Naar liquidatie der landbouw crisismaatregelen De. luchtroovers van Hoitika vonden da$ BEDRIJFSBEHEER WEER IN EIGEN HAND Het raadsel van Kronstein HEESCH? HOEST? WOENSDAG 15 FEBRUARI 1939 Richtlijnen der drie centrale organisaties betreffende terugtreding der overheid Tegen ambtelijke verstarring GEBRUIK Grondslagen voor nieuwe regeling Prijzen der producten i De ontvoeriné Baldadigheid RIT5EMA STOFZUIGERS ROMAN VAN A. HRUSCHK.A Heden is bij de AJgemeene Landsdrukke rij verschenen een rapport betreffende overneming der landbouw-crisis-maatrege- len door de bedrijfsgenooten. Over het ont- «taan van dit rapport vernemen wij van be voegde zijde het volgende. Toen in April van het vorig jaar de dage- lijksche besturen der drie centrale landbouw organisaties (het Kon. Ned. Landbouw-Comité, tie Kath. Ned. Boeren- en Tuindersbond en de Christ. Boeren- en Tuindersbond in Nederland) bij den minister van Economische Zaken op audiëntie waren, is o a. de wenschelijkheid be sproken, de nog steeds noodzakelijke maatre gelen voor het landbouwbedrijf meer in handen te leggen van het bedrijf zelf. Bij die gelegen heid hebben deze organisaties zich bereid ver klaard daarover met het college van regee- ringscommissarissen in overleg te treden. Ten einde eenige algemeene richtlijnen op te stellen, welke bij de overneming van de ver schillende regelingen zouden kunnen dienen, werd een kleine commissie gevormd, bestaande Uit twee leden van het college (den voorzitter, ror. dr. A. A. van Rhijn, en den onder-voorzit ter, ir. S. L. Louwes) en uit twee vertegenwoor digers van elk der drie organisaties (ir. T. P. Kuisman en den heer N. H. Blink voor het land- beu w-comité, den heer H. Ruyter en mr. H. van Haastert voor den K. N. B. T. B. en den heer Chr. van den Heuvel en mr. W. Rip voor den C.B.T.B). Deze commissie heeft na een eental besprekingen een rapport opgesteld, dat aan het college en de dagelijksche besturen der drie centrale landbouw-organisaties is voorge legd. In een gemeenschappelijke vergadering is daarop besloten het rapport den minister aan te bieden met het verzoek dit te publiceeren, opdat de betrokken groepen op het gebied van landbouw, handel en nijverheid zich over de daarin als proeve neergelegde richtlijnen zullen kunnen uitspreken. Daar het den minister van Economische Zaken gewenscht leek, dat de publieke opi nie zich over dit rapport zal kunnen uiten, heeft deze aan dezen wensch voldaan en zich tevens tot den Economischen Raad ge wend met het verzoek, hem na overleg met den nijverheidsraad en den middenstands- raad advies uit te brengen. Intusschen zal het college van regeerings- commissarissen besprekingen houden met den industrie- en handelsraad voor land- en tuin bouw. Deze besprekingen zullen niet zoozeer gaan over de wijze, waarop handel en nijver heid zullen kunnen worden ingeschakeld welke kwestie het rapport geheel in het'mid den laat en die beter later Voor elke regeling afzonderlijk zal kunnen worden bezien doch' meer over de algemeene beginselen van de overneming. Het ligt in de bedoeling van den minister, dat het college over eenigen tijd overleg zal piegen in zake de overneming van bepaalde regelingen. In dit overleg, dat dus telkens over onderdeelen van de landbouw-crisismaatregelen zal handelen, zullen dan mede de organisaties worden betrokken, die zoowel aan de zijde van den landbouw als aan die van handel en nij verheid op dat speciale gebied haar belangen hebben. Over den inhoud van het rapport kunnen wij het volgende mededeelen: In een uitvoerige inleiding wordt de wensche lijkheid betoogd, dat de landbouw-crisismaat regelen door de bedrijfgenooten worden overge- OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN nomen, welk vraagstuk de aandacht is gaan vragen, toen het langzamerhand duidelijk werd, dat maatregelen ten behoeve van den landbouw voorloopig niet zouden kunnen worden gemist. Na een uiteenzetting, dat de landbouw econo misch veel kwetsbaarder is dan de meeste an dere bedrijfstakken wegens afhankelijkheid niet