Als het winter is
geworden
r
N ieuwjaars-puzzle
'n Kersttij, brandend van warmte
m
SPELTECHNIEK
ZONDAG 1 JANUARI 1939
Alles is relatief
Iets anders op de theetafel
Een vegetarisch slaatje
Een warm wintermutsje
Vorige opgave viel niet mee
Het Hoogfeest doet ons tot het hesef komen
van haast Vergeten rijkdom
Donkerblauw gebreid Vest,
met zakjes, bewerkt in roode
en witte Wol, en bijpassend
kapje
Kaasbeignets.
De kostbaarste parel ter wereld
De prijswinnaars
Nieuw jaar spuzzle
ONS PRIJSRAADSEL
Oplossing vorig raadsel
nr.
n
M
ji.
in
js
s.
si
m
/cXctltjj tAl u. a q-c jN.
A?. 20.2/. 22. y2.y3.yy.ys. f SS. Sg.
Go. 6/. yo.yr 3y.sy.S3 57. G. s. y
Z. fi.g. 3yé So. S3 yS. yg. 3o.
Jé. SS.SÓ. zy.zs.30.3l. zé. 62.
J3.3y.3S./3.3j /S. /y /6 /z. yé j/S. J.
SZ. if. ZS. zg. Jf. /S 32. 23.
'O.Zf.ZS lQ JÓ. Z. 3Syj.yt
yg./o./f. g.og.yoyi yz. js.
303/. ig. 20. SI. 522f. ZS.
6ff- 6. 57. Zé. 23 12.13.33.3y.
ys. ré. is. is. sé. 3. y. sz. s sy. zy. zs.sy.
f. si. fiy.s3.sy.5ssy. yy.
Zj. Zi. So.y3.yy.3f.3a.S9.
2. 2g yfi. S3.3S. 36. yé. ty.
BRABANTSCHE BRIEVEN
Voor degenen, die niet naar de wintersport
gaan, zijn de etalages met de kleurige, fleu
rige sportkleeren haast nóg verleidelijker. Die
korte jekkers en felgetinte dassen en wanten
zien er zoo vroolijk 'Uit en flatteeren enorm.
En daarom is het voor de vrouw, die weet, dat
het haar aardig staat, maar voor wie de poor
ten van ski-land gesloten blijven, des te spijti-
ger, met al dat heerlijks, dat haar de oogen
uitsteekt in geen nader contact te komen dan
van achter de breede spiegelruit van de eta
lage-kast.
Hoewei het in het dierbaar verleden, toen het
schaatsenrijden nog even vast bij den winter
hoorde als de bloemen bij den zomer, gewoonte
was om een witte ijstrui te dragen blijkt het,
dat donker veel aardiger staat in combinatie
met fleurige, lichtgetinte, wollen handschoenen,
sokjes en muts. Bonte wolbewerking op een
donker gebreid vest, zooals het hier afgebeelde,
accentueert de Vroolijke kleuren, waarin we de
accessoires gekozen hebben.
Het donkerblauwe vest, dat het meisje op de
foto draagt is versierd met twee groote bloemen,
welke op de zakjes gewerkt zijn in roode en
witte wol. Het kapje heeft een rand van rood
en aan weerszijden een witgeborduurd ster
bloempje.
Een dergelijk wollen vest, alsook het flat
teuze kapje, dat de ooren warm houdt, is een
uitermate geschikte dracht voor de ijspret.
Wanneer wij er een zijden blouse onderdragen
of, indien we tot de kouwelijken behooren,
twee over elkaar, dan is gebreid materiaal zoo
goed als winddicht. Blaast er 'n doordringende
Oostenwind, dan zouden we onze toevlucht
moeten nemen tot een onderblouse van wind-
Foto Studio Franz.
Model Lola Prusac
dichte stof, een zoogenaamde onder-windjakke.
Of ze hier te krijgen zijn is ons niet bekend.
Wij zagen ze in het bezit van degenen, die ze
uit het land van de wintersport hadden mee
gebracht. Practisch zijn ze in hooge mate, ook
al omdat we een meer flatteus kleedir.gstuk als
dit bonte wollen jasje er boven kunnen dra
gen.
