Saamhoorigheid in en met Indië Naar de Paus keuze jjE DUITSCHE HELD SLECHTE FINANCIËN? Kerkelijk leven Ne ZATERDAG 18 FEBRUARI 1939 OVERZICHT TWEEDE KAMER Indische verrassingen zou Gum, Hik Prinses Juliana helpt Een overgelukkige uitwijkeling GLAZENWASSCHER DOOR DUIZELING OVERVALLEN Omlaag gestort en kort daarop overleden Financiering sociale verzekering Commissie Verrijn Stuart samengesteld VERBODEN LIDMAATSCHAP VAN VEREENIGINGEN UIT DUITSCHE GEVANGENIS ONTVLUCHT Smokkelavontuur van een Ensche- deër, dat nog goed afliep! POGING TOT DOODSLAG OP ZIJN HUISHOUDSTER Vlaag van krankzinnigheid? HET EEUWFEEST VAN DE SPOORWEGEN Uitgifte van speciale postzegels HET GEVAL MET DE „SIBAJAK" Slechts in „aanraking" geweest met oorlogsschip LECTUUR IN OPENBARE LEESZALEN Vragen van Tweede Kamerlid DE INSTORTINGSRAMP TE ROTTERDAM Schadevergoeding door de gemeente Naar de missie Onze Romereis tijdens het con clave 26 Febr.7 Maart Meldt u heden aan! H.M. DE KONINGIN OP HET LOO WILDE STAKING UIT DE STAATSCOURANT Defensie Onderscheidingen Raad van Arbeid Benzinecommissie (Van onzen parlementairen redacteur) DEN HAAG, 17 Februari 1939 Geruimen tijd heelt de verstandhouding zoo- tusschen Nederland en Indië als tusschen dc verschillende volksgroepen binnen de In dische samenleving te wenschen overgelaten daarna ging het een tijd goed; het economisch leven bloeide weer op en de banden met het Moederland werden door verstandige maat delen nauwer toegehaald. Doch komt daar 'hans wéér ommekeer in? Wijst een rede van den heer van Helsdingen in den Volksraad op liet naderen van een verslechtering in de on derlinge verstandhouding? Of komt een zekere Prikkelbaarheid of geprikkeldheid in Indië ten. Aanzien van Nederland enkel voort uit een Stoeiende ongerustheid in het Overzeesche ge lest eensdeels over den economischen toestand die weer zéér onzeker is en steeds slechter dreigt worden en anderdeels over den internatio- baal-poiitieken toestand, die al héél weinig rooskleurigs biedt? Indien dit zoo is, dan moet vooreerst uitge broken worden de heer Joekes (V.D.) deed dit vandaag bij de voortgezette behandeling van de Indische Begrooting dat Nederland niet ®Ueen geen duimbreed grond van zijn koloniën d afstaan, doch zich zelfs bü een hérverdee- lifig van het koloniaal bezit niet betrokken acht iets wat zelfs de heer Woudenberg INSB) ondersteunde. En dan moet vervolgens ingedrongen worden op het spoedig bekend Maken van de welvaartsplannen, die de Regee ring na het rapport der heeren Hart, Kaag en dt Waard overweegt. Doch niet alleen dat. Alles moet erop gezet borden, dat de saamhoorigheid zoowel met, als 'd Indië worde bevorderd. Daartoe moet. aldus d6 heer Joekes, de voorstelling alsof in Neder- 'ahcl de partijstrijd een zekere machteloosheid bu scheppen, waaruit geen sterk, eendrachtig 'Mstuur tegenover Indië kan groeien, ten stei lste worden tegengesproken. Het tegendeel is d^ar. zeker: er bestaan verschillen van op. it ting, doch die verschillen zijn niet zóó groot, dat zij tot een strijd uitgroeien. Integendeel, M.i worden steeds geringer. Men wordt, waar Men vroeger radicaal was, steeds gematigder, 2l-i het dan waarschijnlijk slechts tijdelijk, ge- 'ilk de communisten, die eensklaps defensie- bhhangers werden. Elders groeit men naar el kander toe. De heer Joekes gaf bijvoorbeeld Nadrukkelijk ingenomenheid te kennen met het v°ornemen van den minister in de naaste toe komst een schrapping van art. 177 van het In- d'sch Regeeringsreglement, dat de prediking van den godsdienst aan toestemming van het Godsbestuur bindt aan de Kamer voor te stel- Gh. Natuurlijk hield de Vrijzinnig-Democrati- Sche leider vast aan een zekere repressieve c°htróle van het burgerlijk landsbestuur op de k°dsdienstpredikers voor zoover deze de open- kare orde in gevaar kunnen brengen. Doch de ^diking aan een voorafgaande toestemming Mden dat niet meer. ktoo hoopt hij ook, dat de Indische groepen kaar elkander toe zullen groeien en dat de peering paal en perk zal weten te stellen