-BEATRIX-
Notaris voor het
Haagsche Hof
DE DUITSCHE HELD
DINSDAG 31 JANUARI 1939
Beschuldigd van verduistering van
hypotheekgelden
Drie jaar geëischt
Requisitoir
Pleidooi
Tegen Duitsche
dumping
De confectie-industrie vraagt
meer meisjes
Voor de slachtoffers der ramp
in Chili
Waarom werd N.S.B.-
pers vrijgegeven?
Overwegingen van de Haagsche
Rechtbank
DE FEESTELIJKHEDEN
TE DOORN
Maandagavond besloten
met een diner
TWEELINGBROERS VOOR
DE RECHTBANK
Beider strafregister was
niet blanco meer
IfiÜ
BOERDERIJBRAND
TE BLOKKER
Geen audiëntie
Clearingkoersen
Grensbewaking
Marechaussee belast met opsporing
van strafbare feiten
DUITSCHE BALLON DAALT
BIJ VENLO
Inzittenden liepen geen ernstig
letsel op
Prinses Beatrix
één jaar
Rijtoer van prinselijk gezin
door Den Haag
PHILIPS NIET NAAR
DEN HAAG?
Wel tot statuaire zetelverplaatsing
besloten
OUD-MINISTER VAN LIDTH
DE JEUDE
Candidaat voor Provinciale Staten
van Zuid-Holland
UIT DE STAATSCOURANT
Rechterlijke macht
Onderscheiding
Technisch ambtenaar
Defensie
Eervol ontslag
Belastingdienst
Posterijen
EEN VRIJGELEIDE VOOR
WIT-SPANJE NOODIG
VREEMDELINGEN ZONDER
GELDIGE PAPIEREN
VERSTERKING VAN HET
INDISCHE LEGER
Voor het Haagsche gerechtshof werd Maan
dag de strafzaak behandeld tegen den oud-no
taris M. te Rotterdam, thans gedetineerd, die
wegens het verduisteren van hypotheekgelden
door de rechtbank te Rotterdam veroordeeld
;s tot een gevangenisstraf van twee jaar met
aftrek van de preventieve hechtenis.
In Maart 1935 is het faillissement van den
notaris uitgesproken; er werd een nadeelig
saldo vastgesteld van ruim 300.000. Het nadee-
lige saldo in het faillissement der N. V.
Grondcrediet (een N.V., welke de notaris had
opgericht) bedroeg 580.000.
Bijna een jaar na deze gebeurtenis heeft de
procuratiehouder en deelgenoot van den no
taris, die door dezen benoemd was tot direc
teur van de N.V. Grondcrediet, terecht gestaan
terzake van verduistering en valschheid in
geschrifte. Hij werd tot twee jaar gevangenis
straf met aftrek van de preventieve hechtenis
veroordeeld.
In dien tijd was notaris M. in Zwitserland
voor herstel van zijn gezondheid. Na zijn te
rugkomst hier te lande werd hij gearresteerd.
Hij heeft zich voor de Rotterdamsche rechtbank
moeten verantwoorden wegens verduistering
van hypotheekgelden vam de „Olveh", van de
Westlandsche Hypotheekbank, voorts wegens
het door misbruik van gezag uitlokken, dat
een accountant de balans vervalschen zou en
het gebruik maken van die valsche balans.
De rechtbank veroordeelde den notaris al
leen wegens de verduisteringen.
Het hooger beroep van dit vonnis teekenden
zoowel verdachte als de Officier van Justitie
aan.
Thans werd deze zaak voor het Haagsche ge
rechtshof behandeld.
Verdachte werd in rechten bijgestaan dooi
mr. F. Groenenboom. Van de zijde van het
O. M. waren vijftien getuigen gedagvaard.
Alvorens de getuigen te hooren, heeft de
president verdachte, die met een portefeuille
vol papieren de rechtszaal binnentrad, enkele
vragen gesteld. Hierbij bleek o.a. dat notaris
M. in 1920 de N. V. Grondcrediet heeft opge
licht, om aan de bepalingen van de notaris-
wet te ontkomen. Hierbij is nj. bepaald, dat
een notaris geen bankzaken mag waarnemen.
Verder bleef verdachte bij zijn in eerste in
stantie afgelegde verklaringen, o.m. dat hii
niet geweten heeft, dat er in de N.V. dingen
gebeurden, welke niet in orde waren.
De rijks-accountant Vis, als eerste getuige
opgeroepen, was met verschenen. Gehoord
werd de Rotterdamsche notaris J. S. Mijs, die
verdachte's praktijk heeft waargenomen, ais
bewindvoerder is aangesteld en later in het
faillissement van verdachte werkzaam is ge
weest.
