Het werk van Phalanx de vrouwelijke in Spanje MdmïAaal urn da§ De luchtroovers van Hoitika (3 PRATENDE MET PILAR PRIMO DE RIVERA Hel raadsel VERRICHT ALLE BANK EN EFFECTENZAKEN van Kronstein ZATERDAG 18 FEBRUARI 1939 Veelzijdige en vruchtbaar,e actie wordt door meisjesin rechtsch gebied ontplooid Auxïlio Social arbeidt voor socialen vrede Van Heutz-monument te Coevorden? Het zou als nationaal vrijheids monument opgericht worden NASSAU-BANK N.V. ZIJLSTRAAT 61 HAARLEM Roman van a. hruschka Best hoor! Kom, Mare, Turba stoort je im mers niet? (Slot voigt) (Van onzen correspondent uit Spanje) SARAGOSSA, 4 Februari 1939. Nadat een oud nonnetje me met een beverig Gebaartje de trap opgewezen had, werd i3o op de eerste verdieping van het klooster ontvan- Sen door een charmante phalangiste Peapita Morales, die zich gaarne bereid verklaarde .me "et een en ander over het werk van de vrou welijke phalangisten te vertellen, en hun ■.hoofdkwartier" te laten zien. Overal in Spanje ontmoet je afdeelingen vsen de Vrouwelijke sectie van de Spaansche Phas- dnx, en op ieder gebied van het maatschappe- 'ijk leven merk je haar invloed, zoodat ter ver-i j'ollediging van een. inzicht in het nieuwe Span— J6 een nadere kennismaking wel gewenscht leek. Het hoofdkwartier van deze groote organisatie 's vanzelfsprekend gevestigd in Burgos en is v"orloopig nog ondergebracht op de eerste ver dieping van een oud zusterklooster. 't Maakt dan ook even een vreemden indruk, je uit de kloostercellen het tikken van Schrijfmachines hoort en je ziet er alleen maar l°rige meisjes, in zwarten rok, blauwe blouse, diet op hun hart het insigne van de Phalanx geborduurd, en allen vriendelijk, glimlachend en bewust van de verantwoordelijkheid, die op "en rust. Deze vrouwelijke afdeeling van de Spaan- Sche Phalanx is het werk van Pilar Primo de Rivera, een zuster van José, die in 1933 de beweging gesticht had. In 1934 werd begonnen "iet zeven meisjes, nu is de beweging uitgegroeid 'et een machtige organisatie, die meer dan v'jfhonderd vijftig duizend leden telt. Pilar is door den „Caudillo" zelf benoemd als ^cretaresse-generaal van de beweging en heeft als zoodanig ook zitting in den grooten raad vdn de partij. Zij is bemind in Spanje; ieder- Èen spreekt over Pilar, en iedereen noemt haar °°k bij haar voornaam. Ook haar broer José is dog altijd hoog in eere, en na het portret van Generaal Franco zelf, zie je geen enkel portret vaak als het portret van José Primo de Rivera, den profeet. Als we bij Pilar binnenkomen zit ze te wer- aen achter hahr bureau. 't Is niets meer dan een eenvoudige klooster- 'H; tegen den witten muur achter haar schrijf cel hangt 'n kruisbeeld tusschen de beide foto's J'kn Franco en haar broer José, terwijl de muur ^genover haar geheel bedekt is door een rood- ^W'art-roode vlag, de vlag van de Phalanx, Waarop met zilveren letters de namen gesehre- staan van die meisjes, die óf terechtgesteld 'ih door de rooden, óf aan het front bij het ditoefenen van hun liefdewerken zijn gevallen, far is nu misschien dertig jaar oud; ze heeft fijn en teer gezicht met een melancholieke d'tdrukking; maar als ze spreekt schitteren daar oogen van een diep geloof in haar zen- ltle, de bron van haar wil en haar stalen bergie. Toch houdt haar optreden iets zeer beschei- ?ehs, haast verlegens. Pilar heeft tijdens haar ,€ven ook heel veel tragiek meegemaakt. In moest haar vader aftreden als militair d'ctator, nadat hij zeven jaar lang zijn best ge daan had om Spanje omhoog te brengen. En j.bkele maanden later sterft haar vader in bal- dgschap. .Haar broer José, haar lievelingsbroer, werd d 1936 te Alicante door de rooden terechtge- ld; ook haar tweede broer is gefusilleerd, dewijl haar derde broer op het oogenblik nog linksche gevangenschap is. Drie perioden vdb de Spaansche geschiedenis zijn dus ver fden met de persoon van Pilar. yWe vragen haar, hoe ze er toe kwam om de "alanx voor vrouwen te stichten. Hn dan vertelt ze heel eenvoudig en zonder jddig. spoor van opsmuk, hoe ze thuis haar ka- jger had naast de kamer van haar broer José. als dan de vrienden van José kwamen en ^brekingen voerden en plannen maakten, om Spanje van het Communisme te kunnen red- ah, hielden die jongelui haar met hun enthou- .