Wie dit bori
voor zich ziet
moet x t r
voorzichtig
zijn, want hij
nadert 'n voor-
rangsweg (óók
het verkeer
van links laten
v6 r g a a n
Hoe dikwijls zuchten wij niet, dat het leven
moeilijk is, dat ons dagelijksch bestaan
gecompliceerd is en meenen wij, huisvrouwen,
die maar altijd voor alles op moeten draaien
en voor iedereen klaar moeten staan, dat we
toch wel een tikje beklagenswaard zijn. Nu is
een van de jongens alweer thuis gekomen met
al de knoopen van z'n jas. Tusschen twaalf en
twee dient dat even gerepareerd te worden: één
greep in de naaidoos, waar we een stevige naald
uitzoeken, met scherpe punt, groot oog, enfin
heelemaal aangepast aan den draad, die 't on
heil moet herstellen. En wanneer dan mis
schien mopperende gedachten onze bewegingen
met de naald begeleiden, laten we ons dan eens
even voor den geest halen, hoe de Trekkers
vrouwen in Zuid-Afrika bij den grooten trek.
honderd jaar geleden, zich moesten behelpen
als zij kleeren te repareeren kregen. Wij halen
daartoe een stukje aan uit „Die Groot Trek"
van C. Louis Leipoldt:
„Die vrouw het nie gare en naaide sommer
bfj die menigte gehad nie. Soms het daar men-
se met koopware oorsee en uit die Kaap by die
laers langs gegaan, en een pakkie naaide het
'n half kroon gekos. Met die gare was dit ook
maar dieselfde. Ons het versigtig die ou gare
uit die ou klere moes trek, mooi lang drade.
Die vroue het elke een naald gehad, en met
die een het hulle 'n halfjaar of langer moes
klaarkom. As die punt van die naald breek,
het ons hom weer op 'n klip mooi aangeslyp.
Ons het gewerk met 'n naald tot daar niks
meer oorgebly het as net die oog nie. As 'n
naald geval het, het ons ure en ure gesoek om
hom terug te kry Ons het met 'n klippie die
hele grond omgewerk en niet laat staan voor
ons die naald weer gekryg het nie."
Gemakkelijk hadden die dappere vrouwen,
die den Grooten Trek meemaakten bet met 't
huishoudelijke dus ook niet; en dit vertelt nu
alleen nog maar van de naald, die wij mis
schien in honderdtal bij de hand hebben. Ook
de moeilijkheden des levens zijn relatief.
Een van de smakelijkste hartige hapjes in
den loop van den middag of vóór het eten
vormt een hompje lekkere pittige kaas, en het
is dan ook geen wonder, dat een dergelijk even
eenvoudig als goedkoop „garnituur" in het res
taurantbedrijf al jarenlang burgerrecht heeft
gekregen. Waarom zou dat in de huiskamer
niet met even groot succes kunnen plaats vin
den?
Het is waar dat de daar geschonken drann
omstreeks dien tijd meestal uit thee bestaat,
maar ook thee smaakt voortreffelijk met een
blokje kaas er bij. En de huisvrouw, die dit in
een nog wat attractiever vorm wil geven kan
dit doen door er in een oogwenk een heerlijk
croquant balletje van te bakken. Daarvoor kie-
ze men bij voorkeur een niet te belegen volvette
soort (heel jonge kaas zou te gauw smelten en
oude kaas blijft daarentegen te lang hard). De
bereiding geschiedt als volgt:
150 gr. zelfrijzend bakmeel
2 d.L. melk
peper, zout, nootmuskaat, aroma
250 gram niet te belegen volvette kaas.
Maak een beslagje van zelfrijzend bakmeel
en melk (niet eerder dan men het noodig heeft
bij gebruik van zelfrijzend bakmeel). Voeg er de
kruiden bij. Dompel de in blokjes gesneden
kaas (ongeveer 2 cM. in het vierkant en 1 cM.
hoog) in het beslag en bak ze in dampend fri
tuurvet goudbruin. Presenteer ze warm.
