De
Koningin Emma" wilde
niet het water in
DE VREES
Treinwagon viel
op een schuit
In- en uitvoer-
vraagstukken
EERST OM VIJF UUR IN
HAAR ELEMENT
ZONDAG 15 JANUARI 1939
99
ppMoge het schip een sieraad zijn
van onze vaderlandsche koop
vaardijvloot," aldus de
Koningin
Bezoek van H. M. aan
Middelburg
Het schip liep niet af
Te Middelburg
Terug in Haar residentie
Dr. Colijn te Davos
Sanatorium-patiënten begroetten
hem met luid gejuich
BELEEDIGING VAN DE
JODEN?
Leider van „Zwart Front"
voor de rechtbank
STRAFVERVOLGING TEGEN
Mr. ROST VAN TONNINGEN
PRINS BERNHARD OP DE
SQUASHBANEN
Schuitenvoerder redde
zich tijdig
m
mm
Internationale telex-
dienst
Internationale P.T.T.-commissie
vergadert in Nederland
HET JUBILEERENDE NEDERLANDSCHE LEGER
KAMERADEN KEERDEN TERUG
PRIJS f 2.20 GEBONDEN f 2.80
en voorts bij de uitgeefster: TEN HAGEN'S
DRUKKERIJ EN UITGEVERS-MIJ., DEN HAAG
Uitslaande brand
in Utrecht
Baby van vier maanden ternau
wernood gered
DOOR TRAP VAN EEN PAARD
GEDOOD
Ernstig ongeluk te Hattemerbroek
Visscher verdronken
Over een aantal kwesties bevre
digende oplossing tusschen
Nederland-België-
Luxemburg
Het verkoopen van
leege N.V.'s
Dochtermaatschappij van de
A.K.U. in proces tegen
den Staat
NIEUW PORTRET MEVROUW
MANN-BOUWMEESTER
Bij de te water lating van de „Koningin
Emma" te Vlissingen, welke plechtigheid H M.
de Koningin verrichtte, hield H. M. de vol
gende rede:
„Mijnheer de president-commissaris van
de maatschappij "De Schelde",
Voor uwe woorden van welkom betuig Ik
u mijn oprechten dank. Gaarne zal Ik aan
het verzoek, om dit schip te water te laten,
voldoen
Ik doe dit met ware vreugde, daar het
den naam draagt Mijner geliefde Moeder,
Die steeds bewezen heeft een open oog te
hebben voor de groote belangen van ons
volk en met name den nationa'en scheeps
bouw en scheepvaart een warm hart toe
droeg.
Ook u, mijnheer de president-commissa
ris der Stoomvaart-maatschappij „Zeeland",
dank Ik voor uwe tot mij gesproken woor
den.
Moge dit schip te allen tijde getuige
nis afleggen van het kunnen van onzen
Nederlandschen scheepsbouw en moge
het gedurende een lange reeks van jaren
een sieraad zijn van onze vaderlandsche
koopvaardijvloot en van de maatschappij,
wier vlag het voert.
Een gelukkige vaart zij het beschoren."
Met een simpele handbeweging nam onze
Vorstin hierna de laatste beletselen weg.
Vol spanning wachtte het publiek, dat in
massa's was opgekomen, op het groote mo
ment. Er kwam beweging in het schip, heel
langzaam, en het schoof een paar meters naar
voren. Toen bleef het echter staan en het
reeds hier en daar begonnen hoera-geroep ver
stomde. De spanning op de werf steeg voort
durend en werd bepaald drukkend, toen bleek,
dat de „Koningin Emma" nog niet van stapei
wilde loopen.
Onmiddellijk werd met man en macht aan
gevangen om te trachten het nieuwe schip als
nog spoedig in zijn element te brengen. Met'
hydraulische persen werd gewerkt, doch
slechts enkele centimeters kon het gevaarte
worden opgeschoven.
H. M. de Koningin en de aanwezige autori
teiten, onder wie wij ook nog opmerkten den
oud-minister van Waterstaat, jhr. ir. O. van
Lidth den Jeude, bleven voorloopig wachten om
den verderen gang van zaken te zien.
Lag het oorspronkelijk in de bedoeling, dat
de Vorstin na de te water lating naar het
hoofdgebouw van de maatschappij De Schelde
zou rijden, waar Haar ververschingen zouden
worden aangeboden en waar enkele heeren hun
opwachting zouden maken, thans werd hiervan
afgezien en werden de ververschingen aange
boden op de koninklijke tribune, waar om de
kapitein ter zee H. J. van der Stad, comman
dant van de maritieme middelen te Vlissingen,
en majoor W. C. Th. Haarman, plaatselijk gar
nizoenscommandant, hun opwachting bij de
Koningin maakten, terwijl H. M. zich voorts
met de commissarissen en de directieleden der
beide maatschappijen onderhield.
