1938, jaar der liquidatie
<Kdmftaal van den dag
Katholieke bedienden!
De avonturen van een verkeersagentje
ff
Beter een vaste vrede
dan een verhoopte zege
Het raadsel
van Kronstein
NED. R.K. BOND VAN HANDELS-,
KANTOOR- EN WINKELBEDIENDEN
„ST. FRANCISCUS VAN ASSISIE"
DONDERDAG 29 DECEMBER 1938
Het terrein onzer activiteit
AANMELDINGSFORMULIER
ROMAN VAN A. HRUSCHKA
K v^aasd De man met den h
Karakteristiek van den
Afrikaner
Uw vakorganisatie zal ook in 1939 me± groole energie bouwen aan Uw in vele gevallen helaas nog
maar al ie wankele levenspositie. Strijdt door middel van hei lidmaatschap van Uw vakbond mee
o.m. voor:
I. cultureele verheffing van den be
diendenstand; noodzakelijke ver-
beiering van de salarissen en an
dere arbeidsvoorwaarden;
II. toekenning van onze plaats en in
vloed in de opgerichte en nog op te
richten bedrijfsorganen;
III. erkenning van de beieekenis van
de bijzondere belangen der hoofd
arbeiders, welke belangen niet
mogen worden opgeofferd aan die
van andere, in de bedrijfsorganen
•domineerende, groepen;
IV. Vervroegde winkelsluiting op den
Zaterdagavond;
V. het totstandkomen van de door den
Minister van Sociale Zaken voorge
nomen afkondiging van werktijden
besluiten voor handelsreizigers en
magazijnbedienden,-
VI. behoorlijke regeling van hei han
delsonderwijs voor handels-, kan
toor- en winkelbedienden en vol
ledige erkenning onzer belangen
bij de uitvoering van vesligings-
eischen voor vakbekwaamheid en
handelskennis.
VRIEND I Verlaat deze eenzame plaats!
Strijdt met ons, katholiek georganiseerde be
dienden, voor DE NIEUWE GEMEENSCHAP
Bemiddeling in geval van ontslag; afwikkeling van ontslaggevallen; uitkeering bij werkloosheid tot maximum 5.per dag,
gedurende ten hoogste 90 dagen per uitkeeringsjaar; uitkeering bij overlijden tot maximum 150.ineens; gratis verple
ging van leden, echtgenooten en kinderen bij t.b.c., via de vereeniging „Herwonnen Levenskracht"; rechtskundig advies in alle
zaken de leden betreffende; belangrijke reducties op inschrijfgelden der examens van de Federatie van Handels- en Kantoor
bedienden vereenigingen in Nederland („Mercurius-examens"), inclusief diploma niet-leden 17.50, leden 4.en van de Fe
deratie tot Uitreiking van het bedienden- en chefsbrevet voor den Nederl. Manufacturenhandel (Manufacturenbrevet) niet-leden
15.—, leden 7.50; afsluiten zoowel van individueele als collectieve contracten ten behoeve van de leden; gratis studie-adviezen,
zoowel aan kantoor- als winkelbedienden; de organisatie adviseert en werkt mede aan het tot standkomen van volkomen veilig
gestelde fondsen voor ouderdoms-, weduwen- en weezen verzekering; streed vele jaren voor het tot standkomen der wettelijk
geregelde winkelsluiting; van de Werktijdenbesluiten voor de kantoren en winkels; voortdurend contact met middenstands-
en grootwerkgeversorganisaties, met de coöperatieve bedrijven en met de groote Nederlandsche ondernemingen; de organisatie
richt, waar mogelijk, cursussen op ter verkrijging van de noodige vakbekwaamheid (handelsonderwijs voor kantoorbedienden,
cursussen voor het manufacturenbrevet, enz.)voortdurend contact met overheidsinstanties (departement van sociale en
economische zaken, arbeidsinspecties, enz.); de leden ontvangen iedere 14 dagen het orgaan „De R.K. Bediende"; de organisatie
is aangesloten bij de R.K. Vakcentrale (190.000 leden) en bij de Christelijke Bedienden Internationale; ijvert voor vervroegde
winkelsluiting op Zaterdagavond en den vrijen middag in de week voor winkelpersoneel, voor wijziging der wet op het
arbeidscontract, waardoor den bedienden grootere rechtszekerheid wordt verschaft.