aan e actie dergenen, die een dergelijke toenade- Wtle in den weg staan. De communisten zijn rboden, doch de evenzeer wantrouwen tegen Nederlandsch bestuur zaaiende nationaal- ^oiahsten blijven de volle vrijheid genieten, kh een ambtenarenverbod is de heer Joekes voorstander, doch hij zou de Indische Re nting wél op het hart willen binden haar kat: '"Waal-socialistische ambtenaren eens goed ""aQi'ow/iaiwtiöoiiv duiuicndicn cello toetsen op hun betrouwbaarheid en hij k de hoogere ambtenaren verboden willen gesties te stellen, die op eenige wijze in- Mhming of sympathie jegens deze beweging 7ea suggereeren. De beweging is te gevaar. voor Indië. Zij propageert, steunend pp de ach.te der verheerlijking van één ras, denk een, die lijnrecht tegenover de denkbeelden Welke tot dusverre onze koloniale staat- ^kde beheerschen en haar in de toekomst ®®ten blijven beheerschen. Uti 6t 2110(1 er ten aanzien van de Indische po- e haar uit, dat de toenadering der partijen et Nederlandsche parlement heel wat eer- en vollediger zal worden bereikt, dan ten I ien van menig punt, de vaderlandsche po- lek betreffende. Zelf «s op het terrein der financiën I heer Wagenaar (AH.) heeft gisteren dit netelige vraagstuk de spits afgebeten. In den strengen zin van: een sluitend budget, daar voor wijke alles. Eén lid viel hem slechts bij: de heer Rutgers van Rozenburg (C.H.) Doch van andere zijde, met name van de heeren van Gelderen (SDAP) en Teulings (R.K.) kreeg hij heel wat te hooren! Ongetwijfeld, betoogde de heer Teulings, de Indische begrooting heeft een tekort en de In dische schuld liep sinds 1914 aanzienlijk op. Doch men neme dat niet te tragisch. Het te kort van 1938 was grooter dan het thans voor 1939 geraamde; de schuld is inderdaad opge- loopen, zij stond in 1914 op 105 en thans op 1351 millioen, doch zij stond onmiddellijk na den wereldoorlog, in 1918, op 1303 millioen, in 1934 op 1511 millioen en sindsdien is er on danks alles weer 160 millioen afgelost; bij het aflossingspercentage van thans zou de schuld binnen 33 jaar geheel zijn afgelost; dat is in een sneller tempo dan zélfs de heer van Door- ninck, oud-thesaurier-generaal, voor Neder land noodzakelijk acht. En hebben wij sinds 1914 niet aanzienlijke kapitalen in den vorm van wegen, spoorwegen, vliegvelden, electrici- teitswerken, woningen, scholen en ziekenhuizen verkregen? Wat wil men, wat wil de heer Wa genaar nog meer? Of nog beter: wat willen de critici op het budget, wat willen de heeren Wagenaar en Rutgers dén? De moeilijke toestand waarin de Indische financiën verkeeren vindt zijn oorsprong hoofdzakelijk in drie omstandigheden: 1. In de noodzakelijkheid om de kosten der defensie omhoog te brengen. Moet daaraan worden getornd? 2. In het bloote feit, dat de prijzen het laat ste jaar stegen en dienovereenkomstig niet al leen méér aan materialen moest worden uit gegeven, maar ook de salarissen, wilde men da billijkheid blijven betrachten, na de devalua tie waren de salarissen tóch al onredelijk laag. aldus de heer Joekes dienden te worden herzien. 3. In de eischen, die verschillende nieuwe behoeften aan het budget stellen. Voor zoover ciie behoeften liggen op het terrein van onder wijs en volksgezondheid hebben zij bij niemand in de Kamer bestrijding gevonden. Voor zoo ver zij liggen op het terrein van bestuur en politie zou de heer Teulings ze niet gaarne te rugdringen. De goede uitoefening van de pri maire bestuurstaak en de handhaving van openbare orde, rust en rechtszekerheid moeten in Indië welhaast van nog grooter be lang worden geacht dan in ons eigen land. Men bedenke dat vreemden daarop toezien en er argumenten aan kunnen ontleenen, die tot allesbehalve aangename consequenties leiden Wéér moet dén aangepast worden? Neen; het beleid in Indië is voorzichtig geeft zich niet over aan gemakkelijke somber heid, die van het standpunt uitgaat, dat mee vallers nooit kwalijk worden genomen en ge niet vrijwel algemeen instemming in de Kamer. Niet zoo de imperiale samenwerkings-idee van