KERSTTIJD
IN CHICAGO
KANT EN DE MODERNE VROUW
DE DUITSCHE HELD
UIT BOEKEN EN BLADEN
MODEBLADEN
Eén-pan gerechten voor
dienstboodlooze dagen
OP LAKENTJES EN SLOOP
ZONDAG 29 JANUARI 1939
Een Hollandsche in
Amerika schrijft over:
KENT U
Dr. E. Hoekstra's
Hoestpillen
ill!
■- S -
Hutspot
Varkensrib met kool
Boerenkool-stamppot
DE VROUW EN HAAR TIJD
Tk loop in de stad en in Statestreet worden
mijn oogen zoo groot als theeschoteltjes. Wat
is dat! Alle lantaarnpalen zijn met dennengroen
omhangen en een geweldige kerstkrans om
cirkelt den top.
Lieve hemel, denk ik, stel je voor dat je in
November al Kerstversieringen gaat aanbren
gen. Belachelijk! Overdreven! Intens Ameri-
kaanseh. Mijn verontwaardiging kent geen
grenzen. Maar als de dagen verstrijken vermin
dert mijn critiek. Ik word welwillend, Begrij
pend, genegen, enthousiast.
De lantaarnpalen zijn de eerste aankondigers;
de winkels volgen op den voet. Ga in dien tijd
naar een van de groote warenhuizen en je
waant je zelf in een paleis. Meer dan een uur
breng ik door in Marshall Fields en ik denk,
dat ik in een sprookjeswereld ben. In het in
terieur zijn speciale decoraties aangebracht
van glas die door lichteffecten van kleur wis
selen. Op alle afdeelingen zijn de voorwerpen
met buitengewone zorg en smaak gerangschikt
en de verscheidenheid kent geen grenzen.
Ik ben niet weg te slaan van de aardewerk-
afdeeling. Tafels en tafels vol met het verlei
delijkste goedje: hoekig en pittig Bretonscft,
liefelijk Italiaansch, voornaam Engelsch, fel
Zweedsch, hard Mexicaansch. 't Is er in alle soor
ten en maten. Ik watertand, drentel er tusschen-
door. ik aai het. Een verkoopster loopt ais een
engelbewaarder achter me aan. Kan ik mijn
keus niet maken, vraagt ze valsch. Certainly,
zeg ik enthousiast, terwijl ik mijn platte porte-
monnaie stevig tegen me aan druk. Lieve he
mel, mijn keus maken? Mensch, er is geen
6prake van keus. Ik wil alles hebben, en ik héb
ook alles voor dit moment. Ik geniet er van
zooveel ik kan nu, en dan is het genoeg. Dacht
je dat ik uit dien rosen kop wou drinken, of mijn
vleesch wilde snijden op dat bord? Ik zou die
Bretonsche boerin haar hoofd afsnijden! Wel
nee, ik wil er alleen maar naar kijken. Voor vijf
minuten speel ik koninkje in mijn aardewerk
rijk en dan ben ik verzadigd en op den „escala
tor" laat ik me naar boven rollen naar de speel
goedafdeling.
Wat zeg ik, afdeeling? Luilekkerland, sprook
jesland. De afdeeling beslaat een halve ver
dieping, dat beteekent een oppervlak van vijf
tig stadshuizen. Op regelmatigen afstand zijn
poorten van papier maché aangebracht die me
doen denken aan de gewelven in Disney's film
Snowwhite. Op iedere poort zit een kabouter
pop mechanisch te hameren. Er is op deze
afdeeling uitgestald alles wat een kind zich
van zijn simpele tot zijn stoutste droomen zou
kunnen wenschen; het is een wereld op zich
zelf van treinen, poppen, beesten, spelen, boe
ken enz. De kinderen mogen alles aanraken,
met de treinen spelen en op de levensgroote
beesten rijden. Het is een gedrang en ge
schreeuw, treinen rammelen over rails, stoom
machines sissen en fluiten, teddy-bears zeggen
pie-iep, kinderen roepen: „Mammy look over
her, I want this". Zenuwachtige moeders roe
pen: „Tommy come here, don't touch that,
will you."
Ieder groot warenhuis heeft een kinder
kamer met getrainde nurses, waarin de winke
lende moeders hun Tommies veilig kunnen
achterlaten terwijl ze zelf winkelen. Maar een
bezoek aan de speelgoed-afdeeling van Marsnall
Fields in Kersttijd is een jaarlijksch feest voor
ieder Chicagokind.
