-BEATRIX- Notaris voor het Haagsche Hof DE DUITSCHE HELD DINSDAG 31 JANUARI 1939 Beschuldigd van verduistering van hypotheekgelden Drie jaar geëischt Requisitoir Pleidooi Tegen Duitsche dumping De confectie-industrie vraagt meer meisjes Voor de slachtoffers der ramp in Chili Waarom werd N.S.B.- pers vrijgegeven? Overwegingen van de Haagsche Rechtbank DE FEESTELIJKHEDEN TE DOORN Maandagavond besloten met een diner TWEELINGBROERS VOOR DE RECHTBANK Beider strafregister was niet blanco meer IfiÜ BOERDERIJBRAND TE BLOKKER Geen audiëntie Clearingkoersen Grensbewaking Marechaussee belast met opsporing van strafbare feiten DUITSCHE BALLON DAALT BIJ VENLO Inzittenden liepen geen ernstig letsel op Prinses Beatrix één jaar Rijtoer van prinselijk gezin door Den Haag PHILIPS NIET NAAR DEN HAAG? Wel tot statuaire zetelverplaatsing besloten OUD-MINISTER VAN LIDTH DE JEUDE Candidaat voor Provinciale Staten van Zuid-Holland UIT DE STAATSCOURANT Rechterlijke macht Onderscheiding Technisch ambtenaar Defensie Eervol ontslag Belastingdienst Posterijen EEN VRIJGELEIDE VOOR WIT-SPANJE NOODIG VREEMDELINGEN ZONDER GELDIGE PAPIEREN VERSTERKING VAN HET INDISCHE LEGER Voor het Haagsche gerechtshof werd Maan dag de strafzaak behandeld tegen den oud-no taris M. te Rotterdam, thans gedetineerd, die wegens het verduisteren van hypotheekgelden door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld ;s tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van de preventieve hechtenis. In Maart 1935 is het faillissement van den notaris uitgesproken; er werd een nadeelig saldo vastgesteld van ruim 300.000. Het nadee- lige saldo in het faillissement der N. V. Grondcrediet (een N.V., welke de notaris had opgericht) bedroeg 580.000. Bijna een jaar na deze gebeurtenis heeft de procuratiehouder en deelgenoot van den no taris, die door dezen benoemd was tot direc teur van de N.V. Grondcrediet, terecht gestaan terzake van verduistering en valschheid in geschrifte. Hij werd tot twee jaar gevangenis straf met aftrek van de preventieve hechtenis veroordeeld. In dien tijd was notaris M. in Zwitserland voor herstel van zijn gezondheid. Na zijn te rugkomst hier te lande werd hij gearresteerd. Hij heeft zich voor de Rotterdamsche rechtbank moeten verantwoorden wegens verduistering van hypotheekgelden vam de „Olveh", van de Westlandsche Hypotheekbank, voorts wegens het door misbruik van gezag uitlokken, dat een accountant de balans vervalschen zou en het gebruik maken van die valsche balans. De rechtbank veroordeelde den notaris al leen wegens de verduisteringen. Het hooger beroep van dit vonnis teekenden zoowel verdachte als de Officier van Justitie aan. Thans werd deze zaak voor het Haagsche ge rechtshof behandeld. Verdachte werd in rechten bijgestaan dooi mr. F. Groenenboom. Van de zijde van het O. M. waren vijftien getuigen gedagvaard. Alvorens de getuigen te hooren, heeft de president verdachte, die met een portefeuille vol papieren de rechtszaal binnentrad, enkele vragen gesteld. Hierbij bleek o.a. dat notaris M. in 1920 de N. V. Grondcrediet heeft opge licht, om aan de bepalingen van de notaris- wet te ontkomen. Hierbij is nj. bepaald, dat een notaris geen bankzaken mag waarnemen. Verder bleef verdachte bij zijn in eerste in stantie afgelegde verklaringen, o.m. dat hii niet geweten heeft, dat er in de N.V. dingen gebeurden, welke niet in orde waren. De rijks-accountant Vis, als eerste getuige opgeroepen, was met verschenen. Gehoord werd de Rotterdamsche notaris J. S. Mijs, die verdachte's praktijk heeft waargenomen, ais bewindvoerder is aangesteld en later in het faillissement van verdachte werkzaam is ge weest. Als oorzaak van het misloopen van het no tariskantoor noemde verdachte het overbren gen van de gelden naar de N. V. Grondcre diet, in welke N. V. ten slotte groote verliezen werden geleden. Mr. J. Oert, curator in het faillissement van notaris M. en de