Naar liquidatie der landbouw
crisismaatregelen
De. luchtroovers van Hoitika
vonden da$
BEDRIJFSBEHEER WEER
IN EIGEN HAND
Het raadsel
van Kronstein
HEESCH?
HOEST?
WOENSDAG 15 FEBRUARI 1939
Richtlijnen der drie centrale
organisaties betreffende
terugtreding der
overheid
Tegen ambtelijke
verstarring
GEBRUIK
Grondslagen voor nieuwe
regeling
Prijzen der producten
i De ontvoeriné
Baldadigheid
RIT5EMA STOFZUIGERS
ROMAN VAN A. HRUSCHK.A
Heden is bij de AJgemeene Landsdrukke
rij verschenen een rapport betreffende
overneming der landbouw-crisis-maatrege-
len door de bedrijfsgenooten. Over het ont-
«taan van dit rapport vernemen wij van be
voegde zijde het volgende.
Toen in April van het vorig jaar de dage-
lijksche besturen der drie centrale landbouw
organisaties (het Kon. Ned. Landbouw-Comité,
tie Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond en de
Christ. Boeren- en Tuindersbond in Nederland)
bij den minister van Economische Zaken op
audiëntie waren, is o a. de wenschelijkheid be
sproken, de nog steeds noodzakelijke maatre
gelen voor het landbouwbedrijf meer in handen
te leggen van het bedrijf zelf. Bij die gelegen
heid hebben deze organisaties zich bereid ver
klaard daarover met het college van regee-
ringscommissarissen in overleg te treden.
Ten einde eenige algemeene richtlijnen op te
stellen, welke bij de overneming van de ver
schillende regelingen zouden kunnen dienen,
werd een kleine commissie gevormd, bestaande
Uit twee leden van het college (den voorzitter,
ror. dr. A. A. van Rhijn, en den onder-voorzit
ter, ir. S. L. Louwes) en uit twee vertegenwoor
digers van elk der drie organisaties (ir. T. P.
Kuisman en den heer N. H. Blink voor het land-
beu w-comité, den heer H. Ruyter en mr.
H. van Haastert voor den K. N. B. T. B. en den
heer Chr. van den Heuvel en mr. W. Rip voor
den C.B.T.B). Deze commissie heeft na een
eental besprekingen een rapport opgesteld, dat
aan het college en de dagelijksche besturen der
drie centrale landbouw-organisaties is voorge
legd. In een gemeenschappelijke vergadering is
daarop besloten het rapport den minister aan
te bieden met het verzoek dit te publiceeren,
opdat de betrokken groepen op het gebied van
landbouw, handel en nijverheid zich over de
daarin als proeve neergelegde richtlijnen zullen
kunnen uitspreken.
Daar het den minister van Economische
Zaken gewenscht leek, dat de publieke opi
nie zich over dit rapport zal kunnen uiten,
heeft deze aan dezen wensch voldaan en
zich tevens tot den Economischen Raad ge
wend met het verzoek, hem na overleg met
den nijverheidsraad en den middenstands-
raad advies uit te brengen.
Intusschen zal het college van regeerings-
commissarissen besprekingen houden met den
industrie- en handelsraad voor land- en tuin
bouw. Deze besprekingen zullen niet zoozeer
gaan over de wijze, waarop handel en nijver
heid zullen kunnen worden ingeschakeld
welke kwestie het rapport geheel in het'mid
den laat en die beter later Voor elke regeling
afzonderlijk zal kunnen worden bezien doch'
meer over de algemeene beginselen van de
overneming.
Het ligt in de bedoeling van den minister,
dat het college over eenigen tijd overleg zal
piegen in zake de overneming van bepaalde
regelingen. In dit overleg, dat dus telkens over
onderdeelen van de landbouw-crisismaatregelen
zal handelen, zullen dan mede de organisaties
worden betrokken, die zoowel aan de zijde van
den landbouw als aan die van handel en nij
verheid op dat speciale gebied haar belangen
hebben.
Over den inhoud van het rapport kunnen wij
het volgende mededeelen:
In een uitvoerige inleiding wordt de wensche
lijkheid betoogd, dat de landbouw-crisismaat
regelen door de bedrijfgenooten worden overge-
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN
nomen, welk vraagstuk de aandacht is gaan
vragen, toen het langzamerhand duidelijk werd,
dat maatregelen ten behoeve van den landbouw
voorloopig niet zouden kunnen worden gemist.
Na een uiteenzetting, dat de landbouw econo
misch veel kwetsbaarder is dan de meeste an
dere bedrijfstakken wegens afhankelijkheid niet
alleen van de conjunctuur, maar ook van de na
tuur (weersomstandigheden, veeziekten, geringe
elasticiteit van het aanbod e.d.), en de overheid
dus, evenals overal ter wereld geschiedt, aan den
landbouw bijzondere aandacht moet schenken,
worden de fouten van de huidige regeling be
sproken, waarbij de overheid primair en het be
drijf secundair is.