Ik loop langs de poppenstands en vele, vele
jaren vallen van me weg. Wilde ik daar straks
een Bretonsch bord hebben?? O nee, dat was
een vergissing: ik wil een pop hebben. Meer
dar honderd paar poppenoogen staren me aan
Hello Kids," zeg ik. Meer dan honderd paar
armen strekken zich naar me uit. Groote pop
pen, kleine poppen, baby's, deftige dametjes,
boerinnen. Ik wil zoo'n mollige dikke babypop
hebben, waarvan je de mutslinten onder haar
harae onbeweeglijke kin kan vaststrikken, en
ik wed er een dubbeltje om dat haar luier
een touwtje verbergt, dat uit het poppenlijf
hangt. Als je daaraan trekt mekkert zij:
Ma-ma. Ik kom wat dichter bij de pop. Er
schiet weer een engelbewaarder op me af:
„Voor uw kleintje, mevrouw?"
„Mijn kleinte is nog wat erg klein," zeg ik
treurig, en ik sluip weg uit de gewelven.
De afdeeling etenswaren zal ik niet beschrij
ven. Neem een boek van Timmermans, lees
een beschrijving van een Vlaamsch maal en je
hebt de voedselafdeeling: alles is daar: van
de hammen en worsten tot den wijn en cham
pagne. In enorme kwantiteiten, maar natuur
lijk weer zoo smaakvol uitgestald, dat ik denk:
Paradijs binnenshuis!
Ik loop naar beneden. Op de trap van de
eerste verdieping blijf ik stilstaan. Ik heb een
goed gezicht op de enorme hall, de golvende
menschenmassa, de gekleurde glazen decora
ties. die als antilopen in de lucht springen, de
bonte afdeelingen met hun ongeloofelijke
variaties van luxueuze en smaakvolle voor
werpen; de vele brandende kerstboomen.
Buiten is het bitterkoud; hier behaaglijk
warm. Een groep menschen, verkleed als min-
streels, stellen zich in de hall op en zingen
Christmas Carols (Kerstliederen) voor het pu
bliek.
Ik denk opeens aan het Versailles van de ze
ventiende eeuw. Rare vergelijking. Maar toch....
ook een machtig groot gebouw, luxe, schoonheid,
maar alles van één mensch, voor één mensen-
autocratie.
Hier hetzelfde. Wat voor verschil maakt het,
of 't. gebouw dienst doet als paleis of als win
kel? Hier is het van een corporatie voor het
publiek: democratie.
Ik moet nog altijd wennen aan het feit, dat
de kunst in dit land zoo dikwijls door com-
mercieele ondernemingen gesteund wordt.
Daar is de radio bijvoorbeeld.
De aether wordt hier niet beheerd door
Roomsch Katholieken en V. P. R. O. en Vara,
maar door Ford, door Palmolive, door Conten
ted Cows, Kelloggs Cornflakes, Chesterfield
Cigarettes, etc.
Vele groote concerns hebben als reclame een
wekelijksch radio-uur, waarin zij mooie en in
teressante programma's geven op alle gebied.
Acteurs, musici en orkesten van internatio
nale reputatie spelen onder hun auspiciën.
Kerstmis komt al dichterbij.
De menschenmassa in de „hoop" (het hartje
van de stad) wordt al dichter en dichter. Een
ieder draagt zijn kerstinkoopen in roode doos
jes. Een fleurig détail.
De meeste gebouwen flankeeren hun ingang
door kerstboomen met gekleurde lichtjes.
Alle winkels en restaurants hebben een kerst
boom. Ik ga naar een bank om een chèque te
innen. De kassier heeft in zijn kooi een kerst
boom. Ik breng een vriendin naar den trein.
Terwijl ze haar kaartje koopt wordt er op een
orgel „Stille Nacht" gespeeld door een juffrouw
met roode nagels. Bij iedere controle staat een
verlichte boom.
Op Michigan Boulevard (de Champs-Elysées
van Chicago) staat een groote, eenvoudige
kribbe: het Kindje ligt op het stroo, Maria
dekt het toe, Jozef kijkt goedig naar omlaag,
de herders blazen dikke wangen op de fluit,
os en ezel staren vroom voor zich uit en de
Driekoningen komen van achter de kribbe ge
slopen.
Daar staat het, tusschen de jachtende auto's
en de jachtende menschen; tusschen de hooge,
hcoge torens, die eerbiedwaardig de krib omrin
gen en zich niet vermeten torens van Babel
te zijn.
Kerstavond.
