De behuizing der Tweede Kamer
r
<fid verdund, van den daa
De luchtroovers van Hoitika
f 250.- zrzzzrz
„Een volk, dat leef t, bouwt
aan zijn toekomst"
De monumentale toren
te Vught
ALLE ABONNÉ'S
Het raadsel
DONDERDAG 2 FEBRUARI 1939
Voor een nieuw parlementsgebouw
Het Koninklijk woord
I De laatste zet
van Kronstein
m
ROMAN VAN A. HRUSCHKA
De Haagsche Briefschrijver van De Tijd
schrij ft
Het schijnt nu toch ernst te worden
met de (architectonische) bevrijding
van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal. Lang is haar aangezicht schuil
gegaan achter het semi-permanente na-
corlogsche revolutiegedrocht. Deze ontluis
tering van haar ware gedaante, welke haar
aan het oog der wereld onttrok, loopt nu
ten einde en binnen afzienbaren tijd zal het
Kamergebouw zich onbelemmerd en onge
sluierd aan den volke kunnen vertoonen.
Het Haagsche gemeentebestuur heeft n.l.
een begin gemaakt met de slooping van het
betonnen hulpgebouw aan den Hofweg,
awarin na den oorlog het nieuwe Departe
ment van Arbeid onder Aalberse gehuisvest is
geweest. Het vrijkomende terrein zal wor
den benut tot aanleg van een ruime par
keerplaats en een plantsoen, waardoor het
stadsbeeld in dit klassieke gedeelte van de
Hofstad aan voornaamheid en schoonheid
winnen zal.
Nu echter door deze opruiming in het
hart der stad de aandacht weer eens op de
huisvesting der volksvertegenwoordiging
valt, heb ik hier en daar eens geïnformeerd
naar de plannen, vroeger van tijd tot tijd
ter tafel gebracht, tot den bouw van een
geheel nieuwe behuizing voor de beide
Kamers.
In de periode kort na den oorlog is er
herhaaldelijk op gewezen, dat de ge-
improviseerde verbouwing van de raad
zaal van de Oude Staten-Generaal der Ze
ven Provincies voor de Eerste Kamer, en
van de danszaal van den laatsten Stadhou
der voor de Tweede, groote gebreken ver
toonde en dat er alle aanleiding bestond
om de beteekenis van het hoogste verte
genwoordigend lichaam tot uitdrukking te
laten komen in een nieuw monumenteel
bouwwerk. Ook argumenten van practischen
aard ontbraken daarvoor reeds toen aller
minst. Geen van beide vergaderzalen vol
deed aan de meest bescheiden eischen,
welke er aan moeten worden gesteld. De
acoustiek is ondanks geluidsversterkers be
neden peil, de ventilatie laat veel te wen-
schen over, de zitplaatsen zijn nauw en be
krompen en de publieke tribunes, inclusief
die van de pers, noodigen zeker niet tot een
veelvuldig of langdurig bijwonen der ver
gaderingen. De rest van de inrichting is al
niet veel beter. Met name tarten de studeer-
en wachtkamers elke beschrijving, gezwegen
nog van de vertrekken bestemd voor de
pers, de griffiers, de stenographen en het
verdere administratieve personeel. Boven
dien is aan de architectuur der beide histo
rische zalen op vandalistische wijze geweld
aangedaan door het inbouwen van amphi-
theatersgewijze opgestelde zitplaatsen en
tribunes.
Dat er aan een geheel nieuwe huisvesting
dringend behoefte bestaat, is dan ook buiten
kijf, en er zou ook ongetwijfeld reeds lang
toe besloten zijn, wanneer financieele rede
nen niet tot berusting in den bestaanden
toestand hadden genoodzaakt. Misschien
heeft daarbij ook als argument gegolden,
dat het Parlement niet gaarne den schijn
wilde wekken voor zichzelf veeleischend te
zijn. Maar nu stuk voor stuk Rotterdam, den
Haag en Amsterdam met het bouwen van
moderne raadhuizen zijn begonnen of staan
te beginnen, lijkt het mij toch wel ge-
wenscht, nog eens op enkele omstandighe
den te wijzen, die er toe dringen de reeds
lang bestaande plannen voor een nieuw
Parlementsgebouw in daden om te zetten.