alleen van de conjunctuur, maar ook van de na tuur (weersomstandigheden, veeziekten, geringe elasticiteit van het aanbod e.d.), en de overheid dus, evenals overal ter wereld geschiedt, aan den landbouw bijzondere aandacht moet schenken, worden de fouten van de huidige regeling be sproken, waarbij de overheid primair en het be drijf secundair is. Deze regeling, waarbij de overheid zeer veel van bovenaf vaststelt, moet op den duur leiden tot verstarring, verambtelyking en verslapping der verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven. De eenige mogelijkheid om deze bezwaren tegen te gaan is, dat de overheid terugtreedt en het georganiseerde bedrijf op den voorgrond wordt gesteld. Wegens, 't zeer groote aantal bedrijfsgenooten kan de landbouw evenwel niet, zooals vele andere bedrijfstakken, tot vrijwillige economische sa menwerking komen. Door aan organen die door het bedrijfsleven zullen worden gevormd, be paalde bevoegdheden te geven, zal de landbouw in staat worden gesteld, de regeling van het be drijf zelf in handen te-nemen en zijn economi sche positie te versterken. Het voordeel van zulk een regeling, waarbij het bedrijf primair en de overheid secundair is, is vooral, dat de levenwekkende krachten, die den landbouw in vorige decennia steeds vooruit hebben gebracht, doch die door het huidige systeem ernstig worden belemmerd, zich weder kunnen ontplooien. Nieuwe wegen zullen moeten worden ingeslagen. Het zwaartepunt van de voor den landbouw noodzakelijke maatregelen zal niet meer moeten berusten bij de overheid, die nu eenmaal niet over die krachten beschikt, doch de verantwoordelijkheid en het risico van het bedrijf zullen wederom meer en meer op het be drijf zelf moeten worden gelegd. Het zoeken van nieuwe afzetgebieden naast rationaliseering van het bedrijf, die den kost prijs verlaagt, zal tot de belangrijkste pro blemen behooren, waarvoor het bedrijf zich ge steld zal zien. Voorts zal moeten worden onder zocht, of nieuwe be- en verwerkingsmethoden een oplossing kunnen brengen, b.v. melkwol, aardappelvlokken, gedroogde bieten. Wel zal de overheid hierbij van voorlichting moeten dienen en veelal financieelen steun moe ten verleenen om de technische mogelijkheden van eon nieuwe vinding te onderzoeken, maar de verbreiding daarvan en de verantwoordelijkheid voor de toepassing moeten bij het bedrijf zelf blijven. In de naaste toekomst zullen ongetwijfeld nog talrijke maatregelen van economischen aard voor den landbouw noodig zijn. Deze maatregelen zullen o.a. moeten dienen om den verbouw van producten, die ons land niet voldoende voort brengt, te stimuleeren en de voortbrenging van producten, welke wij met verlies uitvoeren, te beperken. Gebondenheid blijft dus noodig, doch deze zal niet moeten zijn ambtelijk, maar vanwege orga nen van het bedrijfsleven, niet centraal, maar gedecentraliseerd. Op deze wijze zal bij de uit voering meer met bijzondere omstandigheden kunnen worden rekening gehouden dan wan neer de uit haar aard strakke lijn der overheid moet worden gevolgd. Ongetwijfeld zullen aan de leiders van den landbouw veel hoogere eischen worden gesteld dan tot dusverre. Een bedrijf, dat o.a. door de opmerkenswaardige ontwikkeling van het coö- pera tie wezen over uitnemende krachten blijkt te beschikken, is echter ook thans en in de toe komst bekwaam de leiding der landbouwbe drijfsorganen op zich te nemen, wanneer aan deze organen een basis wordt gegeven, die de mogelijkheid biedt naar bevredigende toestan den te streven. Op deze inleiding volgt een zevental hoofdstukken, waarin de grondslagen voor een regeling door het georganiseerde be drijf worden ontvouwd. Blijkens het eerste hoofdstuk wordt voor de overneming het huidige systeem van verplich ting tot aansluiting bij krachtens een wet aan te wijzen bedrijfsorganen aanbevolen. Dit stelsel heeft mede het voordeel dat daar voor niet aanstonds een nieuwe wettelijke basis noodig is, doch gebruik kan worden gemaakt van de landbouw-crisiswet. Het crisis-organisa- tiebesluit zal