Hoofdkanioor: Jan Luykensfraal 12, Amsterdam
Telefoon 92108 en 94769.
Geesfelijk Adviseur: Rector Dr. A. A. Olierook.
Rechtskundig Adviseur: Mr. Dr. P. J. Wilieman.
KATHOLIEKE COLLEGA'S jongere zoowel als oudere be
dienden, chefs of procuratiehouders sluit U aan bij den
eenen Katholieken vakbond voor Uw beroep!
ONDERGETEEKENDE (naam en voornamen voluit)
WOONPLAATS EN ADRES:
BEROEP (functie):
wenscht lid te worden van verzoekt inlichtingen om
trent het lidmaatschap van bovenstaande organisatie
Doorhalen wat niet verlangd wordt.
De Haagsche Briefschrijver van „De Tijd"
schrijft:
Een jaar, geladen met spanningen op
schier elk gebied van het openbare
ieven, nationaal en internationaal,
ligt achter ons en wanneer ik op den laat-
sten dag voor Kerstmis mij terugtrek in mijn
stille werkkamer om nog eens te bladeren
in den denkbeeldigen foliant van mijn her
inneringen, dan vraag ik mij af, hoe de
menschheid in staat is geweest, in zoo'n
samengedrongen bestek zooveel emoties
te doorstaan.
Blijdschap om de versche loot aan aen
ouden stam van Oranje, gejuich bij de
viering van het feestgetij onzer beminde
Vorstin, zij werden afgewisseld en gevolgd
door den beklemmenden angst, die ons
werelddeel den adem benam toen de ge
ketende kolos van Midden-Europa zijn
boeien verbrak en de wereld dreunen
deed van zijn triomfgeschal. De oude cul
tuurlanden, oorlogsmoede, hunkerend
naar rust en vrede, hebben deze periode
ondergaan als een wereldgericht, dfci-
gend, onontkoombaar, als een noodlot, dat
de kaarten schudt, terwijl zij speelden.
Bondgenootschappen ontstonden en
vielen uiteen, eeuwenoude zelfstandige
gebieden losten zich op, grenzen, die
eeuwig schenen, werden door één penne-
streek gewijzigd, muurvaste diplomatieke
gewoonten werden door dynamische sa
menkomsten van eerste ministers prijs
gegeven, de wereldvrede balanceerde op
de broze verbinding tusschen de dicta-
tuurstaten en de Westersche democra
tieën.
En de positie der Kerk? Hoe hoog
moet de nood niet gestegen zijn,
dat de Grijsaard van Rome zich op
Kerstmis van het voorgaande jaar ge
noodzaakt zag te verklaren: „Er bestaat
in Duitschland een vervolging, een ver
volging zooals er nog zelden is geweest,
zoo verschrikkelijk, zoo ernstig en zoo
vruchtbaar in haar kwade gevolgen. Er
ls een vervolging, en het is treurig te
moeten zeggen, dat hierbij noch geweld,
noch hinderlaag en leugen ontbreken."
Er is geen Goddelijk gebod te noemen,
dat in het afgeloopen jaar niet openlijk
en onbeschaamd is overtreden, in het bij
zonder dat der christelijke naastenliefde,
dat volgens sommige regeeringen en
groepen alleen geschreven scheen te zijn
voor volksgenooten en geestverwanten.
