I Zoekt gij betrouwbaar FOTOREPORTAGE Plaats dan een „Omroeper" Personeel? De groote en de kleine appelboom DE WORST EN DE EDELMAN voor 90.000 gezinnen DE LEEUW EN DE HAAS :W*mMwÊÊÊIÊIm WOENSDAG 1 MAART 1939 Ganzeborden :;rrr»ï» W« illillil'lllllllllllllliilili aiinmmfTimntmmnninnnmnmmiimnnmnnmmmntnininumHTmimnnimnmnnnHTmmniiiiiiHnP \m,^m^WsÊÊmÊ3sm i t%Ê$Èè& *j||||| I ^miiiiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiii]miiiiii!iiiiiiiiiiiiiiiiiiii]iiiiiiilll!llll!|||||lM!ii|inill||||||inil!!IIIIIII!lllllllinil3 Ofschoon het nog pas midden Maart was, stond het kleine appelboompje reeds in vollen bloei. Het was nu het derde jaar dat het boompje bloeide, en steeds was het zoo vroeg geweest. Dit jaar was het zelfs nóg wat vroeger door het onnatuurlijk zachte lenteweer. Jullie denkt zeker, een appelboompje, dat al zoo vroeg in de lente in volle bloe sempracht staat, zal wel gelukkig zijn, niet? Maar nee hoor. Ons appelboompje was met zijn pracht zelfs heel ongelukkig. En waarom? De vorige jaren, dat het boompje ook reeds zoo vroeg in bloei stond, was het telkens gebeurd, dat het weer omsloeg en vader vorst weer eens uit zijn schuilhoek, waarin men dacht, dat hij was gaan sla pen, te voorschijn kwam en al de bloesems van het appelboompje liet afvriezen. Het gevolg was natuurlijk, dat het boompje nog geen enkelen appel had kunnen voort brengen. En nu kunnen jullie zeker wel begrijpen, waarom ons boompje zoo treurig was. Vlak er naast stond een groote appel boom. Die stond nog niet in bloei. De bloe sems van den grooten appelboom gingen altijd veel later pas open en hierdoor ont snapte hij ook steeds aan de kwade kuren van mijnheer de vorst. Daar kon de boom zelf ook niets aan doen. Zoo had Onze Lieve Heer het nu een maal geschapen En daarom was het heel niet aardig van dien grooten boom, het kleine boompje te gaan plagen. „Waarom ga je nu weer zoo vroeg bloeien," vroeg hij. „Daar kan ik toch niets aan doen," ant woordde ons boompje. „Ik zou ook wel mooie appels kunnen dragen, als vader vorst maar weg bleef." „D'r zal niet veel aan je takken komen, want als de vorst de bloesems er niet af laat vriezen, dan zal de wind ze er wel af schudden," lachte de groote boom gemeen „Nee. bij mij zal zoo iets niet gebeuren." Het kleine boompje antwoordde niet. Ja, zoo zou het dit jaar ook wel weer gaan Niet lang daarna veranderde het weer. Het werd koud en winderig. „Ha ha, daar zal je het weer hebben," liep de groote boom uit, „vader vorst is weer op komst. Je kunt je kleine bloe- sempjes wel vaarwel zeggen." Dat was te veel voor het boompje. Stil stond het in zichzelf te snikken. Waar leefde het dan per slot van rekening voor? Het boompje trachtte zich zooveel mo gelijk voor den ruwen wind te beschutten en daardoor de bloesems te beschermen, maar het kon niet verhinderen dat er heele trossen op den grond vielen. De groote boom zag met leedvermaak het lot van het kleintje, terwijl weer een koude windvlaag de bloesems van de tak ken afscheurde. Den volgenden dag hield de wind even plotseling op, als hij gekomen was. En ge lukkig, er waren nog verschillende bloe- sempjes blijven zitten, zoodat er nog kans bestond, dat het boompje appels zou kun nen voortbrengen. Maar nu meneer de vorst? Wat zou die doen? Zou die ook nog verschijnen? Dan zouden toch de laatste bloesempjes er ook nog aan gaan. Het boompje scheen echter met rust ge laten te worden. Weken achtereen bleef het zoel en lekker. Het lentezonnetje over goot alles met zijn warme stralen. De bloe sems, die aan het appelboompje Waren blijven zitten, werden kleine appeltjes, die al sterker en sterker op hun steeltjes kwa men te zitten. Het boompje was dolgeluk kig en dacht zelfs niet meer aan meneer de vorst. De groote boom had al een paar keer naar beneden gekeken en zag met afgunst, dat er al verschillende kleine appeltjes aan het boompje zaten. „Hm, wat geeft het ook eigenlijk," dacht hij, „mijn appels zijn natuurlijk veel groo- ter en forscher dan die van dat piep-ding daar." Inmiddels was de groote appelboom ook in vollen bloei gekomen. Het was een prachtig gezicht en de boom was er niet weinig trotsch op. Maar toen gebeurde er iets onverwachts. Iets dat niemand meer had verwacht. Plotseling werd het kouder en guurder. Het zonnetje liet zich niet meer zien. „Huuu, als nu meneer de vorst nog maar niet komt," dacht de groote boom met een huivering, „dan gaan al mijn bloesems er aan." En inderdaad, meneer de vorst kwam en met zijn guren ijs-adem liet hij alle bloe sems, die aan den grooten boom zaten in één nacht bevriezen. De wind, die den daaropvolgenöen dag opstak deed de restAl de bloesems van den grooten boom vielen op den grond, zwart van de vorst En daar stond nu de groote trotsche boom, terwijl de appeltjes, die zich aan het kleine boompje reeds gezet hadden, van de vorst geen