Hoewel het personeel der werf met be
hulp van hydraulische persen alles in het
werk stelde, het schip van de helling te
krijgen, bleven deze pogingen vooralsnog
vruchteloos.
Vijf minuten voor drie, terwijl de talrijke
met Oranje getooide belangstellenden H M.
hartelijk toejuichten en de muziek het Wilhel
mus speelde, verliet de Koningin de werf om
via de Aagje Dekenstraat, Koningsweg en
Nieuwe Vlissingsche Straat de gemeente Vlis
singen te verlaten.
Thans slechts vergezeld van den Commis
saris der Koningin in de provincie Zeeland,
jkvr. Van Tets en jhr. van Ho:the, reed de
Koningin naar Middelburg, waar Zij eenige
besprekingen zou houden over provinciale aan
gelegenheden.
Terwijl de genoodigden bij de doopplechtig
heid van de „Koningin Emma" zich te pl.m.
drie uur naar hotel Britannia begaven, waar
zij zich aan een maa'tijd verzamelden, bleef
het personeel van de werf gedurende den mid
dag alles in het werk stellen, om het schip
van de helling te doen glijden, doch wat men
ook probeerde, alle moeite bleef voorloopig ver
geefse h.
Plotseling echter het was op dat moment
kwart na vijf uur kwam er weer eenige
beweging in het schip en nu gleed de „Ko
ningin Emma" tot groote vreugde van het
personeel en van hen, die op de werf waren
gebleven en het werk met spanning hadden
gevolgd, in het water. Eenige oogenblikken la
ter werd het schip gemeerd. Het spreekt van
zelf, dat het blijde nieuws oogenblikkelijk naai
hotel Britannia werd getelefoneerd en dat het
bericht in den kring der gasten groote vreug
de bracht
Na Haar bezoek aan Vlissingen arriveerde
H. M. de Koningin te kwart na drie per auto
san de grens van de gemeente Middelburg,
Waar Zij werd verwelkomd door den burge
meester, den heer M. Femhout. Op den weg
naar de ambtswoning van den Commissaris
der Koningin in de provincie Zeeland in de
Abdij reed de Koningin langs hagen van be
langstellenden. Men juichte de Vorstin harte
lijk toe, terwijl op bepaalde punten langs den
weg muziekgeze'schappen stonden opgesteld,
die het Wilhelmus ten gehoore brachten. Dit
gebeurde in de Abdij door het Middelburgsch
muziekcorps. Hier waren ook aanwezig het
bestuur van de vereeniging „Uit het Volk, voor
het Volk", welke vereeniging steeds de leiding
heeft, wanneer het Oranjefeesten betreft en
verscheidene sport- en andere vereenigingen
a'smede de Middelburgsche burgerwacht. Van
het bordes af heeft de Vorstin voor de spon
tane hulde dank gebracht.
Tegen half vijf verliet de Koningin de Abdij,
na met het hoofd der provincie enkele zaken
van Zeeuwsch belang te hebben besproken
Wederom mocht de Koningin bij haar tocht
door de stad vele bewijzen van aanhankelijk
heid der bevo'king in ontvangst nemen. De
Commissaris der Koningin en de burgemees
ter deden Haar tot de grens uitgeleide. In snel
ler tempo is H. M. vervolgens naar Den Haag
gereden.
H. M. de Koningin is em kwart voor acht op
het paleis Noordeinde te 's-Gravenhage terug
gekeerd.
s
Zaterdagmorgen elf uur heeft dr. H. Colijn
het Nederlandsche sanatorium te Davos bezocht,
waar hij werd ingehaald door de luid juichende
patiënten, die van balcons en terrassen den mi-
nister-president begroetten en hem bij het be
treden der gebouwen met het Wilhelmus ver
welkomden. Na te zijn begroet door den direc
teur-geneesheer dr. Gugelot, sprak Z. Exc. eenige
vriendelijke woorden voor de microfoon van de
huisradio. De minister gebruikte daarna de koffie
te midden der patiënten. Na een rondgang door
het sanatorium vertrok Z. Exc. weer naar Klos-
ters, wederom luide toegejuicht door de patiën
ten, die de attentie van den minister-president
zeer op prijs stelden.
Dinsdag 24 Januari zal de Amhemsche recht
bank de strafzaak behandelen tegen den leider
van „Zwart Front", A. M. Hij wordt er van be
schuldigd zich onlangs op een vergadering van
zijn beweging in Nijmegen beleedigend te heb
ben uitgelaten over de Joden.