evenwel gewijzigd moeten worden in dien zin, dat aan deze bedrijfsorganen an dere vereischten kunnen worden gesteld dan thans voor de crisisinstellingen zijn voorge schreven. Het volgend hoofdstuk, over de organen, be schrijft in de eerste plaats den organisatori- schen opbouw, welke in groote lijnen gelijk zal kunnen zijn aan den opzet van den huidigen landbouw-crisisdienst, n.l. producten-organen voor het geheele land (de huidige centralen) en provinciale organen, welke met de uitvoering van onderdeelen kunnen worden belast (de hui dige provinciale landbouw-crisis-organisaties en gewestelijke tarwe-organisaties)Daar het in de bedoeling ligt, de landbouw-crisismaatregelen geleidelijk over te dragen, zal aan een centraal- coördineerend orgaan voorloopig wel geen be hoefte bestaan. Van, de bedrijfsorganen, waarvoor de vereeni- gingsvorm de voorkeur verdient, zullen de or ganisaties der bedrijfsgenooten de leden zijn, terwijl de bedrijfsgenooten als aangeslotenen zullen toetreden. De besturen zullen door de le den worden benoemd, doch het rapport acht het raadzaam, dat in voorkomende gevallen ook aan de individueele bedrijfsgenooten eenige invloed op den gang van zaken wordt toegekend. De le den zullen zijn de drie centrale landbouworga nisaties (andere landbouw-organisaties zijn ove rigens niet a priori uitgesloten), en voorts de specifiek technisch-economische organisaties, welker positie voor elk geval afzonderlijk zal moeten worden bezien. Op welke wijze de organisaties op het gebied van handel en nijverheid dienen te worden in geschakeld, wordt in het rapport in het midden gelaten, daar dienaangaande nog met de be trokken bedrijfsgroepen moet worden overlegd. Welke plaats aan de landarbeidersbonden in het organisme moet worden toegekend, dient even zeer nog nader te worden overwogen. Een paragraaf over de taak en de bevoegd heden der organen, welke van die der huidige landbouw-crisisinstellingen aanmerkelijk zullen verschillen, omdat de organen grooter zelfstan digheid zullen genieten, besluit dit hoofstuk. Hoofdstuk III is gewijd aan de methode, bereid met de genees krachtige ingrediënten van Vicks VapoRub. Groote doos 25c. welke bij de overneming en vervolgens jaar lijks dient te worden gevolgd. Voorop wordt gesteld, dat zooveel mogelijk ter regeling aan belanghebbenden moet worden overgelaten. Daartoe wordt aanbevolen het systeem van richtprijzen te vervangen door een stelsel, waarbij de overheid zoodanige voor waarden schept, b.v. door heffingen en finan- cieele bijdragen, dat het bedrijf door het nemen van daarop gerichte maatregelen voor zijn producten een prijs kan bereiken, welke ge legen is binnen, na overleg tusschen overheid en bedrijf, vastgestelde ruime prijs-grenzen. Als zoodanige prijsgrenzen worden b.v. in het rap port genoemd voor rogge en gest f 7f 9 en voor boter f 1.20f 1.60. Voor 't geval de prijs van het product onder de benedengrens mocht zakken hetgeen zich praktisch slechts zal voordoen in onvoorziene omstandigheden, b.v. bij een buitengewoon grooten oogst, plotselinge handelspolitieke maatregelen van het buitenland met ernstige consequenties, enz. zal de overheid maat regelen dienen te nemen, dat de landbouwer voor zijn product weder een prijs ontvangt, die boven deze grens ligt. Zou de prijs van het product boven de bovengrens stijgen, dan zal het der regeering vrij staan in hare maatrege len zoodanige wijzigingen aan te brengen, dat de prijs weder onder de bovengrens draait. Wanneer dit systeem wordt aanvaard, zal de gang van zaken bij de overneming der be- drijfsmaatregelen en voorts ieder jaar aldus zijn, dat de regeering en belanghebbenden voor elk product besprekingen zullen voeren over de prijsgrenzen en vervolgens, wanneer deze zijn vastgesteld, over de maatregelen, die de regee ring moet nemen, om zoodanige voorwaarden te scheppen, dat het bedrijf een prijs kan be reiken, welke binnen deze marge is gelegen. Op deze wijze kan het bedrijf zelf binnen zekere grenzen het risico en de verantwoorde lijkheid voor