N. V. Grondcrediet, verklaar de, dat de zaken van den notaris en de N.V. Grondcrediet door elkaar liepen. Getuige noem de het een „wantoestand", die na 1930, toen de toestanden in het grondbedrijf zeer precair werden, tot de catastrofe leidde. „Den laatsten tijd heeft verdachte," aldus deze getuige, „veel minder verantwoordelijkheid voor zijn zaken getoond. Het was alsof hij tr zoo weinig mogelijk van wilde zien." De heer Ververs, die tot 1934 boekhouder is geweest bij verdachte, verklaarde dat hypothe ken, die afgelost waren, niet uitbetaald wer den. De boeken en de rekeningen-coulant, wel ke laatste aan de cliënten werden gezonden, klopten niet met elkaar. De notaris, aldus vertelde deze getuige ver der, kwam dikwijls met een notitieboekje op kantoor en stelde het personeel allerlei vla gen over de hypotheken. Hieruit bleek wel, dat verdachte volkomen van de zaken op de hoog te was Verdachte ontkende de verklaringen van de zen getuige. De accountant dr. J. W. en de procuratie houder j. vp. b. brachten de kern van de kwestie aan de orde. De accountant, die van 1926 tot 1934 de boe ken heeft gecontroleerd, heeft de fraudes in de boeken ontdekt en verdachte er opmerkzaam op gemaakt, doch verdachte reageerde daar niet op. President: „Kan het zijn, dat B. wat foor Verdachte verborgen hield?" Getuige: „Dat kan ik niet beoordeelen, riaar Ik geloof het niet. De fraude bleek uit de boe ken en verdachte zag die geregeld in." In 1934 is het bureau van bijstand op ver dachte's kantoor gekomen om de balans ra te zien. Tevoren had verdachte een bespreking met den accountant gehad, doch toen de leden van het bureau kwamen, moest hij weg. Hj zou in een café blijven wachten en verdachte zou hem dadelijk na afloop opbellen. Verdachte betichtte den accountant e: van, met den procuratiehouder B. samen te lebben gespannen en hem, den notaris, er heéemaal buiten te hebben gelaten. Zelfs beschildigde hij hem een oogenblik van meineed. De zitting werd daarna tot 's middags ge- schorscht. In de middagzitting werd gehoord de getuige J. W. B., die procuratiehouder bij de N.V. Grondcrediet is geweest en eveneens wegens malversaties tot gevangenisstraf is veroordeeld, doch die thans zijn straf heeft uitgezeten. Getuige legde nog eens uit, hoe het ging met. die „versleepingen." „Notaris M. wist hiervan alles af", zoo zeide deze getuige, die op rusti- gen toon zijn verklaringen aflegde. „Wij ston den vrijwel dagelijks met elkaar in verbinding, hetzij telefonisch, hetzij persoonlijk." Volgens getuige heeft verdachte altijd met geld van anderen geopereerd, van begin af aan. Deze bewering werd heftig door verdachte te gengesproken. Nadat nog twee beambten van het notaris kantoor en een oud-rijks-accountant werden gehoord het was al diep in den namiddag geworden nam de advocaat-generaal, mr. J. P. Polman, requisitoir. Spr. had van verdachte op deze „zitting een andere houding verwacht. Niet een houding van Iemand, die van niets weet. Mr. Polman achtte, in tegenstelling met de Rotterdamsche rechtbank, alle vier de ten lasteleggingen bewezen. Wat de strafmaat betreft, zeide spr., dat, waar de ondergeschikte B. tot twee jaar ge vangenisstraf veroordeeld is, verdachte, die een meer verantwoordelijken post bekleedde, zwaar der gestraft moest worden. Spr. vorderde een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van acht maanden voorarrest. Ondanks het vergevorderd uur hield mr. P. Groeneboom te Rotterdam een uitvoerig plei dooi. Spr. betoogde, dat geen der in de ten lastelegging genoemde handelingen strafbaar is. Ook is het bewijs niet geleverd, dat de notaris opdracht gegeven heeft de balans te verval schen. Pleiter concludeerde daarom tot vrijspraak. Uitspraak 13 Februari. De algemeene bond van loonconfectionnairs, gevestigd te Amsterdam, heeft een adres ge richt aan den minister van Sociale Zaken en een aan dien van Economische Zaken. In dit adres wordt betoogd, dat