ïs?" geredeneer tot diep in den nacht wakker, jj" dan luisterde ik naar hun plannen, en bad (v°ö. dat ze toch mochten slagen; en ik bad "d ook, dat het ons vrouwen toch ook gegeven bcht zijn, om iets voor Spanje te doen." j. dat verlangen Werd werkelijkheid, in den fcj bfst van 1934, toen Pilar zeven meisjes om [pb heen, verzamelde, die dezelfde idealen had- t(b- Het eerste doel, dat we ons voor oogen y 'den was: fondsen verzamelen, om de ge- v bgfen phalangisten te helpen en de gezinnen b die kameraden, die al voor him overtuiging Het was een ondankbaar werk, weet U, want we ondervonden in het begin niets dan tegen werking, achterdocht en lusteloosheid, ook bij diegenen, die ons toch eigenlijk als specifiek katholieke beweging hadden moeten helpen. Om aan geld te komen verkochten we bloe men en zeep langs de huizen van Madrid; maar altijd met ons insigne op de borst. Er waren meisjes, die den heelen dag op een kantoor werkten en dan des avonds nog eens voor onze kameraden met zeep en bloemen gingen venten. Ook dat bracht niet veel op; gewoonlijk hadden we met z'n allen niet meer dan 30 peseta's. Alleen herinner ik me, hoe op een goeden dag een onbekende me een briefje van honderd pe seta's in mijn hand stopte. Een andere taak voor ons was het bezoeken van onze gevangen kameraden. We gingen des morgens om zeven uur, omdat het dan de mak kelijkste tijd was om binnen te komen. Voor de gevangenbewaarders veinsden we de zusters of de verloofden van de gevangenen te zijn. We brachten dan wat eten voor hen mee, sigaret ten, medicijnen en kranten. We vertelden hun wat er in Madrid gebeurde en brachten bood schappen voor hen over naar hun ouders, hun vrouw of hun meisje. Meestal waren het ge heel onbekenden, die we bezochten, maar toch waren we aanstonds gewend aan elkaar, omdat we allen phalangisten waren. Toen kregen we een andere opdracht; we moesten blauwe hemden, vlaggen en insignes gaan maken, omdat de fabrieken bang werden die te leveren, en zoo zaten we dikwijls bij el kaar tot tegen den morgen te werken. Als we bijeenkomsten hielden in Madrid wer den onze kameraden altijd heel streng door de politie gefouilleerd naar wapenen; en toch hadden ze wapenen noodig, om zich eventueel te kunnen verdedigen tegen overvallen van communisten, tegen wie de politie nooit iets deed. Wij meisjes droegen dan de wapenen stie- Skem naar de plaats van bijeenkomst. En of we \bang waren met die dingen bij ons we durf den haast niet in de tram stappen, als we re volvers bij ons hadden! In Februari 1936 kwam het Volksfront aan dé regeering en werd de beweging natuurlijk door de regeering verboden. José en de beide antdere broers werden in de gevangenis gewor pen en de heele beweging was zonder hoofd en zonder eenige verbinding. D!at was de tijd toen ongeveer alles op de meisjes neerkwam; ze riskeerden alles, hun vei ligheid en hun leven, om de contacten te on derhouden, wapenen te verbergen, documenten te verstoppen en bevelen over te brengen. Iedeace onvoorzichtigheid in spreken zou fataal kunne», zijn, maar ze hebben zich allemaal sterk en flink gehouden. Toen de nationale revolutie uitbrak moest Pilar vluchten, omdat ze door de rooden gezocht werd; om der een valschen naam, vermomd en met een 'valsch paspoort zwerft ze twee maan den rondten komt in September 1936 in Natio naal Spanje aan. „Is het waar, dat de rooden u de gevaarlijk ste vrouw akin Spanje vonden?" Er verschijnt, een schaduw van een glimlach op het gelaat; van Pilar als ze zegt, dat dat in derdaad in de kranten van Madrid geschreven