De behuizing der Tweede Kamer r <fid verdund, van den daa De luchtroovers van Hoitika f 250.- zrzzzrz „Een volk, dat leef t, bouwt aan zijn toekomst" De monumentale toren te Vught ALLE ABONNÉ'S Het raadsel DONDERDAG 2 FEBRUARI 1939 Voor een nieuw parlementsgebouw Het Koninklijk woord I De laatste zet van Kronstein m ROMAN VAN A. HRUSCHKA De Haagsche Briefschrijver van De Tijd schrij ft Het schijnt nu toch ernst te worden met de (architectonische) bevrijding van de Tweede Kamer der Staten- Generaal. Lang is haar aangezicht schuil gegaan achter het semi-permanente na- corlogsche revolutiegedrocht. Deze ontluis tering van haar ware gedaante, welke haar aan het oog der wereld onttrok, loopt nu ten einde en binnen afzienbaren tijd zal het Kamergebouw zich onbelemmerd en onge sluierd aan den volke kunnen vertoonen. Het Haagsche gemeentebestuur heeft n.l. een begin gemaakt met de slooping van het betonnen hulpgebouw aan den Hofweg, awarin na den oorlog het nieuwe Departe ment van Arbeid onder Aalberse gehuisvest is geweest. Het vrijkomende terrein zal wor den benut tot aanleg van een ruime par keerplaats en een plantsoen, waardoor het stadsbeeld in dit klassieke gedeelte van de Hofstad aan voornaamheid en schoonheid winnen zal. Nu echter door deze opruiming in het hart der stad de aandacht weer eens op de huisvesting der volksvertegenwoordiging valt, heb ik hier en daar eens geïnformeerd naar de plannen, vroeger van tijd tot tijd ter tafel gebracht, tot den bouw van een geheel nieuwe behuizing voor de beide Kamers. In de periode kort na den oorlog is er herhaaldelijk op gewezen, dat de ge- improviseerde verbouwing van de raad zaal van de Oude Staten-Generaal der Ze ven Provincies voor de Eerste Kamer, en van de danszaal van den laatsten Stadhou der voor de Tweede, groote gebreken ver toonde en dat er alle aanleiding bestond om de beteekenis van het hoogste verte genwoordigend lichaam tot uitdrukking te laten komen in een nieuw monumenteel bouwwerk. Ook argumenten van practischen aard ontbraken daarvoor reeds toen aller minst. Geen van beide vergaderzalen vol deed aan de meest bescheiden eischen, welke er aan moeten worden gesteld. De acoustiek is ondanks geluidsversterkers be neden peil, de ventilatie laat veel te wen- schen over, de zitplaatsen zijn nauw en be krompen en de publieke tribunes, inclusief die van de pers, noodigen zeker niet tot een veelvuldig of langdurig bijwonen der ver gaderingen. De rest van de inrichting is al niet veel beter. Met name tarten de studeer- en wachtkamers elke beschrijving, gezwegen nog van de vertrekken bestemd voor de pers, de griffiers, de stenographen en het verdere administratieve personeel. Boven dien is aan de architectuur der beide histo rische zalen op vandalistische wijze geweld aangedaan door het inbouwen van amphi- theatersgewijze opgestelde zitplaatsen en tribunes. Dat er aan een geheel nieuwe huisvesting dringend behoefte bestaat, is dan ook buiten kijf, en er zou ook ongetwijfeld reeds lang toe besloten zijn, wanneer financieele rede nen niet tot berusting in den bestaanden toestand hadden genoodzaakt. Misschien heeft daarbij ook als argument gegolden, dat het Parlement niet gaarne den schijn wilde wekken voor zichzelf veeleischend te zijn. Maar nu stuk voor stuk Rotterdam, den Haag en Amsterdam met het bouwen van moderne raadhuizen zijn begonnen of staan te beginnen, lijkt het mij toch wel ge- wenscht, nog eens op enkele omstandighe den te wijzen, die er toe dringen de reeds lang bestaande plannen voor een nieuw Parlementsgebouw in daden om te zetten. Alle oud-parlementsleden zullen het mij toestemmen, dat er menigmaal een zekere schaamte over hen gekomen is, wanneer zij de vergaderzaal des