KERSTTIJD IN CHICAGO KANT EN DE MODERNE VROUW DE DUITSCHE HELD UIT BOEKEN EN BLADEN MODEBLADEN Eén-pan gerechten voor dienstboodlooze dagen OP LAKENTJES EN SLOOP ZONDAG 29 JANUARI 1939 Een Hollandsche in Amerika schrijft over: KENT U Dr. E. Hoekstra's Hoestpillen ill! ■- S - Hutspot Varkensrib met kool Boerenkool-stamppot DE VROUW EN HAAR TIJD Tk loop in de stad en in Statestreet worden mijn oogen zoo groot als theeschoteltjes. Wat is dat! Alle lantaarnpalen zijn met dennengroen omhangen en een geweldige kerstkrans om cirkelt den top. Lieve hemel, denk ik, stel je voor dat je in November al Kerstversieringen gaat aanbren gen. Belachelijk! Overdreven! Intens Ameri- kaanseh. Mijn verontwaardiging kent geen grenzen. Maar als de dagen verstrijken vermin dert mijn critiek. Ik word welwillend, Begrij pend, genegen, enthousiast. De lantaarnpalen zijn de eerste aankondigers; de winkels volgen op den voet. Ga in dien tijd naar een van de groote warenhuizen en je waant je zelf in een paleis. Meer dan een uur breng ik door in Marshall Fields en ik denk, dat ik in een sprookjeswereld ben. In het in terieur zijn speciale decoraties aangebracht van glas die door lichteffecten van kleur wis selen. Op alle afdeelingen zijn de voorwerpen met buitengewone zorg en smaak gerangschikt en de verscheidenheid kent geen grenzen. Ik ben niet weg te slaan van de aardewerk- afdeeling. Tafels en tafels vol met het verlei delijkste goedje: hoekig en pittig Bretonscft, liefelijk Italiaansch, voornaam Engelsch, fel Zweedsch, hard Mexicaansch. 't Is er in alle soor ten en maten. Ik watertand, drentel er tusschen- door. ik aai het. Een verkoopster loopt ais een engelbewaarder achter me aan. Kan ik mijn keus niet maken, vraagt ze valsch. Certainly, zeg ik enthousiast, terwijl ik mijn platte porte- monnaie stevig tegen me aan druk. Lieve he mel, mijn keus maken? Mensch, er is geen 6prake van keus. Ik wil alles hebben, en ik héb ook alles voor dit moment. Ik geniet er van zooveel ik kan nu, en dan is het genoeg. Dacht je dat ik uit dien rosen kop wou drinken, of mijn vleesch wilde snijden op dat bord? Ik zou die Bretonsche boerin haar hoofd afsnijden! Wel nee, ik wil er alleen maar naar kijken. Voor vijf minuten speel ik koninkje in mijn aardewerk rijk en dan ben ik verzadigd en op den „escala tor" laat ik me naar boven rollen naar de speel goedafdeling. Wat zeg ik, afdeeling? Luilekkerland, sprook jesland. De afdeeling beslaat een halve ver dieping, dat beteekent een oppervlak van vijf tig stadshuizen. Op regelmatigen afstand zijn poorten van papier maché aangebracht die me doen denken aan de gewelven in Disney's film Snowwhite. Op iedere poort zit een kabouter pop mechanisch te hameren. Er is op deze afdeeling uitgestald alles wat een kind zich van zijn simpele tot zijn stoutste droomen zou kunnen wenschen; het is een wereld op zich zelf van treinen, poppen, beesten, spelen, boe ken enz. De kinderen mogen alles aanraken, met de treinen spelen en op de levensgroote beesten rijden. Het is een gedrang en ge schreeuw, treinen rammelen over rails, stoom machines sissen en fluiten, teddy-bears zeggen pie-iep, kinderen roepen: „Mammy look over her, I want this". Zenuwachtige moeders roe pen: „Tommy come here, don't touch that, will you." Ieder groot warenhuis heeft een kinder kamer met getrainde nurses, waarin de winke lende moeders hun Tommies veilig kunnen achterlaten terwijl ze zelf winkelen. Maar een bezoek aan de speelgoed-afdeeling van Marsnall Fields in Kersttijd is een jaarlijksch feest voor ieder Chicagokind. Ik loop langs de poppenstands en vele, vele jaren vallen van me weg. Wilde ik daar straks een Bretonsch bord hebben?? O nee, dat was een vergissing: ik wil een pop hebben. Meer dar honderd paar