1938, jaar der liquidatie <Kdmftaal van den dag Katholieke bedienden! De avonturen van een verkeersagentje ff Beter een vaste vrede dan een verhoopte zege Het raadsel van Kronstein NED. R.K. BOND VAN HANDELS-, KANTOOR- EN WINKELBEDIENDEN „ST. FRANCISCUS VAN ASSISIE" DONDERDAG 29 DECEMBER 1938 Het terrein onzer activiteit AANMELDINGSFORMULIER ROMAN VAN A. HRUSCHKA K v^aasd De man met den h Karakteristiek van den Afrikaner Uw vakorganisatie zal ook in 1939 me± groole energie bouwen aan Uw in vele gevallen helaas nog maar al ie wankele levenspositie. Strijdt door middel van hei lidmaatschap van Uw vakbond mee o.m. voor: I. cultureele verheffing van den be diendenstand; noodzakelijke ver- beiering van de salarissen en an dere arbeidsvoorwaarden; II. toekenning van onze plaats en in vloed in de opgerichte en nog op te richten bedrijfsorganen; III. erkenning van de beieekenis van de bijzondere belangen der hoofd arbeiders, welke belangen niet mogen worden opgeofferd aan die van andere, in de bedrijfsorganen •domineerende, groepen; IV. Vervroegde winkelsluiting op den Zaterdagavond; V. het totstandkomen van de door den Minister van Sociale Zaken voorge nomen afkondiging van werktijden besluiten voor handelsreizigers en magazijnbedienden,- VI. behoorlijke regeling van hei han delsonderwijs voor handels-, kan toor- en winkelbedienden en vol ledige erkenning onzer belangen bij de uitvoering van vesligings- eischen voor vakbekwaamheid en handelskennis. VRIEND I Verlaat deze eenzame plaats! Strijdt met ons, katholiek georganiseerde be dienden, voor DE NIEUWE GEMEENSCHAP Bemiddeling in geval van ontslag; afwikkeling van ontslaggevallen; uitkeering bij werkloosheid tot maximum 5.per dag, gedurende ten hoogste 90 dagen per uitkeeringsjaar; uitkeering bij overlijden tot maximum 150.ineens; gratis verple ging van leden, echtgenooten en kinderen bij t.b.c., via de vereeniging „Herwonnen Levenskracht"; rechtskundig advies in alle zaken de leden betreffende; belangrijke reducties op inschrijfgelden der examens van de Federatie van Handels- en Kantoor bedienden vereenigingen in Nederland („Mercurius-examens"), inclusief diploma niet-leden 17.50, leden 4.en van de Fe deratie tot Uitreiking van het bedienden- en chefsbrevet voor den Nederl. Manufacturenhandel (Manufacturenbrevet) niet-leden 15.—, leden 7.50; afsluiten zoowel van individueele als collectieve contracten ten behoeve van de leden; gratis studie-adviezen, zoowel aan kantoor- als winkelbedienden; de organisatie adviseert en werkt mede aan het tot standkomen van volkomen veilig gestelde fondsen voor ouderdoms-, weduwen- en weezen verzekering; streed vele jaren voor het tot standkomen der wettelijk geregelde winkelsluiting; van de Werktijdenbesluiten voor de kantoren en winkels; voortdurend contact met middenstands- en grootwerkgeversorganisaties, met de coöperatieve bedrijven en met de groote Nederlandsche ondernemingen; de organisatie richt, waar mogelijk, cursussen op ter verkrijging van de noodige vakbekwaamheid (handelsonderwijs voor kantoorbedienden, cursussen voor het manufacturenbrevet, enz.)voortdurend contact met overheidsinstanties (departement van sociale en economische zaken, arbeidsinspecties, enz.); de leden ontvangen iedere 14 dagen het orgaan „De R.K. Bediende"; de organisatie is aangesloten bij de R.K. Vakcentrale (190.000 leden) en bij de Christelijke Bedienden Internationale; ijvert voor vervroegde winkelsluiting op Zaterdagavond en den vrijen middag in de week voor winkelpersoneel, voor wijziging der wet op het arbeidscontract, waardoor den bedienden grootere rechtszekerheid wordt verschaft. Hoofdkanioor: Jan Luykensfraal 12, Amsterdam Telefoon 92108 en 94769. Geesfelijk Adviseur: Rector Dr. A. A. Olierook. Rechtskundig Adviseur: Mr. Dr. P. J. Wilieman. KATHOLIEKE COLLEGA'S jongere zoowel als oudere be dienden, chefs of procuratiehouders sluit U aan bij den eenen Katholieken vakbond voor Uw beroep! ONDERGETEEKENDE (naam en voornamen voluit) WOONPLAATS EN ADRES: BEROEP (functie): wenscht lid te worden van verzoekt inlichtingen om trent het lidmaatschap van bovenstaande organisatie Doorhalen wat niet verlangd wordt. De Haagsche Briefschrijver van „De Tijd" schrijft: Een jaar, geladen met spanningen op schier elk gebied van het openbare ieven, nationaal en internationaal, ligt achter ons en wanneer ik op den laat- sten dag voor Kerstmis mij terugtrek in mijn stille werkkamer om nog eens te bladeren in den denkbeeldigen foliant van mijn her inneringen, dan vraag ik mij af, hoe de menschheid in staat is geweest, in zoo'n samengedrongen bestek zooveel emoties te doorstaan. Blijdschap om de versche loot aan aen ouden stam van Oranje, gejuich bij de viering van het feestgetij onzer beminde Vorstin, zij werden afgewisseld en gevolgd door den beklemmenden angst, die ons werelddeel den adem benam toen de ge ketende kolos van Midden-Europa zijn boeien verbrak en de wereld dreunen deed van zijn triomfgeschal. De oude cul tuurlanden, oorlogsmoede, hunkerend naar rust en vrede, hebben deze periode ondergaan als een wereldgericht, dfci- gend, onontkoombaar, als een noodlot, dat de kaarten schudt, terwijl zij speelden. Bondgenootschappen ontstonden en vielen uiteen, eeuwenoude zelfstandige gebieden losten zich op, grenzen, die eeuwig schenen, werden door één penne- streek gewijzigd, muurvaste diplomatieke gewoonten werden door dynamische sa menkomsten van eerste ministers prijs gegeven, de wereldvrede balanceerde op de broze verbinding tusschen de dicta- tuurstaten en de Westersche democra tieën. En de positie der Kerk? Hoe hoog moet de nood niet gestegen zijn, dat de Grijsaard van Rome zich op Kerstmis van het voorgaande jaar ge noodzaakt zag te verklaren: „Er bestaat in Duitschland een vervolging, een ver volging zooals er nog zelden is geweest, zoo verschrikkelijk, zoo ernstig en zoo vruchtbaar in haar kwade gevolgen. Er ls een vervolging, en het is treurig te moeten zeggen, dat hierbij noch geweld, noch hinderlaag en leugen ontbreken." Er is geen Goddelijk gebod te noemen, dat in het afgeloopen jaar niet openlijk en onbeschaamd is overtreden, in het bij zonder dat der christelijke naastenliefde, dat volgens sommige regeeringen en groepen alleen geschreven scheen te zijn voor volksgenooten en geestverwanten. Wij zijn getuige geweest van den on- gelijken strijd tusschen hen, die voor geen middel terugdeinzen om hun wil te doen zegevieren tegenover de anderen, die bo ven het botte eigenbelang de wetten der moraal bleven erkennen. De richtingen, welke het zich als een verdienste aanreke nen haar wolfsaard te verbergen onder een schaapsvacht en bovendien van haar 1 HOOFDSTUK I Graaf Marcus Kronstein zet den voet onder het breed en donker gewelf van den lagen toren, die zich een eind weegs achter de bedrijfsgebouwen der heerlijkheid Krannebitten verheft en weleer den burcht van het geslacht der graven von Krannebit vormde. Niemand heeft zich om het behoud van den ouden burcht bekommerd. Het minst van allen de huidige eigenaar, Simon Trebitsch, een nuch ter zakenmensch, heelemaal geen idealist. Hij heeft „Krannebitten" als kapitaalbelegging ge kocht en het tot een zeer modem economisch modelbedrijf gemaakt. Maar achttien jaar geleden toen de vrouw van den opperhoutvester Hartlieb ziek werd en iede- ren dag klaagde over het rumoer in het per- soneelshuis, dat tusschen de bedrijfsgebouwen lag, herinnerde Hartlieb zich de schilderachtige ruïne en ging telkens weer een kijkje nemen tusschen de vervallen muren. Hij bedacht, dat, hoe fraai en geriefelijk hun