volks aan een buitenlandsche collega moesten onthullen. Mij is het tenminste meermalen liever geweest, dergelijke gasten met een krijgslist van het betreden der Kamerge bouwen terug te houden. Daarover behoeft dus niet veel gezegd te worden. Vooreerst echter zou ik tot het uitvoeren der bouwplannen willen adviseeren uit het oogpunt van bestrijding der werkloosheid. Het past in het kader eener „stimuleerende" economische politiek, zooals men dat heden noemt, om in tijden van geringe bedrijvig heid noodige en nuttige objecten tot uit breiding der werkgelegenheid ter hand te nemen. Bovendien is nu nog tusschen Den Haag en Scheveningen een ideaal-gelegen terrein beschikbaar, dat bijna tien jaar geleden door de erven Goedkoop gratis ter beschik king van het Nederlandsche volk is gesteld om daar een bouwwerk van representatief karakter te doen verrijzen. Het aloude park Zorgvliet, door Vader Cats en na hem door tal van aanzienlijke geslachten tot een der schoonste natuurmomenten binnen de Residentie gecultiveerd, wacht nog steeds op zijn bestemming. Zijn de tien jaar, waar voor de toezegging der tegenwoordige eigenaars van kracht is, verstreken, dan heeft ons volk zijn kans gemist. Daar komt nog bij, dat in onze binnen stad groote behoefte bestaat aan ruimte voor de zich steeds uitbreidende regeerings bureaux en voor representatieve doeleinden. De leegkomende ruimte aan het Prinsenhof zou dus spoedig een nieuwe, beter met haar structuur overeenkomende bestem ming vinden. Maar boven alles zou ik in de stichting van een nieuw Parlementsgebouw een sym bolische daad willen zien, een daad van vertrouwen in onze historische, en in het zieleleven van onze bevolking diep veran kerde, gehechtheid aan onze staatkundige instellingen en vrijheden. Wanneer het waar is en daaraan valt niet te twijfelen dat de omstandigheden, waaronder men behuisd is, een zekeren invloed uitoefenen op de mentaliteit van den bewoner, en dat anderzijds de geestelijke verheffing van een volk zich door alle tijden heen heeft ge demonstreerd in zijn verlangen naar een goed tehuis, daar mag men het Parlement een nieuwe woning wel gunnen en er ook nog een vruchtbaar effect van verwachten voor zijn ijver om land en volk te dienen. Waar ter wereld men de paleizen gade slaat, waarin de volksvertegenwoordiging haar werk verricht, zal men getroffen wor den door een sterk nationaal verlangen om juist in de lijn van dit bouwwerk den aard en de fierheid van de volksgemeenschap tot uitdrukking te brengen. „Architecture is the printing-press of all ages and gives a history of the state of the society, in which it was erected." Wij mogen dat Lady Mor gan met aandacht nazeggen. Ik hoop, dat mijn lezers mij zullen ver geven, dat ik zulk een „oratio pro domo" bij het eindigen van het Kerstreces de wereld inzend. Ik ben persoonlijk als parlementa- rier-in-ruste wel gevrijwaard tegen de ver denking van eigenbaat. Maar niet alleen als oud-Kamerlid, doch ook en vooral als staatsburger zou het mijn nationalen trots streelen, wanneer in het hart van ons va derland naast zoovele openbare gebouwen uit den nieuwen tijd, een Parlementsgebouw zou oprijzen, waaruit zouden spreken de moed van onzen geest en het vertrouwen in onze toekomst als zelfstandige, vrije natie. En met een van die moderne slagzinnen, die ik anders altijd bij de spreuken der klassie ken ten acnter stel, zou ik willen uitroepen: Doe het nu! Het woord, door onze Landsvrouwe gespro ken in Haar radiorede van Vrijdag j.l., heeft weerklank gevonden in de pers. Zoo schreef „de Maasbode" o.m.: Wie den toon mocht beluisteren, waarop deze in eenvoud sublieme woorden tot ons allen gesproken werden, zal dit oogenblik van innerlijke ontroering wel