i DE MUTSENMODE Onze Breisteken IN VADERS HAND de DOODE van Brazilië PRACTISCH, MAAR LANG NIET ALTIJD FLATTEUS Turksche jeugd Menschen uit mijn wijk Een bruid voor een radio-apparaat ZONDAG 26 FEBRUARI 1939 Wat menigeen niet weet en haar meer en minder ooglijke toepassing moet er degelijk uitzien Dr. E. Hoekstra's Bloedzuiverende Gezondheidspillen DE SNEEUWVLOKJESSTEEK De oesier, arisiocraal onder de schaaldie ren, wier frele schelp- inhoud feestmaaltij den inleidt en in wier harde schaal de vor stelijke parel groeit, kan ook in de keuken (fi done!) haar dien sten bewijzen. Wanneer 'n goed ge reinigde oesierschaal namelijk in den wa terketel gedeponeerd wordt, zal het kalk steen, dat het water onvermijdelijk af scheidt, zich niet aan den keielbinnenkani vastzetten, maar op de schelp groeien. Vernieuwen we deze schelp van tijd tot tijd, dan is de keiel-misèra ook al weer geleden. door A. HRUSCHKA 1 DE VROUW EN HAAR TIJD In de afgeloopen week heeft het boek midden ln de publieke belangstelling gestaan. Wij heb ben gevierd de Week van het Boek, van het Goede Boek. Even zijn we daar bij blijven stil staan. Ver geten waren we voor een oogenblik de dure groenten, het vraagteeken van de voorjaarsklee- ren, de dreigende schoonmaak; we zijn daar bo venuit gestegen met onze gedachten om wat te verwijlen bij het Boek, om een dankbaarheid in ons hart te weten over de rijkdommen, die we al de jaren van ons leven in het Boek ge vonden hebben. Arm is de mensch, die niet leest; arm is de vrouw, die haar leeslust afscheept met kook- en breiboeken en misschien als verzetje een geïl lustreerd weekblaadje, welker inhoud als zeep- schuim in het niet verdwijnt. Welk een armoedig geestesleven lijdt de mensch, die geen vrienden, geen vijanden, geen gelijkgestemden of tot tegenspraak uitdagenden kent uit de bladzijden van boeken. Wat staat iemand, die niet leest, kaal en alleen in het le ven en wat moeten zijn gedachten zich doodcir- kelen in het besloten kringetje van zichzelf, als een baggermolen, die immer op dezelfde plek blijft staan en geen nieuwe schatten opgraaft. Niet in overdrachtelijke maar in werkelijke beteekenis is er oneindig veel in het leven, dat „een gesloten boek" voor den niet-lezer blijft. Hij heeft geen deel aan den strijd van anderen, aan de moeilijkheden, die diep in menschenhar- ten worden uitgevochten en die, anders dan ver vat in het geschreven woord, niet met ons in aanraking komen en ons niet niet kunnen be roeren. Niet-lezers staan eenzaam in het leven. Wat hebben daarentegen zij, die lezen, 'n on eindig veel grooter vriendenkring, dan van alleen degenen, waarmede ze verbonden zijn door fa miliebanden of door draden van genegenheid, Zy die lezen neen, dat is niet genoeg, zij die uit een boek kunnen putten. En niet enkel omdat het zoo hoog litterair is of zoo prachtig van stijl of taal, maar eenvoudig omdat het een stuk geopenbaarde menschelijkheid is of omdat wij er anderen of ons zelf in terugvinden. Wie bijvoorbeeld zou willen beweren, dat er Biet iets in z'n binnenste is wakker geworden na Katrina te hebben leeren kennen van de Zweedsche Sally Salminen. De jonge vrouw, die ha haar huwelijk, als ze met haar man op zijn eiland aankomt, haar sprookjespaleis in gruzele menten ziet geslagen; en die, in plaats van bij de pakken te gaan neerzitten en haar hart te ver bitteren, met opgeheven hoofd haar moeilijk le ven aandurft en haar hart mild houdt. Ze mokt niet over haar verloren droom: huisvrouw te zijn op een welvarende