den heer van Poll. Dr. van Gelderen (S.D.A.P.) gunt hem graag zijn idee, maar veel heil ziet hij er nog steeds niet in. De feiten stellen den heer van Poj] slechts schijnbaar in het gelijk. Nederland heeft inderdaad véél meer dan enkele jaren geleden ingevoerd uit Indië, doch hoeveel van dien invoer was bestemd om weer naar andere landen te worden doorgezonden. In de 100 mil lioen, door den heer van Poll genoemd, zat 32 millioen alleen aan tin-erts, dat van hier uit riaar de tinverwerkende landen dóórgaat. Ka- pitaal-investeeringen zijn mogelijk, misschien wel meer dan op dit oogenblik plaats hebben, doch men vergete niet, dat de bedrijven, die daartoe geschikte winstmogelijkheden bieden, in den regel niet veel aan loon en andere ba ten voor de Indische samenleving afwerpen. En tenslotte: de heer van Poll meende door een investeering pp groote schaal, door middel van een welvaartsplan de koopkracht van de bevolking met 5 cents per hoofd te kunnen doen stijgen en daardoor een totale vermeerde ring van koopkracht te verkrijgen van 1250 millioen per jaar over heel Indië. Is dat niet een weinig overdreven, vroeg de heer van Ges- deren. De heele export van Indië bedraagt op het oogenblik 700 millioen; de industrie heeft een totaal-productie van 250 millioen; de land bouw eene van 400 500 millioen. Een wel vaartsplan volgens den heer van Poll zou dus een verdubbeling van het productieve vermo gen tengevolge hebben. Grappig: de katholiek, die altijd de crisis heeft af geleid uit een over-investeering van kapitaal in de wereld, bepleit een investeering op groot? schaal in Indië; en de sociaal-democraat gelooft eensklaps niet meer aan de koopkracht-theorie, pardon het koopkracht-„beginsel" waar de Plannelin- gen-van-den-arbeid zoo mee wegloopen. Indische verrassingen. Het te Boedapest verschijnende dagblad Esti Kurir van 15 Februari zet, volgens den corr van het „Rott. Nieuwsblad" aldaar, zün lezers een aardig verhaal voor, waarin verteld wordt hoe* Prinses Juliana dezer dagen een gezin in Hongarije geholpen heeft, dat zich onder den druk der hedendaagsche omstandigheden ge noodzaakt ziet dit land te verlaten. In de stad Debrecen woont zekere Alajos Siegfried, die een betrekking had als ambtenaar in een particuliere onderneming. Daar hij niet „arisch" is, verloor hij zijn werk. Hij is getrouwd en bezit slechts één kind, een meisje, oat ver leden jaar op precies denzelfden dag geboren werd als onze Prinses Beatrix. Alajos Siegfried waagde het, een brief aan Prinses Juliana te schrijven, waarin hij haar de moeilijkheden uiteenzette, waarin hij en zijn familie thans verkeeren. Prinses Juliana liet hem antwoord toekomen. Zij deed hem drie scheepsbiljetten toesturen voor een reis naar Nederlandsch Oost-Indië. waarbij zich tevens de papieren bevonden, die hem en zijn familie het recht geven in Insulin- de te landen. Bovendien bevonden zich in den brief een Chèque van f 600 en een aanbevelings brief voor de autoriteiten in Indië. In den brief stond verder, dat Prinses Juliana hem en zijn gezin veel geluk voor de toekomst toewenscht en dat zij het op prijs zou stellen, wanneer de familie, wanneer zü naar Indië reis de, haar eens in Nederland kwam bezoeken, daar zij het kindje eens graag wilde zien. Men kan zich voorstellen, hoe dolgelukkig het gezin en Debrecen is en hoe opgetogen men in Hongarije is over deze edelmoedige daad van onze troonopvolgster, die hier vooral sedert haar bezoek aan Boedapest tijdens haar huwe lijksreis toch al zoo buitengewoon populair is) Vrijdagmiddag te ruim zes uur is de glazen- wasscher A. J. Hoogenes, die bezig was met het wasschen van een pui van een winkelhuis te Lisse, door een duizeling overvallen, met het gevolg, dat hij van een hoogte van zes meter van de ladder stortte. Met ernstige verwon dingen werd de ongelukkige de garage van de Protestantsche coöperatieve vereeniging bin nengedragen, waar hem nog de H. H. Sacra menten der Stervenden konden worden toege diend. Een kwartier na het ongeluk is de