De erkenning van Franco
i
Het onderwijs in Indië
DOODE van Brazilië
ONZE ZELFSTANDIGHEID
BIOLOGISCHE CURIOSA
ZATERDAG 25 FEBRUARI 1939
OVERZICHT EERSTE KAMER
Een nieuwe waar
schuwing
door A. HRUSCHKA
MODERNE BRANDBOMMEN
Demonstraties aan de Hembrug
Om hun patroon een
dienst te bewijzen
De molenbrand te Schiedam
voor den rechter
GEVANGENISWEZEN
Besprekingen in het Georganiseerd
Overleg
EIGEN PRIESTERS VOOR
IEDER VOLK
Gebedsactie van het S. P. L.
OVERZICHT TWEEDE KAMER
ONGEMOTIVEERDE VREES
Inwerkingtreding der ongevallen
ordonnantie
VERDACHT VAN MEINEED
Twee getuigen ter terechtzitting
gearresteerd
De „Sumatra" te Tunis
Uitbreiding R.K. kerk te Lobith
Missie en zending
NIEUWE KAMERHEER VAN
DE KONINGIN
Kindje in kokend water gevallen
UIT DE STAATSCOURANT
Burgemeesters
Adjunctcommies
Koninklijke bibliotheek
Pachtkamer
Surnumerair
9
(Van onzen parlementairen redacteur)
DEN HAAG, 24 Februari 1939
Indien alle wenschen van den heer van Ves-
sem zóó snel werden uitgevoerd al de gisteren
Uitgesproken verwachting, dat Nederland toch
spoedig het bewind van generaal Franco moge
erkennen, zou deze senator, naar hij bij de re
plieken over de begrooting van Buitenlandsche
Zaken mildelijk verklaarde, weinig reden tot
critiek meer overhouden. Hoe is het mogelijk!
Is echter de heer van Vessem bevredigd en
vindt ook prof. de Savornin Lohman (C.H.) het
volkomen juist dat deze stap eindelijk is gezet
„het zou Don Quichotterie zijn Franco nog
langer de erkenning te weigeren" meende hij
de heer Vorrink (S.D.A.P.) voelde zich door het
plotseling hedenmorgen uit de lucht gevallen
bericht eenigszins overrompeld. Een oordeel gaf
hij niet dat zou tóch in mineur uitvallen,
h(j stelde alleen en paar vragen: Waarom heeft
de Regeering dezen stap gezet? Heeft zij daarbij
overleg gepleegd met den vertegenwoordiger van
het roode 'Spanje in ons land? En welke con
sequenties zitten aan dezen stap vast ten aan
zien van de betrekkingen tot wat de sociaal
democraten met een hardnekkigheid, een betere
zaak waardig, tot dusverre de wettige regeering
hebben genoemd?
Minister Patijn antwoordde:
dat hij door omstandigheden eerst heden
ochtend de vertegenwoordiger van het linksche
Spanje, den heer de Semprun, in kennis heeft
kunnen stellen van het besluit der Nederland-
sche Regeering;
dat overleg met dezen diplomaat niet is
gepleegd aangezien een dergelijk- overleg slechts
een bespotting zou kunnen vormen zoowel voor
de regeering die het onderspit delft als voor de
andere;
dat de erkenning van de Franco-regeering
tot gevolg heeft, dat het republikeinsch bewind
niet meer als wettige Regeering wordt be
schouwd; men zou het hoogstens nog de facto
kunnen erkennen, doch het heeft in de tegen
woordige omstandigheden weinig zin;
dat de motieven van de Regeering om tot
erkenning over te gaan tweeërlei waren: eener-
zijds de omstandigheid, dat Franco door zijn
overwinningen de feitelijke machthebber in
Spanje is geworden en anderzijds het feit, dat
het hoofd der republikeinsche regeering zich op
dit oogenblik niet meer op Spaansch grondge
bied bevindt. Wij zijn ook volstrekt niet de eerste
democratische Staat, die dezen stap zet. Eer
gisteren hadden veertien Staten Franco erkend.
In zijn antwoord op de beschouwingen, die
gisteren in eersten termijn aan zijn begrooting
werden gewijd, zette de minister nog eens uiteen,
wat nu eigenlijk onze zelfstandigheidspolitiek
inhoudt.
