Regeering wenscht wijziging der Tarief wet 1934 D e de bestrijding van werkloosheid INVOERRECHTEN DAN VERHOOGD EEN NATIONAAL PLAN NOODZAKELIJK STROOCARTONFABRIEK IN VLAMMEN ZONDAG 26 FEBRUARI 1939 Versterking der positie van eenige bedrijven op de binnenlandsche markt beoogd Maximum 20 procent van de waarde Vijf millioen meer voor de schatkist Bespreking in de bijeenkomst der Kath. Wetenschappelijke Vereeniging Prof. Veraart ontwik kelt zijn ideeën Welke bedrijven? Uit een oogpunt van werkgelegenheid Wind was een groote bondgenoot van het vernielende vuur Jongens door trailer gegrepen De een op slag gedoodde ander overleed later TUINKNECHT UIT EEN BOOM GEVALLEN Ernstig gewond naar 't ziekenhuis VERLAGING INKOOPPRIJS VAN DE MELK UIT DE STAATSCOURANT Onderscheidingen Bij het Engelsche leger wordt een apparaat beproefd, dat op zeer vernuftige wijze hoogte, richting en snelheid van een naderend vliegtuig bepaalt en auto matisch de noodige berekeningen maak t voor het instellen van 't afweergeschut Bij de Tweede Kamer is ingediend het reeds voor eenigen tijd aangekon digde wetsontwerp tot wijziging van de Tariefwet 1934 en de wet op het statistiekrecht. Deze wijziging beoogt aan een aan tal daarvoor in aanmerking komen de takken van bedrijf eenigen steun te verleenen ter versterking van hun positie op de binnenlandsche markt, in den vorm van een verhooging van invoerrecht. Dit zal voor de eindpro ducten, dit zijn dus artikelen welke thans in het algemeen met 12 pet. zijn belast, niet hooger zijn dan 20 pet. van de waarde. Voorts worden eenige technische wijzigingen in het huidige tarief van invoerrechten voorgesteld. De uitvoerige Memorie van Toelichting, welke de onderteekening draagt van de mi nisters van Financiën, van Economische en van Buitenlandsche Zaken, bevat beschouwin gen omtrent do aanleiding tot de tariefher ziening. Ten aanzien van het vraagstuk van de be strijding der werkloosheid in het normale be drijfsleven, is de taak der overheid een twee ledige, aldus de Memorie, Eenerzyds zal ge streefd moeten worden naar een vermeerde ring van den afzet der inheemsche producten op de eigen markt, anderzijds zullen maatrege len ter bevordering van den uitvoer niet ont beerd kunnen worden. Het is de door de regeering, in het be lang der werkgelegenheid hier te lande, gevoelde noodzakelijkheid, den afzet der producten van de inheemsche nijverheid op de eigen markt te steunen, welke aan de onderhavige voorstellen ten grondslag ligt. De ministers stellen het op prijs nog eens uitdrukkelijk te verklaren, dat de regeering een eoncurreerend kostenpeil voor ons bedrijfs leven van overwegend belang acht en zal trachten dit m$t alle haar ten dienste staande middelen te handhaven. VOor de beoordeeling der voorstellen is van belang, dat, als gevolg van de in het buitenland veelal door de overheid gevolgde exportpolitiek en door de toepassing van methoden van dis- criminatieve prijsvaststelling, het niveau der prijzen, die' de Nederlandsche producenten op de eigen markt kunnen bedingen, in tal van gevallen is neergedrukt op een peil, dat een rendabele productie ten eenen male onmogelijk maakt. Door de werking van het invoerrecht zal derhalve ook bij gelijk gebleven invoer de verhouding tusschen kostprijzen en opbrengst- prijzen der eigen industrie verbeteren, hetgeen de rendabiliteit der ondernemingen en de daarin bestaande werkgelegenheid ten goede zal komen. De ministers .stellen het op prijs, hier uit drukkelijk er op te wijzen, dat deze prijs stijging noch buitensporig, noch schadelijk zal zijn. Zij zal immers in het algemeen slechts een deel van de verhooging van het invoerrecht bedragen. Van