in de laatste jaren de Nederlandsche confectie-industrie sterk vooruitgegaan is, welke uitbreiding nog veel grooter zou kunnen zijn en aan meer manne lijke personen werk bieden, indien de confectie- industrie niet te kampen zou hebben met een ernstig tekort aan vrouwelijk geschoold per soneel. Thans gaat Duitschland, aldus adressant, met dumping door middel van exportpremies van regeeringswege trachten de verloren markt te herwinnen. De Nederlandsche confectie-indus trie, die grootendeels jong is, moet vreezen hier niet tegen op te kunnen, indien niet maatrege len genomen worden om aan het tekort aan vrouwelijk geschoold personeel tegemoet te komen. Indien echter de Nederlandsche confectie-in dustrie de zoo juist veroverde afzetgebieden niet kan vasthouden, zal dit een aanzienlijke ver mindering van de werkgelegenheid voor mannen tengevolge hebben, niet slechts in de confectie zelve, maar tevens in de kunstzijdebranche, in de Brabantsche wollenstoffenindustrie enz., die de grondstoffen voor de confectie produceeren Om deze redenen verzoekt genoemde bond den minister van Sociale Zaken maatregelen te wil len treffen ter beperking van het tekort aan vrouwelijk geschoold personeel in de confectie- industrie, met name door: het bevorderen van vakonderwijs voor de confectie; het uitzonderen van de confectie-nijverheid van maatregelen ter verhooging van de leeftijdsgrens voor meisjes in de industrie en het toepasselijk verklaren van de jongste maatregelen t.o. van den huis- houdelijken arbeid ook voor de confectie- nijverheid, n.l. door te bepalen dat geen steun- aftrek plaats hebbe voor het loon, door meisjes in de confectie-industrie verdiend. Mede op dezelfde gronden en o.m. ook, omdat de confectie-industrie te kampen heeft met een tekort aan geschoold personeel, heeft adressant den minister van Economische Zaken verzocht, maatregelen te treffen, welke dienstig zouden kunnen zijn om de Duitsche dumping het hoofd te kunnen bieden en de Nederlandsche markt voor de Nederlandsche confectie-industrie be houden te doen blijven, met name door het in trekken van die invoerconsenten van vorige jaren welke ongebruikt zijn gebleven en door het niet of in beperkte mate verleenen van nieuwe consenten. Er heeft zich hier te lande een comité ge vormd tot het inzamelen van gelden voor de slachtoffers van de aardbevingsramp in Chili. Bijdragen kunnen worden gestort op giro rekening 1844 van de firma Heldering en Pier- son te 's-Gravenhage. Naar wij vernemen, zijn de voornaamste over wegingen van de Haagsche rechtbank bij het bevelen van de opheffing van het beslag op de pers van Het Nationale Dagblad deze geweest, dat de pers geen eigendom is van den ver dachte en daarom niet verbeurd zou kunnen worden verklaard. Dat voorts het beslag niet leiden zal tot het aan den dag brengen van de waarheid in de beleedigingszaak en dat ook niet verwacht wordt, dat de rechter grond zal vinden om vernietiging of onbruikbaarmaking van de pers te bevelen. Naar het oordeel der rechtbank doet geen van de drie in art 94 van het wetboek van strafvordering genoemde ge vallen zich ten opzichte van deze pers voor. Maandagavond zijn de feestelijkheden ter ge legenheid van den tachtigsten verjaardag van den ex-keizer besloten met een diner, waaraan de Nederlandsche families aanzaten, met wie de ex-keizer al sinds jaren in relatie staat. Hiertoe behoorden o.a. de oud-commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, dr. H. Th. s' Jacob, de burgemeester van Doorn, J. H. E. baron van Nagell, kolonel M. C. van Houten, jhr. De Pesters, graaf Bentinck en jkvr. De Beaufort. Na afloop van het diner werd een film over Nederlandsch-Indië vertoond. Maandag stonden voor de rechtbank te Rot terdam terecht de 25-jarige E. W. en diens tweelingbroer H. W., resp. monteur en rijwiel monteur, die in de periode, liggende tusschen Mei en September van het vorige jaar, in ver