Formeel zijn wij niet neutraal, doch in feite
zijn wij het thans wél. Wij kunnen artikel 16
van het Volkenbondspact als toepasselijk be
schouwen. Doch wij zullen het niet doen, omdat
wij in de omstandigheden van dit oogenblik
buiten alle internationale verwikkelingen wen
schen te blijven. In feite bestaat er dus thans
geen tegenstelling tusschen hen, die zeggen:
„Wij voeren een zelfstandigheidspolitiek" en
hen, die zeggen, „wij voeren een neutraliteits
politiek". Daar echter artikel 16 in het Vol
kenbondspact blijft staan en de minister zou
het er niet graag uit schrappen en daar wy
lid van den Volksbond blijven, kunnen wij ten
allen tijde, wanneer de omstandigheden ver
anderen, onze onzijdigheid prijsgeven, zonder
dat wij daardoor in conflict komen met onze
verklaringen in de Volkenbondsvergadering van
September.
Dat is het verschil tusschen onze positie en
die van Zwitserland en Luxemburg.
Toch had de verklaring van Genève anders
moeten luiden, hield de heer Vorrink (S.D.A.P.)
vol. Zij mocht misschien een voortreffelijke po
litiek van zelfstandigheid en neutraliteit inlei
den de heer Vorrink was het daarmee heele-
tnaal eens, hij wilde Nederland óók niet graag in
een oorlog betrokken zien maar zij had tóch
anders moeten luiden. Zij had voor de totalitai
re staten niet mogen inhouden, dat zij van de
ex-neutralen, van de vijf Oslo-staten niets te
Vreezen heddan.
Maar hoe nu? vroeg minister Patijn: van de
Alles was stil en donker in de kamer. Donker
wat bewees, dat de vensterluiken weer ge
sloten waren. Ja, zij moesten weg zijn.
Nelly sloeg de deken heelemaal weg en sprong
Kit het bed. Het Japansche scherm stond nog
Vóór het bureau als bewijs, dat iemand in de
«amer was geweest; anders zou Nelly waar
schijnlijk hebben geloofd, dat alles maar een
hroom was geweest. Want overigens was in de
Kamer niet de minste wanorde te bespeuren.
De twee vensters en ook de luiken waren ge
sloten. Nelly maakte ze open, om het licht bin
den te laten, en trok de laden van haar dames-
hhreau open.
Ook daar scheen alles in orde te zijn, en
wat Nelly verbluft deed staan het geld lag
PP zijn gewone plaats en niet één kleinood ont-
rak in het kistje.
Doch men zag. dat vreemde handen den in
houd hadden doorwoeld en op het niet met een
I^Pijt bedekte gedeelte van den parketvloer be-
erkte Nelly zeer duidelijk voetsporen.
zorgde die sporen niet aan te raken en be-
Aansluitende hierop werden bluschproeven
gehouden door middel van zand en door mid
del van water, de laatste in het bijzonder om
het averechtsche resultaat daarvan te demon'
streeren.
Tot slot werd gelegenheid geboden voor het
bezichtigen van een moderne brandbom, gas
maskers, gaskleeding- enz., waarbij nadere uit
legging werd gegeven.
Ook nieuwe verplaatsbare brandspuiten en
brancards werden getoond.
Het behoeft niet gezegd te worden dat be
langstellenden uiterst voldaan van deze be
langwekkende demonstratie terugkeerden.
Minister Fatijn
vijf ministers van Buitenlandsche Zaken der
Oslo-staten waren er drie sociaal-democraten.
Waarom hebben die dan niet anders gehandeld.
Zij hadden nota-bene een meerderheid!
Die nare partijgenooten ook, die in het bui
tenland regeerings verantwoordelijkheden aan
vaarden! Zonder Vorrink advies te vragen!
Volkomen ondersteunde minister Patijn den
aandrang tot voorzichtigheid in de bespreking
van de gesties der groote mogendheden, door
Nederlandsche sprekers of persorganen.
Enkele weken geleden zei Dr. Colijn hier in
den Senaat:
Voor zooveel de Regeering betreft zal zij alles
vermijden, dat aanleiding zal geven tot onge
rustheid bij anderen. Onze zelfstandigheidspoli
tiek blijft het onveranderlijk richtsnoer van onze
buitenlandsche staatkunde. Maar niet alleen de
Regeering heeft hier een taak. Ook het Neder
landsche volk met name door zijn publiciteits-
organen, kan hier buitengewoon nuttigen arbeid
verrichten. Dat geldt de radio en de pers, maar
dat geldt ook de openbare vergaderingen, die
van tijd tot tijd in verband met gebeurtenissen
in het buitenland worden gehouden. Bezadigd
heid in den vorm, waarin men zich uitspreekt,
kan niet anders, dan met het belang van ons
land in overeenstemming zijn en kan niet an
ders, dan het werk van de Regeering vergemak
kelijken. Men kan zich uitspreken op irriteeren-
de wijze en dat is een manier, die niet deugt.
