in ver bijsterende en verblindende hoeveelheid in groo- te en kleine magazijnen uitgestald zien. In elk huis, waar Kerstmis gevierd wordt, zal de tafel voor het kerstmaal naar den smaak der tafeldecoratrice versierd worden. Wie van eenvoudig houdt en er zich op toelegt het Kerst effect met kaarsen, dennegroen en lint te be reiken, geven wij de volgende tips. Enkel witte of alleen roode kaarsjes is mooier en rustiger dan bonte kaarsen. Korte kaarsen moeten niet te dun zijn, daar ze anders te spoedig opbran den. Strooit men wat zout rondom de pit, dan kan het leven van de kaars iets gerekt wor den. Als kaarsenhouders voor kleine kaarsjes, die laag op tafel staan, kunnen roode glim mend gewreven appels gebruikt worden, die we daartoe met de appelboor gedeeltelijk uithol len. Op uitgezaagde sterren van hout of van stevig carton is de kaars dikwijls moeilijk te bevestigen, omdat vastplakken met gesmolten kaarsvet niet heel stevig is en voor omvallen van brandende kaarsen gewaakt moet worden, omdat het brandgevaar met al die droge takjes en eventueele papierversiering groot is. Slaat men een lang fijn spijkertje aan den onderkant in het midden van de ster recht naar boven, dan kan het kaarsje daarin geprikt worden. Heeft men geen hulsttakjes met roode bessen en zijn geen roode appels als kaarsendragers gebruikt, dan kan lint of smalle franje van crêpepapier het onontbeerlijke warme rood brengen tusschen het wit en het groen. Hoe wel we met het oog op brandgevaar, bij veel laag brandende kaarsjes op tafel, liefst zoo min mogelijk papier aanbrengen. Is men echter op versiering met rood papier gesteld, dan kan men van rood zijdepapier eenvoudige bloemen met vier bladeren vormen, waarin een waxine lichtje, dat rustiger brandt en minder gevaar oplevert. Als witte sterren bloeien ze in dit donkere jaargetijde boven den zwarten grond. Maar dat ze, ondanks hun dapperen groei tegen sneeuw en hagel en vorst in, hier in onze streken toch eigenlijk niet thuishooren, bewijst de nectar in de bloemblaadjes, welke tevergeefs geboden wordt; want in den winter zijn er geen insecten, die dit zoete vocht komen proeven en daarbij de bloem door hun onwillekeurige bestuiving in het bevruchtingsproces helpen. De Kerstroos, welke uit warmer streken hier ingevoerd is, was al vierhonderd jaar voor Chris tus bekend door de heilkracht van haar worstel- stokken. Deze groeiwijze duidt er al op, dat de plant niet tot de familie van de rozen kan be- hooren, hoewel de naam roos in de meeste lan den gehandhaafd is: de Engelschen spreken van Christmas-rose, in Frankrijk heet'de bloem Rose de Noël en in Duitschland is het de Weihnachts- rose, terwijl ook de Noordelijke landen de Julrose kennen. Van de Kerstroos, welke tot de familie van de ranonkelachtigen behoort en dus een zusje is van de anemoon en de dotterbloem, ken nen we hieride witte en de donkerlila variëteit. De lila, welke sterker is als soort bloeit buiten in den tuin eerder dan de witte, die haar ge zwollen bloemknoppen, vlak boven de aarde, meestal niet voor Januari laat opengaan. De bloeiende Kerstroosplant, die in den kalen wintertuin de poëzie bewaart, zit meestal goed in 't blad. We zouden ons kunnen verbeelden, dat de stevige, bijna leerachtige donkergroene blade ren de plant wat tegen de koude moeten be schermen; en dat ze daarom wel