woning in het personeelshuis ook was, het lawaai van de zagerij en van den stoommolen op slachtoffers eischen, dat zij deze camou flage over het hoofd zien, zijn doorgegaan het gedachte- en zieleleven der volkeren te pervertisseeren en te vergiftigen Te midden van deze stroomingen en kolken, welke ook de kusten en grenzen van ons soliede Vaderland zijn genaderd, waren wij binnen ons eigen gebied eveneens getuige van verwilde- rings- en degeneratie-verschijnselen wel ke vroeger onbekend waren. Het intreden der N. S. B. in de Tweede Kamer, welke groep zich er niet voor schaamt te erken nen, dat zij het spel meespeelt met het doel, waar zij kan, de spelregels te overtre den, is op zichzelf al een symptoom van ontaarding en onoprechtheid. Toch zijn er teekenen te zien, die er op wijzen, dat de taktiek, om alle redeneeringen op haar kop te zetten, zelfs den eigen volgelingen begint te walgen. De zotskap past immers alleen op vastenavond. De geschiedenis zal moeten uitwijzen in hoeverre in den moestuin van de Ne derlandsche politiek ook andere dan ex tremistische hoveniers zich den ernst der tijden, waarin wij leven, voldoende be wust zijn geweest. Wanneer het waar is, dat de maatstaf, dien wij den dingen aan leggen, de maat is van onzen eigen geest, dan vrees ik, dat het nageslacht niet veel eerbied zal hebben voor den geest van 1938. De buiten elke verhouding opge schroefde kritiek op het beleid van den Linda bleef staan en keek naar het restau rant, waaraan voor haar zulke zoete herinne ringen verbonden waren. Precies een jaar ge leden v/as zij hier, aan den arm van Jerry, voor bijgekomen en hadden ze dit kleine restaurant ontdekt, dat er zoo vriendelijk uitzag. Ze had den hier een soort afscheidsmaaltijd gebruikt, tijdens welken de vroolijke toon er niet altijd in geslaagd was, om de ontroering over het aan staande scheiden te beletten. Niet, dat Linda al te bezorgd was geweest. Jerry's grijze, vroo lijke kijklrs boezemden haar vertrouwen in. Er is geen enkel risico, had hij ten over vloede gezegd. Het is een héél eindje vliegen, dat is zeker, maar ik zal slagen! Toen had hij een gebaar gemaakt naar de zaal, waar zij zich bevonden. We zullen elkaar hier terugvinden, voegde hij erbij, over een jaar, om deze bijeenkomst te herdenken. Hij lachte vroolijk. Ik houd me aanbevolen, Linda: zorg, dat je de afspraak houdt. Je zult zien, dat ik er ben. Misschien zul je me niet direct herkennen. Natuurlijk, 't Kan je zelfs overkomen, dat je een man met een grooten zwarten baard ziet! Wees dan aardig tegen hem, Linda, want het is heel goed mogelijk, dat i k die man zal wezen, getooid met een prachtbaard. Zoo schertsend en over allerlei dingen babbe lend, had hij getracht, de stemming bij haar erin te houden en alle akelige gedachten te ver jagen. Een jaar was voorbij gegaan. Jerry was in het luchtruim verdwenen, op zijn stoutmoedig avon tuur; en dat was het einde. Hij was nooit meer teruggekomen. Linda was veranderd. Ze was stil en peinzend geworden. Ze had getracht, alle herinneringen te verstikken had zich een an- Minister van Justitie in zake de Ossche Marechaussee-brigade zal in later tijd als een typisch staaltje van ontaarding in het openbare leven blijven gelden. Ik kan haar niet anders zien dan als een soort wraakoefening tegen de katholieken we gens het feit, dat de Regeeringsbasis van de laatste kabinetsvorming versmald is geworden. Ik zou wel wenschen mijn Kerstavond mijmering te mogen besluiten met althans dezen troost, dat de positief christelijke politici begrepen hebben, dat een eensge zind optreden thans meer dan ooit gebo den is. Ik ben daar echter nog niet geheel gerust op. Reeds verleden jaar heb ik ge waarschuwd tegen een neiging bij niet weinigen onzer om het zittend Kabinet met ondermijnende