Alle oud-parlementsleden zullen het mij
toestemmen, dat er menigmaal een
zekere schaamte over hen gekomen
is, wanneer zij de vergaderzaal des volks
aan een buitenlandsche collega moesten
onthullen. Mij is het tenminste meermalen
liever geweest, dergelijke gasten met een
krijgslist van het betreden der Kamerge
bouwen terug te houden. Daarover behoeft
dus niet veel gezegd te worden.
Vooreerst echter zou ik tot het uitvoeren
der bouwplannen willen adviseeren uit het
oogpunt van bestrijding der werkloosheid.
Het past in het kader eener „stimuleerende"
economische politiek, zooals men dat heden
noemt, om in tijden van geringe bedrijvig
heid noodige en nuttige objecten tot uit
breiding der werkgelegenheid ter hand te
nemen.
Bovendien is nu nog tusschen Den Haag
en Scheveningen een ideaal-gelegen terrein
beschikbaar, dat bijna tien jaar geleden
door de erven Goedkoop gratis ter beschik
king van het Nederlandsche volk is gesteld
om daar een bouwwerk van representatief
karakter te doen verrijzen. Het aloude park
Zorgvliet, door Vader Cats en na hem door
tal van aanzienlijke geslachten tot een der
schoonste natuurmomenten binnen de
Residentie gecultiveerd, wacht nog steeds op
zijn bestemming. Zijn de tien jaar, waar
voor de toezegging der tegenwoordige
eigenaars van kracht is, verstreken, dan
heeft ons volk zijn kans gemist.
Daar komt nog bij, dat in onze binnen
stad groote behoefte bestaat aan ruimte
voor de zich steeds uitbreidende regeerings
bureaux en voor representatieve doeleinden.
De leegkomende ruimte aan het Prinsenhof
zou dus spoedig een nieuwe, beter met
haar structuur overeenkomende bestem
ming vinden.
Maar boven alles zou ik in de stichting
van een nieuw Parlementsgebouw een sym
bolische daad willen zien, een daad van
vertrouwen in onze historische, en in het
zieleleven van onze bevolking diep veran
kerde, gehechtheid aan onze staatkundige
instellingen en vrijheden. Wanneer het
waar is en daaraan valt niet te twijfelen
dat de omstandigheden, waaronder men
behuisd is, een zekeren invloed uitoefenen
op de mentaliteit van den bewoner, en dat
anderzijds de geestelijke verheffing van een
volk zich door alle tijden heen heeft ge
demonstreerd in zijn verlangen naar een
goed tehuis, daar mag men het Parlement
een nieuwe woning wel gunnen en er ook
nog een vruchtbaar effect van verwachten
voor zijn ijver om land en volk te dienen.
Waar ter wereld men de paleizen gade
slaat, waarin de volksvertegenwoordiging
haar werk verricht, zal men getroffen wor
den door een sterk nationaal verlangen om
juist in de lijn van dit bouwwerk den aard
en de fierheid van de volksgemeenschap tot
uitdrukking te brengen. „Architecture is
the printing-press of all ages and gives a
history of the state of the society, in which
it was erected." Wij mogen dat Lady Mor
gan met aandacht nazeggen.
Ik hoop, dat mijn lezers mij zullen ver
geven, dat ik zulk een „oratio pro domo" bij
het eindigen van het Kerstreces de wereld
inzend. Ik ben persoonlijk als parlementa-
rier-in-ruste wel gevrijwaard tegen de ver
denking van eigenbaat. Maar niet alleen als
oud-Kamerlid, doch ook en vooral als
staatsburger zou het mijn nationalen trots
streelen, wanneer in het hart van ons va
derland naast zoovele openbare gebouwen
uit den nieuwen tijd, een Parlementsgebouw
zou oprijzen, waaruit zouden spreken de
moed van onzen geest en het vertrouwen in
onze toekomst als zelfstandige, vrije natie. En
met een van die moderne slagzinnen, die
ik anders altijd bij de spreuken der klassie
ken ten acnter stel, zou ik willen uitroepen:
Doe het nu!
Het woord, door onze Landsvrouwe gespro
ken in Haar radiorede van Vrijdag j.l., heeft
weerklank gevonden in de pers. Zoo schreef
„de Maasbode" o.m.:
Wie den toon mocht beluisteren, waarop
deze in eenvoud sublieme woorden tot ons
allen gesproken werden, zal dit oogenblik
van innerlijke ontroering wel nimmer meer
vergeten.
Dat zóó een Koningin tot Haar volk
spreekt, van hart tot hartlaten wij er
God op onze knieën voor danken, dat het
ónze Koningin was, die zoo sprak tot óns.