Deze regeling, waarbij de overheid zeer veel
van bovenaf vaststelt, moet op den duur leiden
tot verstarring, verambtelyking en verslapping
der verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven.
De eenige mogelijkheid om deze bezwaren tegen
te gaan is, dat de overheid terugtreedt en het
georganiseerde bedrijf op den voorgrond wordt
gesteld.
Wegens, 't zeer groote aantal bedrijfsgenooten
kan de landbouw evenwel niet, zooals vele andere
bedrijfstakken, tot vrijwillige economische sa
menwerking komen. Door aan organen die door
het bedrijfsleven zullen worden gevormd, be
paalde bevoegdheden te geven, zal de landbouw
in staat worden gesteld, de regeling van het be
drijf zelf in handen te-nemen en zijn economi
sche positie te versterken.
Het voordeel van zulk een regeling, waarbij
het bedrijf primair en de overheid secundair is,
is vooral, dat de levenwekkende krachten, die
den landbouw in vorige decennia steeds vooruit
hebben gebracht, doch die door het huidige
systeem ernstig worden belemmerd, zich weder
kunnen ontplooien. Nieuwe wegen zullen moeten
worden ingeslagen. Het zwaartepunt van de voor
den landbouw noodzakelijke maatregelen zal niet
meer moeten berusten bij de overheid, die nu
eenmaal niet over die krachten beschikt, doch
de verantwoordelijkheid en het risico van het
bedrijf zullen wederom meer en meer op het be
drijf zelf moeten worden gelegd.
Het zoeken van nieuwe afzetgebieden naast
rationaliseering van het bedrijf, die den kost
prijs verlaagt, zal tot de belangrijkste pro
blemen behooren, waarvoor het bedrijf zich ge
steld zal zien. Voorts zal moeten worden onder
zocht, of nieuwe be- en verwerkingsmethoden
een oplossing kunnen brengen, b.v. melkwol,
aardappelvlokken, gedroogde bieten.
Wel zal de overheid hierbij van voorlichting
moeten dienen en veelal financieelen steun moe
ten verleenen om de technische mogelijkheden
van eon nieuwe vinding te onderzoeken, maar de
verbreiding daarvan en de verantwoordelijkheid
voor de toepassing moeten bij het bedrijf zelf
blijven.
In de naaste toekomst zullen ongetwijfeld nog
talrijke maatregelen van economischen aard voor
den landbouw noodig zijn. Deze maatregelen
zullen o.a. moeten dienen om den verbouw van
producten, die ons land niet voldoende voort
brengt, te stimuleeren en de voortbrenging van
producten, welke wij met verlies uitvoeren, te
beperken.
Gebondenheid blijft dus noodig, doch deze zal
niet moeten zijn ambtelijk, maar vanwege orga
nen van het bedrijfsleven, niet centraal, maar
gedecentraliseerd. Op deze wijze zal bij de uit
voering meer met bijzondere omstandigheden
kunnen worden rekening gehouden dan wan
neer de uit haar aard strakke lijn der overheid
moet worden gevolgd.
Ongetwijfeld zullen aan de leiders van den
landbouw veel hoogere eischen worden gesteld
dan tot dusverre. Een bedrijf, dat o.a. door de
opmerkenswaardige ontwikkeling van het coö-
pera tie wezen over uitnemende krachten blijkt
te beschikken, is echter ook thans en in de toe
komst bekwaam de leiding der landbouwbe
drijfsorganen op zich te nemen, wanneer aan
deze organen een basis wordt gegeven, die de
mogelijkheid biedt naar bevredigende toestan
den te streven.
Op deze inleiding volgt een zevental
hoofdstukken, waarin de grondslagen voor
een regeling door het georganiseerde be
drijf worden ontvouwd.
Blijkens het eerste hoofdstuk wordt voor de
overneming het huidige systeem van verplich
ting tot aansluiting bij krachtens een wet aan
te wijzen bedrijfsorganen aanbevolen.
Dit stelsel heeft mede het voordeel dat daar
voor niet aanstonds een nieuwe wettelijke basis
noodig is, doch gebruik kan worden gemaakt
van de landbouw-crisiswet. Het crisis-organisa-
tiebesluit zal evenwel gewijzigd moeten worden
in dien zin, dat aan deze bedrijfsorganen an
dere vereischten kunnen worden gesteld dan
thans voor de crisisinstellingen zijn voorge
schreven.
