De erkenning van Franco i Het onderwijs in Indië DOODE van Brazilië ONZE ZELFSTANDIGHEID BIOLOGISCHE CURIOSA ZATERDAG 25 FEBRUARI 1939 OVERZICHT EERSTE KAMER Een nieuwe waar schuwing door A. HRUSCHKA MODERNE BRANDBOMMEN Demonstraties aan de Hembrug Om hun patroon een dienst te bewijzen De molenbrand te Schiedam voor den rechter GEVANGENISWEZEN Besprekingen in het Georganiseerd Overleg EIGEN PRIESTERS VOOR IEDER VOLK Gebedsactie van het S. P. L. OVERZICHT TWEEDE KAMER ONGEMOTIVEERDE VREES Inwerkingtreding der ongevallen ordonnantie VERDACHT VAN MEINEED Twee getuigen ter terechtzitting gearresteerd De „Sumatra" te Tunis Uitbreiding R.K. kerk te Lobith Missie en zending NIEUWE KAMERHEER VAN DE KONINGIN Kindje in kokend water gevallen UIT DE STAATSCOURANT Burgemeesters Adjunctcommies Koninklijke bibliotheek Pachtkamer Surnumerair 9 (Van onzen parlementairen redacteur) DEN HAAG, 24 Februari 1939 Indien alle wenschen van den heer van Ves- sem zóó snel werden uitgevoerd al de gisteren Uitgesproken verwachting, dat Nederland toch spoedig het bewind van generaal Franco moge erkennen, zou deze senator, naar hij bij de re plieken over de begrooting van Buitenlandsche Zaken mildelijk verklaarde, weinig reden tot critiek meer overhouden. Hoe is het mogelijk! Is echter de heer van Vessem bevredigd en vindt ook prof. de Savornin Lohman (C.H.) het volkomen juist dat deze stap eindelijk is gezet „het zou Don Quichotterie zijn Franco nog langer de erkenning te weigeren" meende hij de heer Vorrink (S.D.A.P.) voelde zich door het plotseling hedenmorgen uit de lucht gevallen bericht eenigszins overrompeld. Een oordeel gaf hij niet dat zou tóch in mineur uitvallen, h(j stelde alleen en paar vragen: Waarom heeft de Regeering dezen stap gezet? Heeft zij daarbij overleg gepleegd met den vertegenwoordiger van het roode 'Spanje in ons land? En welke con sequenties zitten aan dezen stap vast ten aan zien van de betrekkingen tot wat de sociaal democraten met een hardnekkigheid, een betere zaak waardig, tot dusverre de wettige regeering hebben genoemd? Minister Patijn antwoordde: dat hij door omstandigheden eerst heden ochtend de vertegenwoordiger van het linksche Spanje, den heer de Semprun, in kennis heeft kunnen stellen van het besluit der Nederland- sche Regeering; dat overleg met dezen diplomaat niet is gepleegd aangezien een dergelijk- overleg slechts een bespotting zou kunnen vormen zoowel voor de regeering die het onderspit delft als voor de andere; dat de erkenning van de Franco-regeering tot gevolg heeft, dat het republikeinsch bewind niet meer als wettige Regeering wordt be schouwd; men zou het hoogstens nog de facto kunnen erkennen, doch het heeft in de tegen woordige omstandigheden weinig zin; dat de motieven van de Regeering om tot erkenning over te gaan tweeërlei waren: eener- zijds de omstandigheid, dat Franco door zijn overwinningen de feitelijke machthebber in Spanje is geworden en anderzijds het feit, dat het hoofd der republikeinsche regeering zich op dit oogenblik niet meer op Spaansch grondge bied bevindt. Wij zijn ook volstrekt niet de eerste democratische Staat, die dezen stap zet. Eer gisteren hadden veertien Staten Franco erkend. In zijn antwoord op de beschouwingen, die gisteren in eersten termijn aan zijn begrooting werden gewijd, zette de minister nog eens uiteen, wat nu eigenlijk onze zelfstandigheidspolitiek inhoudt. Formeel zijn wij niet neutraal, doch in feite zijn wij het thans wél. Wij kunnen artikel 16 van het Volkenbondspact als toepasselijk be schouwen. Doch wij zullen het niet doen, omdat wij in de omstandigheden van dit oogenblik buiten alle internationale verwikkelingen wen schen te blijven. In feite bestaat er dus thans geen tegenstelling tusschen hen, die zeggen: „Wij voeren een zelfstandigheidspolitiek" en hen, die zeggen, „wij voeren een neutraliteits politiek". Daar echter artikel 16 in het