gla- zenwasseher bezweken. Bij Koninklijk Besluit van 9 Februari 1939 is ingesteld een commissie met de opdracht, zich daarbij stellende on het standpunt der onverkorte handhaving van het beginsel der verplichte verzekering, te adviseeren om trent* a. een regeling van de financiering der overheidsverplichtingen, verband houdende met de verplichte invaliditeits- en ouder- oomsverzekering en met de vrijwillige ouder- domsverzekering, na het expireeren van de thans geldende wettelijke regelen omtrent die financiering; b. de wenschelijkheid om, voor zoover het betreft de self-supporting invaliditeits- en ouderöomsverzekering, wijziging te brengen in het stelsel van kapitaaldekking van ver zekeringsaanspraken, zooals dit thans geldt. Tot lid en voorzitter dier commissie werd be noemd prof. dr. G. M. Verrijn Stuart, hoog leeraar aan de rijksuniversiteit te Utrecht,en tot leden: mr. dr. J. van Bruggen, lid van de Verzekeringskamer :mr. dr. H. L. v. Duyl, voor zitter van het bestuur der rijksverzekeringsbank; mr. H. W. Groeneveld, hoofd der afdeeling ar beidersverzekering bij het departement van So ciale Zaken; dr. A. O. Holwerda, lid van de di rectie der Nationale Levensverzekeringsbank; dr. G. W. M. Huysmans, te Eindhoven, directeur der Coöperatieve Centrale Boerenleenbank; drs, H. L. Jansen, Mauritskade 23, 's-Gravenhage; B J. de Leeuw, thesaurier-generaal bij het depar tement van Financiën; K. Lindner, wiskundig adviseur der Rijksverzekeringsbank; mr. W. M. J. van Lutterveld, secretaris van den centralen beleggingsraad; F. S. Noordhof f, bestuurder van het Nederlandsch Verbond van Vakvereenigin- gen; H. M. Roos, voorzitter van de Nederland sche Vakcentrale; mr. dr. A. A. van Rhijn, se cretaris-generaal van het departement van Eco nomische Zaken; L. H. van 't Sant, oud-voor- z'.tter van de Verzekeringskamer; J. A. Schutte, secretaris-penningmeester van het RK. Werk liedenverbond; D. Stapelkamp, voorzitter van het Christelijk Nationaal Vakverbond in Ne derland; W. H. Vliegen, oud-lid der Staten- Generaal; C, Visser, accountant te 's-Graven hage; dr. E. B. F. F. baron Wittert van Hoog land, voorzitter van de Vereeniging van Raden van Arbeid; mr. F. B. W. Wobbe, directeur van het Algemeen Mijnwerkers Fonds. Aan de commissie is als secretaris toegevoegd dr. C. Campagne, referendaris bij de Rijksver zekeringsbank te Amsterdam. Tot nu toe was de wijziging, bij. Kon. Besl. van 1 September 1938 (Stsbl. 351), aangebracht in het Algemeen Rijks-Ambtenarenreglement, met betrekking tot de mogelijkheid om eervol ontslag te verleenen, in geval de betrokken amb tenaar lid is van een bepaalde vereeniging, niet van toepassing verklaard op leeraren bij het De dertigjarige Nederlander v. R., woonach tig te Enschede, is er Donderdagavond op avontuurlijke wijze in geslaagd, uit de gevan genis te Gronau te ontvluchten. R. werd Dinsdagavond laat in het Duitsche grensgebied nabij Glanerbrug door Duitsche douane-beambten aangehouden. Hij was teen in het bezit van goederen, welke hij in Gronau had gekocht en welke hij naar ons land wilde smokkelen. De Duitsche beambten namen v. R. mee naar Gronau, waar nagegaan werd, waar de goederen waren gekocht. Men ontdekte zoo, dat v. R. ze met Duitsch papiergeld had be taald, hetwelk hij uit Enschede had meege nomen. Daardoor had hij de Duitsche deviezen- bepalingen overschreden en werd opgesloten in de gevangenis van het „Amtsgericht" aan de Epenerstrasse. Wetende dat hem een zware straf wachtte, peinsde v. R. op middelen om te ontvluchten. Donderdagavond vroeg hij aan eenbe waker, om in zijn cel te komen, omdat de kachelpijp, die voor verwarming door de cei loopt, zoo rookte. De bewaker ging de pijp controleeren en meteen greep v. R. hem aan. Hij duwde hem heelemaal in de cel, vloog er zelf uit, sloot den grendel en ging aan den haal. Hij moest echter nog twee gesloten deuren passeeren. Gelukkig voor hem staken de sleutels nog in het slot. Op straat gekomen greep v. R. een fiets en rende er mee in de richting van de grens