nimmer meer vergeten. Dat zóó een Koningin tot Haar volk spreekt, van hart tot hartlaten wij er God op onze knieën voor danken, dat het ónze Koningin was, die zoo sprak tot óns. En dan het slot, die persoonlijke belij denis van diep geloof, toen de Koningin, eraan herinnerende, dat zij eens in Parijs de woorden neergeschreven had: „Chris tus vóór alles", daaraan toevoegde: „Ik hoop aan die woorden „Christus vóór alles" tot aan mijn laatsten ademtocht trouw te blijven. Daartoe geve Hij mij de kracht." Daar kan onzerzijds slechts één woord op volgen, komend uit den grond onzes harten: Amen. Onder het hoofd: „Na bezinning: de daad' betoogt het „Algemeen Handelsblad" dat de naastenliefde van de daad thans een gebiedende eisch is: Het is waarlijk niet moeilijk om naasten liefde en begrip te toonen voor gelijkge stemden, voor politieke geestverwanten, voor menschen uit eigen onmiddellijke om geving, met wie men vanzelf reeds verbon den is door allerlei duidelijke gemeenschap pelijke gevoelens en belangen. Veel moei lijker, maar ook veel noodzakelijker, wordt dit begrijpen wanneer het zich gaat richten op andersdenkenden, politieke tegenstan ders, menschen uit verder verwijderd ver band. Van Christus' woord: „Hebt uwe vijanden lief" staat onze wereld nog heel ver af, al dringt ook deze boodschap bijv. zelfs door in de hardnekkige pogingen om, waar het „vijanden" in den militairen zin des woords geldt, den onmenschelijken oor log te humaniseeren, of ook om aan tegen standers op het slagveld en aan vijande lijke non-combattanten zekere „rechten" te waarborgen. Maar tusschen zulke „vijanden" en de onderling verschillend denkende en handelende leden van een en de zelfde volksgemeenschap ligt toch nog een groote afstand. En zoo men bereid is om zijn vij and op het slagveld in zekeren zin te ont zien, hoeveel meer reden is er dan niet om in eigen volksgemeenschap onderling be grip en offervaardigheid te bezitten, en met de daad in de practyk te brengen. Uit vrije innerlijke overtuiging. Het is niet de eerste maal, dat Hare Ma jesteit de Koningin gewezen heeft op de voortschrijdende splitsing en versnippering en de daarmede gepaard gaande onderlinge vervreemding in ons volk. Het is niet de eerste maal, dat Zij aanspoort om onze volkskracht en onze volksovertuiging te concentreeren op datgene dat bindt, en niet op datgene dat verdeelt. Voor het be grip dat daartoe onmisbaar is, zal ons in dividualistische volk meer ,dan tot dusver Moeder „Er is een brief gekomen dat oom Jan in Amerika gestorven is". Rietje „Dus eindelijk een levensteeken van hem, mammie moeten leeren heenzien over de verschillen de beginselmuren, zonder ernstige levens beginselen te verloochenen, en moeten lee ren uitrijzen boven het nog zoo dikwijls overheerschende besef van ieders bijzonde re en exclusieve voortreffelijkheid boven alle anderen uit. Het woord der Koningin drage er toe bij om ons volk als geheel en al zijn mondige leden afzonderlijk, rot nadenken te zetten. En daarna tot handelen, tot een breed stre ven, zich uitstrekkend over zoovele nood lijdende gebieden van dezen tijd, om met vereende krachten aan te pakken. „De Volkskrant" begroet met vreugde de op wekking tot gemeenschapszin van H. M. de Koningin. Deze breede gemeenschapsgedachte wordt door het R.K. Werkliedenverbond ruste loos gepropageerd: Het zijn verheven en vertroostende ge dachten die de Koningin haar volk heeft voorgehouden. Tusschen de menschen en volken onder ling solidariteit in plaats van zelfzucht: „draagt elkanders lasten"; en tusschen de menschen en volken onderling als krachtig ste cement Gods liefde en Gods geest. „Christus voor alles", de ervaring die aan deze woorden ten grondslag ligt is, besluit