poppenoogen staren me aan Hello Kids," zeg ik. Meer dan honderd paar armen strekken zich naar me uit. Groote pop pen, kleine poppen, baby's, deftige dametjes, boerinnen. Ik wil zoo'n mollige dikke babypop hebben, waarvan je de mutslinten onder haar harae onbeweeglijke kin kan vaststrikken, en ik wed er een dubbeltje om dat haar luier een touwtje verbergt, dat uit het poppenlijf hangt. Als je daaraan trekt mekkert zij: Ma-ma. Ik kom wat dichter bij de pop. Er schiet weer een engelbewaarder op me af: „Voor uw kleintje, mevrouw?" „Mijn kleinte is nog wat erg klein," zeg ik treurig, en ik sluip weg uit de gewelven. De afdeeling etenswaren zal ik niet beschrij ven. Neem een boek van Timmermans, lees een beschrijving van een Vlaamsch maal en je hebt de voedselafdeeling: alles is daar: van de hammen en worsten tot den wijn en cham pagne. In enorme kwantiteiten, maar natuur lijk weer zoo smaakvol uitgestald, dat ik denk: Paradijs binnenshuis! Ik loop naar beneden. Op de trap van de eerste verdieping blijf ik stilstaan. Ik heb een goed gezicht op de enorme hall, de golvende menschenmassa, de gekleurde glazen decora ties. die als antilopen in de lucht springen, de bonte afdeelingen met hun ongeloofelijke variaties van luxueuze en smaakvolle voor werpen; de vele brandende kerstboomen. Buiten is het bitterkoud; hier behaaglijk warm. Een groep menschen, verkleed als min- streels, stellen zich in de hall op en zingen Christmas Carols (Kerstliederen) voor het pu bliek. Ik denk opeens aan het Versailles van de ze ventiende eeuw. Rare vergelijking. Maar toch.... ook een machtig groot gebouw, luxe, schoonheid, maar alles van één mensch, voor één mensen- autocratie. Hier hetzelfde. Wat voor verschil maakt het, of 't. gebouw dienst doet als paleis of als win kel? Hier is het van een corporatie voor het publiek: democratie. Ik moet nog altijd wennen aan het feit, dat de kunst in dit land zoo dikwijls door com- mercieele ondernemingen gesteund wordt. Daar is de radio bijvoorbeeld. De aether wordt hier niet beheerd door Roomsch Katholieken en V. P. R. O. en Vara, maar door Ford, door Palmolive, door Conten ted Cows, Kelloggs Cornflakes, Chesterfield Cigarettes, etc. Vele groote concerns hebben als reclame een wekelijksch radio-uur, waarin zij mooie en in teressante programma's geven op alle gebied. Acteurs, musici en orkesten van internatio nale reputatie spelen onder hun auspiciën. Kerstmis komt al dichterbij. De menschenmassa in de „hoop" (het hartje van de stad) wordt al dichter en dichter. Een ieder draagt zijn kerstinkoopen in roode doos jes. Een fleurig détail. De meeste gebouwen flankeeren hun ingang door kerstboomen met gekleurde lichtjes. Alle winkels en restaurants hebben een kerst boom. Ik ga naar een bank om een chèque te innen. De kassier heeft in zijn kooi een kerst boom. Ik breng een vriendin naar den trein. Terwijl ze haar kaartje koopt wordt er op een orgel „Stille Nacht" gespeeld door een juffrouw met roode nagels. Bij iedere controle staat een verlichte boom. Op Michigan Boulevard (de Champs-Elysées van Chicago) staat een groote, eenvoudige kribbe: het Kindje ligt op het stroo, Maria dekt het toe, Jozef kijkt goedig naar omlaag, de herders blazen dikke wangen op de fluit, os en ezel staren vroom voor zich uit en de Driekoningen komen van achter de kribbe ge slopen. Daar staat het, tusschen de jachtende auto's en de jachtende menschen; tusschen de hooge, hcoge torens, die eerbiedwaardig de krib omrin gen en zich niet vermeten torens van Babel te zijn. Kerstavond. We hebben een boompje gekocht, en ik heb het 's middags opgetuigd, terwijl Mary, die met schele hoofdpijn in b<?d lag, me misselijk en wel instructies gaf. Ik kreeg een schok, als ik tus schen de kerstversieringen