En dan het slot, die persoonlijke belij
denis van diep geloof, toen de Koningin,
eraan herinnerende, dat zij eens in Parijs
de woorden neergeschreven had: „Chris
tus vóór alles", daaraan toevoegde:
„Ik hoop aan die woorden „Christus vóór
alles" tot aan mijn laatsten ademtocht
trouw te blijven. Daartoe geve Hij mij de
kracht."
Daar kan onzerzijds slechts één woord
op volgen, komend uit den grond onzes
harten: Amen.
Onder het hoofd: „Na bezinning: de daad'
betoogt het „Algemeen Handelsblad" dat de
naastenliefde van de daad thans een gebiedende
eisch is:
Het is waarlijk niet moeilijk om naasten
liefde en begrip te toonen voor gelijkge
stemden, voor politieke geestverwanten,
voor menschen uit eigen onmiddellijke om
geving, met wie men vanzelf reeds verbon
den is door allerlei duidelijke gemeenschap
pelijke gevoelens en belangen. Veel moei
lijker, maar ook veel noodzakelijker, wordt
dit begrijpen wanneer het zich gaat richten
op andersdenkenden, politieke tegenstan
ders, menschen uit verder verwijderd ver
band. Van Christus' woord: „Hebt uwe
vijanden lief" staat onze wereld nog heel
ver af, al dringt ook deze boodschap bijv.
zelfs door in de hardnekkige pogingen om,
waar het „vijanden" in den militairen zin
des woords geldt, den onmenschelijken oor
log te humaniseeren, of ook om aan tegen
standers op het slagveld en aan vijande
lijke non-combattanten zekere „rechten" te
waarborgen. Maar tusschen zulke „vijanden"
en de onderling verschillend denkende en
handelende leden van een en de zelfde
volksgemeenschap ligt toch nog een groote
afstand. En zoo men bereid is om zijn vij
and op het slagveld in zekeren zin te ont
zien, hoeveel meer reden is er dan niet om
in eigen volksgemeenschap onderling be
grip en offervaardigheid te bezitten, en
met de daad in de practyk te brengen. Uit
vrije innerlijke overtuiging.
Het is niet de eerste maal, dat Hare Ma
jesteit de Koningin gewezen heeft op de
voortschrijdende splitsing en versnippering
en de daarmede gepaard gaande onderlinge
vervreemding in ons volk. Het is niet de
eerste maal, dat Zij aanspoort om onze
volkskracht en onze volksovertuiging te
concentreeren op datgene dat bindt, en
niet op datgene dat verdeelt. Voor het be
grip dat daartoe onmisbaar is, zal ons in
dividualistische volk meer ,dan tot dusver
Moeder „Er is een brief gekomen dat
oom Jan in Amerika gestorven is".
Rietje „Dus eindelijk een levensteeken
van hem, mammie
moeten leeren heenzien over de verschillen
de beginselmuren, zonder ernstige levens
beginselen te verloochenen, en moeten lee
ren uitrijzen boven het nog zoo dikwijls
overheerschende besef van ieders bijzonde
re en exclusieve voortreffelijkheid boven
alle anderen uit.
Het woord der Koningin drage er toe bij
om ons volk als geheel en al zijn mondige
leden afzonderlijk, rot nadenken te zetten.
En daarna tot handelen, tot een breed stre
ven, zich uitstrekkend over zoovele nood
lijdende gebieden van dezen tijd, om met
vereende krachten aan te pakken.
„De Volkskrant" begroet met vreugde de op
wekking tot gemeenschapszin van H. M. de
Koningin. Deze breede gemeenschapsgedachte
wordt door het R.K. Werkliedenverbond ruste
loos gepropageerd:
Het zijn verheven en vertroostende ge
dachten die de Koningin haar volk heeft
voorgehouden.
Tusschen de menschen en volken onder
ling solidariteit in plaats van zelfzucht:
„draagt elkanders lasten"; en tusschen de
menschen en volken onderling als krachtig
ste cement Gods liefde en Gods geest.
„Christus voor alles", de ervaring die aan
deze woorden ten grondslag ligt is, besluit
de Koningin, de leid-ster geweest om tot
het inzicht der geestelijke en moreele her
bewapening te komen.
Moge in dezen bangen tijd, nu naar het
woord onzer Koningin schier alles wegvalt
waarop de menschheid eertijds meende te
kunnen staat maken, ons volk aan den vor-
stelyken oproep beantwoorden.