gemist kunnen worden bij de exemplaren, die zoo verwend zijn, dat ze in de warme kas tot bloei zijn gekomen. Toch boet de in de kas getrokken Kerstroos, al prijkt de plant met nog zoo veel blanke ster- bloemen, door het bladlooze, veel van haar moois in, wat door los in de aarde gestoken denne- en maretakjes goed gemaakt moet worden. De Kerstroos, die dus zoowel tuin- als «kamer plant kan zijn en die we ook met een flinken kluit uit den vollen grond kunnen nemen en tot binnenplant promoveeren moet, willen we van de plant lang plezier hebben, zoo koel moge lijk staan en in het volle licht. Om de aarde vochtig te houden en omdat het aardig staat, be dekken we de pot-aarde met mos. Sierlijker dan de witte Kerstroos is de donker- getinte èn omdat de stelen slapper zijn èn omdat het fijne groene blad hier de charme van de plant verhoogt. Van losse, afgesneden Kerstrozen, zoowel witte als donkere, kan men lang genieten, ook al weer, als men de bloemen ver van de stookplaats ver wijderd houdt en af en toe een eindje van de stelen afknipt. Wanneer men ze ontvangt en ze dus uit de kas komen, zet men ze niet in ijskoud, maar in even lauw water. Laten ze de kopjes dan toch hangen, dan legt men ze eenigen tijd in een bakje water tot de stelen weer geheel stijf zijn. Mits koel gezet, kan men gesloten knoppen, in de kamer tot ontluiken brengen. SU? 1 i Het spel, dat we nu het eerst zullen bekijken, is als volgt: Sch.: B. 8 H.: A. H. B. x x R.: V. KI.: A. H. 9 x x Sch.: x x H.: V. 10 R.:- x KI.: V. B. 10 x x x x N. W. O. Sch.: V. x x x H.: xxx R.: A. x x x x x KI.: Sch.: A. H. 10 9 x H.: xxx R.: H. B. 10 9 x KI.: Noord heeft gegeven, niemand is kwetsbaar en het eindbod is 6 Schoppen door Zuid te spelen. West komt uit met een kleine Ruiten, welke ddor Oost met het Aas genomen wordt. Oost Het zal wel de .schuld van enkele nummer tjes in de opgave zijn, b.v. no. 3, no. 6, no. 7 dat er enkele dozijnen op het wekelijksche appèl ontbraken. Dat men de Italiaansche stad Orvieto boven Otranto prefereert, vinden we best, maar een ramanas of een jonkske of een ventkar kennen we niet.... Naar de gegeven omschrijvingen vullen we ons 14-tal rijen als volgt in: r a m e n a s t e g e 1 y k jutezak Madonna leesles handkar j o n g s k e Otranto d r a v e r y dentist geleerd oordeel h a z e v e 1 contant Zoodat de punten-figuur ons te lezen geeft: Met de Noorderzon vertrokken zijn. Na loting werden de prijzen als volgt toe gekend: R. Habes, Hunzestraat 69 hs. Amster dam (Z.)mej. M. Lebeau, Boomstraat 8, Utrecht; Th. J. van Pol, Nic. v. d. Laanstraat 17 rood, Haarlem; E. Siebel, Molenstraat 44, Boxtel; mevr. A. Weelde Moei, Eïaeustraat 21, Alkmaar; A. Cooijmans, St. Annastraat 32, Nijmegen. Met den paardesprong uit het schaakspel links boven beginnend en onafgebroken dien sprong voortzettend, kan men het vierregelig versje voor den dag brengen, welks inhoud in betrekking staat tot het hooge feest, dat we heden vieren. Met die hoofdletters hier en daar, en de afbrekingsstreepjes overal waar men met een lettergreep te doen heeft, is er hulp genoeg, zoodat we hier het plaatsen van enkele rangcijfers maar achterwege laten. Als steeds is voorwaarde voor geldige op lossing; niet enkel het versje geven, maar ook de nummering of andere aanduiding, hoe men de 32 opeenvolgende paardesprongen heeft