de Koningin, de leid-ster geweest om tot het inzicht der geestelijke en moreele her bewapening te komen. Moge in dezen bangen tijd, nu naar het woord onzer Koningin schier alles wegvalt waarop de menschheid eertijds meende te kunnen staat maken, ons volk aan den vor- stelyken oproep beantwoorden. Om dit te kunnen zal het dien oproep eerst dienen te verstaan, zal het behooren te breken met het noodlottige individualisme en de gemeenschapsgedachte moeten aan vaarden. De Koningin heeft het wachtwoord uit gegeven, haar volk moge het opvangen en verder dragen. Het woord niet alleen, maar de daarbij passende daden, anders blijft het een ledi ge klank die verstuift. Voor allen die van goeden wil zijn heeft het R. K. Werkliedenverbond het eerst en het ruimst de gemeenschapsgedachte ge concretiseerd: laat heel ons volk samen werken om aan die gedachte vorm en ge stalte te geven en zoo het Koninklijke woord om te zetten in een verlossende daad. „De Avondpost" driestart: Het is treffend, dat onze Vorstin geen gelegenheid laat voorbijgaan, om Hare ge hechtheid te toonen aan onzen regeerings- Sylvia was helaas een geboren speelster. Toen ze dien avond de speelzaal van „Parkers Hotel" verliet, om zich naar haar kamer te begeven, zag ze twee dingen duidelijk voor oogen. Ze was een bedrag schuldig gebleven, dat ze niet bezat. En: de persoon, aan wien ze dat bedrag schuldig was, zou van haar onver mogen gebruik maken, om haar huwelijk met Graham, zijn mededinger, te beletten. Sylvia was thans tot alles in staat. Dien avond had Graham, zoodra het spel geëindigjl was, in bijzijn van George Allington, zijn mede dinger, aan Sylvia het geschenk laten zien, dat hij haar bij hun huwelijk zou geven. Het was 'n prachtig kruis van briljanten; en een van die steenen zou al voldoende zijn geweest, om haar eereschuld te betalen. Toen was het waanzinnige plan al bij haar opgekomen: haar aanstaanden echtgenoot een slaapmiddel toe te dienen, en hem later op den avond het kleinood te ontfut selen. Inderdaad had ze, vóór het verlaten van de zaal, een dronk op Graham ingesteld, en bij die gelegenheid ongemerkt een poeder in zijn wijn gedaan. Had ze overigens zoo trachtte ze haar geweten te sussen dat prachtige sieraad niet tóch te wachten, binnen enkele weken? Haar hart bonsde, toen zij een uur later door de verlaten gang sloop. Alles was stil in huis. Zonder eenig geluid te maken, begaf zij zich naar de voorkamer van Graham, waar ze wist, dat hij zijn zaken bewaarde. Voorzichtig voelde ze aan de deur. Ze was niet gesloten! Zachtjes deed Sylvia de deur weer achter zich dicht. Het was zóó donker in het vertrek, dat ze nau welijks de omtrekken der meubels kon onder scheiden. Een oogenblik voelde ze spijt in zich opkomen. Graham was altijd zoo goed voor haar geweest, en zoo teeder bereid, om zijn heele verdere leven, en al wat hij bezat, in haar handen te leg gen Doch het was maar een oogenblik. Zij tastte met haar blanke vingers in zijn schrijf tafel rond, en vond na eenig zoeken het be geerde étui. In het donker maakte ze het open, en stak haar vingers uit naar den inhoud. Het doosje was léég! Eerst voelde ze een ontzettende teleurstelling. Doch aanstonds o mysterie van het mensche- lijk hart! was ze er bijna verheugd over, dat iets sterker was geweest dan haar wil, en haar verhinderd had, om een dievegge te worden Nu het doosje leeg was, bestonden er twee mogelijkheden. Of Graham had gelogen, toen hij zei, dat hij zijn kostbaarheden altijd in zijn schrijftafel borg, óf: een ander was haar vóór geweest, en had het kleinood weggenomen, en het doosje laten staan. De verklaring van dit raadsel kreeg Sylvia den volgenden morgen, in de conversatie-zaal van het hotel, toen zij