Wij zijn getuige geweest van den on-
gelijken strijd tusschen hen, die voor geen
middel terugdeinzen om hun wil te doen
zegevieren tegenover de anderen, die bo
ven het botte eigenbelang de wetten der
moraal bleven erkennen. De richtingen,
welke het zich als een verdienste aanreke
nen haar wolfsaard te verbergen onder
een schaapsvacht en bovendien van haar
1
HOOFDSTUK I
Graaf Marcus Kronstein zet den voet onder het
breed en donker gewelf van den lagen toren, die
zich een eind weegs achter de bedrijfsgebouwen
der heerlijkheid Krannebitten verheft en weleer
den burcht van het geslacht der graven von
Krannebit vormde.
Niemand heeft zich om het behoud van den
ouden burcht bekommerd. Het minst van allen
de huidige eigenaar, Simon Trebitsch, een nuch
ter zakenmensch, heelemaal geen idealist. Hij
heeft „Krannebitten" als kapitaalbelegging ge
kocht en het tot een zeer modem economisch
modelbedrijf gemaakt.
Maar achttien jaar geleden toen de vrouw van
den opperhoutvester Hartlieb ziek werd en iede-
ren dag klaagde over het rumoer in het per-
soneelshuis, dat tusschen de bedrijfsgebouwen lag,
herinnerde Hartlieb zich de schilderachtige
ruïne en ging telkens weer een kijkje nemen
tusschen de vervallen muren.
Hij bedacht, dat, hoe fraai en geriefelijk hun
woning in het personeelshuis ook was, het
lawaai van de zagerij en van den stoommolen op
slachtoffers eischen, dat zij deze camou
flage over het hoofd zien, zijn doorgegaan
het gedachte- en zieleleven der volkeren
te pervertisseeren en te vergiftigen
Te midden van deze stroomingen en
kolken, welke ook de kusten en
grenzen van ons soliede Vaderland
zijn genaderd, waren wij binnen ons eigen
gebied eveneens getuige van verwilde-
rings- en degeneratie-verschijnselen wel
ke vroeger onbekend waren. Het intreden
der N. S. B. in de Tweede Kamer, welke
groep zich er niet voor schaamt te erken
nen, dat zij het spel meespeelt met het
doel, waar zij kan, de spelregels te overtre
den, is op zichzelf al een symptoom van
ontaarding en onoprechtheid. Toch zijn
er teekenen te zien, die er op wijzen, dat
de taktiek, om alle redeneeringen op haar
kop te zetten, zelfs den eigen volgelingen
begint te walgen. De zotskap past immers
alleen op vastenavond.
De geschiedenis zal moeten uitwijzen
in hoeverre in den moestuin van de Ne
derlandsche politiek ook andere dan ex
tremistische hoveniers zich den ernst der
tijden, waarin wij leven, voldoende be
wust zijn geweest. Wanneer het waar is,
dat de maatstaf, dien wij den dingen aan
leggen, de maat is van onzen eigen geest,
dan vrees ik, dat het nageslacht niet veel
eerbied zal hebben voor den geest van
1938. De buiten elke verhouding opge
schroefde kritiek op het beleid van den
Linda bleef staan en keek naar het restau
rant, waaraan voor haar zulke zoete herinne
ringen verbonden waren. Precies een jaar ge
leden v/as zij hier, aan den arm van Jerry, voor
bijgekomen en hadden ze dit kleine restaurant
ontdekt, dat er zoo vriendelijk uitzag. Ze had
den hier een soort afscheidsmaaltijd gebruikt,
tijdens welken de vroolijke toon er niet altijd in
geslaagd was, om de ontroering over het aan
staande scheiden te beletten. Niet, dat Linda
al te bezorgd was geweest. Jerry's grijze, vroo
lijke kijklrs boezemden haar vertrouwen in.
Er is geen enkel risico, had hij ten over
vloede gezegd. Het is een héél eindje vliegen,
dat is zeker, maar ik zal slagen!
Toen had hij een gebaar gemaakt naar de
zaal, waar zij zich bevonden.
We zullen elkaar hier terugvinden, voegde
hij erbij, over een jaar, om deze bijeenkomst
te herdenken.
Hij lachte vroolijk.