schillende stadsdeelen étalages hebben open gebroken, zoodat zij wat van hun gading was, konden wegnemen. Op de dagvaarding stonden zes gevallen vermeld. De mannen gaven het ten laste gelegde vol mondig toe. Om de beurt hadden zij een klei nen beitel gehanteerd, terwijl de ander dan op den uitkijk stond. Zij verklaarden beiden niet van hun uiterst gering steunbedrag te kunnen rondkomen, zoodat zij het zochten in stelen Het bleek, dat de broers geen blanco strafregis ter hadden E. W. zit reeds een .straf uit en heeft op zijn zeventiende jaar reeds kennis ge maakt met den kinderrechter, terwijl hij voorts reeds ettelijke malen terzake van diefstal werd veroordeeld. Zijn broer H. W. heeft eveneens reeds verschillende veroordeelingen achter den rug. Kindje, nu is hij een jaar weer geleden, Die zóó lang verwachte, gelukkige dag, Toen was er een morgen, zóó blij en zóó vroolijk. Toen was in héél Neerland één vreugd en één lach. Kindje, nu is al een jaartje verstreken, En wéér zijn we blij en verheugd met elkaar. Nu vieren we vroolijk den nieuwen verjaardag: 't Prinsesje van Neerland werd immers één jaar! Zeg, kindje, staat nu ook één kaarsje te branden? En kijk je daar nu met je oogjes blij in? En krijg je cadeautjes, wat extra's, wat lekkers? Gaat alles bij jou als in ieder gezin? Prinsesje, och, mogen de jaartjes, die komen, Te altijd slechts brengen wat mooi is en goed, En moge je velen gelukkig nog maken. Zooals reeds je naampje 't voorafbeelden moet. Steeds moge 't zoo zijn dat je Vader en Moeder 't Geluk altijd zien waar jouw stemmetje klinkt, Dan heb je een jeugd, zooals w'allen je wenschen: Een kindje, door liefde en zorg slechts omringd. HERMAN KRAMER In zijn requisitoir zeide het O. M., waarge nomen door mr. Meischke, dat de broers niet alleen tweelingen zijn van geboorte, maar ook op het gebied der misdaad Spr. was van mee ning, dat beide heeren een tijd uit de maat schappij gebannen moeten worden en eischte tegen beiden een gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden en bovendien de onmiddel lijke gevangenneming van H. W. De verdedigers, mrs. H. van der Hoeven Hzn. en F. J. Kranenburg, pleitten clementie. Uitspraak 13 Februari. De kapitale boerderij van den heer P. Bak ker, te Blokker, onder Hoorn, is Maandag middag door brand geheel verwoest. Het vuur, dat was ontstaan in den schoor steen, greep snel om zich heen, maar deson danks vond men gelegenheid, het vee uit de stallen naar buiten te drijven. De geheele inboedel, de aanwezige landbouw werktuigen en de hooivoorraad werden 'n prooi der vlammen. De brandweer uit Blokker kon voorkomen, dat het vuur zich aan de belendende perceelen mededeelde. Verzekering dekt de schade. De gewone audiëntie van den minister van Sociale Zaken zal Woensdag 1 Februari niet gehouden worden. Koersen voor stortingen op 31 Januari 1939 egen verplichtingen luidende in: Reichsmarken 74.80. Lires 9.66. De minister van Justitie heeft aangewezen als ambtenaren, belast met het opsporen van de feiten, strafbaar gesteld bij de wet van 10 Fe bruari 1920, houdende nadere voorzieningen be treffende de grensbewaking, het personeel van het wapen der koninklijke marechaussee, voor zoover dit niet reeds uit hóófde van artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering algemeene opsporingsbevoegdheid bezit. Zondagochtend is te Maasbree bij Venlo een Duitsche luchtballon, genaamd „Stadt 'Jelbert" welke te 10.20 uur te Düsseldorf was opgestegen, geland. In het schuitje zaten een dame en vier heeren. De vier heeren bleken lid te zijn van een burger-luchtvaartvereeniging; zij droegen evenwel de uniform der Duitsche luchtmacht Bij het dalen is het schuitje omgeslagen, met het gevolg, dat de inzittenden over den grond rolden, zonder evenwel ernstig letsel op te loo- pen. Nadat de burgemeester een onderzoek had in gesteld, werd de ballon vrijgegeven en met een vrachtauto naar Duitschland