kritiek te bestoken. Kan het misschien ook zijn, dat sommige vrienden van de katholieke Ministers wat al te uitbundig zijn geweest in hun lof en daardoor ongewild aanleiding zijn geweest tot reacties, die op zichzelf al evenmin verantwoord waren? Maar laat ik dezen stillen avond niet eindigen met bittere gedachten en som bere voorspellingen. Naar het uiterlijke althans is in 1938 de vrede bewaard en ontelbaar zijn de staatslieden, die het zich altijd tot een eer rekenen liever geduldige vredestichters dan succesvolle veldheeren genoemd te worden. Het crisisjaar 1938, waarin de vredesverdragen van 1919 de finitief werden geliquideerd, moge gevolgd worden door een lange periode van wel- dadigen vrede, waarin de volkeren den zegen mogen ondervinden van Livius' uit spraak: Melior tutiorque est certa pax, quam sperata victoria: beter en veiliger een vaste vrede dan een verhoopte zege! Maria, Regina Pacis, ora pro nobis! deren kijk op het leven aangewend stond zelfs op het punt, een man te trouwen, die haar in ieder geval een onbezorgd bestaan kon ge venEn nu deed dit kleine restaurant op eens het heele verleden voor haar oogen op rijzen. Het briefje, dat haar verderen levensloop be slissen zou, was haar dienzelfden morgen toe gezonden. Het luidde aldus: „Lieve Linda, Ik geloof, dat ik lang genoeg gewacht heb, hè? Ik word onverwachts naar Engeland ge roepen. Ik vertrek overmorgen en zal twee bil jetten nemen. Ik blijf tot twee uur vanmiddag op kantoor. Wees zoo goed, mij vóór dien tijd op te bellen, om me te zeggen, of ik de noodige papieren in orde kan maken, om je als mijn vrouwtje met me mee te kunnen nemen." Dat briefje was van Geoffrey, een man van middelbaren leeftijd, rijk en zeker van zichzelf. Hem zou het nooit in zijn bol zijn opgekomen, van het eene vasteland naar het andere te vlie gen! Maar dé vrouw, die Geoffrey zou trouwen, kon er zeker van zijn, aan zijn zijde welstand en een bezadigde toewijding te vinden. Als gewoonlijk was Linda naar haar werk ge gaan. Maar ze wist heel goed, dat ze na haar twaalfuurtje Geoffrey per telefoon een toestem mend antwoord zou geven. Nu stond ze voor dat kleine restaurant. Wel, ze moest toch èrgens gaan lunchen. Dus, vooruit! Ze bestelde een lunch van een halven dollar en toen ze betaald had, merkte zij, dat ze nog maar een halven dollar over had. Ze verzocht het meisje, het geldstuk te wisselen, om straks te kunnen telefoneeren. Ze had niet veel tijd te verliezen, want ze kende Geoffrey's karakter. Als hij zei, dat hij tot twee uur zou wachten, zou hij geen minuut langer op kantoor blijven Eensklaps schrikte ze op. Een man, die aan een ander tafeltje zat, scheen een minder pret tige woordenwisseling te hebben met het meis je, dat hem bediend had. Het was een man met een zwarten baard! Linda rilde. „Een man met een grooten zwar ten baard," had Jerry gezegd! Vóór ze het zelf wist, was ze opgestaan en werktuiglijk naar dat tafeltje ge- J IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIRIItlllllllllllllllllllllllllflllll gaan. Toen bleef i staan. De oogen, die haar welwil- lend uit dat ge- zwarten baard baarde gelaat aankeken, waren die van een ouden man. Kan ik u misschien van dienst zijn? sta melde Linda. De oude man glimlachte. Zonder er op te letten, heb ik een maal gebruikt, dat boven het bedrag uitgaat, dat ik bij me heb, legde hij uit. En nu ben ik in moeilijkheden. Ze willen me niet laten gaan. Ze vertrouwen me niet. Linda deed haar taschje open en haalde haar halven dollar er uit. Als ik u daarmee helpen kan De man kreeg een kleur. Doch het meisje glimlachte. U bent erg goed, zei hij een beetje ver legen. Wilt u mij uw naam en adres geven? En kijk, voegde hij erbij, twee vier- duitenstukken met weidsch gebaar uit zijn zak te voorschijn halend, ik