zelf Graham om een on derhoud verzocht, teneinde hem een ernstige bekentenis te doen. Vóór ze nog een woord kon zeggen, voorkwam hij haar. Gisteravond, zeide hij heb je een slaap poeder in mijn glas gedaan, Sylvia, met de bedoeling, om dat kruis met briljanten weg te nemen omdat je een groot bedrag bij het spel hebt verloren. Is dat de „ernstige be kentenis", die je me wou doen? Graham had die woorden héél ernstig ge sproken doch op zijn gelaat was geen spoor van verwijt te zien. Sylvia herstelde zich van haar verrassing over die onverwachte verkla ring. Doch zij durfde hem niet aan te kijken, toen ze sprak. Toen we elkaar leerden kennen, Graham, zei ze heb ik je gezegd, wat ik was, en je gevraagd, me te begrijpen en te beschermen. Toen je zei, dat je van me hield, heb ik je de volle waarheid gezegd. Mijn moeder stierf, toen ik nog maar héél klein was en van haar heb ik dien hartstocht voor het spel geërfd, die me tot gisterenavond heeft verteerd. Langzaamaan was ik een ander mensch geworden, omdat ik voortdurend jouw bescherming om me heen voelde, omdat jij van me hield en ik van jouToen toen heb ik me. gisterenavond nog één keer laten overhalen. Ik heb gespeeld en verloren. Het was de wanhoop en het verlan- I redden en mijn eereschuld aan George Allington te kunnen beta len, die me er toe brachten, om om dat te doen. Ik was bang, dat ik jou zou verliezen en jou verliezen wil ik niet begrijp je me? O, dat wil ik niet! Zij zakte op haar stoel ineen en scheen te be zwijmen. Maar ze beheerschte zich. Het is een harde les geweest, ging ze voort, maar nu voel ik, dat ik voor goed veranderd ben. Dat is de volle waarheid, Graham of je het wilt gelooven of niet Graham greep haar beide handen en trok •haar zachtjes naar zich toe. Vannacht is George Allington vóór jou op mijn kamer gekomen, om dat kruis te stelen, zeide hij. Maar ik had een vermoeden, dat hij komen zou en het leege doosje voor hem klaar gezet! Vanmorgen heb ik een onderhoud met hem gehad; ik heb hem ontmaskerd en gemaakt, dat hij er vandoor is gegaan. Je zult hem niet meer terugzien, Sylvia en je schuld bestaat niet meer. Hier is het kruis Hij haalde een doosje uit zijn zak een an der ditmaal en liet het stralende kleinood zien. Ik voor mij, ging hij voort, geef nog altijd de voorkeur aan zoo'n kleine wilde, als jij bent, Sylvia, boven een van die vele vrouwen, die iemand bedriegen en dan ontkennen! Je hebt de partij gewonnen, kleine speelster! Hij keek om zich heen en daar er niemand in de zaal aanwezig was, drukte hij haar onstui mig aan zijn hart. (Nadruk verboden) Ze hadden nog geen tien passend gedaan of Pietje paste een cruc toe, dien hij met zijn schoolvrienden ook wel eens had gedaan. Onverwachts haakte hy zijn rechter been in dat van Pedro, die daardoor op den grond viel, Piet in zyn val mede sleepend. Piet had gehoopt op die manier vry te komen, doch helaas, hy kreeg juist den mooien punthoed van Pedro over zijn oogen en in zyn val gaf hü er nog een slag op ook, zoodat het ding muurvast op zijn hoofd zat. vorm, die tegenwoordig van bepaalde zijde zoo scherp wordt bestreden. Wij hebben onlangs eens een overzicht gegeven van de vele malen, dat zy dit in de laatste jaren deed. Thans weer. Zy getuigde gisteren van ons vrye volk, „dat in de grondslagen, waarop zijn staats bestel rust, het hechte fundament vindt, waarop het zich kan verjongen en vernieu wen". Opnieuw dus een onvervaard getuigenis van haar geloof in onzen democratischen staatsvorm. Wy zijn overtuigd, dat de overgroote meerderheid van ons volk dit met haar eens is, En zal biyven. „Het Huisgezin" benadrukt de noodzake- ïykheid van samenwerking door H. M. zoo sterk beklemtoond. Die samenwerking sluit geen