boerderij; ze aanvaardt, en ze weet het beste te maken van haar allerpooverst bestaan als vrouw en moeder in het kale hutje. Het is niet slechts een onvruchtbare bewon dering, die men gevoelt voor de dappere Ka trina, die zoo teleurgesteld werd in haar groote verwachtingen. We zouden haar zwijgend de hand willen reiken en haar aanzien en zeggen: dank je wel, want 't is voor ons ook niet altijd even makkelijk, maar we hebben van'jou weer een beetje geleerd, dat het leven óók met groote teleurstellingen toch mooi kan zijn als een Breit gy reeds, met Neveda-Wol Aan Neveda, Heerengr. 483, A'd.-C. M., U gelieve mij gratis te zenden een Neveda-breipatroon voor een: Damesblouse, Deuxpièces, Hgeren- slipover of Meisjesjurkje (doorhalen wat niet verl. wordt), en den naam van den Neveda-winkelier te mUner stede op te geven. VIII Naam Adres bestrijden de ongemakken, ontstaan door onzuiver bloed, herstellen onvoldoende spijs vertering en bevorderen de natuurlijke ver richtingen des lichaams. 90 ct. of 1.56 per doos met gebruiksaanwij zing. Verkrijgbaar in Apotheken en Drogiste rijen, o.a. te A'dam bij ap. fa. Henri Sanders. Rokin 8. Vraagt gratis toezending brochure aan MIJ. HOEKSTRA, Heerengr. 33, Amsterdam mensch z'n milde goedheid maar weet te be waren en te verspreiden. Uit den kring van boek-figuren, die om ons neen staat, hebben we de eerste, die we zagen, de hand geschud. Er staan er veel meer, die in ons leven positief of negatief en zeker niet heelemaal bewust hun invloed gehad hebben en oog hebben. Laten wij bij de Scandinavische litteratuur bijjven. In het Noorden leven zulke stoere, tem peramentvolle menschen, die het leven hijgend aan hun hart willen drukken, omdat ze vechten tegen het heimwee naar 't eeuwige. Daar kun nen in die grootsche natuur geen kleine zielen wonen. Zoo was Kristin Lavransdochter, die Sigrid Undset voor ons schiep, een levend kind van haar land. Er zfjn van die figuren uit boeken, wien men onwillekeurig gestalte heeft gegeven. Zoo was het mij met deze „Kristin Lavransdatter". En op reis in het hooge Noorden op een zomerpad tusschen witte berkeboomen een jonge Noor- sche tegenkomend, het blonde haar in een fiere vlecht om het hoog gedragen hoofd gelegd, waardig in haar nationale dracht, moest ik haar aanzien haar nazien. „Daar ging Kristin Lavransdochter voorbij" zei ik tegen de eeu- zaamheid van het rotsenweggetje. Want zóó, precies zoo moet ze geweest zijn. Als je werkelijk van boek-figuren houdt, dan kun je van het ding, Boek, waarin ze uitgebeeld zijn, ook moeilijk afstand doen. Dan is er iets stuitends in om een uitgelezen bibliotheekboek weer af te geven. Je zou al die banden om je heen willen hebben, omdat ze iets bevatten, wat je dierbaar is en ze de herinnering daaraan vasthouden. Nog een is er, die ik niet wil missen in mijn beekenrij, evenmin als Katrina, als Kristin, als Marja, het onbedorven Laplandsche natuurkind van Astrid Varing, of Ann, de vrouwelijke ad vocate, die de Zweedsche romanschrijfster Alice Lyttkens (jammer genoeg in Holland nog niet geïntroduceerd) laat vechten door haar leven als werkende vrouw, wat haar zpó moeilijk valt. Het gaat om Alli, de moeder van het moeilijke kind Elling, die de Noorsche schrijfster Magnhilö Haalke voor ons uitgebeeld heeft in „Alli's Zoon". Goedgekozen titel, want het is niet het ooek over Elling, den jongen, maar over Elling, den zoon van zijn moeder Alli, die dat onzegge- lijke groote verdriet in haar leven heeft, te groot, te wurgend