zijn maatregelen dragen en zal aan het bedrijf grootere vrijheid kunnen wor den gelaten. In een volgend hoofdstuk wordt het alge meen vernietigingsrecht van den minister be handeld, dat deze wegens zijn verantwoorde lijkheid uiteraard niet kan ontberen. Ook zal het om verschillende redenen gewenscht zijn, dat de minister op belangrijke, nauwkeurig omschreven punten een goedkeuringsrecht zal bezitten. Inzake de financiën vermeldt hoofdstuk V, dat de inkomsten der organen zullen bestaan uit heffingen in te stellen bij de bedrijfsgenoo ten en voorts uit bijdragen uit het Landbouw crisisfonds, waarin de opbrengst vloeit van de door de overheid vastgestelde heffingen. De begrooting van het fonds zal van de huid'ge niet veel verschillen, behoudens, dat onder de uitgaven in vele gevallen groote subsidieposten zullen voorkomen. Ook de organen zullen be grootingen moeten opstellen, welke de goedkeu ring'van den minister behoeven. De financieele controle kan volgens hoofd stuk VI, in eerste instantie aan een door de bedrijfsgenooten op te richten eigen accountantsdiensst of aan particuliere accoun tantskantoren worden opgedragen, doch de mi nister zal door zijn accountantsdienst super- contröle uitoefenen. De politieele contróle zal evenzeer onder een zeker oppertoezicht van overheidswege aan het bedrijf zelf kunnen wor den overgelaten. Het laatste hoofdstuk behandelt de beslech ting van geschillen. Over de administratieve geschillen zullen provinciale con|.nissies, sa mengesteld door het bedrijf onder goedkeuring van den minister, in hoogste instantie beslis sen. Voor de bestraffing van overtredingen wor den onafhankelijke tuchtrechtcommissies, zoo als ook bij de huidige regeling bestaan, het meest gewenscht geacht. De vraag ten slotte, of de rechtsgeschillen evenals thans door ar bitrage, dan wel door den gewonen rechter die nen te worden beslecht, wordt in het rapport nog niet definitief beantwoord. Piet dacht, dat hij in een vliegwiel veranderd was. Daar hing hij met zajn hoofd omlaag, dan weer zat hij recht op om vervolgens weer met zijn voeten tegen de zoldering te hangen. En die twee akelige kerels lachten maar. Zoo onderging Piet den luchtdoop. Eindelijk schenen ze het genoeg te vinden en Piet zat rond te kijken met een gevoel, of hij in een draaimolen had gezeten, die tien keer per seconde in het rond had gedraaid. Toen ae hem hadden losgelaten, moest Piet zich aan een der mannen vasthouden, zoo draaierig voelde hij zich. t Was op een zonnigen zomerdag, dat Cnar- les Rigaud, procuratiehouder bij een groote le vensverzekeringmaatschappij te Parijs, 's mid dags om 5 uur z'n kantoor verliet en in z'n auto wegreed. Hij was nog geen tien minuten onder weg, toen hij hoorde dat z'n voertuig een vreemd geluid maakte. Hij stopte en stapte uit om te zien wat er aan mankeerde. Op dit oogenblik stopte ook een onbekende, die in een prachtige Pacquard voorbijreed en bood Rigaud z'n hulp aan. Maar nog vóór deze iets kon antwoorden kreeg hij een zwaren vuistslag op z'n hoofd, waardoor hij het bewustzijn verloor. Toen hij ontwaakte, lag hij op een legerstede van stroo. Hij had zware hoofdpijn, terwijl het felle zonlicht hem midden in 't gezicht scheen en tevens de armoedige omgeving verlichtte, waarin hij zich bevond. Eensklaps hoorde hij een mannenstem, hem onbekend, zeggen: „Goeden morgen, mijnheer Rigaud, ik hoop dat dit kleine avontuur u geen letsel heeft be zorgd." De aangesprokene, die z'n denkvermogen nog niet herkregen had, keek vragend de richting uit, vanwaar die stem scheen te komen. Maar de felle zonnestralen verhinderden hem iets te zien. „Maarmaar ik weet niet hoe ik hier ge komen ben en waar ik mij bevind," zei hij zacht „Mag ik u daarom verzoeken mij verklaring en uitleg te geven?" „Heel graag,sprak de andere, ,,'t Is heel een voudig. Gisteren juist, toen u een motordefect aan uw wagen wilde herstellen, werd u gestoord, nietwaar? Daarna werd u, al was het nu juist niet vrijwillig van uw kant, hierheen getrans porteerd." Inmiddels had Rigaud zich