kan mijn schuld al voor een deel betalen! Linda stond op het punt, neen te zeggen, toen het glimlachend gelaat van Jerry voor haar geestesoog opdoemde. In haar verbeelding meende ze hem te hooren zeggen: „Neem ze aan, Linda de oude man zou het je kwalijk nemen, als je ze niet aannam. Neem ze!" Zij glimlachte, en nam de beide geldstukjes aan. Dan schreef ze haar naam en adres op een stuk papier en reikte dit aan den ouden man. Toen ze buiten kwam, lachte ze zenuwachtig. Nu kon ze Geoffrey niet meer opbellen. Ze had de vijf vierduitenstukken niet meer voor het telefoongesprek! Eh als ze rechtdoor naar zijn kantoor ging, zou ze daar zéker pas na tweeën aankomen. De geest van Jerry, die uit het ver leden was opgerezen, was tusschenbeide ge komen, om dat huwelijk van louter berekening te verhinderen. Er kwam een krantenverkooper voorbij. Zij wenkte hem. Met haar twee vierduitenstukken kon ze althans een krant koopen. En toen stond haar hart eensklaps stil. Met vette let ters las ze bovenaan de eerste pagina: „Jerry Canning, de verloren gewaande vlieger, is behouden en wel teruggevonden op een verlaten eiland. Binnen weinige da gen is hij weer in New York Dr. W. J. Leyds geeft in ,4e Gids" eenige karakteristieke eigenschappen van den Afrika ner. Hij merkt daarbij allereerst op dat er zoo vele soorten van Afrikaners zijn, onderling verscheiden en verschillend: Eén karaktertrek hebben ze echter allen gemeen: ze zijn niet tobberig, wat de Hol lander juist wèl is. Maar daarmede gaat vanzelfsprekend een tekortkoming gepaard: ze zijn oppervlakkig. Deze oppervlakkigheid leidt, vooral aan de Afrikaansche universiteiten, tot ver uiterlijking. Men gaat er niet diep op iets in, eigen studie, eigen onderzoek zijn zeld zaam. Hun gevoel voor decorum deed, althans vroeger in de Volksraden, weldadig aan. Tegenwoordig gaat het er bij hen in de politiek anders toe. De wijze waarop die gedreven wordt, in openbare lichamen, op de platforms, in de pers, tegenover elkaar persoonlijk, is thans verre van aantrekke lijk. Op economisch gebied is de eenheid dik wijls ver te zoeken, terwijl juist dit terrein buiten bereik van de splijtzwam behoorde te blijven. Als die plaag daar niet voort- wroette, dan zouden de Afrikaners verder gevorderd zijn. Wij kunnen wijzen op de fruitteelt, waarvoor het land in klimaat en bodem alle zegeningen ontvangen heeft, en toch is het nog niet in staat het hem toe komende deel der wereldmarkt te verove ren, alweer door het volkomen gebrek aan samenwerking waarin zelfs coöperatieve vereenigingen geen verbetering brengen. Overigens zijn ze in den omgang goed- gemanierd, beleefd, hupsch, charmant. Verfrisschend werkt hun gevoel voor scherts, voor grappen, niet de eigenlijk ge zegde humor, maar wat de Hollanders aar digheden noemen, moppen. En niet alleen de welopgevoeden zijn gentleman-like, zelfs de armste boeren die ik ontmoet heb, wa ren gentleman, heel wat meer dan de lagere standen in Holland. In alle oorlogen hebben zij zich als zoodanig gedragen, wat zelfs door de tegenstanders moest worden toege geven. Zij zijn niet haatdragend, wanneer men tegenover hen ongelijk erkent en excuus vraagt. Het doet denken aan den Engel- schen handdruk en het tegelijkertijd uit spreken van het woord Pax. Het welspre kendste voorbeeld hiervan was wel Kruger, van wien ik reeds vroeger heb gezegd, dat men in dergelijke omstandigheden vast op hem aan kon. Had hij met iemand een woordenwisseling of, erger, een twist gehad en was dat ongenoegen bijgelegd, dan was het alsof de herinnering daaraan geheel bij hem was weggevaagd. Hij zou er nooit op terugkomen, al werd de verhouding weer eens minder aangenaam. En men kreeg vol komen den indruk dat hij, de man met het verbazingwekkende geheugen, aan het vroe gere geval in het