Om dit te kunnen zal het dien oproep eerst
dienen te verstaan, zal het behooren te
breken met het noodlottige individualisme
en de gemeenschapsgedachte moeten aan
vaarden.
De Koningin heeft het wachtwoord uit
gegeven, haar volk moge het opvangen en
verder dragen.
Het woord niet alleen, maar de daarbij
passende daden, anders blijft het een ledi
ge klank die verstuift.
Voor allen die van goeden wil zijn heeft
het R. K. Werkliedenverbond het eerst en
het ruimst de gemeenschapsgedachte ge
concretiseerd: laat heel ons volk samen
werken om aan die gedachte vorm en ge
stalte te geven en zoo het Koninklijke
woord om te zetten in een verlossende daad.
„De Avondpost" driestart:
Het is treffend, dat onze Vorstin geen
gelegenheid laat voorbijgaan, om Hare ge
hechtheid te toonen aan onzen regeerings-
Sylvia was helaas een geboren speelster. Toen
ze dien avond de speelzaal van „Parkers
Hotel" verliet, om zich naar haar kamer te
begeven, zag ze twee dingen duidelijk voor
oogen. Ze was een bedrag schuldig gebleven,
dat ze niet bezat. En: de persoon, aan wien ze
dat bedrag schuldig was, zou van haar onver
mogen gebruik maken, om haar huwelijk met
Graham, zijn mededinger, te beletten.
Sylvia was thans tot alles in staat. Dien
avond had Graham, zoodra het spel geëindigjl
was, in bijzijn van George Allington, zijn mede
dinger, aan Sylvia het geschenk laten zien, dat
hij haar bij hun huwelijk zou geven. Het was 'n
prachtig kruis van briljanten; en een van die
steenen zou al voldoende zijn geweest, om haar
eereschuld te betalen. Toen was het waanzinnige
plan al bij haar opgekomen: haar aanstaanden
echtgenoot een slaapmiddel toe te dienen, en
hem later op den avond het kleinood te ontfut
selen. Inderdaad had ze, vóór het verlaten van
de zaal, een dronk op Graham ingesteld, en bij
die gelegenheid ongemerkt een poeder in zijn
wijn gedaan. Had ze overigens zoo trachtte
ze haar geweten te sussen dat prachtige
sieraad niet tóch te wachten, binnen enkele
weken?
Haar hart bonsde, toen zij een uur later door
de verlaten gang sloop. Alles was stil in huis.
Zonder eenig geluid te maken, begaf zij zich
naar de voorkamer van Graham, waar ze wist,
dat hij zijn zaken bewaarde. Voorzichtig voelde
ze aan de deur. Ze was niet gesloten! Zachtjes
deed Sylvia de deur weer achter zich dicht.
Het was zóó donker in het vertrek, dat ze nau
welijks de omtrekken der meubels kon onder
scheiden.
Een oogenblik voelde ze spijt in zich opkomen.
Graham was altijd zoo goed voor haar geweest,
en zoo teeder bereid, om zijn heele verdere leven,
en al wat hij bezat, in haar handen te leg
gen Doch het was maar een oogenblik. Zij
tastte met haar blanke vingers in zijn schrijf
tafel rond, en vond na eenig zoeken het be
geerde étui. In het donker maakte ze het open,
en stak haar vingers uit naar den inhoud. Het
doosje was léég!
Eerst voelde ze een ontzettende teleurstelling.
Doch aanstonds o mysterie van het mensche-
lijk hart! was ze er bijna verheugd over, dat
iets sterker was geweest dan haar wil, en haar
verhinderd had, om een dievegge te worden
Nu het doosje leeg was, bestonden er twee
mogelijkheden. Of Graham had gelogen, toen
hij zei, dat hij zijn kostbaarheden altijd in zijn
schrijftafel borg, óf: een ander was haar vóór
geweest, en had het kleinood weggenomen, en
het doosje laten staan.
De verklaring van dit raadsel kreeg Sylvia
den volgenden morgen, in de conversatie-zaal
van het hotel, toen zij zelf Graham om een on
derhoud verzocht, teneinde hem een ernstige
bekentenis te doen. Vóór ze nog een woord
kon zeggen, voorkwam hij haar.
Gisteravond, zeide hij heb je een slaap
poeder in mijn glas gedaan, Sylvia, met de
bedoeling, om dat kruis met briljanten weg te
nemen omdat je een groot bedrag bij het
spel hebt verloren. Is dat de „ernstige be
kentenis", die je me wou doen?
