VS PAPA XI Ringen met kruisjes djgSjl Ras en geest DE WERELD ROUWT msm F "T/'m Dank aan den Vredespaus BEKROONDEN MOESTEN LANG WACHTEN ZONDAG 19 FEBRUARI 1939 VAN WEEK WEEK 'S iéWMïl m Nederland op de Parijsche expositie éJM- De prijswinnaars Naar centralisatie van politiediensten? Verschillende afdeelingen naar Den Haag Katholieken moeten voor hun geloof durven Wtkomen. Dit stellen wij met nadruk voorop. Het kan gewenscht, en het kan onder bepaal de omstandigheden zeifs noodzakelijk zijn, dat Mj voor ons geloof uitkomen, hoewel dit voor ons een belangrijke financieele schade ten gevolge heeft. Het is zelfs denkbaar, dat iemand tot heldhaftige geloofsbelijdenis verplicht wordt door de situatie, waarin hij verkeert. Ook moe ten wij het woord van Sint Paulus voor ooger. houden, dat wij te pas of te onpas het gelooi te belijden hebben. Maar dit alles brengt heele- toaal niet mee, dat w'ij verplicht zouden zijn. •net onze overtuiging te koop te loopen. Iemand, die doodgewoon tegenover ons in de tram komt te zitten, behoeft niet bij eersten oogopslag te zien, dat wij katholiek zijn. Dit is hergens goed voor, en dit kan wel ergens ver keerd voor zijn. Nochtans bestaan er streken van ons land, tvaar de katholieke bevolking zich door een of ander kenteeken, b.v. een kleine variant in de Gewestelijke kleederdracht, direct van de pro- testantsche bevolking onderscheidt. Er is, dunkt °ns, geen reden om deze eigenaardigheid af te keuren. Zij is historisch gegroeid, en meestal zij voortgekomen uit een eenvoudige prac- tische behoefte aan onderscheiding. Bij alge •heene feesten kan de katholieke jongen dade lijk zien, of het meisje, dat hij aardig vindt, °ok in godsdienst met hem overeenstemt; een hieuwberoepen dominee en een pas benoemde Pastoor zien op straat bij eersten oogopslag oi ke te doen hebben met een lid hunner gemeen te of parochie, en zoo zijn er meer practische omstandigheden, die in bepaalde streken da ÖUidelijke waarneembaarheid van het verschil tusschen katholiek en protestant rechtvaardi- Êen. In de Nederlandsche folklore is deze waar neembaarheid een teekenend détail. Ze wijst terug naar de tijden, waarin het geloofsver schil de oorzaak was van veel verdeeldheid en Waarin dit verschil zich vaak voordeed binnen fezelfde familie, zoodat het wel belang had te weten, of men een katholieken Verhagen of ®en protestantschen Verhagen tegenover zich had °P een feest of een vergadering, die alle Ver sagens bijeenbracht. Maar al bestaat deze waarneembaarheid, en al heeft zij ook wellicht nog redenen van be staan in sommige gewesten, toch zouden wij Se uitbreiding van dit gebruik niet wallen pro- Pageeren. Waar het nog leeft, moge het blijven 'even als een karakteristieke bijzonderheid. Waar het niet bekend is, behoeft het in onze öa gen niet te worden toegepast. Deze opvatting verdedigen wij tegen een px-o- Paganda-blaadje, waarin het gebruik van spe- o'fiek Roomsche verlovings-ringen wordt aan- lievolen. Op gezag van „vooraanstaande litur- fiistcn" wordt reclame gemaakt voor een uitvin ding, die den zonderlingen naam draagt var. •>mee-biddende ring". Wij schieten niet te kort 'U eerbied jegens de liturgisten, maar iedereen Pie zich op liturgisten beroept, zegt altijd, dat liij zich beroept op „vooraanstaande", liefst op Se „meest vooraanstaande" liturgisten. Mogen Pc achteraan-staande liturgisten