electrische lampjes zag. Mijn hart kromp ineen. Nee, dacht ik, ik kan geen Kerstmis vieren zonder kaarsjes. Vi sioenen rezen voor me op van den traaitionee- len boom thuis, met de traditioneele kaarsen, de traditioneele emmers, waarin de spons, ge bonden aan een wandelstok; moeders tradi tioneele schrik bij het eerste kaarsengeknetter en vaders traditioneele reactie. Maar nu ben ik in Amerika en daar vieren ze Kerstmis met electrisch licht. Bah! denk ik. O nee, niet: bah. Alles went. Zelfs dit. De boom is toch heel aardig 's avonds. Hij verlicht de rustige kamer zoo mooi, en Mary ligt nu zoo rustig in bed, luisterend naar de Kerstmuziek, die Kelloggs Cornflakes ons geeft. Tegen mid- r ernacht vullen we eikaars kous met Santa Claus-giften. Santa Claus is een wijs man. Hij geeft me zeep, opdat ik me voorloopig niet meer met de keukenzeep hoef te wassohen. Hij geeft me kousen opdat ik niet meer met twee verschillend gekleurde hoef te loopen, waarvan de opgevangen ladders juist zichtbaar zijn. Hij geeft me handlotion, opdat ik mijn handen niet achter mijn rug hoef schuil te houden. Klisten Flagstad zingt om middernacht Stille Nacht. Het is als een engelenstem. Ik sta op en kijk uit het raam. Het sneeuwt. Alles is wit. De vensters van het hooge Palmolivegebouw tegenover me zijn in kruisvorm verlicht en de „Lmdberghbeak" (het zoeklicht voor vliegma chines) on top zwaait er machtig overheen. Happy X.-mas. PEP. Breit gij reeds met Neveda-Wol 1 Aan Neveda, Heerengr. 483, A'd.-C. M., U gelieve mij gratis te zenden een Neveda-breipatroon voor een Damesblouse, Deuxpièces, Heeren- slipover of Meisjesjurkje (doorhalen wat niet verl. wordt), en den naam van den Neveda-winkelier te mijner stede op te geven. VIII Naam Adres Een roman van Enrica von Handel-Mazzetti 70 Op het oogenblik dat de kleine het detache ment genaderd was, klonk gedempt het com mando: Halt! De soldaten met de bajonetten traden ter zijde en het kind zag den grooten man in de groene uniform, die zijn hand groe ten ophief. Naast hem zag zij den priester. „Toe, loop dan vlug, Marianne!" moedigde de vrouw aan. Het kleine meisje echter keek met groote oogen, die als glimmende zwarte kersen stonden in het witte gezichtje, angstig en bedremmeld naar den statigen ulaan; haar lijfje begon te trillen, en met een schel stemmetje kreet zij: „MoedermoederAloisaheeft ge zegd.... papa komt! Maar dit is papa immers niet! Mijn papa is een invalide!" „Ja, ja, hij is 't. Kent Marianne mij niet meer? Ptak, neem mijn sjako af. Zoo! Kijk nu, verschrikt gansje, is 't je papa?" „Jjabeefde het uit het teere ro zenmondje; met trillende voetjes, aarzelend, kwam zij op den grooten, geweldigen vader toe. Moeder Aloisa, die haar om vier uur gewekt had en aangekleed en haar zooveel schoons vertelde van den hemel, van het kindje Jezus en van de deze pillen zijn slümoplossend, dooden de ziektekiemen en genezen de ontstoken slijm vliezen. Te gebruiken bij hoest, kinkhoesi, pijnlijke keel en bronchitis. 1.56 per flacon met gebruiksaanwijzing. Verkrijgbaar in Apotheken en Drogisterijen. Vraagt gratis toezending brochure aan MIJ. HOEKSTRA, Heerengr. 33, Amsterdam eeuwige vreugde had haar ook nauwkeurig voor gezegd wat zij haar papa die naar onzen lieven Heer ging moest zeggen maar in haar schrik,voor den vreemden man had zij alles vergeten. Slechts dat eene wist zij nog; al het andere was uit haar anders zoo monter hoofdje gevlogen: „Papa, moeder Aloisa heeft gezegd dat ^u naar onzen lieven Heer gaat?" Zwermen men schen hadden zich al voor de huizen verzameld, en een zacht, medelijdend gemompel van de vrouwen en de meisjes steeg op. „Ja, mijn kind!." „Papa, mag ik uw hand kussen?" „Neen, mijn kind! Maar wacht! Hopla!" Hij bukte zich diep. Zij sloeg