Graham had die woorden héél ernstig ge
sproken doch op zijn gelaat was geen spoor
van verwijt te zien. Sylvia herstelde zich van
haar verrassing over die onverwachte verkla
ring. Doch zij durfde hem niet aan te kijken,
toen ze sprak.
Toen we elkaar leerden kennen, Graham,
zei ze heb ik je gezegd, wat ik was, en je
gevraagd, me te begrijpen en te beschermen.
Toen je zei, dat je van me hield, heb ik je de
volle waarheid gezegd. Mijn moeder stierf, toen
ik nog maar héél klein was en van haar heb
ik dien hartstocht voor het spel geërfd, die me
tot gisterenavond heeft verteerd. Langzaamaan
was ik een ander mensch geworden, omdat ik
voortdurend jouw bescherming om me heen
voelde, omdat jij van me hield en ik van
jouToen toen heb ik me. gisterenavond
nog één keer laten overhalen. Ik heb gespeeld
en verloren. Het
was de wanhoop
en het verlan- I
redden en mijn
eereschuld aan
George Allington
te kunnen beta
len, die me er toe brachten, om om dat te
doen. Ik was bang, dat ik jou zou verliezen
en jou verliezen wil ik niet begrijp je me?
O, dat wil ik niet!
Zij zakte op haar stoel ineen en scheen te be
zwijmen. Maar ze beheerschte zich.
Het is een harde les geweest, ging ze voort,
maar nu voel ik, dat ik voor goed veranderd
ben. Dat is de volle waarheid, Graham of
je het wilt gelooven of niet
Graham greep haar beide handen en trok
•haar zachtjes naar zich toe.
Vannacht is George Allington vóór jou op
mijn kamer gekomen, om dat kruis te stelen,
zeide hij. Maar ik had een vermoeden, dat hij
komen zou en het leege doosje voor hem klaar
gezet! Vanmorgen heb ik een onderhoud met
hem gehad; ik heb hem ontmaskerd en gemaakt,
dat hij er vandoor is gegaan. Je zult hem niet
meer terugzien, Sylvia en je schuld bestaat
niet meer. Hier is het kruis
Hij haalde een doosje uit zijn zak een an
der ditmaal en liet het stralende kleinood
zien.
Ik voor mij, ging hij voort, geef nog altijd
de voorkeur aan zoo'n kleine wilde, als jij bent,
Sylvia, boven een van die vele vrouwen, die
iemand bedriegen en dan ontkennen! Je hebt
de partij gewonnen, kleine speelster!
Hij keek om zich heen en daar er niemand in
de zaal aanwezig was, drukte hij haar onstui
mig aan zijn hart.
(Nadruk verboden)
Ze hadden nog geen tien passend gedaan of Pietje paste een
cruc toe, dien hij met zijn schoolvrienden ook wel eens had
gedaan. Onverwachts haakte hy zijn rechter been in dat van
Pedro, die daardoor op den grond viel, Piet in zyn val mede
sleepend.
Piet had gehoopt op die manier vry te komen, doch helaas,
hy kreeg juist den mooien punthoed van Pedro over zijn oogen
en in zyn val gaf hü er nog een slag op ook, zoodat het ding
muurvast op zijn hoofd zat.
vorm, die tegenwoordig van bepaalde zijde
zoo scherp wordt bestreden.
Wij hebben onlangs eens een overzicht
gegeven van de vele malen, dat zy dit in
de laatste jaren deed.
Thans weer.
Zy getuigde gisteren van ons vrye volk,
„dat in de grondslagen, waarop zijn staats
bestel rust, het hechte fundament vindt,
waarop het zich kan verjongen en vernieu
wen".
Opnieuw dus een onvervaard getuigenis
van haar geloof in onzen democratischen
staatsvorm.
Wy zijn overtuigd, dat de overgroote
meerderheid van ons volk dit met haar eens
is,
En zal biyven.
„Het Huisgezin" benadrukt de noodzake-
ïykheid van samenwerking door H. M. zoo
sterk beklemtoond.
Die samenwerking sluit geen gedachten-
wisseling of overleg uit, geen gemeenschap
pelijk zoeken naar de meest afdoende op
lossing van die problemen, waarvoor wij
ons zien gesteld; ze vraagt wel het alge
meen welzijn boven particuliere belangen te
stellen en offervaardigheid, waar het onder
deel voor het geheel moet wüken!