Men kan met volkomen vrijheid van gedachten-
uiting het ook zoo doen, dat een ander er rede
lijkerwijze geen aanstoot aan nemen kan, en
dat is wel de manier, waarop men over het bui
tenland spreken of schrijven moet, vooral in
dezen tijd."
Op deze waarschuwing, waaraan de heer van
Lanschot gisteren de zijne heeft toegevoegd, liet
thans de minister van Buitenlandsche Zaken
nog een even dringende en even duidelijke vol
gen: belangstelling in Nederland in de buiten
landsche politiek is goed en het ware zelfs ge-
wenscht indien er nog méér belang in werd
gesteld. Doch men lette op den vorm! Men
beware, terwille van het vaderland, de kalmte.
Smalende en beleedigende uitlatingen zijn in
dezen tijd gevaarlijk en bemoeilijken den arbeid
der Regeering tot het gezond houden der bui
tenlandsche betrekkingen.
Is het nu duidelijk genoeg?
Nadat in de afgeloopen wintermaanden aan
aangewezen leiders voor de luchtbescherming
van verschillende particuliere Nederlandsche
bedrijven op eenige cursussen aanwijzingen en
instructies waren gegeven nopens de maat
regelen die door de bedrijven genomen zouden
kunnen worden op het gebied van luchtbescher
ming, is uit het bedrijfsleven de vraag naar
voren gekomen of het niet mogelijk zou zijn
een demonstratie bij te wonen, teneinde zich
een denkbeeld te kunnen vormen van de uit
werking van moderne brandbommen, de be
scherming en resp. de blusschingsmiddelen
daartegen.
In verband daarmede zijn op het terrein van
de Artillerie-inrichtingen aan de Hembrug
eenige demonstraties voor de belanghebbenden
gegeven.
Deze bestonden uit het laten zien van de
uitwerking van electron-thermietbommen van
1 K.G., liggende respectievelijk op enkele hou
ten vloeren, op houten vloeren bedekt met 5
c.M. zand, met 2[A c.M. dikke kleistrooplaat en
met 1 c.M. dikke ferrocalplaat, voorts op staal
plaat van 5 m.M.
De proeven op de verschillende houten vloe
ren werden ook vertoond bij een valhoogte van
de bommen van 10 M.
In den namiddag van 9 December van het
vorig jaar, omstreeks kwart voor zes, zagen pas-
seerende voorbijgangers plotseling vlammen
slaan uit de raampjes van den molen „De Wal-
visch" staande aan de Wcstvest te Schiedam.
Hoewel het interieur nagenoeg geheel uit
brandde, kon de molen, welke aan de vereeni-
ging „De Hollandsche Molen" toebehoorde, be
houden worden.
De omstandigheden, waaronder de brand was
ontstaan, bleken nogal verdacht te zijn en reeds
spoedig werd een drietal mannen gearresteerd
als verdacht betrokken te zijn bij den brand.
De politie had de juiste mannen te pakken en
wist ook spoedig, hoe en waarom de brand ont
staan was.
De zaken van den molenaar en expediteur,
den 33-jarigen H. G. J. gingen namelijk zeer
slecht. Hij had twee mannen in zijn dienst, den
54-jarigen machinist W. M. v. d. V. en den 32-
jarigen expeditieknecht J. S., beiden woonden
in Rotterdam.
J. had tegen zijn knechts al het plan geop
perd den molen in brand te steken. Den 8sten
December had hij gezegd: „Ik zit omhoog, de
boel moet maar in brand. Morgen zal het, ge
beuren". Dit verklaarde v. d. V. althans Vrijdag
op de terechtzitting van de Rotterdamsche
rechtbank bij de behandeling van deze zaak.
J., die ook terecht stond, was bij v. d. V. ge
komen, doch deze had voor de brandstichting
bedankt .J. S. echter voelde er wel iets voor en
toen hij eenmaal de zaak aanpakte, deed v. d.V.
toch ook maar mee.
Toen de president hem vroeg, waarom hij
dit gedaan had, antwoordde verd., dat het een
goede patroon was, dien hij wel een vrienden
dienst wilde bewijzen, alhoewel hun niets voor
dien dienst was toegezegd.
9 December zou het dan gebeuren. Samen
heschen zij 25 ton grondnotenschillen met de
machines op en verspreidden die over drie
étages. Verd. S. heeft daarna op aanwijzing
van den molenaar H. G. J. een fleschje aceton
over een der zakken gegooid. Verdachte V. had
met een lucifer de licht-ontbrandbare stof
doen ontvlammen. Samen hebben zij het toen
op een loopen gezet en zijn in de stad eenige
borrels gaan drinken, v. d. V. en J. S. stonden
voor brandstilhting terecht, H. G. J. voor uit
lokking.