verricht. Oplossingen tot Vrijdagmiddag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruysdaelstraat 60, Utrecht. trekt Ruiten na, die door West wordt inge- troefd en door Noord met de 8 overgetroefd. Uit Noord wordt thans Schoppen Boer na gespeeld, die door Oost en Zuid wordt gedo ken, zoodat Noord dezen slag houdt. Nu wordt een kleine Klaver uit Noord nage speeld. Oost werpt een kleine Harten af en Zuid troeft met de 9 in. Troef Aas wordt nu geslagen en tot zijn schrik constateert Zuid, dat West renonceert, zoodat Oost dus nog Vrouw tweede van troef overhoudt. Hoewel Zuid dus niet meer in staat is van uit den blinde troef te snijden om de eenvou dige reden, dat er in den blinde geen troef meer ligt, zal hij toch pogen troef-Vrouw er uit te snijden en wel met de Grand-Coup; deze brillante naam duidt een speelmethode aan, waarbij de spelleider vrije kaarten uit den blinde speelt en dan den tusschenliggenden spe ler dwingt af te troeven, zoodat op die wijze op troef gesneden kan worden, terwijl er in den blinde geen troeven meer aanwezig zijn. Zuid speelt nu Harten na en neemt deze in den blinde met het Aas! Snijden in Harten mag Zuid zeker niet, omdat uit de gebleken distributie vaststaat, dat West twee Harten heeft en Oost drie, waarvan er één is afgewor pen. (Oost had immers renonce Klaver en West singleton Ruiten en doubleton Schoppen, waaruit verder alles is af te leiden). Uit Noord volgt nu Klaver Aas, welke na tuurlijk door Oost niet mag worden getroefd. Oost werpt dan ook Harten af en Zuid even eens Harten. Klaver-Heer volgt en Oost en West werpen achtereenvolgens Ruiten en Har ten af. Uit Noord wordt nu achtereenvolgens drie maal Harten gespeeld, waarop zoowel Oost als Zuid twee maal Ruiten écarteert, terwijl Oost dus de derde maal geforceerd wordt om in te troeven, om de eenvoudige reden, dat hij niet anders meer heeft. Zuid kan dus nu overtroeven en den laatsten slag eveneens met troef maken. Waarlijk een geduchte teleurstelling voor Oost, die zich zeker voelend van een slag in troef, zijn overmoed gelucht had door Zuid aan te bieden den strop af te koopen. Het volgende spel, dat in een viertallenwed- strijd tusschen twee sociëteiten is voorgekomen, geeft zoo bij eersten aanblik den indruk weinig aanleiding tot interessante opmerkingen te ge-, ven: Sch.: A. 10 x x JJ..: H. x R.: B. 10 x KI.: A. H. B. x N. Z. Sch.: V. B. 9 8 x H.: A. V. 10 x R.: A. x x KI.: x Noord opende met 1 in Klaveren, Zuid bood 1 Schoppen en via de vraagbiedingen kwamen NZ aldus tot slam: N. 1 KI. 3 Sch. 5 S. A. 2) 6 Sch. 4) O. Pas Pas Pas Pas Z. 1 Sch. 4 Hrt. 1) 6 Rtn 3) Pas W. Pas Pas Pas Pas 1) Vraagbieding. 2) Tweede controle in Harten en twee Azen. 3) Vraagbieding in Ruiten. 4) Geen eerste of tweede controle in Ruiten Oost kwam uit met een kleine Ruiten en Zuid moet een speelplan opmaken! We zullen u echter de gelegenheid geven zelf te trachten er het beste van te maken, waar op dan de volgende week dit spel besproken wordt. De kaarten van Oost en West zijn nu eens een keer niet bekend, zooals het in de prac- tijk ook is. U moet dus trachten de verschillen de mogelijkheden onder de oogen te zien en er de meest kansrijke uit te kiezen. Het spreekt natuurlijk van zelf, dat u aan moet nemen, dat OW zoo sterk mogelijk te genspelen en het u dus zoo lastig mogelijk ma ken. Ook is 't niet