Het volgend hoofdstuk, over de organen, be
schrijft in de eerste plaats den organisatori-
schen opbouw, welke in groote lijnen gelijk zal
kunnen zijn aan den opzet van den huidigen
landbouw-crisisdienst, n.l. producten-organen
voor het geheele land (de huidige centralen) en
provinciale organen, welke met de uitvoering
van onderdeelen kunnen worden belast (de hui
dige provinciale landbouw-crisis-organisaties
en gewestelijke tarwe-organisaties)Daar het in
de bedoeling ligt, de landbouw-crisismaatregelen
geleidelijk over te dragen, zal aan een centraal-
coördineerend orgaan voorloopig wel geen be
hoefte bestaan.
Van, de bedrijfsorganen, waarvoor de vereeni-
gingsvorm de voorkeur verdient, zullen de or
ganisaties der bedrijfsgenooten de leden zijn,
terwijl de bedrijfsgenooten als aangeslotenen
zullen toetreden. De besturen zullen door de le
den worden benoemd, doch het rapport acht het
raadzaam, dat in voorkomende gevallen ook aan
de individueele bedrijfsgenooten eenige invloed
op den gang van zaken wordt toegekend. De le
den zullen zijn de drie centrale landbouworga
nisaties (andere landbouw-organisaties zijn ove
rigens niet a priori uitgesloten), en voorts de
specifiek technisch-economische organisaties,
welker positie voor elk geval afzonderlijk zal
moeten worden bezien.
Op welke wijze de organisaties op het gebied
van handel en nijverheid dienen te worden in
geschakeld, wordt in het rapport in het midden
gelaten, daar dienaangaande nog met de be
trokken bedrijfsgroepen moet worden overlegd.
Welke plaats aan de landarbeidersbonden in het
organisme moet worden toegekend, dient even
zeer nog nader te worden overwogen.
Een paragraaf over de taak en de bevoegd
heden der organen, welke van die der huidige
landbouw-crisisinstellingen aanmerkelijk zullen
verschillen, omdat de organen grooter zelfstan
digheid zullen genieten, besluit dit hoofstuk.
Hoofdstuk III is gewijd aan de methode,
bereid
met de genees
krachtige ingrediënten van
Vicks VapoRub. Groote doos 25c.
welke bij de overneming en vervolgens jaar
lijks dient te worden gevolgd.
Voorop wordt gesteld, dat zooveel mogelijk ter
regeling aan belanghebbenden moet worden
overgelaten. Daartoe wordt aanbevolen het
systeem van richtprijzen te vervangen door een
stelsel, waarbij de overheid zoodanige voor
waarden schept, b.v. door heffingen en finan-
cieele bijdragen, dat het bedrijf door het nemen
van daarop gerichte maatregelen voor zijn
producten een prijs kan bereiken, welke ge
legen is binnen, na overleg tusschen overheid
en bedrijf, vastgestelde ruime prijs-grenzen. Als
zoodanige prijsgrenzen worden b.v. in het rap
port genoemd voor rogge en gest f 7f 9 en
voor boter f 1.20f 1.60.
Voor 't geval de prijs van het product onder
de benedengrens mocht zakken hetgeen zich
praktisch slechts zal voordoen in onvoorziene
omstandigheden, b.v. bij een buitengewoon
grooten oogst, plotselinge handelspolitieke
maatregelen van het buitenland met ernstige
consequenties, enz. zal de overheid maat
regelen dienen te nemen, dat de landbouwer
voor zijn product weder een prijs ontvangt,
die boven deze grens ligt. Zou de prijs van het
product boven de bovengrens stijgen, dan zal
het der regeering vrij staan in hare maatrege
len zoodanige wijzigingen aan te brengen, dat
de prijs weder onder de bovengrens draait.
Wanneer dit systeem wordt aanvaard, zal
de gang van zaken bij de overneming der be-
drijfsmaatregelen en voorts ieder jaar aldus
zijn, dat de regeering en belanghebbenden voor
elk product besprekingen zullen voeren over de
prijsgrenzen en vervolgens, wanneer deze zijn
vastgesteld, over de maatregelen, die de regee
ring moet nemen, om zoodanige voorwaarden
te scheppen, dat het bedrijf een prijs kan be
reiken, welke binnen deze marge is gelegen.
Op deze wijze kan het bedrijf zelf binnen
zekere grenzen het risico en de verantwoorde
lijkheid voor zijn maatregelen dragen en zal
aan het bedrijf grootere vrijheid kunnen wor
den gelaten.
In een volgend hoofdstuk wordt het alge
meen vernietigingsrecht van den minister be
handeld, dat deze wegens zijn verantwoorde
lijkheid uiteraard niet kan ontberen. Ook zal
het om verschillende redenen gewenscht zijn,
dat de minister op belangrijke, nauwkeurig
omschreven punten een goedkeuringsrecht zal
bezitten.