een merkbare stijging van de kosten van levensonder houd zal dan ook geen sprake zijn. Nog stellen de ministers er prijs op, te her halen, hetgeen reeds in de Millioenennota werd Opgemerkt, dat de regeering groot gewicht hecht aan stabiele verhoudingen op tariefge- bied. Het ligt dan ook niet in het voornemen de onderhavige voorstellen binnen afzienbaren tijd door andere dergelijke te doen volgen. De tot stand koming der onderha vige voorstellen zal een bate voor de schatkist beteekenen, welke bij de nog steeds zeer moeilijke positie van 's lands financiën niet zonder betee- kenis mag worden geacht. In de Mil lioenennota is de hoogere opbrengst gesteld op circa f 5.000.000. Een an dere dan zeer globale schatting ia niet mogelijk. ZPoals in de Memorie wordt medegedeeld, moeten de onderhavige voorstellen beschouwd worden als een partieele herziening van het bestaande tarief van invoerrechten. De voorstellen zullen derhalve in het tarief van invoerrechten worden opgenomen, waar uit de noodzakelijkheid volgt, de indeeling van het huidige tarief te handhaven, alsmede de grondslagen, waarop dit is opgetrokken. De re geering denkt hierbij in de allereerste plaats aan de handhaving van het beginsel van pro gressieve belasting van de toegevoegde waarde. De voorstellen moeten dus, algemeen gespro ken, worden gezien als een poging om met handhaving van de indeeling van het huidige tarief, alsmede van het daaraan ten grondslag liggende beginsel van progressieve belasting van de toegevoegde waarde, voor bepaalde ar- tikelgroepen, welke zooveel mogelijk een afge rond geheel vormen, een stelsel van bescher mende rechten op te bouwen door een vergroo ting van de spanning tusschen de invoerrech ter. op grondstoffen, halffabrikaten en eind producten, waarbij als maximum-invoerrecht een heffing van 20 pCt. van de waarde wordt gesteld. De regeering heeft na ampele overweging be sloten, haar voorstellen tot een herziening van het tarief van invoerrechten in dezen vorm te gieten en er van afgezien, voorstellen uit te werken, waarbij voor de verschillende artikelen ieder afzonderlijk een invoerrecht wordt be paald. dat juist voldoende zou zijn om de con currentieverhoudingen met het buitenland te nivelleeren en deze invoerrechten te belicha men in een afzonderlijk tarief, dat naast het bestaande tarief toepassing zou vinden. Bij de bepaling van de hoogte van het invoerrecht is de regeering uitgegaan van de gedachte, dat de kostprijzen zoo min mogelijk verhoogd zullen mogen worden of m.a.w. dat de grondstoffen en primaire halffabrikaten zoo laag mogelijk moeten worden belast. Ten aanzien van artikelen, welke gedeel telijk zijn samengesteld uit goederen, welke bü de voorstellen zyn betrokken, is de re geering in het algemeen van het standpunt uitgegaan, dat een verhooging tot het maximumrecht van 20 pCt. niet noodzake lijk moet worden geacht, doch dat met een iets lager invoerrecht mag worden volstaan (in de meeste gevallen is hiervoor 18 pCt. gesteld). Eenzelfde standpunt is ingenomen met be trekking tot die artikelen, welke weliswaar een bewerkt eindproduct zijn, echter niet uit een afzonderlijk daartoe samengesteld half fabrikaat, doch rechtstreeks uit de grondstof zijn vervaardigd, zooals bij tal van aardewerk producten het geval is. Ook dergelijke produc ten zijn in het algemeen niet hooger belast dan 18 pCt. Ten einde ongewenschte verschuivingen als gevolg van een verandering in de verhouding tusschen de bestaande invoerrechten te voor komen, zijn de ministers, die het ontwerp on derteekenen, bij de uitwerking der voorstellen van het volgende schema uitgegaan: Huidig invoerrecht Voorgesteld invoerrecht naar de waarde. naar de waarde. 