uitgesloten, dat 't contract niet vervuld kan worden in geval van een bepaalde distributie, maar dan moet u dit aangeven. Ik kan u niet genoeg aanraden uw aandacht aan dergelijke problemen te besteden, omdat het zuiver practijk-problemen zijn. Ook in de brid- ge-practijk moet u na de eerste uitkomst met een het heele spel overzien, de verschillende distributie-mogelijkheden overwegen en ten slotte de kansrijkste methode kiezen. P. H. A. TUIN TJlvenhout, 22 December 1938. Amico, Van heel 't jaar 't alderschoonste uur wordt straks gebeiërd uit jubelende klokken. De Kerst klokken, die deur den Heiligen Winternacht 't zullen uitluien: 't Goddelijk Kindeke is geboren. En veur de duuzenden Stallekes van Bethle hem, die overal staan opgesteld, worden de kèèrsekes ontstoken. In veurname Kerkgebou wen, waar den Levensgrooten Stal, vol mee kunstige beelden wierd opgericht, daar glori- fiëert 'nen gloei van wijlicht om 't Hemelsch borelingske. In de huizen van den Rijkdom, daar klast 'nen golf van wit licht uit electri- schen kèèrsenmontuur over den kostelijken Stal. Maar ook in 't boerenhofsteêke van den dag- looner, daar steken blije bloeikes mee onzekere knuiskes de twee of drie dunne, gekleurde vet- kèèrsekes aan, bij 't bordpampieren Stalleke van Bethlehem. En overal ter weareld zit op den oogenglans van groot en klein, van arm en rijk 'n licht- beeldeke van den voerbak der dieren, waarin "n Koningske geboren wierd. En overal jubelen de klokken. Over de nach telijke weareldstad, waar nog 'n autodeur mee 'nen drogen smak dichtdreunt veur 'nen ver lichten hotelportiek, waarbinnen gefuifd wordt en gedanst om den Kerstharlekijn, die den ne gerband aanvuurt tot "n soortement van muziek- lawijt, dat oew zenuwen treitert als mee duu- zend gloeiende punten. Waar electrische kerst- boomen wegnevelen in 'nen blaauwen smoor, die traag sliert over 'n deining van glimmende mannenkoppen, over avondtoiletten van zilve ren en gouwen lamé, die lijk slangenhuid fon kelen om den wiegenden leest van sierlijke vrou wen, mee oogschelpen als den blaauwen nacht en lippen als karmozijn, vlekkend uit 't matte naakt van hals, gelaat en schouwers. En overal luiën de klokken; dringen deur in de vroeg verlichte kamers, zoo stil nog in den midwinternacht, dat ge 't oliepitje sputteren hoort dat daar ros karbonkelt veur 'n heilig beeld, terwijl de nuchtere menschen zich fees telijk kleejen om te gaan naar daar, waar 't gloriënd Stalleke te prijk staat recht onder den bronzen klokkendreun, die galmt, die jubelt over de groote donkere stad, waar hol de duuzenden voetstappen klotsen teugen de zwarte gevels op. En overal luien en luien de klokken deur deu- zen laten Decembemacht, waarin de laagstaan de maneschijf koud te blinken staat, onder de bleeke sterren. Ze luien, ze gonzen, ze dreunen de straten vol! Vol van den fibreerenden galm die deint over de kerkgangers, die plenst in de zielementen, waarin stuk veur stuk deuzen lichten winternacht geboren wordt 't arme Jeseke, Verlosser van 'n arm Menschdom. En overal luien en gonzen en galmen de klokken, ook over den buiten, over verre we gels en donkere dreven, die lijk sterrestralen vortkomen uit 't durps' middelpunt, uit den parochietempel, waarbinnen weer 'n duuzend- voudig kèèrsenlicht huivert om de Heilige Fa milie van Bethlehem, tusschen biddende