Als het winter is geworden r N ieuwjaars-puzzle 'n Kersttij, brandend van warmte m SPELTECHNIEK ZONDAG 1 JANUARI 1939 Alles is relatief Iets anders op de theetafel Een vegetarisch slaatje Een warm wintermutsje Vorige opgave viel niet mee Het Hoogfeest doet ons tot het hesef komen van haast Vergeten rijkdom Donkerblauw gebreid Vest, met zakjes, bewerkt in roode en witte Wol, en bijpassend kapje Kaasbeignets. De kostbaarste parel ter wereld De prijswinnaars Nieuw jaar spuzzle ONS PRIJSRAADSEL Oplossing vorig raadsel nr. n M ji. in js s. si m /cXctltjj tAl u. a q-c jN. A?. 20.2/. 22. y2.y3.yy.ys. f SS. Sg. Go. 6/. yo.yr 3y.sy.S3 57. G. s. y Z. fi.g. 3yé So. S3 yS. yg. 3o. Jé. SS.SÓ. zy.zs.30.3l. zé. 62. J3.3y.3S./3.3j /S. /y /6 /z. yé j/S. J. SZ. if. ZS. zg. Jf. /S 32. 23. 'O.Zf.ZS lQ JÓ. Z. 3Syj.yt yg./o./f. g.og.yoyi yz. js. 303/. ig. 20. SI. 522f. ZS. 6ff- 6. 57. Zé. 23 12.13.33.3y. ys. ré. is. is. sé. 3. y. sz. s sy. zy. zs.sy. f. si. fiy.s3.sy.5ssy. yy. Zj. Zi. So.y3.yy.3f.3a.S9. 2. 2g yfi. S3.3S. 36. yé. ty. BRABANTSCHE BRIEVEN Voor degenen, die niet naar de wintersport gaan, zijn de etalages met de kleurige, fleu rige sportkleeren haast nóg verleidelijker. Die korte jekkers en felgetinte dassen en wanten zien er zoo vroolijk 'Uit en flatteeren enorm. En daarom is het voor de vrouw, die weet, dat het haar aardig staat, maar voor wie de poor ten van ski-land gesloten blijven, des te spijti- ger, met al dat heerlijks, dat haar de oogen uitsteekt in geen nader contact te komen dan van achter de breede spiegelruit van de eta lage-kast. Hoewei het in het dierbaar verleden, toen het schaatsenrijden nog even vast bij den winter hoorde als de bloemen bij den zomer, gewoonte was om een witte ijstrui te dragen blijkt het, dat donker veel aardiger staat in combinatie met fleurige, lichtgetinte, wollen handschoenen, sokjes en muts. Bonte wolbewerking op een donker gebreid vest, zooals het hier afgebeelde, accentueert de Vroolijke kleuren, waarin we de accessoires gekozen hebben. Het donkerblauwe vest, dat het meisje op de foto draagt is versierd met twee groote bloemen, welke op de zakjes gewerkt zijn in roode en witte wol. Het kapje heeft een rand van rood en aan weerszijden een witgeborduurd ster bloempje. Een dergelijk wollen vest, alsook het flat teuze kapje, dat de ooren warm houdt, is een uitermate geschikte dracht voor de ijspret. Wanneer wij er een zijden blouse onderdragen of, indien we tot de kouwelijken behooren, twee over elkaar, dan is gebreid materiaal zoo goed als winddicht. Blaast er 'n doordringende Oostenwind, dan zouden we onze toevlucht moeten nemen tot een onderblouse van wind- Foto Studio Franz. Model Lola Prusac dichte stof, een zoogenaamde onder-windjakke. Of ze hier te krijgen zijn is ons niet bekend. Wij zagen ze in het bezit van degenen, die ze uit het land van de wintersport hadden mee gebracht. Practisch zijn ze in hooge mate, ook al omdat we een meer flatteus kleedir.gstuk als dit bonte wollen jasje er boven kunnen dra gen. Wie dit bori voor zich ziet moet x t r voorzichtig zijn, want hij nadert 'n voor- rangsweg (óók het verkeer van links laten v6 r g a a n Hoe dikwijls zuchten wij niet, dat het leven moeilijk is, dat ons dagelijksch bestaan gecompliceerd is en meenen wij, huisvrouwen, die maar altijd voor alles op moeten draaien en voor iedereen klaar moeten staan, dat we toch wel een tikje beklagenswaard zijn. Nu is een van de jongens alweer thuis gekomen met al de knoopen van z'n jas. Tusschen twaalf en twee dient dat even gerepareerd te worden: één greep in de naaidoos, waar we een stevige