ook eens aan liet woord komen? Dan voelen wij ons, als doodgewone kerkgangers, voor wie de litui'gie t°ch haar volle beteekenis heeft, veilig in hun Gezelschap! De vooraanstaande liturgisten, die zoo'n be wondering heeten te koesteren jegens den "öiee-biddende ring", hebben over het vraag stuk van den trouwring niet diep nagedacht heeft de trouwring een plaatsje in de litur gie, hij vindt zelden een plaatsje aan den ring- v'Pger van de vooraanstaande liturgisten, er. "it verklaart wellicht, waarom de „mee-bid dende" ring de goedkeuring van deze liturgis ch althans volgens het propaganda-blaadje! zoo makkelijk verwerven kon. Ziehier, op welke wijze de „mee-biddende fipg" wordt beschreven en aanbevolen: >.Wij zijn zoo gelukkig u te kunnen mededee „CP. dat sinds korten tijd een Roomsche o Cj); dat sinds korten tijd een Roomsche of ristelijke vei-lovingsring, zooals wij ons dien Gedacht hebben, in den handel is gebracht. Wij Wistenen hebben ook hier méér dan de ont- .dristelijkte wei'eld en we dienen dit te benut- IpVi de P door die mooie oude gewoonte weer te gaan "Peren. Deze massieve gouden ring, die aan jj onderzijde half rond is, vertoont aan de qW'enzijde het kruis, hetwelk als het ware met eP ring één onverbrekelijk geheel uitmaakt. „aP weerszijden is een geprofileerd vlak aan- iax waar°P voldoende ruimte is overge- v/pp om aan weerszijden van het sterk op den jWrgrond komende kruis de namen van de 'i'oonheiligen van bruid en bruidegom in Jatters aan te brengen. Weest ook in den (jj °vingstijd belijders. Dit is een zegens-waar- deugd-oefening". het lezen van dezen tekst troffen, ons het beest de woordjes: „in den handel ge- r a c h t". Om de waai-heid te zeggen, geloo- v wij, dat het hier met deze nieuwigheid rPamelijk om gaat. Een slimme juwelier jj *t de vrome gevoelens, die onder het katho- '"'c volk leven, op voordeelige wijze te exploi- Ww v r zijn vernuft, dat hij iets nieuws uitvond, Par- - Wen. Het is uiteraard zijn goed recht, iets tl|'W in den handel te brengen en het pleit jj. r mag hij ook met recht beweren, dat dit Cl|v'P, uit godsdienstig oogpunt, beter is dan 6 bestaande? 'erover bestaat nogal meeningsverschil. (j.^ P verschillende plaatsen is de nieuwe vin- s besproken, o.a. door pater Otten in „H e t j?Ciid" en door pater Verwilst in „Ons t li n tu PCti ■ctie ''Par vatte *1 rgisch Tijdschrift", terwijl de re- van Huwelijk en Huisgezin er in Debruari-nummer een uitstekend samen- 'Pf artikel aan wijdt, waarnaar wij gaarne, de. Piet 'Pter groote instemming, verwijzen. Otten maakt terecht bezwaar tegen li,,, "Pam „mee-biddende" ring. Die naam is W'miijk. Een xing bidt niet mee, en dooi 6en Sew"c'e beeldspraak te gebruiken, W,® wiJ in de oogen van andersdenkenden een V0o/Wd figuur. Zij moeten ons wel aanzien Wn laar soort menschen, wanneer wij aan Hh "cbGd ki-acht zoeken bij te zetten door een 'p j 10 'aten „mee-bidden". Pater Otten ziet ti6 n hieuwen ring hoogstens een „tot devo- tiict°lnVCkkende ring", en keurt het gebruik dus al' PI moedigt hij het ook niet aan. 7X riVZM w* ty/- - a rv' r jf/l/ Pater Verwilst gaat verder. Hij schrijft: „Be gint men nu met een nieuw soort ring in te voeren, dan zullen spoedig andere typen vol gen. Daardoor ontstaat verwai-ring, zoodat men den trouwring niet meer als zoodanig op het eerste gezicht herkent. Dit acht ik voor de hui dige, losse