bij Glane. Den grensovergang bewaakt ziende, reed hij op een boerenerf toe, liet daar de fiets in den steek en bereikte, na door twee beken te zijn gewaad, Nederlandsch gebied. Doornat kwam hij in een winkel te Glane terecht, waar hij een taxi opbelde, die hem naar Enschede en naar huis bracht. Met het smokkelen zal het voorloopig voor v. R. wel gedaan zijn, terwijl hij het grondgebied aan de andere zijde van de grens ook wel als „taboe" zal beschouwen. Vrijdagmiddag had zich voor de Rotterdam- sche rechtbank de 40-jarige koopman J. B. uit Hillegersberg te verantwoorden wegens poging tot doodslag. Reeds geruimen tijd leefde J. B., die gedeti neerd was, met zijn huishoudster M. Schnit- tert op gespannen voet. Zij was reeds meer dan tien jaar bij hem in Hillegersberg werk zaam. Over het feit, dat zij zou gaan vertrek ken, had verdachte zich dermate opgewonden, dat hij haar op den morgen van den 12en Mei 1938 plotseling aanviel toen zij bezig was het entbijt gereed te maken. De vrouw werd zeer ernstig verwond. De psychiatrice, dr. Meima, die verdachte in de inrichting Maasoord eenigen tijd onder be handeling had, verklaarde, dat het niet uit gesloten was, dat verdachte in een vlaag van krankzinnigheid had gehandeld. Het O. 'M., waargenomen door mr. Reumer, gaf een resumé van het gebeurde en merkte op, dat verdachte enkele malen verklaard had, dat het zijn bedoeling geweest was mej. Schnit- tert te dooden. De rechtbank mag niet te voor barig zijn met het volgen van rapporten van psychiaters, daar de psychiatrie nog in de kin derschoenen staat. Toch wilde het O. M. wel het rapport van de doctoren in aanmerking nemen en eischte daarom ontslag van rechtsvervolging met ter beschikking stelling van de regeering. De verdediger, mr. J. Winkel, bepleitte een voorwaardelijke ter beschikking stelling. Rijksonderwijs. Thans zijn afgekondigd de Staatsbladen 361, 362 en 363, tot wijziging van het Ambtenarenreglement van Rijks-hoogere burgerscholen, Rijkskweekscholen en Rijksleer scholen, benevens Rijks lagere scholen, waardoor de bovenbedoelde bepaling ook van kracht wordt op de leerkrachten, aan genoemde Rijksonder wijsinrichtingen verbonden. Aan de vorenbedoelde onderwijskrachten kan nu eervol ontslag worden verleend, indien uit hun gedrégingen van een zoodanige gezindheid blijkt, dat geen voldoende waarborg aanwezig is, dat zij hun plicht als ambtenaar onder alle omstandigheden getrouwelijk zullen volbrengen. Een gedraging als vorenbedoeld is o.m. aanwe zig, wanneer een dusdanige leerkracht lid is van een vereeniging, waarvan de voorzitter van den Raad van Ministers verklaard heeft, dat zü om de doeleinden, die zij nastreeft of de middelen die zij aanwendt, de behoorlijke vervulling van zün plicht als ambtenaar in gevaar kan brengen of schaden, of wanneer hij op eenigerlei wijze medewerking of steun verleent aan een zoodani ge vereeniging of van haar uitgaande actie. Naar wij vernemen, heeft het hoofdbestuur van de P.T.T. besloten om in verband met het eeuwfeest der Nederlandsche Spoorwegen her denkingszegels uit te geven. Het staat evenwel nog niet vast, wanneer deze postzegels in omloop zullen worden gebracht. Omtrent de berichten, als zou de „Sibajak" van den Rott. Lloyd in aanvaring zijn gekomen met een Britschen torpedoboot jager, vernemen wü nader, dat Lloyds Casualty List hiervan slechts vermeldt, dat de „Sibajak'-' met een Britsch oorlogsvaartuig in aanraking is ge komen. Waar de gezagvoerder nofmaal het vererek van de „Sibajak" uit Gibraltar heeft gemeld en tot Vrüdag in den namiddag bij de reederij van den gezagvoerder geen nadere berichten hieromtrent zijn binnengekomen, moet worden aangenomen, dat bij deze aanraking aan geen van beide vaartuigen noemenswaardige schade is toegebracht. Het Tweede Kamerlid, de heer Van der Zaal, (R.K.), heeft aan den minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gevraagd of het den minister bekend is, dat in een rede, uitgesproken op de jaarvergadering -der Staatkundig Gerefor meerde