gedachten- wisseling of overleg uit, geen gemeenschap pelijk zoeken naar de meest afdoende op lossing van die problemen, waarvoor wij ons zien gesteld; ze vraagt wel het alge meen welzijn boven particuliere belangen te stellen en offervaardigheid, waar het onder deel voor het geheel moet wüken! Wat daarbij in ieder van ons de drijven de kracht moet zijn, ook dat heeft de Ko ningin ons aangewezen; als het geoorloofd is Hare gedachte te kleeden in een woord, dat ons wellicht vertrouwder toeklinkt, dan zouden wij willen herhalen: wij zijn allen kinderen van den éénen Hemelschen Vader. Er is verdeeldheid en gescheidenheid on der ons volk: wie, die dit nog als een ze gen beschouwt? Er naar strevende in waarheidsliefde, oprechtheid en eerlijkheid door anderen beter te worden gekend, anderen beter te kennen, moge de daadwerkeiyke beleving der christeiyke naastenliefde Gods zegen afroepen over onze pogingen de geestelijke versplintering en verwildei'ing nog groo- ter kwaad dan de stoffeiyke ondergang te keeren. De Vorstin, die daartoe opwekte, sprak inderdaad een Koninklijk woord! ■onder God geen gezag. In de jongste vergadering van den gemeente raad van Vught is besloten tot beschikbaarstel ling van een bedrag- ad f 25.000 ten behoeve yan de restauratie van den monumentalen gemeen tetoren aldaar. De totale kosten dezer restau ratie worden begroot op bijna het dubbele van dit bedrag. Men hoopt het rijk en de provincie bereid te vinden tot het verleenen van geldelijke subsidies ter gezamenlijke grootte van de som» welke de gemeente voor de restauratie zal uit geven. Het besluit dezer restauratie, aldus onze Zui- deiyke medewerker, mag als een zeer verblij dend feit worden aangemerkt. In de lyst der oude Brabantsche torens, die als gevolg van recente raads- en andere besluiten voor het nageslacht in hun ongerepten toestand zullen behouden blijven, neemt de toren van Vught een geëigende en belangrijke plaats in, omdat de Vughtsche toren tot de reeks van waardevolle Brabantsche torenmonumenten mag worden ge rekend. Stammende uit de zestiende eeuw, staat hij ongeveer op één lijn met de oude torens van Haaren, Opandel, Oostelbeers en St. Michiels gestel. Ongeveer een eeuw ouder zijn de torens van Beek en Donk (St. Michaël, Beek), Cuijk, Enschot en oensel (Eindhoven). Voor dezen laatsten toren zyn eveneens restauratieplannen hangende, waarvan te hopen is, dat zij spoedig de beslissende phase zullen mogen bereiken. Als een ander torenmonument valt de fraaie ruïne van den Stiphoutschen toren (gemeente Stip hout, bij Helmond) te noemen. Deze dateert uit de 15de of 16de eeuw. Wat de spits van den te restaureeren Vught- scben toren betreft, deze heeft, reeds kort na de voltooiing van den bouw van den toren, den tol aan blikseminslag moeten betalen. De toren deelde daarmede het lot van zoovele andere torens. Een sprekend voorbeeld daarvan is de toren der St. Willibrorduskerk (nu basiliek) te Hulst, die in den loop der tijden verscheidene malen door het hemelvuur werd vernield. Het ligt niet in de bedoeling, dat bij de ko mende restauratie te Vught de torenspits zal worden herbouwd, een van harte toe te juichen besluit, daar het verleden den toren nauwelijks mét spits kende. op <Ht blad zyn ingevolge de verzekerlngs voorwaarden tegen T~» a by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ti bfl een ongeval ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 17 ff Owt" verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen t ff üU»* doodeiyken afloop AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL Kalm! kalm! wie zou by zulke dingen kalm kunnen biyven? Ik.... 