naald uitzoeken, met scherpe punt, groot oog, enfin heelemaal aangepast aan den draad, die 't on heil moet herstellen. En wanneer dan mis schien mopperende gedachten onze bewegingen met de naald begeleiden, laten we ons dan eens even voor den geest halen, hoe de Trekkers vrouwen in Zuid-Afrika bij den grooten trek. honderd jaar geleden, zich moesten behelpen als zij kleeren te repareeren kregen. Wij halen daartoe een stukje aan uit „Die Groot Trek" van C. Louis Leipoldt: „Die vrouw het nie gare en naaide sommer bfj die menigte gehad nie. Soms het daar men- se met koopware oorsee en uit die Kaap by die laers langs gegaan, en een pakkie naaide het 'n half kroon gekos. Met die gare was dit ook maar dieselfde. Ons het versigtig die ou gare uit die ou klere moes trek, mooi lang drade. Die vroue het elke een naald gehad, en met die een het hulle 'n halfjaar of langer moes klaarkom. As die punt van die naald breek, het ons hom weer op 'n klip mooi aangeslyp. Ons het gewerk met 'n naald tot daar niks meer oorgebly het as net die oog nie. As 'n naald geval het, het ons ure en ure gesoek om hom terug te kry Ons het met 'n klippie die hele grond omgewerk en niet laat staan voor ons die naald weer gekryg het nie." Gemakkelijk hadden die dappere vrouwen, die den Grooten Trek meemaakten bet met 't huishoudelijke dus ook niet; en dit vertelt nu alleen nog maar van de naald, die wij mis schien in honderdtal bij de hand hebben. Ook de moeilijkheden des levens zijn relatief. Een van de smakelijkste hartige hapjes in den loop van den middag of vóór het eten vormt een hompje lekkere pittige kaas, en het is dan ook geen wonder, dat een dergelijk even eenvoudig als goedkoop „garnituur" in het res taurantbedrijf al jarenlang burgerrecht heeft gekregen. Waarom zou dat in de huiskamer niet met even groot succes kunnen plaats vin den? Het is waar dat de daar geschonken drann omstreeks dien tijd meestal uit thee bestaat, maar ook thee smaakt voortreffelijk met een blokje kaas er bij. En de huisvrouw, die dit in een nog wat attractiever vorm wil geven kan dit doen door er in een oogwenk een heerlijk croquant balletje van te bakken. Daarvoor kie- ze men bij voorkeur een niet te belegen volvette soort (heel jonge kaas zou te gauw smelten en oude kaas blijft daarentegen te lang hard). De bereiding geschiedt als volgt: 150 gr. zelfrijzend bakmeel 2 d.L. melk peper, zout, nootmuskaat, aroma 250 gram niet te belegen volvette kaas. Maak een beslagje van zelfrijzend bakmeel en melk (niet eerder dan men het noodig heeft bij gebruik van zelfrijzend bakmeel). Voeg er de kruiden bij. Dompel de in blokjes gesneden kaas (ongeveer 2 cM. in het vierkant en 1 cM. hoog) in het beslag en bak ze in dampend fri tuurvet goudbruin. Presenteer ze warm. 2 deelen rauwe, geraspte wortelen 4 deelen fijngesneden groene kool één deel gekookte aardappelen, in blokjes ge sneden mengt men dooreen met de gewenschte hoe veelheid zure room, eenige theelepels citroen sap en wat suiker, naar smaak. Een smakelijk, voedzaam en vitaminenrijk hapje vooraf, bij het vegetarisch menu. De kostbaarste parel ter wereld neeft een doorsnede van 13 centimeter. Men vond haar in een reuzenschelp van de familie der Tricadna gigas. Enkele jaren geleden haalde een Dajak- ker, een inboorling, haar in de buurt van het Paluan-eiland, dat men ook Paragua noemt, uit groote diepte op. Hij verkocht haar voor een zak rijst aan het Maro-opperhoofd Pan- glinma Pisi. In 1934 kwam een jong Ameri- kaansch antiquiteitenverzamelaar W. W. Cobb genaamd, bij het opperhoofd en zag daar de parel. Hij wilde haar terstond