voor tranen; de moeder, die bij haar zeven, acht, negen-jarig kind. draad na draad voelt afbreken, die hem aan haar moest binden. Machteloos, radeloos staat ze er bij: de ontzetting, die ze hem en zichzelf aan doet, hem er om te slaan, omdat ze iets moet doen, iets tastbaars, daardoor te voelen, dat ze haar moedermacht over hem kan handhaven. Maar 't kind ontglipt haar, het kind, dat altijd rijmt en dicht en er even erg onder lijdt, dat zijn moeder hem niet begrijpt. Alli met haar groot, ontroostbaar verdriet, en m haar machteloosheid 't instinctief verweeren, dat een falikante uitwerking heeft, haar in doffe wanhoop vechten tegen 't kind, dat haar ont glipt, Alli is iemand, die we niet meer vergeten nadat we de tragiek van haar leven in de uren van lezing met haar gedeeld hebben. Een mensch, die een ander nabij wil zijn en blijven, maar den scheidsmuur voelt, die er staat in onverbiddelijke hardheid en toch niet tast baar is in het over en weer gesproken woord. Ook Alli is zeker een van degenen, die ons iets geven; die iets toevoegen aan ons levens inzicht. En is dat niet een van de groote, zoo niet de grootste waarde van de figuren, die wij kunnen leeren kennen uit het Goede Boek? A. Bgl. Het oudste brood ter wereld kan men vinden in een museum te New York. Dit brood werd gevonden in het graf van een Egyptische ko ningin, die omstreeks 1500 voor Christus heeft geleefd. Over de Henry Hudson-brug te New York rifden dagelijks gemiddeld 22.222 automobielen. In Buenos Aires wordt een prachtige ver keersweg aangelegd, welke 140 meter breed is, De twee helften van dezen weg zyn ieder ver deeld in drie banen: één voor de langzame, één voor de snellere en één voor zeer snelle voer tuigen. De houder van het lengte-record van een parlementaire redevoering is tot op heden Moestafa Kemal Pasja, de onlangs overleden Turksche president, die eens vijf zittingen lang niet van de tribune van het Turksche parle ment week. Het kapje is gemaakt van dezelfde stof als de wandeljurk en ge voerd met een zacht lapje zijde in contras- teerende kleur Als er één mode-verschijnsel met open armen ontvangen is, dan is het wel de komst van de muts. Jaren lang hebben wjj dit peperhuisvor- mig hoofddeksel nergens anders gezien dan aan de capes van kinders en dat was eigenlijk ook al ouderwetsch en op de ruggen van zeeoffi cieren en monniken. Maar zie opeens heeft deze dracht allerwege De uitleg van deze steek hebben wij gevonden in een brochure die onlangs door de „3 Suisses" Wolfabrieken werd uitgegeven. Dames; Indien U deze brochure wilt ontvangen behoeft U slechts een briefkaart (geen brief) met Uw naam en adres te zenden aan de „3 Suissps" Wolfabrieken, afdeeling 92, te Tilburg. Plak er boven het gewone port op de adreszijde 3 post zegels van 5 cent op. Omgaand ontvangt U een zeer nuttig boekje: „De 24 Brei steken". In dit boekje vindt U op aan gename wijze voorgesteld, de uitleg van 24 geheel nieuwe steken. Door een ver nuftig systeem van plooiïng vindt men in dit boekje onmiddellijk de steek die men zoekt. Elke beschrijving van een steek is duidelijk geïllustreerd. Doe Uw aanvraag vandaag nog, U zult er be slist tevreden over zijn. burgerrecht verkregen. En dat is ook heel be grijpelijk. Want wat dragen wij op het oogenblik op onze hoofden? Ingewikkelde kapsels met krul len en minuscule hoedjes, welke die wonderen van kapperskunstenaarschap niet, maar dan ook heelemaal niet beschermen. Was het dus te ver wonderen, dat de kapvormige muts onmiddellijk