2 deelen rauwe, geraspte wortelen
4 deelen fijngesneden groene kool
één deel gekookte aardappelen, in blokjes ge
sneden
mengt men dooreen met de gewenschte hoe
veelheid zure room, eenige theelepels citroen
sap en wat suiker, naar smaak.
Een smakelijk, voedzaam en vitaminenrijk
hapje vooraf, bij het vegetarisch menu.
De kostbaarste parel ter wereld neeft een
doorsnede van 13 centimeter. Men vond haar
in een reuzenschelp van de familie der Tricadna
gigas. Enkele jaren geleden haalde een Dajak-
ker, een inboorling, haar in de buurt van het
Paluan-eiland, dat men ook Paragua noemt,
uit groote diepte op. Hij verkocht haar voor
een zak rijst aan het Maro-opperhoofd Pan-
glinma Pisi. In 1934 kwam een jong Ameri-
kaansch antiquiteitenverzamelaar W. W. Cobb
genaamd, bij het opperhoofd en zag daar de
parel. Hij wilde haar terstond koopen, maar het
opperhoofd beschouwde de parel als een talis
man en wilde haar daarom niet afstaan.
Twee jaren later kwam de verzamelaar weer
op de Philippijnen, om een nieuwe poging te
doen. Maar nu gaf het opperhoofd hem nog
minder kans. omdat zijn zoon zwaar ziek lag
aan de malaria, W. W. Cobb echter bad toe
vallig enkele semesters in de medicijnen ge
studeerd. Hij zeide tegen het opperhoofd, dat
de talisman absoluut niet deugde en gaf hem
enkele geneesmiddelen, die den zieke al spoedig
genazen. Daardoor „ontstond vriendscnap tus
schen den Amerikaan en het opperhoofd, die
nu bereid was de parel af te staan, doch pas
na twaalf maanden, welke hij nog voor zijn
dankgebeden noodig had.
Cobb moest dus in Juli 1937 nog eens de verre
reis ondernemen, om de parel af te halen. Hij
bracht haar toen naar Manilla, waar de leider
van het wetenschappelijk bureau van de regee-
ring der Philippijnen haar onderzocht en be
vestigde. dat het een product van de Tri ;adna
gigas was, en de parel een geweldige waarde
vertegenwoordigde. De parel heeft wel iets weg
van menschelijke hersenen. Aan de oppervlakte
ziet men talrijke kronkels en rimpels. Niet alleen
de ongeëvenaarde grootte maakt de parel zoo
kostbaar, maar ook haar wonderschoone sneeuw
witte tint en haar gelijkmatige matte glans.
Voor een kleine tweejarige met blonde krul
letjes kiezen we blauwe wollen stof om dit
kapje van te maken; voor een donker meiske
maken we een .Roodkapje". Zoowel het roode
als het blauwe modelletje heeft als versiering
kleine kruissteekjes van witte angorawol.
Het knippen en in elkaar zetten is 'n heel een
voudig werkje; we hebben slechts vier vierkan
te lapjes noodig, elk twaalf centimeter lang en
twaalf centimeter breed. Het zal van het ge
kozen materiaal afhangen of we dit tegenvoe-
ren, voordat we de stukken overshands aan
Het te bespreken spel is als volgt;
Sch.: A. 10 x x
H.: H. x
R.: B. 10 x
KI.: A. H. B. x
Sch.: V. B. 9 8 x
H.: A. V. 10 x
R.: A. x x
KI.: x
Noord had gegeven en niemand was kwets
baar. Het bieden verliep als volgt:
internaat
nxrxoxlxo
trimester
exmxixaxe
r oeispaan
nxsxpxrxk
altaarbei
axexaxexo
torenklok
De. zes gelukkigen, die door loting een prijs
wonnen, zijn de volgenden: J. J. Polij, v. Helt
Stocadestraat 27 hs., Amsterdam; mevr. M. A.