Partij op 8 Februari 1939 te Utrecht, is gezegd, dat tonnen gouds worden uitgegeven o.a. „voor openbare leeszalen, die dag aan dag de meest Godonteerende en zedenverwoestende lec tuur onder het volk brengen?" Hebben den minister van eenigerlei züde me- dedeelingen te dezer zake bereikt? Is bij het onderzoek gebleken, dat inderdaad misstanden bestaan, en welke maatregelen stelt de minister zich dan voor in dit opzicht te nemen? De Rotterdamsche Rechtbank heeft uit spraak gedaan in een geding tegen de gemeen te Rotterdam in verband met de instortings ramp aan de Valkensteeg aldaar. De rechtbank vereenigde zich met de over eenkomst, die de raadslieden van de wed. J. M. Kok-Den Dunnen en van de gemeente Rot terdam getroffen hebben, en waarbü de wedu we Kok tot aan haar dood of eventueel her trouwen een uitkeering wordt toegekend var dertig gulden per week en aan haar vijfjarig zoontje tot aan zijn meerderjarigheid 6.50 per week. benevens een vergoeding voor „ge delgde levensvreugde" van 50. De gemeente is ook veroordeeld tot betaling van het geding. De Zn. E. pater B. Visbeek, overste van het Missiehuis der paters van den H. Geest te Gen nep, vertrekt 22 Februari naar de missie in Congo, tot het stichten van een nieuwen missie post. We herinneren er onze lezers aan, dat 22 Februari de termijn sluit voor deelname aan onze reis naar het Con clave te Rome, ter bijwoning van de historische dagen der Pauskeuze. Om teleurstelling te voorkomen bij de komst van duizenden vreemdelingen in de Eeuwige Stad, is het gewenscht zich zoo spoedig mogelijk op te ge ven teneinde van logies en pension verzekerd te zijnl De prijs is f 135 voor tweede klasse trein en logies met volledig pension in goede hotels, of wel f 85 voor derde klssse trein met logies en pension in instituten. Wenseht men te Rome een kamer alleen, dan wordt een toeslag van f5 betaald. Dranken bü de maaltijden zijn niet in het pension inbegrepen. Het vertrek is bepaald op Zondag 26 Fe bruari. Gereisd wordt over München via de Erennergrens. Aankomst te Rome Dinsdag 28 Februari. Van 28 Februari tot 6 Maart verblüf te Rome met verschillende autocarritten We hopen de eerste zegening va,n den nieuwen Paus „Urbi et Orbi" te kunnen büwonen Het vertrek uit Rome is op 6 Maart bepaald De terugreis gaat over München. Dinsdagavond 7 Maart is men in Nederland terug. Alleen katholieken kunnen aan deze unieke reis deelnemen. Men heeft een paspoort noodig. Aanmeldingen met overmaking der reissom worden tot uiterlük 22 Februari aangenomen bij: a. Alle kantoren der „Vereenigde Katholieke Pers" en haar hoofdkantoor 't Kasteel van Aemstel, N.Z. Voorburgwal 65-73, Amsterdam, Telefoon 46878, Postgiro 22884. b. Centraal Bureau der „Nederlandsche Reis- vereeniging voor Katholieken", Heerengracht 215, Amsterdam, Telef. 45817, Postgiro 155666. c. Bureaux der C.I.T. Nederland N.V., te Am sterdam; Leidschestraat 89—93, Telefoon 30561, Postrekening 285818 en Den Haag: Plaats 23, Telefoon 116800, Postrekening 322317. Nederland mag in de dagen van het Conclave te Rome niet ontbreken! Vrijdagmiddag om 5 uur is H.M. de Koningin per auto uit de Residentie naar het Loo vertrok- Uen, alwaar Zij om kwart over zeven arriveerde. Te Helmond zijn in de textielfabrieken der N.V. Prinzen en Van Glabbeek en de N.V. J. A. Raymakers twee wilde stakingen uitge broken, waarbü in het geheel circa tachtig arbeiders zü'n betrokken. Zoowel de directies der betrokken bedrijven als de werknemersorganisatie nemen voorloopig een afwachtende houding aan. Met ingang van 1 Maart 1939 is op het daar toe door hem gedaan verzoek, aan den eerste- luitenant J. K. Sjoer, van het regiment kust- artillerie, eervol ontslag verleend uit den mili tairen dienst en bü het staatsbedrijf der artil lerie-inrichtingen in vasten dienst benoemd tot afdeelingschef. Aan de na te noemen personen ls verlof ver leend tot het aannemen van de achter hun namen vermelde vreemde eereteekenen* prof. dr. ir. H. C. J. H. Gelissen, te Maastricht, groot officier der orde