herders en stomme dieren. Schoon beeld, die levende ster van lichtenden devotie in deuzen wonderen Nacht, die vol is van opgaande „herders" naar 't glorend Stalleke. Want lijk „herders", gelijke, arme aanbid ders, trekt 't Menschdom naar dat beddeke van hooi, zacht gespreid onder 't teere Jeseke in den voeiersbak van den Stal. Hier telt gin rijk, ja hier telt gin arm! Hier telt ginnen hoofdschen staat, hier telt gin stand. Hier telt gin geleerdheid en hier telt gin sim pelheid. Hier telt alleen ons zielement! Of 't zoo wit is. als 't wiilicht. dat 't Kindeke verwarmt. Of 't zoo rein is als 't Borelingske eigens, dat „.slechts" geboren wierd om te geven, te geven tot den lesten druppel hartebloed uit liefde veur Zijn medemenschenOf 't zoo zacht is, als dat hooi, om 't Kindeke in liefde te ontvangen. Hier tellen „alleen maar" dingen, waarover 'nen landlooper net zoo goed beschikt als 'nen Koning. Hier tellen „alleen maar" wèèrden, die mee gin goud te betalen zijn. Hier tellen „alleen maar" allerkostelijkste, onschatbare wèèrden, die eigendom kunnen zijn van den steuntrekker en van den kapitalist. Hier teltde Liefde, de Goddelijke Naastenliefde, waaraan deuzen weareld zoo arm, zoo straatarm is! Lijk de herders trekken we op naar dat poover stalleke, want God! wat zijn wij nakend-arm. Wühaters Ja, daar valt veul t' overwegen deuze dagen, deuzen heelen Advent, die was: éénen opgang naar den wonderen Stal. Naar 't Licht van de Liefde. Deuzen heelen donkeren Advent, gespreid over de donkere weareld, waarin 't maar 'n horke scheelde of deuzen witten, reinen Nacht was donker geweest als zwart-geronnen bloed. Bloed, gevloeid uit bloeikes van kinders, schepselkens zoo na aan 't Jeseke. Bloed, gevloeid uit 'n ge marteld Menschdom, gedompeld in den zwarten duister van den haat, van den oorlog. Eén horke heeft 't gescheeld, of deuzen ge lukkigen Vredesnacht vol van klokkengelui was gewist den ongelukkigsten nacht van de heele Historie vol van oorlogsgeweld. En evenkes, héél evenkes zakte 'n vertwijfeld Menschdom deur de knieën en dankte, bad in tranen, omdat 't gespaard was veur de hel op èèrd. 't Is nog gin honderd dagen gelejen. Maar „Kerstfeesten", gevierd om den Kerst harlekijn, bals uitgevoerd op 'nen „geswingden" Beethoven, 'nen „gearrangeerden" Heiligen- Nacht-Stillen-Nacht en dergelijken „muziek" stammende uit den „Citadel der Beschaving" lijk Amerika z'n eigen noemt, maar zulke kerst feesten worden honderd dagen na München volop gevierdKruisers,'vliegtuigen en on derzeeërs worden „aangemaakt" of 't massa-, bazarspullegoed is. Om van stik- en gifgassen nie te spreken, daar wórdt ook nie over ge sproken, want deus fabricage is oncontroleer baar, maar gasmaskers worden in millioenen geproduceerd. Kinderwagels worden geconstru eerd als 'n gasmasker-ophielen Amico, daar is veul reden om deuzen Vredes nacht anders te vieren dan mee 'n wiegend slangemensch in oew armen, want God weet is 't onzen lesten Kerstnacht nie.,..! Den kleinen Dré en den Eeker, ochirre, wat hebben die kleine mannen gebouwd aan ons Kerststalleke En ik mot eerlijk erkennen: meer dan veertig Kersten heb ik eigens in onzen huis 't Stalleke geknutseld, maar zóó schoon is 't me nooit ge lukt! (En onder ons: ik ben veul content dat 't sjuust deus jaar zoo prachtig gebouwd is Neeë, zóó schoon is 't me nooit gelukt. Dieën Eeker is 'nen geboren bouwmeester! Allee hoe rap had ie ook nie z'n kamerke getimmerd op onzen zolder, 't armluizig tiepeke! 