haar armpjes om zijn hals, hij richtte zich hoog op, het duizelde haar bijna, maar hij liet haar op zijn linker arm zitten en bood haar zijn wang. Het kind streek met haar bloemzacht knuistje over zijn wang en over het bloedroode litteeken op zijn voorhoofd. „Papa, doet 't erg pijndoodschieten?" Haar teere lijfje rilde in zijn krachtigen arm. „Neen, mijn kind! Je moet steeds een braaf kind blijven, lief voor mama zijn, gehoorzaam en altijd de waarheid spreken. Zoo, ga nu je eigen weg, Ik ga den mijne „Papa" fluisterde de kleine, de trillende armpjes vast om zijn hals gestrengeld, „gaat u den kruisweg evenals de lieve Jezus?" „Maar de lieve Jezus was onschuldig en geen moordenaar zooals ik." Het kleine meisje rilde, als een opgejaagde vogel sperde ze haar oogen open, toen zij het vreeselijke woord moordenaar hoorde, dat hij met sombere stem had uitgesproken. „God zegene u, papa.... ik ga naar moeder Dat de vindingreikheid op mode-gebied grenzeloos is, bewijst deze trouvaille, waarbij een onzichtbaar aangebracht ritslint den langen bontmantel in een oogwenk herschept in twéé kleeding stukken, een vlot, kort jasje plus een schoudercape. In het koude ochtenduur hult men zich behaaglijk in de warme lange jas; doet de milde middagzon haar werking, dan gaat men winkelen in 'n kwiek bont-bolerootje, waarvan het afgeritst gedeelte straks over een lang gewaad als avondcape zal fun- geeren. De wonderen van de rits zijn de mode-ioeréld nog niet 'uit. Niets is er wat zoo speciaal door de vrouw voor de vrouw gemaakt wordt als kant. Niets Is er wat de vrouw, van welken leeftijd ook, beter staat dan kant. En niets is er wat het werk zelf betreft zoo typisch vrouwelijk als het vervaardigen van dit mooiste aller sieraden, hetwelk zulk een groote dosis geduld en ijver vereischt. Het zou te vergeven en te begrijpen zijn, wanneer de vrouwen zeer trotsch waren op hetgeen zij op dit, hun eigen gebied, bereik ten, zonder hierin ooit door een man overtrof fen te zijn. Er wordt juist in den laatsten tijd weer vrij veel kant gebezigd maar de bezitsters van echte kant zijn te tellen en vrouwen die zich scha men namaak-juweelen te dragen, versieren haar huis, haar linnen, zelfs haar kleeren met de leugen van namaak-kant. De moderne mensch heeft blijkbaar het begrip voor de schoonheid van eehte kant verloren en is op dit gebied zoo weinig ontwikkeld als men ten aanzien van weinige takken der kunst kan zeggen. Vroeger klosten de voorname dames zelf. Zij vormden aldus den smaak van haar eigen omgeving. Er was voortdurend uitwisseling van meeningen hieromtrent, de eerzucht werd opgewekt, de verbeeldingskracht geprikkeld en uit dien wed ijver ontstonden de mooiste bloesems der oude kantkunst. Tegenwoordig kan de moderne vrouw nauwe lijks kloskant van naaldkant onderscheiden. Zij weet niets van de techniek af en blijft voor de mooiste producten onverschillig. De moderne vrouw zou eerst dan de kant naar waarde kun nen schatten, wanneer zij wist hoe die kant werd vervaardigd. Want ware vreugde en wer kelijke interesse kunnen slechts daar aanwezig zijn waar een zekere graad van kennen en be grijpen aanwezig is. In de scholen moeten de meisjes tegenwoor dig nog een kous leeren breien, meestal blijft net de eenige kous van haar leven. Zou men in dienzelfden tijd niet beter de eerste begrippen van het vervaardigen van kant aan die meisjes kunnen bijbrengen? Voor de minder-bedeelden onder haar zou het misschien een aansporing zijn om daar een latere bijverdienste in te vin- Aloisazei Marianne weenend en wrong zich los van zijn arm. „Ja, mijn kind, daar ga je nu heen, De kleine is bang voor mij," zei Tessenburg tot den priester met een zweem van zwaarmoedigheid in zijn stem. „Het naakte, leelijke woord heeft