koopen, maar het opperhoofd beschouwde de parel als een talis man en wilde haar daarom niet afstaan. Twee jaren later kwam de verzamelaar weer op de Philippijnen, om een nieuwe poging te doen. Maar nu gaf het opperhoofd hem nog minder kans. omdat zijn zoon zwaar ziek lag aan de malaria, W. W. Cobb echter bad toe vallig enkele semesters in de medicijnen ge studeerd. Hij zeide tegen het opperhoofd, dat de talisman absoluut niet deugde en gaf hem enkele geneesmiddelen, die den zieke al spoedig genazen. Daardoor „ontstond vriendscnap tus schen den Amerikaan en het opperhoofd, die nu bereid was de parel af te staan, doch pas na twaalf maanden, welke hij nog voor zijn dankgebeden noodig had. Cobb moest dus in Juli 1937 nog eens de verre reis ondernemen, om de parel af te halen. Hij bracht haar toen naar Manilla, waar de leider van het wetenschappelijk bureau van de regee- ring der Philippijnen haar onderzocht en be vestigde. dat het een product van de Tri ;adna gigas was, en de parel een geweldige waarde vertegenwoordigde. De parel heeft wel iets weg van menschelijke hersenen. Aan de oppervlakte ziet men talrijke kronkels en rimpels. Niet alleen de ongeëvenaarde grootte maakt de parel zoo kostbaar, maar ook haar wonderschoone sneeuw witte tint en haar gelijkmatige matte glans. Voor een kleine tweejarige met blonde krul letjes kiezen we blauwe wollen stof om dit kapje van te maken; voor een donker meiske maken we een .Roodkapje". Zoowel het roode als het blauwe modelletje heeft als versiering kleine kruissteekjes van witte angorawol. Het knippen en in elkaar zetten is 'n heel een voudig werkje; we hebben slechts vier vierkan te lapjes noodig, elk twaalf centimeter lang en twaalf centimeter breed. Het zal van het ge kozen materiaal afhangen of we dit tegenvoe- ren, voordat we de stukken overshands aan Het te bespreken spel is als volgt; Sch.: A. 10 x x H.: H. x R.: B. 10 x KI.: A. H. B. x Sch.: V. B. 9 8 x H.: A. V. 10 x R.: A. x x KI.: x Noord had gegeven en niemand was kwets baar. Het bieden verliep als volgt: internaat nxrxoxlxo trimester exmxixaxe r oeispaan nxsxpxrxk altaarbei axexaxexo torenklok De. zes gelukkigen, die door loting een prijs wonnen, zijn de volgenden: J. J. Polij, v. Helt Stocadestraat 27 hs., Amsterdam; mevr. M. A. Konings, Burmanstraat 8bis, Utrecht; F. Ver hulst, Rulstraat 95, Oosterhout: D. Wijte, rij wielhandel, Spierdijk; J. Waayer, Venters- gracht 12, Volendam; JJ. J. v. d. Steele, St. Canisiushuis, Almeloo. elkaar naaien. De werkwijze wijst zich geheel vanzelf uit de illustratie. Soepeler en zich beter voegend is het kapje wanneer we de benoodigde vierkantjes haken met vaste toeren. De witte kruisjes voor ver siering worden dan telkens over één steek ge maakt. Voor het vaststrikken haken we twee einden van veertig centimeter lengte. Aan het stoffen mutsje zetten we wollen bandjes in de zelfde kleur, om het vast te strikken of we la ten twee smalle reepjes van dezelfde stof aart weerskanten uitslaan. Zalig Nieuwjaar! is het opschrift van het zesregelig versje: 3 regels boven en 3 regels beneden de scheiding dat uit het gegeven dubbele logogrief moet te voorschijn komen. Er is in dit versje dan ook sprake van een Nieuwjaarswensch, van een tweeledigen al weer: de eerste komt uit het bovenste, de tweede uit het onderste letterraadsel voor den dag, resp. met 63 en 58 letters. Hier volgen de beteekenissen der woorden in de 7 rijen. Daar kwam zoo opeens de IJs-sport bij velen de Puzzle-sport verdringen! En bovendien: ,,'t was lang niet gemakkelijk om zonder eenige an dere hulp dan die lettertjes van de