Alle drie verdachten bekenden voor de recht
bank de feiten. Het bleek, dat verd. H. G. J.
zijn machines had verkocht in October, doch
later had hij deze overeenkomst geannuleerd
en op 19 November had hij de machines weer
aan anderen verkocht. Zijn eigendom bestond
feitelijk alleen uit de schillen. Hü had een
groote schuld, door verschillende financieele
stroppen gekregen. Verdachte had den raad om
den molen in brand te steken, weer van anderen
gekregen, naar hij zeide.
Het O. M., waargenomen door mr. Reumer,
achtte de verschillende ten laste gelegde feiten
bewezen. Verd. v. d. V. en J. S. hebben den
brand gesticht, maar het is niet zeker hoe
verd. H. G J. den brand heeft uitgelokt. Een
belooning heeft hij niet gegeven.
Zoowel v. d. V. als J. S. hadden een blanco
strafregister en zijn nu feitelijk van H. G. J.
de dupe geworden.
Spr. eischte tegen v. d. V. en J. S. ieder een
gevangenisstraf van een jaar en tegen H. O. J.
twee jaar, ieder met aftrek van de preventieve
hechtenis.
Mr. J. R. Penterman vroeg voor verd.H.G.J.
indien de rechtbank tenminste een strafbare
uitlokking aanwezig achtte, vermindering van
straf.
Mr. J. Cohen bepleitte voor beide andere ver
dachten clementie.
Uitspraak 10 Maart.
In de dezer dagen gehouden vergadering der
bijzondere commissie voor georganiseerd over
leg voor de ambtenaren, werkzaam bij het ge
vangeniswezen, het rykstucht- en opvoedings
wezen, het reclasseeringswezen en de rijksasyls
voor p.sychbpathen, herdacht de voorzitter in
zijn openingswoord hen, die door den dood aan
de commissie zijn ontvallen.
Het advies werd vastgesteld betreffende de
aan capitulanten voor benbeming bij dit dienst
vak te stellen eischen, en betreffende uitbrei
ding van het aantal dienstcommissiën. Voorts
sprak de commissie zich uit, dat niet-inciden-
teele wijzigingen in een dienstregeling vooraf
aan het oordeel der dienstcommissie van het
betrokken gesticht behOoren te worden onder
worpen. Een voorstel tot beperking van de
rechtspositie van het hulppersoneel kon niet in
behandeling worden genbmen, aangezien de bij
zondere commissie de bevoegdheid daartoe
mist, terwijl de vraag, of de verlofregeling der
bij dit dienstvak werkzame ambtenaren niet in
gunstigen zin moet worden gewijzigd, voors
hands werd aangehouden. Aan een nader samen
te stellen subcommissie werd opgedragen na te
gaan, in hoeverre het wenschelijk is, nieuw
aan te nemen hulppersoneel bij het gevangenis
wezen vóór zijn indiensttreding aan een onder
zoek naar de schoolsche en algemeene ont
wikkeling te onderwerpen.
Bij de rondvraag werd een loyale toepassing
in de rijksopvoedingsgestichten voor jongens
bepleit van het door den minister overgenomen
advies inzake de vervanging bij ziekte, verlof
e.d. van de beambten in algemeenen dienst
door de beambten vOor huishoudelijke diensten,
wier bevorderingskansen hierbij op het spel
kunnen staan.
„Dat de parochiale organisatie van S.P.L.
overal moge groeien en bloeien", is de intentie
voor de maand Maart voor de Gebedsactie van
wege het Pauselijk Liefdewerk van den H.
Apostel Petrus voor de opleiding van inland-
sche priesters in de missielanden.
In ongeveer 1000 parochies en openbare rec
toraten van Nederland is een afdeeling van
S.P.L. opgericht, doch in ongeveer 400 parochies
en rectoraten bestaat S.P.L. nog niet.
De missiegeest voor S.P.L. moet aangewak
kerd worden in onze parochies; de parochia
nen moeten in veel grooter aantal gaan deelne
men aan de actie van S.P.L. om den missielanden
eigen priesters uit eigen volk te verschaffen.
Juist in deze tijden van allerwegen oplaaiend
nationalisme blijkt zoo overduidelijk de drin
gende noodzakelijkheid van eigen priesters voor
ieder volk. Voor de opleiding van inlandsche
priesters had Paus Pius XI z.g. zooveel groote
zorgen.
Men kan nog steeds deelnemen aan deze ge
bedsactie en de intentielijst aanvragen bij Mgr.
Th. M. P. Bekkers, nationaal-secretaris van
het S.PL.