was. Eigenlijks konden ze me geen grooter com pliment geven, zegt ze dan. „En toen u^v vader nog leefde, sprak uw broer toen wel eens over zijn idealen? En hoe denkt u, dat uw; vader er tegenover zou staan?" ÜCV; aUen „Mijn vader had als eenig ideaal om Spanje groot te maken en voor Spanje te zorgen. Daar sprak hij altijd over. Maar vader zou de Phalanx waarschijnlijk niet begrepen hebben, daarvoor was hij te oud. Als vader nu jong geweest was zou hij ook Phalangist geweest zijn." „En hoe staat de Kerk tegenover de bewe ging?" „In het begin was de geestelijkheid heel ach terdochtig jegens ons, maar nu is het veel be ter. We hebben trouwens onzen eigen geestelij ken adviseur, die ons in alles bijstaat, ons steeds van raad dient en altijd zijn we in volmaakte onderwerping aan de kerkelijke autoriteiten. In het buitenland hebben ze altijd nog een verkeerden indruk van onze beweging. Deze heeft niets te maken met bewegingen uit het buitenland; we zijn in Spanje en voor Spanje en onze beweging wil in wezen niets anders zijn dan katholiek." Nog een tijd zitten we met Pilar te praten; mijn notitieboek ligt al lang opzij en ze vertelt, van haar idealen; van de plannen, die ze heeft, als er eenmaal vrede zal zijn. En dan neem ik afscheid van haar en ga weer mee met mijn eerste leidsvrouwe, die me langs de verschillen de „secties" van de beweging rondvoert. Veel van de meisjes werken nu in de vuur linie, verstellen daar kleeren van de soldaten, wasschen hun goed, of werken als verpleegster op hulpposten. Het leven dat die meisjes daar leiden is vol opoffering en staat volgens de 18 punten van de wet van de Phalanx onder strenge discipline. Deze wet van de Phalanx eischt van haar leden een hooggestemde levensopvatting van godsdienstzin en vaderlandsliefde. Er wordt steeds de nadruk op gelegd dat ze eenvoudig dienen te zijn, dat de taak van een vrouw een verborgen opoffering is en dat ze door den in vloed, dien ze op een man kunnen hebben, hem aan moeten sporen tot edele vaderlandsliefde. Ook achter het front wordt echter door de vrouwelijke Phalangisten gewerkt. Met Kerst mis werd er over heel Spanje een beroep gedaan op de bevolking, om pakjes te sturen naar de soldaten aan het front. De Phalanx kreeg het klaar om honderdduizend pakjes te verzenden. In ieder pakje zat een warme jas, wat sigaren, een worst en chocolade terwijl iedere soldaat nog een brief ontving, waarin hij bedankt werd voor alles, wat hij voor het vaderland deed en waarin hem moed ingesproken werd voor de toekomst. Een instelling, waarmede de vrouwelijke af deeling van de Spaansche Phalanx ook veel goed werk doet is de Broederschap van Stad en Land, welke tot doel heeft het sociaal, religieus en economisch peil van het land op te heffen. Daartoe zijn er nu onder leiding van de Phalanx ai in verschillende centra van het platteland huishoudscholen opgericht voor boe renmeisjes, landbouwcursussen worden gegeven, cursussen voor moeders, zorg voor moeder en kind, enz. Zoolang de oorlog duurt is het natuurlijk niet mogelijk om alle idealen al uit te voeren, maar in het hoofdkwartier van de Phalanx heb ik de kaart van Spanje al gezien, waar zoo vlug mogelijk na den vrede, op alle plaat sen, in samenwerking met daartoe benoemde artsen het werk ter hand zal worden genomen. En zoolang de oorlog nog duurt organiseert de Phalanx vrijwillige hulp voor vróuwen, wier mannen aan het front zijn. Zoo gaan meisjes, die daartoe aparte spoed cursussen hebben gevolgd op het land werken, om de vrouwen in de gelegenheid te stellen, thuis voor het huishouden te zorgen; koeien melken, hooien, oogsten, zaaien, dat alles wordt geheel vrijwillig gedaan. En bndertusschen leeren de phalangisten aan de moeders hoe ze het huishouden beter kun nen voeren, hoe ze beter voor de gezondheid van de kinderen kunnen zorgen, en het thuis gezelliger en prettiger kunnen maken. Daarbij worden de