geheel niet meer dacht. Laten wij hopen, dat deze karaktertrek ty peerend zal zijn en blijven voor den Afri kaner. En terwijl de sultan uitkeek, wie toch de euveldaders waren, die het prinsesje wilden bevrijden, kwamen Keesie en zijn vriend zacht op hun luchtpaardjes aanzweven en grepen den sultan beet. „Pik, ik heb je," zei het matroosje en met behulp van het verkeersagentje werd de sultan uit het venster ge trokken Ze namen den sultan tusschen hen beiden, hielden hem stevig vast, opdat hij niet zou vallen. „Er zal je geen kwaad geschieden, sultan," zeide de kok, die zulke lekkere schotels Voor hem had bereid. Als U maar gewillig meegaat, anders zal geweld worden gebruikt, zooals ze in de hoofdstad van mijn land, Amsterdam, zeggen. den duur onverdraaglijk zou worden voor de zenuwen van Eveline, die moeilijk herstelde van de gevolgen eener zware operatie. Ginds boven, in de op een heuvel gelegen en door een woud omsloten ruïne zou zij, zoo hoopte Hartlieb, vrijer ademen en wel spoedig genezen. De muren waren nog zoo sterk als ijzer en dit gold op de eerste plaats voor het torenge- gebouw dat nog door stevige daken werd be schermd. De houtvester was van meening dat hier met weinig kosten een zeer bruikbare woning kon worden ingericht en in dien zin deed hij den heer Trebitsch een voorstel. Trebitsch, een menschlievend en vriendelijk man, had er niets op tegen en beloofde zelfs een geldelijke tegemoetkoming, arbeidskrachten en materialen. Een half jaar later betrok het echtpaar Hart lieb zijn nieuwe, romantische woning in de ruïne. Graaf Kronstein verlaat het donker poortge welf en begint onwillekeurig langzamer te stap pen om het lieflijk schouwspel voor hem te ge nieten. De bedrijfsgebouwen achter hem hullen zich reeds in een vage avondschemering, maar op de hooggelegen muren der ruïne speelt nog de ondergaande zon haar warm, gouden kleuren spel. De vensterbanken van de Hartliebs zijn kwis tig met bloeiende planten versierd, de oude muren pittoreske opeenstapeling van groote steenblokken zijn met klimop overdekt, hooge, statige donkere dennen omsluiten ze en rechts van den ingang van den toren ziet men een klein, maar keurig onderhouden, verrukkelijk bloementuintje. Daar gonzen nog de bijen, en kweelen nog de vogels hun avondzang. Marcus Kronstein blijft staan en haalt diep adem. Hoe schoon is dat alles, wat een heerlijk brok romantiek. Wat een omlijsting voor de lieflijke figuur van Ilse Hartlieb, wie hij zijn hart geschonken heeft. Aan het slot Kronstein, zijn tehuis en dat van zijn vader, waar de sombere schaduwen der mis daad door de gangen sluipen, waar uit eiken donkeren hoek iets, waaraan hij geen naam kan geven, hem tegengrinnikt, wil hij niet denken. En toch verlangt hij zoo vurig zijn Ilse als meesteres over den drempel van Kronstein te mogen leiden. Snel beklimt hij nu het kronkelend voetpad naar de ruïne, en Ilse komt hem tegemoet ge ijld. Het is alsof zij elkaar in geen jaar hebben gezien en toch dateert him jongste „toevallige" ontmoeting van gisteren toen Use met haar oudere zuster Marianne in het dorp boodschap pen deed Marcus wil haar aan zijn borst drukken, maar sen zacht gebaar weert hem af. Wij moeten niet onvoorzichtig zijn, liefste, zegt Ilse glimlachend. Men zou ons gemakkelijk kunnen zien, en voorloopig behoeft niemand te weten, dat wij Ik dacht dat je vader op reis was. Je hebt mij geschreven dat hij vandaag naar Bruck moest. Zoo is het ook. Een uur geleden is hij naar het station gereden en ik wacht hem niet terug voor morgenavond; hij heeft in Bruck gewich tige besprekingen met houthandelaars. Maar al is er van zijn kant niets te vreezen van een der vensters van onze huiskamer kijkt men recht op de open ruimte voor de poort, en ik zou niet graag hebben, dat Marianne of onze