teruggebracht. Hedenmiddag, tusschen kwart over drie en kwart voor vier uur, op den eersten verjaardag van Prinses Beatrix, zullen Prinses Juliana en Prins Bernhard met Prinses Beatrix een rijtoer door de Residentie maken. De route is a's volgt; Noordeinde, Hoogewal, Elandstraat, Vondel straat, Torenstraat, Jan Hendrikstraat, Groote Markt, Groote Marktstraat, Kalvermarkt, Flu- weelen Burgwal, Heerengracht, Fezuidenhout- j scheweg, Koningskade (langs hertenkamp). Boschbrug, Korte Voorhout, Lange Voorhout, Heulstraat, Noordeinde. In de Maandag te Eindhoven gehouden ver gadering van directie en commissarissen der N.V. Philips Gloeilampenfabrieken is, naar „Het Volk" weet mee te deelen, o.a. besloten tot statuaire zetelverplaatsing. De volgende vergadering van aandeelhouders der N.V. Gemeenschappelijk Bezit van Aan- dêelen Philips Gloeilampenfabrieken, die geleid werd door ir. F. Otten, kon geen rechtsgeldige besluiten nemen, daar het voorgeschreven aantal aandeelen niet was vertegenwoordigd. Bij de rondvraag stelde een der aandeelhou ders, de heer Taams uit Den Haag, de vraag, Of de verplaatsing van den statuairen zetel naar Den Haag ook beteekent, dat aldaar een kantoor wordt gevestigd. De heer Otten deelde in antwoord hierop mede, dat de statuaire zetelverplaatsing geen stichting van een kantoor in Den Haag in houdt; „dit ligt ook niet in de bedoeling". De oud-minister van Waterstaat jhr. ir. O. C. A. van Lidth de Jeude heeft tegenover de provinciale centrale 's-Gravenhage van de libe rale partij verklaard, dat hij bereid is als eerste candidaat dezer centrale voor de ai. verkie zingen voor de Provinciale Staten in Zuid- Holland op te treden. Benoemd is tot rechter in de arrondissements rechtbank te Amsterdam mr. G. E. Langemeijer, thans ambtenaar van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement 's-Gravenhage; tot rechter in de arrondisse mentsrechtbank te Dordrecht, mr. K. Th. Do- rama, thans substituut-griffier bij de arrondis sementsrechtbank te Leeuwarden; tot rechter in de arrondissements-rechtbank te Alkmaar, mr. H. T. A. van der Loos, advocaat en procu reur te Alkmaar, secretaris van den raad van beroep voor de directe belastingen aldaar. Verleend is de eeremedaille, verbonden aan de orde van Oranje-Nassau, in zilver, aan H. Buter, te Snippeling (gemeente Diepenveen), seinhuis wachter bij de Nederlandsche Spoorwegen. Toegekend is de aan de orde van Oranje Nassau verbonden eere-medaille, in zilver, aan J. van Diest, wonende te Sassenheim, meester knecht bij de firma L. Onderwater en Zoon te Lisse Benoemd is tot broeder in de orde van den Nederlandschen Leeuw mej. c. M. H. Wilier, te Jogjakarta. Aan de navolgende personen is verlof ver leend tot het aannemen van de achter hun namen vermelde vreemde ordeteekenen, te weten: H. A. Hooft, administrateur bij het departe ment van Buitenlandsche Zaken, te 's Graven- hage, het commandeurskruis der orde van het Legioen van Eer van Frankrijk; H. A. J. Rye- land, vice-consul der Nederlanden te Dover, het ridderkruis der orde van de Drie Sterren van Letland; dr. M. J. J. J. de Visser, vice-consul der Nederlanden te Milaan, het ridderkruis dei Kroonorde van Italië; L. Dijksen, vice-consul van Zweden te IJmuiden, wonende te Sant poort, het ridderkruis le klasse der orde van Wasa vén Zweden; L. de Lange, vice-consul van Noorwegen, te Dordrecht, het ridderkruis 2e klasse der orde van St. Olaf van Noorwegen: H. W. de Monchy, vice-consul van Zweden te Vlaardingen, wonende te 's Gravenhage, het ridderkruis le klasse der orde van Wasa van Zweden; P. L. van de Polder, vice-consul van Zweden, te Dordrecht, het ridderkruis le klasse der orde van Wasa van Zweden; G. Warnde- rink Vinke, oud-consul van Noorwegen te Am sterdam, wonende te Bloemendaal, het ridder kruis le klasse der orde van St. Olaf van Noor wegen. Benoemd is tot technisch-ambtenaar in vasten dienst bij het bureau van den commandant