altaarbei de overige 48 op hun juiste plaats te krijgen, het leek eenvoudig, maar het bleek zeer lastig". Het voorwerp, door den misdienaar gehanteerd, is natuurlijk de altaarbel. Met behulp van dit gegeven was het geen al te zware taak, de 4 an dere substantieven uit de resteerende letters te vinden No. 1: internaat No. 2: trimester No. 3: roeispaan No. 5: torenklok. Zoodat onze magische formatie wordt: jr. m. j. Bovenste logogrief: I. Nederlandsche badplaats. n. Jagers kostuum. III. Gelukzoeker. IV. Miraculeus. V. Systematisch. VI. Naar den lommerd brengen. VII. Woestelingen. Onderste logogrief: I. Nederlandsche badplaats. II. Ethica, m Oceanen. IV. De laatste avond van de week V. Vreugde, vroolijkheid. VI. Particulier. VIL Deel van het hoofd-skelet. Inzendingen tot Vrijdagmiddag 12 uur aan den heer G. M. A. Jansen, Ruijsdaelstr. 60 te Utrecht. N. O. Z. W. 1 Kl. Pas 1 Sch. Pas 3 Sch. Pas 4 Harten Pas 5 S. A. Pas 6 Ruiten Pas 6 Sch. Pas Pas Pas West kwam uit met een kleine Ruiten en Zuid moest nu zijn speelplan opmaken. Voor de hand lag de volgende methode: Zuid komt aan slag met Ruiten Aas en snijdt dan in troef op den Heer. Lukt dit. zoo is er geen kou aan de lucht; mislukt het echter on verhoopt, dan wordt nog een Ruitenslag verlo ren en is N.Z. zeker 1 down! De kans van slagen is dus precies 50 pet De volgende speelmethode komt echter even eens in aanmerking: Troef Aas wordt uitgespeeld! Hierna wordt Zuid met Harten Aas aan slag gebracht en snijdt vervolgens in Klaveren op de Vrouw. Wanneer dit gelukt, worden op Klaver Heer en Aas twee Ruitens afgeworpen en vervolgens troef nagespeeld, waarop geen slag meer verlo ren wordt. De gunstige snijkans in Klaveren is ook hier 50 pet., maar bovendien wordt hier nog benut de kans, dat Sch. Heer sec zit. Deze kans is niet zoo gering, n.l. pijn. 12 V. pet. Zoo blijkt dus de tweede methode kansrijker te zijn dan de eerste en moet deze dan ook gekozen worden. In het betreffende geval koos Zuid inderdaad de goede speelmethode en de kaartverdeeling beloonde zijn wijs beleid. Sch.: A. 10 x x H.: H. x R.: B. 10 x KI.: A. H. B. x Sch.: xxx H.: xxx R.: 9 x x x KI.: xxx Sch.: H. H.: B. x x x R.: H. V. x KI.: V. x x x x Sch.: V. B. 9 8 x H.: A. V. 10 x R.A. x x KI.: x Zoo dikwijls overkomt het me, dat men na een dergelijke redeneering opwerpt, dat Sch. Heer ook goed had kunnen zitten en Klaver Vrouw verkeerd, waaruit dan blijkt, dat men de beteekenis van de kansberekening niet be grijpt. In een speciaal geval is het heel goed moge lijk. dat de methode, die de meeste kans biedt faalt, terwül een methode, die veel minder kans biedt slaagt. Wanneer zich de volgende situatie bijvoor beeld voordoet A. H. V. 10 x x dan biedt het slaan van Aas. Heer en Vrouw ruim 90 pet., dat de Boer valt en dus in die '-'eur 6 slagen worden eemaakt. Het snijden op den Boer vanuit Zuid biedt "echts 4.8 pet. kans, dus nog geen 5 pet. Toch 's het heel goed mogelijk, dat een beginneling in een bepaald spel sniidt en dus maar 5 pet. kans benut, maar desniettemin succes heeft, terwijl de geroutineerde speler natuurlijk slaat °n een échec lüdt. Men vergete echter niet. dat over 1000 der gelijke spellen de beginneling niet meer dan ^0 speken succes zal hebben, terwijl de gerou tineerde het bij 900 spellen zal hebben. Tot slot een spel ter bestudeering: Sch.: V. 9 8 x x H.: V. B. x R.: Kl.: A. x x x x Sch.: A. B. 7 x H.: x x R.: H. V. 10 x KI.: H. V. B. Niemand is kwetsbaar. Zuid opent met 1 Sch. Noord biedt 4 Schoppen en allen passen. West komt uit met een kleine Ruiten. Hoe moet Zuid spelen? ULVENHOUT, 29 December 