Ik houd me aanbevolen, Linda: zorg, dat
je de afspraak houdt. Je zult zien, dat ik er
ben. Misschien zul je me niet direct herkennen.
Natuurlijk, 't Kan je zelfs overkomen, dat je
een man met een grooten zwarten baard ziet!
Wees dan aardig tegen hem, Linda, want het
is heel goed mogelijk, dat i k die man zal wezen,
getooid met een prachtbaard.
Zoo schertsend en over allerlei dingen babbe
lend, had hij getracht, de stemming bij haar
erin te houden en alle akelige gedachten te ver
jagen.
Een jaar was voorbij gegaan. Jerry was in het
luchtruim verdwenen, op zijn stoutmoedig avon
tuur; en dat was het einde. Hij was nooit meer
teruggekomen. Linda was veranderd. Ze was stil
en peinzend geworden. Ze had getracht, alle
herinneringen te verstikken had zich een an-
Minister van Justitie in zake de Ossche
Marechaussee-brigade zal in later tijd
als een typisch staaltje van ontaarding in
het openbare leven blijven gelden. Ik kan
haar niet anders zien dan als een soort
wraakoefening tegen de katholieken we
gens het feit, dat de Regeeringsbasis van
de laatste kabinetsvorming versmald is
geworden.
Ik zou wel wenschen mijn Kerstavond
mijmering te mogen besluiten met althans
dezen troost, dat de positief christelijke
politici begrepen hebben, dat een eensge
zind optreden thans meer dan ooit gebo
den is. Ik ben daar echter nog niet geheel
gerust op. Reeds verleden jaar heb ik ge
waarschuwd tegen een neiging bij niet
weinigen onzer om het zittend Kabinet
met ondermijnende kritiek te bestoken.
Kan het misschien ook zijn, dat sommige
vrienden van de katholieke Ministers wat
al te uitbundig zijn geweest in hun lof en
daardoor ongewild aanleiding zijn geweest
tot reacties, die op zichzelf al evenmin
verantwoord waren?
Maar laat ik dezen stillen avond niet
eindigen met bittere gedachten en som
bere voorspellingen. Naar het uiterlijke
althans is in 1938 de vrede bewaard en
ontelbaar zijn de staatslieden, die het zich
altijd tot een eer rekenen liever geduldige
vredestichters dan succesvolle veldheeren
genoemd te worden. Het crisisjaar 1938,
waarin de vredesverdragen van 1919 de
finitief werden geliquideerd, moge gevolgd
worden door een lange periode van wel-
dadigen vrede, waarin de volkeren den
zegen mogen ondervinden van Livius' uit
spraak: Melior tutiorque est certa pax,
quam sperata victoria: beter en veiliger
een vaste vrede dan een verhoopte zege!
Maria, Regina Pacis, ora pro nobis!
deren kijk op het leven aangewend stond
zelfs op het punt, een man te trouwen, die haar
in ieder geval een onbezorgd bestaan kon ge
venEn nu deed dit kleine restaurant op
eens het heele verleden voor haar oogen op
rijzen.
Het briefje, dat haar verderen levensloop be
slissen zou, was haar dienzelfden morgen toe
gezonden. Het luidde aldus:
„Lieve Linda,
Ik geloof, dat ik lang genoeg gewacht heb,
hè? Ik word onverwachts naar Engeland ge
roepen. Ik vertrek overmorgen en zal twee bil
jetten nemen. Ik blijf tot twee uur vanmiddag
op kantoor. Wees zoo goed, mij vóór dien tijd
op te bellen, om me te zeggen, of ik de noodige
papieren in orde kan maken, om je als mijn
vrouwtje met me mee te kunnen nemen."
Dat briefje was van Geoffrey, een man van
middelbaren leeftijd, rijk en zeker van zichzelf.
Hem zou het nooit in zijn bol zijn opgekomen,
van het eene vasteland naar het andere te vlie
gen! Maar dé vrouw, die Geoffrey zou trouwen,
kon er zeker van zijn, aan zijn zijde welstand
en een bezadigde toewijding te vinden.