der Vesting Holland A. van Osch, onder gelijktijdige verleening van eervol ontslag uit zijn betrek king van teekenaar in vasten dienst bij de Hoogere Krijgsschool. Op het daartoe door hem gedaan verzoek is een eervol Ontslag verleend uit den militairen dienst aan den reserve-luitenant-kolonel D. J. Couvée van den staf der 1ste artilleriebrigade. De volgende plaatsingen zijn gelast: met 1 Februari 1939: de luitenant ter zee der 2e klasse R. Stuffken bij den onderzeedienst te Willemsoord; de officier van den Marinestoomvaartdienst der le klasse J. N. Gons a/b H.Ms. Schorpioen; met 20 Februari 1939: de officier-vlieger der 2e klasse H. Schaper bij het vliegkamp „De KoOy"; de officier van den Marinestoomvaartdienst der 2e klasse C. E. van der Zijl bij den onder zeedienst te Willemsoord. Met ingang van 1 Februari 1939 is op het daartoe door hem gedaan verzoek, eeivol ont heven uit zijn tegenwoordige betrekking, H. Ms ordonnans-officier, de ritmeester jhr. G H. A. van Kinschot, van den grooten staf. Benoemd is tot ridder in de orde van Oranje- Nassau (met de zwaarden) H. Ms. ordonnans officier, de ritmeester jhr. Van Kinschot voor noemd. Met ingang van 1 September 1939 is aan dr. J S. Wildervanck, op zijn verzoek, eervol ont slag verleend als directeur van en leeraar aan de R.H.B.S. te Drachten. De ontvanger der directe belastingen, enz F. P. J. H. Oudens, is verplaatst van het kan toor der invoerrechten en accijnzen te Dor drecht naar het kantoor der directe belastingen en accijnzen te Geleen. De inspecteur der directe belastingen, enz., P. U. Rijpma, toegevoegd aan het hoofd van de inspectie der directe belastingen te 's-Her- togenbosch, is verplaatst naar Haarlem en toe gevoegd aan het hoofd van de inspectie dier middelen aldaar. De ontvanger der directe belastingen, enz.. A. C. van der Wouden is verplaatst van het kantoor der invoerrechten en accijnzen te Ol- denzaal naar het kantoor dier middelen te Groningen Met ingang van 1 Juni 1939 aangewezen als beheerder van het bijpost-, telegraaf- en tele foonkantoor te 's-Gravenhage-Prins Hendrik plein, de commies bij den P.T.T.-dienst R. R. Prenger, thans beheerder van het bijpost-, tele graaf- en telefoonkantoor te Amsterdam-Bor- gerstraat. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat sinds eenige dagen voor de binnenkomst in wit-Spanje met een visum, af gegeven door den vertegenwoordiger van gene raal Franco hier te lande, niet meer kan wor den volstaan, doch dat een vrijgeleide moet worden aangevraagd door tusschenkomst van den Nederlandschen vertegenwoordiger bij ge neraal Franco, jhr. van Panhuij* te Saint Jean de Lu7. In verband met het sterk toegenomen aantal vreemdelingen hier te lande zonder geldige pa pieren overweegt de regeering, naar de Tele graaf verneemt, de invoering van een uniforme identiteitskaart. De aankomst van niet minder dan 81 mili taire monteurs met de mail vrachtboot „Kota- Gedeh" Zondagmorgen te Priok is wel een aan wijzing voor de groote uitbreiding van de lucht- vaart-afdeeling van het Koninklijk Neder- landsch-Indische leger, lezen wij in het B.N. van 23 Januari. Is het tevoren niet voorgekomen, dat de L.A. een dergelijke personeelsversterking van be tee kenis ineens uit Holland kreeg, ook een ander wapen, de genie, heeft een opmerkelijke aan vulling gekregen, namelijk 20 man. Voorts was aan boord een sterk aanvullings- detachement voor de infanterie, 52 man. Aldus vervoerde de „Kota-Gedeh" een „troe penmacht" van 153 man, onder commando van kapitein v. d. Eem, (de bekende sportsman, die te Batavia in garnizoen komt), die bijgestaan werd door twee nieuw-uitgekomen tweede luite nants. Alle militairen debarkeerden te Priok. Den zelfden dag werd doorgereisd naar Tjimahi en Bandoeng. Een roman van Enrica von Hanaol uzetli 71 Behendig speldde zij den sluier, die: zij reeds had afgelegd, weer vast en ging met en bran dende waskaars in de hand naar