van het Zuiderkruis van Bra zilië; mr. H. van den Bergh te Amsterdam, ridder der orde van de Kroon van Italië; A. J. H. Vervoort te Eindhoven, ridder der orde van St. Gregorius den Grooten van denH. Stoel; W. Engelberts te Arnhem, ridder der orde van de Kroon van België en is aan dr. C. D. J. Brandt te Utrecht verlof verleend tot het aannemen van de benoeming door de regeering der Fran- sche republiek tot officier d'Académie. Benoemd is tot werkgever-lid van den Raad van Arbeid*te Dordrecht, J. Heerema te Dord recht. Benoemd is tot lid van de benzine-commissie 1927 de heer ir. N. C. Winkel, hoofdinspecteur van den Arbeid te 's Gravenhage. /°man van Enrica von Handel-Mazzetti Mkei Hulle kwam aanstormen. „Qu'on ren- kfotwS '®unes gens; je ne veux pas de ces im- zi vf'" keval de vorst- Maar beneden verhie- '°ovp heldere jongensstemmen reeds, en Ml ?n,renrï klonk het volkslied, begeleid door Veren klank der luiten: ■>Gott! Erhalte Franz, den Kaiser unsern guten Kaiser Franz! hange lebe Franz, der Kaiser h des Glückes hellstem Glans hm erblühen Lorbeerreiser o er geht zum Ruhmeskranz; °tt! Erhalte Franz den Kaiser hsern guten Kaizer Franz." 5>-A.1s $Ml wisten hoeveel leed zij mü doen, zou- n53 stonrt zingen" mompelde de aartshertog, v er Ziin gen den bidstoel geleund en streek vt.,.? Voorhoofd, dat diepe, smartelijke groe- üe toonde. w0i<3, J?riester zei smeekend: „Keizerlüke hoog- le starimenschen zii" van goeden wil! De ge- d herademt en voelt zich weer veilig na lange, bange maanden; wat het hart van hun beschermer doorstaat, bevroeden die menschen immers niet Op hetzelfde oogenblik verscheen de kamerdie naar weer. „Que Votre Altesse excuse; ces jeunes gens prétendent ne pas comprendre, puisque je ne parle leur patois ,,'t Is goed, gaWaarom zouden zij niet zingen; ter wille van het volk is het immers ge schied,' sprak de vorst bitter. Hü ging terug naar zün werkkamer, wenkte den priester en vroeg hem: „En het kind?U zei, dat het bü zijn dood tegenwoordig was." „Het kind, keizerlijke hoogheid, ja, dat was wonderbaarlijk. Het kwam op het oogenblik, dat het signaal „vuur!" geblazen werd, van de wal len afgehold en snelde naar den neergeschoten vader, zonder acht te slaan op de officieren en de weermacht, die met gevelde bajonetten het executie-terrein omgaf. In de armen van 't on schuldig kind bloedde de ongelukkige dood." Karl glimlachte. Hij nam den ring van Na poleon weer in de hand en zei stil voor zich heen: „Het heldendom zit in het bloed. Den eenen heb ik gedood, de andere verrüst." .Beneden jubelde steeds krachtiger de begees terde jeugd: „Aus dem gleichen Stamm entsprossen, Von dem Gleichen Geist beseelt, Stehst du herrlich, glanzumflossen. Karl von Aspern, Oestreichs Held! Wehr es nicht, dasz wir dich feiem; Soil's der Braut versaget sein, Ihrem Liebsten zu beteuern; Freund, mein Herz ist ewig dein"? „Ze improviseeren," zei Sedlaczek. „Luistert uwe keizerlijke hoogheid? Een variatie op het volkslied, een bewijs van den aard der stemming, die onder het volk heerscht." „Vertel mij nog over den knaap," onderbrak de aartshertog hem. „De vader vertrouwde mü den armen kleine toe. Hij hield van zijn kinde ren. Zijn vertrouwen op mij zal niet beschaamd worden." „Keizerlijke hoogheid, deze knaap, de non nen hebben hem den Herman van de heilige Elisabeth genoemd, is werkelijk een buitenge woon kind. Een uur na zijn vader ziet het zijn moedertje sterven, huilt niet en klaagt niet, maar troost haar met lieve woorden. Een zoet visioen van de hemelsche zaligheid, door het kind met zijn' naïeve woorden haar voor oogen getooverd, omzweefde hare reine ziel, toen zü stierf." De guitaren tokkelden, de jeugdige Weeners zongen hun hoogste lied; aller oogen wachtten op den hoogen gast dien zü verafgoden. Zal hü zich voor het venster vertoonen? Waarom komt hü niet? „Kind, als ik je met mijn jongen te zamen kon zien opgroeien, als ik mijn hand op .ie hoofd kon leggen! Mijn kind!" mompelde de vorst. „Een ander zal het tooverwoord spreken, dat je