cursussen waarin de meisjes voor deze taak opgeleid worden geheel katholiek en op religieuze basis gege ven. lederen dag v>ordt de H. Mis bijgewoond, en een priester geeft voor het doel aangepaste godsdienstige conferenties. Een andere groote sociale instelling van het nieuwe Spanje, waartoe de phalangisten ook het grootste deel bijdragen is de „Auxilio So cial" de Sociale Hulp. Voorloopig heeft deze organisatie een dubbel doel, n.l. zoo vlug mogelijk hulp brengen na oorlogstoestand in een bepaa'd gebied; en ten tweede overal den haat vernietigen, en den so cialen vrede en rechtvaardigheid herstellen. Nauwelijks is dan ook een stad of een dorp door de nationalen ingenomen, of de groote vrachtauto's van de Auxilio Social rijden bin nen vol levensmiddelen voor de bevolking. Keu kens worden opgesteld en de noodzakelijkste levensbehoeften, waaraan nijpend gebrek is, worden onder de bevolking uitgedeeld. Maar ook in de gebieden achter het front zorgt de Auxilio Social voor de armen. In alle steden en dorpen zijn eetzalen ingericht, waar iederen dag arme kinderen en volwassenen ko men eten. Verschillende van die eetzalen heb ben we bezocht; we zijn er vaak onverwacht maar even binnengestapt. En overal zag het er gezellig en frisch uit, en overal heerscht een prettige geest van vriendelijkheid en op geruimdheid. Nog andere opdrachten heeft de Auxilio So cial, een opvoedkundige, een religieuze en so ciale opdracht, gelijk aan de taak van de Broederschap van Stad en Land. Sinds eenigen tijd is de Auxilio Social een geheel aparte organisatie geworden en staat onder leiding van een andere phalangiste: Mer cedes Sanz Bachiller, die de weduwe is van een vriend van José, die ook door de rooden gefusilleerd is. Gaande van het eene bureau naar het an dere, hoor ik van mijn leidsvrouwe al hetgeen zich onder leiding van vrouwen in het nieuwe Spanje afspeelt. Juist deze beweging van de vrouwelijke Phalanx geeft aan het land weer een heel eigen cachet, geheel verschillend van die landen, waarmede men bij ons zoo gaarne het nieuwe nationale Spanje vergelijkt. En na afloop zitten we nog even in een van de „kloostercellen" na te praten; ik begin eigen lijk tot de overtuiging te komen, dat ik hier een werk zie, dat een groot en typisch modern apostolaat is. Ondertusschen komen er „toevallig" meisjes binnen, die „toevallig" een of andere boodschap hebben en natuurlijk blijven hangen, om dien vreemdeling eens goed op te kunnen nemen. Hun vrouwelijkheid hebben ze in alle geval niet verloren en het duurt niet lang, of ik moet een heel bombardement van vragen beantwoor den over Holland, over kaas dit begrip is in het buitenland essentieel verbonden aan den naam Holland en vooral over wat ze in Holland over hen denken. En dan moet ik vertellen, hoe het in Holland is op het gebied van opvoeding en sociaal werk. Met een zekeren trots hang ik dan voor hun oogen een schildering op van Wit-Gele Krui zen, van sanatoria, van opvoedingsinrichtingen en jeugdbeweging. Hè, daar is nog veel te doen, vinden die meisjes, als ik uitgepraat ben. En dan durf ik niet meer te zeggen, dat er ook bij ons nog Boyd Howett kon een onaangenaam gevoel niet van zich afzetten, toen hij met het zware duikerpak van boord stapte. Er was iets eigen aardigs in den afscheidsblik van Carson ge weest, iets uitdagends, toen hij Leila gemoe delijk en als 't ware veroverend op haar schou ders klopte. Echt Carson, dacht Howett. Het volgend oogenblik sloegen de ultramarijnblau we golven van den Indischen Oceaan boven hem dicht en werden zonder overgang groen als het glas van een wijnflesch, maar lichter en bijna helder als kristal. Enkele minuten later klonk reeds de ironi sche stem van Carson door de microfoon: „Hal lo! Hoe voel je je vandaag in het aquarium, Howett? Zoo in je duikerpak zal je een fijn stukje kauwgummi zijn voor de haaien.... Al les oké tot nog toe?" Een sarcastisch