Regeering wenscht wijziging
der Tarief wet 1934
D e
de
bestrijding van
werkloosheid
INVOERRECHTEN DAN
VERHOOGD
EEN NATIONAAL PLAN
NOODZAKELIJK
STROOCARTONFABRIEK
IN VLAMMEN
ZONDAG 26 FEBRUARI 1939
Versterking der positie van eenige
bedrijven op de binnenlandsche
markt beoogd
Maximum 20 procent
van de waarde
Vijf millioen meer voor
de schatkist
Bespreking in de bijeenkomst der
Kath. Wetenschappelijke
Vereeniging
Prof. Veraart ontwik
kelt zijn ideeën
Welke bedrijven?
Uit een oogpunt van
werkgelegenheid
Wind was een groote bondgenoot
van het vernielende vuur
Jongens door trailer
gegrepen
De een op slag gedoodde ander
overleed later
TUINKNECHT UIT EEN BOOM
GEVALLEN
Ernstig gewond naar 't ziekenhuis
VERLAGING INKOOPPRIJS
VAN DE MELK
UIT DE STAATSCOURANT
Onderscheidingen
Bij het Engelsche leger wordt een apparaat beproefd, dat op zeer vernuftige
wijze hoogte, richting en snelheid van een naderend vliegtuig bepaalt en auto
matisch de noodige berekeningen maak t voor het instellen van 't afweergeschut
Bij de Tweede Kamer is ingediend
het reeds voor eenigen tijd aangekon
digde wetsontwerp tot wijziging van
de Tariefwet 1934 en de wet op het
statistiekrecht.
Deze wijziging beoogt aan een aan
tal daarvoor in aanmerking komen
de takken van bedrijf eenigen steun
te verleenen ter versterking van hun
positie op de binnenlandsche markt,
in den vorm van een verhooging van
invoerrecht. Dit zal voor de eindpro
ducten, dit zijn dus artikelen welke
thans in het algemeen met 12 pet.
zijn belast, niet hooger zijn dan 20
pet. van de waarde.
Voorts worden eenige technische
wijzigingen in het huidige tarief van
invoerrechten voorgesteld.
De uitvoerige Memorie van Toelichting,
welke de onderteekening draagt van de mi
nisters van Financiën, van Economische en
van Buitenlandsche Zaken, bevat beschouwin
gen omtrent do aanleiding tot de tariefher
ziening.
Ten aanzien van het vraagstuk van de be
strijding der werkloosheid in het normale be
drijfsleven, is de taak der overheid een twee
ledige, aldus de Memorie, Eenerzyds zal ge
streefd moeten worden naar een vermeerde
ring van den afzet der inheemsche producten
op de eigen markt, anderzijds zullen maatrege
len ter bevordering van den uitvoer niet ont
beerd kunnen worden.
Het is de door de regeering, in het be
lang der werkgelegenheid hier te lande,
gevoelde noodzakelijkheid, den afzet der
producten van de inheemsche nijverheid op
de eigen markt te steunen, welke aan de
onderhavige voorstellen ten grondslag ligt.
De ministers stellen het op prijs nog eens
uitdrukkelijk te verklaren, dat de regeering
een eoncurreerend kostenpeil voor ons bedrijfs
leven van overwegend belang acht en zal
trachten dit m$t alle haar ten dienste staande
middelen te handhaven.
VOor de beoordeeling der voorstellen is van
belang, dat, als gevolg van de in het buitenland
veelal door de overheid gevolgde exportpolitiek
en door de toepassing van methoden van dis-
criminatieve prijsvaststelling, het niveau der
prijzen, die' de Nederlandsche producenten op
de eigen markt kunnen bedingen, in tal van
gevallen is neergedrukt op een peil, dat een
rendabele productie ten eenen male onmogelijk
maakt. Door de werking van het invoerrecht
zal derhalve ook bij gelijk gebleven invoer de
verhouding tusschen kostprijzen en opbrengst-
prijzen der eigen industrie verbeteren, hetgeen
de rendabiliteit der ondernemingen en de
daarin bestaande werkgelegenheid ten goede
zal komen.