Als verdediger van mr. M. M. Rost van Ton
ningen, hoofdredacteur var. Het Nationale Dag
blad, tegen wien op grond van beleedigende ar
tikelen een strafvervolging zal worden geopend,
zal optreden mr. W. J. C. A. Nijgh.
Het Nationale Dagblad zal voorloopig in klein
formaat verschijnen.
Zaterdagmiddag half drie zijn op het sport
terrein Klein Zwitserland te Den Haag squash-
banen geopend. Dit spel is nieuw voor Den
Haag en er bestond groote belangstelling voor.
Onder de aanwezigen was ook jhr. mr. dr. H.
A. van Karnebeek, Commissaris van de Konin
gin in Zuidholland.
Om vier uur kwam Prins Bernhard op de
banen aan. Namens het bestuur ontvingen dr.
Exalto, jhr. H. en jhr. G. van der Wijck den
Prins, die vergezeld was van zijn secretaris jhr-
mr. C. Dedel en zijn adjudant, kapitein J. K. H.
de Roo van Alderwerelt.
De trainer Goedraad en jhr. Van Karnebeek
jr. demonstreerden het spel voor den Prins, die
er zeer veel belangstelling voor had en den
wensch uitte later zelf het spel te willen beoefe
nen.
Zaterdagochtend omstreeks 12 uur is te Zaan
dam een spoorwegongeluk gebeurd, dat geen
persoonlijke ongelukken ten gevolge heeft ge
had, zooals wij nog in een deel van onze vorige
oplaag konden melden.
Even buiten het station Zaandam ligt een,
brug in het baanvak, welke de verbinding vormt
tusschen de vaart en de Papenpadsluis, waar
van de houthandel gebruik maakt, om de met
hout geladen dekschuiten naar de Zaan te ver
voeren.
Kort voor twaalf uur heeft de brugwachter
Dolleman de brug opengedraaid, om aan een
schuit, geladen met hout, doorgang te verlee-
nen. Op het oog-enblik, dat de schuit onder de
brug voer, is het achterste rijtuig van een ach
teruit rangeerenden ledigen personentrein tus
schen de brughoofden gevallen. De schuiten
voerder A. Geene, die juist op het voorste ge
deelte van de schuit stond, wist zich, door di
rect op den wal te springen, in veiligheid te
stellen.
Het opruimingswerk werd in belangrijke mate
vergemakkelijkt, doordat de schuit het truck-
stel van het rijtuig had opgevangen.
Voor zoover Zaterdagmiddag kon worden na
gegaan, zijn de brug en de electrische boven
leiding niet beschadigd.
Door dit ongeval moest het verkeer in do
richting Alkmaar en Hoorn worden omgelegd.
De stationschef, de heer J. M. ten Napel, heeft
direct de ongevallenwagens uit Alkmaar en Am
sterdam gerequireerd.
Later werd gemeld, dat des middags vijf uur
het personeel van de werktreinen uit Amster
dam en Alkmaar onder deskundige leiding er in
geslaagd is de belemmeringen voor het herstel
van het spoorwegverkeer tusschen Zaandam en
Koog eenerzijds en tusschen Zaandam en Pur-
merend anderzijds uit den weg te ruimen. Van
dit uur af konden de treinen in beide richtingen
hun normalen loop hervatten.
Heel wat werk is verzet moeten worden om
dit resultaat te bereiken. Toen het verongelukte
spoorwegrijtuig uit zijn benarde positie tusschen
de twee brughoofden was bevrijd, moest nog
het zware onderstel, dat van den wagen was los
geraakt en op den bodem van de Papenpadsloot
lag, worden opgevischt. Eerst toen dit was ge
schied, kon de brug worden neergelaten. Ge
lukkig was deze niet ontwricht en klopten ook de
verbindingen van de rails. Tijdens de stagnatie
werd de verbinding tusschen de stations Zaan
dam en Koog en Zaandam en Purmerend door
autobussen onderhouden.
I
Op den Rijksweg VelsenAmsterdam is Zaterdagmorgen nabij de Velser pont een
ernstig auto-ongeluk gebeurd. Een touringcar van de Fa. Lindberg trachtte, komende
van Amsterdam, een vóór hem rijdenden bus met scholieren te passeeren; op dit
moment naderde echter uit de tegenovergestelde richting en verborgen door den
dichten mist een vrachtauto geladen met visch, van de fa. Zwaan en Otto; een bot
sing was onvermijdelijk. Van de drie inzittenden van den vrachtauto werden twee
personen zwaar en één licht gewond
Onder voorzitterschap van ir. A. D. J. Uur-
banus, ingenieur der telefonie en telegrafie,
hoofd van den dienst „Havee" aan het hoofd
bestuur van de P.T.T., zal de volgende week een
internationale P.T.T.-commissie in ons land ver
gaderen.