volledig rekenschap van het gebeurde gegeven en ondanks z'n ste kende hoofdpijn, sprong hij op en riep: „Ik begrijp u, mijnheer. U hebt me weerloos gemaakt en ontvoerd, om een losgeld af te per sen. Nu herinner ik me alles. Maar u hebt geen geluk. Niemand zal voor mij ook maar één franc betalen. Ik ben ongehuwd en alleen op de we reld. Misschien denkt u dat mijn maatschap pij...." Bij deze gedachte barstte Charles Rigaud in een schaterlach uit. Toen hij uitgelachen was, keek hij den vreemden man, die tegenover hem op een ouden stoel was gaan zitten, strak aan. Daarna schudde hij z'n hoofd en streek met de hand over z'n voorhoofd. De man, die hier voor hem zat, was zijn sprekend evenbeeld. Dat was geen min of meer juiste gelijkenis, neen, dat was hij, precies zooals hij was en stond, zooals hij sprak en zich bewoog; ja, zelfs de kleine, bijna onzichtbare schram onder z'n linkeroog, die hij van een val had overgehouden, was bij den onbekende eveneens zichtbaar. „Zoo, bent u er eindelijk achter?" grinnikte de man in den ouden stoel. „En wat zegt u er wel van? Bent u het met me eens of niet, dat men ons heel gemakkelijk kan verwisselen?"^ Rigaud was heel in de war. „Natuurlijkjazeker," stotterde hij. Maarjazou u me ook even willen ver tellen wat dit alles te beteekenen heeft? Wat eigenlijk uw doel is?" „Met genoegen. Luister maar. U kent Charles Rigaud, procuratiehouder van de maatschappij „Assurance sur la Vie de 1831", een positie van vertrouwen dus. Dat kan niet anders. De sleutels der safes zijn dus in uw bezit. Ik ben een arme bldie nu een kans gekregen heeft: de spre kende gelijkenis op u. Van die kans zal ik be slist gebruik maken. Die gelijkenis heb ik al maandenlang nauwgezet bestudeerd. Waar het noodig was. heb ik n»0n persoonlijutfcid g®*1® naar de uwe gevoegd. We zijn dus zoo goed niet van elkaar te onderscheiden. Neen, W heer Rigaud, een losprijs wil ik niet van u he ben; ik wil heel wat anders. Ik wil slechts e keer als Charles Rigaud naar het kantoor u* maatschappij gaan. Daarna zal ik de midc^1 hebben, om een net en keurig mensch te den. Wat zegt u daarvan?" j „Ik vraag u voorloopig alleen wat er dan n1 mij moet gebeuren?" vroeg Rigaud, die eensklsP verwonderlijk kalm was geworden. „Nog vandaag zal ik u in mijn wagen een vrij afgelegen plek laten brengen, waa» op vrije voeten zult worden gesteld. Wat u da» wilt doen of wat er dan met u gebeurt, dat natuurlijk uw-zaak." „Heel goed," zei de procuratiehouder, die al z'n zekerheid en zelfbeheersching herwon» had. ,,'t Spreekt vanzelf, dat ik dan dadelijk d dichtstbijgelegen politiepost zal opbellen." „Dat staat u vrij." De man scheen zich hit van niet veel aan mii mi ti te trekken. „Ik weet alleen niet, Want bedenk wel, i waarde heer, dat de diefstal in de e» safe binnen een etmaal zal ontdekt worde» f dat iedereen mij voor u zal houden, 't Is mij natuurlijk zoo moeilijk niet, de aangeP gelijkenis uit te wisschen, die slechts aangeie is. daarentegen zal men onmiddellijk hel* a nen en de politie zal 't een meevaller virr.,r als u haar taak verlicht, door vrijwillig op h bureau te verschijnen. Ik behoef u niet te z gen dat het romantisch verhaal over uw 0 voering veel geloof zal vinden." n „Inderdaad, listig en aardig bedacht, Rigaud toe. Nog geen drie kwartier later werd hij 11 een auto gebracht, waar hij achterin m®, plaats nemen. Aan 't stuur zat blijkbaar collega van z'n ontvoerder, die in oixdra scheen te hebben hem op een ver afg®leB plek af te zetten. Toen de pseudo-Charles Rigaud den volgfij1'^ morgen het kantoor binnentrad, werd hij dn bij den directeur ontboden. Een weinig onzeker boog hij voor mi)nn Alain, die hem zwijgend aankeek. „Zoodus toch," zei deze daarop, strak langzaam, „ik had u eigenlijk niet verwac» „Pardon, mijnheerik begrijp u niet B0^' De man deed zijn best om kalm te hWvje( maar het lukte toch niet best. 