Wat daarbij in ieder van ons de drijven
de kracht moet zijn, ook dat heeft de Ko
ningin ons aangewezen; als het geoorloofd
is Hare gedachte te kleeden in een woord,
dat ons wellicht vertrouwder toeklinkt, dan
zouden wij willen herhalen: wij zijn allen
kinderen van den éénen Hemelschen Vader.
Er is verdeeldheid en gescheidenheid on
der ons volk: wie, die dit nog als een ze
gen beschouwt?
Er naar strevende in waarheidsliefde,
oprechtheid en eerlijkheid door anderen
beter te worden gekend, anderen beter te
kennen, moge de daadwerkeiyke beleving
der christeiyke naastenliefde Gods zegen
afroepen over onze pogingen de geestelijke
versplintering en verwildei'ing nog groo-
ter kwaad dan de stoffeiyke ondergang
te keeren.
De Vorstin, die daartoe opwekte, sprak
inderdaad een Koninklijk woord!
■onder God geen gezag.
In de jongste vergadering van den gemeente
raad van Vught is besloten tot beschikbaarstel
ling van een bedrag- ad f 25.000 ten behoeve yan
de restauratie van den monumentalen gemeen
tetoren aldaar. De totale kosten dezer restau
ratie worden begroot op bijna het dubbele van
dit bedrag. Men hoopt het rijk en de provincie
bereid te vinden tot het verleenen van geldelijke
subsidies ter gezamenlijke grootte van de som»
welke de gemeente voor de restauratie zal uit
geven.
Het besluit dezer restauratie, aldus onze Zui-
deiyke medewerker, mag als een zeer verblij
dend feit worden aangemerkt. In de lyst der
oude Brabantsche torens, die als gevolg van
recente raads- en andere besluiten voor het
nageslacht in hun ongerepten toestand zullen
behouden blijven, neemt de toren van Vught
een geëigende en belangrijke plaats in, omdat
de Vughtsche toren tot de reeks van waardevolle
Brabantsche torenmonumenten mag worden ge
rekend. Stammende uit de zestiende eeuw, staat
hij ongeveer op één lijn met de oude torens van
Haaren, Opandel, Oostelbeers en St. Michiels
gestel. Ongeveer een eeuw ouder zijn de torens
van Beek en Donk (St. Michaël, Beek), Cuijk,
Enschot en oensel (Eindhoven). Voor dezen
laatsten toren zyn eveneens restauratieplannen
hangende, waarvan te hopen is, dat zij spoedig
de beslissende phase zullen mogen bereiken. Als
een ander torenmonument valt de fraaie ruïne
van den Stiphoutschen toren (gemeente Stip
hout, bij Helmond) te noemen. Deze dateert
uit de 15de of 16de eeuw.
Wat de spits van den te restaureeren Vught-
scben toren betreft, deze heeft, reeds kort na
de voltooiing van den bouw van den toren, den
tol aan blikseminslag moeten betalen. De toren
deelde daarmede het lot van zoovele andere
torens. Een sprekend voorbeeld daarvan is de
toren der St. Willibrorduskerk (nu basiliek) te
Hulst, die in den loop der tijden verscheidene
malen door het hemelvuur werd vernield.
Het ligt niet in de bedoeling, dat bij de ko
mende restauratie te Vught de torenspits zal
worden herbouwd, een van harte toe te juichen
besluit, daar het verleden den toren nauwelijks
mét spits kende.
op <Ht blad zyn ingevolge de verzekerlngs voorwaarden tegen T~» a by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door Ti bfl een ongeval
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen 17 ff Owt" verlies van belde armen, belde beenen of belde oogen t ff üU»* doodeiyken afloop
AANGIFTE MOET, OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
Kalm! kalm! wie zou by zulke dingen kalm
kunnen biyven? Ik....
't Zal wel gaan, vader, als we beiden goe
den wil toonen. Kom, laten we ginds in de
schaduw op dien boomstam gaan zitten en 'n
poosje uitrusten, 't Is ontzettend warm, vindt u
niet?Ik zal u alles vertellen, en ben over
tuigd, dat u mij tenslotte goed zult begrijpen.
Immers, u bemint my van harte en is veel te
verstandig en.rechtvaardig, om niet ook met
mijn standpunt rekening te houden.
Zoo, zoo! Je maakt me werkeiyknieuwsgie
rig. Maar denk niet, dat het je zal gelukken,
met mooie praatjes my een rad voor de oogen
te draaien. De feiten spreken maar al te duide-
bjk, en
Ik wil u geen rad voor de oogen draaien,
vader. Integendeel: Ik ben biy, eindelijk eens
openhartig met u over die zaak te kunnen
spreken.