9
Ingevolge artikel 103 van het telegraafregle-
ment (herziening van Cairo 1938) behoorende
bij het internationale verdrag betreffende de
verreberichtgeving (Madrid 1932) bestaat er een
internationaal raadgevend telegraafcomité, ver
kort aangeduid als C.C.I.T, (afgeleid van co
mité consultatif international télégraphique)
Dit comité is o.a. belast met de bestudeering
van de technische en exploitatieve vraagstuk
ken, die het worden voorgelegd door adminis
traties.
Het wordt samengesteld uit deskundigen van
de administraties.
In beginsel worden de bijeenkomsten van het
C.C.I.T. om de drie jaar gehouden. De laatst
gehouden zitting was te Warschau in 1933.
Tijdens een bijeenkomst wordt een lijst van
niet-opgeloste vraagstukken vastgesteld, als
mede een van nieuwe vraagstukken, waarvan
de studie moet worden ter hand genomen. Met
de bestudeering van deze onderwerpen tusschen
twee bijeenkomsten in en met het gereedmaken
van de adviezen, die aan het oordeel van het
en de Nederiandsche soldaat, zooals hij was, is en voor
loopig nog wel blijven zal, met z*n humor en z'n tragiek,
wordt U op kernachtige wijze beschreven in het zooeven
VERSCHENEN BOEK VAN JAN NIEUWENHUIS:
Annie Salomons schrijft hierover in de Maasbode o.'a.,,Een manne
lijk, nuchter, hartelijk boek. 't Is de ontmoeting mét een echt
levend, persoonlijk mensch, een Hollander met de beste qualiteiten
van onzen volksaard. Het leger is met zoo iemand goed af. Maar
wij, de geboeide, geamuseerde en ontroerde lezers van zjjn militaire
avondturen, zeker niet minder."
FRAAI GEÏLLUSTREERD DOOR ADR. M. v. d. PLAS
In iederen goeden boekhandel voorradig, o.a. te AMSTERDAM
N.V. de R.K. Boekcentrale, Keizersgracht 6264, Tel. 4943143639.
BREDA: Van Liempt's Boek- en Kunsth., Ginnekenstr. 30, Tel. 3303.
's-HERTOGENBOSCHBoekh. G. Mosmans Zoon, Markt 27, Tel. 648.
DELFTBoekhandel Huyser, Choorstraat 12, Telefoon 1620.
TILBURG: Boekh. A. C. M. Pillot, Willem Il-straat 24, Tel, 1075.
VENLO: Boekhandel H. Lebesque, Lomstraat 12, Telefoon 2220
De vrees mag, zooals ik een vorige" maal heb
uiteengezet, niet een blijvende toestand van de
menschelijke ziel zijn. Zij mag dit niet zijn en
is het ook niet. Want de vrees wordt overwon
nen door de vreugde, ofwel de vrees gaat ten
onder in de wanhoop. Want in de wanhoop is
er geen vrees meer. Hebt gij wel eens hoogte
vrees gehad, en hebt gij dan niet, wanneer gij
boven op een toren stond, de neiging gevoeld om
er af te springen? Als gij er eenmaal afgespron
gen zijt, dan is er geen vrees meer, om er af te
vallen. Men zal dit nog al erg nuchter vinden,
maar inderdaad zijn het dingen, waardoor som
mige menschen geweldig geplaagd worden. Zoo
zijn er menschen, die misschien een zekere nei
ging tot zelfmoord hebben. Ik zeg: misschien,
want ik weet niet zeker, of zij die hebben. Eer
lijk gezegd, geloof ik het niet; maar de men
schen, die ik bedoel, hebben een geweldige vrees
voor de zelfmoordneiging. De H. Thomas More,
die een groot menschenkenner en ook een groot
trooster was, heeft hierover uitvoerig geschre
ven, toen hij in de gevangenis op zijn terecht
stelling zat te wachten. Iemand met zulk een
vrees, zegt hij, zal bijv. bij toeval een mes in
de hand krijgen, en zie, terstond wordt hij be
vreesd, dat hij met dat mes zelfmoord zal ple
gen. Inderdaad echter zou hij niets liever wen-
schen, dan van deze neiging verlost te zijn: hij
wenscht in 't geheel niet een zelfmoord te ple
gen. Maar door de vrees min of meer verblind,
ziet hij dit niet duidelijk in. Hij vreest toch,
misschien wel die neiging zelve te bezitten.