'tWas lang 11 zoo gemakkelijk als hij gedacht had. r. „U zult me direct wel beter begrijpen, nam de directeur. „Ik heb u verdacht en verdenking is gegrond. Ik laat u nu al we' :Ke» lang nagaan en u scherp controleeren. kreeg ik eindelijk het bewijs in handen, da tf vei' de hoeken vervalscht hebt en 't door u duisterde bedrag vrij hoog is." De pseudo-Charles Rigaud werd zoo bleek een doek en wankelde op zijn voeten. ,Maar mijnheer,' riep hij, „ik bezweer U, is een groote vetgissing." ,e. Hij had nog niet uitgesproken, toen twee tectives het kantoor binnentraden en heifl bij een arm namen. „Houd u kalm, vriend, u bent onze Sev a-j; gene," zei een der twee. „Aan den commls-s kunt u de rest wel vertellen. Hier heeft dit B dool (Nadruk verboden' Over de toenemende baldadigheid der jeugd schrijft het „Katholieke Schoolblad": „Een der karakteristieke eigenschappen van de Nederlandse jeugd is haar baldadig heid. Die baldadigheid heeft haar lichtzijden. We hebben het eens meegemaakt, dat zekere jeugd in een overigens wel gedisciplineerde gemeente in enkele ogenblikken aan het gebouw der Openbare School voor 48 gulden aan ruiten stuk gooide. Dat was 40 cent ruim per leerling. De bijzondere scholen ter plaatse telden 1600 leerlingen. 1600 x 40 cent 640 gulden. Dat is een lichtzijde voor wie aanleg heeft in de richting van gal genhumor. Maar er zijn ook schaduwzijden. De baldadigheid, waaraan de Spes Am- stelodamensis en de. idem Hagae Comitis zich heeft schuldig gemaakt door met cata- pulten of soortgelijke wapenen de ruiten van huizen van ambtenaren van een be vriende mogendheid te bewerken, is er een van minder onschuldige aard. Vooral als die bevriende mogendheid gemakkelijk in een overprikkelde geestestoestand geraakt. Dan kan die ongedisciplineerdheid een oor zaak zijn van zelfs internationale conflic ten. En dan is de kwajongensstreek niet zo onschuldig. Het tuchtprobleem is hier weer in zijn volle omvang aanwezig. Als de baldadige straatslijpers van be schaafden of onbeschaafden huize zich niet beschermd wisten op indirecte wijze door de justitie, zou het gesignaleerde euvel zo'n omvang niet genomen hebben. Nu immers komen de jongelui er af met een vermaning of berisping plus verbeurd verklaring van het corpus delicti. De onder wijzer, wiens hulp wel per papieren circu laire wordt ingeroepen, kon het laatste zich nog niet eens veroorloven, op gevaar van wegens diefstal aangeklaagd te worden. Terwijl het enige afdoend geneesmiddel een onpaedagogisch flink pak slaag is. Maar dan is Holland in last. Speciaal de Haagse De voltooiing van een katholieke Vol- versiteit zal al uw inspanning eischen, maar het is Mijn vurig® en innige wensch, dat gij dit groote werk van zoo'n verstrekkend belang voor u* land en uw geloof, tot een goed einde zu" brengen. Paus Pius XI op de audiëntie bi) de heiligverklaring van Petrus CanisW' 20 Mei 1925. en Amsterdamse justitie zijn geneigd meer „onterende" correctie met human1 maat te meten. De onderwijzer is ten 5 de grootste misdadiger. Dit omkeren van rollen moet zich ken. Het blijven voortbestaan der tuc loosheid is een rechtstreeks gevolg vaI1, feit, dat de jeugd zich straffeloos weet. de jeugd voelen, in dubbele betekenis het woord, dat aan 's mensen vrijheid S^, zen zijn gesteld en in korte tijd is de dadige jonge Nederlander een ordelijk INeep geworden. Maar dat is ten slotte mogelijk, als de Justitie enige, zij het zo elementaire, kijk heeft op de psyche de jeugd. Ontbreekt deze, dan is er ondanks alle vermaningen enz. niets te j reiken. En staat de poort open zelfs buitenlandse conflicten. De laatste j» gt in wezen ongemotiveerd zijn, ze zoude niet zijn als onze jeugd anders was. gI)- Ook niet als onze Justitie die jeugd ders, direct of indirect, opvoedde en de voeders niet de lust tot streng straffe11 nam. jets Maar er zal in Nederland nog we' moeten veranderen, alvorens de verh01' gen tussen baldadige jeugd en opvoeder normale banen zijn geleid." met KLOP Vibrator 42 Zóó is het lieveling. Ik bezat geen eigen vermogen, was op dat punt afhankelijk van mijn ouders. En van het geld mijner vrouw te leven, dat zou mij onmogelijk zijn geweest.... Zoo moest ik mij wel onderwerpen