hart voor hem wint een ander zal je trot- schen, prachtigen vader voor je vervangen.... ik mag niet. ik ben bevlekt met z'n bloed.,.." Hij mijmerde stil verder. Toen zei hü tot den pries ter: „Ik zal voor den knaap de beste school van Oostenrijk kiezen; het dochtertje is bü de Ursu- linen onder moederlijke zorgKremsmünster is heel goed, Melk is ook goed; Seitenstetten Ja ik weet 't het Theresianum is nog beter. Maar neen daarheen niet. Peccaduc verachtte den schuldigen vader, hü is gekomen om hem te zien sterven. Hü zal het teere engelenhandje niet in zün koele harde hand nemen. Hü niet. Ik wil 't niet." Onder de vensters jubelden de studenten de kinderen juichten. Het rumoer drong door tot de kamer van den vorst de oorzaak van de vreugde van dit volk terwül hij zelf toch diep bedroefd is. De begeestering werd grooter: „Reiche werden und vergehen; Goldener Tag folt schwere Nacht, Nimmer soil in Nacht verwehen, Was für Oestreich Karl vollbracht. Wer ihn liebt, der soil geliebet, Wer ihn schmaht, verschmahet sein; Karl! Dich liebt, wer Oestreich liebet; Oestreichs Herz bleit ewig dein." Duizenden wondere vogels schenen op te vler ken, met hun gouden snavels pikten zü tegen de hardnekkig gesloten vensters, de jeugd daar be neden verdrong zich en riep: „Generaal! Veld maarschalk! Aartshertog Karl!" Zoo fanatiek werd hun geroep, het verminder de niet, doch nam als een gouden stortvloed steeds toe. dat de priester het waagde, den vorst, die diep in gedachten verzonken heen en weer schreed, op diens uniformmouw te tikken en te vragen: „Wil uwe keizerlüke hoogheid die men schen de vreugde niet bereiden om een enkel oogenblik voor het venster te verschijnen?" „Hebben ze nog nimmer een vermoeiden grij zen man gezien?" vroeg de aartshertog. „Keizerlüke hoogheid, hun wensch is de spon tane uitdrukking van hun liefde, en u hebt zelf gezegd, in de liefde is de waarheid," antwoordde Sedlaczek. Karl keek hem met een ironisch lachje aan, dat echter den lijdenden trek niet kon uitwis- schen: „Weet u dan, of dit liefde is?" Hij trad echter voor het venster, opende het en keek naar beneden. Op dat moment ruischte, als een ten hemel zwellende branding, de dronken begeestering van Jong-Weenen naar den veraf goden vorst omhoog. Hü trad echter weer terug, langzaam liep hij op en neer en sprak geen woord. Buiten donderden de jubelsalvo's als kanon schoten uit de onvermoeide kelen der geestdrif tige knapen. „Is het kind nu nog bij de zusters van St. Elisabeth?" vroeg de aartshertog, opziende uit diepe gedachten. „Het beste tehuis nu, voor het doodelük verwonde jonge hart. Hij kan daar eenige dagen blijven, tot ik mijn besluit ge nomen heb." De vorst steunde zijn kin in de holte der rech terhand en verzonk weer in gedachten. De lakei kwam met onhoorbare schreden uit het eetsalon en meldde: „A Votre Altesse ne déplaiseM. Ie général de Peccaduc demande instamment la grace d'etre admis dans la présence de Son Altesse Impé riale." „Faites entrer le général." De aartshertog richtte zijn gebroken en ver ouderde gestalte plotseling stram op. „U hebt mij gezegd, Sedlaczek, dat deze heer de executie heeft bijgewoond" „Zoo is het, keizerlijke hoogheid." Generaal Picot von Peccaduc trad de werk kamer van den aartshertog binnen, zijn anders zoo elastische veerkrachtige tred was gejaagd, zijn gezicht scheen gezwollen van opwinding. „U komt op een zeer ongewoon uur. En?" vroeg aartshertog Karl. „Keizerlijke hoogheid, wil me verontschuldi gen; maar de zaak, waarvoor ik kom, is gewich tig genoeg om te wagen, uwe keizerlijke hoogheid thans te storen." Peccaduc neeg het hoofd licht naar den pries ter met een uitdrukking in zijn oogen, die vroeg „Hebt u me verklikt?" „Ik kom, keizerlijke hoogheid, van een execu- tieveld, en ik ben geneigd te zeggen, ik kom als overwonnene. Uwe keizerlüke hoogheid was groo ter menschenkenner dan ik. De man heeft met een grootsch en eerbiedwekkend einde zijn ver loren leven besloten." (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3