Konings, Burmanstraat 8bis, Utrecht; F. Ver
hulst, Rulstraat 95, Oosterhout: D. Wijte, rij
wielhandel, Spierdijk; J. Waayer, Venters-
gracht 12, Volendam; JJ. J. v. d. Steele, St.
Canisiushuis, Almeloo.
elkaar naaien. De werkwijze wijst zich geheel
vanzelf uit de illustratie.
Soepeler en zich beter voegend is het kapje
wanneer we de benoodigde vierkantjes haken
met vaste toeren. De witte kruisjes voor ver
siering worden dan telkens over één steek ge
maakt. Voor het vaststrikken haken we twee
einden van veertig centimeter lengte. Aan het
stoffen mutsje zetten we wollen bandjes in de
zelfde kleur, om het vast te strikken of we la
ten twee smalle reepjes van dezelfde stof aart
weerskanten uitslaan.
Zalig Nieuwjaar! is het opschrift van het
zesregelig versje: 3 regels boven en 3 regels
beneden de scheiding dat uit het gegeven
dubbele logogrief moet te voorschijn komen.
Er is in dit versje dan ook sprake van een
Nieuwjaarswensch, van een tweeledigen al
weer: de eerste komt uit het bovenste, de
tweede uit het onderste letterraadsel voor den
dag, resp. met 63 en 58 letters. Hier volgen
de beteekenissen der woorden in de 7 rijen.
Daar kwam zoo opeens de IJs-sport bij velen
de Puzzle-sport verdringen! En bovendien: ,,'t
was lang niet gemakkelijk om zonder eenige an
dere hulp dan die lettertjes van de altaarbei de
overige 48 op hun juiste plaats te krijgen, het
leek eenvoudig, maar het bleek zeer lastig".
Het voorwerp, door den misdienaar gehanteerd,
is natuurlijk de altaarbel. Met behulp van dit
gegeven was het geen al te zware taak, de 4 an
dere substantieven uit de resteerende letters te
vinden
No. 1: internaat
No. 2: trimester
No. 3: roeispaan
No. 5: torenklok.
Zoodat onze magische formatie wordt:
jr.
m.
j.
Bovenste logogrief:
I. Nederlandsche badplaats. n. Jagers
kostuum. III. Gelukzoeker. IV. Miraculeus. V.
Systematisch. VI. Naar den lommerd brengen.
VII. Woestelingen.
Onderste logogrief:
I. Nederlandsche badplaats. II. Ethica, m
Oceanen. IV. De laatste avond van de week
V. Vreugde, vroolijkheid. VI. Particulier. VIL
Deel van het hoofd-skelet.
Inzendingen tot Vrijdagmiddag 12 uur aan
den heer G. M. A. Jansen, Ruijsdaelstr. 60 te
Utrecht.
N.
O.
Z.
W.
1
Kl.
Pas
1 Sch.
Pas
3
Sch.
Pas
4 Harten
Pas
5
S. A.
Pas
6 Ruiten
Pas
6
Sch.
Pas
Pas
Pas
West kwam uit met een kleine Ruiten en
Zuid moest nu zijn speelplan opmaken.
Voor de hand lag de volgende methode:
Zuid komt aan slag met Ruiten Aas en snijdt
dan in troef op den Heer. Lukt dit. zoo is er
geen kou aan de lucht; mislukt het echter on
verhoopt, dan wordt nog een Ruitenslag verlo
ren en is N.Z. zeker 1 down!
De kans van slagen is dus precies 50 pet
De volgende speelmethode komt echter even
eens in aanmerking:
Troef Aas wordt uitgespeeld! Hierna wordt
Zuid met Harten Aas aan slag gebracht en
snijdt vervolgens in Klaveren op de Vrouw.
Wanneer dit gelukt, worden op Klaver Heer en
Aas twee Ruitens afgeworpen en vervolgens
troef nagespeeld, waarop geen slag meer verlo
ren wordt. De gunstige snijkans in Klaveren
is ook hier 50 pet., maar bovendien wordt hier
nog benut de kans, dat Sch. Heer sec zit. Deze
kans is niet zoo gering, n.l. pijn. 12 V. pet.