De ministers .stellen het op prijs, hier uit
drukkelijk er op te wijzen, dat deze prijs
stijging noch buitensporig, noch schadelijk
zal zijn. Zij zal immers in het algemeen
slechts een deel van de verhooging van het
invoerrecht bedragen. Van een merkbare
stijging van de kosten van levensonder
houd zal dan ook geen sprake zijn.
Nog stellen de ministers er prijs op, te her
halen, hetgeen reeds in de Millioenennota werd
Opgemerkt, dat de regeering groot gewicht
hecht aan stabiele verhoudingen op tariefge-
bied. Het ligt dan ook niet in het voornemen
de onderhavige voorstellen binnen afzienbaren
tijd door andere dergelijke te doen volgen.
De tot stand koming der onderha
vige voorstellen zal een bate voor de
schatkist beteekenen, welke bij de
nog steeds zeer moeilijke positie van
's lands financiën niet zonder betee-
kenis mag worden geacht. In de Mil
lioenennota is de hoogere opbrengst
gesteld op circa f 5.000.000. Een an
dere dan zeer globale schatting ia
niet mogelijk.
ZPoals in de Memorie wordt medegedeeld,
moeten de onderhavige voorstellen beschouwd
worden als een partieele herziening van het
bestaande tarief van invoerrechten.
De voorstellen zullen derhalve in het tarief
van invoerrechten worden opgenomen, waar
uit de noodzakelijkheid volgt, de indeeling van
het huidige tarief te handhaven, alsmede de
grondslagen, waarop dit is opgetrokken. De re
geering denkt hierbij in de allereerste plaats
aan de handhaving van het beginsel van pro
gressieve belasting van de toegevoegde waarde.
De voorstellen moeten dus, algemeen gespro
ken, worden gezien als een poging om met
handhaving van de indeeling van het huidige
tarief, alsmede van het daaraan ten grondslag
liggende beginsel van progressieve belasting
van de toegevoegde waarde, voor bepaalde ar-
tikelgroepen, welke zooveel mogelijk een afge
rond geheel vormen, een stelsel van bescher
mende rechten op te bouwen door een vergroo
ting van de spanning tusschen de invoerrech
ter. op grondstoffen, halffabrikaten en eind
producten, waarbij als maximum-invoerrecht
een heffing van 20 pCt. van de waarde wordt
gesteld.
De regeering heeft na ampele overweging be
sloten, haar voorstellen tot een herziening van
het tarief van invoerrechten in dezen vorm te
gieten en er van afgezien, voorstellen uit te
werken, waarbij voor de verschillende artikelen
ieder afzonderlijk een invoerrecht wordt be
paald. dat juist voldoende zou zijn om de con
currentieverhoudingen met het buitenland te
nivelleeren en deze invoerrechten te belicha
men in een afzonderlijk tarief, dat naast het
bestaande tarief toepassing zou vinden.
Bij de bepaling van de hoogte van het
invoerrecht is de regeering uitgegaan van
de gedachte, dat de kostprijzen zoo min
mogelijk verhoogd zullen mogen worden of
m.a.w. dat de grondstoffen en primaire
halffabrikaten zoo laag mogelijk moeten
worden belast.
Ten aanzien van artikelen, welke gedeel
telijk zijn samengesteld uit goederen, welke
bü de voorstellen zyn betrokken, is de re
geering in het algemeen van het standpunt
uitgegaan, dat een verhooging tot het
maximumrecht van 20 pCt. niet noodzake
lijk moet worden geacht, doch dat met een
iets lager invoerrecht mag worden volstaan
(in de meeste gevallen is hiervoor 18 pCt.
gesteld).
Eenzelfde standpunt is ingenomen met be
trekking tot die artikelen, welke weliswaar
een bewerkt eindproduct zijn, echter niet uit
een afzonderlijk daartoe samengesteld half
fabrikaat, doch rechtstreeks uit de grondstof
zijn vervaardigd, zooals bij tal van aardewerk
producten het geval is. Ook dergelijke produc
ten zijn in het algemeen niet hooger belast
dan 18 pCt.
Ten einde ongewenschte verschuivingen als
gevolg van een verandering in de verhouding
tusschen de bestaande invoerrechten te voor
komen, zijn de ministers, die het ontwerp on
derteekenen, bij de uitwerking der voorstellen
van het volgende schema uitgegaan:
Huidig invoerrecht Voorgesteld invoerrecht
naar de waarde. naar de waarde.