Als oorzaak van het misloopen van het no
tariskantoor noemde verdachte het overbren
gen van de gelden naar de N. V. Grondcre
diet, in welke N. V. ten slotte groote verliezen
werden geleden.
Mr. J. Oert, curator in het faillissement van
notaris M. en de N. V. Grondcrediet, verklaar
de, dat de zaken van den notaris en de N.V.
Grondcrediet door elkaar liepen. Getuige noem
de het een „wantoestand", die na 1930, toen de
toestanden in het grondbedrijf zeer precair
werden, tot de catastrofe leidde.
„Den laatsten tijd heeft verdachte," aldus
deze getuige, „veel minder verantwoordelijkheid
voor zijn zaken getoond. Het was alsof hij tr
zoo weinig mogelijk van wilde zien."
De heer Ververs, die tot 1934 boekhouder is
geweest bij verdachte, verklaarde dat hypothe
ken, die afgelost waren, niet uitbetaald wer
den. De boeken en de rekeningen-coulant, wel
ke laatste aan de cliënten werden gezonden,
klopten niet met elkaar.
De notaris, aldus vertelde deze getuige ver
der, kwam dikwijls met een notitieboekje op
kantoor en stelde het personeel allerlei vla
gen over de hypotheken. Hieruit bleek wel, dat
verdachte volkomen van de zaken op de hoog
te was
Verdachte ontkende de verklaringen van de
zen getuige.
De accountant dr. J. W. en de procuratie
houder j. vp. b. brachten de kern van de
kwestie aan de orde.
De accountant, die van 1926 tot 1934 de boe
ken heeft gecontroleerd, heeft de fraudes in de
boeken ontdekt en verdachte er opmerkzaam
op gemaakt, doch verdachte reageerde daar
niet op.
President: „Kan het zijn, dat B. wat foor
Verdachte verborgen hield?"
Getuige: „Dat kan ik niet beoordeelen, riaar
Ik geloof het niet. De fraude bleek uit de boe
ken en verdachte zag die geregeld in."
In 1934 is het bureau van bijstand op ver
dachte's kantoor gekomen om de balans ra te
zien. Tevoren had verdachte een bespreking
met den accountant gehad, doch toen de leden
van het bureau kwamen, moest hij weg. Hj zou
in een café blijven wachten en verdachte zou
hem dadelijk na afloop opbellen.
Verdachte betichtte den accountant e: van,
met den procuratiehouder B. samen te lebben
gespannen en hem, den notaris, er heéemaal
buiten te hebben gelaten. Zelfs beschildigde
hij hem een oogenblik van meineed.
De zitting werd daarna tot 's middags ge-
schorscht.
In de middagzitting werd gehoord de getuige
J. W. B., die procuratiehouder bij de N.V.
Grondcrediet is geweest en eveneens wegens
malversaties tot gevangenisstraf is veroordeeld,
doch die thans zijn straf heeft uitgezeten.
Getuige legde nog eens uit, hoe het ging met.
die „versleepingen." „Notaris M. wist hiervan
alles af", zoo zeide deze getuige, die op rusti-
gen toon zijn verklaringen aflegde. „Wij ston
den vrijwel dagelijks met elkaar in verbinding,
hetzij telefonisch, hetzij persoonlijk."
Volgens getuige heeft verdachte altijd met
geld van anderen geopereerd, van begin af aan.
Deze bewering werd heftig door verdachte te
gengesproken.
Nadat nog twee beambten van het notaris
kantoor en een oud-rijks-accountant werden
gehoord het was al diep in den namiddag
geworden nam de advocaat-generaal, mr. J.
P. Polman, requisitoir.
Spr. had van verdachte op deze „zitting een
andere houding verwacht. Niet een houding van
Iemand, die van niets weet.
Mr. Polman achtte, in tegenstelling met de
Rotterdamsche rechtbank, alle vier de ten
lasteleggingen bewezen.
Wat de strafmaat betreft, zeide spr., dat,
waar de ondergeschikte B. tot twee jaar ge
vangenisstraf veroordeeld is, verdachte, die een
meer verantwoordelijken post bekleedde, zwaar
der gestraft moest worden.
Spr. vorderde een gevangenisstraf van
drie jaar met aftrek van acht maanden
voorarrest.
Ondanks het vergevorderd uur hield mr. P.
Groeneboom te Rotterdam een uitvoerig plei
dooi. Spr. betoogde, dat geen der in de ten
lastelegging genoemde handelingen strafbaar is.
Ook is het bewijs niet geleverd, dat de notaris
opdracht gegeven heeft de balans te verval
schen.
Pleiter concludeerde daarom tot vrijspraak.
Uitspraak 13 Februari.
De algemeene bond van loonconfectionnairs,
gevestigd te Amsterdam, heeft een adres ge
richt aan den minister van Sociale Zaken en
een aan dien van Economische Zaken.