1938 Amico, Den raauwen Noordooster, die zoo fel deur 't Jaar-ende snee, brocht 'n steuvig Kersttij over de weareld. Lijk gespoten suiker, zoo wit lagen de ysblom- tnen en ijsveeren iederen mergen 'nen vinger dik teugen de ramen gevrozen. En als 'n ros winterzonneke over de donkere naaldenbosschen klom, dan wierd den ijs-ornament volgezet mee duuzenden diamanten. Dan begost den sierlijk gegraveerden blommenpracht te fonkelen in rozetten van kostelijken edelsteen! Curieus! zooals alles in Gods schepping altij van volmaaksten makelij is. Tot 'n bevroren ruit toe. 't Was 'n steuvig Kersttij, ja. De witte velden lagen marmerhard, onder 'nen fijnen strooisel van poeiersn»"uw. verlaten in de endelooze een zaamheid van bar wintertij. Glashard stond den bevrozen kool in den gescheurden grond, waarop dof oew stappen botsten. En teugen vieren, als 't Kerkklokske nuchter klepperde deur de kouwe stilte die over 't Zondagsche durpke hong, dan vloeide-n-over den bloed- rooien Westerkim 'nen rossen gloei in de wije eenzaamheid van de roerlooze velden, waarover 'nen peersen wemel van den langen winter nacht al te vallen begost. Dan gongen de deu ren van de mijmerende huizekes los en kwam, veur 't eerst in den grijzen middag, wat passage langs den duisterenden steenweg. Nen passage. die in éénen donkeren sliert 't kerkplein op draaide; veur 't Kerstlof. Bekans zoude gedocht hebben, als ge nie beter wist, dat de Ulvenhouters erg-onvriende- Hjke kwiebussen waren. Maar elkeen kwam van achter z'n warme plattebuis vandaan en pro beerde de warmte zorgvuldig te bewaren onder den duffel, onder den mantel mee de hoog opgezette kragen, waarbinnen de oogen traan den van den kou. Maar eenmaal binnen 't- veilige kerkske, waar 'nen gloei van wijlicht al van 's nachts te gloriën stond om 't stalleke van Bethlehem, dan gongen de kragen rap neer, dan „ontdooiden" de stramkouwe koppen en men keek malkaar 'ns vrindelijk aan, met oogen die zeeën: „Ik heb oe daarsjuust wel bespeurd, maar 't was te koud, man." Ja, 't was 'n ouwerwetsch, 'n steuvig Kerst- tjj! Stil van kou. Als de kerk gedaan was, d' oogen volzaten van de glanzings van den versierden altaar, waar 'nen overdaad van fonkelenden keersen- gloei vloeide langs den gouwen tabernakel, sprankelde over de sneeuwwitte bekleesels en in de hooge sierpalmen, in den midden den bloeienden karbonkel van de gouwen Godslamp, dan spreidden de durpers zich weer over de weg- geduisterde wegels naar d'r iegen stalleke, daar in 't hoekske van de woning, ros verlicht van 't vuur der plattebuis. Weer lag den durpsweg binnen weinig mi nuten verlaten. "Nen zeldzamen lanteem piekte z'n bleeke schijnsels in den stillen vries- avond en 't was of elk licht in 'nen krans stond, zoo nat waren d' oogen van den kou. Hoog blonk den manecirkel boven de donkere leegte van de velden. Sterren prikten hier en daar al in den nachtblaauwen hemel, 't Geboomt blonk als kristal, zoo zat elk takske besloten in deur- schijnend ijs; zoo tooverde de maan heuren midwinterglans in 't glazige geboomt. En als wij thuis kwamen, er was onderweu- gen nie veul gesproken, dan was 't efkes 'n ze- nuwdruk gedoe van de kleintjes, die verlangden naar de lichtjes. Die lichtjes bij Opa en Opoe waar al weken over gepraat was thuis. Den Eéker zou ze aansteken. Eigens had ie alles geknutseld, dusEn stillekes, mee ver legen trots, zette-n-ie den heelen huis in éénen wonderen glorie van rossen lichtwemel. 