Een dergelijk persoon, dien ik gekend heb,
wilde dan ook in een tijdperk van zulk een
vreesachtigheid een revolver, die hij bezat, in
het water gooien. Zijn verstand behield echter
de overhand en hij behield de revolver. Begrijp
wel, hij gebruikte het wapen nooit, maar in dien
tijd was de aanwezigheid van het wapen een
aanleiding tot vrees. Daarna heeft hfj dezelfde
revolver nog jaren en jaren behouden, zonder
dat hij er ooit aan dacht, dat hij zoo iets in
huis had. Hij wist bij wijze van spreken niet
eens precies, waar hij het wapen neergelegd had
Ik wil daarmee zeggen, dat die vrees volkomen
verdwenen was, en ik vermeld dit opzettelijk,
omdat deze of gene misschien zou meenen, dat
zulk een neiging ongeneeslijk is.
Wat is nu de juiste methode d.w.z. de succes
volle wijze, om deze vrees te bestrijden? Laten
wij eerst vertellen, dat die vrees een zaak is van
ziel en lichaam beide. Dat het een zaak van het
lichaam kan zijn, zal duidelijk zijn aan die men
schen, die vreesachtig van natuur zijn, deze
vreesachtigheid gewoonlijk aardig onder de knie
hebben, maar b.v. na te veel drinken de grootste
moeite hebben om niet tot een soort wanhopi-
gen toestand te vervallen.
(Ik mag wel even ter sprake brengen, dat ook
het amok een gevolg van vrees is. De lezers van
„Max Havelaar" zullen zich herinneren, dat de
man, die amok maakte, mata gelap was. Mata
beteekent oog en gelap beteekent duister. Zijn
oog is verduisterd door de vrees; hij ziet overal
vijanden en daardoor dol geworden, slaat hij
iedereen dood. Het amok komt, naar ik meen,
uitsluitend bij het Maleische ras voor).
Een steeds bestaande vreesachtigheid, van
kindsbeen af, ligt in den regel in het gestel. Zoo
iemand is dus van nature vreesachtig. Op late-
ren leeftijd komt de vreesachtigheid ook vaak
voort uit z.g. geestelijke oorzaken, en een der
voornaamste oorzaken is de verwachting, dat
de eerzucht teleurgesteld zal worden. Bijna ons
geheele leven speelt zich af in den omgang met
onze medemenschen. Of wij dien omgang al of
niet aangenaam vinden, hangt voor een groot
deel daarvan af, of zij ons met eer behandelen,
dus of wij geëerd worden. Goedheid is niet ge
noeg: wij moeten ook nog gerespecteerd en ge-
eerd worden. Eer, zeggen de Spanjaarden, ont
vangt men van de anderen. Zeker, er zijn ook
wijze menschen, die een goed geweten hooger
schatten dan eer en die de goedheid, die zij van
anderen ontvangen, hooger schatten dan het
gerespecteerd worden. Maar gij zult bevinden,
dat de menschen, die werkelijk vreesachtig zijn,
dit veel meer en veel vaker zijn uit vrees, niet
geëerd te worden, dan uit vrees niet goed be
handeld te worden.
Iemand die niet geëerd wordt, verliest zijn
plaats in de sociale samenleving: dat is onge
veer hetzelfde als te zeggen dat er voor hem
geen plaats meer is op de wereld.
Wanneer iemand dat nu vreest, dan kan net
zijn, dat hij het terecht of ten onrechte
vreest. De voortvluchtige bankier of notaris, die
altijd de vertrouwensman geweest is, vreest te
recht, maar er zijn er velen, die in zekeren zin
ten onrechte vreezen. Er zijn menschen, die in
het diepste van hun hart „iets meer willen zijn
dan een ander"; in den regel zijn zij iets min
der, want omdat zij veel aan hun eerzucht op
offeren, offeren zij minder op aan het belang
van anderen. Soms doen zij veel voor het be
lang van anderen, maar met de bijbedoeling of
misschien soms met de uitsluitende bedoeling,
daardoor meer geëerd te worden. Maar, zooals
men zegt, de menschen zijn niet gek, en het
duurt niet lang, voordat zij dit bemerken. Zij
eeren zoo iemand dan minder, terwijl hij ver
wacht en hoopt meer geëerd te worden: en op
dat „meer" heeft hij juist geheel zijn hoop ge
steld. En juist daarom wordt hij vreesachtig,
want hij „voelt nattigheid" en dit maakt hem
onzeker. En maakt hij een gewonen flater, zoo
als ieder dat op zijn tijd doet, dan vergaat hij
van schaamte en ergernis. Deze mensch is in
derdaad het medelijden wel waard.