Zoo blijkt dus de tweede methode kansrijker
te zijn dan de eerste en moet deze dan ook
gekozen worden.
In het betreffende geval koos Zuid inderdaad
de goede speelmethode en de kaartverdeeling
beloonde zijn wijs beleid.
Sch.: A. 10 x x
H.: H. x
R.: B. 10 x
KI.: A. H. B. x
Sch.: xxx
H.: xxx
R.: 9 x x x
KI.: xxx
Sch.: H.
H.: B. x x x
R.: H. V. x
KI.: V. x x x x
Sch.: V. B. 9 8 x
H.: A. V. 10 x
R.A. x x
KI.: x
Zoo dikwijls overkomt het me, dat men na
een dergelijke redeneering opwerpt, dat Sch.
Heer ook goed had kunnen zitten en Klaver
Vrouw verkeerd, waaruit dan blijkt, dat men
de beteekenis van de kansberekening niet be
grijpt.
In een speciaal geval is het heel goed moge
lijk. dat de methode, die de meeste kans biedt
faalt, terwül een methode, die veel minder kans
biedt slaagt.
Wanneer zich de volgende situatie bijvoor
beeld voordoet
A. H. V. 10 x x
dan biedt het slaan van Aas. Heer en Vrouw
ruim 90 pet., dat de Boer valt en dus in die
'-'eur 6 slagen worden eemaakt.
Het snijden op den Boer vanuit Zuid biedt
"echts 4.8 pet. kans, dus nog geen 5 pet. Toch
's het heel goed mogelijk, dat een beginneling
in een bepaald spel sniidt en dus maar 5 pet.
kans benut, maar desniettemin succes heeft,
terwijl de geroutineerde speler natuurlijk slaat
°n een échec lüdt.
Men vergete echter niet. dat over 1000 der
gelijke spellen de beginneling niet meer dan
^0 speken succes zal hebben, terwijl de gerou
tineerde het bij 900 spellen zal hebben.
Tot slot een spel ter bestudeering:
Sch.: V. 9 8 x x
H.: V. B. x
R.:
Kl.: A. x x x x
Sch.: A. B. 7 x
H.: x x
R.: H. V. 10 x
KI.: H. V. B.
Niemand is kwetsbaar. Zuid opent met 1
Sch. Noord biedt 4 Schoppen en allen passen.
West komt uit met een kleine Ruiten.
Hoe moet Zuid spelen?
ULVENHOUT, 29 December 1938
Amico,
Den raauwen Noordooster, die zoo fel deur 't
Jaar-ende snee, brocht 'n steuvig Kersttij over
de weareld.
Lijk gespoten suiker, zoo wit lagen de ysblom-
tnen en ijsveeren iederen mergen 'nen vinger
dik teugen de ramen gevrozen. En als 'n ros
winterzonneke over de donkere naaldenbosschen
klom, dan wierd den ijs-ornament volgezet mee
duuzenden diamanten. Dan begost den sierlijk
gegraveerden blommenpracht te fonkelen in
rozetten van kostelijken edelsteen!
Curieus! zooals alles in Gods schepping altij
van volmaaksten makelij is. Tot 'n bevroren
ruit toe.
't Was 'n steuvig Kersttij, ja. De witte velden
lagen marmerhard, onder 'nen fijnen strooisel
van poeiersn»"uw. verlaten in de endelooze een
zaamheid van bar wintertij. Glashard stond
den bevrozen kool in den gescheurden grond,
waarop dof oew stappen botsten. En teugen
vieren, als 't Kerkklokske nuchter klepperde
deur de kouwe stilte die over 't Zondagsche
durpke hong, dan vloeide-n-over den bloed-
rooien Westerkim 'nen rossen gloei in de wije
eenzaamheid van de roerlooze velden, waarover
'nen peersen wemel van den langen winter
nacht al te vallen begost. Dan gongen de deu
ren van de mijmerende huizekes los en kwam,
veur 't eerst in den grijzen middag, wat passage
langs den duisterenden steenweg. Nen passage.
die in éénen donkeren sliert 't kerkplein op
draaide; veur 't Kerstlof.