In dit adres wordt betoogd, dat in de laatste
jaren de Nederlandsche confectie-industrie sterk
vooruitgegaan is, welke uitbreiding nog veel
grooter zou kunnen zijn en aan meer manne
lijke personen werk bieden, indien de confectie-
industrie niet te kampen zou hebben met een
ernstig tekort aan vrouwelijk geschoold per
soneel.
Thans gaat Duitschland, aldus adressant, met
dumping door middel van exportpremies van
regeeringswege trachten de verloren markt te
herwinnen. De Nederlandsche confectie-indus
trie, die grootendeels jong is, moet vreezen hier
niet tegen op te kunnen, indien niet maatrege
len genomen worden om aan het tekort aan
vrouwelijk geschoold personeel tegemoet te
komen.
Indien echter de Nederlandsche confectie-in
dustrie de zoo juist veroverde afzetgebieden niet
kan vasthouden, zal dit een aanzienlijke ver
mindering van de werkgelegenheid voor mannen
tengevolge hebben, niet slechts in de confectie
zelve, maar tevens in de kunstzijdebranche, in
de Brabantsche wollenstoffenindustrie enz., die
de grondstoffen voor de confectie produceeren
Om deze redenen verzoekt genoemde bond den
minister van Sociale Zaken maatregelen te wil
len treffen ter beperking van het tekort aan
vrouwelijk geschoold personeel in de confectie-
industrie, met name door: het bevorderen van
vakonderwijs voor de confectie; het uitzonderen
van de confectie-nijverheid van maatregelen ter
verhooging van de leeftijdsgrens voor meisjes
in de industrie en het toepasselijk verklaren
van de jongste maatregelen t.o. van den huis-
houdelijken arbeid ook voor de confectie-
nijverheid, n.l. door te bepalen dat geen steun-
aftrek plaats hebbe voor het loon, door meisjes
in de confectie-industrie verdiend.
Mede op dezelfde gronden en o.m. ook, omdat
de confectie-industrie te kampen heeft met een
tekort aan geschoold personeel, heeft adressant
den minister van Economische Zaken verzocht,
maatregelen te treffen, welke dienstig zouden
kunnen zijn om de Duitsche dumping het hoofd
te kunnen bieden en de Nederlandsche markt
voor de Nederlandsche confectie-industrie be
houden te doen blijven, met name door het in
trekken van die invoerconsenten van vorige
jaren welke ongebruikt zijn gebleven en door
het niet of in beperkte mate verleenen van
nieuwe consenten.
Er heeft zich hier te lande een comité ge
vormd tot het inzamelen van gelden voor de
slachtoffers van de aardbevingsramp in Chili.
Bijdragen kunnen worden gestort op giro
rekening 1844 van de firma Heldering en Pier-
son te 's-Gravenhage.
Naar wij vernemen, zijn de voornaamste over
wegingen van de Haagsche rechtbank bij het
bevelen van de opheffing van het beslag op de
pers van Het Nationale Dagblad deze geweest,
dat de pers geen eigendom is van den ver
dachte en daarom niet verbeurd zou kunnen
worden verklaard. Dat voorts het beslag niet
leiden zal tot het aan den dag brengen van de
waarheid in de beleedigingszaak en dat ook
niet verwacht wordt, dat de rechter grond zal
vinden om vernietiging of onbruikbaarmaking
van de pers te bevelen. Naar het oordeel der
rechtbank doet geen van de drie in art 94 van
het wetboek van strafvordering genoemde ge
vallen zich ten opzichte van deze pers voor.
Maandagavond zijn de feestelijkheden ter ge
legenheid van den tachtigsten verjaardag van
den ex-keizer besloten met een diner, waaraan
de Nederlandsche families aanzaten, met wie
de ex-keizer al sinds jaren in relatie staat.
Hiertoe behoorden o.a. de oud-commissaris
der Koningin in de provincie Utrecht, dr. H.
Th. s' Jacob, de burgemeester van Doorn, J. H.
E. baron van Nagell, kolonel M. C. van Houten,
jhr. De Pesters, graaf Bentinck en jkvr. De
Beaufort.
Na afloop van het diner werd een film over
Nederlandsch-Indië vertoond.
Maandag stonden voor de rechtbank te Rot
terdam terecht de 25-jarige E. W. en diens
tweelingbroer H. W., resp. monteur en rijwiel
monteur, die in de periode, liggende tusschen
Mei en September van het vorige jaar, in ver
schillende stadsdeelen étalages hebben open
gebroken, zoodat zij wat van hun gading was,
konden wegnemen. Op de dagvaarding stonden
zes gevallen vermeld.