Er zijn dus vreesachtigheden, die in hoofd
zaak uit het lichaam, en er zijn er, die in hoofd
zaak uit den geest voortkomen. Dit is een be
langrijk onderscheid, want de behandeling is in
beide gevallen niet dezelfde en wanneer, zooals
het vaak geschiedt, lichaam en geest beide hun
aandeel hebben aan deze vreesachtigheid, moet
men het lichaam weer iets anders behandelen
dan de ziel.
In de eerste plaats echter dient er op gewezen
te worden, dat de vreesachtigheid behandeld
moet worden door strijden en lijden en niet door
een van deze twee alleen. Ik zeg: vreesachtig
heid en niet „vrees", want wij weten immers
allen, dat wij een bepaalde vrees op een bepaald
moment vaak kunnen overwinnen door strijden
alleen; denk b.v. aan het eenvoudige geval, dat
iemand over een sloot wil springen, maar bang
is, er in te vallen. Het is zeker, dat hij in vele
gevallen met geweld de vrees kan overwinnen;
ja, ik geloof, dat dit geweld zoo nu en dan
heilzaam is.
Maar wanneer zoo iets vaak voorkomt, wan
neer er dus werkelijk een voortdurende vrees
achtigheid bestaat, dan is de gecombineerde
methode van strijden en lijden veel beter. Dit
lijden bestaat daarin, dat men zich in de eerste
plaats niet boos maakt over zijn eigen vrees
achtigheid, dat men leert, de zwakheid van zijn
gestel te aanvaarden, als iets dat bestaat, doch
tegelijkertijd te beseffen en te willen, dat dit
zwakke gestel niet de overhand krijgt, dat men
dus weliswaar begrijpt en aanvaardt, van na
ture vreesachtig te zijn, maar toch „goeden moed
schept", deze vreesachtigheid te overwinnen, of
liever te temmen. Zoodra men nu, door zijn ver
stand te gebruiken, goeden raad te aanvaarden
en zich zelf bij de hand te nemen, dezen goeden
moed verzameld heeft (daar zit al een element
van strijd in dit lijden), dan is het geschikte
oogenblik daar, om tot den volledigen strijd over
te gaan; en dan springt men veel beter over
de sloot, want nu niet driftig en woest, maar
kalm en berekend, zooals een ervaren springer,
die zeker is van zich zelf.
Maar zoolang men zich nog boos of bedroefd
maakt over deze vreesachtigheid, zoolang heeft
men het hoofd niet voldoende klaar en koel,
om de moeilijkheden des levens op de beste
wijze te overwinnen.
Dr. TH. H. SCHLICHTING
C.C.I.T. zullen worden onderworpen, is een z.g,
„rapporteurscommissie" belast, welke door de
plenaire vergadering wordt samengesteld.
Er bestaan verschillende rapporteurscommis
sies voor de onderscheidene onderdeelen van de
diensten. Zoo is er bijvoorbeeld een commissie
voor de relais, de symbolen, de code, de ex
ploitatie enz. Laatstbedoelde commissie heeft
tot dusverre ook de regelingen voor een inter
nationalen telexdienst behandeld.
Bij de vaststelling van het telegraafreglement
van Cairo nu, heeft men besloten tot de in
stelling van een afzonderlijke rapporteurscom
missie voor den internationalen telexdienst.
Als hoofdrapporteur van deze commissie is
aangewezen ir. A. D. J. Uurbanus, ingenieur
der telegrafie en telefonie, hoofd van den dienst
huistelefonen en verreschrijvers, aan wien als
rapporteur voor den Nederlandschen dienst is
toegevoegd de referendaris der P.T. en T., de
heer T.' Ferry. Voorts zijn in de commissie op
genomen rapporteurs, vertegenwoordigende Bel
gië, Denemarken, Duitschland, Frankrijk, Groot
Brittannië, Italië, Tsjechoslowakije en Zwitser
land.
De commissie zal een eerste vergadering hou
den Maandag 16 Januari in het gebouw van het
hoofdbestuur der P.T.T. te 's Gravenhage.
Het spreekt wel vanzelf, dat de commissie
zich zal beraden over de mogelijkheden, om in
ternationaal in de dienstuitvoeringen de noo-
dige uniformiteit te krijgen. Zoowel op het ge
bied van de techniek voor de lijnvoorzieningen
als op dat van de toestellen moeten nog ver
schillende punten worden geregeld. Daarnaast
staat de behandeling van bedienvoorschriften,
van de voor telexverkeer toegelaten categorieën
van verbindingen en ook van de vraag, welke
de toe te passen tarieven zullen moeten zijn.