We hebben een boompje gekocht, en ik heb
het 's middags opgetuigd, terwijl Mary, die met
schele hoofdpijn in b<?d lag, me misselijk en wel
instructies gaf. Ik kreeg een schok, als ik tus
schen de kerstversieringen electrische lampjes
zag. Mijn hart kromp ineen. Nee, dacht ik, ik
kan geen Kerstmis vieren zonder kaarsjes. Vi
sioenen rezen voor me op van den traaitionee-
len boom thuis, met de traditioneele kaarsen,
de traditioneele emmers, waarin de spons, ge
bonden aan een wandelstok; moeders tradi
tioneele schrik bij het eerste kaarsengeknetter
en vaders traditioneele reactie.
Maar nu ben ik in Amerika en daar vieren
ze Kerstmis met electrisch licht. Bah! denk ik.
O nee, niet: bah. Alles went. Zelfs dit. De boom
is toch heel aardig 's avonds. Hij verlicht de
rustige kamer zoo mooi, en Mary ligt nu zoo
rustig in bed, luisterend naar de Kerstmuziek,
die Kelloggs Cornflakes ons geeft. Tegen mid-
r ernacht vullen we eikaars kous met Santa
Claus-giften. Santa Claus is een wijs man. Hij
geeft me zeep, opdat ik me voorloopig niet
meer met de keukenzeep hoef te wassohen. Hij
geeft me kousen opdat ik niet meer met twee
verschillend gekleurde hoef te loopen, waarvan
de opgevangen ladders juist zichtbaar zijn. Hij
geeft me handlotion, opdat ik mijn handen niet
achter mijn rug hoef schuil te houden.
Klisten Flagstad zingt om middernacht Stille
Nacht. Het is als een engelenstem. Ik sta op
en kijk uit het raam. Het sneeuwt. Alles is wit.
De vensters van het hooge Palmolivegebouw
tegenover me zijn in kruisvorm verlicht en de
„Lmdberghbeak" (het zoeklicht voor vliegma
chines) on top zwaait er machtig overheen.
Happy X.-mas. PEP.
Breit gij reeds met Neveda-Wol 1
Aan Neveda, Heerengr. 483, A'd.-C.
M., U gelieve mij gratis te zenden
een Neveda-breipatroon voor een
Damesblouse, Deuxpièces, Heeren-
slipover of Meisjesjurkje (doorhalen
wat niet verl. wordt), en den naam
van den Neveda-winkelier te mijner
stede op te geven. VIII
Naam Adres
Een roman van Enrica von Handel-Mazzetti
70
Op het oogenblik dat de kleine het detache
ment genaderd was, klonk gedempt het com
mando: Halt! De soldaten met de bajonetten
traden ter zijde en het kind zag den grooten
man in de groene uniform, die zijn hand groe
ten ophief. Naast hem zag zij den priester. „Toe,
loop dan vlug, Marianne!" moedigde de vrouw
aan. Het kleine meisje echter keek met groote
oogen, die als glimmende zwarte kersen stonden
in het witte gezichtje, angstig en bedremmeld
naar den statigen ulaan; haar lijfje begon te
trillen, en met een schel stemmetje kreet zij:
„MoedermoederAloisaheeft ge
zegd.... papa komt! Maar dit is papa immers
niet! Mijn papa is een invalide!"
„Ja, ja, hij is 't. Kent Marianne mij niet
meer? Ptak, neem mijn sjako af. Zoo! Kijk
nu, verschrikt gansje, is 't je papa?"
„Jjabeefde het uit het teere ro
zenmondje; met trillende voetjes, aarzelend,
kwam zij op den grooten, geweldigen vader toe.
Moeder Aloisa, die haar om vier uur gewekt had
en aangekleed en haar zooveel schoons vertelde
van den hemel, van het kindje Jezus en van de
deze pillen zijn slümoplossend, dooden de
ziektekiemen en genezen de ontstoken slijm
vliezen. Te gebruiken bij hoest, kinkhoesi,
pijnlijke keel en bronchitis.
1.56 per flacon met gebruiksaanwijzing.
Verkrijgbaar in Apotheken en Drogisterijen.
Vraagt gratis toezending brochure aan
MIJ. HOEKSTRA, Heerengr. 33, Amsterdam
eeuwige vreugde had haar ook nauwkeurig voor
gezegd wat zij haar papa die naar onzen lieven
Heer ging moest zeggen maar in haar schrik,voor
den vreemden man had zij alles vergeten.