maatschappij een gevaar." Inderdaad: de traditioneele vorm van den gladden ring dient om die reden gehandhaafd, want juist door een onderscheid te scheppen tusschen katholieke trouwringen en algemeene trouwringen, neemt men een belangrijker on derscheid weg, n.l. het zeker zoo gewenschte onderscheid tusschen trouwringen en fantasie- ringen. De redactie van Huwelijk en Huisge zin tenslotte, die de bezwaren van de aange haalde schrijvers deelt, voegt er nog een be zwaar aan toe. Zij oordeelt: „Bij al deze nieu wigheden zit dikwijls een heel ander motief voor dan men aangeeft: dat de zucht naar iets nieuws, naar een soort „mode-snufje" hier, bij sommige dames vooral, geheel vreemd is, geloof ik niet en bij de fabrikanten zullen zakelijke overw'egingen ook wel wat gewicht in de schaal gelegd hebben!" Die meening is dezelfde als de onze, maar wij hebben nog een andere reden om het invoeren van specifiek „Roomsche" verlovingsringen of trouwringen zeker niet toe te juichen. In een land met een gemengde bevolking, zooals Ne derland is, behoeft de katholiek zich niet da delijk door een uitwendig teeken te laten ken nen aan alle andere bewoners. Dit is eenvou dig niet in zijn belang, terwijl het wel in het belang van anderen kan zijn. Wij zouden ons door zulk een kenteeken in een ghetto-positie ïaten dringen. Het is voor ons dan ook de vraag, of de propaganda voor Roomsche trouw ringen wel uitsluitend van katholieken uitgaat. Voor antipapisten en andere tegenwerkers van „Roomsche invloeden" zou het een buiten kansje zijn, wanneer iedere katholiek maar da delijk, en zonder nadere reden, als katholiek kenbaar was. En zou die kenbaarheid zooveel waarde bezitten als verzekering van de deugd? Wij twijfelen eraan. Het kan natuurlijk wei eens voorkomen, maar evenzeer' kan het wel eens gebeuren, dat de kenbaarheid als katho liek de ergernis verhoogt, die iemand geeft. Dat dames als halssieraad, inplaats van een onbenullig dingetje, een kruisje dragen, dat leden van katholieke corporaties het insigne van hun vereeniging op zichtbare wijze aan hun kleeding bevestigen, is uiteraard nuttig en goed, maar dit zijn vrije gebruiken, en niemand kan den dames kwalijk nemen, dat zij hun Kïuisje niet altijd om den hals hebben, noch den vereenigingsleden, dat zij hun insigne wel eens afleggen. Dit staat hun zelf ter beoordeeling, en meestal wordt met deze kenteekenen niet onverstandig omgesprongen. Een trouwring is echter een voorwerp, dat men niet meer aflegt. Dit voorwerp heeft een traditioneelen vorm, die door zijn geslotenheid uitdrukt, dat het hu welijk onverbreekbaar is, zooals hij door het glanzen van het goud de straling der echtelijke liefde verzinnebeeldt. Den gesloten vorm. te ver breken, zelfs door een zoo vroom enbleem als het kruis, strijdt tegen het karakter van den trouwring. Het ligt allerminst in onze bedoeling, te plei ten voor een maatschappelijke achterbakschig- heid met geloofszaken. Er is niets tegen en er is alles voor, dat wij ronduit ons geloof belij den. Maar Wanneer ons niets gevraagd wordt, behoeven wij ons niet op te dringen met iets singuliers. Vandaar, dat de propaganda voor „Roomsche" trouwringen, ook al beroept zij zich, terecht of ten onrechte, op „vooraan staande liturgisten", voor ons totaal niets aan trekkelijks heeft en dat wij verre de voorkeur geven aan den traditioneelen eenvoud