oude meid Anna zagen, hoe we Je hebt dus Marianne nog niets gezegd. Neen, ik heb het al een paar maal willen doen, maar op het laatste oogenblik kon ik er niet toe besluiten Waarom? Is liefde iets, waarover men zich moet schamen? Een liefde, zoo rein en oprecht als de onze, een liefde met zuivere christelijke bedoelingen! O, zeker niet, liefste. Maar zie je Marianne is zoo ernstig aangelegdIk geloof dat zij nauwelijks weet, wat liefde is en ons dus niet zou begrijpen. En daar zij sinds den dood van moeder mijn opvoedster is geweest, voel ik een soort schuwen eerbied voor haar. Je begrijpt Mare dat zoo'n gevoel niet bijster geschikt is om tot vertrouwelijke mededeelingen te komen. Ik zie er waarlijk tegen op haar over onze liefde te spreken. Trouwens ik ben er heelemaal niet zeker van dat zij niet onmiddellijk partij zou kiezen voor vader, die, zooals je weet, gaarne een verloving tusschen inspecteur Holder en mij zou zien. Kurt Holder is nu eenmaal de zoon van zijn oudsten en besten vriend.... Ilse, ik kan zelfs niet denken aan de mogelijkheid dat je ooit een anderen man dan mü zoudt kunnen toebehooren. O Marc, wind je niet zoo op, je weet im mers heel goed dat dit nooit het geval zal zijn. Het verlangen van mijn vader en mijn wil zijn twee dingen die hier recht tegenover elkander staan. Sinds ik weet, wat liefde is, weet ik ook dat je voor mij de éénige man op aarde blijft en ik nooit een anderen mijn hand zal geven. En als je vader bij zijn verlangen blijft en weigert mij zijn Ilse tot vrouw te geven? Dan zal ik niet aarzelen, zelfs tegen hem den strijd voor mijn geluk aan te binden. Doch waarom zou hij weigeren? Is de rijke graaf Kronstein, die in zoo hoog aanzien staat, niet goed genoeg voor zijn dochter? Zou hij een betere partij voor mij kunnen begeeren? Je weet, Mare dat zulke dingen voor mij buiten beschou wing blijven, ik zou je beminnen al was je een bedelaar. Maar voor mijn vader moeten ze niet zonder waarde zijn, zelfs wanneer hij begrip van onze liefde en gevoel er voor had. Wie weet?mompelde Marcus Kron stein, terwijl er een wolk over zijn gezicht gleed. Hij bleef een oogenblik peinzend voor zich uit staren en zei toen op vasten toon: Wat ervan zij, lieveling wij zullen ons geluk niet op de lange baan schuiven, en inte gendeel zoodra mogelijk de beslissing uitlokken. Morgen zal ik je vader een bezoek brengen en hem je hand vragen. Deze heimelijke samen komsten stuiten mij tegen de borst. Ik heb geen redenen om de gevoelens die ik je toedraag voor hem en anderen verborgen te houden. Morgen reeds? O, Mare, bedenk dat hij tot nu toe zelfs geen flauw vermoeden heeft van.... Eenmaal moet hij het toch te weten komen. Waarom aarzelen? Ik haak naar het geluk je altijd bij mij te hebben. Lieveling als je wist welk een angst mij beklemt telkens wanneer ik je moet verlaten, zonder zekerheid aangaande het weerzien te hebben. Wat een gedachte Mare! Tot nu toe is alles goed gegaan, ofschoon we elkaar heimelijk moesten ontmoeten. Heimelijkdat is het juist! Nog eens, ik houd niet van dat heimelijk gedoe en wil niet van de gril van het toeval afhangen. Ik wil er zeker van zijn, dat niets meer ons kan scheiden. Wat zou ons kunnen scheiden? Is onze liefde niet sterk genoeg? Ilse, schat, verontschuldig die zv*kheid.... als het een zwakheid is. Wijt ze aan de over maat mijner liefde. Vele mannen bezitten in het leven buiten de liefde nog andere dingen, die waarde voor hen hebbeneen moeder, broers en zusters, stoffelijke belangen, een be roep, waaraan zij gehecht zijn. Maar ik heb niets van dat alles, ik heb niets dan mijn Use. Ik begrijp je Mare, je hebt zoo vroeg je moeder verloren en je voelt je zoo smartelijk zoo schrikkelijk eenzaam. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1938 | | pagina 9