Vol kenbondspact blijft staan en de minister zou het er niet graag uit schrappen en daar wy lid van den Volksbond blijven, kunnen wij ten allen tijde, wanneer de omstandigheden ver anderen, onze onzijdigheid prijsgeven, zonder dat wij daardoor in conflict komen met onze verklaringen in de Volkenbondsvergadering van September. Dat is het verschil tusschen onze positie en die van Zwitserland en Luxemburg. Toch had de verklaring van Genève anders moeten luiden, hield de heer Vorrink (S.D.A.P.) vol. Zij mocht misschien een voortreffelijke po litiek van zelfstandigheid en neutraliteit inlei den de heer Vorrink was het daarmee heele- tnaal eens, hij wilde Nederland óók niet graag in een oorlog betrokken zien maar zij had tóch anders moeten luiden. Zij had voor de totalitai re staten niet mogen inhouden, dat zij van de ex-neutralen, van de vijf Oslo-staten niets te Vreezen heddan. Maar hoe nu? vroeg minister Patijn: van de Alles was stil en donker in de kamer. Donker wat bewees, dat de vensterluiken weer ge sloten waren. Ja, zij moesten weg zijn. Nelly sloeg de deken heelemaal weg en sprong Kit het bed. Het Japansche scherm stond nog Vóór het bureau als bewijs, dat iemand in de «amer was geweest; anders zou Nelly waar schijnlijk hebben geloofd, dat alles maar een hroom was geweest. Want overigens was in de Kamer niet de minste wanorde te bespeuren. De twee vensters en ook de luiken waren ge sloten. Nelly maakte ze open, om het licht bin den te laten, en trok de laden van haar dames- hhreau open. Ook daar scheen alles in orde te zijn, en wat Nelly verbluft deed staan het geld lag PP zijn gewone plaats en niet één kleinood ont- rak in het kistje. Doch men zag. dat vreemde handen den in houd hadden doorwoeld en op het niet met een I^Pijt bedekte gedeelte van den parketvloer be- erkte Nelly zeer duidelijk voetsporen. zorgde die sporen niet aan te raken en be- Aansluitende hierop werden bluschproeven gehouden door middel van zand en door mid del van water, de laatste in het bijzonder om het averechtsche resultaat daarvan te demon' streeren. Tot slot werd gelegenheid geboden voor het bezichtigen van een moderne brandbom, gas maskers, gaskleeding- enz., waarbij nadere uit legging werd gegeven. Ook nieuwe verplaatsbare brandspuiten en brancards werden getoond. Het behoeft niet gezegd te worden dat be langstellenden uiterst voldaan van deze be langwekkende demonstratie terugkeerden. Minister Fatijn vijf ministers van Buitenlandsche Zaken der Oslo-staten waren er drie sociaal-democraten. Waarom hebben die dan niet anders gehandeld. Zij hadden nota-bene een meerderheid! Die nare partijgenooten ook, die in het bui tenland regeerings verantwoordelijkheden aan vaarden! Zonder Vorrink advies te vragen! Volkomen ondersteunde minister Patijn den aandrang tot voorzichtigheid in de bespreking van de gesties der groote mogendheden, door Nederlandsche sprekers of persorganen. Enkele weken geleden zei Dr. Colijn hier in den Senaat: Voor zooveel de Regeering betreft zal zij alles vermijden, dat aanleiding zal geven tot onge rustheid bij anderen. Onze zelfstandigheidspoli tiek blijft het onveranderlijk richtsnoer van onze buitenlandsche staatkunde. Maar niet alleen de Regeering heeft hier een taak. Ook het Neder landsche volk met name door zijn publiciteits- organen, kan hier buitengewoon nuttigen arbeid verrichten. Dat geldt de radio en de pers, maar dat geldt ook de openbare vergaderingen, die van tijd tot tijd in verband met gebeurtenissen in het buitenland worden gehouden. Bezadigd heid in den vorm, waarin men zich uitspreekt, kan niet anders, dan met het belang van ons land in overeenstemming zijn en kan niet an ders, dan het werk van de Regeering vergemak kelijken. Men kan zich uitspreken op irriteeren- de wijze en dat is een manier, die niet deugt. Men kan met volkomen vrijheid van gedachten- uiting het ook zoo doen, dat een ander er