't Is veur 't eersè, dat ie zo'nen arbeid doen kost. In den woonwagelafijn, ge wit. En wat me nou veural duidelijk geworden is, amico, wat is den hartepit van deus keareltje van zui ver goud! Hoe diep beseft ie den armoei waar in 't Godskindeke geboren wierd. Hoe schoon, hoe puur, hoe gevoelig heeft ie dat uitgeleefd in zijnen bouw van de leste veertien Advents dagen. Ik durf te zeggen: veertien dagen lang, mee hamer en nijptang, mee schaaf en beitel gong ie óp, naar den wonderen Stal. Leefde-n- ie uit z'n schoon geloof in den komenden Ver losser. Hoe 'k dat weet? 'n Bloedblaar zoo groot als 'n dubbeltje heeft ie geslagen in z'n hand. 'n Traan van pijn drong in z'n schichtig' oogen. Toen begost ie zachtekens te lachen en dan mompelde-n-ie: „nouja 't is toch veur 't Kindeke". En dapper vocht ie wijer mee 'n ron de, weerbarstige sparrehout, taai van vocht en hars. 't Stalleke is nou gereed, heelegaar gebouwd van rond, ongeschild hout. De opzettelijke kie ren weer toegemaakt mee mos, 't dak geleed van riet-en-biezen, maar zoo schoon, zoo sjuust en schilderachtig, lijk op 'n ouwe schuur. Zelfs 'nen halven vliering bouwde-n-ie erin, waarop ie dingskes heeft geplaatst, eigesgemaakt en in sjuuste verhoudings, dingskes zooals die bij ons ook wel in 't schuurke zijn geborgen: 'nen zak hooi, wat bossen strooi, 'nen ouwen stallanteern. ge wit. En den vloer! Brokken steen, kapotge slagen plavuizen, groote platte kiezels hee-t-ie in onregelmatigen mozaïk vastgeleed in „vuil"- toonstelling. En ik zal zurgen da ons pastoor- ke 'ns zien komt naar den juweel van 'n stal leke! Me dunkt: hü zal er betutterd van staan, deuzen braven mensch. En dót feest wil ik den Eeker 'ns geren gunnen! Dré III? Hah! Da's 'nen knutselèèr lijk ik. Dus efkens zijn de rollen omgekeerd gewist: was den Eeker 's avonds den baas. En den Dré den knecht. Maar als ze 'n karweike hadden, dat meer geduld dan aandacht vorderde, dan zee Dré III: „allee, Eeker, maak 'ns 'n reisje van Maastricht naar Vlissingen." Den Eeker gong op reis. „Ga nou 'ns deur naar Amsterdam!" Den Eeker stapte over, gong naar Mokum. „Prachtig. Nou van Amsterdam uit, naar Leeuwarden." Den Eeker trok naar 't Noorden, zonder fout. „En nou verom naar Breda." Den Eeker kwam pront thuis! „De tijen van de werkwoorden? Den Eeker vergat er ginnen! „Vervoeg in die tijen 'ns 't werkwoord tim meren. "Eerst ditte: is 't zwak of 'n sterk werk woord?" Den Eeker miste gin vraag en onderwijle schuurde-n-ie, metselde-n-ie, vijlde-n-ie en sloeg weer 'ns op z'nen duim. Dat manneke, amico, daarvan zal ik veul pla- zier hebben! Ja, meneer pastoor mot 'm ook 'ns op den korrel nemen! Ik zie er méér in Zooals ik dan zee: 't Stalleke is gereed en 't is 'n stukske huisvlijt zoo schoon als wij in huis nooit hebben g'ad! En de twee bouwmeesters. als ze 's mergens benejen komen, veftr ze onder de pomp gaan, staan ze zoo, in d'r bloot' ermen eerst minutenlang 't Stalleke te schouwen. Veur ze naar bed gaan: eerst nog efkens iets ver schikken aan 't Stalleke. Maar den Eeker had meer plannen! Bij blom misten en in de kerstetalages in stad had ie méér gezien. Verschillende sierstukskes om op te hangen langs de muren, boven de deuren, aan