't Boom- ke mee den blinkenden sier stond te stralen lijk 'n zon. DUuzendvoudig weerketsten en piekten de lichtekes van de blinkende bollen; schichtten ze van de zuiveren slingers; glans den ze van 't engelenhaar, dat lijk gesponnen goud den sierboom overhuifde. Kostelijken achtergrond van levenden lichtwerl, waarteugen 't heilig stalleke, in den warmen schaduw lijk gouwen donker van 'n ouwe schilderij, zoo'n manjefieke teugenstelling was! En als eindelijk alle keerskes brandden, deur den heelen huis de gouwen lichtpieken vonkten en lichtten lijk zonbeschenen herfstdraad, de kleine kinderstemmekes huilie Kerstliedekes klonken lijk zuiveren klokskes, dan kwam 'n auto den erf opgerejen. Den Vic mee z'n volk! Den huis was vol nou! 'k Zette-'t ouwe Me- vrouwke bij Trui, Willem naast Dré II, Hanneke kwam by mij zitten en den Vic...., die heeft nooit en nieverans 'n vaste plek! Die zit 't lief ste op de tafel, op 'n stoof, op den rand van de bedstee of als 't nie anders kan zoo maar op den vloer. Hannekes oogen blonkten vochtig als ze naar mü keek. En ik wist wel wat er in heur om ging. daar was mee verlejen jaar, als zy bij ons kribbeke was mee den Vic, veul ver anderd. 't Ouwe mevrouwke zee alleen: „Net 'n sprookje. Maar ik heb 't al meer gehoord vanHanneke, inEfkes trilde heur stem „InAmerikatoén!" „Verdomd gezellig", zee Willem uit den West: „om te schilderen, Dré!" „Daar is 'nen Rembrandt veur noodig", lachte onze Dré. „En tóchtóch zzal ikk 't 'n keer probee- ren!" kwekte den Vic van den grond af, waar ie z'n viool zat te stemmen. ..Wat ze kost. kost ze, Vic, maar die schilderij mot ik hebben!" riep ik. Maar den Vic gaf gin asem mger. Stemde sjecuur z'n viool, sprong op en begost te vedelen. Zachtjes, gesourdineerd, zoekend nog kwa men de toontjes uit 't Niks. (Ge wit, hij fanta seert altijSterker wierden de slepende melo dieën, vaster begosten de tonen uit malkaar te vloeien lijk 't licht uit 'n opkomende zon. Dan wierd den muziek volmaakt van harmonie en begost de viool te bidden. „Heilige Nacht". .-Ave Maria", „Bethlehem", telkens geurden andere blommen uit den teeren boekee, die den witten toovenèèr daar te verzamelen stond uit de eeuwig bloeiende velden van z'n wondere zielement. Dan deed ie, al vedelend, 'n paar passen naar voren. Stond midden veur 't stal leke nou, als 'n donker silhouet. Z'n witte krul len lichtten lijk 'nen stralenkrans om den edelen kop, die wat schuin op de viool lag. En toenAls 't kost, wierd 't nog stiller in m'n huizeke, dat vol van gouwen schemer stond mee schichtend' .herfstdraden." Zachter, als verren echo over stilhelderen hei-plas zong de viool, bad de viool den Vic zijnen diepsten dank tot 't Goddelijk Kindeke, daar in den Eeker zyn stalleke. Koud wierd 't over m'nen rug. En in eens zag ik veul meer gouwen draden spinnen deur de wemelingen van al, 't Kerstlicht. Nog 'n paske dichter gong ie tot 't stalleke. De mu ziek zwol in kracht en kleur, wierd nog sterker enjubelde, jubelde dank, dank, dank! Gloriede boven 't keersenlicht uit. „Dank! Dank, Kindeke!" Dan weer viel den vedelzang tril lend, snikkend haast, op lage, dubbele snaren tot deemoed en gebed en Hanneke, die al tien minuten met wijd open, tranend' oogen als be- tooverd naar heuren vader zat te kijken, lee heur hand op mijnen arm, keek me "ns aan en twee tranen als knikkers glipten over 't zenuw trekkend smoeltje. Dan begost de muziek te eindigen. Nog efkens flakkerde de melodie op, verstierf toen en vibreerde uit als 'nen kerkorgel, die ge nog uit de verte heurt als ge al op 't kerkplein zijt. Stil bleef 't efkens. Niemand verroerde z'n eigen nog. Ook den Vic bleef nog even daar. Boog langzaam den kop. Nam zynen zakdoek, wreef zoogezeed „zweet" jawel! van z'n gezicht, snoot mee