Slechts dat eene wist zij nog; al het andere was
uit haar anders zoo monter hoofdje gevlogen:
„Papa, moeder Aloisa heeft gezegd dat ^u
naar onzen lieven Heer gaat?" Zwermen men
schen hadden zich al voor de huizen verzameld,
en een zacht, medelijdend gemompel van de
vrouwen en de meisjes steeg op. „Ja, mijn kind!."
„Papa, mag ik uw hand kussen?" „Neen, mijn
kind! Maar wacht! Hopla!" Hij bukte zich diep.
Zij sloeg haar armpjes om zijn hals, hij richtte
zich hoog op, het duizelde haar bijna, maar hij
liet haar op zijn linker arm zitten en bood haar
zijn wang. Het kind streek met haar bloemzacht
knuistje over zijn wang en over het bloedroode
litteeken op zijn voorhoofd. „Papa, doet 't erg
pijndoodschieten?" Haar teere lijfje rilde in
zijn krachtigen arm.
„Neen, mijn kind! Je moet steeds een braaf
kind blijven, lief voor mama zijn, gehoorzaam
en altijd de waarheid spreken. Zoo, ga nu je
eigen weg, Ik ga den mijne
„Papa" fluisterde de kleine, de trillende
armpjes vast om zijn hals gestrengeld, „gaat u
den kruisweg evenals de lieve Jezus?"
„Maar de lieve Jezus was onschuldig en geen
moordenaar zooals ik."
Het kleine meisje rilde, als een opgejaagde
vogel sperde ze haar oogen open, toen zij het
vreeselijke woord moordenaar hoorde, dat hij
met sombere stem had uitgesproken.
„God zegene u, papa.... ik ga naar moeder
Dat de vindingreikheid op mode-gebied grenzeloos is, bewijst deze trouvaille, waarbij
een onzichtbaar aangebracht ritslint den langen bontmantel in een oogwenk herschept
in twéé kleeding stukken, een vlot, kort jasje plus een schoudercape.
In het koude ochtenduur hult men zich behaaglijk in de warme lange jas; doet de
milde middagzon haar werking, dan gaat men winkelen in 'n kwiek bont-bolerootje,
waarvan het afgeritst gedeelte straks over een lang gewaad als avondcape zal fun-
geeren.
De wonderen van de rits zijn de mode-ioeréld nog niet 'uit.
Niets is er wat zoo speciaal door de vrouw
voor de vrouw gemaakt wordt als kant. Niets
Is er wat de vrouw, van welken leeftijd ook,
beter staat dan kant. En niets is er wat het
werk zelf betreft zoo typisch vrouwelijk als het
vervaardigen van dit mooiste aller sieraden,
hetwelk zulk een groote dosis geduld en ijver
vereischt. Het zou te vergeven en te begrijpen
zijn, wanneer de vrouwen zeer trotsch waren
op hetgeen zij op dit, hun eigen gebied, bereik
ten, zonder hierin ooit door een man overtrof
fen te zijn.
Er wordt juist in den laatsten tijd weer vrij
veel kant gebezigd maar de bezitsters van echte
kant zijn te tellen en vrouwen die zich scha
men namaak-juweelen te dragen, versieren haar
huis, haar linnen, zelfs haar kleeren met de
leugen van namaak-kant. De moderne mensch
heeft blijkbaar het begrip voor de schoonheid
van eehte kant verloren en is op dit gebied zoo
weinig ontwikkeld als men ten aanzien van
weinige takken der kunst kan zeggen. Vroeger
klosten de voorname dames zelf. Zij vormden
aldus den smaak van haar eigen omgeving. Er
was voortdurend uitwisseling van meeningen
hieromtrent, de eerzucht werd opgewekt, de
verbeeldingskracht geprikkeld en uit dien wed
ijver ontstonden de mooiste bloesems der oude
kantkunst.
Tegenwoordig kan de moderne vrouw nauwe
lijks kloskant van naaldkant onderscheiden. Zij
weet niets van de techniek af en blijft voor de
mooiste producten onverschillig. De moderne
vrouw zou eerst dan de kant naar waarde kun
nen schatten, wanneer zij wist hoe die kant
werd vervaardigd. Want ware vreugde en wer
kelijke interesse kunnen slechts daar aanwezig
zijn waar een zekere graad van kennen en be
grijpen aanwezig is.