3 pCt. 6 pCt.
6 pCt. 10 pCt.
8 pCt. 12 pCt.
10 pCt. 15 pCt.
12 pCt. 18 of 20 pCt.
Ten slotte wijst de regeoring er op, dat, als
gevolg van de handhaving van de indeeling
van het bestaande tarief van invoerrechten,
het niet steeds mogelijk was een zoo nauwkeu
rige afscheiding der artlkelgroepen te maken
als uit een oogpunt van nauwgezetheid gebo
den is. De regeering heeft te dezen als richt
snoer gesteld om in die gevallen, waar het ta
riefposten betreft, welke voor het overgroote
deel uit artikelen bestaan, welke onder de ver
schillende artlkelgroepen ressorteeren, deze ta
riefposten, indien zij zich niet voor splitsing
leenen, in hun geheel in de verhooging te be
trekken. In die gevallen, waar de betrokken
artikelen een gering onderdeel van een tarief
post, die zich niet voor splitsing leent, uitma
ken, is deze post met het oog op het geringe
belang daarvan buiten beschouwing gelaten.
Bestudeering der voorstellen zal, naar de
ministers vertrouwen, doen zien, dat helaas on
vermijdelijke onnauwkeurigheden van zeer ge
ringen omvang zijn gebleven.
Wat betreft de keuze der artlkelgroepen ver
klaart de regeering, dat de chemische nijver -
Zaterdagmiddag hield de Rechtskundige af-
deeling van de Vereeniging tot het Bevorderen
van de Beoefening der Wetenschap onder de
Katholieken van Nederland haar winterverga
dering in Hotel „Witte Brug" te 's-Gravenhage.
Deze vergadering, waarvoor als onderwerp tet
bespreking was gekozen „De Werkloosheidsbe
strijding", was door twee prae-adviezen inge
leid.
Dr. H. W. C. Moller's prae-adries was getiteld
„De sociale zijde van de nationale werkloos
heid"; terwijl het prae-advies van prof. dr. J.
A. Veraart een analyse en therapie van de Ne
derlandsche werkloosheid is.
De voorzitter, prof. mr. W. P. J. Pompe, moest
na de opening der vergadering tot zijn leed
wezen mededeelen, dat de prae-adviseur dr. H
Moller wegens ziekte verhinderd was de verga
dering bij te wonen.
Als eerste debater verkreeg mr. P. Kleene
het woord, die betoogde, dat het verlies van
zelfstandigheid niet het gevolg is van de werk
loosheid, maar dat beide voortvloeien uit het
l.uidige systeem van het geldkapitalisme. De
overheerschende positie van het geld moet ge
broken worden.
Dr. v. d. Poel wees op de taak van den bur
ger tegenover den Staat by het scheppen van
werkgelegenheid.
Spr. heeft in het prae-advies van prof. Ver
aart gemist een beschouwing over den invloed
op het prijsniveau bij het inpompen van groote
bedragen in de mij.
Ir. M. C. E. B o n g a e r t s komt er tegen
op, dat de bestrijding van de werkloosheid een
heid niet in de voorstellen is betrokken, om
dat hierin in hoofdzaak grond- en hulpstoffen
v/orden vervaardigd ten behoeve van andere
bedrijfstakken, waardoor instelling of verhoo
ging van invoerrecht voor deze producenten tot
bedenkeiyke consequenties zou leiden, waar
tegen de eventueele voordeelen uit een oogpunt
van werkverruiming zeker niet zouden opwegen
De regeering wijst er bovendien op, dat de
chemische nijverheid over het algemeen uit een
cogpunt van werkgelegenheid niet de beteeke-
nis heeft van andere takken van nijverheid,
aangezien de aard van het chemisch bedrijf
medebrengt, dat dit weinig arbeidsintensief is.
De tariefherziening betreft de vol
gende takken van nijverheid:
1. de glas- en aardewerkindustrie;
2. de textiel- en kleedingindustrie
3. de papierindustrie;
4. de hout- en houtbewerkingsin
dustrie;
5. de ledej:- en lederwarenindustrie;
6. de metaalnijverheid.