en de maatschappelijke bescheidenheid van den ge wonen gladdenring. Deze alleen beantwoordt aan de „mooie oude gewoonte". A. v. D. In het Stedelijk Museum te Amsterdam zijn Zaterdagmiddag de onderscheidingen uitge reikt, die voor de Nederlandsche inzendingen op de internationale tentoonstelling 1937 door de internationale jury werden toegekend De uitreiking geschiedde door den commis saris-generaal, ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk, die ter inleiding verklaarde, dat de bekroonden wel lang hebben moeten wachten op de uit reiking der diploma's doch dat dit zijn oorzaak vond in het zeer omvangrijke werk, dat ver richt moest worden. De tentoonstelling n 1. be stond uit niet minder dan 150 paviljoens. Voor Nederland alleen moesten 229 diploma's worden uitgeschreven en er waren 42 deelnemende lan den. De spelling der vaak moeilijke namen eischte veel tijd en correspondentie. Wat de Nederlandsche inzending in haar ge heel betreft, merkte spr. op, dat wij met een gering bedrag, f 150.000., hebben moeten woe keren. Er bestond een enorme wedloop en ieder wilde zoo groot mogelijk te voorschijn komen. Niettemin heeft onze inzending in het buitenland zeer veel waardeering gevonden en was het oordeel der internationale jury vol lof. Het was dan ook een feit, dat ondanks de beperkte middelen verschillende Nederlandsche afdeelingen goed vertegenwoordigd waren. Dit resultaat heeft de tentoonstellingscommissie te danken aan de deelnemende kunstenaars en industrieelen. Voor Parijs was de nadruk gelegd Op het kunstzinnige, doch de steun der indus- trie was ook noodig. Men kan dankbaar gestemd zijn voor hetgeen de industrie gedaan heeft. Tevens gaf spr. uitdrukking aan de hoop, dat nog meer samenwerking tusschen industrie en kunstenaars bereikt moge worden. Daarbij is spr. niet blind voor het feit, dat die samenwer king natuurlijk een commercieel resultaat moet hebben. Voortgaande uitte spr. woorden van dank aan de internationale jury, dia een buitengewoon zware taak heeft gehad, tengevolge van de uit gestrektheid van het tentoonstellingsterrein en de talrijke inzendingen. De beoordeeling ge schiedde trapsgewijze: Eerst scrak voor elk der 90 klassen een jury haar oordeel uit. Daarna kwamen de jury's der 14 groepen bijeen, welke correcties konden aanbrengen in de beoordee- De Persil-produclen bieden U een leuke nieuwigheid, De Persil-producien helpen Sparen in deez' duren lijd. leder pakje heelt een zegel Spaar en plak die zegels óp Een verzamelkaart, die vól is. Heefl de waarde van een popi Cl. D co «3E&S5 ling der jury's voor de klassen waaruit de be treffende groep ontstond, terwijl ten slotte de jury supérieur de bekroningen definitief vast stelde. Deze zijn in de Fransche Staatscourant gepubliceerd. Voor Nederland hadden in de internationale jury zitting de commissaris-generaal met als zijn plaatsvervanger in de jury supérieur prof. W. van dér Pluym, benevens mej. Erna van Osselen en de heeren: Cai-el J. A. Begeer, prof. J. Bronner, D. Hannema, prof. N. Lansdorp, Joep Nicolas, J. C. Pollones, jhr. W. J. H. B. Sandberg en prof. H. J. Wolter. Tenslotte verklaarde spr. te hopen, dat de diploma's voor de prijswinnaars een aansporing en een steun zouden vormen om hun werk voor: te zetten, waarna hij overging tot het uitreikeu der onderscheidingen. Voor de Nederlandsche inzending waren dooi