In de scholen moeten de meisjes tegenwoor
dig nog een kous leeren breien, meestal blijft
net de eenige kous van haar leven. Zou men in
dienzelfden tijd niet beter de eerste begrippen
van het vervaardigen van kant aan die meisjes
kunnen bijbrengen? Voor de minder-bedeelden
onder haar zou het misschien een aansporing
zijn om daar een latere bijverdienste in te vin-
Aloisazei Marianne weenend en wrong
zich los van zijn arm.
„Ja, mijn kind, daar ga je nu heen, De
kleine is bang voor mij," zei Tessenburg tot den
priester met een zweem van zwaarmoedigheid in
zijn stem. „Het naakte, leelijke woord heeft ha«r
doen schrikken. Maar het is de waarheid."
Hij liet het hevig bevende kind van zijn arm
glijden en wenkte de juffrouw, die het kind van
hem overnam.
„Ptak, de sjako," commandeerde Tessenburg.
Terwijl hij het gouden snoer vastknoopte aan
het roode vest, volgde hij zijn kind met de
oogen; aan de hand van de schriele vrouw liep
het met wankelende pasjes, het gezichtje snik
kend verborgen in den arm en het keek niet
meer om.
„De kleine had gelijk, het is uw kruisweg," zei
de priester ontroerd. „Dit was de eerste statie.''
Tessenburg schudde het hoofd.
„U houdt mij voor sentimenteel," zei hij, voort
schrijdende door de donkere Seilenstattenpoort,
waar gedempt, onderaardsch gebruis en gemom
pel de onmiddellijke nabijheid van de plaats der
terechtstelling aanduidde.
„Ik ben geen gevoelsmenscli. De kleine gaf aan
een zeer natuurlijke opwelling gehoor. Een
moordenaar is iets verschrikkelijks, zoo heeft zij
geleerd, en met haar kinderlijk verstand trekt
zij de consequenties. Is een moordenaar be
ter, als hij mijn vriend of mijn vader is?
Stellig niet. Ik weet, dat de liefde dikwijls de
juiste begrippen verdraait, maar het is verstan
diger, ze te laten zooals ze zijn."
Diep rood ochtendlicht viel door de forsche
den en zeer zeker geeft het de practische ken
nis, welke haar in staat zou stellen zich later de
beseheiden luxe te veroorloven, mooie maar on
verslijtbare kant te bezitten. En misschien zou
de interesse voor kant op die wijze weer opge
cvekt kunnen worden.
Niet één vrouw zou er ooit toe komen in een
chique-gemeubileerden salon thee te schenken
uit koppen, zooals men die in een of andere
wachtkamer derde klas van een dorpsstation
netje krijgt. Anders echter is hèt met de kant
gesteld. De meest gewone kant zien we op
plaatsen waar we in verhouding tot de rest niet
minder dan Venise of Alangon zouden kunnen
verwachten.
Van kant gaat een eigenaardige betoovering
uit. Er hangt nog iets omheen van de ziel en
het karakter van degene die haar vervaardigde.
Het waren vroeger de armsten der armen die
kant maakten. Haar ontwikkeling was zeer een
zijdig; teekenen konden zij niet, doch daar zij
vanaf haar prilste jeugd oefenden, kenden zij
de techniek van haar werk zóó goed, dat dit
instinctmatig ging en geen moeilijkheden meer
meebracht. En als vanzelf vormden zich dan on
der haar automatisch bezige vingers de motie
ven, ingegeven door een verfijnd gevoel voor
kunst, dat men een soort zesde zintuig zou kun
nen noemen. Dit hadden de vrouwen uit de
kantindustrie gemeen met de mannen der Re
naissance, de Japanners en de Italianen uit het
volk: het gevoel voor het schoone, dat naïef
en onbewust tot uiting komt en datgene wat
erdoor beroerd wordt veredelt.
Het woord „kant" is niet zoo oud als we zou
den denken, evenmin als „dentelles", en werd
pas gebruikt toen de met kant afgezette kragen
en manchetten in zwang kwamen. Het woord
„kant" of „Passement" dat ook boord of rand
beteekent werd toendertijd nooit alléén gebruikt.
Men zeide „Passement a bord droit". Ook be
zigde men tot achttienhonderd dit woord voor
iedere garneering die werd aangebracht, zoo
wel voor het uit zilverdraad geweven galon als
voor de met parelen geborduurde strook, zoo
dra het maar als boord of rand dienst deed.
In Engeland noemde men de eerste producten
steengewelven van de poort; de poortwacht, dub
bel sterk vandaag, bezette zoowel den ingang als
den uitgang.