Tot goed begrip van de omstandigheden, die
naar het gevoelen van de regeering ten aanzien
van de glas- en aardewerkindustrie
een steun in den vorm van. een verhoogd in
voerrecht motiveeren, wordt vooropgesteld, dat
het hier een tak van nijverheid betreft, die ge
rekend kan worden tot de meest arbeidsinten
sieve hier te lande.
Een daling vaq den uitvoer naar de hoeveel
heid tot ongeveer een vyfde of nog minder van
voorheen heeft niet nagelaten een veelal zeer
nadeeligen invloed op de werkgelegenheid uit te
oefenen.
De buitenlandsche concurrentie is mede in
verband met het teruggeloopen verbruik byzon-
der hevig geweest.
De moeilijkheden in de textiel- en klee
dingindustrie dateeren over het algemeen
uit de jaren 19301931 en leidden vroeger of
later tot invoerbeperkende maatregelen, die zich
thans over een groot aantal der door deze be
drijfstakken geproduceerde artikelen uitstrek
ken. Ondanks de in de meerderheid dei geval
len gunstige werking dezer maatregelen bleef
de algemeene toestand verre van rooskleurig.
Met name het prijspeil bleef zich op een te
laag niveau bewegen.
De oorzaken hiervan zijn, naast de in vele
gevallen zeer scherpe concurrentie op de bin
nenlandsche markt, gelegen in den prysdruk-
kenden invloed van den invoer van buitenland-
De Gouverneur van Vaticaanstad in
specteert de werkzaamheden, die in
verband met de afsluiting van het
Conclave worden verricht
taak speciaal van den Staat zou zijn. In zeke
ren zin is dat natuurlyk waar, maar men moet
met vergeten, dat de Staat door het volk ge
vormd wordt, zoodat ieder lid van het volk voor
de werkloosheid verantwoordelijk is.
Spr. maakt eenige opmerkingen betreffende
de grootte der werkloosheid.
De demografische invloeden op de grootte der
werkloosheid mogen niet vergeten worden.
Nieuwe levensmoed en levensdurf moet het
volk gegeven worden. Hiervoor is op de eerste
plaats noodig werkgelegenheid op korten ter
mijn voor onze werkloozen. De middelen daar
toe zijn o. a, arbeidsspreiding, vervroegde pen-
sxnneering en arbeidsverbod voor jeugdigen,
ai beidsrouleersysteem en zoo mogeiyk werktijd
verkorting. Bovendien is stimuleering van het
bedrijfsleven als middel voor op den langen duur
noodzakeiyk. Dit alles kan de Staat niet doen;
liy kan alleen stimuleeren. De maatschappij moet
het zelf doen in een geest van solidariteit.
Mej. mr. D. J. Wesseling constateert, dat
beide prae-adviseurs zich hebben gesteld op het
standpunt van de noodzaak van den organischen
opbouw van de maatschappy. Hoe is dit moge
lijk zonder een politieken organischen opbouw?
Betreffende den eisch van meer statistische
gegevens merkt spr. op, dat daarmee nog niet
is aangetoond, hoe cijfers in arbeid worden om
gezet.
J h r. m r. O. F. A. M. v. N i s p e n tot S e-
v e n a e r merkt op, dat ondanks het besteden
van fantastische sommen door de politiek van
.Roosevelt in de Ver, Staten thans toch wel ge
constateerd kan worden, dat dit systeem mis
lukt is. Waarom haalt prof. Veraart dit voor
beeld niet aan, als hij zijn plan van uitgaven
wil uiteenzetten.
Het steeds meer geld uitgeven zonder te vra
gen naar rentabiliteit werpt toch ook reeds in
Duitschland zijn schaduwen af.
Vervolgens wijst mr. H. L. M. Kramer er
op. dat het verkeerd is, om het thans reeds voor
te stellen, alsof het Duitsch economisch stelsel
op het einde van zijn krachten is. Bovendien
moet men niet den moreelen factor, die verbon
den is aan het feit, dat ieder werk heeft, on-
onderschatten.
Mr. R. A. H. M. G iel en meent, dat het
werkloosheidsvraagstuk soms wel wat al te tra
gisch wordt gezien. Het constante aantal, dat
langzamerhand afneemt, moet men eenigszins
als een vast blok aan het been beschouwen.