3 pCt. 6 pCt. 6 pCt. 10 pCt. 8 pCt. 12 pCt. 10 pCt. 15 pCt. 12 pCt. 18 of 20 pCt. Ten slotte wijst de regeoring er op, dat, als gevolg van de handhaving van de indeeling van het bestaande tarief van invoerrechten, het niet steeds mogelijk was een zoo nauwkeu rige afscheiding der artlkelgroepen te maken als uit een oogpunt van nauwgezetheid gebo den is. De regeering heeft te dezen als richt snoer gesteld om in die gevallen, waar het ta riefposten betreft, welke voor het overgroote deel uit artikelen bestaan, welke onder de ver schillende artlkelgroepen ressorteeren, deze ta riefposten, indien zij zich niet voor splitsing leenen, in hun geheel in de verhooging te be trekken. In die gevallen, waar de betrokken artikelen een gering onderdeel van een tarief post, die zich niet voor splitsing leent, uitma ken, is deze post met het oog op het geringe belang daarvan buiten beschouwing gelaten. Bestudeering der voorstellen zal, naar de ministers vertrouwen, doen zien, dat helaas on vermijdelijke onnauwkeurigheden van zeer ge ringen omvang zijn gebleven. Wat betreft de keuze der artlkelgroepen ver klaart de regeering, dat de chemische nijver - Zaterdagmiddag hield de Rechtskundige af- deeling van de Vereeniging tot het Bevorderen van de Beoefening der Wetenschap onder de Katholieken van Nederland haar winterverga dering in Hotel „Witte Brug" te 's-Gravenhage. Deze vergadering, waarvoor als onderwerp tet bespreking was gekozen „De Werkloosheidsbe strijding", was door twee prae-adviezen inge leid. Dr. H. W. C. Moller's prae-adries was getiteld „De sociale zijde van de nationale werkloos heid"; terwijl het prae-advies van prof. dr. J. A. Veraart een analyse en therapie van de Ne derlandsche werkloosheid is. De voorzitter, prof. mr. W. P. J. Pompe, moest na de opening der vergadering tot zijn leed wezen mededeelen, dat de prae-adviseur dr. H Moller wegens ziekte verhinderd was de verga dering bij te wonen. Als eerste debater verkreeg mr. P. Kleene het woord, die betoogde, dat het verlies van zelfstandigheid niet het gevolg is van de werk loosheid, maar dat beide voortvloeien uit het l.uidige systeem van het geldkapitalisme. De overheerschende positie van het geld moet ge broken worden. Dr. v. d. Poel wees op de taak van den bur ger tegenover den Staat by het scheppen van werkgelegenheid. Spr. heeft in het prae-advies van prof. Ver aart gemist een beschouwing over den invloed op het prijsniveau bij het inpompen van groote bedragen in de mij. Ir. M. C. E. B o n g a e r t s komt er tegen op, dat de bestrijding van de werkloosheid een heid niet in de voorstellen is betrokken, om dat hierin in hoofdzaak grond- en hulpstoffen v/orden vervaardigd ten behoeve van andere bedrijfstakken, waardoor instelling of verhoo ging van invoerrecht voor deze producenten tot bedenkeiyke consequenties zou leiden, waar tegen de eventueele voordeelen uit een oogpunt van werkverruiming zeker niet zouden opwegen De regeering wijst er bovendien op, dat de chemische nijverheid over het algemeen uit een cogpunt van werkgelegenheid niet de beteeke- nis heeft van andere takken van nijverheid, aangezien de aard van het chemisch bedrijf medebrengt, dat dit weinig arbeidsintensief is. De tariefherziening betreft de vol gende takken van nijverheid: 1. de glas- en aardewerkindustrie; 2. de textiel- en kleedingindustrie 3. de papierindustrie; 4. de hout- en houtbewerkingsin dustrie; 5. de ledej:- en lederwarenindustrie; 6. de metaalnijverheid. Tot goed begrip van de omstandigheden, die naar het gevoelen van de regeering ten aanzien van de glas- en aardewerkindustrie een steun in den vorm van. een