aan mijn lot. Maar dien avond was ik de wanhoop nabijSinds ik je verloren had Elfi, dwaalde ik rusteloos rond. Heel de wereld walgde mij, ik deed alles om je te vergeten, maar het was vruchteloos. Zoo ging het ook met mij, liefste! Mijn ouders schreven mij, dat ik naar huis moest komen, zij wilden dat ik in het huwelijk zou treden en hadden twee zeer nette en lieve meisjes voor mij op het oog. Ik had maar te kie zen, en beiden waren partijen naar mijn stand. Eventueel zou vader het familie-eigendom, Neu- rode, mij toen reeds afstaanik antwoordde met geen letter op den brief. Maar van toen af begon ik aldoor ernstiger eraan te denken, mij naar het buitenland te begeven. Een vriend van mij had zich jaren geleden als farmer in Canada gevestigd. Ik zou mij dus tot hem wenden, om inlichtingen te vragen. Maar juist toen kwam er een keerpunt, juist toen geschiedde het won der, waaraan ik thans nog bijna niet kan ge- looven, ofschoon sindsdien de echtheid ervan voor mij volkomen bewezen is Van welk wonder spreek je, Klaus? Je herinnert je toch mijn oudtante, gravin Bemharda Wimplingen, over wie ik je meet dan ééns gesproken heb? O ja, heel goed. Je noemde haar een excen trieke dame, die met de heele familie overhoop lag. In weerwil van haar aristocratische afkomst en positie verkeerde zij uitsluitend in niet- adellijke kringen. Juist! Maar ik kende toen nog niet de eigenlijke oorzaak van d© verdeeldheid tusschen tante Bernharda en de famile vooral met mijn vader. Later kwam ik die oorzaak te weten. Tante Bernharda' beminde als jong meisje een beroemden piano-virtuoos, die haar hefde harts tochtelijk beantwoordde, en wiens positie hem veroorloofde, met haar in het huwelijk te treden, wat beiden vurig wenschten. Maar heel de familie kwam met bewonderenswaardige eens gezindheid tegen dat plan in verzet. Door aller lei laelijke praatjes, miserabele kuiperijen en intimidaties wist zij het minnend paar te schei den. In dat misselijk drama schijnt mijn vader een hoofdrol te hebben gespeeld en daarom heeft tante Bernharda hem altijd verschrikke lijk gehaat. Zij bleef ongehuwd JaMaar, nu schiet het mij te binnen, is je oudtante niet onlangs overleden? Mama heeft in de Weensche bladen de advertenties gelezen. Ja, drie weken geleden is zij gestorven op haar kasteel „Elmenhorst". Fatsoenshalve ging heel de familie daarheen misschien wel in de hoop dat tante Bernharda die aan de gevolgen van een beroerte overleden was, geen testament had gemaakt, in welk geval haar aanzienlijk vermogen aan de familie verviel. Ik zelf begaf mij niet naar „Elmenhorst". Van den eenen kant had ik tante Bernharda in heel mijn leven maar twee- of driemaal ontmoet, en dan nog slechts bij officieele gelegenheden; van den anderen kant wilde ik ieder contact met mijn ouders vermijden. Papa had mij namelijk telegrafisch laten weten, dat hij naar dé begrafenis ging, en mij verzocht die eveneens te gaan bijwonen. Ik bleef dus stil in Weenen. Tot mijn ver bazing ontving ik daér, nu acht c_jgen geleden, een brief van den zeer bekenden advocaat Körner, waarin ik werd verzocht hem te komen spreken over zaken, die betrekking hadden op de nalatenschap van wijlen gravin Wimpflingen. Ik voldeed natuurlijk aan die uitnoodiging. En nu zal ik het maar kort maken, Elfi: Tante Bemharda heeft mij tot universeel erfgenaam van haar kolossaal vermogen aangesteld. Behalve enkele legaten is alles voor mij. Buiten mij werd niemand van de familie be dacht Tante Bernharda heeft acht dagen voor haar dood dat testament gemaakt. In een aan mij gericht privéschrijven geeft zij de redenen aan, die er haar toe hadden gebracht, juist mij tot universeel erfgenaam te kiezen. Niet lang gele den had zij toevallig vernomen, dat ik een niet-adellijk meisje van keurige opvoeding be minde, dat men zich hevig tegen dat huwelijk verzette en dat mijn vader zelfs dreigde met zijn vloek en mijn onterving. Zij wist ook, dat ik zonder vermogen aan mijn familie moest gehoorzamenMijn lot had haar diep getrof fen, want het had zooveel