We behoeven daarom niet zoo ver te grüpen.
als prof. Veraart voorstelt. De bestaande plan
nen zullen een groot deel van het huidige aan
tal werkloozen opnemen.
sche artikelen, die hier te lande, wat de hoogte
van het invoerrecht betreft, een vrijwel onbe
schermde markt vonden.
Wat voorts de hoogte der voorgestelde rech
ten betreft, meent de regeering, dat het invoer
recht op de z.g. industriegarens niet hooger
mag worden gesteld dan 3 pet.
Wat de garens betreft, welke niet voor indus-
trieele doeleinden worden gebezigd, stelt de re
geering voor, de huidige invoerrechten van 6
en 10 pet. te verhoogen tot resp. 10 en 15 pet
Het invoerrecht op weefsels, aldus de Memorie
welke thans in het algemeen met 10 pet. wor
den belast, zou gebracht- kunnen worden op
18 pet-
Met het oog op dit laatste voorstel stelt de
regeering voor, de invoerrechten op de artike
len der verwerkende industrie, waarbij zy in de
eerste plaats denkt aan de kleedingindustrie,
te verhoogen van 12 pet. tot 20 pet.
In een aantal gevallen is het invoerrecht der
producten van de verwerkende industrie niet
op 20 pet. gesteld doch op 18 pet.
Voor het voornemen, om de papierindus
trie met maatregelen op tariefgebied meer
steun te verleenen, acht de regeering allen
grond aanwezig.
De voorstellen tot herziening van het tarief
laten de zeer eenvoudige structuur van het
bestaande tarief vrijwel intact. Over het alge
meen beteekenen zy een verdubbeling van de
huidige rechten. Slechts zij er op gewezen, dat
in het huidige tarief de bepaling voorkomt,
dat rotatiepapier en ander papier uit eén stuk.
ingevoerd op rollen, wegende per rol, met inbe
grip van huls of ander opwindmiddel, 200 k.g
of meer, slechts met 6 pet. is belast. Dete bepa
ling leidt er in de practyk toe, dat alle moge
lijke papiersoorten in dezen vorm worden inge
voerd, teneinde van dit lage tarief te profi-
teeren. In het nieuw voorgestelde tarief is dan
ook uitdrukkelijk bepaald, dat slechts couran
tenpapier aan een lager tarief, t.w 10 pet., zal
zyn onderworpen dan de overige papiersoorten
welke volgens het voorstel met 20 pet (thans
10 pet.) zullen worden belast.
bedrijf, welke gevolgen niet zyn te overzien.
Het voorstel met betrekking tot artikelen van
de metaalnijverheid moest dan ook, naar het
oordeel van de regeering, over het algemeen
beperkt biyven tot die metalen artikelen, welke
inderdaad eindproducten zijn.
In de toelichting aan de Tweede Kamer
op het wetsontwerp inzake de wyziging der
tariefwet 1934 deelen de ministers het vol
gende mede betreffende de beteekenis der
goederengroepen ten aanzien waarvan voor
stellen worden gedaan voor den invoer en
uit een oogpunt van werkgelegenheid.
Uit de cyfers, die der regeering ter beschik
king staan, blijkt, dat in het tijdvak Januari—
September 1938 de invoer der by de tariefs-
verhooging betrokken artikelen ruim 135 mil
lioen bedroeg, uitmakende ca. 13 pCt. van den
totaal-invoer. De betrokken artikelengroepen
zyn derhalve niet van overheerschende beteeke
nis voor onzen totalen invoer, waardoor nog de
nadruk wordt gelegd op het partieele karakter
van de voorgestelde herziening van het tarief
van invoerrechten.
Het is verder belangwekkend de samenstel
ling van den invoer na te gaan, uitgaande van
den graad van bewerking, welke de betrokken
artikelen hebben ondergaan. De regeering ba
seert zich hier op de gegevens van de jaar
statistiek 1937 van den in-, uit- en doorvoer
De totale invoer van de by de voorstellen tot
verhooging betrokken artikelen bedroeg over 1937
plm. 225 millioen. Deze invoer was ongeveer
als volgt samengesteld:
Zaterdagmiddag vijf uur is een felle brand
uitgebroken in de N.V. Stroocarton- en Papier
fabriek voorheen W. A. Scholten aan het Win-
schoterdiep te Sappemeer.
Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat de
plaatseiyke brandweer de hulp moest inroepen
van de brandweren uit Groningen en Appinge-
dam.
De brand is uitgebroken in het oude gedeelte
van de fabriek, dat aan de oostzijde is gelegen.
Het vuur ontstond op een hakselzolder, waar het
stroo de eerste bewerking ondergaat. In de fa
briek, die Zaterdagmiddag op volle kracht werk
te, bevonden zich op het oogenblik. dat een ar
beider het vuur ontdekte, pl.m. tachtig man. Al
len konden zich tijdig in veiligheid stellen, al
kregen eenigen nog lichte brandwonden.
De fabrieksbrandweer was de eerste, die den
strijd tegen het vuur aanbond, doch reeds aan
stonds moest worden vastgesteld, dat die strijd
zeer ongelijkmatig was. Met zeer groote snelheid
breidde het vuur zich over de aan den heksel-
zolder grenzende deelen van het fabriekscomplex
uit.
De zeer krachtige wind was daarbij een sterke
bondgenoot en dit maakte de taak van de fa
brieksbrandweer nog zwaarder, zoo niet hope
loos. De burgemeesters van de gemeenten Hoo-
gezand en Sappemeer besloten assistentie te vra
gen van de brandweren uit de omliggende ge
meenten. Ingevolge dit verzoek spoedden zich
twee motorspuiten, onderscheidenlijk uit Gronin
gen en uit Appingedam, naar Sappemeer en
mede dank zy deze assistentie stond het een uur
later vast, dat men uitbreiding zou kunnen voor
komen.
In het oude gedeelte van de fabriek, dat
naar het zich in het begin van den avond liet
aanzien geheel verwoest zou worden, bevon
den zich groote hoeveelheden stroo, welke ver
loren zyn gegaan, terwyi aan de zich in dit ge
deelte van het fabriekscomplex bevindende ma
chines groote schade is toegebracht.
De oorzaak van den brand is waarschijnlijk
het warm loopen van een as van een hakselma
chine, waardoor het stroo vlam heeft gevat.
Later werd nog gemeld, dat de muren en
het dak van het oude gedeelte der stroocarton-
fabriek met donderend geraas zijn ingestort.
Het gebouw is volkomen verwoest. Het nieuwe
gedeelte kon men, niettegenstaande de storm
achtige wind de vlammen voortdurend aan
wakkerde, behouden.
De brandweren van Appingedam en Hooge-
zand rukten om half acht in.
De hoeveelheid stroo, welke verloren is ge
gaan, is niet groot. Wel zijn alle machines ver
woest. De directie kon de schade niet by bena
dering opgeven; deze is zeer groot. Het geheele
bedrijf staat door de verwoesting van net oude
gebouw stil; de arbeiders zullen niet anders
kunnen doen dan de puinen opruimen.
De papierfabriek kan blijven doordraaien.
Wat de hout- en houtbewerkings
industrie betreft, stelt rde regeering verhoo
gingen voor overeenkomstig het hierboven
weergegeven schema.
Wat betreft de leder- en lederwaren-
industrie wil het de regeering voorkomen,
dat slechts een verhooging van het invoerrech'
op leder van 3 pet. van de waarde op 6 pet
gemotiveerd is.
Ten aanzien van de metaalindustrie
heeft de regeering gemeend te moeten volstaan
met het voorstellen van een herziening van het
tarief van invoerrechten voor een beperkt aan
tal artikelen. De moeilijkheid by dezen tak van
nyverheid is hierin gelegen, dat de invoer
afgezien van de onbewerkte metalen voor
een zeer overwegend gedeelte bestaat uit pro
ductiemiddelen. Een verhooging van het invoer
recht voor deze artikelen heeft daardoor conse
quenties ten aanzien van andere taksen van
Een verdere industrieele ontwikkeling ls
noodig.
De prae-adviseur prof. dr. J. A. Veraart
begon, nadat hij het woord had verkregen, met
cp te merken, dat onder de debaters zich eigen
lijk zeer weinig economisten bevonden.