gegichel, toen verstomde het geluid in de microphoon. Howett zonk diepeg, maar zijn gedachten bleven bij de menschen op het schip boven hem. Een vreemd troepje wa ren zij eigenlijk! Hijzelf, half geleerde, half ca meraman, die op den bodem der zee dicht bij de kust van een der kleine eilanden der Nico- baren rondzwierf, om een film te draaien, die de dieren der tropische zee in hun levende om geving moest vertoonen. Verder was er Carson, een realist en avonturier, en Leila Craig, figu rante, die ook wel episoderollen uitbeeldde, een mooie jongedame, in wier aderen dat druppeltje avonturiersbloed stroomde, dat de menschen door de wereld jaagt op wilde jacht naar her senschimmen. De rest van de bemanning van de „Pluto" bestond uit Maleiers. Het koord van het duikerpak viel slap, toen Howett met Zijn voeten den zeebodem raakte. Zijn electrische lantaarn wierp nu een fantas tisch licht door het zeewater. Hij nam het waterdichte filmapparaat uit den gordel van zijn duikerpak. In enkele oogenblikken had de schijn van de lamp talrijke visschen gelokt. Howett hield het apparaat reeds voor zijn gezicht gereed voor de opname, toen de stem van Carson weer in de microphoon klonk. „Ik heb Leila zooeven naar de kust gezonden. Zij moet cocosnoten bij de inboorlingen halen.... wij kunnen nu ongestoord spreken." „Wat wil je nu eigenlijk?" vroeg Howett ver baasd, terwijl hij zijn toestel weer afzette. „Je hebt den laatsten tijd onbehoorlijk veel met Leila geflirt, edele vriend. Laatst zag ik je met haar in een maannacht op het dek. Ro mantisch was dat! Jonge liefde enzoovoort!" De visschen in den lichtkegel van den lan taarn waren opeens onrustig geworden en gin gen er met heele scharen haastig in het duister vandoor. Dit verschijnsel trok de aandacht van Howett en hij zette het apparaat weer in wer king. „Ik moet nu werken, Carson, stoor me niet!" Carsons stem in de microphoon klonk plot seling hard. „De vraag is nu: jij of ik!" Nog altijd stroomden de visschen. haastig voorbij. Steeds meer begon het op een wilde vlucht te lijken. De angst sloeg Howett om het hart bij het vermoeden van een vreeselijk ge vaar. „Hoe bedoel je dat?" vroeg hij scherp. „Ik bedoel, dat dooden nooit de liefdesaffaires der levenden storen," zei Carson sarcastisch. „Het zal een betreurenswaardig ongeluk zijn. De luchtslang zal laten we zeggen over vijf minuten lek worden. Over vijf minuten zal ook de Maleier, die nu met snij het duikappa- raat bedient, juist toevallig in mijn cabine zijn, om sigaretten voor me te halen. Iedereen aan Hjq zag ©en smalle kustsfeoofe en een stip op het water, die geleidelijk grooter werd. Dit ;was stellig een boot, die naar hen toe kwam. Piet zag alweer een- kansje op ontvluchting naderen. Toen het bootje zoo dicht mogelijk genaderd was klommen de mannen uit de cabine en gingen op een der drijvers staan. Ze wraakten Piet om hen te volgen. Terwijl de bestuurder ach terbleef, sprong de ander in de boot. In een te Coevorden gehouden vergadering is besproken het plan van een comité, bestaan de uit de heeren B. Feijen, Ir. A. J. de Vries, Dr. K. A. J. de Vries en Dr. P. J. M. Baudoin, cm te Coevorden een groot nationaal monu ment te stichten, dat in 1948 gereed zal zijn en waarvan de vorm nog niet geheel vaststaat. Men denkt aan een torengebouw, dat onge veer 60 M. hoog zal zijn en op den heganen grond een breedte van 25 M. heeft. Daarin zul len dan diverse hallen worden gemaakt, waar aan een bepaalde bestemming zal worden ge geven. Men wil dat monument het Van Heutz-monument noemen, om daarin te eeren den grooten Van Heutz, die te Coevorden geboren is. Bovendien zullen in de compositie van standbeelden, welke deel zullen uitmaken van dat monument, ook andere vooraanstaan de historische figuren worden geëerd. Men wil dit monument beschouwen als een nationaal vrijheidsmonument, dat onthuld zal kunnen worden op het derde eeuwfeest