De mannen gaven het ten laste gelegde vol
mondig toe. Om de beurt hadden zij een klei
nen beitel gehanteerd, terwijl de ander dan op
den uitkijk stond. Zij verklaarden beiden niet
van hun uiterst gering steunbedrag te kunnen
rondkomen, zoodat zij het zochten in stelen
Het bleek, dat de broers geen blanco strafregis
ter hadden E. W. zit reeds een .straf uit en
heeft op zijn zeventiende jaar reeds kennis ge
maakt met den kinderrechter, terwijl hij voorts
reeds ettelijke malen terzake van diefstal werd
veroordeeld. Zijn broer H. W. heeft eveneens
reeds verschillende veroordeelingen achter den
rug.
Kindje, nu is hij een jaar weer geleden,
Die zóó lang verwachte, gelukkige dag,
Toen was er een morgen, zóó blij en zóó vroolijk.
Toen was in héél Neerland één vreugd en één lach.
Kindje, nu is al een jaartje verstreken,
En wéér zijn we blij en verheugd met elkaar.
Nu vieren we vroolijk den nieuwen verjaardag:
't Prinsesje van Neerland werd immers één jaar!
Zeg, kindje, staat nu ook één kaarsje te branden?
En kijk je daar nu met je oogjes blij in?
En krijg je cadeautjes, wat extra's, wat lekkers?
Gaat alles bij jou als in ieder gezin?
Prinsesje, och, mogen de jaartjes, die komen,
Te altijd slechts brengen wat mooi is en goed,
En moge je velen gelukkig nog maken.
Zooals reeds je naampje 't voorafbeelden moet.
Steeds moge 't zoo zijn dat je Vader en Moeder
't Geluk altijd zien waar jouw stemmetje klinkt,
Dan heb je een jeugd, zooals w'allen je wenschen:
Een kindje, door liefde en zorg slechts omringd.
HERMAN KRAMER
In zijn requisitoir zeide het O. M., waarge
nomen door mr. Meischke, dat de broers niet
alleen tweelingen zijn van geboorte, maar ook
op het gebied der misdaad Spr. was van mee
ning, dat beide heeren een tijd uit de maat
schappij gebannen moeten worden en eischte
tegen beiden een gevangenisstraf van twee
jaar en zes maanden en bovendien de onmiddel
lijke gevangenneming van H. W.
De verdedigers, mrs. H. van der Hoeven Hzn.
en F. J. Kranenburg, pleitten clementie.
Uitspraak 13 Februari.
De kapitale boerderij van den heer P. Bak
ker, te Blokker, onder Hoorn, is Maandag
middag door brand geheel verwoest.
Het vuur, dat was ontstaan in den schoor
steen, greep snel om zich heen, maar deson
danks vond men gelegenheid, het vee uit de
stallen naar buiten te drijven.
De geheele inboedel, de aanwezige landbouw
werktuigen en de hooivoorraad werden 'n prooi
der vlammen.
De brandweer uit Blokker kon voorkomen,
dat het vuur zich aan de belendende perceelen
mededeelde.
Verzekering dekt de schade.
De gewone audiëntie van den minister van
Sociale Zaken zal Woensdag 1 Februari niet
gehouden worden.
Koersen voor stortingen op 31 Januari 1939
egen verplichtingen luidende in: Reichsmarken
74.80. Lires 9.66.
De minister van Justitie heeft aangewezen als
ambtenaren, belast met het opsporen van de
feiten, strafbaar gesteld bij de wet van 10 Fe
bruari 1920, houdende nadere voorzieningen be
treffende de grensbewaking, het personeel van
het wapen der koninklijke marechaussee, voor
zoover dit niet reeds uit hóófde van artikel 141
van het Wetboek van Strafvordering algemeene
opsporingsbevoegdheid bezit.
Zondagochtend is te Maasbree bij Venlo een
Duitsche luchtballon, genaamd „Stadt 'Jelbert"
welke te 10.20 uur te Düsseldorf was opgestegen,
geland. In het schuitje zaten een dame en vier
heeren. De vier heeren bleken lid te zijn van
een burger-luchtvaartvereeniging; zij droegen
evenwel de uniform der Duitsche luchtmacht
Bij het dalen is het schuitje omgeslagen, met
het gevolg, dat de inzittenden over den grond
rolden, zonder evenwel ernstig letsel op te loo-
pen.
Nadat de burgemeester een onderzoek had in
gesteld, werd de ballon vrijgegeven en met een
vrachtauto naar Duitschland teruggebracht.
Hedenmiddag, tusschen kwart over drie en
kwart voor vier uur, op den eersten verjaardag
van Prinses Beatrix, zullen Prinses Juliana en
Prins Bernhard met Prinses Beatrix een rijtoer
door de Residentie maken.