't Zal wel gaan, vader, als we beiden goe den wil toonen. Kom, laten we ginds in de schaduw op dien boomstam gaan zitten en 'n poosje uitrusten, 't Is ontzettend warm, vindt u niet?Ik zal u alles vertellen, en ben over tuigd, dat u mij tenslotte goed zult begrijpen. Immers, u bemint my van harte en is veel te verstandig en.rechtvaardig, om niet ook met mijn standpunt rekening te houden. Zoo, zoo! Je maakt me werkeiyknieuwsgie rig. Maar denk niet, dat het je zal gelukken, met mooie praatjes my een rad voor de oogen te draaien. De feiten spreken maar al te duide- bjk, en Ik wil u geen rad voor de oogen draaien, vader. Integendeel: Ik ben biy, eindelijk eens openhartig met u over die zaak te kunnen spreken. Dat had je al lang kunnen doen, maar je ging liever heimeiyk je eigen weg. Liever? Neen, vader, dat is niet waar. u zelf hebt my ertoe gedwongen door Uw blinde onrechtvaardigheid ten opzichte van Mare. Hoe langer hoe mooier! 't Is dus mijn schuld, dat.... Zoudt u my hebben veroorloofd, naar Kronstein te gaan? Nooit! Ziet u wel? Ik moest het dus heimeiyk doen, want 't moest gebeuren. Zü hadden zich neergezet op een stapel ge velde boomstammen, in de schaduw van 't ge bladerte. XXII Zoo! Biecht nu maar op, meisje. Waarom bezocht je die oude heks op Kronstein? Ik heb wel een en ander opgevangen van je ge sprek met die feeks, maar ik kan er niet uit wijs wordep. Op de eerste plaats, vader moet ik u zeg gen, dat ik niet juffrouw Motika, maar den ouden graaf Klemens, Marc's vader, ging op zoeken.... Hartlieb staarde zyn dochter ietwat verbas terd aan. Ilse zag, dat er een nieuwe stormvlaag in aantocht was, en daarom legde zy snel haar hand op zijn arm: Niet driftig worden, Vader eerst luis teren. Ik ga nu beginnen.... Zie toen u mü eenigen tijd geleden al len persoonlijken omgang met Mare verboodt, moest ik my onderwerpen, want u was toch mijn vader en tot op zekere hoogte moest ik u gelijk geven.... Zooveel verstand had je dus nogj. Ja. Alles sprak tegen Mare, en hij kon zich niet rechtvaardigen. Ja, door zijn vertrek scheen hy zelfs toe te geven, dat uw verwijten gegrond waren. Maar ik-zelf was onwrikbaar van z«n onschuld overtuigd, en dit was ook 't geval met Dr. Turba, zyn vriend, die hem van zyn kinderjaren af kende. En van dat oogen blik af was ik vast besloten, het als mijn levens taak te beschouwen, licht te brengen in 't ver schrikkelijk geheim. Mare zelf kon of.... wilde het niet doen En jij, jij denkt te slagen? Ja. Want liefde vermag veel, als zij vol hardt.... Bij dat streven werden eerst Dr. Tur ba en later Marc's vader mijn bondgenooten.... En nu vertelde Ilse tot in de kleinste bijzon derheden, hoe zij kennis had gemaakt met den ouden graaf. Al spoedig bleek, dat haar ver moeden gegrond was: graaf Klemens hield zijn zoon voor den moordenaar van gravin Sabine, en Mare verdacht zijn vader van dezelfde mis daad. Dit had den jongen man de tong geboeid en hem van huis gedreven.... Dat was mün eerste succes: de zekerheid, dat vader en zoon beiden onschuldig zijn. Marc's zwygen vindt zyn verklaring in een valsche veronderstelling. En wie zou dan den moord hebben ge pleegd? vroeg Hartlieb. Hij had aandachtig geluisterd, maar nu en dan 't hoofd geschud, hij twyfelde nog. Dat weet ik, helaas nog niet, antwoordde Ilse. Ik meen weliswaar, hem te kennen; maar zelfs u wil ik zijn naam niet noemen xóórdat ik •stellige bewijzen heb. Zij vertelde toen verder, hoe zij allengs tot de overtuiging was gekomen, dat ook de huishoud ster van Kronstein den naam van den moorde naar en de toedracht der zaak kende, maar om redenen, naar welke Ilse nog moest gissen, er niet over wilde spreken. Zij bekende ook, dat zy Mare alles had geschreven en hem, ook in naam van zijn vader, had uitgenoodigd, onverwyid te rug te komen. Zoo, nu weet u