rede lijkerwijze geen aanstoot aan nemen kan, en dat is wel de manier, waarop men over het bui tenland spreken of schrijven moet, vooral in dezen tijd." Op deze waarschuwing, waaraan de heer van Lanschot gisteren de zijne heeft toegevoegd, liet thans de minister van Buitenlandsche Zaken nog een even dringende en even duidelijke vol gen: belangstelling in Nederland in de buiten landsche politiek is goed en het ware zelfs ge- wenscht indien er nog méér belang in werd gesteld. Doch men lette op den vorm! Men beware, terwille van het vaderland, de kalmte. Smalende en beleedigende uitlatingen zijn in dezen tijd gevaarlijk en bemoeilijken den arbeid der Regeering tot het gezond houden der bui tenlandsche betrekkingen. Is het nu duidelijk genoeg? Nadat in de afgeloopen wintermaanden aan aangewezen leiders voor de luchtbescherming van verschillende particuliere Nederlandsche bedrijven op eenige cursussen aanwijzingen en instructies waren gegeven nopens de maat regelen die door de bedrijven genomen zouden kunnen worden op het gebied van luchtbescher ming, is uit het bedrijfsleven de vraag naar voren gekomen of het niet mogelijk zou zijn een demonstratie bij te wonen, teneinde zich een denkbeeld te kunnen vormen van de uit werking van moderne brandbommen, de be scherming en resp. de blusschingsmiddelen daartegen. In verband daarmede zijn op het terrein van de Artillerie-inrichtingen aan de Hembrug eenige demonstraties voor de belanghebbenden gegeven. Deze bestonden uit het laten zien van de uitwerking van electron-thermietbommen van 1 K.G., liggende respectievelijk op enkele hou ten vloeren, op houten vloeren bedekt met 5 c.M. zand, met 2[A c.M. dikke kleistrooplaat en met 1 c.M. dikke ferrocalplaat, voorts op staal plaat van 5 m.M. De proeven op de verschillende houten vloe ren werden ook vertoond bij een valhoogte van de bommen van 10 M. In den namiddag van 9 December van het vorig jaar, omstreeks kwart voor zes, zagen pas- seerende voorbijgangers plotseling vlammen slaan uit de raampjes van den molen „De Wal- visch" staande aan de Wcstvest te Schiedam. Hoewel het interieur nagenoeg geheel uit brandde, kon de molen, welke aan de vereeni- ging „De Hollandsche Molen" toebehoorde, be houden worden. De omstandigheden, waaronder de brand was ontstaan, bleken nogal verdacht te zijn en reeds spoedig werd een drietal mannen gearresteerd als verdacht betrokken te zijn bij den brand. De politie had de juiste mannen te pakken en wist ook spoedig, hoe en waarom de brand ont staan was. De zaken van den molenaar en expediteur, den 33-jarigen H. G. J. gingen namelijk zeer slecht. Hij had twee mannen in zijn dienst, den 54-jarigen machinist W. M. v. d. V. en den 32- jarigen expeditieknecht J. S., beiden woonden in Rotterdam. J. had tegen zijn knechts al het plan geop perd den molen in brand te steken. Den 8sten December had hij gezegd: „Ik zit omhoog, de boel moet maar in brand. Morgen zal het, ge beuren". Dit verklaarde v. d. V. althans Vrijdag op de terechtzitting van de Rotterdamsche rechtbank bij de behandeling van deze zaak. J., die ook terecht stond, was bij v. d. V. ge komen, doch deze had voor de brandstichting bedankt .J. S. echter voelde er wel iets voor en toen hij eenmaal de zaak aanpakte, deed v. d.V. toch ook maar mee. Toen de president hem vroeg, waarom hij dit gedaan had, antwoordde verd., dat het een goede patroon was, dien hij wel een vrienden dienst wilde bewijzen, alhoewel hun niets voor dien dienst was toegezegd. 