ha«r doen schrikken. Maar het is de waarheid." Hij liet het hevig bevende kind van zijn arm glijden en wenkte de juffrouw, die het kind van hem overnam. „Ptak, de sjako," commandeerde Tessenburg. Terwijl hij het gouden snoer vastknoopte aan het roode vest, volgde hij zijn kind met de oogen; aan de hand van de schriele vrouw liep het met wankelende pasjes, het gezichtje snik kend verborgen in den arm en het keek niet meer om. „De kleine had gelijk, het is uw kruisweg," zei de priester ontroerd. „Dit was de eerste statie.'' Tessenburg schudde het hoofd. „U houdt mij voor sentimenteel," zei hij, voort schrijdende door de donkere Seilenstattenpoort, waar gedempt, onderaardsch gebruis en gemom pel de onmiddellijke nabijheid van de plaats der terechtstelling aanduidde. „Ik ben geen gevoelsmenscli. De kleine gaf aan een zeer natuurlijke opwelling gehoor. Een moordenaar is iets verschrikkelijks, zoo heeft zij geleerd, en met haar kinderlijk verstand trekt zij de consequenties. Is een moordenaar be ter, als hij mijn vriend of mijn vader is? Stellig niet. Ik weet, dat de liefde dikwijls de juiste begrippen verdraait, maar het is verstan diger, ze te laten zooals ze zijn." Diep rood ochtendlicht viel door de forsche den en zeer zeker geeft het de practische ken nis, welke haar in staat zou stellen zich later de beseheiden luxe te veroorloven, mooie maar on verslijtbare kant te bezitten. En misschien zou de interesse voor kant op die wijze weer opge cvekt kunnen worden. Niet één vrouw zou er ooit toe komen in een chique-gemeubileerden salon thee te schenken uit koppen, zooals men die in een of andere wachtkamer derde klas van een dorpsstation netje krijgt. Anders echter is hèt met de kant gesteld. De meest gewone kant zien we op plaatsen waar we in verhouding tot de rest niet minder dan Venise of Alangon zouden kunnen verwachten. Van kant gaat een eigenaardige betoovering uit. Er hangt nog iets omheen van de ziel en het karakter van degene die haar vervaardigde. Het waren vroeger de armsten der armen die kant maakten. Haar ontwikkeling was zeer een zijdig; teekenen konden zij niet, doch daar zij vanaf haar prilste jeugd oefenden, kenden zij de techniek van haar werk zóó goed, dat dit instinctmatig ging en geen moeilijkheden meer meebracht. En als vanzelf vormden zich dan on der haar automatisch bezige vingers de motie ven, ingegeven door een verfijnd gevoel voor kunst, dat men een soort zesde zintuig zou kun nen noemen. Dit hadden de vrouwen uit de kantindustrie gemeen met de mannen der Re naissance, de Japanners en de Italianen uit het volk: het gevoel voor het schoone, dat naïef en onbewust tot uiting komt en datgene wat erdoor beroerd wordt veredelt. Het woord „kant" is niet zoo oud als we zou den denken, evenmin als „dentelles", en werd pas gebruikt toen de met kant afgezette kragen en manchetten in zwang kwamen. Het woord „kant" of „Passement" dat ook boord of rand beteekent werd toendertijd nooit alléén gebruikt. Men zeide „Passement a bord droit". Ook be zigde men tot achttienhonderd dit woord voor iedere garneering die werd aangebracht, zoo wel voor het uit zilverdraad geweven galon als voor de met parelen geborduurde strook, zoo dra het maar als boord of rand dienst deed. In Engeland noemde men de eerste producten steengewelven van de poort; de poortwacht, dub bel sterk vandaag, bezette zoowel den ingang als den uitgang. Om den blik van den ongelukkige af te leiden van de voorbereidingen des doods, die iep in de stadsgracht waar te nemen waren, vroeg de priester hem, of hij buiten vrouw en kinderen nog familieleden had. Tessenburg antwoordde: „Twee stiefbroeders, kinderen van den tweeden man van mijn moeder. Wij hebben nooit iets van elkander willen weten. Maar kijk daar