Bekans zoude gedocht hebben, als ge nie
beter wist, dat de Ulvenhouters erg-onvriende-
Hjke kwiebussen waren. Maar elkeen kwam van
achter z'n warme plattebuis vandaan en pro
beerde de warmte zorgvuldig te bewaren onder
den duffel, onder den mantel mee de hoog
opgezette kragen, waarbinnen de oogen traan
den van den kou. Maar eenmaal binnen 't-
veilige kerkske, waar 'nen gloei van wijlicht al
van 's nachts te gloriën stond om 't stalleke
van Bethlehem, dan gongen de kragen rap neer,
dan „ontdooiden" de stramkouwe koppen en
men keek malkaar 'ns vrindelijk aan, met oogen
die zeeën: „Ik heb oe daarsjuust wel bespeurd,
maar 't was te koud, man."
Ja, 't was 'n ouwerwetsch, 'n steuvig Kerst-
tjj! Stil van kou.
Als de kerk gedaan was, d' oogen volzaten
van de glanzings van den versierden altaar,
waar 'nen overdaad van fonkelenden keersen-
gloei vloeide langs den gouwen tabernakel,
sprankelde over de sneeuwwitte bekleesels en
in de hooge sierpalmen, in den midden den
bloeienden karbonkel van de gouwen Godslamp,
dan spreidden de durpers zich weer over de weg-
geduisterde wegels naar d'r iegen stalleke,
daar in 't hoekske van de woning, ros verlicht
van 't vuur der plattebuis.
Weer lag den durpsweg binnen weinig mi
nuten verlaten. "Nen zeldzamen lanteem
piekte z'n bleeke schijnsels in den stillen vries-
avond en 't was of elk licht in 'nen krans stond,
zoo nat waren d' oogen van den kou. Hoog
blonk den manecirkel boven de donkere leegte
van de velden. Sterren prikten hier en daar al
in den nachtblaauwen hemel, 't Geboomt blonk
als kristal, zoo zat elk takske besloten in deur-
schijnend ijs; zoo tooverde de maan heuren
midwinterglans in 't glazige geboomt.
En als wij thuis kwamen, er was onderweu-
gen nie veul gesproken, dan was 't efkes 'n ze-
nuwdruk gedoe van de kleintjes, die verlangden
naar de lichtjes. Die lichtjes bij Opa en Opoe
waar al weken over gepraat was thuis.
Den Eéker zou ze aansteken. Eigens had ie
alles geknutseld, dusEn stillekes, mee ver
legen trots, zette-n-ie den heelen huis in éénen
wonderen glorie van rossen lichtwemel. 't Boom-
ke mee den blinkenden sier stond te stralen
lijk 'n zon. DUuzendvoudig weerketsten en
piekten de lichtekes van de blinkende bollen;
schichtten ze van de zuiveren slingers; glans
den ze van 't engelenhaar, dat lijk gesponnen
goud den sierboom overhuifde. Kostelijken
achtergrond van levenden lichtwerl, waarteugen
't heilig stalleke, in den warmen schaduw lijk
gouwen donker van 'n ouwe schilderij, zoo'n
manjefieke teugenstelling was!
En als eindelijk alle keerskes brandden, deur
den heelen huis de gouwen lichtpieken vonkten
en lichtten lijk zonbeschenen herfstdraad, de
kleine kinderstemmekes huilie Kerstliedekes
klonken lijk zuiveren klokskes, dan kwam 'n
auto den erf opgerejen. Den Vic mee z'n volk!
Den huis was vol nou! 'k Zette-'t ouwe Me-
vrouwke bij Trui, Willem naast Dré II, Hanneke
kwam by mij zitten en den Vic...., die heeft
nooit en nieverans 'n vaste plek! Die zit 't lief
ste op de tafel, op 'n stoof, op den rand van de
bedstee of als 't nie anders kan zoo maar
op den vloer.