9 December zou het dan gebeuren. Samen heschen zij 25 ton grondnotenschillen met de machines op en verspreidden die over drie étages. Verd. S. heeft daarna op aanwijzing van den molenaar H. G. J. een fleschje aceton over een der zakken gegooid. Verdachte V. had met een lucifer de licht-ontbrandbare stof doen ontvlammen. Samen hebben zij het toen op een loopen gezet en zijn in de stad eenige borrels gaan drinken, v. d. V. en J. S. stonden voor brandstilhting terecht, H. G. J. voor uit lokking. Alle drie verdachten bekenden voor de recht bank de feiten. Het bleek, dat verd. H. G. J. zijn machines had verkocht in October, doch later had hij deze overeenkomst geannuleerd en op 19 November had hij de machines weer aan anderen verkocht. Zijn eigendom bestond feitelijk alleen uit de schillen. Hü had een groote schuld, door verschillende financieele stroppen gekregen. Verdachte had den raad om den molen in brand te steken, weer van anderen gekregen, naar hij zeide. Het O. M., waargenomen door mr. Reumer, achtte de verschillende ten laste gelegde feiten bewezen. Verd. v. d. V. en J. S. hebben den brand gesticht, maar het is niet zeker hoe verd. H. G J. den brand heeft uitgelokt. Een belooning heeft hij niet gegeven. Zoowel v. d. V. als J. S. hadden een blanco strafregister en zijn nu feitelijk van H. G. J. de dupe geworden. Spr. eischte tegen v. d. V. en J. S. ieder een gevangenisstraf van een jaar en tegen H. O. J. twee jaar, ieder met aftrek van de preventieve hechtenis. Mr. J. R. Penterman vroeg voor verd.H.G.J. indien de rechtbank tenminste een strafbare uitlokking aanwezig achtte, vermindering van straf. Mr. J. Cohen bepleitte voor beide andere ver dachten clementie. Uitspraak 10 Maart. In de dezer dagen gehouden vergadering der bijzondere commissie voor georganiseerd over leg voor de ambtenaren, werkzaam bij het ge vangeniswezen, het rykstucht- en opvoedings wezen, het reclasseeringswezen en de rijksasyls voor p.sychbpathen, herdacht de voorzitter in zijn openingswoord hen, die door den dood aan de commissie zijn ontvallen. Het advies werd vastgesteld betreffende de aan capitulanten voor benbeming bij dit dienst vak te stellen eischen, en betreffende uitbrei ding van het aantal dienstcommissiën. Voorts sprak de commissie zich uit, dat niet-inciden- teele wijzigingen in een dienstregeling vooraf aan het oordeel der dienstcommissie van het betrokken gesticht behOoren te worden onder worpen. Een voorstel tot beperking van de rechtspositie van het hulppersoneel kon niet in behandeling worden genbmen, aangezien de bij zondere commissie de bevoegdheid daartoe mist, terwijl de vraag, of de verlofregeling der bij dit dienstvak werkzame ambtenaren niet in gunstigen zin moet worden gewijzigd, voors hands werd aangehouden. Aan een nader samen te stellen subcommissie werd opgedragen na te gaan, in hoeverre het wenschelijk is, nieuw aan te nemen hulppersoneel bij het gevangenis wezen vóór zijn indiensttreding aan een onder zoek naar de schoolsche en algemeene ont wikkeling te onderwerpen. Bij de rondvraag werd een loyale toepassing in de rijksopvoedingsgestichten voor jongens bepleit van het door den minister overgenomen advies inzake de vervanging bij ziekte, verlof e.d. van de beambten in algemeenen dienst door de beambten vOor huishoudelijke diensten, wier bevorderingskansen hierbij op het spel kunnen staan. „Dat de parochiale organisatie van S.P.L. overal moge groeien en bloeien", is de intentie voor de maand Maart voor de Gebedsactie van wege het Pauselijk Liefdewerk van den H. Apostel Petrus voor de opleiding van inland- sche priesters in de missielanden. In ongeveer 1000 parochies en openbare rec toraten van Nederland is een afdeeling van S.P.L. opgericht, doch in ongeveer 400 parochies en rectoraten bestaat S.P.L. nog niet. De missiegeest voor S.P.L. moet aangewak kerd worden in onze parochies; de parochia nen moeten in veel grooter aantal gaan deelne men aan de actie van S.P.L. om den missielanden eigen priesters uit eigen volk te verschaffen. Juist in deze tijden van allerwegen oplaaiend nationalisme blijkt zoo overduidelijk de drin gende noodzakelijkheid van eigen priesters voor ieder volk. Voor de opleiding van inlandsche priesters had Paus Pius XI z.g. zooveel groote zorgen. Men kan nog steeds deelnemen aan