BATAVIA, 24 Febr. (Alleta).Naar Aneta
verneemt, is gisteren een deputatie van twaalf
niet-Europeesche werknemersorganisaties door
den directeur van Justitie ontvangen.
Naar aanleiding van een gestelde vraag heeft
deze directeur medegedeeld, dat er geen aan
leiding bestaat voor de vrees als zou de invoe
ring van de Ongevallen-ordonnantie-1939 op
moeilijkheden stuiten. De ordonnantie zal waar
schijnlijk begin Maart in het staatsblad worden
opgenomen. Voor voorbereidende werkzaamhe
den zijn vermoedelijk zes maanden noodig.
In ieder geval zal de in werking treding zoo
niet dit jaar, dan toch zeker uiterlijk 1 Januari
1940 geschieden.
Voor de rechtbank te Zutfen hebben twee
fabrieksarbeiders uit Ernst, een vader en een
zoon, terecht gestaan wegens mishandeling van
een familielid, een broer van den oudsten ver
dachte.
Verdachten beweerden, dat zij waren aange
vallen en uit zelfverdediging hadden terugge
slagen, waarbij het familielid bloedend werd
gewond.
Als getuigen a décharge waren o.m. twee
zoons van den oudsten verdachte gehoord, die
beiden verklaarden, dat hun vader en broer
door hun oom met een mestvork waren be
dreigd en door den getuige a charge met een
aardappelschoffel. Getuige de W. en de oom
ontkenden iets in de hand te hebben gehad.
De getuigen a décharge handhaafden hun
verklaring, ook nadat de president, mr. H.
Sluijterman, voor meineed waarschuwde en
nadat de rechtbank in raadkamer was geweest.
Beiden zijn toen, verdacht van meineed, gear
resteerd en ingesloten. De zaak tegen de fa
brieksarbeiders werd voortgezet.
Zij hoorden ieder een maand gevangenisstraf
tegen zich eischen.
H. Ms. kruiser Sumatra, onder bevel van ka
pitein-luitenant ter zee C. H. Brouwer, is Vrij
dag te Tunis aangekomen.
Architect B. J. Koldewey heeft voor rekening
van het R. K. Kerkbestuur te Lobith aanbe
steed de uitbreiding der kerk. Laagste inschrijf-
ster was de firma Gebr. Neyenhuis, te Arnhem,
voor 49.512,—, aan wie het werk is gegund.
(Van onzen parlementairen redacteur)
DEN HAAG, 24 Februari 1939
Nederland heeft in Indië een groote taak.
Een volk van 8 millioen zielen moet een volk
van zeventig millioen vertrouwd maken met
de Westersche beschaving. Die taak is zóó
zwaar, zóó groot, dat alle krachten te hulp
moeten worden geroepen tot het bereiken van
dat ééne einddoel. Alle schouders moeten zich
onder het groote werk van het onderwijs zet
ten.
Die groote gedachte, die minister Weiter ver
leden jaar bij de behandeling van zijn begroo
ting ontvouwde en die hem in de Indische
onderwijspolitiek tot richtsnoer dient, werd in
de beschouwingen van de Tweede Kamer ge
heel verwaarloosd. Van verschillende zijden
heeft men getracht het vraagstuk naar bene
den te halen, te trekken in een sfeer, waarin
het niet thuis hoort in de sfeer van naijver
tusschen bijzonder en openbaar onderwijs. De
heer Stokvis (S. D. A. P.) heeft zich bezorgd
gemaakt over de vraag of de Indische Re
geering niet te vriendelijk keek naar, niet een
paar centen te veel uitgaf aan de bijzondere
scholen. Kleine vit-politiek, in geen enkel op
zicht adequaat aan de portuur van het Indisch
enderwijs-vraagstuk.
In de stem van den minister trilde iets van
verdhtwaardigde overtuiging.
Nog eens: willen wij de taak van Nederland
in Indië goed vervullen, dan moeten wij alle.
maar dan ook alle krachten, die het moeder
land maar kan opbrengen, alle gaven van
geest en hart en alle financieele middelen, die
maan ter beschikking kunnen worden gesteld
toevoeren aan het onderwijs in de Overzeesche
gewesten. Missie en zending zijn daarbij on
ontbeerlijk, niet meer te missen. Alles wait zij
doen is winst voor het gouvernement, dat zijn
taak niet meer naar behooren zou kunnen
vervullen, indien missie en zending zich te
rugtrokken.