de internationale jury toegekend 229 diploma's, waarvan: 44 grand prix, 55 diplómes d'hon- neur, 67 gouden medailles, 52 zilveren medail les en 11 bronzen medailles. Grand Prix werden toegekend in de af- deeling: Stedebouw, aan prof. ir. M. J. Granpré Molière en Publieke Werken Amsterdam. Architectuur, aan: ir. J. A. Brinkman en L. C. van der Vlugt, ir. J. H. van den Ftroek, W. M. Dudok en prof. ir. M. J. Granpré Molière, ir. P. Verhagen en A. J. Th. Kok, J. J. P. Oud en ir. A. van der Steur. Schilderkunst aan: Charles Eyck, W. A. van Konijnenburg en Jan Sluyters. Beeldhouwkunst aan: Mari Andriessen en Hildo Krop. Interieur- en meubelkunst; F. A. Eschauzier. Glas in lood aan: pi-of. H. Campendonk. Ceramiek, email en mozaïek aan: B. Nienhuis. Glas aan: glasfabriek Leerdam (A. D. Copier) Metaal, edelsmeedwerk en diamant aan: Gebr. Brom (2 x), mej. Joanna Brom en Beurs voor den Diamanthandel. Textiel- en borduurwerk aan: weverij 't Paapje en mej. Joanna Wichmann. Poppen aan: Harry van Tussehenbroek. Grafische kunsten aan: lettergieterij Am sterdam, Joh. Enschedé en Zn. (2x), Charles Eyck, S. H. de Roos, mr. J. F. van Royen en A. A. M. Stols. Publiciteit, fotografie en cinematogi-afie aan: Holland-Amerika Lijn, Ned. Jeugdherbergcen trale, N.V. Philipsfabrieken, ir. S. van Rave- steyn en G. Kiljan. Muziekinstrumenten aan: H. W. Flentrop. Toerisme aan: de Nederlandsche inzending op het gebied van toerisme. Tuinbouw aan: de Nederlandsche tuinbouw- raad en D. F. Tersteeg. Inzendingen op verschillend gebied aan: dii-ectie der Zuiderzeewerken, de Gezondheids raad en Rubberstichting. Na de uitreiking werd den aanwezigen een tea aangeboden. Op het departement van Justitie zouden plannen in voorbereiding zijn betreffende de overbrenging van verschillende politiediensten naar Den Haag. Het zou aldus meldt de Te legraaf in de bedoeling liggen o.a. de „cen trale ter bestrijding van den handel in verdoo- vende middelen" en de autocentrale, die thans beide te Rotterdam zijn gevestigd, naar Den Haag over te bx-engen. Ook de Nederlandsche centrale in zake internationale misdadigers, de Nederlandsche centrale in zake falsifica- tiën en het rijksbureau ter bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen zouden van Amsterdam naar Den Haag worden overge plaatst. Voorts zou het in de bedoeling lig gen de rijksrecherche uit te breiden tot een rijksrecherchecentrale. Al deze belangrijke takken van dienst zouden in één gebouw wor den ondergebracht en onder leiding komen van twee i-ijkscommissarissen eerste klasse, terwijl aan deze diensten twee rijkscommissarissen tweede klasse en eenige rechercheurs zouden worden verbonden. Op het jongste congres over de rassentheorie, dat door de R. K. Vereeniging voor Geestelijke Volksgezondheid was georganiseerd, kwam na tuurlijk ook de vraag naar voren, in hoeverre geestelijke eigenschappen tot het ras behooren. Zcoals iedereen weet, is er een groep Duitschers, die beweren dat het Nordische ras van huis uit, van nature, dus aangeboren en erfelijk over zulke voortreffelijke geestelijke eigenschappen beschikt, dat zij daardoor steeds de eerste en de beste rol gespeeld hebben in de geschiede nis der menschheid, dat het werkelijk groot- sche, dat ooit tot stand gekomen is, vrijwel steeds door menschen van dat ras is gepres teerd, en dat het Nordische, althans het Ger- maansche, althans