De commissie zal met haar arbeid gereed moe
ten zijn, alvorens (in 1940) te Lissabon weder
om de voltallige vergadering van het C.C.I.T.
bijeenkomt.
De commissie zal Dinsdag een excursie ma
ken naar de diensten van de P.T.T. in Amster
dam en naar het hoofdkantoor van het A.N.P.,
aldaar, om de toepassing van de moderne
telextechniek in dit bedrijf in oogenschouw te
nemen.
Zaterdagmiddag omstreeks vier uur brak
brand uit in de boven de limonadefabriek Lobel
gelegen woning aan de Oudegracht te Utrecht.
Doordat een kat in de keuken een petroleum
stel omver wierp, vatte de omgeving vlam. Het
vuur breidde zich snel uit
In de woning bevonden zich 't dienstmeisje en
twee kinderen van de familie Staphorst, resp.
vier jaar en vier maanden oud. Het meisje
vluchtte het huis uit met het oudste kind in
haar armen. Zij waarschuwde de buren, die on
middellijk de brandweer alarmeerden. Burgers
hadden inmiddels een vrachtauto op het trot
toir gereden, zoodat toen de brandweer arri
veerde een brandwacht over het dak van den
auto kon klimmen om zich op deze wijze toe
gang tot het brandende perceel te verschaffen.
De baby van vier maanden, die in een slaap
kamer naast de brandende keuken in een wieg
lag te slapen, werd ongedeerd aangetroffen en
aan de inmiddels gearriveerde en doodelijk ont
stelde ouders overgegeven. De familie vond on
derdak bij buren.
Met enkele stralen was de brandweer het vuur
spoedig meester. De keuken en een deel van de
aangrenzende slaapkamer brandden uit.
Te Hattemerbroek op den weg naar Wezep is
Zaterdagmiddag een ernstig ongeluk gebeurd, dat
aan den pl.m. 55-jarigen F. Sprokholt het leven
heeft gekost. Sprokholt reed met een paard en
een wagen op den weg naar Wezep, toen het
paard plotseling schrok van een passeerenden
auto. Hij trachtte het paard nog in toom te
houden, doch dit sloeg op hol. Hierdoor viel de
man van den wagen, kreeg een trap van het
paard tegen den buik en was daardoor bijna op
slag dood. Het stoffelijk overschot is naar zijn
woning vervoerd.
In het water van een afvoerkanaal in den
polder „Breede watering bewesten Ierseke" is
Zaterdagmiddag het lijk gevonden van den vis
scher A. van Loo te Ierseke. Het slachtoffer was
des morgens ongeveer half elf van huis gegaan.
De omstandigheden, waaronder de man in het
water is geraakt, zijn nog niet bekend. Aan mis
daad behoeft echter niet te worden gedacht,
De Regeeringspersdienst meldt:
De gemengde Nederlandsch-Belgisch-Luxem-
burgsche regeeringscommissie heeft van 11
Januari 1939 haar tweede bijeenkomst te 's Gra
venhage gehouden. Tijdens deze bijeenkomst is
onder het oog gezien, welke wegen zouden kun
nen leiden tot een bevredigende oplossing inzake
verschillende vraagstukken, welke de Nederland
sche regeering had aanhangig gemaakt met be
trekking tot den invoer van bepaalde producten
in de Belgisch-Luxemburgsche economische unie.
De Nederlandsche delegatie van haar kant,
heeft, in een geest van welwillendheid, welke de
besprekingen heeft gekenmerkt, bepaalde Bel
gische en Luxemburgsche wenschen onderzocht
betreffende cijfers en prijzen van den invoer in
Nederland van verschillende producten.
Van weerszijden is voor een aantal der
vraagstukken een bevredigende oplossing
verkregen. De andere zijn aangehouden ten
einde opnieuw door de bevoegde instanties te
worden onderzocht.
Beide delegaties zijn ten slotte tot overeen
stemming gekomen inzake de wenschelijk-
heid, zoo spoedig mogelijk de onderhande
lingen te openen met het oog op vernieuwing
van de contingenteeringsovereenkomst, 13
v
Augustus 1938 door beide landen ondertee
kend, welke 30 April 1939 afloopt.
De commissie zal haar volgende bijeen
komst te Brussel houden.
Voor de civiele kamer van het Haagsohe ge
rechtshof werden de pleidooien gehouden i'1
een rechtsgeding, dat de N.V. Vereenigd Indus
trieel Bezit no. 39 (een dochtermaatschappij
van de A.K.U.) aanhangig heeft gemaakt tegen
den Staat der Nederlanden.