Laat de heer Stokvis nu niet aankomen met
verhaaltjes van kinderen, die met wierook-
korreltjes naar de bijzondere school gaan: zij
gaan met dezelfde wierookkorreltjes en met
allerlei andere tooverformules óók naar de
openbare scholen. Er zijn zelfs ontwikkelde In
dische ambtenaren, die diezelfde middeltjes bij
zich steken, wanneer zij bij hun chef worden
geroepen. Dat zijn toch geen argumenten voor
een land als Indië, dat vól zit met dergelijke
magische dingen.
Nog eens, nog eens: men zie toch het pro
bleem zóó, als het gezien moet worden: uit
de hoogte en niet uit den polder!
Uit wat? vroeg de heer Stokvis.
Uit den polder! herhaalde de minister.
Eerste biologisch curiosum van dezen middag:
een Stokvisch uit den polder.
Kennen de heeren, die het onderwijsbeleid
van de Regeering in Indië hebben bestreden,
wel voldoende de cijfers? Weten bijvoorbeeld
de heeren van Sleen (S. D. A. P.) en Effendi
(COmm.) dat zij met de waarheid in tegen
spraak zijn wanneer zij beweren, dat de ver
zorging van het onderwijs achteruit gaat, dat
de Regeering bezig is met de afbraak van het
inlandsch onderwijs? Weten zij, dat de ver
houding van het aantal inheemsche leerlingen
tot het totaal der inlanders in Indië in 193)
1 40, in 1936 tot 1 35 opliep?
Dat dus ondanks de periode van bezuiniging,
die net tusschen die jaren lag, ook rela
tief méér kinderen de scholen konden volgen,
dat er méér kon worden gedaan tegen het
analphabetisme
Weten zij, dat die verhouding dit jaar op
nieuw beter wordt? De Regeering heeft voor
de Buitengewesten alleen nog buiten de
dorpsgemeenschappen op Borneo geld be
schikbaar gesteld voor 200 nieuwe scholen. Dat
beteekent, dat er over heel Indië ongeveer 500
nieuwe zullen komen. Op die scholen kunnen
naar schatting 50.000 leerlingen worden ge
plaatst. Dat is 10.000 méér, dan het normale
accres der schoolgaande bevolking. Wij loopen
dus langzaam maar zeker wéér in.
En weet de heer Stokvis wel wat hij zegt,
wanneer hij beweert, dat de Regeering de bij
zondere scholen bevoordeelt? Weet hij, dat er
in Indië 2 k 2'/, millioen inlandsche christe
nen leven, die toch óók recht hebben op on
derwijs in eigen richting? Weet hij dat de
openbare volksscholen in 1936'37 1.468.000
leerlingen telden, tegen de gesubsidieerde bij
zondere 198.000. Dat is 12 pet. van de open
bare terwijl in het moederland het bijzonder
onderwijs tweemaal zooveel leerlingen heeft,
als het openbare.
Weet hij, dat van de 1.609.000 leerlingen, die
het heele inlandsche onderwijs telt slechts
213.000 op bijzondere gesubsidieerde scholen zit
ten, dat is 13 pet. tegen bijna 70 pet. in Ne
derland
Waarop grondt hij dan zijn aantijging tegen
het onderwijsbeleid van de Regeering?
De heer Stokvis werd, wat men in rond Hol-
landsch noemt: ingemaakt.
Tweede biologisch curiosum: een ingemaakte
stokvisch!
En then het derde: de militaire stokvisch!
De heer Stokvis heeft een motie ingediend,
betreffende de door de Regeering aangekon
digde nieuwe regeling voor de verdeeling van
de militaire uitgaven tusschen Nederland en
Indië. Hij acht het thans gekozen stelsel,
dat in groote trekken de aanbouwkosten van
de heele vloot ten laste van Nederland brengt
er. Indië alleen overlaat het Indische leger plus
de exploitatiekosten van de vloot voor zoover
zji in de Indische wateren opereert, onge-
wenscht. Hij wil Indië een vast bedrag laten
opbrengen, voor zijn hééle defensie en de rest
moet Nederland dan maar bijpassen.
Tegen dit denkbeeld rees bezwaar van vele
kanten. O-a. van de zijde van den heer Bajetto
(R. K.) Een dergelijke regeling heeft vroeger
wel gegolden, doch men is daarvan teruggeko
men omdat de vaststelling van dat „vaste" be
drag vrijwel ieder jaar tot moeilijkheden leidde.
Afgehandeld is de zaak nog niet. Dinsdag
gaat de behandeling van Koloniën voort
Tevens komt dan aan de orde een verzoek
van den heer Wijnkoop tot het houden van een
interpellatie over de hulp aan Spaansche kin
deren en over de toelating van Spaansche
vluchtelingen in ons land.