de z>kenzaal. Reeds van verre hoort zij het droeve wenen van de arme vrouw, die zich niet wil laten -oosten. En als zij de verbandkamer betreedt, hort zij de gesmoorde snikken van den knaap ai <r het scherm, dat de zusters om zijn bedje gezt heb ben. Hij wil en hij kan niet slapen, en d< non hen zeggen, dat hij 't doen moet uit liefc. voor mama! „Ventje," zegt de overste streng, maai toch goedig, in het licht van haar waskaars ov het bed van den knaap buigend, „niet meer ;-n ga nu braaf slapen; de heilige Joseph he - holpen, je papa heeft een lieven groet ten brengen voor mama, ik ga het haar nu ze .n." „U niet! Ik! Ik!" Met beide voeten t ?lijk sprong de kleine juichend uit het bed, en jnde in het lange nachthemd, dat de kleinste ister hem geleend had voor- dezen nacht, de cn.rste voorbijmet een hellen, blijden lach, die alt een luide klok door de nachtelijke stilte van het convent klonk, schoot hij de ziekenzaal binien, waar de door smart en leed geknakte moeder ten hemel klaagde: „O, mijn Jezus, o Moeder Gods, alle Gods lieve heiligen, wat heb ik u mis daan, ik arme, arme vrouw, dat gij mij allen verlaat?" Wat is er, jongen?" hield zuster Ju liana hem tegen; maar hij rukte zich los en snelde naar zijn moeder, die hij omarmde, en riep met jubelende stem: „Mammie, papa laat u groeten." Toen rees de zon op, te middernacht in de ziekenzaal van het Sint Elisabeths-klooster. Groot als sterren werden de oogen der moe der: Willy, Willy, is 't waar? Willy, wie zegt dat?" „De waarde moeder, mammie. Zie, daar komt ze. Een lieve groet!" De overste stond aan het bed en glimlachte. De knaap in het witte nachthemd en de arme, teere vrouw, die in zalige verrukking, met ge vouwen handen, stil op haar bed lag, was het niet als een miniatuur uit een oud getijdenboek, door een vromen monnik in goud en kleuren ge schilderd? „De engel des Heeren bracht Maria de bood schap!" zei de statige non, liet haar slanke hand een oogenblik rusten op het hoofd van den jongen en omvatte toen de kleine, trillende hand der moeder. „Sneeuwwitje!" lachte zuster Juliana, „heb ik 't niet gezegd? Klopt en u zal worden open gedaan." Toen nam zij den kleinen aartsengel bij de hand en leidde hem terug naar zijn bedje. Na enkele oogenblikken wist hij niet meer waar hij was, maar reed in droomenland op een groen paardje, dat vlindervleugels had. En de arme Annunciata zonk terug in haar kussen, doodzwak, maar innig gelukkig. Juliana, die bij haar waakte, hoorde steeds en steeds weer, hoe zij in den droom met den beminde sprak en hem dankte. Dankte. Voor dien eenen, schamelen groet! Nadat zij voor hem haar leven, het bloed van haar hart gegeven had, een groet, dat is toch het minste! O, de liefde is heerlijk, grootsch! En gij, o Jezus, geeft ons ziel, lichaam en leven en geheel u zelf in het heilig Sacrament, en hoe lauw, hoe lauw zijn wij! „Sneeuwwitje slaapt nog," zei zuster Juliana gedempt; zij stond op en sloot het boek „Le vensbeschrijving van de heilige Elisabeth, ko ningin van Hongarije," waarin zij gedurende den nacht, als de zieke rustig was, gelezen hqd. Nadat de kleine Sint Gabriël de vurig-verwachte boodschap gebracht had en de teere lijderes, bevrijd van haar angst en verlangen, vredig sluimerde, las zij het ontroerend hoofdstuk over het afscheid van de heilige gravin van haar ge maal. „Wilt u haar zien, dokter? Maar wekt u haar niet!" Met behoedzame hand schoof de arts het gor dijn opzijn en trad aan het bed. Hij steunde zijn kin in de beringde hand en schudde het hoofd. Hij hoorde de zwakke, korte ademhaling, hij keek naar den scherpen trek om den mond, die zoo zeldzaam liefelijk was, ook nu nog, na dezen dag van smarten, die dit jonge leven aan den rand van het graf gebracht had. Die trek, die trek! Ja, dat is de hippocratische trek. Is er nog hoop? Angstig keken de oogen der jonge zuster naar het ernstig gelaat van den arts. „Nietwaar, dokter zij zal 't