het Arische ras een recht heeft, om ook nu als leider der menschheid op te treden. De kwestie of er met hét ras ook geestelijke eigenschappen gepaard gaan, is dus actueel. Prof. Barge, een der drie inleiders, vond dat we er zoo weinig van weten, dat het weten schappelijk niet verantwoord is, daarover een besliste opinie te geven. Prof. Bijlmer, die aan het debat deelnam, verdedigde evenwel, dat er inderdaad met het ras ook geestelijke eigen schappen samengaan. Naar het mij voorkomt hebben beide geleer den (gelukkig) gelijk, wanneer men althans de uitdrukking „geestelijke eigenschappen" in be perkten zin verstaat. Ik wil beginnen met een algemeenen opzet van theoretischen aard, in zekeren zin een the orie a priori. Het is n.l. zoo dat aangeboren en erfelijke geestelijke eigenschappen afhangen van de structuur van het lichaam. Nu is er een eerste moeilijkheid: hoe stellen wij vast, dat iets een erfelijke, of liever nog een aangeboren eigenschap is? Dit is in vele gevallen moeilijk; er zijn soms zelfs achterlijke kinderen, waarvan men zou zeggen, dat ze achterlijk geboren zijn; en toch blijkt het. bij diepgaand onderzoek, dat die achterlijkheid alleen door de slechte opvoe ding komt. Of er zijn driftige kinderen, maar brengt men ze in een ander milieu, dan zijn ze niet drifig. De beslissing is dus soms moei lijk, maar er zijn daartegenover ook tallooze en tallooze gevallen, dat men heel duidelijk ziet, dat een eigenschap van nature optreedt. Laten wij dit vasthouden, en dan zeggen dat er aan geboren geestelijke eigenschappen zijn als drif tig, intelligent, muzikaal (er zijn verschillende soorten van muzikalen aanleg), handig, vlug, nadenkelijk, vroolijk, bezadigd enz. Nu, deze eigenschappen, voorzoover ze aan geboren of erfelijk zijn, worden veroorzaakt door de structuur van het lichaam. Deze theorie woi-dt aangehangen door St. Thomas van Aqui- ne en komt ook volmaakt overeen met de mo derne wetenschap. Zoo is het z.g. temperament afhankelijk van het lichaam; de vrouwelijke erfelijke eigenschappen afhankelijk van het vrouwelijk lichaam, en bij den man evenzoo. Welnu, dan moet men ook besluiten, dat als het ras beteekent een andere structuur van het menschelijk lichaam, wanneer de verschillende rassen een verschillend lichamelijk gestel heb ben, dat daarmee dan ook bepaalde geestelijke eigenschappen gepaard moeten gaan. Is het lichaam anders, dan is ook de individualiteit anders; en is er nu een ras, dat bepaalde licha melijke eigenaardigheden heeft, dan kan het niet anders, of er zullen ook bepaalde geestelijke eigenschappen daarvan het gevolg zijn. Dit nu is een algemeene theorie, van gewel dig belang, maar heel ver komen wij er niet mee. Het is zoo iets als de stelling, dat een volk, dat slecht geregeerd wordt, noodzakelijk gaat ontaarden. Dit is eveneens een belangrijke stelling, maar daarmee is nog niet gezegd, wat een goed, en wat een slecht bestuur is. Nu, de vraag, welke geestelijke eigenschappen nu erfelijk aan het ras vast zitten, is zeer moei lijk te beantwoorden. De oorzaak daarvan is, dat de verschillende rassen van oudsher in ver schillende omstandigheden van klimaat en land wonen, en men dus moeilijk kan uitmaken, of hun eigenschappen erfelijk zijn, dan wel door de omstandigheden aangegroeid. Zoo zijn b.v. de Chineezen van oudsher kleine boeren: wel nu, een kleine boer