Inzake de financiën vermeldt hoofdstuk V,
dat de inkomsten der organen zullen bestaan
uit heffingen in te stellen bij de bedrijfsgenoo
ten en voorts uit bijdragen uit het Landbouw
crisisfonds, waarin de opbrengst vloeit van de
door de overheid vastgestelde heffingen. De
begrooting van het fonds zal van de huid'ge
niet veel verschillen, behoudens, dat onder de
uitgaven in vele gevallen groote subsidieposten
zullen voorkomen. Ook de organen zullen be
grootingen moeten opstellen, welke de goedkeu
ring'van den minister behoeven.
De financieele controle kan volgens hoofd
stuk VI, in eerste instantie aan een
door de bedrijfsgenooten op te richten eigen
accountantsdiensst of aan particuliere accoun
tantskantoren worden opgedragen, doch de mi
nister zal door zijn accountantsdienst super-
contröle uitoefenen. De politieele contróle zal
evenzeer onder een zeker oppertoezicht van
overheidswege aan het bedrijf zelf kunnen wor
den overgelaten.
Het laatste hoofdstuk behandelt de beslech
ting van geschillen. Over de administratieve
geschillen zullen provinciale con|.nissies, sa
mengesteld door het bedrijf onder goedkeuring
van den minister, in hoogste instantie beslis
sen. Voor de bestraffing van overtredingen wor
den onafhankelijke tuchtrechtcommissies, zoo
als ook bij de huidige regeling bestaan, het
meest gewenscht geacht. De vraag ten slotte,
of de rechtsgeschillen evenals thans door ar
bitrage, dan wel door den gewonen rechter die
nen te worden beslecht, wordt in het rapport
nog niet definitief beantwoord.
Piet dacht, dat hij in een vliegwiel veranderd was. Daar
hing hij met zajn hoofd omlaag, dan weer zat hij recht op om
vervolgens weer met zijn voeten tegen de zoldering te hangen.
En die twee akelige kerels lachten maar. Zoo onderging Piet
den luchtdoop.
Eindelijk schenen ze het genoeg te vinden en Piet zat rond
te kijken met een gevoel, of hij in een draaimolen had gezeten,
die tien keer per seconde in het rond had gedraaid. Toen ae
hem hadden losgelaten, moest Piet zich aan een der mannen
vasthouden, zoo draaierig voelde hij zich.
t Was op een zonnigen zomerdag, dat Cnar-
les Rigaud, procuratiehouder bij een groote le
vensverzekeringmaatschappij te Parijs, 's mid
dags om 5 uur z'n kantoor verliet en in z'n auto
wegreed. Hij was nog geen tien minuten onder
weg, toen hij hoorde dat z'n voertuig een vreemd
geluid maakte. Hij stopte en stapte uit om te
zien wat er aan mankeerde. Op dit oogenblik
stopte ook een onbekende, die in een prachtige
Pacquard voorbijreed en bood Rigaud z'n hulp
aan. Maar nog vóór deze iets kon antwoorden
kreeg hij een zwaren vuistslag op z'n hoofd,
waardoor hij het bewustzijn verloor.
Toen hij ontwaakte, lag hij op een legerstede
van stroo. Hij had zware hoofdpijn, terwijl het
felle zonlicht hem midden in 't gezicht scheen
en tevens de armoedige omgeving verlichtte,
waarin hij zich bevond.
Eensklaps hoorde hij een mannenstem, hem
onbekend, zeggen:
„Goeden morgen, mijnheer Rigaud, ik hoop
dat dit kleine avontuur u geen letsel heeft be
zorgd."
De aangesprokene, die z'n denkvermogen nog
niet herkregen had, keek vragend de richting
uit, vanwaar die stem scheen te komen. Maar
de felle zonnestralen verhinderden hem iets te
zien.
„Maarmaar ik weet niet hoe ik hier ge
komen ben en waar ik mij bevind," zei hij zacht
„Mag ik u daarom verzoeken mij verklaring en
uitleg te geven?"
„Heel graag,sprak de andere, ,,'t Is heel een
voudig. Gisteren juist, toen u een motordefect
aan uw wagen wilde herstellen, werd u gestoord,
nietwaar? Daarna werd u, al was het nu juist
niet vrijwillig van uw kant, hierheen getrans
porteerd."
Inmiddels had Rigaud zich volledig rekenschap
van het gebeurde gegeven en ondanks z'n ste
kende hoofdpijn, sprong hij op en riep:
„Ik begrijp u, mijnheer. U hebt me weerloos
gemaakt en ontvoerd, om een losgeld af te per
sen. Nu herinner ik me alles. Maar u hebt geen
geluk. Niemand zal voor mij ook maar één franc
betalen. Ik ben ongehuwd en alleen op de we
reld. Misschien denkt u dat mijn maatschap
pij...."