van den vrede van Munster, waardoor ons land in de rij der mogendheden een eigen plaats kreeg en men meent, dat Coevorden als plaats voor dat monument geschikt is, omdat de Mun- stersche wateren nog steeds bij Coevorden in Nederland komen. Aan de rivier de Vecht, in het Vechteland zal dit nationale monument behooren te komen. luniHiunn itmutwwmwwmutuut MiiummiM boord zal denken, dat het kleine sneedje, dat ik met mijn mes maak, een scheurtje is Niemand zal jou protesten hooren, behalve mis schien een of andere haai, die toevallig pas seert. En haaien zijn stom. Een gemaal plan, vind je niet?" Een oogenblik kreeg Howett het gevoel of hij zijn verstand verloor. Seconden lang kon hij niet meer denken. Haaien! Hij kon het woord niet meer uit zijn hoofd bannen. Nu wist hij opeens ook wat die vlucht van de visschen be- teekende: Haaien! Zijn oogen boorden in de duisternis. Plotse ling schoot een reuzelichaam in den lichtkegel van den lantaarn, een onderdeel van een se conde slechts zag Howett een lichtglanzenden vischbuik. „Carson!" Tegen alle verwachting in klonk Carsons stem dicht aan zijn oor. „Ik heb den Maleier juist weggezonden. Wil je nu je laatste wilsbeschikking maken? Zij zal met de grootste zorgvuldigheid worden uit gevoerd." Weer schoot de haai naar voren en boog nog op het laatste moment af. Howett bukte zich, iedere beweging van het dier met de grootste spanning vol gend. Toen hij zich weer opricht- te, kwam er een merkwaardige Up t HlppCTTJC rust over hem, to heel nuchter overleg, zooals hij nog nooit in zijn leven gekend had. „Je vergist je, Carson," zei hij. .Enkele Ma leiers verstaan uitstekend Engelsch. Ook de man, die met jou het duikapparaat bedient. Laatst heeft Leila mij eens toen hij er bij was gezegd, waar ze een bepaald sieraad bewaarde, en den volgenden dag was het ver dwenen." „Je liegt", siste Carson. „In een toestand als de mijne lieg Je niet meer," zei Howett rustig. „Ik zou alleen niet graag hebben, dat Leila ging trouwen met een man, die vroeg of laat wegens moord voor het gerecht gedaagd zal worden," Een heele minuut lang zweeg Carson. Hij scheen te overleggen. „Als de kerel werkelijk Engelsch verstaat, had hij mij wel van mijn daad probeeren af te houden," zei hij tenslotte onzeker. „Je moet niet vergeten. Carson, dat Maleiers laffe, sluwe kerels zijn. Hij zal je rustig in de val laten loopen. Zulke mannen zullen geen vinger uitsteken, om een blanke te redden, maar wel alles doen om je achterbaks naar den kel der te helpen." Een lang zwijgen. Toen sprak Carson's stem nerveus: „Ik zal je omhoog halen!" Howett herademde, maar nog te vroeg. De haai schoot weer in den lichtkegel, recht op hem af. Howett wierp zich op den grond, de haai schoot vlak ovet hem heen, botste tegen de rots op, maakte een snelle wending en gleed, bijna loodrecht omhoogschietend, in de duisternis terug. Howett voelde de spanning van het koord en weerde af. „Halt! Wacht tot ik het commando tot opha len geef!" „Wat is er?" vroeg Carson verbaasd. „Haaien?" „Ja, een hier beneden en een boven," sprak Howett laconiek. „Je hebt nog een kans, Car son." Hij richtte zich op en wachtte, tegen de rots geleund, op den tweeden aanval van den haai, maar deze scheen door den vergeefschen laat sten aanval afgeschrikt en trok in besluitelooze wending weg. Howett doofde het licht, een maatregel van onvoorzichtigheid, die hij in de verwarring van het dubbele levensgevaar ver geten had. In het ondoorzichtig halfduister wachtte hij, naar het scheen, een eeuwigheid. Toen na geruimen tijd geen nieuwe aanval van den haai meer volgde, gaf hij het teeken tot ophalen. Een half uur later stond hij, verblind door de schittering van de tropische zon, op het dek. Zwijgend, de handen in de zakken begraven, keek Carson toe, hoe Howett van den duikers helm bevrijd werd. „Kwala!" zei Carson opeens in het Engelsch tegen den Maleier, „zeg tegen den