de lamp, langs de schouwkap. En hij is wijer gegaan mee zijnen prachtigen avondarbeid! En nog nooit stond ons huizeke in zo'nen rijken kerstsier. En wat kost 't? Cènten, koperen centen, amico en wat zweet, En 'n bloedblaar. Maar 't duurste wat er inge stoken zit, dat is den ambitie, 't warme gevoel en de liefde veur Maria's borelingske, dat onbe taalbare, dat kostelijkste goed, waarmee net zoo goed den armen Eeker betalen kan, als den zeun van den Keizer van Siam. En ik verzeker oe: den armen Eeker tastte diep in de volle beurs van z'n brave zielement. Trui is in de wolken, 'k Heb veur de kleine bouwmeesters-aan-ons-Kerstgeluk stillekes 'n gemaakten gips. 't Dingske kan zóó naar 'n ten- paar luxe kistjes kleine sigaren motten koopen, die krijgen ze Kerstmergen van Trui, als ze thuiskomen uit de Nachtmis. Tr^heeft d'r huiske nog 'ns 'n extra beurt ge geven: 't wachten is nou op de kinders en de kleinkinders. De meesten komen weer af! Van eigens! En Zondagmiddag, als we thuiskomen uit 't Lof den Vic komt mee 'n auto-vol-volk heeft ie beloofd och, dieën kearel is zoo rijk mee z'n „Volk" hij brengt z'n viool mee, dan amico, dan straalt, dan gloriet, dan bloeit open 't schoonste uur van 't heele jaar, hier thuis. Alle kèèrskes branden dan. In den spar, om 't stalleke, op de schouw, aan de muren; dan op den donkersten moment van 't jaartij glorifiëert hier 'n zon, 'n gouwen zon van dansend keetsenlicht. Waaruit lichtstralen pieken lijk gesponnen gouddraad en waarop 't Heilige Nachtgeluk tokkelt in melodieën, die zingen in de harten. Die neuriën in de ontroerde zielementen. Ik zie 'm al weer staan, den witten toovenèèr Vic, die verlejen jaar uit dat Stalle ke, mee zijnen vioolmuziek den moed, de hulp en den troost bad veur 't geluk dat ie over de heele weareld bij malkaar is gaan halen, 't Ge luk van z'n vrouw in 't boschhuis te hebben, z'n Hanneke èn zijnen Willem! Ik zie 'm al weer vedelen, daar naar 't dierenruifke in den Eeker z'n Stalleke en 't Kindeke mee den schoonsten, den zachtsten, den meliodieuzen snarenmuziek danken, musiceerend aanbidden veur deuzen Kerst, waarop ie zijn mag bij 't Kribbeke mee al zijn geluk! Den Eeker, „vondeling" van Dré III; Den Vic, kunstenèèr bij de Gratie Gods; Trui, een voudige boerenvrouw; Hanneke, doctoranda let teren; Dré III, compagnon in mijn bedrijf; Wil lem, Ingénjpur uit den West; Ons kinders, boe ren, 'n kunstschilder, vaders en moeders, rijker en armer; ons kleinkinders, allegaar, van groot tot klein, van rijk tot arm, van begenadigd tot simpel, we zullen Zondag, in dat gouwen uur maar één ding weten, één ding beseffen: Ons geluk te danken te hebben aan dat arme Koningskindeke, aan dat veul vervolgde Bloeike, aan die Heilige Familie van Bethlehem en uren van stil, van peinzend, van neuriënd geluk zul len we daar zitten staren in dat Heilige Stalleke van den Eeker en Dré III waarnaar uitgaan, op de gouwen lichtpiekskes van 't keersenlicht, on ze diepste gedachten, ons gebed zonder woor den! Uit 'n ontroerd zielement. Vrede! 't Kindeke geve dat volgend jaar....! Allee, ik schei er af. Vol. Amico, zoo gezeten bij m'n Stalleke, wensch ik jou en al oew lezers en lezeressen: 'n Zalig Kerstfeest 1938. Veul groeten van Trui, de Bouwmeesters en gin horke minder van oewen t v DRÉ.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 8