Bij deze gedachte barstte Charles Rigaud in
een schaterlach uit. Toen hij uitgelachen was,
keek hij den vreemden man, die tegenover hem
op een ouden stoel was gaan zitten, strak aan.
Daarna schudde hij z'n hoofd en streek met de
hand over z'n voorhoofd. De man, die hier voor
hem zat, was zijn sprekend evenbeeld. Dat was
geen min of meer juiste gelijkenis, neen, dat
was hij, precies zooals hij was en stond, zooals
hij sprak en zich bewoog; ja, zelfs de kleine,
bijna onzichtbare schram onder z'n linkeroog,
die hij van een val had overgehouden, was bij
den onbekende eveneens zichtbaar.
„Zoo, bent u er eindelijk achter?" grinnikte
de man in den ouden stoel. „En wat zegt u er
wel van? Bent u het met me eens of niet, dat
men ons heel gemakkelijk kan verwisselen?"^
Rigaud was heel in de war.
„Natuurlijkjazeker," stotterde hij.
Maarjazou u me ook even willen ver
tellen wat dit alles te beteekenen heeft? Wat
eigenlijk uw doel is?"
„Met genoegen. Luister maar. U kent Charles
Rigaud, procuratiehouder van de maatschappij
„Assurance sur la Vie de 1831", een positie van
vertrouwen dus. Dat kan niet anders. De sleutels
der safes zijn dus in uw bezit. Ik ben een arme
bldie nu een kans gekregen heeft: de spre
kende gelijkenis op u. Van die kans zal ik be
slist gebruik maken. Die gelijkenis heb ik al
maandenlang nauwgezet bestudeerd. Waar het
noodig was. heb ik n»0n persoonlijutfcid g®*1®
naar de uwe gevoegd. We zijn dus zoo goed
niet van elkaar te onderscheiden. Neen, W
heer Rigaud, een losprijs wil ik niet van u he
ben; ik wil heel wat anders. Ik wil slechts e
keer als Charles Rigaud naar het kantoor u*
maatschappij gaan. Daarna zal ik de midc^1
hebben, om een net en keurig mensch te
den. Wat zegt u daarvan?" j
„Ik vraag u voorloopig alleen wat er dan n1
mij moet gebeuren?" vroeg Rigaud, die eensklsP
verwonderlijk kalm was geworden.
„Nog vandaag zal ik u in mijn wagen
een vrij afgelegen plek laten brengen, waa»
op vrije voeten zult worden gesteld. Wat u
da»
wilt doen of wat er dan met u gebeurt, dat
natuurlijk uw-zaak."
„Heel goed," zei de procuratiehouder, die
al z'n zekerheid en zelfbeheersching herwon»
had. ,,'t Spreekt vanzelf, dat ik dan dadelijk d
dichtstbijgelegen politiepost zal opbellen."
„Dat staat u vrij." De man scheen zich hit
van niet veel aan mii mi ti
te trekken. „Ik
weet alleen niet,
Want bedenk wel, i
waarde heer, dat
de diefstal in de
e»
safe binnen een etmaal zal ontdekt worde» f
dat iedereen mij voor u zal houden, 't Is
mij natuurlijk zoo moeilijk niet, de aangeP
gelijkenis uit te wisschen, die slechts aangeie
is. daarentegen zal men onmiddellijk hel* a
nen en de politie zal 't een meevaller virr.,r
als u haar taak verlicht, door vrijwillig op h
bureau te verschijnen. Ik behoef u niet te z
gen dat het romantisch verhaal over uw 0
voering veel geloof zal vinden." n
„Inderdaad, listig en aardig bedacht,
Rigaud toe.
Nog geen drie kwartier later werd hij 11
een auto gebracht, waar hij achterin m®,
plaats nemen. Aan 't stuur zat blijkbaar
collega van z'n ontvoerder, die in oixdra
scheen te hebben hem op een ver afg®leB
plek af te zetten.
Toen de pseudo-Charles Rigaud den volgfij1'^
morgen het kantoor binnentrad, werd hij dn
bij den directeur ontboden.
Een weinig onzeker boog hij voor mi)nn
Alain, die hem zwijgend aankeek.
„Zoodus toch," zei deze daarop, strak
langzaam, „ik had u eigenlijk niet verwac»
„Pardon, mijnheerik begrijp u niet B0^'
De man deed zijn best om kalm te hWvje(
maar het lukte toch niet best. 'tWas lang 11
zoo gemakkelijk als hij gedacht had. r.
„U zult me direct wel beter begrijpen,
nam de directeur. „Ik heb u verdacht en
verdenking is gegrond. Ik laat u nu al we'
:Ke»
lang nagaan en u scherp controleeren.
kreeg ik eindelijk het bewijs in handen, da
tf
vei'
de hoeken vervalscht hebt en 't door u
duisterde bedrag vrij hoog is."