Dat had je al lang kunnen doen, maar je
ging liever heimeiyk je eigen weg.
Liever? Neen, vader, dat is niet waar. u
zelf hebt my ertoe gedwongen door Uw blinde
onrechtvaardigheid ten opzichte van Mare.
Hoe langer hoe mooier! 't Is dus mijn
schuld, dat....
Zoudt u my hebben veroorloofd, naar
Kronstein te gaan?
Nooit!
Ziet u wel? Ik moest het dus heimeiyk
doen, want 't moest gebeuren.
Zü hadden zich neergezet op een stapel ge
velde boomstammen, in de schaduw van 't ge
bladerte.
XXII
Zoo! Biecht nu maar op, meisje. Waarom
bezocht je die oude heks op Kronstein? Ik
heb wel een en ander opgevangen van je ge
sprek met die feeks, maar ik kan er niet uit
wijs wordep.
Op de eerste plaats, vader moet ik u zeg
gen, dat ik niet juffrouw Motika, maar den
ouden graaf Klemens, Marc's vader, ging op
zoeken....
Hartlieb staarde zyn dochter ietwat verbas
terd aan. Ilse zag, dat er een nieuwe stormvlaag
in aantocht was, en daarom legde zy snel haar
hand op zijn arm:
Niet driftig worden, Vader eerst luis
teren. Ik ga nu beginnen....
Zie toen u mü eenigen tijd geleden al
len persoonlijken omgang met Mare verboodt,
moest ik my onderwerpen, want u was toch
mijn vader en tot op zekere hoogte moest ik u
gelijk geven....
Zooveel verstand had je dus nogj.
Ja. Alles sprak tegen Mare, en hij kon zich
niet rechtvaardigen. Ja, door zijn vertrek
scheen hy zelfs toe te geven, dat uw verwijten
gegrond waren. Maar ik-zelf was onwrikbaar
van z«n onschuld overtuigd, en dit was ook 't
geval met Dr. Turba, zyn vriend, die hem van
zyn kinderjaren af kende. En van dat oogen
blik af was ik vast besloten, het als mijn levens
taak te beschouwen, licht te brengen in 't ver
schrikkelijk geheim. Mare zelf kon of.... wilde
het niet doen
En jij, jij denkt te slagen?
Ja. Want liefde vermag veel, als zij vol
hardt.... Bij dat streven werden eerst Dr. Tur
ba en later Marc's vader mijn bondgenooten....
En nu vertelde Ilse tot in de kleinste bijzon
derheden, hoe zij kennis had gemaakt met den
ouden graaf. Al spoedig bleek, dat haar ver
moeden gegrond was: graaf Klemens hield zijn
zoon voor den moordenaar van gravin Sabine,
en Mare verdacht zijn vader van dezelfde mis
daad. Dit had den jongen man de tong geboeid
en hem van huis gedreven....
Dat was mün eerste succes: de zekerheid,
dat vader en zoon beiden onschuldig zijn. Marc's
zwygen vindt zyn verklaring in een valsche
veronderstelling.
En wie zou dan den moord hebben ge
pleegd? vroeg Hartlieb.
Hij had aandachtig geluisterd, maar nu en
dan 't hoofd geschud, hij twyfelde nog.
Dat weet ik, helaas nog niet, antwoordde
Ilse. Ik meen weliswaar, hem te kennen; maar
zelfs u wil ik zijn naam niet noemen xóórdat ik
•stellige bewijzen heb.
Zij vertelde toen verder, hoe zij allengs tot de
overtuiging was gekomen, dat ook de huishoud
ster van Kronstein den naam van den moorde
naar en de toedracht der zaak kende, maar om
redenen, naar welke Ilse nog moest gissen, er
niet over wilde spreken. Zij bekende ook, dat zy
Mare alles had geschreven en hem, ook in naam
van zijn vader, had uitgenoodigd, onverwyid te
rug te komen.
Zoo, nu weet u alles, Vader, zei Ilse. Ik
vertrouw zoowel op uw liefde als op uw recht
vaardigheidsgevoel. U zult mij niet veroordeelen,
omdat ik datgene deed wat iedere liefhebben
de vrouw in mijn plaats gedaan zou hebben.