Om den blik van den ongelukkige af te leiden
van de voorbereidingen des doods, die iep in de
stadsgracht waar te nemen waren, vroeg de
priester hem, of hij buiten vrouw en kinderen
nog familieleden had. Tessenburg antwoordde:
„Twee stiefbroeders, kinderen van den tweeden
man van mijn moeder. Wij hebben nooit iets
van elkander willen weten. Maar kijk daar
beneden u denkt, dat 't mij beangstigt? Geen
zier. Zie hij bleef staan en staarde met een
bleeken lach om zijn mond naar de plaats der
terechtstelling, waar de wit en blauwe Duit-
schers reeds in open carré waren aangetreden;
onder de linde, wier groen gebladerte beschenen
werd door het warme morgenrood, stond het
executie-commando met den officier, zes jagers
in fel-groene uniformen, met trotsche sjako's,
waarop de wapperende, zwarte hanenpluimen
wuifden in den koelen ochtendwind.
„Prachtige kerels, niet?" vroeg Tessenburg.
„Ik kan de nummers op de knoopen niet zien.
Maar ik geloof, dat zij van het negende batall-
lot zijn. Dat bataillon is in Pethau gelegerd, voor
zoover ik weet, die zijn dus van verre gekomen
om mij het genadeschot te geven. Zie, dat in
teresseert me, het zijn twee halfpikets elk van
drie jagers. De anderen hebben de steekbajonet
en dezen de houwbajonet; zij gebruiken die
slechts in den nastrijd, dat was een der schit
terendste Ideeën van ,Karl. Wat zegt de over
ste? Hebben zij haast?
„Kom, hoogeerwaarde! Wij ulanen waren
der kloskant „Bone Lace". Wij zouden hiervoor
Botjes-Kant kunnen zeggen, wat gemakkelijk
te verklaren is, wanneer men weet dat de klos
jes waarop de werkdraad gewonden was, ge
maakt werden van gedroogde beenderen van
kleine dieren. Zoo gebruikte men ook splinters
van gedroogde beenderen voor spelden, hoewel
deze kostbaar waren en niet in het bereik van
een bescheiden beurs.
Of het effect van de kant rijk is en elegant
of eenvoudig, zacht, doorzichtig en flatteus,
hangt af van de keuze van materiaal en de
verdeeling van fond, toilé, picots, brides enz.
Charles Blanc teekende het met de volgende,
goed-geziene verhouding: de naald staat
tot de klos zooals het potlood staat tot den doe
zelaar. Wat de naald op den voorgrond brengt
en onderstreept vervaagt en verzacht daarente-
tegen de klos. De contouren der naaldkant zijn
steeds duidelijk, bijna hard, de kloskant ech
ter heeft iets vaags, verdroomd en zacht. Maar
het best kan de techniek van het kant maken
met die van graveeren vergeleken worden. Zoo
als het een bepaalde uitwerking heeft wan
neer men de graveernaald scheef of recht
houdt, wanneer korte of breede lijnen
getrokken worden, wat te bereiken valt met
punten, cirkels, herhalingen, uitsparen, zoo weet
ook een kantwerkster van alle rijkdommen der
techniek te profiteeren. Hier bedient zij zich
van „mat", daar van „grillé", hier een over
gang met „jour", daar wordt een accent gege
ven door „cordonet" en een contrast of over
gang wordt door het „fond" teweeggebracht.
Met de keuze van de naald, den draad of de
klos gaat het als met de keuze van het etsmid-
del. Bij het eene zoowel als bij het andere kan
men zeggen: kleine handgrepen baren het kunst
werk. Al deze kleine handgrepen met techni
sche kennis en gevoel voor lijn toe te passen
voert naar het meesterschap in het vak.
H. S.
„De scheidingslijn tusschen echte Chris
tenen en naam-Christenen loopt niet tus
schen geestelijken en leeken, noch tusschen
geleerd en ongeletterd, noch tusschen de
vote zielen en hen, die ver van de kerk wo
nen of het te druk hebben, noch tusschen
rijk en arm. Die scheidingslijn loopt tus
schen degenen, die in zichzelf of in het
hunne opgaan en degenen, die in Christus
opgaan en zichzelf met al hun goeds en
kwaads telkens naar Christus keeren en
zich onbevangen overgeven aan de inwer
king Zijner genade en Zijner barmhartig
heid.
Het is DIE houding tegenover Christus,
die wij de jeugd moeten leeren."
H. HELMER,
in „Er is nog veel te doen".