kapitein, dat hij een boot voor me gereed maakt." En toen de man hem niet-begrijpend aankeek: „Vooruit! Versta je me niet?" .Natuurlijk niet," merkte Howett laconiek op, „hij verstaat geen woord Engelsch!" verboden) NOOITEen bocht naar links moet u ruim nemen, een bocht naar rechts echter juist kort! Zij lag 0p de'.chaise longue.... met 't fleschje 'h de handhield peinzend den blik erop ge- v'estig(iEneen wreede glimlach trilde 0tïl haar lippenToen geraakte ik plotseling 8eheel buiten mijzelf, 'n Verschrikkelijke woede mij schier met waanzin, liet geen zweem zelfbeheerschóng overNeen, mijn arme laster mocht niet vermoord worden door die.... vrouwhest werktuig van een duivel tooest verdwijnen, opdat zijgeenon- Eeil meer kon stichtenOp het tafeltje naast ii?ar '3® het dolkmes. Bijna zonder te weten wat ,5 heed, liep ik naar het tafeltje.... greep het /C en stiet het haar in de borstZij gaf Seen geluid meerwas onmiddellijk dood ergeef het mijzooals God 't mij, naar ik /_°°P, vergeven zabIk deed het uit liefde tot meesteruit angstwanhoopin ,hhde -woedeIk nam het fleschje uit de j;arid tier doodeijlde ermee terug naar mijn ^erzoozooben ik een moorde- fCes gewordenen toch.... toch was ik en altijd braaf geweest.... In de stem van juffrouw Motika, die aldoor zwakker werd, hoorde men reeds gereutel. Maar nog eens verzamelde de zieltogende met de uiterste inspanning haar laatste krach ten: Het fleschje is daarin die geslotemkast in den muurIk heb er een stukje papier opgeplaktmet een doodskop enhet woord „Vergif" opdat er.... geen ongeluk mee zou gebeurenEn reeds tweemaal isyon Heiden mijkomen opzoeken om het fleschje te hebbenwant zeker vermoedde hij, dat dat ik het bij de gravin moest gevonden heb benna haar doodMaar ik loochende het't Is toch hethet éénig bewijs voor de waarheid van.... mijn woordenhet het éénig middel om.om mijndaad te. verontschuldigen Juffrouw Motika heeft haar bekentenis ten einde gebracht. Hevig ontroerd houden de man nen den blik op haar gevestigd. Haar voorkomen verandert snel, de ademhaling stokt. Ik geloof, dat zij sterft, fluistert Hartlieb graaf Marc in het oor. Zullen we niet vlug den dokter laten halen? Mare knikt, en antwoordt: Ik zal er onmiddellijk voor zorgen. En hij verlaat de kamer. Graaf Klemens is met moeite opgestaan en steekt Hartlieb de hand toe. H zult mij wel verontschuldigen, voor het oogenblik heb ik behoefte aan eenzaamheid Voor Mare verheugt het mij, dat u persoonlijk getuige is geweest van de oplossing van het raadsel van Kronstein. Zeg „Zonnestraaltje" goeden dag voor mij Zwjjgend drukt Hartlieb de hem toegestoken hand, zwijgend verlaat graaf Klemens op zijn beurt de kamer. SLOT Mare bleef niet lang afwezig. Hij en de op perhoutvester keken elkaar met diepe aan doening in de oogen en die blik was zeker wel sprekend genoeg Mare, zeide Hartlieb, beiden moeten wij dankbaar zijn, dat nu alles is opgehelderd, want het raadsel dat nu zijn oplossing gevonden heeft, zou in ieder geval steeds een schaduw op uw geluk en op het geluk van mijn dierbaar kind geworpen hebben Maar nu, vader, geeft u toch zonder tegen zin uw toestemming? Ook zonder de bekentenis van juffrouw Motika zou ik ze gegeven hebben. Want mijn bezoek op Kronstein had geen ander doel dan je mijn toestemming te brengen enje ver giffenis te vragen voor het ongelijk, dat ik je heb aangedaan. Mare, mijn zoon, ik kende je niet van nabij, en ging af op den schijn die tegen je was. Maar Use's liefde voor je heeft mij de oogen geopend. Mare drukte zijn aanstaanden schoonvader blij en dankbaar de hand. Laten we er niet meer over spreken, zei hij. Alles is nu toch in orde. Mag ik, zoodra we hier weg kunnen, met u naar den twen gaan, om het Ilse zelf te vertellen? Ik wilde het je juist vragen. Zij stonden aan het venster en spraken fluis terend. Juffrouw Motika lette niet meer op hen. Zij lag als dood in de kussens en had de