deze ge bedsactie en de intentielijst aanvragen bij Mgr. Th. M. P. Bekkers, nationaal-secretaris van het S.PL. BATAVIA, 24 Febr. (Alleta).Naar Aneta verneemt, is gisteren een deputatie van twaalf niet-Europeesche werknemersorganisaties door den directeur van Justitie ontvangen. Naar aanleiding van een gestelde vraag heeft deze directeur medegedeeld, dat er geen aan leiding bestaat voor de vrees als zou de invoe ring van de Ongevallen-ordonnantie-1939 op moeilijkheden stuiten. De ordonnantie zal waar schijnlijk begin Maart in het staatsblad worden opgenomen. Voor voorbereidende werkzaamhe den zijn vermoedelijk zes maanden noodig. In ieder geval zal de in werking treding zoo niet dit jaar, dan toch zeker uiterlijk 1 Januari 1940 geschieden. Voor de rechtbank te Zutfen hebben twee fabrieksarbeiders uit Ernst, een vader en een zoon, terecht gestaan wegens mishandeling van een familielid, een broer van den oudsten ver dachte. Verdachten beweerden, dat zij waren aange vallen en uit zelfverdediging hadden terugge slagen, waarbij het familielid bloedend werd gewond. Als getuigen a décharge waren o.m. twee zoons van den oudsten verdachte gehoord, die beiden verklaarden, dat hun vader en broer door hun oom met een mestvork waren be dreigd en door den getuige a charge met een aardappelschoffel. Getuige de W. en de oom ontkenden iets in de hand te hebben gehad. De getuigen a décharge handhaafden hun verklaring, ook nadat de president, mr. H. Sluijterman, voor meineed waarschuwde en nadat de rechtbank in raadkamer was geweest. Beiden zijn toen, verdacht van meineed, gear resteerd en ingesloten. De zaak tegen de fa brieksarbeiders werd voortgezet. Zij hoorden ieder een maand gevangenisstraf tegen zich eischen. H. Ms. kruiser Sumatra, onder bevel van ka pitein-luitenant ter zee C. H. Brouwer, is Vrij dag te Tunis aangekomen. Architect B. J. Koldewey heeft voor rekening van het R. K. Kerkbestuur te Lobith aanbe steed de uitbreiding der kerk. Laagste inschrijf- ster was de firma Gebr. Neyenhuis, te Arnhem, voor 49.512,—, aan wie het werk is gegund. (Van onzen parlementairen redacteur) DEN HAAG, 24 Februari 1939 Nederland heeft in Indië een groote taak. Een volk van 8 millioen zielen moet een volk van zeventig millioen vertrouwd maken met de Westersche beschaving. Die taak is zóó zwaar, zóó groot, dat alle krachten te hulp moeten worden geroepen tot het bereiken van dat ééne einddoel. Alle schouders moeten zich onder het groote werk van het onderwijs zet ten. Die groote gedachte, die minister Weiter ver leden jaar bij de behandeling van zijn begroo ting ontvouwde en die hem in de Indische onderwijspolitiek tot richtsnoer dient, werd in de beschouwingen van de Tweede Kamer ge heel verwaarloosd. Van verschillende zijden heeft men getracht het vraagstuk naar bene den te halen, te trekken in een sfeer, waarin het niet thuis hoort in de sfeer van naijver tusschen bijzonder en openbaar onderwijs. De heer Stokvis (S. D. A. P.) heeft zich bezorgd gemaakt over de vraag of de Indische Re geering niet te vriendelijk keek naar, niet een paar centen te veel uitgaf aan de bijzondere scholen. Kleine vit-politiek, in geen enkel op zicht adequaat aan de portuur van het Indisch enderwijs-vraagstuk. In de stem van den minister trilde iets van verdhtwaardigde overtuiging. Nog eens: willen wij de taak van Nederland in Indië goed vervullen, dan moeten wij alle. maar dan ook alle krachten, die het moeder land maar kan opbrengen, alle gaven van geest en hart en alle financieele middelen, die maan ter beschikking kunnen worden gesteld toevoeren aan het onderwijs in de Overzeesche gewesten. Missie en zending zijn daarbij on ontbeerlijk, niet meer te missen. Alles wait zij doen is winst voor het gouvernement, dat zijn taak niet meer naar behooren zou kunnen vervullen, indien missie en zending zich te rugtrokken. Laat de heer Stokvis nu niet aankomen met