De pseudo-Charles Rigaud werd zoo bleek
een doek en wankelde op zijn voeten.
,Maar mijnheer,' riep hij, „ik bezweer U,
is een groote vetgissing." ,e.
Hij had nog niet uitgesproken, toen twee
tectives het kantoor binnentraden en heifl
bij een arm namen.
„Houd u kalm, vriend, u bent onze Sev a-j;
gene," zei een der twee. „Aan den commls-s
kunt u de rest wel vertellen. Hier heeft dit B
dool
(Nadruk verboden'
Over de toenemende baldadigheid der jeugd
schrijft het „Katholieke Schoolblad":
„Een der karakteristieke eigenschappen
van de Nederlandse jeugd is haar baldadig
heid.
Die baldadigheid heeft haar lichtzijden.
We hebben het eens meegemaakt, dat zekere
jeugd in een overigens wel gedisciplineerde
gemeente in enkele ogenblikken aan het
gebouw der Openbare School voor 48 gulden
aan ruiten stuk gooide. Dat was 40 cent
ruim per leerling. De bijzondere scholen ter
plaatse telden 1600 leerlingen. 1600 x 40
cent 640 gulden. Dat is een lichtzijde voor
wie aanleg heeft in de richting van gal
genhumor.
Maar er zijn ook schaduwzijden.
De baldadigheid, waaraan de Spes Am-
stelodamensis en de. idem Hagae Comitis
zich heeft schuldig gemaakt door met cata-
pulten of soortgelijke wapenen de ruiten
van huizen van ambtenaren van een be
vriende mogendheid te bewerken, is er een
van minder onschuldige aard. Vooral als
die bevriende mogendheid gemakkelijk in
een overprikkelde geestestoestand geraakt.
Dan kan die ongedisciplineerdheid een oor
zaak zijn van zelfs internationale conflic
ten. En dan is de kwajongensstreek niet zo
onschuldig.
Het tuchtprobleem is hier weer in zijn
volle omvang aanwezig.
Als de baldadige straatslijpers van be
schaafden of onbeschaafden huize zich niet
beschermd wisten op indirecte wijze
door de justitie, zou het gesignaleerde euvel
zo'n omvang niet genomen hebben.
Nu immers komen de jongelui er af met
een vermaning of berisping plus verbeurd
verklaring van het corpus delicti. De onder
wijzer, wiens hulp wel per papieren circu
laire wordt ingeroepen, kon het laatste zich
nog niet eens veroorloven, op gevaar van
wegens diefstal aangeklaagd te worden.
Terwijl het enige afdoend geneesmiddel een
onpaedagogisch flink pak slaag is. Maar
dan is Holland in last. Speciaal de Haagse
De voltooiing van een katholieke Vol-
versiteit zal al uw inspanning
eischen, maar het is Mijn vurig®
en innige wensch, dat gij dit groote werk
van zoo'n verstrekkend belang voor u*
land en uw geloof, tot een goed einde zu"
brengen.
Paus Pius XI op de audiëntie bi) de
heiligverklaring van Petrus CanisW'
20 Mei 1925.
en Amsterdamse justitie zijn geneigd
meer „onterende" correctie met human1
maat te meten. De onderwijzer is ten 5
de grootste misdadiger.
Dit omkeren van rollen moet zich
ken. Het blijven voortbestaan der tuc
loosheid is een rechtstreeks gevolg vaI1,
feit, dat de jeugd zich straffeloos weet.
de jeugd voelen, in dubbele betekenis
het woord, dat aan 's mensen vrijheid S^,
zen zijn gesteld en in korte tijd is de
dadige jonge Nederlander een ordelijk INeep
geworden. Maar dat is ten slotte
mogelijk, als de Justitie enige, zij het
zo elementaire, kijk heeft op de psyche
de jeugd. Ontbreekt deze, dan is er
ondanks alle vermaningen enz. niets te j
reiken. En staat de poort open zelfs
buitenlandse conflicten. De laatste j» gt
in wezen ongemotiveerd zijn, ze zoude
niet zijn als onze jeugd anders was. gI)-
Ook niet als onze Justitie die jeugd
ders, direct of indirect, opvoedde en de
voeders niet de lust tot streng straffe11
nam. jets
Maar er zal in Nederland nog we'
moeten veranderen, alvorens de verh01'
gen tussen baldadige jeugd en opvoeder
normale banen zijn geleid."
met KLOP Vibrator
42
Zóó is het lieveling. Ik bezat geen eigen
vermogen, was op dat punt afhankelijk van mijn
ouders. En van het geld mijner vrouw te leven,
dat zou mij onmogelijk zijn geweest.... Zoo
moest ik mij wel onderwerpen aan mijn lot. Maar
dien avond was ik de wanhoop nabijSinds
ik je verloren had Elfi, dwaalde ik rusteloos
rond. Heel de wereld walgde mij, ik deed alles
om je te vergeten, maar het was vruchteloos.