De route is a's volgt;
Noordeinde, Hoogewal, Elandstraat, Vondel
straat, Torenstraat, Jan Hendrikstraat, Groote
Markt, Groote Marktstraat, Kalvermarkt, Flu-
weelen Burgwal, Heerengracht, Fezuidenhout-
j scheweg, Koningskade (langs hertenkamp).
Boschbrug, Korte Voorhout, Lange Voorhout,
Heulstraat, Noordeinde.
In de Maandag te Eindhoven gehouden ver
gadering van directie en commissarissen der
N.V. Philips Gloeilampenfabrieken is, naar
„Het Volk" weet mee te deelen, o.a. besloten tot
statuaire zetelverplaatsing.
De volgende vergadering van aandeelhouders
der N.V. Gemeenschappelijk Bezit van Aan-
dêelen Philips Gloeilampenfabrieken, die geleid
werd door ir. F. Otten, kon geen rechtsgeldige
besluiten nemen, daar het voorgeschreven aantal
aandeelen niet was vertegenwoordigd.
Bij de rondvraag stelde een der aandeelhou
ders, de heer Taams uit Den Haag, de vraag, Of
de verplaatsing van den statuairen zetel naar
Den Haag ook beteekent, dat aldaar een kantoor
wordt gevestigd.
De heer Otten deelde in antwoord hierop
mede, dat de statuaire zetelverplaatsing geen
stichting van een kantoor in Den Haag in
houdt; „dit ligt ook niet in de bedoeling".
De oud-minister van Waterstaat jhr. ir. O.
C. A. van Lidth de Jeude heeft tegenover de
provinciale centrale 's-Gravenhage van de libe
rale partij verklaard, dat hij bereid is als eerste
candidaat dezer centrale voor de ai. verkie
zingen voor de Provinciale Staten in Zuid-
Holland op te treden.
Benoemd is tot rechter in de arrondissements
rechtbank te Amsterdam mr. G. E. Langemeijer,
thans ambtenaar van het openbaar ministerie
bij de kantongerechten in het arrondissement
's-Gravenhage; tot rechter in de arrondisse
mentsrechtbank te Dordrecht, mr. K. Th. Do-
rama, thans substituut-griffier bij de arrondis
sementsrechtbank te Leeuwarden; tot rechter
in de arrondissements-rechtbank te Alkmaar,
mr. H. T. A. van der Loos, advocaat en procu
reur te Alkmaar, secretaris van den raad van
beroep voor de directe belastingen aldaar.
Verleend is de eeremedaille, verbonden aan de
orde van Oranje-Nassau, in zilver, aan H. Buter,
te Snippeling (gemeente Diepenveen), seinhuis
wachter bij de Nederlandsche Spoorwegen.
Toegekend is de aan de orde van Oranje
Nassau verbonden eere-medaille, in zilver, aan
J. van Diest, wonende te Sassenheim, meester
knecht bij de firma L. Onderwater en Zoon te
Lisse
Benoemd is tot broeder in de orde van den
Nederlandschen Leeuw mej. c. M. H. Wilier, te
Jogjakarta.
Aan de navolgende personen is verlof ver
leend tot het aannemen van de achter hun
namen vermelde vreemde ordeteekenen, te
weten:
H. A. Hooft, administrateur bij het departe
ment van Buitenlandsche Zaken, te 's Graven-
hage, het commandeurskruis der orde van het
Legioen van Eer van Frankrijk; H. A. J. Rye-
land, vice-consul der Nederlanden te Dover, het
ridderkruis der orde van de Drie Sterren van
Letland; dr. M. J. J. J. de Visser, vice-consul
der Nederlanden te Milaan, het ridderkruis dei
Kroonorde van Italië; L. Dijksen, vice-consul
van Zweden te IJmuiden, wonende te Sant
poort, het ridderkruis le klasse der orde van
Wasa vén Zweden; L. de Lange, vice-consul van
Noorwegen, te Dordrecht, het ridderkruis 2e
klasse der orde van St. Olaf van Noorwegen:
H. W. de Monchy, vice-consul van Zweden te
Vlaardingen, wonende te 's Gravenhage, het
ridderkruis le klasse der orde van Wasa van
Zweden; P. L. van de Polder, vice-consul van
Zweden, te Dordrecht, het ridderkruis le klasse
der orde van Wasa van Zweden; G. Warnde-
rink Vinke, oud-consul van Noorwegen te Am
sterdam, wonende te Bloemendaal, het ridder
kruis le klasse der orde van St. Olaf van Noor
wegen.
Benoemd is tot technisch-ambtenaar in vasten
dienst bij het bureau van den commandant der
Vesting Holland A. van Osch, onder gelijktijdige
verleening van eervol ontslag uit zijn betrek
king van teekenaar in vasten dienst bij de
Hoogere Krijgsschool.