verhaaltjes van kinderen, die met wierook- korreltjes naar de bijzondere school gaan: zij gaan met dezelfde wierookkorreltjes en met allerlei andere tooverformules óók naar de openbare scholen. Er zijn zelfs ontwikkelde In dische ambtenaren, die diezelfde middeltjes bij zich steken, wanneer zij bij hun chef worden geroepen. Dat zijn toch geen argumenten voor een land als Indië, dat vól zit met dergelijke magische dingen. Nog eens, nog eens: men zie toch het pro bleem zóó, als het gezien moet worden: uit de hoogte en niet uit den polder! Uit wat? vroeg de heer Stokvis. Uit den polder! herhaalde de minister. Eerste biologisch curiosum van dezen middag: een Stokvisch uit den polder. Kennen de heeren, die het onderwijsbeleid van de Regeering in Indië hebben bestreden, wel voldoende de cijfers? Weten bijvoorbeeld de heeren van Sleen (S. D. A. P.) en Effendi (COmm.) dat zij met de waarheid in tegen spraak zijn wanneer zij beweren, dat de ver zorging van het onderwijs achteruit gaat, dat de Regeering bezig is met de afbraak van het inlandsch onderwijs? Weten zij, dat de ver houding van het aantal inheemsche leerlingen tot het totaal der inlanders in Indië in 193) 1 40, in 1936 tot 1 35 opliep? Dat dus ondanks de periode van bezuiniging, die net tusschen die jaren lag, ook rela tief méér kinderen de scholen konden volgen, dat er méér kon worden gedaan tegen het analphabetisme Weten zij, dat die verhouding dit jaar op nieuw beter wordt? De Regeering heeft voor de Buitengewesten alleen nog buiten de dorpsgemeenschappen op Borneo geld be schikbaar gesteld voor 200 nieuwe scholen. Dat beteekent, dat er over heel Indië ongeveer 500 nieuwe zullen komen. Op die scholen kunnen naar schatting 50.000 leerlingen worden ge plaatst. Dat is 10.000 méér, dan het normale accres der schoolgaande bevolking. Wij loopen dus langzaam maar zeker wéér in. En weet de heer Stokvis wel wat hij zegt, wanneer hij beweert, dat de Regeering de bij zondere scholen bevoordeelt? Weet hij, dat er in Indië 2 k 2'/, millioen inlandsche christe nen leven, die toch óók recht hebben op on derwijs in eigen richting? Weet hij dat de openbare volksscholen in 1936'37 1.468.000 leerlingen telden, tegen de gesubsidieerde bij zondere 198.000. Dat is 12 pet. van de open bare terwijl in het moederland het bijzonder onderwijs tweemaal zooveel leerlingen heeft, als het openbare. Weet hij, dat van de 1.609.000 leerlingen, die het heele inlandsche onderwijs telt slechts 213.000 op bijzondere gesubsidieerde scholen zit ten, dat is 13 pet. tegen bijna 70 pet. in Ne derland Waarop grondt hij dan zijn aantijging tegen het onderwijsbeleid van de Regeering? De heer Stokvis werd, wat men in rond Hol- landsch noemt: ingemaakt. Tweede biologisch curiosum: een ingemaakte stokvisch! En then het derde: de militaire stokvisch! De heer Stokvis heeft een motie ingediend, betreffende de door de Regeering aangekon digde nieuwe regeling voor de verdeeling van de militaire uitgaven tusschen Nederland en Indië. Hij acht het thans gekozen stelsel, dat in groote trekken de aanbouwkosten van de heele vloot ten laste van Nederland brengt er. Indië alleen overlaat het Indische leger plus de exploitatiekosten van de vloot voor zoover zji in de Indische wateren opereert, onge- wenscht. Hij wil Indië een vast bedrag laten opbrengen, voor zijn hééle defensie en de rest moet Nederland dan maar bijpassen. Tegen dit denkbeeld rees bezwaar van vele kanten. O-a. van de zijde van den heer Bajetto (R. K.) Een dergelijke regeling heeft vroeger wel gegolden, doch men is daarvan teruggeko men omdat de vaststelling van dat „vaste" be drag vrijwel ieder jaar tot moeilijkheden leidde. Afgehandeld is de zaak nog niet. Dinsdag gaat de behandeling van Koloniën voort Tevens komt dan aan de orde een verzoek van den heer Wijnkoop tot het houden van een interpellatie over de hulp aan Spaansche kin deren en over de