Het heeft Hare Majesteit de Koningin be
haagd. bij besluit van 22 Februari 1939 Hoogst-
derzelver kamerjonker mr. J. H. L. J. baron
Sweerts de Landas Wyborgh, ingaande den
len Maart 1939, te bevorderen tot Harer Ma-
jesteits kamerheer in gewonen dienst en hem
met gelijken datum werkzaam te stellen op
Hoogstderzelver secretarie.
Woensdagavond viel het eenig dochtertje
van de familie Groeneveld uit Vlaardingen van
de trap en kwam in een teil kokend water te
recht, welke het dienstmeisje juist had neer
gezet. Met ernstige brandwonden is het ander-
halfjarig kindje naar het ziekenhuis gebracht
en hoewel de toestand zich in het begin niet zoo
ernstig liet aanzien, is het Vrijdagnacht aan de
bekomen brandwonden overleden.
Met 15 Maart is benoemd tot burgemeester
der gemeente Blokzijl W. H. van den Berg.
Met 15 Maart is benoemd tot burgemeester
der gemeente Asperen en Heukelum J. van
Meeuwen.
Benoemd tot adjunct-commies bij het depar
tement van Binnenlandsche Zaken P. Zeg
waard, thans tijd.
Bevorderd bij de koninklijke bibliotheek tot
conservator, dr. D. J. H. ter Horst, thans we
tenschappelijk assistent le klasse en tot we
tenschappelijk assistent le klasse, mr. G. J,
Kloos, thans wetenschappelijk assistent 2e
klasse.
Ingetrokken is de benoeming tot tweede lid
van de pachtkamer van het kantongerecht te
Rotterdam van A. P. L. van den Burg te Ber-
kel.
Benoemd tot surnumerair van den waarborg
en de belasting der gouden en zilveren werken
in tljdelijken dienst te Utrecht, B. W. Buenk te
Zutphen.
gaf zich naar de belendende kamer, waar het
telefoontoestel stond om de politie te verwit
tigen.
II
Martin Klockmann, sinds vele jaren in dienst
bij Lindweg, placht om zes uur op te staan, om
de schoenen van zijn meester te poetsen; was
dat werk gedaan, dan voorzag hij de keuken
meid van hout en kolen en bracht vervolgens dc
eetkamer en het bureau van zijn meester in
orde.
Om half acht was dat werk klaar. Dan ging
Klockmann in de ontbijtkamer de tafel dekken.
Maar juist toen hij dien morgen zijn slaapka
mertje verliet, werd driftig en hard aan de schel
der voordeur getrokken.
Hij maakte zich boos over het rumoer dat heel
het huis uit den verkwikkenden morgenslaap
moest wekken, maar ging toch opendoen.
Buiten stonden twee heeren vergezeld van een
politieagent.
Wij komen voor de inbraak, zei een der
heeren. Dit is toch de villa van kolonel Lind
weg?
Ja, dit is de villa van kolonel Lindweg, stot
terde Martin; maar hier is geen inbraak ge
pleegd. Ik weet er niets van. De heeren moeten
abuis hebben
„Nelly kwam opdagen. Snel kwam zij op de
heeren toe en gaf met een beweging van de
hand Klockmann te kennen dat hij zich zou
verwijderen.
Neen, heeren, zei de jonge dame. U is niet
abuis. Ik ben Cornelia Lindweg, de nicht van
den kolonel, heb u getelefoneerd. Het is in mijn
slaapkamer dat men heeft ingebroken. Komt
binnen, heeren.
Klockmann die alles had gehoord, stond als
door den bliksem getroffen. Moest hij eerst
Anna, de keukenmeid of den kolonel gaan zeg
gen, dat er, zonder dat men iets ervan had be
merkt, inbraak was gepleegd?
In dit geval meende hij, moest de kolonel den
voorrang hebben.
Hij ijlde de trap op, begon op de deur der
slaapkamer van zijn meester te trommelen en
schreeuwde hem tegelijkertijd reeds het nieuws
toe.
De kolonel, een corpulent heer van 67 jaar,
verschrok natuurlijk niet weinig, hij riep om zijn
kleeren en schoenen, die hem door Klockmann
in een ommezien werden gebracht en begon toen
met zenuwachtige haast aan zijn toilet. Het
spreekt van zelf dat, juist door de zenuwachtig
heid de operatie veel meer tijd dan gewoonlijk
vergde.
Toen hij eindelijk gereed was en de trap af
liep, kwam zijn nichtje hem glimlachend tege
moet in de vestibule.
Goeden morgen oom. Wat is u vandaag
vroeg op.
Natuurlijk! Als men zoo iets verneemt
Wederkeerig goeden morgenDoch waar zijn
nu de politiebeambten?