oogen gesloten, nu en dan plukten haar uitgemergelde handen aan de deken Vader, zei Mare na een korte pauze en niet zonder eenige verlegenheid, ik moet u nog iets vragen. Als u het goedvindt zullen we voor Ilse verzwijgen om welke reden juffrouw Motika mijn stiefmoeder heeft gedood, 't Zou voor mijn vader al te pijnlijk zijn. Natuurlijk. Ik heb daar zelf al aan gedacht. Waarom zouden we Ilse's reine jonge ziel met die leelijke dingen bezwaren? Wij zullen het .aten voorkomen als had de ongelukkige juffrouw Motika in een plotselingen aanval van verstands verbijstering den moord gepleegd. Mare en Hartlieb sloegen daarna den weg naar den toren in. De oude Anna stond aan den ingang en zette groote oogen op, toen zij de twee heeren zag aankomen. Maar Hartlieb liet haar geen tijd om uiting aan haar verbazing te geven. Wel, Anna, je staat daar als de vrouw van Lot. Als je maar niet in een zoutzuil ver andert! Maak je liever uit de voeten en ga zien, of er in dekeuken en kelder nog iets behoorlijks te vinden is, want over een uur ver wachten we een keurig feestmaal. Begrepen? En waar zijn de meisjes? In de huiskamer. Vijf minuten geleden is Dr. Turba gekomen. Integendeel. Hij moet, hoe eerder hoe beter, van den gelukkigen ommekeer in den stand van zaken op de hoogte worden gebracht. Hartlieb had intusschen de deur van de huis kamer geopend en Mare binnengeduwd. Hallo kleine Ilse! riep hij met zijn zware gebiedende stem. Hier is iemand, die het gekke plan heeft, zich vandaag nog met je te ver loven. Méér hoort Anna niet, maar het is voldoende om voor haar alles begrijpelijk te maken. Zü staat nog een oogenblik stijf van verbazing, maar schiet dan ondanks haar leeftijd als een wezel naar de keuken. Een keurig maal dat wil zeggen: een verlovingsfeest! er staan al vette kippen geplukt tegen Zondag, in den kel der wacht toevallig een kolossale prachtige snoek en een eenvoudige smakelijke taart is zoo gauw gereed! Vlug nog een paar kleinig heden en het zal wel gaan. Wij zullen ons liever niet wagen aan een be schrijving van het tooneeltje dat zich in de huiskamer afspeelde. Turba kijkt Marianne aan. Hij is gekomen om haar en Ilse de onverwachte verloving van Elfi met baron Treuwart te vertellen. Die verloving wordt vandaag op Krannebitten gevierd en men heeft hem opgedragen de familie Hartlieb te gaan uitnoodigen en ze in ieder geval mee te brengen. Maar nu begrijpt hij zelf, dat er van meebren gen geen sprake kan zijn. Vragend en smeekend blijft hij Marianne aankijken. Zij waagt een hoofdknikje maar krijgt een feilen blos..,. Hand in hand komen zij voor den opperhout vester staan. Turba doet officieel zijn aanzoek en Marianne vertelt hoe lang zij het al met elkaar eens waren en dat zij op haar ver langen, besloten hadden er niet van te spreken, voordat Ilse's lot beslist was Hartlieb keek verbluft nu eens zijn dochter dan weer Turba aan. Dusjij óók, Marianne? En daar heb ik den heelen tijd niets van bemerkt! Maar, mijnheer Hartlieb, u weigert toch niet? vraagt Turba smeekend. Weigeren? Jullie stelt mij voor een vol dongen feit. Wat is er aan te do>en? Je bent het eens zeg je, en het heeft er allen schijn van, dat je elkaar werkelijk bemintAlles goed en wel, maar ik vind het niet mooi van je, Marianne dat ook jij er niet tegen opziet, je ouden vader alléén te laten, heelemaal alléén, roept Hartlieb met goedgespeelde verontwaardiging. Papa Och, zwijg maar. Wat moet ik nu aanvan gen, heelemaal alleen in dezen ouden toren? U komt natuurlijk bij ons op Kronstein, papa. In geen geval laten wij u hier alléén, niet waar Ilse? zegt Mare op een toon, die geen tegenspraak duldt. Natuurlijk komt u bij ons wonen! Mijn twee de papa zal niet weinig blij zijn met u te kun nen praten en wandelen als 't soms gebeurt dat Mare en ik geen tijd hebben om ons speciaal met hem bezig te houden

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 11