De verschillende sprekers beantwoordend,
merkt de prae-adviseur op, dat in het systeem
der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie de op
bouw van maatschappij en Staat naar elkaar
groeit, zoodat het er weinig toe doet van wie de
stoot tot aanpakken komt, van den Staat of van
de maatschappij. Alleen moeten wij oppassen
voor den invloed van het geldkapitaal, dat in
onze dagen zeker zoo machtig is als in de vorige
eeuw. Het geldkapitalisme zal als een geducht
tegenstander overal te vinden zijn.
Betreffende de vraag van de verzameling van
positieve gegevens merkt prof. Veraart op, dat
het er niet op aan komt hoe een bevolking is
samengesteld, maar hoe de bestaande bevol
king staat tegenover de bestaande economische
goederen. Daarom ligt in elk land het werk
loosheidsprobleem anders en eischt het andere
middelen.
Ook de thans gebruikte middelen, hoe goed
ook, kunnen alleen bezien worden in het kadei
van een nationaal plan, d.i. van uit het oog
punt der publiekrechteiyke bedryfsorganisatie,
anders is het resultaat niet te overzien.
Voor den uitbouw van de bedryfsorganisato-
rische gedachte is iets van het Ffihrer-principe
niet noodig. wy zijn zelfs nog niet voldoende
democratisch. Er is b.v. nog geen democra
tische economische bevolkingspolitiek. Hoe zou
thans te beoordeelen zijn of de opname van
jonge krachten en de mechanisatie en rationa
lisatie wel goed geschieden?
Spr. is door het debat versterkt in zijn mee
ning,. dat wij bij deze kwestie het buitenland
moeten laten rusten. Het geeft slechts pro- en
contra-elementen, die weinig opleveren.
Alleen hebben we niet te vergeten by de be
oordeeling der Ver. Staten, dat dit land de cen
trale is van het wereldgeldkapitalisme. Dit wil
dc speculatieve krachten handhaven in plaats
van te breidelen. Het wil de mogelijkheid, met
veel geld weer veel geld te verdienen.
Natuurlijk moeten de vakgenooten, die het
zelf doen, omringd worden door de noodige
waarborgen.
Men moet de werkloosheid niet opvatten als
een blok aan 't been, waartegen wy losstaande
middelen moeten ontwerpen als het plan-
Westhoff. Dit moet ingeschakeld worden in een
grootsch nationaal plan. Van geïmproviseerde
industrieele ontwikkeling kan niets komen, hoe
belangryke kanten ze ook heeft, dan binnen
een nationaal plan, waarby heel Nederland en
al zyn krachten worden beschouwd, om inge
schakeld te worden, organisch, hiërarchisch en
democratisch.
De voorzitter dankte prae-adviseurs en de
baters. Spr. merkte op, dat voor het eerst een
dame aan het debat heeft deelgenomen,
Hierna werd de vergadering gesloten.
Gedeelteiyk bewerkte goederen I 60.000.000,
Nog te verwerken eindproducten 68.000.000,—
Productiemiddelen 14.000.000,—
Consumentengoederen 83.000.000,
225.000.000,—
By een vergelijking van de hierboven ge
noemde cyfers met die van den totaalinvoer
der groepen, ten aanzien waarvan voorstel
len worden gedaan, springt dqidelijk in het
oog, dat het zwaartepunt der voorgestelde
verhoogingen ligt by de eindproducten,
waardoor geïllustreerd wordt, dat noemens
waardige verhooging der productiekosten
van doorvoering der voorstellen niet te ver
wachten is, temeer daar de voorgestelde
verhooging van andere dan eindproducten
over het algemeen niet meer dan 3 of 4
pCt. bedraagt.
De invoercyfers over 1937 over de volledige
groepen zijn in millioenen guldens als volgt:
Gedeelteiyk bewerkte goederen 216 (60)nog
te verwerken eindproducten 130 (68); produc
tiemiddelen 189 (14); consumentengoederen 97
(83).
De tusschen haakjes gestelde cyfers hebben
betrekking op de in de verhooging betrokken
artikelen.
Het aantal „typewerklieden", dat werkzaam
was in de betrokken takken van nyverheid, be
droeg in 1936 178.184.