Al weg. Zij hadden eenvoudig het tooneel
van de misdaad in oogenschouw te nemen,
eenige voetsporen na te gaan en te luisteren
naar wat ik hun vertelde.
Er is dus werkelijk inbraak gepleegd? En
bij jou?
Ja natuurlijk, anders zou ik niet aan de
politie hebben getelefoneerd.
En je hebt geen alarm gemaakt kind?
Waarom niet?
Wel, omdat ik geen lust had mijn jong le
ven er bij in te schieten.
En zij vertelde den ouden heer kalm en zake
lijk het gebeurde.
De kolonel keek haar half verbijsterd, half
bewonderend aan.
Ik weet niet, wat jij voor een meisje bent,
Nelly. Een ander zou van schrik in zwijm zijn
gevallen. En jij was je werkelijk niet bang?
Heelemaal niet. Maar ik was woedend om
dat ik onder de deken moest kruipen en mij
stil houden. Maar dat kon nu eenmaal niet an
ders.
En waren zij met drieën?
Dat zei tenminste de inbreker. Maar de
politie heeft uit de voetsporen zeer beslist opge
maakt, dat er maar een is geweest. Buiten, in
den tuin, onder het venster heeft de politie de
zelfde waarneming gedaan. De rekel heeft dus
maar gebluft om mij schrik aan te jagen. Als ik
daaraan denk, word ik boos, want tegen één
bandiet zou ik het met behulp van mijn revol
ver wel klaar gespeeld hebben.
Zoo is het in ieder geval beter.En wat
heeft de kerel nu eigenlijk gestolen? Geld, ju-
weelen, alles weg?
Neen, hü heeft niets meegenomen. Dat is
juist het zonderlinge en onbegrijpelijke van de
historie.
Wat zeg je? Niets meegenomen! Heelemaal
niets? Zelfs niet het geld? Waarom heeft dan de
kerel bij je ingebroken?
Nelly haalde de schouders op.
Met die vraag antwoordde zij, plagen zich
de politiemannen dc hersens, zonder eenige ver
klaring voor het feit te vinden.
Dc kolonel verzonk in gepeins.
Zonderlingheel zonderling, zei hij ein
delijk. En de politie heeft niets gevonden dat
haar op het spoor van den inbreker zou kunnen
brengen? Heeft hij ter plaatse niets vergeten,
achtergelaten?
niets anders dan een goudblonde vrouwen
haar.
Wat? Eenvrouwenhaar?
Ja. Een twintig centimeter lange goudblond
haar, die bovendien nog sporen van goudpoeder
draagt. Zij lag in mijn juweelenkistje. Ik heb
bruin, de werkvrouw en Anna grijs haar, zoodat
het door den inbreker in het kistje moet zijn ge
komen. Anders komt er ook niemand in mijn
slaapkamer.
Maar Nelly, dat maakt de zaak nog ge
heimzinniger. Dan moet de inbreker een vrouw
zijn geweest!
Neen, de voetsporen zijn die van een man,
en de stem die ik heb gehoord was heel zeker,
een mannenstem.
Maar dan....
De heeren van de politie gelooven, dat de
inbreker toevallig de haar op zijn jas droeg en
ze verloor toen hij in mijn juweelenkistje
snuffelde.
Ze spraken nog een poosje over de zaak en
Nelly had er eindelijk genoeg van. De inbreker
had toch niets gestolen en haar gedachten wa
ren bij haar vader en haar broeder die zij in het
begin van den nacht in een benauwenden droom
had gezien.
Poesjie had altijd beweerd, dat men zorgvuldig
op droomen moet letten, want die hebben steeds
hun bijzondere beteekenis. En al was Poesjie
maar een oude, arme, onontwikkelde Indiaan-
sche, toch had Nelly zich bij meer dan één ge-
egenheid ervan kunnen overtuigen, dat Poesjie's
natuur-instinct haar zelden bedroog.
Wat ervan zij dien helderen, zonnigen mor
gen kon Nelly zich niet losmaken van de herin
nering aan de groote leelijke slang, die op papa
en Peter toekroop....
Onmiddellijk na het ontbijt zei zij dan ook
haar oom, dat zij gaarne naar de stad zou gaan,
om aan vader te telegrafeeren. De kolonel had
er niets tegen.
Nelly's opvoeding was gemakkelijk geweest en
had den heer Lindweg nooit zorg gebaard. Nelly
bezat veel aanleg, was openhartig en gevoelig
van aard, alleen maar een beetje eigenzinnig.
Gelukkigerwijze wilde zij nooit iets onredelijks..
En het kind was zoo mooi geworden! Het
verjongde evenbeeld van de te "roeg ontslapen
moeder.
(Wordt vervolgd)