toelating van Spaansche vluchtelingen in ons land. Het heeft Hare Majesteit de Koningin be haagd. bij besluit van 22 Februari 1939 Hoogst- derzelver kamerjonker mr. J. H. L. J. baron Sweerts de Landas Wyborgh, ingaande den len Maart 1939, te bevorderen tot Harer Ma- jesteits kamerheer in gewonen dienst en hem met gelijken datum werkzaam te stellen op Hoogstderzelver secretarie. Woensdagavond viel het eenig dochtertje van de familie Groeneveld uit Vlaardingen van de trap en kwam in een teil kokend water te recht, welke het dienstmeisje juist had neer gezet. Met ernstige brandwonden is het ander- halfjarig kindje naar het ziekenhuis gebracht en hoewel de toestand zich in het begin niet zoo ernstig liet aanzien, is het Vrijdagnacht aan de bekomen brandwonden overleden. Met 15 Maart is benoemd tot burgemeester der gemeente Blokzijl W. H. van den Berg. Met 15 Maart is benoemd tot burgemeester der gemeente Asperen en Heukelum J. van Meeuwen. Benoemd tot adjunct-commies bij het depar tement van Binnenlandsche Zaken P. Zeg waard, thans tijd. Bevorderd bij de koninklijke bibliotheek tot conservator, dr. D. J. H. ter Horst, thans we tenschappelijk assistent le klasse en tot we tenschappelijk assistent le klasse, mr. G. J, Kloos, thans wetenschappelijk assistent 2e klasse. Ingetrokken is de benoeming tot tweede lid van de pachtkamer van het kantongerecht te Rotterdam van A. P. L. van den Burg te Ber- kel. Benoemd tot surnumerair van den waarborg en de belasting der gouden en zilveren werken in tljdelijken dienst te Utrecht, B. W. Buenk te Zutphen. gaf zich naar de belendende kamer, waar het telefoontoestel stond om de politie te verwit tigen. II Martin Klockmann, sinds vele jaren in dienst bij Lindweg, placht om zes uur op te staan, om de schoenen van zijn meester te poetsen; was dat werk gedaan, dan voorzag hij de keuken meid van hout en kolen en bracht vervolgens dc eetkamer en het bureau van zijn meester in orde. Om half acht was dat werk klaar. Dan ging Klockmann in de ontbijtkamer de tafel dekken. Maar juist toen hij dien morgen zijn slaapka mertje verliet, werd driftig en hard aan de schel der voordeur getrokken. Hij maakte zich boos over het rumoer dat heel het huis uit den verkwikkenden morgenslaap moest wekken, maar ging toch opendoen. Buiten stonden twee heeren vergezeld van een politieagent. Wij komen voor de inbraak, zei een der heeren. Dit is toch de villa van kolonel Lind weg? Ja, dit is de villa van kolonel Lindweg, stot terde Martin; maar hier is geen inbraak ge pleegd. Ik weet er niets van. De heeren moeten abuis hebben „Nelly kwam opdagen. Snel kwam zij op de heeren toe en gaf met een beweging van de hand Klockmann te kennen dat hij zich zou verwijderen. Neen, heeren, zei de jonge dame. U is niet abuis. Ik ben Cornelia Lindweg, de nicht van den kolonel, heb u getelefoneerd. Het is in mijn slaapkamer dat men heeft ingebroken. Komt binnen, heeren. Klockmann die alles had gehoord, stond als door den bliksem getroffen. Moest hij eerst Anna, de keukenmeid of den kolonel gaan zeg gen, dat er, zonder dat men iets ervan had be merkt, inbraak was gepleegd? In dit geval meende hij, moest de kolonel den voorrang hebben. Hij ijlde de trap op, begon op de deur der slaapkamer van zijn meester te trommelen en schreeuwde hem tegelijkertijd reeds het nieuws toe. De kolonel, een corpulent heer van 67 jaar, verschrok natuurlijk niet weinig, hij riep om zijn kleeren en schoenen, die hem door Klockmann in een ommezien werden gebracht en begon toen met zenuwachtige haast aan zijn toilet. Het spreekt van zelf dat, juist door de zenuwachtig heid de operatie veel meer tijd dan gewoonlijk vergde. Toen hij eindelijk gereed was en de trap af liep, kwam zijn nichtje hem glimlachend tege moet in de vestibule. Goeden morgen oom. Wat is u vandaag vroeg op. Natuurlijk! Als men zoo iets verneemt Wederkeerig goeden morgenDoch waar zijn