opgang maakte" Eigenlijk is het wél verwonderlijk. Want zien wij het dikwijls, dat de mode ons iets brengt, dat practisch en nuttig is en dat dan om die redenen geaccepteerd wordt? Neen immers. Ge woonlijk is er niets minder ingesteld op logica en practijk dan juist dat verschijnsel, dat wij „de mode" noemen. Maar om nu op onze kapjesmode terug te ko men. Ongetwijfeld is dit hoofddeksel, mits goed van model en stof en op de juiste wijze gedra gen, een flatteuze en practische dracht. Bekijkt u de foto van het meisje hierboven maar eens. Is zij niet om te stelen in haar kap, die van dezelfde soepele stof als haar voor jaarsjurkje is gemaakt en gevoerd met een zacht lapje zijde in contrasteerende kleur? Bovendien is de rand van de kap met een klein borduursel versierd, wat het geheel nog gracieuzer en vriendelijker maakt. En hoe alleraardigst moet het staan als dit meiske in huis haar kap met borduursels en een spoortje van de voering, als een kraag op haar rug draagt. Zeker onze mutsenmode kan heel flatteus zijn. Maar helaas. Waar deze verzuchting op slaat zal ik u een volgenden keer vertellen. Het Turksche ministerie van Onderwijs heeft alien onderwijsinstellingen een rondschrijven doen toekomen, waarin instructies worden gege ven voor het uiterlijk der Turksche jeugd. „Turksche schooljongens en -meisjes en stu denten van beiderlei kunne aldus het rond schrijven moeten het haar dragen op een wijze, die in overeenstemming met de waardig heid der Turksche jeugd is en past bij de mili taire oefening, die zij hebben te volbrengen." De hoofden der onderwijsinstellingen hebben er op te letten, dat de jongens het haar kortge knipt dragen en dat het haar der meisjes niet „gewaved", gekruld of geverfd wordt. De meisjes mogen ook geen gebruik maken van lippenstift, poeder, gezichtscrème en andere dergelijke za ken. Verder mogen zij geen zijden kousen en geen juweelen dragen. Er zal herhaaldelijk controle op de naleving dezer voorschriften geoefend worden en tegen overtreders zal streng worden opgetreden. Nummer negen was op komst en Jansen bleef er maar vroobjk onder. Drie jaar liep hij nu in den steun, afgewisseld door enkele keeren een paar weken werkverschaffing, en ieder jaar was de ooievaar op zijn dak neergestre ken. En al schudde de dokter ook wel eens be denkelijk het hoofd zonder iets te zeggen overigens Jansen lachte en blééf vroolijk. Vrouw Jansen lapte de honderd maal ver stelde kinderkleertjes maar weer op en lachte evenzoo. Niet luid, zooals haar man, maar in niger en stil voor zich heen, alsof zij het rose lijfje al in de wikkels zag liggen. Wanneer het eenmaal werkelijk zoover zou zijn, zou zij met even groote en kinderlijk verwonderde oogen naar het kind kijken, als jaren geleden, naar haar eerste. Die eerste, Kees, was bezig zijn vader te hel pen. Dat deed hij altijd. Helpen leegloopen of steun trekken? Nee, Jansen had wel wat an ders te doen. Op de eerste plaats was er de dagelijksche zorg voor de duiven en nu had hij bovendien nog een veel belangrijker bezigheid. Hij was een wieg aan het maken, die gebo ren moest worden uit den „auto" van zijn oud sten zoon. Kees had wel een steek door zijn hart gevoeld, toen de carrosserie van de vier hooge kinderwagenwielen af werd getild, maar hij had al genoeg besef om te snappen, dat het hier om ernstiger dingen ging. Hij ver mande zich dit soort kinderen is zóó aan teleurstellingen gewend en hielp moedig mee. De carrosserie, merk „Rinso", werd op vier pooten gezet, na eerst