Zoo ging het ook met mij, liefste!
Mijn ouders schreven mij, dat ik naar huis
moest komen, zij wilden dat ik in het huwelijk
zou treden en hadden twee zeer nette en lieve
meisjes voor mij op het oog. Ik had maar te kie
zen, en beiden waren partijen naar mijn stand.
Eventueel zou vader het familie-eigendom, Neu-
rode, mij toen reeds afstaanik antwoordde
met geen letter op den brief. Maar van toen af
begon ik aldoor ernstiger eraan te denken, mij
naar het buitenland te begeven. Een vriend van
mij had zich jaren geleden als farmer in Canada
gevestigd. Ik zou mij dus tot hem wenden, om
inlichtingen te vragen. Maar juist toen kwam
er een keerpunt, juist toen geschiedde het won
der, waaraan ik thans nog bijna niet kan ge-
looven, ofschoon sindsdien de echtheid ervan
voor mij volkomen bewezen is
Van welk wonder spreek je, Klaus?
Je herinnert je toch mijn oudtante, gravin
Bemharda Wimplingen, over wie ik je meet dan
ééns gesproken heb?
O ja, heel goed. Je noemde haar een excen
trieke dame, die met de heele familie overhoop
lag. In weerwil van haar aristocratische afkomst
en positie verkeerde zij uitsluitend in niet-
adellijke kringen.
Juist! Maar ik kende toen nog niet de
eigenlijke oorzaak van d© verdeeldheid tusschen
tante Bernharda en de famile vooral met mijn
vader. Later kwam ik die oorzaak te weten.
Tante Bernharda' beminde als jong meisje een
beroemden piano-virtuoos, die haar hefde harts
tochtelijk beantwoordde, en wiens positie hem
veroorloofde, met haar in het huwelijk te treden,
wat beiden vurig wenschten. Maar heel de
familie kwam met bewonderenswaardige eens
gezindheid tegen dat plan in verzet. Door aller
lei laelijke praatjes, miserabele kuiperijen en
intimidaties wist zij het minnend paar te schei
den. In dat misselijk drama schijnt mijn vader
een hoofdrol te hebben gespeeld en daarom
heeft tante Bernharda hem altijd verschrikke
lijk gehaat. Zij bleef ongehuwd
JaMaar, nu schiet het mij te binnen,
is je oudtante niet onlangs overleden? Mama
heeft in de Weensche bladen de advertenties
gelezen.
Ja, drie weken geleden is zij gestorven op
haar kasteel „Elmenhorst". Fatsoenshalve ging
heel de familie daarheen misschien wel in de
hoop dat tante Bernharda die aan de gevolgen
van een beroerte overleden was, geen testament
had gemaakt, in welk geval haar aanzienlijk
vermogen aan de familie verviel. Ik zelf begaf
mij niet naar „Elmenhorst". Van den eenen kant
had ik tante Bernharda in heel mijn leven maar
twee- of driemaal ontmoet, en dan nog slechts
bij officieele gelegenheden; van den anderen
kant wilde ik ieder contact met mijn ouders
vermijden. Papa had mij namelijk telegrafisch
laten weten, dat hij naar dé begrafenis ging, en
mij verzocht die eveneens te gaan bijwonen.
Ik bleef dus stil in Weenen. Tot mijn ver
bazing ontving ik daér, nu acht c_jgen geleden,
een brief van den zeer bekenden advocaat
Körner, waarin ik werd verzocht hem te komen
spreken over zaken, die betrekking hadden op de
nalatenschap van wijlen gravin Wimpflingen.
Ik voldeed natuurlijk aan die uitnoodiging. En
nu zal ik het maar kort maken, Elfi: Tante
Bemharda heeft mij tot universeel erfgenaam
van haar kolossaal vermogen aangesteld.
Behalve enkele legaten is alles voor mij.
Buiten mij werd niemand van de familie be
dacht
Tante Bernharda heeft acht dagen voor haar
dood dat testament gemaakt. In een aan mij
gericht privéschrijven geeft zij de redenen aan,
die er haar toe hadden gebracht, juist mij tot
universeel erfgenaam te kiezen. Niet lang gele
den had zij toevallig vernomen, dat ik een
niet-adellijk meisje van keurige opvoeding be
minde, dat men zich hevig tegen dat huwelijk
verzette en dat mijn vader zelfs dreigde met
zijn vloek en mijn onterving. Zij wist ook, dat
ik zonder vermogen aan mijn familie moest
gehoorzamenMijn lot had haar diep getrof
fen, want het had zooveel overeenkomst met
het hare! Onder dezelfde voorwendsels werd
eenmaal haar levensgeluk vernietigd en de voor
naamste schuld daarvan drukte op mijn
vader.