Hannekes oogen blonkten vochtig als ze naar
mü keek. En ik wist wel wat er in heur om
ging. daar was mee verlejen jaar, als zy
bij ons kribbeke was mee den Vic, veul ver
anderd. 't Ouwe mevrouwke zee alleen: „Net 'n
sprookje. Maar ik heb 't al meer gehoord
vanHanneke, inEfkes trilde heur
stem „InAmerikatoén!"
„Verdomd gezellig", zee Willem uit den West:
„om te schilderen, Dré!"
„Daar is 'nen Rembrandt veur noodig", lachte
onze Dré.
„En tóchtóch zzal ikk 't 'n keer probee-
ren!" kwekte den Vic van den grond af, waar
ie z'n viool zat te stemmen.
..Wat ze kost. kost ze, Vic, maar die schilderij
mot ik hebben!" riep ik. Maar den Vic gaf gin
asem mger. Stemde sjecuur z'n viool, sprong op
en begost te vedelen.
Zachtjes, gesourdineerd, zoekend nog kwa
men de toontjes uit 't Niks. (Ge wit, hij fanta
seert altijSterker wierden de slepende melo
dieën, vaster begosten de tonen uit malkaar
te vloeien lijk 't licht uit 'n opkomende zon.
Dan wierd den muziek volmaakt van harmonie
en begost de viool te bidden. „Heilige Nacht".
.-Ave Maria", „Bethlehem", telkens geurden
andere blommen uit den teeren boekee, die den
witten toovenèèr daar te verzamelen stond uit
de eeuwig bloeiende velden van z'n wondere
zielement. Dan deed ie, al vedelend, 'n paar
passen naar voren. Stond midden veur 't stal
leke nou, als 'n donker silhouet. Z'n witte krul
len lichtten lijk 'nen stralenkrans om den edelen
kop, die wat schuin op de viool lag. En
toenAls 't kost, wierd 't nog stiller in m'n
huizeke, dat vol van gouwen schemer stond mee
schichtend' .herfstdraden." Zachter, als verren
echo over stilhelderen hei-plas zong de viool,
bad de viool den Vic zijnen diepsten dank tot
't Goddelijk Kindeke, daar in den Eeker zyn
stalleke. Koud wierd 't over m'nen rug. En in
eens zag ik veul meer gouwen draden spinnen
deur de wemelingen van al, 't Kerstlicht. Nog
'n paske dichter gong ie tot 't stalleke. De mu
ziek zwol in kracht en kleur, wierd nog sterker
enjubelde, jubelde dank, dank, dank!
Gloriede boven 't keersenlicht uit. „Dank! Dank,
Kindeke!" Dan weer viel den vedelzang tril
lend, snikkend haast, op lage, dubbele snaren
tot deemoed en gebed en Hanneke, die al tien
minuten met wijd open, tranend' oogen als be-
tooverd naar heuren vader zat te kijken, lee
heur hand op mijnen arm, keek me "ns aan en
twee tranen als knikkers glipten over 't zenuw
trekkend smoeltje.
Dan begost de muziek te eindigen. Nog efkens
flakkerde de melodie op, verstierf toen en
vibreerde uit als 'nen kerkorgel, die ge nog uit
de verte heurt als ge al op 't kerkplein zijt.
Stil bleef 't efkens. Niemand verroerde z'n
eigen nog. Ook den Vic bleef nog even daar.
Boog langzaam den kop. Nam zynen zakdoek,
wreef zoogezeed „zweet" jawel! van z'n
gezicht, snoot mee veul lawijt in de gouwen
stilte en dandan stond ineens den Eeker
naast den Vic.
„Wel bedankt, meneer Zonneveld, dat ge 't
stalleke nóg schoonder hebt gemaakt!"
En toen liep ie weg, verlegen, den zoldertrap
op, naar z'n kamerke. waar ik 'm 'n half uur
later moest gaan halen. Daar zat ie op den
grond naar de glazen dakpannen omhoog te
staren, naar den sterren-kerst-hemel, zóó in
gedachten dat. ie me nie hoorde.
„Eeker?"
.Eéker!
„Ja. baas", schrok ie.
„Kom toch naar benejen, Jonk, ge zit hier
ziek te worren van de kou!"