alles, Vader, zei Ilse. Ik vertrouw zoowel op uw liefde als op uw recht vaardigheidsgevoel. U zult mij niet veroordeelen, omdat ik datgene deed wat iedere liefhebben de vrouw in mijn plaats gedaan zou hebben. De opperhoutvester staart zwijgend voor zich uit. Het rood der gramschap kleurt zyn gelaat niet meer, waarop men nu smartelijke bezorgd heid leest. Neen, Ilse, veroordeelen kan ik je niet. Ik wil ook niet doof blijven voor je argumenten ten gunste van Mare Kronstein's onschuld, hoewel de mogelykheid van een vergissing nog altyd bestaat. Neen, Vader, neen! Goed, we zullen zien. Wat ervan zy ook thans kan ik geen toestemming geven tot je verloving met Mare Kronstein voordat zijn on schuld onomstootélyk is bewezen; dat wil zeg gen: vóórdat de echte dader is ontdekt. Dat heb ik ook niet anders verwacht, Va der. Alleen dit moet ik u verzoeken laat me begaan, leg my geen hindernissen in den weg. Nu, ook dat wil ik niet weigeren, want ik zie wel, dat waarlijk je levensgeluk op 't spel. staat, 'n Slecht, 'n barbaarsch vader ben ik niet. Vader, lieve, beste vader! Ilse vliegt den bejaarden man om den hals. Ik wist wel, dat u my bemint en niet zoo hardvochtig is als men dikwijls zou zeggen. Ja, ja. Ik zou anders ook moeten vreezen, dat de oude op Kronstein, die je zyn Zonne straaltje noemt, mijn plaats bij je geheel zou in nemen. Je bent toch ook mijn Zonnestraaltje, Ilse, en ik zou het voor niets ter wereld willen verliezen. Nooit, papa, nooit! Tusschen een schoon vader en mijn echten, dierbaren papa blijft een groot verschil. Goed gezegd. Vergeet het nooit, kleine. Maar nu nog een vraag: Hoe zal het gaan als Mare terugkomt? Heb je daarover nagedacht, Ilse? Wanneer de,zoon weer op 't kasteel woont, kun je den ouden graaf niet meer gaan bezoe ken. Daar zou je goeden naam onder lijden, en dat mag ik natuurlijk niet dulden. U hebt volkomen geiyk, vader, en ik zou het zelf niet willen doen. Maar ik zou gaarne één keer met Mare spreken, om uit te vorschen hoe hij ertoe kwam, zyn vader voor den moor denaar te houden. Mag ik dat? t Zou bij ons in den toren kunnen gebeuren, in 't byzijn van Marianne en Dr. Turba. Nu, dat zullen wij later bespreken, wanneer Mare Kronstein hier is. Ik zal er intusschen over nadenken. En kom nu de avond valt reeds, en thuis wachten zij zeker op ons. Ruth heeft het in de laatste dagen vreese- selyk druk en gunt zich by na geen tijd om te eten. De hooioogst neemt haar geheel in beslag, 's Morgens om vier uur is zy al op de weiden, waar zij helpt en zwoegt als 'n dagloonster.' Ik begryp waarlijk niet, hoe je dat zoo buitengewoon kan interesseeren, zei Elfi. Ieder zijn eigen smaak, nietwaar, zusje? Jij speelt liever tennis met dien naren kerel, natuurlyk, of maakt uren lang uitstapjes te paard met hem, terwijl ik Ja, dat weten we..*. En vind je zoo'n pret in die bezigheden, mijn lieve Ruth? Ontzaglijke pret! Maar 't zal je te veel aftobben, merkte mevrouw Trebitsch bezorgd op. Geen nood, moedertje. Ik heb me nooit te voren zoo frisch en gezond gevoeld als nu. 't Is waar, je ziet er heerlijk uit. Hoe lang zal 't nog duren, vóórdat de hooioogst gedaan is? Als 't mooi weer blijft, nog een dag of vyf, moedertje. Je bent eigenlyk voor boerin in de wieg gelegd, zei Elfi. Waarop Ruth ernstig antwoordde: Ja, dat heeft ook inspecteur Holder meer dan ééns gezegd. Hij is dus voldaan over zyn leerling? Want dat is wel het voornaamste voor je, nietwaar, lieve? Ruth werd erg rood. Zij liet haar dessert in den steek, stond op, en bromde: Laat me met rust. Je steken onder water treffen me toch nietIk moet weg, naar de groote weide! t Is hoog tyd voor me. Dag, ma ma; dag Eifj, (Wordt vervolgd!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10