De A.K.U. heeft n.l. een groot aantal N.V.'s
opgericht ter controle van haar bedrijven, welk®
alle den naam dragen van Vereenigd Indus
trieel Bezit en voorzien zijn van een nammer'
Toen een ander lichaam de controle over
nam, was de taak van de vele N.V.'s overbodig
geworden en om kosten te besparen weiden Z'J
uit het handelsregister geschreven. Later gin®
de A.K.U. over tot verkoop van de thans „leeg'
geworden" N.V.'s, doch toen men om bc-grijp6'
lijke redenen overging tot statuten-wtjzigiö?'
weigerde de minister van Justitie daarop d®
vereischte verklaring van geen bezwaar te ge'
ven. Hij motiveerde deze weigering met
mededeeling, dat het doel der N.V. bereikt waS'
dus dat zij daarmede had opgehouden te be
staan.
De A.K.U. dagvaardde daarop den Staat d6
Nederlanden voor de Haagsche rechtbank
vroeg een declaratoir vonnis, waarin werd vast
gesteld. dat de N.V. Ver. Ind. Bezit no. 39
waar het in casu over ging wel bestond.
De rechtbank wees deze vordering evenwel
zich op het standpunt stellend, dat de rechter
lijke macht de beslissing van den minister nie
heeft te toetsen. Van deze beslissing werd apP6
aangeteekend.
In hooger beroep werd voor de N.V. het woor
gevoerd door mr. R. V. Bakker, die aliereers
betoogde, dat de N.V.'s steeds aan bona-fm®
instellingen zijn verkocht, hoewel de tegenpartu
wel eens het tegendeel heeft willen beweren.
De hoofdkwestie in deze zaak is evenwel
vraag, of het wel mogelijk is, na de beslissin?
van den minister de zaak nog aanhangig te ma
ken bij een rechterlijk college. Mr. Bakke
meende van wel en beriep zich daartoe op 6en
arrest van den Hoogen Raad, in 1914 gewezem
waarin ons hoogste rechtscollege uitdrukkcUl
de mogelijkheid van een declaratoir vonnis ®r'
kende. Bij een later arrest, in 1918 gewezen,
weliswaar een declaratoire uitspraak geweiger
doch dit betrof, aldus pleiter, een ander geva
daar men toen een uitgebreide administratief
behandeling van de kwestie had gehad, wel
een juiste behandeling waarborgde. Hier is
een enkele beslising van den minister en Plel'
ter meende, dat het belang van zijn cliënt
een declaratoire uitspraak wettigt.
Jhr. mr. G. W. van der Does, voor den Sta®^
optredend, betoogde ten aanzien van het
claratoire vonnis het tegendeel. De consequen
tie van de theorie van mr. Bakker zou zijn'
dat men hier te lande tegen allerlei administra
tieve beslissingen zou kunnen opkomen. Z®®
zou bijv. de marechaussée te Oss bij de
rechter nog eens de juistheid van de beslissing
van den centralen raad van beroep kunn6
laten toetsen,
In het arrest van 1918 zag pleiter een wij®'
ging van de houding van den Hoogen Raa
in 1914 aangenomen. Men beperkte het de cl a
ratoire vonnis uitdrukkelijk tot die gevalle"'
waarin de eischer een dadelijk en rech
streeksch belang heeft. Prof. Scheltema
in een noot op dit arrest, dat deze opvattin»
de algemeene in de Nederlandsche rechtspraa
en litteratuur is,
Bovendien is het de bedoeling van den wefe
gever geweest, den minister een zelfstand1»
taak te geven. Men heeft bij de behandel!n
in de Kamers wel gesproken over hooger beroeV
maar dit uitdrukkelijk verworpen. Pleiter d®^
monstreerde dit door voorlezing van de Hand6
lingen.
De functie van den minister betreft hier
..freie Ermessen" van de overheid, hetwelk m
door den rechter kan worden getoetst.
Mr. Bakker repliceerde nog, dat de N.V. 66
zeer groot belang heeft bij het declaratoir
vonnis, omdat zij nu eindelijk wil weten, of
bestaat, ja of neen. Dit in verband met
van door haar verrichte rechtshandeling®
Bovendien zijn er nog activa.
Na dupliek werd de uitspraak bepaald op
Februari.
De heer Th. Frenkel Sr., te Amsterdam, h?6^
den stadsschouwburg een door hem van
moeder mevrouw Th. Mann-Bouwmeester S'
schilderd portret aangeboden, welk portret
den foyer van den Stadsschouwburg zal word6
opgehangen.