inwendig met de over blijfselen van een oud gordijn te zijn bekleed. Daarna kwam de afwerking: weldra was het duidelijk aangebrachte merk onder een laagje grijze grondverf verdwenen, waarvan de schil der in het najaar een restje had laten staan. De drogist uit „De vergulde Kam" had er kos teloos een scheut terpentijn bijgeleverd en, na lang soebatten, een klein potje roode Ripolin tegen den inkoopsprijs afgestaan, onder de her haalde verzekering, dat hij er „een massa last" mee kon krijgen, als het gemerkt werd. Met de roode verf trok Jansen's vaste hand rechte en bijna overal even breede biezen langs de omtrekken van de vier zijden van de wieg. Toen hij, zacht voor zich heen fluitend, het resultaat bekeek, was hij zoo verrukt en bleek er nog zooveel verf in het potje te zijn achter gebleven, dat hij zich niet kon weerhouden aan het voeteneind een wild-stralen-schietende zon en aan de zijkanten bolletjes met vier uitsteek sels te schilderen, die, na den noodzakelijken uitleg, op den aandachtigen beschouwer in derdaad een vagen indruk van poppetjes kon den makeii. Terwijl moeder Jansen, blij verrast, het effect bewonderde, en Kees, nog niet geheel'over zijn verlies of liever zijn offer heen, kwam vragen, of hij even naar den groentenboer mocht om een sinaasappelenkistje te vragen, en toen va der daarop, in een overmaat van edelmoedig heid en zelfvoldaanheid, beloofde zelf naar het bouwwerk te gaan om plankjes en restjes geschaafd hout te vragen, waar je een veel mooieren wagen van kon maken dan de oude „Rinso" ooit geweest was, waarop de heele ben de tegen hem opsprong, vragend, of ze alle maal mee mochten, t o e n kwam de meneer van Vincentius binnen, om eens te zien, of er hier „iets gedaan moest worden." Hoe het er voor stond, vroeg hij. „Gaat", zei Jansen, „maar niet al te best Tien monde ope te houe en de elfde op komst en dat allemaal van de steun. Meheer begrijpt wel, dat er voor m'n vrouw niet veel extra's overschiet. Een wieggie heb 'k zelf gemaakt. Kijkt u maar. Maar kleertjes ken ik niet ma ken, die motte ergens anders vandaan komme. M'n vrouw is knap in het verstelle, meheer, maar 'n gat is 'n gat. Een gat is iets, wat weg is en as er nou maar niet al te veel weg is, ken het met een draadje weer toegemaakt wor- re, maar as d'r alleen nog maar rand over is, dan mot er wat nieuws voor komme. En zoo is 't nou gelege met alle luiers. As meheer daar wat op weet, ken ie verzekerd weze van de dank van een fassoenelijk arrebeidersgezin." De meneer vroeg nog het een en ander om aan den weet te komen, of de opgewekte geest, dien hij hier aantrof, voortkwam uit echte levensblijheid en oprecht vertrouwen, dan wel uit geheime bronnen van inkomsten. „Nee, meheer! Geen cent buite de steun! Al leen zoo nou en dan 'ns 'n paar segaren en wat blikkies van den kapelaan, as ik 'ns 'n kar weitje voor hem heb opgeknapt. Segaren en blikkies groente kenne ze niet van de steun af trekke, ziet u, en guldes wel. Ja, een linkerd, die kapelaan. Toch magge we niet klage, waar vrouw? Nou moet nummer nege komme, maar weet u, hoeveel we d'r al hadde kenne hebbe? Veer tien! Maar dan had ik toch vast geen raad meer geweteMaar we hebbe geluk gehad. Onze Lieve Heer houdt de zaak altijd in de ga- te. Een is er in de geboorte gebleve; een in de stuipies; een in de roodvonk en een in de ty phus. En bij de twee andere was er maar een tochie noodig en Onze Lieve Heer zee: Pik, komme jullie maar weer bove." Ik zeg zoo te- ge me vrouw: nou ken je wel