Op het daartoe door hem gedaan verzoek is
een eervol Ontslag verleend uit den militairen
dienst aan den reserve-luitenant-kolonel D. J.
Couvée van den staf der 1ste artilleriebrigade.
De volgende plaatsingen zijn gelast:
met 1 Februari 1939:
de luitenant ter zee der 2e klasse R. Stuffken
bij den onderzeedienst te Willemsoord;
de officier van den Marinestoomvaartdienst
der le klasse J. N. Gons a/b H.Ms. Schorpioen;
met 20 Februari 1939:
de officier-vlieger der 2e klasse H. Schaper bij
het vliegkamp „De KoOy";
de officier van den Marinestoomvaartdienst
der 2e klasse C. E. van der Zijl bij den onder
zeedienst te Willemsoord.
Met ingang van 1 Februari 1939 is op het
daartoe door hem gedaan verzoek, eeivol ont
heven uit zijn tegenwoordige betrekking, H. Ms
ordonnans-officier, de ritmeester jhr. G H. A.
van Kinschot, van den grooten staf.
Benoemd is tot ridder in de orde van Oranje-
Nassau (met de zwaarden) H. Ms. ordonnans
officier, de ritmeester jhr. Van Kinschot voor
noemd.
Met ingang van 1 September 1939 is aan dr.
J S. Wildervanck, op zijn verzoek, eervol ont
slag verleend als directeur van en leeraar aan
de R.H.B.S. te Drachten.
De ontvanger der directe belastingen, enz
F. P. J. H. Oudens, is verplaatst van het kan
toor der invoerrechten en accijnzen te Dor
drecht naar het kantoor der directe belastingen
en accijnzen te Geleen.
De inspecteur der directe belastingen, enz.,
P. U. Rijpma, toegevoegd aan het hoofd van
de inspectie der directe belastingen te 's-Her-
togenbosch, is verplaatst naar Haarlem en toe
gevoegd aan het hoofd van de inspectie dier
middelen aldaar.
De ontvanger der directe belastingen, enz..
A. C. van der Wouden is verplaatst van het
kantoor der invoerrechten en accijnzen te Ol-
denzaal naar het kantoor dier middelen te
Groningen
Met ingang van 1 Juni 1939 aangewezen als
beheerder van het bijpost-, telegraaf- en tele
foonkantoor te 's-Gravenhage-Prins Hendrik
plein, de commies bij den P.T.T.-dienst R. R.
Prenger, thans beheerder van het bijpost-, tele
graaf- en telefoonkantoor te Amsterdam-Bor-
gerstraat.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat sinds eenige dagen voor de
binnenkomst in wit-Spanje met een visum, af
gegeven door den vertegenwoordiger van gene
raal Franco hier te lande, niet meer kan wor
den volstaan, doch dat een vrijgeleide moet
worden aangevraagd door tusschenkomst van
den Nederlandschen vertegenwoordiger bij ge
neraal Franco, jhr. van Panhuij* te Saint Jean
de Lu7.
In verband met het sterk toegenomen aantal
vreemdelingen hier te lande zonder geldige pa
pieren overweegt de regeering, naar de Tele
graaf verneemt, de invoering van een uniforme
identiteitskaart.
De aankomst van niet minder dan 81 mili
taire monteurs met de mail vrachtboot „Kota-
Gedeh" Zondagmorgen te Priok is wel een aan
wijzing voor de groote uitbreiding van de lucht-
vaart-afdeeling van het Koninklijk Neder-
landsch-Indische leger, lezen wij in het B.N.
van 23 Januari.
Is het tevoren niet voorgekomen, dat de L.A.
een dergelijke personeelsversterking van be tee
kenis ineens uit Holland kreeg, ook een ander
wapen, de genie, heeft een opmerkelijke aan
vulling gekregen, namelijk 20 man.
Voorts was aan boord een sterk aanvullings-
detachement voor de infanterie, 52 man.
Aldus vervoerde de „Kota-Gedeh" een „troe
penmacht" van 153 man, onder commando van
kapitein v. d. Eem, (de bekende sportsman, die
te Batavia in garnizoen komt), die bijgestaan
werd door twee nieuw-uitgekomen tweede luite
nants.
Alle militairen debarkeerden te Priok. Den
zelfden dag werd doorgereisd naar Tjimahi en
Bandoeng.
Een roman van Enrica von Hanaol uzetli
71
Behendig speldde zij den sluier, die: zij reeds
had afgelegd, weer vast en ging met en bran
dende waskaars in de hand naar de z>kenzaal.
Reeds van verre hoort zij het droeve wenen van
de arme vrouw, die zich niet wil laten -oosten.