beneden u denkt, dat 't mij beangstigt? Geen zier. Zie hij bleef staan en staarde met een bleeken lach om zijn mond naar de plaats der terechtstelling, waar de wit en blauwe Duit- schers reeds in open carré waren aangetreden; onder de linde, wier groen gebladerte beschenen werd door het warme morgenrood, stond het executie-commando met den officier, zes jagers in fel-groene uniformen, met trotsche sjako's, waarop de wapperende, zwarte hanenpluimen wuifden in den koelen ochtendwind. „Prachtige kerels, niet?" vroeg Tessenburg. „Ik kan de nummers op de knoopen niet zien. Maar ik geloof, dat zij van het negende batall- lot zijn. Dat bataillon is in Pethau gelegerd, voor zoover ik weet, die zijn dus van verre gekomen om mij het genadeschot te geven. Zie, dat in teresseert me, het zijn twee halfpikets elk van drie jagers. De anderen hebben de steekbajonet en dezen de houwbajonet; zij gebruiken die slechts in den nastrijd, dat was een der schit terendste Ideeën van ,Karl. Wat zegt de over ste? Hebben zij haast? „Kom, hoogeerwaarde! Wij ulanen waren der kloskant „Bone Lace". Wij zouden hiervoor Botjes-Kant kunnen zeggen, wat gemakkelijk te verklaren is, wanneer men weet dat de klos jes waarop de werkdraad gewonden was, ge maakt werden van gedroogde beenderen van kleine dieren. Zoo gebruikte men ook splinters van gedroogde beenderen voor spelden, hoewel deze kostbaar waren en niet in het bereik van een bescheiden beurs. Of het effect van de kant rijk is en elegant of eenvoudig, zacht, doorzichtig en flatteus, hangt af van de keuze van materiaal en de verdeeling van fond, toilé, picots, brides enz. Charles Blanc teekende het met de volgende, goed-geziene verhouding: de naald staat tot de klos zooals het potlood staat tot den doe zelaar. Wat de naald op den voorgrond brengt en onderstreept vervaagt en verzacht daarente- tegen de klos. De contouren der naaldkant zijn steeds duidelijk, bijna hard, de kloskant ech ter heeft iets vaags, verdroomd en zacht. Maar het best kan de techniek van het kant maken met die van graveeren vergeleken worden. Zoo als het een bepaalde uitwerking heeft wan neer men de graveernaald scheef of recht houdt, wanneer korte of breede lijnen getrokken worden, wat te bereiken valt met punten, cirkels, herhalingen, uitsparen, zoo weet ook een kantwerkster van alle rijkdommen der techniek te profiteeren. Hier bedient zij zich van „mat", daar van „grillé", hier een over gang met „jour", daar wordt een accent gege ven door „cordonet" en een contrast of over gang wordt door het „fond" teweeggebracht. Met de keuze van de naald, den draad of de klos gaat het als met de keuze van het etsmid- del. Bij het eene zoowel als bij het andere kan men zeggen: kleine handgrepen baren het kunst werk. Al deze kleine handgrepen met techni sche kennis en gevoel voor lijn toe te passen voert naar het meesterschap in het vak. H. S. „De scheidingslijn tusschen echte Chris tenen en naam-Christenen loopt niet tus schen geestelijken en leeken, noch tusschen geleerd en ongeletterd, noch tusschen de vote zielen en hen, die ver van de kerk wo nen of het te druk hebben, noch tusschen rijk en arm. Die scheidingslijn loopt tus schen degenen, die in zichzelf of in het hunne opgaan en degenen, die in Christus opgaan en zichzelf met al hun goeds en kwaads telkens naar Christus keeren en zich onbevangen overgeven aan de inwer king Zijner genade en Zijner barmhartig heid. Het is DIE houding tegenover Christus, die wij de jeugd moeten leeren." H. HELMER, in „Er is nog veel te doen". „Wiener Modenwelt" (Uitg. N.V. van Ditmar's Boekenimport) opent den nieuwen jaargang met een Januarinummer, dat reeds eenige nieuwtjes voor den overgangstijd brengt, voorts wintersche