Om zich op hem te wreken en uit sympathie
en deernis met mij, had zij het besluit genomen,
mij onafhankelijk te maken van mijn vader en
zoo voor heel mijn leven mijn geluk te verzeke
ren. Haar eenige voorwaarde was, dat de nala
tenschap uitsluitend mij en mijn nakomelingen
ten goede zou komen en dat de rest van de
familie Treuwart er niets van zou krijgen.
Voorts drukte zij nog het verlangen uit maar
dit was geen conditio sine qua non dat ik mij
mettertijd op „Elmenhorst" zou vestigen. Z4j was
zeer aan het schoone landgoed gehecht en zou
niet gaarne zien dat er wildvreemden kwamen
wonenZoo, nu weet je alles, Elfi. En, liefste,
je zult moeten bekennen, dat er vandaag nog
een ander wonder is gebeurd!
Elfi antwoordde niet. Tranen parelden in
haar oogen. Tranen van geluk, tranen van over
vloeiende blijdschap.
Maar, vroeg zij plotseling, hoe kwam je
hierboven? Hoe wist je dat ik hier was?
Ook dat zal ik je uitleggen, antwoordde
hij glimlachend. Toen ik vernam, dat die nala
tenschap mij ten deel was gevallen, wilde ik je
onmiddellijk alles schrijven. Maar ik dacht dat
het veel aangenamer zou zijn je te verrassen en
mondeling alles te vertellen. Ik besloot dus, niet
te schrijven, in Weenen alles zoo snel mogelijk
in orde te brengen en je dan onverwijld te gaan
opzoeken. Tot mijn leedwezen vertraagden aller
lei formaliteiten de uitvoering van dat plan tot
gisterennamiddag. Ik nam toen den eersten
trein den beste en spoorde naar Winkel, waar
ik laat in den avond aankwam
Je vond dus den weg niet? Ben je nooit
tevoren hier geweest?
Ik vroeg inlichtingen. Op het kleine
station was natuurlijk geen auto, zelfs geen
rijtuig te bekomen. De regen plaste neer, want
kort te voren was er onweer geweest. Toen het
een weinig beter werd, begaf ik mij, hoewel 't
nog altijd regende, met een jongen, die mijn
valies droeg, naar Krannedorf, waar ik over
nachtte
Mijn arme, lieve Klaus. Wat heb je om
mijnentwille niet moeten uitstaan! Ik vermoed,
dat de „Zwarte Adelaar" je geen comfortabel
onderkomen heeft verschaft.
Neen, zoo erg schitterend was het niet
Maar wat gaf ik om die bagatellen? Ik was dicht
bij jmi, en na verloop van eenige uren zou ik
je weerzien! Door deze gedachte kon ik geen
oog toedoenDezen morgen regende het niet
meer, en ik begaf mij vóór dag en dauw op
weg naar Krannebitten, dat ik nog slechts kende
uit de beschrijving, die je mij van het landgoed
gegeven hebt. Het was natuurlijk nog veel te
vroeg voor een bezoek. Bovendien wilde ik je
eerst onder vier oogen spreken. Dus installeerde
ik mij op een heuvel, vanwaar ik de hulzinge
in het oog kon houden, zonder dat iemand mij
zag....
En toen heb je mij zien uitgaan en
me achterna geslopen
mij uit.
GeradenAls een leidende ster ging je
yoOt
illÜ*
En waarom heb je mij niet onmiddel
aangesproken? _j
Omdat ik wildewachten totdat niem»
ons meer kon storen. Ik zag, dat de weg n£>6_
druk was, en dat al de menschen je begroet'*'
Toen je snel en met vasten tred den berg
steeg blijkbaar met een bepaald doel
ik nieuwsgierig en vreesde, dat je een
spraak had met kennissen, die je misse»1
onderweg opwachttenjg
Ik wilde eenvoudig naar. de kapel.
vandaag de verjaardag van onze eerste onto»
ting op Helgoland
Klaus trok Elfi's hand aan zijn lippen.
Dank, liefste! Evenals jij dacht ik aan®
verjaardag.
O Klaus, wat is de wereld plotseling
mooi geworden! Laten we onmiddellijk e
gaan naar Krannebitten, waar mijn S°
ouders zich zullen verheugen met ons.
HOOFDSTUK XXX
Op Kronstein heerscht bijna weer dezelfde
drukte stemming als vóór MaTC's vertrek.
Het beklemmende gevoel, dat er geen
schijnt te bestaan om ook maar een stap dien
bij de oplossing van het sombere raadsel
komen, foltert niet weinig vader en r/
Bovendien ondergaat graaf Klemens in d
geringe mate den deprimeerenden invloed
„Zonnestraaltje's" wegblijven. (Wordt vervolg