nu de politiebeambten? Al weg. Zij hadden eenvoudig het tooneel van de misdaad in oogenschouw te nemen, eenige voetsporen na te gaan en te luisteren naar wat ik hun vertelde. Er is dus werkelijk inbraak gepleegd? En bij jou? Ja natuurlijk, anders zou ik niet aan de politie hebben getelefoneerd. En je hebt geen alarm gemaakt kind? Waarom niet? Wel, omdat ik geen lust had mijn jong le ven er bij in te schieten. En zij vertelde den ouden heer kalm en zake lijk het gebeurde. De kolonel keek haar half verbijsterd, half bewonderend aan. Ik weet niet, wat jij voor een meisje bent, Nelly. Een ander zou van schrik in zwijm zijn gevallen. En jij was je werkelijk niet bang? Heelemaal niet. Maar ik was woedend om dat ik onder de deken moest kruipen en mij stil houden. Maar dat kon nu eenmaal niet an ders. En waren zij met drieën? Dat zei tenminste de inbreker. Maar de politie heeft uit de voetsporen zeer beslist opge maakt, dat er maar een is geweest. Buiten, in den tuin, onder het venster heeft de politie de zelfde waarneming gedaan. De rekel heeft dus maar gebluft om mij schrik aan te jagen. Als ik daaraan denk, word ik boos, want tegen één bandiet zou ik het met behulp van mijn revol ver wel klaar gespeeld hebben. Zoo is het in ieder geval beter.En wat heeft de kerel nu eigenlijk gestolen? Geld, ju- weelen, alles weg? Neen, hü heeft niets meegenomen. Dat is juist het zonderlinge en onbegrijpelijke van de historie. Wat zeg je? Niets meegenomen! Heelemaal niets? Zelfs niet het geld? Waarom heeft dan de kerel bij je ingebroken? Nelly haalde de schouders op. Met die vraag antwoordde zij, plagen zich de politiemannen dc hersens, zonder eenige ver klaring voor het feit te vinden. Dc kolonel verzonk in gepeins. Zonderlingheel zonderling, zei hij ein delijk. En de politie heeft niets gevonden dat haar op het spoor van den inbreker zou kunnen brengen? Heeft hij ter plaatse niets vergeten, achtergelaten? niets anders dan een goudblonde vrouwen haar. Wat? Eenvrouwenhaar? Ja. Een twintig centimeter lange goudblond haar, die bovendien nog sporen van goudpoeder draagt. Zij lag in mijn juweelenkistje. Ik heb bruin, de werkvrouw en Anna grijs haar, zoodat het door den inbreker in het kistje moet zijn ge komen. Anders komt er ook niemand in mijn slaapkamer. Maar Nelly, dat maakt de zaak nog ge heimzinniger. Dan moet de inbreker een vrouw zijn geweest! Neen, de voetsporen zijn die van een man, en de stem die ik heb gehoord was heel zeker, een mannenstem. Maar dan.... De heeren van de politie gelooven, dat de inbreker toevallig de haar op zijn jas droeg en ze verloor toen hij in mijn juweelenkistje snuffelde. Ze spraken nog een poosje over de zaak en Nelly had er eindelijk genoeg van. De inbreker had toch niets gestolen en haar gedachten wa ren bij haar vader en haar broeder die zij in het begin van den nacht in een benauwenden droom had gezien. Poesjie had altijd beweerd, dat men zorgvuldig op droomen moet letten, want die hebben steeds hun bijzondere beteekenis. En al was Poesjie maar een oude, arme, onontwikkelde Indiaan- sche, toch had Nelly zich bij meer dan één ge- egenheid ervan kunnen overtuigen, dat Poesjie's natuur-instinct haar zelden bedroog. Wat ervan zij dien helderen, zonnigen mor gen kon Nelly zich niet losmaken van de herin nering aan de groote leelijke slang, die op papa en Peter toekroop.... Onmiddellijk na het ontbijt zei zij dan ook haar oom, dat zij gaarne naar de stad zou gaan, om aan vader te telegrafeeren. De kolonel had er niets tegen. Nelly's opvoeding was gemakkelijk geweest en had den heer Lindweg nooit zorg gebaard. Nelly bezat veel aanleg, was openhartig en gevoelig van aard, alleen maar een beetje eigenzinnig. Gelukkigerwijze wilde zij nooit iets onredelijks.. En het kind was zoo mooi geworden! Het verjongde evenbeeld van de te "roeg ontslapen moeder. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 3