En als zij de verbandkamer betreedt, hort zij
de gesmoorde snikken van den knaap ai <r het
scherm, dat de zusters om zijn bedje gezt heb
ben. Hij wil en hij kan niet slapen, en d< non
hen zeggen, dat hij 't doen moet uit liefc. voor
mama!
„Ventje," zegt de overste streng, maai toch
goedig, in het licht van haar waskaars ov het
bed van den knaap buigend, „niet meer ;-n
ga nu braaf slapen; de heilige Joseph he -
holpen, je papa heeft een lieven groet ten
brengen voor mama, ik ga het haar nu ze .n."
„U niet! Ik! Ik!" Met beide voeten t ?lijk
sprong de kleine juichend uit het bed, en jnde
in het lange nachthemd, dat de kleinste ister
hem geleend had voor- dezen nacht, de cn.rste
voorbijmet een hellen, blijden lach, die alt een
luide klok door de nachtelijke stilte van het
convent klonk, schoot hij de ziekenzaal binien,
waar de door smart en leed geknakte moeder
ten hemel klaagde: „O, mijn Jezus, o Moeder
Gods, alle Gods lieve heiligen, wat heb ik u mis
daan, ik arme, arme vrouw, dat gij mij allen
verlaat?" Wat is er, jongen?" hield zuster Ju
liana hem tegen; maar hij rukte zich los en
snelde naar zijn moeder, die hij omarmde, en
riep met jubelende stem: „Mammie, papa laat
u groeten."
Toen rees de zon op, te middernacht in de
ziekenzaal van het Sint Elisabeths-klooster.
Groot als sterren werden de oogen der moe
der: Willy, Willy, is 't waar? Willy, wie zegt
dat?"
„De waarde moeder, mammie. Zie, daar komt
ze. Een lieve groet!"
De overste stond aan het bed en glimlachte.
De knaap in het witte nachthemd en de arme,
teere vrouw, die in zalige verrukking, met ge
vouwen handen, stil op haar bed lag, was het
niet als een miniatuur uit een oud getijdenboek,
door een vromen monnik in goud en kleuren ge
schilderd?
„De engel des Heeren bracht Maria de bood
schap!" zei de statige non, liet haar slanke hand
een oogenblik rusten op het hoofd van den
jongen en omvatte toen de kleine, trillende hand
der moeder.
„Sneeuwwitje!" lachte zuster Juliana, „heb ik
't niet gezegd? Klopt en u zal worden open
gedaan."
Toen nam zij den kleinen aartsengel bij de
hand en leidde hem terug naar zijn bedje. Na
enkele oogenblikken wist hij niet meer waar hij
was, maar reed in droomenland op een groen
paardje, dat vlindervleugels had.
En de arme Annunciata zonk terug in haar
kussen, doodzwak, maar innig gelukkig. Juliana,
die bij haar waakte, hoorde steeds en steeds
weer, hoe zij in den droom met den beminde
sprak en hem dankte. Dankte. Voor dien
eenen, schamelen groet! Nadat zij voor hem haar
leven, het bloed van haar hart gegeven had, een
groet, dat is toch het minste! O, de liefde is
heerlijk, grootsch! En gij, o Jezus, geeft ons ziel,
lichaam en leven en geheel u zelf in het heilig
Sacrament, en hoe lauw, hoe lauw zijn wij!
„Sneeuwwitje slaapt nog," zei zuster Juliana
gedempt; zij stond op en sloot het boek „Le
vensbeschrijving van de heilige Elisabeth, ko
ningin van Hongarije," waarin zij gedurende
den nacht, als de zieke rustig was, gelezen hqd.
Nadat de kleine Sint Gabriël de vurig-verwachte
boodschap gebracht had en de teere lijderes,
bevrijd van haar angst en verlangen, vredig
sluimerde, las zij het ontroerend hoofdstuk over
het afscheid van de heilige gravin van haar ge
maal.
„Wilt u haar zien, dokter? Maar wekt u haar
niet!"
Met behoedzame hand schoof de arts het gor
dijn opzijn en trad aan het bed. Hij steunde
zijn kin in de beringde hand en schudde het
hoofd. Hij hoorde de zwakke, korte ademhaling,
hij keek naar den scherpen trek om den mond,
die zoo zeldzaam liefelijk was, ook nu nog, na
dezen dag van smarten, die dit jonge leven aan
den rand van het graf gebracht had. Die trek,
die trek! Ja, dat is de hippocratische trek. Is er
nog hoop?
Angstig keken de oogen der jonge zuster naar
het ernstig gelaat van den arts.
„Nietwaar, dokter zij zal 't ophalen?"