griene en natuur lijk 't is beroerd genog, maar griene helpt niks. Zeg nou 'ns eerlijk, waar heb je nou meer zorg over, over die zes in de hemel of over Kees alleen, die de godsganschelijke dag door de Gousbloemdwarsstraat zwerft je ken ze toch niet altijd binne houë en met allerlei slag jonges omgaat? Waarom heb je ze op de we reld gebrach? Om ze naar de hemel te helpe! Nou, die zes zijn d'r alvast. Of de andere as ze groot worre d'r ook zalle komme, mot je nog maar afwachte Je doet je best; natuurlijk, dat doe je voor allemaal, gezond of ziek. Voor zes hebbe al je zorge en je gesappel niks gehollepe; hier ten minste niet. Best! Maar je ken ook zegge, dat je met die zes het meeste sukses heb gehad, want die benne waar ze weze motte en ze zijn d'r makkelijker gekomme dan de andere. Én voor je eige heb je dan nog altijd de troost, dat je gedaan heb, wat je kon en datte ze niet van de honger zijn gestorreve, al scheelde 't soms niet veel. Wat u, meneer?" De meneer wist niets meer, evenmin als ik, wanneer mijn groote vriend Jansen aan het fi losofeeren gaat. Het is ook niet noodig, dat je dan iets weet te zeggen. Het is voldoende te luisteren naar dat groote kind, dat zoo zeker en rustig zijn weg gaat in de hand van Vader. P. V. H. In Oeganda, een negen-ijk in equatoriaal Oost- Afrika, wordt een huwelijk onder wezenlijk an dere omstandigheden en ceremoniën gesloten dan in Europa. Ofschoon de zoogenaamde „oer volken" zeer conservatief zijn, heeft het huwe lijk, dat in die streken nog altijd een handels zaakje is, zeer groote veranderingen ondergaan. De moderne tijd heeft zijn stempel gedrukt op het sluiten van huwelijken. Eén ding is echter niet veranderd: de liefde, die in de harten der jonge mannen nog even hartstochtelijk brandt als in vroeger tijden. Ook het dingen naar de hand van een bruid is in wezen hetzelfde gebleven. Alleen de voorwerpen die den koopprijs vormen, zijn veranderd. Het eigenlijke huwelijksaanzoek is nog altijd een ruilhandel. Vroeger gaf de vader zijn volwassen geworden dochter zonder meer voor een paar mooie ossen weg en was dan blij een goeden ruil gedaan te hebben. Doch tegenwoordig wtenscht de vader een anderen prijs voor zijn dochter en wel een goed functionneerend radiotoestel om zijn eenzame en sombere uren.op te vroolij- ken. Op het oogenblik is in het negerrijk Oegan da de koers van een radio-apparaat hooger dan die van een paar ossen. Is de bruid in Oeganda dus meer waard geworden? Dat is het geval waarschijnlijk niet; maar de vader heeft meer pretenties gekregen. Booswiliige tongen zeggen echter, dat de bruidegom degeen is, die bij de zen ruil moet huilen: want een radio-toestel zwijgt als men dat wenscht. Of dat bij een vrouw, al is het een negervrouw, ook lukt? 3 Lindweg kon zich nog goed zijn schoonzuster Gabriele voorstellen, die ouderloos was en in Duitschland als gouvernante haar brood ver diende. Comelis, zijn broer, had haar reeds als student leeren kennen en werd smoorlijk ver liefd op haar. Kort voor het eindexamen aan de technische hoogeschool had hij een duel ge had met een aangeschoten officier die zich be- leedigend over het meisje uitliet. Die zaak had hem een jaar vestingstraf gekostNiet lang daarna was Cornelis naar Amerika gegaan. La ter toen hij zijn farm „Nieuwland" ten naastebij in orde had, het hij Gabriele overkomen en trouwde haar. Het was een kort maar gelukkig, zeer gelukkig huwelijk geweest En nu was Gabriele's dochter reeds 24 jaar oud en Peter 28Wat ging'de tijd