is vasthoudend, ijverig, ge duldig en conservatief: dat zijn de Chineezen in hooge mate; maakt u nu maar eens uit of de Chineezen deze eigenschappen van nature hebben, dan wel of die noodzakelijk aangeleerd zijn voor de instandhouding van het kleine boerenbedrijf. Nu zult u zeggen, dat de Chi neezen in Amerika, die niet boeren, dezelfde eigenschappen hebben; maar dat bewijst niet veel. Want deze eigenschappen zijn natuurlijk in den loop der eeuwen als nuttig en beschaafd, dus als eervol beschouwd; en deze opvattingen van eer en moraal gaan niet zoo gauw verloren. Anderzijds zijn rijke Chineezen zeer wispel turig, gokkerig en sceptisch. Men ziet uit dit voorbeeld, hoe moeilijk de verdediging is van de stelling, dat de Chineezen van nature vasthou dend, ijverig, geduldig en conservatief zijn. En toch is dit een van de meest kolossale feiten in de geheele menschelijke geschiedenis, en op het eerste gezicht het meest geëigend, om deze eigenschappen tot raseigenschappen te verkla ren. Een ander feit. De Jood is den regel koop man, en geen producent, en als men nu de Jo den een ras mag noemen (zij zijn inderdaad en mengsel van verschillende rassen, naar het schijnt), dan zou men er toe kunnen komen, om de koopmanschap tot een erfelijke Joodsche eigenschap te verklaren. (Daarbij komt dan nog de legende, dat zij zulke goede kooplieden zijn; maar als men de duizenden arme Amsterdam- sche Joodsche handelaartjes ziet, zal men dit niet langer meer gelooven). Echter, die neiging tot koopmanschap is vrijwel algemeen onder vreemdelingen, en een Jood is nu eenmaal altijd een beetje vreemdeling, en is nooit zoo thuis als een inboorling. De Duitschers, die na 1870 hier kwamen, wa ren allen kooplieden, en nergens vindt men veel vreemdelingen in de productie, want de pro ductie, vooral de landbouw, is de nauwste sa menhang met het volk (behalve natuurlijk bij het moderne zeer groote bedrijf). Zoo zijn er nog veel meer Joodsche eigenschappen, die bij nader inzien niet zonder meer als echte erfe lijke Joodsche eigenschappen kunnen aange merkt worden. En beschouw de zaak nu eens in het groot, en dan ziet gij terstond de moeilijkheid, om bepaalde eigenschappen aan het ras toe te schrijven. De negers leven in een heel ander klimaat dan wij: zij behoeven niet hard te wer ken en hebben in den regel mooi weer; vandaar dat ze lui zijn, maar of dit aan het ras ligt, is niet zoo gemakkelijk uit te maken. Eenerzijds dus moet men aannemen, dat er aan het ras bepaalde geestelijke eigenschappen beantwoorden; anderszijds zooals prof. Barge terecht zeide is deze kwestie nog veel te wei nig onderzocht, om een gefundeerde meening te geven, welke eigenschappen nu bij dit en dat ras behooren. De negers in Noord-Amerika ver schillen b.v. zeer van hun Afrikaansche voor ouders. Steeds moet men in het oog houden, dat het hier gaat over erfelijke eigenschappen, die als zoodanig met deugd en moraal niets te maken hebben. Deugdzaamheid is nooit aangeboren: dat is een kwestie van inzicht en individueele inspanning. Iemand, die deftig van nature is, kan daarmee deugdzaam of misdadig worden, ja, elke eigenschap kan ten goede of ten kwade gekeerd worden. Deugdzaamheid is dus geen erfelijke raseigenschap. Dr. TH. H. SCHLICHTING. 'od liefhebben is geen kwestie j van woorden, maar van daden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 5