ophalen?" „Ja, mijn brave zuster, als het van mij af hangtMaar nog kan ik niets beloven. Zij is oneindig zwak zuster!" zei de geleerde zacht. „Hier is de wijn, waarover ik sprak. Het is de sterkste Spaansche wijn uit de kelders van het Schönbrunner Slot. Als zij ontwaakt, een klein glas vol." Hij reikte de zuster een flesch, waarin een donker purper en gouden licht schitterde. De zieke bewoog nu zacht haar hoofd, haar oogleden met de lange wimpers, oogleden als van een zoete, droeve madonna, trilden. „Dokter, wilt u hier achter het gordijn ko men," smeekte de zuster ontsteld, „alles ver schrikt haar!" Hij knikte en trad terug in de gang tusschen de bedden. Twee stemmen, uit twee bedden, vroegen: „Wie is daar toch?" Toen viel de stilte weer. De arts luisterde met ingehouden adem. „Sneeuwwitje?" vroeg de zuster zacht en lief schof haar jonge, krachtige hand, die van het vele verbedden en wasschen en verbinden reeds hard en ruw als van een veertig-jarige was ge worden, onder het kussen der zieke. Deze opende de groote, onnatuurlijk glanzende oogen en fluisterde moeizaam: „Zuster.... niet waar 't is werkelijkheidik heb het niet ge droomd?" „Wat, sneeuwwitje?" liefkoosde de zuster. „Dat hjj mij groeten laat.... o zuster! Was i Willy werkelijk hier? Willy was heelemaal in 't wit. Willy heeft gezegd, dat hij mij laat groe ten. Is dat waar?'" „Ja, sneeuwwitje, het is waar en wij zijn er allen heel blij om. Wil sneeuwwitje nog niet wat slapen? Of wat eten? Of zullen wij bidden? Zooals het prinsesje wil". „Zuster", lispelde de lijderes, haar zwakke, smalle handen over de borst vouwend. Aan de linker glansde dof de breede ring de zwart- ijzeren trouwring van den moordenaar. „Zal de lieve Jezus het mij vergeven? Ik ben zoo gelukkig dat Georg mij groeten laat maar ik ik ben niet tevreden zus ter, ik ik wilde hem zoo graag, zoo graag zien zuster, is de Heiland daar boos om?" „Zeker niet, sneeuwwitje", sprak de ver pleegster zacht en drukte een verstolen kus op het prachtige, zijden haar, dat goudbruin en heerlijk in het vroege morgenlicht over het kussen gespreid lag. ,De liefde voor uw man is goed, mijn lieve mevrouw! U bent immers geen kloosterlinge, maar een gehuwde vrouw, zooals ook onze heilige moeder Elisabeth was, van wier groote liefde voor graaf Lodewijk u toch mijn armen gedragen heb." „Daar stond ook een beeld van de heilige Eli sabethin 't koorals 't bruidsdag was... maar ik nietNeen, ik was geen geestelijke bruid.... Bij de ursulinenweet u, waar ik school, gingMoeder prefectes heeft dikwijls gevraagd: kindje, wil je niet bij ons komen? Met Paschentoen ik den lieven Heiland in mijn armen gedragen heb.' „Zoo, sneeuwwitje, hebt u den lieven Heiiand in uw armen gedragen? Hoe was dat dan?" vroeg de jonge zuster stil. Het was rustig op de ziekenzaal, niets bewoog, slechts het zoemen van een vlieg brak de stilte. Maar ver daarbuiten, over den tuin heen, in de richting van de stadsgracht, hoorde men somber en bedwongen stemgemompel, als een onder- aardsch gedruisch. Wat was dat daar? O, de zuster weet 't; hij die door dit teere broze hartje bemind wordt gaat in dit uur ten dood. „Het was op Paschen," droomde Sophie voor zich heen. „Ja, zuster, denkt u eens! Bij de Paaschprocessie mocht ik het beeld van den verrezen Heiland dragen ik was geheel in 't wit gekleed als een bruid en had een bloemenkrans je op." „Wat zal sneeuwwitje toen mooi geweest zijn!" „Van de sacristie af waar het heilig graf was om de geheele kerk heen heb ik den lieven Heiland gedragen. Eerst de priester met het Allerheiligste onder den hemel toen vier meisjes met kaarsen toen ik met den verrezen Heiland toen weer alle kinderen twee aan twee met brandende kaarsen. Eerst bij het kruis Een lichte bloedstreep vertoonde zich tusschen de witte, zoete lippen. „Sneeuwwitje, nu niet meer vertellen, later!" (Wordt vervolgdj

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3