overeenkomst met het hare! Onder dezelfde voorwendsels werd eenmaal haar levensgeluk vernietigd en de voor naamste schuld daarvan drukte op mijn vader. Om zich op hem te wreken en uit sympathie en deernis met mij, had zij het besluit genomen, mij onafhankelijk te maken van mijn vader en zoo voor heel mijn leven mijn geluk te verzeke ren. Haar eenige voorwaarde was, dat de nala tenschap uitsluitend mij en mijn nakomelingen ten goede zou komen en dat de rest van de familie Treuwart er niets van zou krijgen. Voorts drukte zij nog het verlangen uit maar dit was geen conditio sine qua non dat ik mij mettertijd op „Elmenhorst" zou vestigen. Z4j was zeer aan het schoone landgoed gehecht en zou niet gaarne zien dat er wildvreemden kwamen wonenZoo, nu weet je alles, Elfi. En, liefste, je zult moeten bekennen, dat er vandaag nog een ander wonder is gebeurd! Elfi antwoordde niet. Tranen parelden in haar oogen. Tranen van geluk, tranen van over vloeiende blijdschap. Maar, vroeg zij plotseling, hoe kwam je hierboven? Hoe wist je dat ik hier was? Ook dat zal ik je uitleggen, antwoordde hij glimlachend. Toen ik vernam, dat die nala tenschap mij ten deel was gevallen, wilde ik je onmiddellijk alles schrijven. Maar ik dacht dat het veel aangenamer zou zijn je te verrassen en mondeling alles te vertellen. Ik besloot dus, niet te schrijven, in Weenen alles zoo snel mogelijk in orde te brengen en je dan onverwijld te gaan opzoeken. Tot mijn leedwezen vertraagden aller lei formaliteiten de uitvoering van dat plan tot gisterennamiddag. Ik nam toen den eersten trein den beste en spoorde naar Winkel, waar ik laat in den avond aankwam Je vond dus den weg niet? Ben je nooit tevoren hier geweest? Ik vroeg inlichtingen. Op het kleine station was natuurlijk geen auto, zelfs geen rijtuig te bekomen. De regen plaste neer, want kort te voren was er onweer geweest. Toen het een weinig beter werd, begaf ik mij, hoewel 't nog altijd regende, met een jongen, die mijn valies droeg, naar Krannedorf, waar ik over nachtte Mijn arme, lieve Klaus. Wat heb je om mijnentwille niet moeten uitstaan! Ik vermoed, dat de „Zwarte Adelaar" je geen comfortabel onderkomen heeft verschaft. Neen, zoo erg schitterend was het niet Maar wat gaf ik om die bagatellen? Ik was dicht bij jmi, en na verloop van eenige uren zou ik je weerzien! Door deze gedachte kon ik geen oog toedoenDezen morgen regende het niet meer, en ik begaf mij vóór dag en dauw op weg naar Krannebitten, dat ik nog slechts kende uit de beschrijving, die je mij van het landgoed gegeven hebt. Het was natuurlijk nog veel te vroeg voor een bezoek. Bovendien wilde ik je eerst onder vier oogen spreken. Dus installeerde ik mij op een heuvel, vanwaar ik de hulzinge in het oog kon houden, zonder dat iemand mij zag.... En toen heb je mij zien uitgaan en me achterna geslopen mij uit. GeradenAls een leidende ster ging je yoOt illÜ* En waarom heb je mij niet onmiddel aangesproken? _j Omdat ik wildewachten totdat niem» ons meer kon storen. Ik zag, dat de weg n£>6_ druk was, en dat al de menschen je begroet'*' Toen je snel en met vasten tred den berg steeg blijkbaar met een bepaald doel ik nieuwsgierig en vreesde, dat je een spraak had met kennissen, die je misse»1 onderweg opwachttenjg Ik wilde eenvoudig naar. de kapel. vandaag de verjaardag van onze eerste onto» ting op Helgoland Klaus trok Elfi's hand aan zijn lippen. Dank, liefste! Evenals jij dacht ik aan® verjaardag. O Klaus, wat is de wereld plotseling mooi geworden! Laten we onmiddellijk e gaan naar Krannebitten, waar mijn S° ouders zich zullen verheugen met ons. HOOFDSTUK XXX Op Kronstein heerscht bijna weer dezelfde drukte stemming als vóór MaTC's vertrek. Het beklemmende gevoel, dat er geen schijnt te bestaan om ook maar een stap dien bij de oplossing van het sombere raadsel komen, foltert niet weinig vader en r/ Bovendien ondergaat graaf Klemens in d geringe mate den deprimeerenden invloed „Zonnestraaltje's" wegblijven. (Wordt vervolg

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10