dirndlkleeding, Carnaval-allerlei, blouses, lingerie, kinderkleeding, modieuze klei nigheden en bijbehooren van hoed tot schoei sel. Practische raadgeving voor het modernisee- ren van een japon en een bijlage met drie knip patroonbladen completeeren deze aflevering. „Het Nieuwe Modeblad" (Uitg. Mij. Neerlan- dia) brengt in het. eerste nummer benevens feest- en kinderkleeding en eenvoudige japon netjes, een en ander over gelaatsverzorging en wijdt enkele pagina's aan practischen handen arbeid. Aardig is de bladzijde gewijd aan pop- pekleertjes, waarvan de patroontjes verkrijg baar gesteld zijn. Als men het in z'n behandeling veel- eischende vleesch vervangt door gebak ken boterhammen met kaas, opdat vol doende eiwitgehalte in den maaitijd ge bracht wordt, kan de huisvrouw haar gezin een volledig maal voorzetten met hutspot gevolgd door gebakken kaas boterhammen. Anderhalf kilo aardappelen, een kilo wortelen, een kwart kilo uien, een halven liter melk, drie afgestreken eetlepels boter of vet, peper en zout. De ongeschilde aardappelen worden schoon geboend, gepit en in vieren gesneden, waarna ze in de pan gedaan worden met een bodempje kokend water (zoodat er geen kooknat hoeft te worden weggegoten). De gesnipperde wortelen en uien worden toegevoegd, peper en zout er over gestrooid en in een gesloten pan mag alles op een zacht vuur een half uur doorkoken tot aardappelen en groenten gaar zijn. Dan wordt de melk bijgevoegd en aan de kook gebracht, waarna alles door elkaar gestampt wordt met de boter en zoo noodig op smaak wat meer zout wordt toegevoegd. Voor de gebakken kaasboterhammen, waar van we er twee per persoon rekenen, nemen we gesmeerde sneden wittebrood van gewone dik te. Tusschen beide sneetjes in wordt een dikke plak kaas gelegd, waarna het geval in de koeke- pan aan beide kanten goudbruin wordt gebak ken om zoo uit de pan te worden opgediend, opdat de kaas nog week is. Een gerecht, waarbij vleesch, groen ten en aardappelen zichzelf in één pan gaarpruttelen, zonder dat de huisvrouw er omkijken naar heeft, is Twee pond varkensrib met been (wat den smaak van het vleesch zeer ten goede komt), 'n middelmatig groote groene kool, 'n half bloem- kooltje, een halve bos wortelen, twee preien, wat peterselie, een bord aan schijfjes gesneden rauwe aardappelen, anderhalve ui, kruiden zoo als thijm en laurier, peper en zout. Het vleesch wordt even aangebraden in niet te rijkelijk vet, terwijl de kool geblancheerd wordt (dit komt de verteerbaarheid ten goede) waarna de kool in de pan met het vleesch wordt overgebracht en de rauwe groenten wor den toegevoegd. Dit alles laat men nu in on geveer drie uur op een zacht vuur gaar prutte len om het in een vuurvasten schotel op te die nen. De aangegeven hoeveelheden gelden voor ongeveer zes personen. Voor de bereiding van een smakelij- ken stamppot, welke verzadigt, en voed zaam is, geven we het recept van Voor vier personen rekenen we een kilo aard appelen, drie kwart kilo boerenkool, een kwart liter melk, 40 gram boter, twee theelepeltjes maggi-aroma. De gewasschen en even gesneden boerenkool wordt in de pan gedaan, daarop komen de aard appelen, waarna een bodempje water wordt toegevoegd en het gerecht een half uur blijft doorkoken. Onder bijvoeging van melk en bo ter wordt de brei dooreengestampt en vervol gens afgemaakt met zout en maggi. In plaats van melk kunnen ook groene erwten worden doorgestampt, waarvan we op deze hoeveelheid een pond nemen. De erwten worden een nacht tevoren geweekt en in ongeveer anderhalf uur gaar gekookt. Geeft men bij dezen boerenkool-stamppot worst, dan laat men die het laatste half uur meekoken. f M'1 naijverig op de jagers in 1809," sprak Tessen burg, de oogen nog steeds gericht op het piket in de stadsgracht. Ah, er is ook een trom