toch snel! De kolonel ging in den tuin het ochtendblad lezen en na verloop van een paar uur terwijl hij nog in de schaduw van een bloeienden appel boom op een bank zat, zag hij Nelly terugkeeren. Een blik op zijn lieveling overtuigde hem ervan, dat haar iets aangenaams was overkomen. Wel kindje, wat zie je er opgeruimd uit? En ik ben opgeruimd, oom, en geen beetje! Ik zal u iets zeggen maar bereidt u voor op een geweldige verrassing.... Verbeeldt u: Peter is hier! Mijn broeder Peter is in Weenen! Ik heb dus niet getelegrafeerd want nu zullen wfj toch alles te hooren krijgen van Peter. En ik dacht: „Gauw terug naar huis, want Peter is er misschien al." III De kolonel was niet weinig verbaasd en keek zijn nichtje vragend aan. Nelly, zei hij, ik begrijp je niet goed. Zeg alles nog eens duidelijker. Hoe weet je dat je broer hier is. En als hij hier is waarom heb je hem dan niet onmiddellijk meegebracht? Omdat ik nog niet met hem gesproken heb. Maar wacht ik vertel u alles ordelijk, en dan zuit u mij vanzelf begrijpen. 't Is te hopen want voor het oogenblik be grijp ik er niets van Dus, luister, en luister met aandacht. In de tram ontmoette ik Mr. Waldlew Wat moet ik hooren? Je hebt dus achter mijn rug samenkomsten met mijn rechtskundi gen raadsman? De kolonel lachte ondeugend; hij scheen niet in het minst verontwaardigd of boos Louter toeval, oompje! U weet dat de villa van Mr. Waldlew ook in Hietzing ligt en daar hij gewoonlijk om negen uur naar zijn kantoor gaat, kon ik er niets aan doen' dat ik hem aan de halte van de tram toevallig ontmoette. Trou wens de persoon van Mr. Waldlew is maar bij zaak,,,. Zoo, zoo! Dat lijkt me iets nieuws.... Belieft het u, grapjes te verkoopen, dan zwijg ik liever. Neen, neen, 't viel me zoo maar uit mijn mond. Ga door. Ik luister met gespannen aan dacht. Welnu, ik reed met Mr. Waldlew tot aan den Ring. waar wij uitstapten en gingen toen door de Karinthiëstraat naar het Stefanusplein. Wij troffen Daisy Mackensie, en maakten met haar een afspraakje tegen vanavond zes uur voor een partij tennis. Daisy, die 'n paar bood schappen had te doen, haalde ons over, haar te vergezellen. Zoo werd het tien uur, voordat we op het Stefanusplein aankwamen, waar mr. Waldlew afscheid van ons nam om zijn kantoor binnen te gaan. Daisy en ik stonden voor het huis nog te praten toen ik plotseling op drie schreden afstand van mij een jongeman uit het café „Europa" zag komen. Nauwelijks had ik hem in 't oog gekregen, of ik kon van blijdschap bijna geen adem meer halen, want het was nie mand anders dan mijn broer Peter! Jammer ge noeg scheen hij veel haast te hebben, want snel ging hij naar 'n gereedstaanden auto en riep den chauffeur een adres toe en nog was ik niet van mijn blijdschap bekomen, toen het portier toe- klapte en de auto wegreed. Ik riep nog zoo luid, dat de menschen naar mij keken: „Peter, Pe termaar dat kon hij natuurlijk niet meer hooren. En is dat alles? En geloof je werkelijk, dat die heer je broer was? Ja, vast en zeker, oom. Hoe zou ik Peter niet onmiddellijk herkend hebben! Maar kind, bedenk toch, dat je je broer in geen twaalf jaar hebt gezien. In die lange tijds ruimte moet hij wel veranderd zijn Onmogelijk! 