veul lawijt in de gouwen stilte en dandan stond ineens den Eeker naast den Vic. „Wel bedankt, meneer Zonneveld, dat ge 't stalleke nóg schoonder hebt gemaakt!" En toen liep ie weg, verlegen, den zoldertrap op, naar z'n kamerke. waar ik 'm 'n half uur later moest gaan halen. Daar zat ie op den grond naar de glazen dakpannen omhoog te staren, naar den sterren-kerst-hemel, zóó in gedachten dat. ie me nie hoorde. „Eeker?" .Eéker! „Ja. baas", schrok ie. „Kom toch naar benejen, Jonk, ge zit hier ziek te worren van de kou!" „Ja, baas." „Waarom zijde weggeloopen?" ,,'k Weetnie." „Dat witte wel, jonk!" „Dieën muziek was zoo schoon, baas. En.,., en zoovrimd." „Vrimd?" ,,'k Weetnie „Jawel, ge weet 't wèl, Eeker!" „Ik heb hier, in den donker, 't stalleke wéér gezien, méé den muziek! En toentoen zat moeder er óók bij, baas. 't Was schoon!" „Volgend jaar, manneke! Al wat ge wenscht op deuzen stond, gebeurt! Vraag dat maar 'ns aan meneer Zonneveld." „Durf ik nie, maar ik gelóóf oe, baas." Amico, ik heb 't meer gezeed g'ad en *k zal t blijven zeggen: „wat is 't 'n gave-van-O. L. H., dat we den Kerst meugen vieren op 't end van 't jaar. Als we 't heele jaar hebben deurgeploe- terd, mee veul moeilijkhedens, mee veul on- rechtvèèrdigheid, mee veul leed en strijd. En als we. moei en leeg van ziel 't nuuwe jaar zien naderen mee wéér de wederweerdighedens van allen dag. Dan is daar 't Hoogfeest van Kerst mis om tot besef te komen van oewen rijkdom, dien ge haast vergeten waart. En die 't nuuwe- jaar en die t heele leven eer de moeite wèèrd maakt. Want als ik, na 'n jaar van veul zwaren ar beid, moeilijkhedens en aangedaan leed deur m'n „evennaasten", daar by 't stalleke zat, te midden van vrouw en kinders, kleinkinders, vrienden en na-staande magen, dan heb ik toch, gelijk mee den Vic zyn gevedeld gebed, óók stillekes gedankt veur alles wat ik bezitten mag! M' goeie wijf, die daar als 'n koningin troon de over deuzen huis vol eigen, gelukkig volk! Over m'n kinders, m'nen. compagnon, m'n klein kinders. m'n goeie trouwe vrienden! M'n kame raads, die paar brave, goeie kearels, waarmee ik zooveul plazier al hebben mocht. Veur m'n vrijen grond, veur m'n bedryf, dat ten leste toch nog zoo 'nen fermen opvolger te wachten staat! En m'n zurgskes, en "t bietje leed en sommigte kruiskesze schrompelden weg tot "n hands- volleke asch en 'k heb 't laten wegstuiven op den feilen Noordooster, die t meedroeg naar de zee. En als 'nen millioennair, amico, vier ik over ennigte dagen 't ouwejaar! 't Arme, straatarme Koningske maakte me weerschatrijk Als 'nen millioennair zit ik Zaterdagavond te wachten op den twaalfden klokkeslag en.... 'k zal handen te kort komen om ai m'nen Rijk- dom vast te pakken! M'n wijf, m'n kinders, m'nen compagnon, de kleintjes, maar ook m'nen Eeker? En ik zal als 'nen vorst m'n glas heffen on der den schoonsten lichtkroon van de eerde m'n eigen huiskamerlamp en ik zal, mee "nen blik naar 't stalleke, daar wat op den achter grond nou, klinken op t Nuuwe jaar 1939, da 'k vol van goeien moed en Godsvertrouwen teuge- moet gaai! Zóóveul handen van menschen-van-goeien- wille zyn deuze dagen nog biddend omhoog ge heven in 't keersenlicht bij 't kleine Jesuke. da 'k tóch op VREDE blijf durven hopen Amico, zóó, on»<er de lamp. bij den lesten slag van onzen Ulvenhoutschen kerketoren in den lesten nacht van deus jaar, temidden van heel mynen Bezit wensch ik jou en al oew lezers en lezereskes 'n ZALIG NUUWJAAR! Veul groeten van Trui. Dré III en den Eeker, gin horke minder van oewen t. v. DRé.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 7