„Ja, baas."
„Waarom zijde weggeloopen?"
,,'k Weetnie."
„Dat witte wel, jonk!"
„Dieën muziek was zoo schoon, baas. En.,.,
en zoovrimd."
„Vrimd?"
,,'k Weetnie
„Jawel, ge weet 't wèl, Eeker!"
„Ik heb hier, in den donker, 't stalleke wéér
gezien, méé den muziek! En toentoen zat
moeder er óók bij, baas. 't Was schoon!"
„Volgend jaar, manneke! Al wat ge wenscht
op deuzen stond, gebeurt! Vraag dat maar 'ns
aan meneer Zonneveld."
„Durf ik nie, maar ik gelóóf oe, baas."
Amico, ik heb 't meer gezeed g'ad en *k zal t
blijven zeggen: „wat is 't 'n gave-van-O. L. H.,
dat we den Kerst meugen vieren op 't end van
't jaar. Als we 't heele jaar hebben deurgeploe-
terd, mee veul moeilijkhedens, mee veul on-
rechtvèèrdigheid, mee veul leed en strijd. En
als we. moei en leeg van ziel 't nuuwe jaar zien
naderen mee wéér de wederweerdighedens van
allen dag. Dan is daar 't Hoogfeest van Kerst
mis om tot besef te komen van oewen rijkdom,
dien ge haast vergeten waart. En die 't nuuwe-
jaar en die t heele leven eer de moeite wèèrd
maakt.
Want als ik, na 'n jaar van veul zwaren ar
beid, moeilijkhedens en aangedaan leed deur
m'n „evennaasten", daar by 't stalleke zat, te
midden van vrouw en kinders, kleinkinders,
vrienden en na-staande magen, dan heb ik
toch, gelijk mee den Vic zyn gevedeld gebed,
óók stillekes gedankt veur alles wat ik bezitten
mag!
M' goeie wijf, die daar als 'n koningin troon
de over deuzen huis vol eigen, gelukkig volk!
Over m'n kinders, m'nen. compagnon, m'n klein
kinders. m'n goeie trouwe vrienden! M'n kame
raads, die paar brave, goeie kearels, waarmee
ik zooveul plazier al hebben mocht. Veur m'n
vrijen grond, veur m'n bedryf, dat ten leste toch
nog zoo 'nen fermen opvolger te wachten staat!
En m'n zurgskes, en "t bietje leed en sommigte
kruiskesze schrompelden weg tot "n hands-
volleke asch en 'k heb 't laten wegstuiven op
den feilen Noordooster, die t meedroeg naar de
zee.
En als 'nen millioennair, amico, vier ik over
ennigte dagen 't ouwejaar! 't Arme, straatarme
Koningske maakte me weerschatrijk
Als 'nen millioennair zit ik Zaterdagavond te
wachten op den twaalfden klokkeslag en....
'k zal handen te kort komen om ai m'nen Rijk-
dom vast te pakken! M'n wijf, m'n kinders,
m'nen compagnon, de kleintjes, maar ook
m'nen Eeker?
En ik zal als 'nen vorst m'n glas heffen on
der den schoonsten lichtkroon van de eerde
m'n eigen huiskamerlamp en ik zal, mee "nen
blik naar 't stalleke, daar wat op den achter
grond nou, klinken op t Nuuwe jaar 1939, da 'k
vol van goeien moed en Godsvertrouwen teuge-
moet gaai!
Zóóveul handen van menschen-van-goeien-
wille zyn deuze dagen nog biddend omhoog ge
heven in 't keersenlicht bij 't kleine Jesuke.
da 'k tóch op VREDE blijf durven hopen
Amico, zóó, on»<er de lamp. bij den lesten
slag van onzen Ulvenhoutschen kerketoren in
den lesten nacht van deus jaar, temidden van
heel mynen Bezit wensch ik jou en al oew
lezers en lezereskes 'n
ZALIG NUUWJAAR!
Veul groeten van Trui. Dré III en den Eeker,
gin horke minder van oewen
t. v.
DRé.