't Was Peter en niemand an ders, zeg ik u. Natuurlijk waren de trekken scherper, en heel het voorkomen mannelijker dan twaalf jaar geleden, maar overigens is hij volkomen dezelfde gebleven. Zeg mij dan eens, waarom Peter zich in de stad amuseert inplaats van op de eerste plaats zijn zuster te gaan opzoeken, wat toch heel na tuurlijk zou geweest zijn. Wel, dat verwondert mij heelemaal niet, want ik ken het Amerikaansche princiep: Eerst de zaken, dan het genoegen. En dat Peter in op dracht van papa heel wat heeft af te doen, spreekt vanzelf. Trouwens als men elkaar in twaalf jaar lang niet gezien heeft; komt het er op een paar dagen niet meer op aan. Nelly, je mag 't mij niet kwalijk nemen, maar ik zal twijfelen, totdat ik mijn neef Peter in levenden lijve vóór mij zie. Ik blijf overtuigd, dat je je hebt vergist. Hier werd het gesprek onderbroken door Klockman, die een kaartje bracht. 't Is zei hij, een heer die uit Amerika komt. Hij laat vragen, of het u gelegen komt, hem te ontvangen. Nelly keek op het kaartje en sprong op, als had zij een electrischen schok gekregen. Hammer!riep zij, Herman Hammer. Pa's farm-opzichter! Zij wendde zich tot Klockman en ging voort: Natuurlijk ontvangen. Verzoek hem hier heen te komen. Terwijl Klockman zich verwijderde, zei Nelly tot haar oomr Hammer is een brave goede man, dien pa zeer hoog schatte, en dien we als kinderen „oom" noemden. Twintig jaar geleden heeft papa hem in dienst genomen om zelf méér tijd aan zijn kopermijn te kunnen wijden. Hammer is ze ker met Peter naar Europa-gekomen en wil ons nu zijn bezoek aankondigen. Zij zweeg. Een bleek man met grijs haar en een ziekelijk voorkomen kwam op hen toe. Nelly schrok. Was dat de flinke stoere, gezonde kerel van vroeger, dien Nelly zich nog zoo goed herinnerde? Ja, hij was 't; dat had Nelly ondanks de groote verandering in het voorkomen van den bezoeker spoedig gemerkt. Zij dwong zich tot een glimlachje en riep hem toe: Duizendmaal welkom, beste oom Hammer! Wat een blijde verrassing En geen woord heeft papa er over geschrevenNeem plaats En dit is mijn oom ThomasU weet, papa's broeder.... De heeren schudden elkaar de hand en Ham mer, die blijkbaar zeer moe was, nam plaats op de bank. Met bewondering liet hij zijn blik op het jonge meisje rusten. Maar zei hij, wat ben je groot geworden, Nelly! Of moet ik juffrouw Nelly zeggen? Gekheid, oom Hammer, maar begint u nu toch te vertellen, hoe is 't met papa, wanneer bent u aangekomen? Goede reis gehad? Waar blijft Peter? Want u is toch met Peter geko men? Of hij met u, nietwaar? Hammer keek verbaasd. Met je broer? Neen, kindje, hoe kom je daarop? Wel, Peter is te Weenen! Ik heb hem van* morgen op het Stefanusplein gezien. Onmogelijk! Toch is het zoo! Misschien gelijkenis. Trouwens wacht even, je broer heeft zich kort voor mijn vertrek naar Buenos Aires laten fotografeeren en de portretten zijn uitste kend gelukt. Hij heeft er mij een ter herinne ring meegegeven toen ik op reis ging.... voor het geval, dat wij elkaar niet zouden weerzien.» Ik ben namelijk wegens ziekte naar Europa Se" komen. Je kunt dat wel aan mij zien Nelly, ëe~ loof ik. Zij had medelijden met haar ouden vriend eö wilde ontkennend antwoorden. Maar 'n wee moedig lachje van den zieke weerhield haar. Geef je geen moeite, mijn kind. Ik ^'ce waar ik mij aan te houden heb, want ik ben gisteren reeds bij een professor geweest die 1(111 zeer nauwkeurig heeft onderzocht. „En?" 't Is niet goed met mijIk had al jaren f?0" leden moeten komen. Toch wil men het nog mf een operatie probeeren. Gelukt die, dan ben 1 gered en keer ik naar „Nieuwland", anders. Nu, wij zullen maar het beste hopen. En hier het portret van je broer. Juist zooals hij er ziet. (Wordt vervolg'1-''

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8