Als gewoonlijk was Linda naar haar werk ge
gaan. Maar ze wist heel goed, dat ze na haar
twaalfuurtje Geoffrey per telefoon een toestem
mend antwoord zou geven. Nu stond ze voor
dat kleine restaurant. Wel, ze moest toch èrgens
gaan lunchen. Dus, vooruit!
Ze bestelde een lunch van een halven dollar
en toen ze betaald had, merkte zij, dat ze nog
maar een halven dollar over had. Ze verzocht
het meisje, het geldstuk te wisselen, om straks
te kunnen telefoneeren. Ze had niet veel tijd
te verliezen, want ze kende Geoffrey's karakter.
Als hij zei, dat hij tot twee uur zou wachten,
zou hij geen minuut langer op kantoor blijven
Eensklaps schrikte ze op. Een man, die aan
een ander tafeltje zat, scheen een minder pret
tige woordenwisseling te hebben met het meis
je, dat hem bediend had. Het was een man met
een zwarten baard!
Linda rilde. „Een man met een grooten zwar
ten baard," had Jerry gezegd! Vóór ze het zelf
wist, was ze opgestaan en werktuiglijk naar
dat tafeltje ge-
J IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIRIItlllllllllllllllllllllllllflllll
gaan. Toen bleef i
staan. De oogen,
die haar welwil-
lend uit dat ge- zwarten baard
baarde gelaat
aankeken, waren
die van een ouden man.
Kan ik u misschien van dienst zijn? sta
melde Linda.
De oude man glimlachte.
Zonder er op te letten, heb ik een maal
gebruikt, dat boven het bedrag uitgaat, dat ik
bij me heb, legde hij uit. En nu ben ik in
moeilijkheden. Ze willen me niet laten gaan.
Ze vertrouwen me niet.
Linda deed haar taschje open en haalde haar
halven dollar er uit.
Als ik u daarmee helpen kan
De man kreeg een kleur. Doch het meisje
glimlachte.
U bent erg goed, zei hij een beetje ver
legen. Wilt u mij uw naam en adres
geven? En kijk, voegde hij erbij, twee vier-
duitenstukken met weidsch gebaar uit zijn zak
te voorschijn halend, ik kan mijn schuld al
voor een deel betalen!
Linda stond op het punt, neen te zeggen, toen
het glimlachend gelaat van Jerry voor haar
geestesoog opdoemde. In haar verbeelding
meende ze hem te hooren zeggen: „Neem ze
aan, Linda de oude man zou het je kwalijk
nemen, als je ze niet aannam. Neem ze!" Zij
glimlachte, en nam de beide geldstukjes aan.
Dan schreef ze haar naam en adres op een stuk
papier en reikte dit aan den ouden man.
Toen ze buiten kwam, lachte ze zenuwachtig.
Nu kon ze Geoffrey niet meer opbellen. Ze had
de vijf vierduitenstukken niet meer voor het
telefoongesprek! Eh als ze rechtdoor naar zijn
kantoor ging, zou ze daar zéker pas na tweeën
aankomen. De geest van Jerry, die uit het ver
leden was opgerezen, was tusschenbeide ge
komen, om dat huwelijk van louter berekening
te verhinderen.
Er kwam een krantenverkooper voorbij. Zij
wenkte hem. Met haar twee vierduitenstukken
kon ze althans een krant koopen. En toen
stond haar hart eensklaps stil. Met vette let
ters las ze bovenaan de eerste pagina:
„Jerry Canning, de verloren gewaande
vlieger, is behouden en wel teruggevonden
op een verlaten eiland. Binnen weinige da
gen is hij weer in New York
Dr. W. J. Leyds geeft in ,4e Gids" eenige
karakteristieke eigenschappen van den Afrika
ner. Hij merkt daarbij allereerst op dat er zoo
vele soorten van Afrikaners zijn, onderling
verscheiden en verschillend:
Eén karaktertrek hebben ze echter allen
gemeen: ze zijn niet tobberig, wat de Hol
lander juist wèl is. Maar daarmede gaat
vanzelfsprekend een tekortkoming gepaard:
ze zijn oppervlakkig.