petter om af te blazen als de kerel het heeft afgelegd in 1809 gebruikten zij de waldhoorn, toen was het afblazen heel vroolijk De ja gers keken na naar boven, er ontstond een luid gemompel daar beneden. „Ik boop, dat ze goed schieten, merkte Tessen burg koelbloedig glimlachend op; het eskorte marcheerde over de kade. Hij sloeg zich op zijn breede borst, waarover het scharlaken roode vest gespannen was en waarop de eereteekenen schitterden. „Bij uitzondering op een Duitsch en nu niet op een Fransch front." Een lichte morgennevel zweefde om de boo- men, de vogels kwetterden. „Nu zijn wij dade lijk bij het gasthuis, hoogeerwaarde nietwaar?" De priester knikte en wees naar het torentje op de kloosterkapel. „Ik ken het Immers, wij hebben er drie jaren tegenover gewoond Ziet u, 't grijpt me aan nu, die arme arme vrouw „Ik verzoek u, in naam van den aartshertog, géén afscheid te nemen. U zult er goed aan denken?" vroeg de priester. Tessenburg knikte bevestigend. In wilde smart beet hij de lippen stuk. Nog heerschte er diepe rust in de ziekenzaal van het Elisabethsklooster. Velen, die in den af- geloopen nacht gesteund, gekreund, naar adem gesnakt hadden, lagen nu, tegen den ochtend, in diepen sluimer van afmatting; de pijnen waren lichter, en de droomen der uitgeputten en be- Minimum Zijn gekleurde lakens bij den modernen uitzet gewild voor Ie „groote-menschen"-bedden, voor het kinderledikantje zal moeders voorkeur blijven uit gaan naar het frissche wit. Maar. de vrooiijke, kleurige noot hoeft daarom niet te ontbreken, wanneer lakenrand en een hoek van de sloop bewerkt worden met een dieren-motiet, zooals de teekening laat zien. Zou het niet een troost zijn voor 't kleine manneke, wanneer het droeve bedtijd-uur slaat, als hij weet, dat deze vroolijk dan sende teddy-beertjes hem wach ten? Het opwerken in steelsteek en platsteek vraagt geen groote bedrevenheid. Het opteekenen zal iets meer moeite kosten om dat de figuurtjes met behulp van ruitjespapier eerst vergroot moeten worden. Gaat men natuurgetrouw te werk, dan borduren we de beestjes met bruin (waschecht) garen. Maar ook kan helder rood of blauw gekozen worden. Ofwel een tint, die overeen komt met dekentje of dekbed. droefden waren vrediger dan in den vóómacht. Geruischloos liep een zuster tusschen de bedden af en aan en bleef ten laatste bij het bed dicht bij de deur staan, luisterde, hief met stille, voor zichtige hand het paarse gordijn op en spiedde naar binnen. Op het kussen rustte het lijdens gezicht van de arme, die nog binnen het uur, weduwe zal zijn, en allen in het klooster weten het reeds, alleen zij niet. Wit als sneeuw is haar gelaat, zelfs de lippen zijn kleurloos; blauwe schaduwen verdonkeren de oogranden en teeke nen scherp de teerp slapen; maar de kleine mond is in den smartelijken en toch zaligen droom geplooid tot een stillen glimlach. Na middernacht was de geheimzinnige ruiter we derom aan de groote poort geweest, had weder om gevraagd hoe de toestand van de zieke was, had "wederom een zuster laten roepen; als me vrouw von Tessenburg ontwaakte, moest men haar zeggen, dat haar man, de ritmeester, haar een lieven groet liet brengen. Lieve Heer.de opwinding die door dit bericht in het klooster werd verwekt! De zuster-portier- ster liep naar de cel van de overste: een wonder van den heiligen Joseph! De ritmeester, de ra zende misdadiger laat zijn vrouw een groet bren gen. Wie dat gezegd had? Er was weer een ruiter, die vroeger ook reeds gekomen was en dokter Malfatti had aangemeld. Toen glimlachte de overste geheimzinnig en fier, en wie de rui ter was, weet zij; want dokter Malfatti had het haar onder het zegel van geheimhouding zoo even verraden. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 7