„Wiener Modenwelt" (Uitg. N.V. van Ditmar's
Boekenimport) opent den nieuwen jaargang
met een Januarinummer, dat reeds eenige
nieuwtjes voor den overgangstijd brengt, voorts
wintersche dirndlkleeding, Carnaval-allerlei,
blouses, lingerie, kinderkleeding, modieuze klei
nigheden en bijbehooren van hoed tot schoei
sel. Practische raadgeving voor het modernisee-
ren van een japon en een bijlage met drie knip
patroonbladen completeeren deze aflevering.
„Het Nieuwe Modeblad" (Uitg. Mij. Neerlan-
dia) brengt in het. eerste nummer benevens
feest- en kinderkleeding en eenvoudige japon
netjes, een en ander over gelaatsverzorging en
wijdt enkele pagina's aan practischen handen
arbeid. Aardig is de bladzijde gewijd aan pop-
pekleertjes, waarvan de patroontjes verkrijg
baar gesteld zijn.
Als men het in z'n behandeling veel-
eischende vleesch vervangt door gebak
ken boterhammen met kaas, opdat vol
doende eiwitgehalte in den maaitijd ge
bracht wordt, kan de huisvrouw haar
gezin een volledig maal voorzetten met
hutspot gevolgd door gebakken kaas
boterhammen.
Anderhalf kilo aardappelen, een kilo wortelen,
een kwart kilo uien, een halven liter melk, drie
afgestreken eetlepels boter of vet, peper en zout.
De ongeschilde aardappelen worden schoon
geboend, gepit en in vieren gesneden, waarna
ze in de pan gedaan worden met een bodempje
kokend water (zoodat er geen kooknat hoeft te
worden weggegoten). De gesnipperde wortelen
en uien worden toegevoegd, peper en zout er
over gestrooid en in een gesloten pan mag alles
op een zacht vuur een half uur doorkoken tot
aardappelen en groenten gaar zijn. Dan wordt
de melk bijgevoegd en aan de kook gebracht,
waarna alles door elkaar gestampt wordt met
de boter en zoo noodig op smaak wat meer zout
wordt toegevoegd.
Voor de gebakken kaasboterhammen, waar
van we er twee per persoon rekenen, nemen we
gesmeerde sneden wittebrood van gewone dik
te. Tusschen beide sneetjes in wordt een dikke
plak kaas gelegd, waarna het geval in de koeke-
pan aan beide kanten goudbruin wordt gebak
ken om zoo uit de pan te worden opgediend,
opdat de kaas nog week is.
Een gerecht, waarbij vleesch, groen
ten en aardappelen zichzelf in één pan
gaarpruttelen, zonder dat de huisvrouw
er omkijken naar heeft, is
Twee pond varkensrib met been (wat den
smaak van het vleesch zeer ten goede komt),
'n middelmatig groote groene kool, 'n half bloem-
kooltje, een halve bos wortelen, twee preien,
wat peterselie, een bord aan schijfjes gesneden
rauwe aardappelen, anderhalve ui, kruiden zoo
als thijm en laurier, peper en zout.
Het vleesch wordt even aangebraden in niet
te rijkelijk vet, terwijl de kool geblancheerd
wordt (dit komt de verteerbaarheid ten goede)
waarna de kool in de pan met het vleesch
wordt overgebracht en de rauwe groenten wor
den toegevoegd. Dit alles laat men nu in on
geveer drie uur op een zacht vuur gaar prutte
len om het in een vuurvasten schotel op te die
nen. De aangegeven hoeveelheden gelden voor
ongeveer zes personen.
Voor de bereiding van een smakelij-
ken stamppot, welke verzadigt, en voed
zaam is, geven we het recept van
Voor vier personen rekenen we een kilo aard
appelen, drie kwart kilo boerenkool, een kwart
liter melk, 40 gram boter, twee theelepeltjes
maggi-aroma.
De gewasschen en even gesneden boerenkool
wordt in de pan gedaan, daarop komen de aard
appelen, waarna een bodempje water wordt
toegevoegd en het gerecht een half uur blijft
doorkoken. Onder bijvoeging van melk en bo
ter wordt de brei dooreengestampt en vervol
gens afgemaakt met zout en maggi. In plaats
van melk kunnen ook groene erwten worden
doorgestampt, waarvan we op deze hoeveelheid
een pond nemen. De erwten worden een nacht
tevoren geweekt en in ongeveer anderhalf uur
gaar gekookt.