Deze oppervlakkigheid leidt, vooral aan
de Afrikaansche universiteiten, tot ver
uiterlijking. Men gaat er niet diep op iets
in, eigen studie, eigen onderzoek zijn zeld
zaam.
Hun gevoel voor decorum deed, althans
vroeger in de Volksraden, weldadig aan.
Tegenwoordig gaat het er bij hen in de
politiek anders toe. De wijze waarop die
gedreven wordt, in openbare lichamen, op
de platforms, in de pers, tegenover elkaar
persoonlijk, is thans verre van aantrekke
lijk.
Op economisch gebied is de eenheid dik
wijls ver te zoeken, terwijl juist dit terrein
buiten bereik van de splijtzwam behoorde
te blijven. Als die plaag daar niet voort-
wroette, dan zouden de Afrikaners verder
gevorderd zijn. Wij kunnen wijzen op de
fruitteelt, waarvoor het land in klimaat en
bodem alle zegeningen ontvangen heeft, en
toch is het nog niet in staat het hem toe
komende deel der wereldmarkt te verove
ren, alweer door het volkomen gebrek aan
samenwerking waarin zelfs coöperatieve
vereenigingen geen verbetering brengen.
Overigens zijn ze in den omgang goed-
gemanierd, beleefd, hupsch, charmant.
Verfrisschend werkt hun gevoel voor
scherts, voor grappen, niet de eigenlijk ge
zegde humor, maar wat de Hollanders aar
digheden noemen, moppen. En niet alleen
de welopgevoeden zijn gentleman-like, zelfs
de armste boeren die ik ontmoet heb, wa
ren gentleman, heel wat meer dan de lagere
standen in Holland. In alle oorlogen hebben
zij zich als zoodanig gedragen, wat zelfs
door de tegenstanders moest worden toege
geven.
Zij zijn niet haatdragend, wanneer men
tegenover hen ongelijk erkent en excuus
vraagt. Het doet denken aan den Engel-
schen handdruk en het tegelijkertijd uit
spreken van het woord Pax. Het welspre
kendste voorbeeld hiervan was wel Kruger,
van wien ik reeds vroeger heb gezegd, dat
men in dergelijke omstandigheden vast op
hem aan kon. Had hij met iemand een
woordenwisseling of, erger, een twist gehad
en was dat ongenoegen bijgelegd, dan was
het alsof de herinnering daaraan geheel
bij hem was weggevaagd. Hij zou er nooit
op terugkomen, al werd de verhouding weer
eens minder aangenaam. En men kreeg vol
komen den indruk dat hij, de man met het
verbazingwekkende geheugen, aan het vroe
gere geval in het geheel niet meer dacht.
Laten wij hopen, dat deze karaktertrek ty
peerend zal zijn en blijven voor den Afri
kaner.
En terwijl de sultan uitkeek, wie toch de euveldaders waren,
die het prinsesje wilden bevrijden, kwamen Keesie en zijn
vriend zacht op hun luchtpaardjes aanzweven en grepen den
sultan beet. „Pik, ik heb je," zei het matroosje en met behulp
van het verkeersagentje werd de sultan uit het venster ge
trokken
Ze namen den sultan tusschen hen beiden, hielden hem
stevig vast, opdat hij niet zou vallen. „Er zal je geen kwaad
geschieden, sultan," zeide de kok, die zulke lekkere schotels
Voor hem had bereid. Als U maar gewillig meegaat, anders zal
geweld worden gebruikt, zooals ze in de hoofdstad van mijn
land, Amsterdam, zeggen.
den duur onverdraaglijk zou worden voor de
zenuwen van Eveline, die moeilijk herstelde van
de gevolgen eener zware operatie.
Ginds boven, in de op een heuvel gelegen en
door een woud omsloten ruïne zou zij, zoo
hoopte Hartlieb, vrijer ademen en wel spoedig
genezen.