„Ja, mijn brave zuster, als het van mij af
hangtMaar nog kan ik niets beloven. Zij is
oneindig zwak zuster!" zei de geleerde zacht.
„Hier is de wijn, waarover ik sprak. Het is de
sterkste Spaansche wijn uit de kelders van het
Schönbrunner Slot. Als zij ontwaakt, een klein
glas vol." Hij reikte de zuster een flesch, waarin
een donker purper en gouden licht schitterde.
De zieke bewoog nu zacht haar hoofd, haar
oogleden met de lange wimpers, oogleden als van
een zoete, droeve madonna, trilden.
„Dokter, wilt u hier achter het gordijn ko
men," smeekte de zuster ontsteld, „alles ver
schrikt haar!"
Hij knikte en trad terug in de gang tusschen
de bedden. Twee stemmen, uit twee bedden,
vroegen: „Wie is daar toch?" Toen viel de stilte
weer.
De arts luisterde met ingehouden adem.
„Sneeuwwitje?" vroeg de zuster zacht en lief
schof haar jonge, krachtige hand, die van het
vele verbedden en wasschen en verbinden reeds
hard en ruw als van een veertig-jarige was ge
worden, onder het kussen der zieke. Deze
opende de groote, onnatuurlijk glanzende oogen
en fluisterde moeizaam: „Zuster.... niet waar
't is werkelijkheidik heb het niet ge
droomd?"
„Wat, sneeuwwitje?" liefkoosde de zuster.
„Dat hjj mij groeten laat.... o zuster! Was
i
Willy werkelijk hier? Willy was heelemaal in 't
wit. Willy heeft gezegd, dat hij mij laat groe
ten. Is dat waar?'"
„Ja, sneeuwwitje, het is waar en wij zijn er
allen heel blij om. Wil sneeuwwitje nog niet
wat slapen? Of wat eten? Of zullen wij bidden?
Zooals het prinsesje wil".
„Zuster", lispelde de lijderes, haar zwakke,
smalle handen over de borst vouwend. Aan de
linker glansde dof de breede ring de zwart-
ijzeren trouwring van den moordenaar.
„Zal de lieve Jezus het mij vergeven? Ik
ben zoo gelukkig dat Georg mij groeten
laat maar ik ik ben niet tevreden zus
ter, ik ik wilde hem zoo graag, zoo graag
zien zuster, is de Heiland daar boos
om?"
„Zeker niet, sneeuwwitje", sprak de ver
pleegster zacht en drukte een verstolen kus op
het prachtige, zijden haar, dat goudbruin en
heerlijk in het vroege morgenlicht over het
kussen gespreid lag. ,De liefde voor uw man is
goed, mijn lieve mevrouw! U bent immers geen
kloosterlinge, maar een gehuwde vrouw, zooals
ook onze heilige moeder Elisabeth was, van
wier groote liefde voor graaf Lodewijk u toch
mijn armen gedragen heb."
„Daar stond ook een beeld van de heilige Eli
sabethin 't koorals 't bruidsdag was...
maar ik nietNeen, ik was geen geestelijke
bruid.... Bij de ursulinenweet u, waar ik
school, gingMoeder prefectes heeft dikwijls
gevraagd: kindje, wil je niet bij ons komen?
Met Paschentoen ik den lieven Heiland in
mijn armen gedragen heb.'
„Zoo, sneeuwwitje, hebt u den lieven Heiiand
in uw armen gedragen? Hoe was dat dan?" vroeg
de jonge zuster stil.
Het was rustig op de ziekenzaal, niets bewoog,
slechts het zoemen van een vlieg brak de stilte.
Maar ver daarbuiten, over den tuin heen, in de
richting van de stadsgracht, hoorde men somber
en bedwongen stemgemompel, als een onder-
aardsch gedruisch. Wat was dat daar? O, de
zuster weet 't; hij die door dit teere broze hartje
bemind wordt gaat in dit uur ten dood.
„Het was op Paschen," droomde Sophie voor
zich heen. „Ja, zuster, denkt u eens! Bij de
Paaschprocessie mocht ik het beeld van
den verrezen Heiland dragen ik was geheel
in 't wit gekleed als een bruid en had
een bloemenkrans je op."
„Wat zal sneeuwwitje toen mooi geweest zijn!"
„Van de sacristie af waar het heilig graf
was om de geheele kerk heen heb ik
den lieven Heiland gedragen. Eerst de priester
met het Allerheiligste onder den hemel
toen vier meisjes met kaarsen toen ik met
den verrezen Heiland toen weer alle kinderen
twee aan twee met brandende kaarsen.
Eerst bij het kruis
Een lichte bloedstreep vertoonde zich tusschen
de witte, zoete lippen.
„Sneeuwwitje, nu niet meer vertellen, later!"
(Wordt vervolgdj