Geeft men bij dezen boerenkool-stamppot
worst, dan laat men die het laatste half uur
meekoken.
f M'1
naijverig op de jagers in 1809," sprak Tessen
burg, de oogen nog steeds gericht op het piket
in de stadsgracht. Ah, er is ook een trom
petter om af te blazen als de kerel het heeft
afgelegd in 1809 gebruikten zij de waldhoorn,
toen was het afblazen heel vroolijk De ja
gers keken na naar boven, er ontstond een luid
gemompel daar beneden.
„Ik boop, dat ze goed schieten, merkte Tessen
burg koelbloedig glimlachend op; het eskorte
marcheerde over de kade. Hij sloeg zich op zijn
breede borst, waarover het scharlaken roode
vest gespannen was en waarop de eereteekenen
schitterden. „Bij uitzondering op een Duitsch
en nu niet op een Fransch front."
Een lichte morgennevel zweefde om de boo-
men, de vogels kwetterden. „Nu zijn wij dade
lijk bij het gasthuis, hoogeerwaarde nietwaar?"
De priester knikte en wees naar het torentje
op de kloosterkapel.
„Ik ken het Immers, wij hebben er drie jaren
tegenover gewoond Ziet u, 't grijpt me aan
nu, die arme arme vrouw
„Ik verzoek u, in naam van den aartshertog,
géén afscheid te nemen. U zult er goed aan
denken?" vroeg de priester.
Tessenburg knikte bevestigend. In wilde smart
beet hij de lippen stuk.
Nog heerschte er diepe rust in de ziekenzaal
van het Elisabethsklooster. Velen, die in den af-
geloopen nacht gesteund, gekreund, naar adem
gesnakt hadden, lagen nu, tegen den ochtend, in
diepen sluimer van afmatting; de pijnen waren
lichter, en de droomen der uitgeputten en be-
Minimum
Zijn gekleurde lakens bij den
modernen uitzet gewild voor
Ie „groote-menschen"-bedden,
voor het kinderledikantje zal
moeders voorkeur blijven uit
gaan naar het frissche wit.
Maar. de vrooiijke, kleurige noot
hoeft daarom niet te ontbreken,
wanneer lakenrand en een hoek
van de sloop bewerkt worden
met een dieren-motiet, zooals
de teekening laat zien.
Zou het niet een troost zijn
voor 't kleine manneke, wanneer
het droeve bedtijd-uur slaat, als
hij weet, dat deze vroolijk dan
sende teddy-beertjes hem wach
ten?
Het opwerken in steelsteek en
platsteek vraagt geen groote
bedrevenheid. Het opteekenen
zal iets meer moeite kosten om
dat de figuurtjes met behulp
van ruitjespapier eerst vergroot
moeten worden.
Gaat men natuurgetrouw te
werk, dan borduren we de
beestjes met bruin (waschecht)
garen. Maar ook kan helder
rood of blauw gekozen worden.
Ofwel een tint, die overeen
komt met dekentje of dekbed.
droefden waren vrediger dan in den vóómacht.
Geruischloos liep een zuster tusschen de bedden
af en aan en bleef ten laatste bij het bed dicht
bij de deur staan, luisterde, hief met stille, voor
zichtige hand het paarse gordijn op en spiedde
naar binnen. Op het kussen rustte het lijdens
gezicht van de arme, die nog binnen het uur,
weduwe zal zijn, en allen in het klooster weten
het reeds, alleen zij niet. Wit als sneeuw is haar
gelaat, zelfs de lippen zijn kleurloos; blauwe
schaduwen verdonkeren de oogranden en teeke
nen scherp de teerp slapen; maar de kleine
mond is in den smartelijken en toch zaligen
droom geplooid tot een stillen glimlach. Na
middernacht was de geheimzinnige ruiter we
derom aan de groote poort geweest, had weder
om gevraagd hoe de toestand van de zieke was,
had "wederom een zuster laten roepen; als me
vrouw von Tessenburg ontwaakte, moest men
haar zeggen, dat haar man, de ritmeester, haar
een lieven groet liet brengen.
Lieve Heer.de opwinding die door dit bericht in
het klooster werd verwekt! De zuster-portier-
ster liep naar de cel van de overste: een wonder
van den heiligen Joseph! De ritmeester, de ra
zende misdadiger laat zijn vrouw een groet bren
gen. Wie dat gezegd had? Er was weer een
ruiter, die vroeger ook reeds gekomen was en
dokter Malfatti had aangemeld. Toen glimlachte
de overste geheimzinnig en fier, en wie de rui
ter was, weet zij; want dokter Malfatti had het
haar onder het zegel van geheimhouding zoo
even verraden.
(Wordt vervolgd)