De muren waren nog zoo sterk als ijzer en
dit gold op de eerste plaats voor het torenge-
gebouw dat nog door stevige daken werd be
schermd.
De houtvester was van meening dat hier
met weinig kosten een zeer bruikbare woning
kon worden ingericht en in dien zin deed hij
den heer Trebitsch een voorstel.
Trebitsch, een menschlievend en vriendelijk
man, had er niets op tegen en beloofde zelfs een
geldelijke tegemoetkoming, arbeidskrachten en
materialen.
Een half jaar later betrok het echtpaar Hart
lieb zijn nieuwe, romantische woning in de
ruïne.
Graaf Kronstein verlaat het donker poortge
welf en begint onwillekeurig langzamer te stap
pen om het lieflijk schouwspel voor hem te ge
nieten. De bedrijfsgebouwen achter hem hullen
zich reeds in een vage avondschemering, maar
op de hooggelegen muren der ruïne speelt nog
de ondergaande zon haar warm, gouden kleuren
spel.
De vensterbanken van de Hartliebs zijn kwis
tig met bloeiende planten versierd, de oude
muren pittoreske opeenstapeling van groote
steenblokken zijn met klimop overdekt, hooge,
statige donkere dennen omsluiten ze en rechts
van den ingang van den toren ziet men een
klein, maar keurig onderhouden, verrukkelijk
bloementuintje. Daar gonzen nog de bijen, en
kweelen nog de vogels hun avondzang.
Marcus Kronstein blijft staan en haalt diep
adem.
Hoe schoon is dat alles, wat een heerlijk
brok romantiek. Wat een omlijsting voor de
lieflijke figuur van Ilse Hartlieb, wie hij zijn
hart geschonken heeft.
Aan het slot Kronstein, zijn tehuis en dat van
zijn vader, waar de sombere schaduwen der mis
daad door de gangen sluipen, waar uit eiken
donkeren hoek iets, waaraan hij geen naam kan
geven, hem tegengrinnikt, wil hij niet denken.
En toch verlangt hij zoo vurig zijn Ilse als
meesteres over den drempel van Kronstein te
mogen leiden.
Snel beklimt hij nu het kronkelend voetpad
naar de ruïne, en Ilse komt hem tegemoet ge
ijld. Het is alsof zij elkaar in geen jaar hebben
gezien en toch dateert him jongste „toevallige"
ontmoeting van gisteren toen Use met haar
oudere zuster Marianne in het dorp boodschap
pen deed
Marcus wil haar aan zijn borst drukken, maar
sen zacht gebaar weert hem af.
Wij moeten niet onvoorzichtig zijn, liefste,
zegt Ilse glimlachend. Men zou ons gemakkelijk
kunnen zien, en voorloopig behoeft niemand te
weten, dat wij
Ik dacht dat je vader op reis was. Je
hebt mij geschreven dat hij vandaag naar Bruck
moest.
Zoo is het ook. Een uur geleden is hij naar
het station gereden en ik wacht hem niet terug
voor morgenavond; hij heeft in Bruck gewich
tige besprekingen met houthandelaars. Maar al
is er van zijn kant niets te vreezen van een
der vensters van onze huiskamer kijkt men recht
op de open ruimte voor de poort, en ik zou niet
graag hebben, dat Marianne of onze oude meid
Anna zagen, hoe we
Je hebt dus Marianne nog niets gezegd.
Neen, ik heb het al een paar maal willen
doen, maar op het laatste oogenblik kon ik er
niet toe besluiten
Waarom? Is liefde iets, waarover men zich
moet schamen? Een liefde, zoo rein en oprecht
als de onze, een liefde met zuivere christelijke
bedoelingen!
O, zeker niet, liefste. Maar zie je Marianne
is zoo ernstig aangelegdIk geloof dat zij
nauwelijks weet, wat liefde is en ons dus niet
zou begrijpen. En daar zij sinds den dood van
moeder mijn opvoedster is geweest, voel ik een
soort schuwen eerbied voor haar. Je begrijpt
Mare dat zoo'n gevoel niet bijster geschikt is
om tot vertrouwelijke mededeelingen te komen.