Het gemiddelde aantal werkloozen over de
periode September 1937 tot en met Augustus
1938 bedroeg voor de onderscheidene takken
van nyverheid
1. aardewerk, enz. 8.068, w.o. steenindustrie
6.163 2. diamant 2.341; 3. drukkerijen 3.002;
4. bouwbedryven 68.276; 5. chemische bedrijven
niet opgegeven; 6. houtbewerking 10.453; 7.
kleeding 5.715; 8. kunstnyverheid niet opgege
ven; 9. leder, wasdoek, enz. 4.116; 10. steenko
len, enz. 5.083; 11. metaalnijverheid 33.592; 12.
papier 1.637; 13. textiel 8.875; 14. gas en elec-
triciteit niet opgegeven: 15. voedings- en genot
middelen 14.885.
Uit al deze gegevens valt by benadering af
te leiden, dat het aantal werkloozen, betrok
ken bij de goederengroepen (met uitzondering
van de metaalgroep) ten aanzien waarvan de
voorstellen worden gedaan, geraamd kan wor
den op ongeveer 30.000, d.i. plm. 18 pCt. van
het totaal aantal werkloozen in de nyverheid
(met uitzondering van de ongeschoolde arbei
ders). Het aantal tewerkgestelden by de be
trokken goederengroepen bedroeg over 1936 24
pCt. van het totaal.
De regeering mag niet nalaten er in dit
verband op te wyzen, dat hieruit geenerlei
gevolgtrekkingen mogen worden gemaakt
met betrekking tot de beteekenis van de
voorstellen betreffende de mogelijkheid van
bestryding der werkloosheid. Het relatief-,
geringere percentage van het totaal aantal
werkloozen moet in hoofdzaak verklaard
worden uit de zeer aanzienlijke werkloosheid
der bouwarbeiders, waartegen invoerrechten
uiteraard niet kunnen baten.
De cyfers van het Centraal Bureau voor de
Statistiek, waaraan deze gegevens ontleend zijn,
vermelden niet afzonderlijk het werkloosheids
percentage in de papierindustrie, zoodat hier
omtrent geen mededeeling kan worden gedaan.
Zaterdagmiddag is op de Vrijenbergsche-
laan te Delft een ernstig ongeluk gebeurd.
Twee jongens uit Delft, beiden omstreeks
zestien jaar oud, die per fiets reden, zijn
door een trailer uit Utrecht gegrepen. Een
van de jongens werd op slag gedood, de
ander is in stervenden toestand naar het
gasthuis overgebracht, waar hy later over
leden is.
Nader vernemen wy, dat het eerste slachtoffer
is de 17-jarige P. van der Kruk, wonende in de
Javastraat te Delft. De naam van den later
overleden jongen is H. Kamsteeg, die eveneens
in de Javastraat woont.
De jongens fietsten naast elkaar in de richting
van den Insulindeweg en lieten zich voortsleepen
door een trailer uit Utrecht. De jongen, die den
auto vasthield, verloor vermoedelyk de macht
over zyn stuur en heeft zijn kameraad daarop
vastgegrepen, zoodat beiden vielen, met het
vermelde droeve gevolg.
Zaterdagmiddag omstreeks vyf uur is te Neer
kant een 20-jarige tuinknecht van een hoogte
van circa 10 meter uit een boom gevallen, wel
ken hij snoeide. De jongeman viel met het hoofd
op een betonnen slootduiker. Hij is in ernsti-
gen toestand naar het ziekenhuis te Helmond
overgebracht.
De Consumptie-Melk-Centrale en de Alge
meene Vereeniging voor Melkvoorziening, welke
de consumptiemelk-regeling in het westen des
lands uitvoeren, deelen mede, dat met ingang
van Zondag 5 Maart het gedeelte van den prijs,
dat de veehouder rechtstreeks van den kooper
der melk ontvangt, wordt verlaagd met cent
per liter melk.
De prys voor 2e klasse melk wordt hierdoor
5.75 cent per liter, terwyl voor le klasse en 3e
klasse melk een premie resp. een korting van
0.25 cent per liter melk wordt toegepast.
Aan J. de Vries, bureelchef ten parkette van
de ambtenaren van het openbaar ministerie bij
de kantongerechten in het arrondissement Den
Haag, is bij bevordering de eere-medaille ver
leend verbonden aan de orde van Oranje-
Nassau in goud.
Aan G. J. van Putten, leeraar te Hilversum,
is vergunning verleend tot het aannemen van
de benoeming tot „officier d'Academie".