verhoogd in voerrecht motiveeren, wordt vooropgesteld, dat het hier een tak van nijverheid betreft, die ge rekend kan worden tot de meest arbeidsinten sieve hier te lande. Een daling vaq den uitvoer naar de hoeveel heid tot ongeveer een vyfde of nog minder van voorheen heeft niet nagelaten een veelal zeer nadeeligen invloed op de werkgelegenheid uit te oefenen. De buitenlandsche concurrentie is mede in verband met het teruggeloopen verbruik byzon- der hevig geweest. De moeilijkheden in de textiel- en klee dingindustrie dateeren over het algemeen uit de jaren 19301931 en leidden vroeger of later tot invoerbeperkende maatregelen, die zich thans over een groot aantal der door deze be drijfstakken geproduceerde artikelen uitstrek ken. Ondanks de in de meerderheid dei geval len gunstige werking dezer maatregelen bleef de algemeene toestand verre van rooskleurig. Met name het prijspeil bleef zich op een te laag niveau bewegen. De oorzaken hiervan zijn, naast de in vele gevallen zeer scherpe concurrentie op de bin nenlandsche markt, gelegen in den prysdruk- kenden invloed van den invoer van buitenland- De Gouverneur van Vaticaanstad in specteert de werkzaamheden, die in verband met de afsluiting van het Conclave worden verricht taak speciaal van den Staat zou zijn. In zeke ren zin is dat natuurlyk waar, maar men moet met vergeten, dat de Staat door het volk ge vormd wordt, zoodat ieder lid van het volk voor de werkloosheid verantwoordelijk is. Spr. maakt eenige opmerkingen betreffende de grootte der werkloosheid. De demografische invloeden op de grootte der werkloosheid mogen niet vergeten worden. Nieuwe levensmoed en levensdurf moet het volk gegeven worden. Hiervoor is op de eerste plaats noodig werkgelegenheid op korten ter mijn voor onze werkloozen. De middelen daar toe zijn o. a, arbeidsspreiding, vervroegde pen- sxnneering en arbeidsverbod voor jeugdigen, ai beidsrouleersysteem en zoo mogeiyk werktijd verkorting. Bovendien is stimuleering van het bedrijfsleven als middel voor op den langen duur noodzakeiyk. Dit alles kan de Staat niet doen; liy kan alleen stimuleeren. De maatschappij moet het zelf doen in een geest van solidariteit. Mej. mr. D. J. Wesseling constateert, dat beide prae-adviseurs zich hebben gesteld op het standpunt van de noodzaak van den organischen opbouw van de maatschappy. Hoe is dit moge lijk zonder een politieken organischen opbouw? Betreffende den eisch van meer statistische gegevens merkt spr. op, dat daarmee nog niet is aangetoond, hoe cijfers in arbeid worden om gezet. J h r. m r. O. F. A. M. v. N i s p e n tot S e- v e n a e r merkt op, dat ondanks het besteden van fantastische sommen door de politiek van .Roosevelt in de Ver, Staten thans toch wel ge constateerd kan worden, dat dit systeem mis lukt is. Waarom haalt prof. Veraart dit voor beeld niet aan, als hij zijn plan van uitgaven wil uiteenzetten. Het steeds meer geld uitgeven zonder te vra gen naar rentabiliteit werpt toch ook reeds in Duitschland zijn schaduwen af. Vervolgens wijst mr. H. L. M. Kramer er op. dat het verkeerd is, om het thans reeds voor te stellen, alsof het Duitsch economisch stelsel op het einde van zijn krachten is. Bovendien moet men niet den moreelen factor, die verbon den is aan het feit, dat ieder werk heeft, on- onderschatten. Mr. R. A. H. M. G iel en meent, dat het werkloosheidsvraagstuk soms wel wat al te tra gisch wordt gezien. Het constante aantal, dat langzamerhand afneemt, moet men eenigszins als een vast blok aan het been beschouwen. We behoeven daarom niet zoo ver te grüpen. als prof. Veraart voorstelt. De bestaande plan nen zullen een groot deel van het huidige aan tal