De opperhoutvester staart zwijgend voor zich
uit. Het rood der gramschap kleurt zyn gelaat
niet meer, waarop men nu smartelijke bezorgd
heid leest.
Neen, Ilse, veroordeelen kan ik je niet. Ik
wil ook niet doof blijven voor je argumenten ten
gunste van Mare Kronstein's onschuld, hoewel
de mogelykheid van een vergissing nog altyd
bestaat.
Neen, Vader, neen!
Goed, we zullen zien. Wat ervan zy ook
thans kan ik geen toestemming geven tot je
verloving met Mare Kronstein voordat zijn on
schuld onomstootélyk is bewezen; dat wil zeg
gen: vóórdat de echte dader is ontdekt.
Dat heb ik ook niet anders verwacht, Va
der. Alleen dit moet ik u verzoeken laat me
begaan, leg my geen hindernissen in den weg.
Nu, ook dat wil ik niet weigeren, want ik
zie wel, dat waarlijk je levensgeluk op 't spel.
staat, 'n Slecht, 'n barbaarsch vader ben ik niet.
Vader, lieve, beste vader! Ilse vliegt den
bejaarden man om den hals. Ik wist wel, dat u
my bemint en niet zoo hardvochtig is als men
dikwijls zou zeggen.
Ja, ja. Ik zou anders ook moeten vreezen,
dat de oude op Kronstein, die je zyn Zonne
straaltje noemt, mijn plaats bij je geheel zou in
nemen. Je bent toch ook mijn Zonnestraaltje,
Ilse, en ik zou het voor niets ter wereld willen
verliezen.
Nooit, papa, nooit! Tusschen een schoon
vader en mijn echten, dierbaren papa blijft een
groot verschil.
Goed gezegd. Vergeet het nooit, kleine.
Maar nu nog een vraag: Hoe zal het gaan als
Mare terugkomt? Heb je daarover nagedacht,
Ilse? Wanneer de,zoon weer op 't kasteel woont,
kun je den ouden graaf niet meer gaan bezoe
ken. Daar zou je goeden naam onder lijden, en
dat mag ik natuurlijk niet dulden.
U hebt volkomen geiyk, vader, en ik zou
het zelf niet willen doen. Maar ik zou gaarne
één keer met Mare spreken, om uit te vorschen
hoe hij ertoe kwam, zyn vader voor den moor
denaar te houden. Mag ik dat? t Zou bij ons in
den toren kunnen gebeuren, in 't byzijn van
Marianne en Dr. Turba.
Nu, dat zullen wij later bespreken, wanneer
Mare Kronstein hier is. Ik zal er intusschen
over nadenken. En kom nu de avond valt
reeds, en thuis wachten zij zeker op ons.
Ruth heeft het in de laatste dagen vreese-
selyk druk en gunt zich by na geen tijd om te
eten. De hooioogst neemt haar geheel in beslag,
's Morgens om vier uur is zy al op de weiden,
waar zij helpt en zwoegt als 'n dagloonster.'
Ik begryp waarlijk niet, hoe je dat zoo
buitengewoon kan interesseeren, zei Elfi.
Ieder zijn eigen smaak, nietwaar, zusje?
Jij speelt liever tennis met dien naren kerel,
natuurlyk, of maakt uren lang uitstapjes te
paard met hem, terwijl ik
Ja, dat weten we..*. En vind je zoo'n
pret in die bezigheden, mijn lieve Ruth?
Ontzaglijke pret!
Maar 't zal je te veel aftobben, merkte
mevrouw Trebitsch bezorgd op.
Geen nood, moedertje. Ik heb me nooit te
voren zoo frisch en gezond gevoeld als nu.
't Is waar, je ziet er heerlijk uit. Hoe lang
zal 't nog duren, vóórdat de hooioogst gedaan
is?
Als 't mooi weer blijft, nog een dag of vyf,
moedertje.
Je bent eigenlyk voor boerin in de wieg
gelegd, zei Elfi.
Waarop Ruth ernstig antwoordde:
Ja, dat heeft ook inspecteur Holder meer
dan ééns gezegd.
Hij is dus voldaan over zyn leerling? Want
dat is wel het voornaamste voor je, nietwaar,
lieve?
Ruth werd erg rood. Zij liet haar dessert in
den steek, stond op, en bromde:
Laat me met rust. Je steken onder water
treffen me toch nietIk moet weg, naar de
groote weide! t Is hoog tyd voor me. Dag, ma
ma; dag Eifj, (Wordt vervolgd!