Ik zie er waarlijk tegen op haar over onze liefde
te spreken. Trouwens ik ben er heelemaal niet
zeker van dat zij niet onmiddellijk partij zou
kiezen voor vader, die, zooals je weet, gaarne
een verloving tusschen inspecteur Holder en mij
zou zien. Kurt Holder is nu eenmaal de zoon
van zijn oudsten en besten vriend....
Ilse, ik kan zelfs niet denken aan de
mogelijkheid dat je ooit een anderen man dan
mü zoudt kunnen toebehooren.
O Marc, wind je niet zoo op, je weet im
mers heel goed dat dit nooit het geval zal zijn.
Het verlangen van mijn vader en mijn wil zijn
twee dingen die hier recht tegenover elkander
staan. Sinds ik weet, wat liefde is, weet ik ook
dat je voor mij de éénige man op aarde blijft en
ik nooit een anderen mijn hand zal geven.
En als je vader bij zijn verlangen blijft en
weigert mij zijn Ilse tot vrouw te geven?
Dan zal ik niet aarzelen, zelfs tegen hem
den strijd voor mijn geluk aan te binden. Doch
waarom zou hij weigeren? Is de rijke graaf
Kronstein, die in zoo hoog aanzien staat, niet
goed genoeg voor zijn dochter? Zou hij een
betere partij voor mij kunnen begeeren? Je weet,
Mare dat zulke dingen voor mij buiten beschou
wing blijven, ik zou je beminnen al was je een
bedelaar. Maar voor mijn vader moeten ze niet
zonder waarde zijn, zelfs wanneer hij begrip
van onze liefde en gevoel er voor had.
Wie weet?mompelde Marcus Kron
stein, terwijl er een wolk over zijn gezicht
gleed.
Hij bleef een oogenblik peinzend voor zich uit
staren en zei toen op vasten toon:
Wat ervan zij, lieveling wij zullen ons
geluk niet op de lange baan schuiven, en inte
gendeel zoodra mogelijk de beslissing uitlokken.
Morgen zal ik je vader een bezoek brengen en
hem je hand vragen. Deze heimelijke samen
komsten stuiten mij tegen de borst. Ik heb geen
redenen om de gevoelens die ik je toedraag voor
hem en anderen verborgen te houden.
Morgen reeds? O, Mare, bedenk dat hij tot
nu toe zelfs geen flauw vermoeden heeft van....
Eenmaal moet hij het toch te weten komen.
Waarom aarzelen? Ik haak naar het geluk
je altijd bij mij te hebben. Lieveling als je wist
welk een angst mij beklemt telkens wanneer ik
je moet verlaten, zonder zekerheid aangaande
het weerzien te hebben.
Wat een gedachte Mare! Tot nu toe is alles
goed gegaan, ofschoon we elkaar heimelijk
moesten ontmoeten.
Heimelijkdat is het juist! Nog eens,
ik houd niet van dat heimelijk gedoe en wil
niet van de gril van het toeval afhangen. Ik
wil er zeker van zijn, dat niets meer ons kan
scheiden.
Wat zou ons kunnen scheiden? Is onze
liefde niet sterk genoeg?
Ilse, schat, verontschuldig die zv*kheid....
als het een zwakheid is. Wijt ze aan de over
maat mijner liefde. Vele mannen bezitten in
het leven buiten de liefde nog andere dingen,
die waarde voor hen hebbeneen moeder,
broers en zusters, stoffelijke belangen, een be
roep, waaraan zij gehecht zijn. Maar ik heb
niets van dat alles, ik heb niets dan mijn Use.
Ik begrijp je Mare, je hebt zoo vroeg je
moeder verloren en je voelt je zoo smartelijk
zoo schrikkelijk eenzaam.
(Wordt vervolgd.)