werkloozen opnemen. sche artikelen, die hier te lande, wat de hoogte van het invoerrecht betreft, een vrijwel onbe schermde markt vonden. Wat voorts de hoogte der voorgestelde rech ten betreft, meent de regeering, dat het invoer recht op de z.g. industriegarens niet hooger mag worden gesteld dan 3 pet. Wat de garens betreft, welke niet voor indus- trieele doeleinden worden gebezigd, stelt de re geering voor, de huidige invoerrechten van 6 en 10 pet. te verhoogen tot resp. 10 en 15 pet Het invoerrecht op weefsels, aldus de Memorie welke thans in het algemeen met 10 pet. wor den belast, zou gebracht- kunnen worden op 18 pet- Met het oog op dit laatste voorstel stelt de regeering voor, de invoerrechten op de artike len der verwerkende industrie, waarbij zy in de eerste plaats denkt aan de kleedingindustrie, te verhoogen van 12 pet. tot 20 pet. In een aantal gevallen is het invoerrecht der producten van de verwerkende industrie niet op 20 pet. gesteld doch op 18 pet. Voor het voornemen, om de papierindus trie met maatregelen op tariefgebied meer steun te verleenen, acht de regeering allen grond aanwezig. De voorstellen tot herziening van het tarief laten de zeer eenvoudige structuur van het bestaande tarief vrijwel intact. Over het alge meen beteekenen zy een verdubbeling van de huidige rechten. Slechts zij er op gewezen, dat in het huidige tarief de bepaling voorkomt, dat rotatiepapier en ander papier uit eén stuk. ingevoerd op rollen, wegende per rol, met inbe grip van huls of ander opwindmiddel, 200 k.g of meer, slechts met 6 pet. is belast. Dete bepa ling leidt er in de practyk toe, dat alle moge lijke papiersoorten in dezen vorm worden inge voerd, teneinde van dit lage tarief te profi- teeren. In het nieuw voorgestelde tarief is dan ook uitdrukkelijk bepaald, dat slechts couran tenpapier aan een lager tarief, t.w 10 pet., zal zyn onderworpen dan de overige papiersoorten welke volgens het voorstel met 20 pet (thans 10 pet.) zullen worden belast. bedrijf, welke gevolgen niet zyn te overzien. Het voorstel met betrekking tot artikelen van de metaalnijverheid moest dan ook, naar het oordeel van de regeering, over het algemeen beperkt biyven tot die metalen artikelen, welke inderdaad eindproducten zijn. In de toelichting aan de Tweede Kamer op het wetsontwerp inzake de wyziging der tariefwet 1934 deelen de ministers het vol gende mede betreffende de beteekenis der goederengroepen ten aanzien waarvan voor stellen worden gedaan voor den invoer en uit een oogpunt van werkgelegenheid. Uit de cyfers, die der regeering ter beschik king staan, blijkt, dat in het tijdvak Januari— September 1938 de invoer der by de tariefs- verhooging betrokken artikelen ruim 135 mil lioen bedroeg, uitmakende ca. 13 pCt. van den totaal-invoer. De betrokken artikelengroepen zyn derhalve niet van overheerschende beteeke nis voor onzen totalen invoer, waardoor nog de nadruk wordt gelegd op het partieele karakter van de voorgestelde herziening van het tarief van invoerrechten. Het is verder belangwekkend de samenstel ling van den invoer na te gaan, uitgaande van den graad van bewerking, welke de betrokken artikelen hebben ondergaan. De regeering ba seert zich hier op de gegevens van de jaar statistiek 1937 van den in-, uit- en doorvoer De totale invoer van de by de voorstellen tot verhooging betrokken artikelen bedroeg over 1937 plm. 225 millioen. Deze invoer was ongeveer als volgt samengesteld: Zaterdagmiddag vijf uur is een felle brand uitgebroken in de N.V. Stroocarton- en Papier fabriek voorheen W. A. Scholten aan het Win- schoterdiep te Sappemeer. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dat de plaatseiyke brandweer de hulp moest inroepen van de brandweren uit Groningen en Appinge- dam. De brand is uitgebroken in het oude gedeelte van de fabriek, dat aan de oostzijde is gelegen. Het vuur ontstond op een hakselzolder, waar het stroo de eerste bewerking ondergaat. In de fa briek, die Zaterdagmiddag op volle kracht werk te, bevonden zich op het oogenblik. dat een ar beider het vuur ontdekte, pl.m. tachtig man. Al len konden zich tijdig in veiligheid stellen, al kregen eenigen nog lichte brandwonden. De fabrieksbrandweer was de eerste, die den strijd tegen het vuur aanbond, doch reeds aan stonds moest worden vastgesteld, dat die strijd zeer ongelijkmatig was. Met zeer groote snelheid breidde het vuur zich over de aan den heksel- zolder grenzende deelen van het fabriekscomplex uit. De zeer krachtige wind was daarbij een sterke bondgenoot en dit maakte de taak van de fa brieksbrandweer nog zwaarder, zoo niet hope loos. De burgemeesters van de gemeenten Hoo- gezand en Sappemeer besloten assistentie te vra gen van de brandweren uit de omliggende ge meenten. Ingevolge dit verzoek spoedden zich twee motorspuiten, onderscheidenlijk uit Gronin gen en uit Appingedam, naar Sappemeer en mede dank zy deze assistentie stond het een uur later vast, dat men uitbreiding zou kunnen voor komen. In het oude gedeelte van de fabriek, dat naar het zich in het begin van den avond liet aanzien geheel verwoest zou worden, bevon den zich groote hoeveelheden stroo, welke ver loren zyn gegaan, terwyi aan de zich in dit ge deelte van het fabriekscomplex bevindende ma chines groote schade is toegebracht. De oorzaak van den brand is waarschijnlijk het warm loopen van een as van een hakselma chine, waardoor het stroo vlam heeft gevat. Later werd nog gemeld, dat de muren en het dak van het oude gedeelte der stroocarton- fabriek met donderend geraas zijn ingestort. Het gebouw is volkomen verwoest. Het nieuwe gedeelte kon men, niettegenstaande de storm achtige wind de vlammen voortdurend aan wakkerde, behouden. De brandweren van Appingedam en Hooge- zand rukten om half acht in. De hoeveelheid stroo, welke verloren is ge gaan, is niet groot. Wel zijn alle machines ver woest. De directie kon de schade niet by bena dering opgeven; deze is zeer groot. Het geheele bedrijf staat door de verwoesting van net oude gebouw stil; de arbeiders zullen niet anders kunnen doen dan de puinen opruimen. De papierfabriek kan blijven doordraaien. Wat de hout- en houtbewerkings industrie betreft, stelt rde regeering verhoo gingen voor overeenkomstig het hierboven weergegeven schema. Wat betreft de leder- en lederwaren- industrie wil het de regeering voorkomen, dat slechts een verhooging van het invoerrech' op leder van 3 pet. van de waarde op 6 pet gemotiveerd is. Ten aanzien van de metaalindustrie heeft de regeering gemeend te moeten volstaan met het voorstellen van een herziening van het tarief van invoerrechten voor een beperkt aan tal artikelen. De moeilijkheid by dezen tak van nyverheid is hierin gelegen, dat de invoer afgezien van de onbewerkte metalen voor een zeer overwegend gedeelte bestaat uit pro ductiemiddelen. Een verhooging van het invoer recht voor deze artikelen heeft daardoor conse quenties ten aanzien van andere taksen van Een verdere industrieele ontwikkeling ls noodig. De prae-adviseur prof. dr. J. A. Veraart begon, nadat hij het woord had verkregen, met cp te merken, dat onder de debaters zich eigen lijk zeer weinig economisten bevonden. De verschillende sprekers beantwoordend, merkt de prae-adviseur op, dat in het systeem der publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie de op bouw van maatschappij en Staat naar elkaar groeit, zoodat het er weinig toe doet van wie de stoot tot aanpakken komt, van den Staat of van de maatschappij. Alleen moeten wij oppassen voor den invloed van het geldkapitaal, dat in onze dagen zeker zoo machtig is als in de vorige eeuw. Het geldkapitalisme zal als een geducht tegenstander overal te vinden zijn. Betreffende de vraag van de verzameling van positieve gegevens merkt prof. Veraart op, dat het er niet op aan komt hoe een bevolking is samengesteld, maar hoe de bestaande bevol king staat tegenover de bestaande economische goederen. Daarom ligt in elk land het werk loosheidsprobleem anders en eischt het andere middelen. Ook de thans gebruikte middelen, hoe goed ook, kunnen alleen bezien worden in het kadei van een nationaal plan, d.i. van uit het oog punt der publiekrechteiyke bedryfsorganisatie, anders is het resultaat niet te overzien. Voor den uitbouw van de bedryfsorganisato- rische gedachte is iets van het Ffihrer-principe niet noodig. wy zijn zelfs nog niet voldoende democratisch. Er is b.v. nog geen democra tische economische bevolkingspolitiek. Hoe zou thans te beoordeelen zijn of de opname van jonge krachten en de mechanisatie en rationa lisatie wel goed geschieden? Spr. is door het debat versterkt in zijn mee ning,. dat wij bij deze kwestie het buitenland moeten laten rusten. Het geeft slechts pro- en contra-elementen, die weinig opleveren. Alleen hebben we niet te vergeten by de be oordeeling der Ver. Staten, dat dit land de cen trale is van het wereldgeldkapitalisme. Dit wil dc speculatieve krachten handhaven in plaats van te breidelen. Het wil de mogelijkheid, met veel geld weer veel geld te verdienen. Natuurlijk moeten de vakgenooten, die het zelf doen, omringd worden door de noodige waarborgen. Men moet de werkloosheid niet opvatten als een blok aan 't been, waartegen wy losstaande middelen moeten ontwerpen als het plan- Westhoff. Dit moet ingeschakeld worden in een grootsch nationaal plan. Van geïmproviseerde industrieele ontwikkeling kan niets komen, hoe belangryke kanten ze ook heeft, dan binnen een nationaal plan, waarby heel Nederland en al zyn krachten worden beschouwd, om inge schakeld te worden, organisch, hiërarchisch en democratisch. De voorzitter dankte prae-adviseurs en de baters. Spr. merkte op, dat voor het eerst een dame aan het debat heeft deelgenomen, Hierna werd de vergadering gesloten. Gedeelteiyk bewerkte goederen I 60.000.000, Nog te verwerken eindproducten 68.000.000,— Productiemiddelen 14.000.000,— Consumentengoederen 83.000.000, 225.000.000,— By een vergelijking van de hierboven ge noemde cyfers met die van den totaalinvoer der groepen, ten aanzien waarvan voorstel len worden gedaan, springt dqidelijk in het oog, dat het zwaartepunt der voorgestelde verhoogingen ligt by de eindproducten, waardoor geïllustreerd wordt, dat noemens waardige verhooging der productiekosten van doorvoering der voorstellen niet te ver wachten is, temeer daar de voorgestelde verhooging van andere dan eindproducten over het algemeen niet meer dan 3 of 4 pCt. bedraagt. De invoercyfers over 1937 over de volledige groepen zijn in millioenen guldens als volgt: Gedeelteiyk bewerkte goederen 216 (60)nog te verwerken eindproducten 130 (68); produc tiemiddelen 189 (14); consumentengoederen 97 (83). De tusschen haakjes gestelde cyfers hebben betrekking op de in de verhooging betrokken artikelen. Het aantal „typewerklieden", dat werkzaam was in de betrokken takken van nyverheid, be droeg in 1936 178.184. Het gemiddelde aantal werkloozen over de periode September 1937 tot en met Augustus 1938 bedroeg voor de onderscheidene takken van nyverheid 1. aardewerk, enz. 8.068, w.o. steenindustrie 6.163 2. diamant 2.341; 3. drukkerijen 3.002; 4. bouwbedryven 68.276; 5. chemische bedrijven niet opgegeven; 6. houtbewerking 10.453; 7. kleeding 5.715; 8. kunstnyverheid niet opgege ven; 9. leder, wasdoek, enz. 4.116; 10. steenko len, enz. 5.083; 11. metaalnijverheid 33.592; 12. papier 1.637; 13. textiel 8.875; 14. gas en elec- triciteit niet opgegeven: 15. voedings- en genot middelen 14.885. Uit al deze gegevens valt by benadering af te leiden, dat het aantal werkloozen, betrok ken bij de goederengroepen (met uitzondering van de metaalgroep) ten aanzien waarvan de voorstellen worden gedaan, geraamd kan wor den op ongeveer 30.000, d.i. plm. 18 pCt. van het totaal aantal werkloozen in de nyverheid (met uitzondering van de ongeschoolde arbei ders). Het aantal tewerkgestelden by de be trokken goederengroepen bedroeg over 1936 24 pCt. van het totaal. De regeering mag niet nalaten er in dit verband op te wyzen, dat hieruit geenerlei gevolgtrekkingen mogen worden gemaakt met betrekking tot de beteekenis van de voorstellen betreffende de mogelijkheid van bestryding der werkloosheid. Het relatief-, geringere percentage van het totaal aantal werkloozen moet in hoofdzaak verklaard worden uit de zeer aanzienlijke werkloosheid der bouwarbeiders, waartegen invoerrechten uiteraard niet kunnen baten. De cyfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek, waaraan deze gegevens ontleend zijn, vermelden niet afzonderlijk het werkloosheids percentage in de papierindustrie, zoodat hier omtrent geen mededeeling kan worden gedaan. Zaterdagmiddag is op de Vrijenbergsche- laan te Delft een ernstig ongeluk gebeurd. Twee jongens uit Delft, beiden omstreeks zestien jaar oud, die per fiets reden, zijn door een trailer uit Utrecht gegrepen. Een van de jongens werd op slag gedood, de ander is in stervenden toestand naar het gasthuis overgebracht, waar hy later over leden is. Nader vernemen wy, dat het eerste slachtoffer is de 17-jarige P. van der Kruk, wonende in de Javastraat te Delft. De naam van den later overleden jongen is H. Kamsteeg, die eveneens in de Javastraat woont. De jongens fietsten naast elkaar in de richting van den Insulindeweg en lieten zich voortsleepen door een trailer uit Utrecht. De jongen, die den auto vasthield, verloor vermoedelyk de macht over zyn stuur en heeft zijn kameraad daarop vastgegrepen, zoodat beiden vielen, met het vermelde droeve gevolg. Zaterdagmiddag omstreeks vyf uur is te Neer kant een 20-jarige tuinknecht van een hoogte van circa 10 meter uit een boom gevallen, wel ken hij snoeide. De jongeman viel met het hoofd op een betonnen slootduiker. Hij is in ernsti- gen toestand naar het ziekenhuis te Helmond overgebracht. De Consumptie-Melk-Centrale en de Alge meene Vereeniging voor Melkvoorziening, welke de consumptiemelk-regeling in het westen des lands uitvoeren, deelen mede, dat met ingang van Zondag 5 Maart het gedeelte van den prijs, dat de veehouder rechtstreeks van den kooper der melk ontvangt, wordt verlaagd met cent per liter melk. De prys voor 2e klasse melk wordt hierdoor 5.75 cent per liter, terwyl voor le klasse en 3e klasse melk een premie resp. een korting van 0.25 cent per liter melk wordt toegepast. Aan J. de Vries, bureelchef ten parkette van de ambtenaren van het openbaar ministerie bij de kantongerechten in het arrondissement Den Haag, is bij bevordering de eere-medaille ver leend verbonden aan de orde van Oranje- Nassau in goud. Aan G. J. van Putten, leeraar te Hilversum, is vergunning verleend tot het aannemen van de benoeming tot „officier d'Academie".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 9