last hadden gehad Medelijdend keek het kleine boompje naar boven. Het dacht heel niet meer aan de onaardige woorden, die de groote boom tegen hem had gezegd. „Ik vind het jammer voor je," sprak het kleine boompje zachtjes naar boven. En tot zijn verwondering antwoordde de groote boom: „Je moet met mij maar geen medelijden hebben. Ik heb het verdiend. Dezen nacht, toen de vorst al m'n bloesems heeft laten afvriezen heb ik er over nagedacht, hoe onvriendelijk ik tegen jou ben geweest. Nu ben ik afgestraft." „Denk er maar niet meer aan," sprak het kleine boompje, „we zullen in het ver- Zeg, doen jullie wel eens samen ganzeborden? Nou wij wel! Zus en beer en ik, wij vinden het een reuze aardig spel. Wie aan beurt is, die moet gooien met een zwarten dobbelsteen. Tjoep daar gaat ie weer. Wat is het? O, wat jammer, 't is maar één! Nu moet beertje. Roef daar rolt de dobbelsteen over den vloer. Oei den put in. Om te winnen is 't voor Bruintje nu een toer. Aan wie wint deelt moeder telkens fijn een zalig zuurtje uit. En als Beertje wint, dan deelen zus en ik samen den buit. PIET BROOS volg goede vrienden zijn. Wil je?" ,Wil je me dan vergeven, wat ik tegen je gezegd heb?" „Natuurlijk," lachte het kleine boompje, terwijl de kleine appeltjes zachtjes heen en weer schudden. En de daaropvolgende lentedagen en ge durende den zomer waren de twee boomerf goede maatjes en in den herfst hoorden zij beiden het zoontje van den eigenaar van den boomgaard onder den stam van het kleine boompje roepen: „Hé vader, kom eens gauw hier. Het kleine boompje, dat ik een paar jaar ge leden hier geplant heb, draagt zeven prachtige appels." En vol trots keek het appelboompje neer op het tevreden gezicht van den boer, toen deze het appelboompje prees voor de prach tige vruchten, die er dat jaar aan zijn tak ken waren gekomen. JAN V. d. HEIDE In de etalage van een slagerswinkel hing een dikke, vette worst. Zij glom zoo prach tig, dat de menschen die haar zagen, niet voor den winkel weg konden komen. De worst lokte hen zoo aan, dat ze vlug den winkel binnen gingen en een paar ons kochten Op zekeren dag werd de lakei van een Edelman de worst gewaar, toen hij op een wandeling langs den slagerswinkel kwam „Hé," dacht hij, „dat is nou nog eens een worst! Zoo zien ze er zelfs niet uit in de rijke keuken van mijn meester." Hij ging naar binnen en vroeg den sla ger: „Wilt u mij een paar ons worst ge ven?" „Zeker mijnheer," en de slager ging naar een kast en haalde daar een worst uit. „Neen, niet die worst, maar de worst -die in de etalage hangt." „Dat gaat niet, mijnheer. Die worst moet daar blijven hangen, dat is mijn pronk- worst." „Wat," riep de lakei kwaad, „kun je mij, den lakei van een Edelman, niet geven wat hij wenscht!" „Neen mijnheer. Maar luistert u toch! Alle menschen krijgen andere worst. Nie mand krijgt de worst uit de etalage. En de menschen zijn tevreden en komen steeds weer terug om mijn worst te koopen." „Maar ik wil de etalage-worst Ik ben de lakei van een Edelman!" „De Edelman zelf zou die worst niet krij gen." Verbaasd staarde de lakei den slager aan. Had hij dat wel goed gehoord? Jawel hoor! De slager herhaalde nog maals was hij gezegd had. Zoo vlug hij kon holde de lakei den winkel uit. Dat zou hij zijn meester eens vertellen! De Edel man zelfDe Edelman zelf zouDe lakei kon van verontwaardiging haast niet meer loopen. Maar toch bereikte hij het paleis van zijn meester. Hij holde naar boven, klopte aan de groote ontvangzaal en wachtte met bonzend hart. „Binnen!" riep de Edelman. De lakei kwam, holde naar zijn meester toe en vertelde hem het verhaal van den slager, hakkelend en stotterend. Toen hij uitverteld was keek hij zijn meester aan. Zou deze niet ontzettend kwaad zijn? Neen, niets daarvan. De Edelman legde zijn handen op zijn buik en bulderde: „Dat is mooi! Dat is prachtig: De Edelman krijgt zelfs de worst niet. Oho-ha-ha-ha!" Verbaasd keek de lakei hem aan. Was zoo'n brutaliteit nu om te lachen? Maar de Edelman stond op, klopte den lakei op zijn schouder en vervolgde: „Ga mee, dan zullen we zien of de slager dat tegen mij ook zegt." Beiden kwamen een half uur later bij de slagerij aan. De Edelman zag de worst hangen en mompelde: „Dat is een prachtworst. Die moet ik hebben, wat het mij ook kost." Hij stapte den winkel binnen met den lakei achter zich aan. „Ik wil die worst hebben," sprak de Edelman. „Die krijgt u niet." „Véél zal ik je er voor betalen." „Neen, die worst verkoop ik niet. Onmo gelijk!" „Veertig gouden munten." „Ik verkoop haar niet. Ik kan haar niet verkoopen." „Dan néém ik haar!" bulderde de Edel man. Hij wierp een buidel met muntstuk ken op de toonbank, wipte de worst van den haak en holde er mee weg. „Wel zwaar is die worst." zei hij onder weg tegen den lakei Thuis haalde hij de worst te voorschijn en ging zitten om hem in plakken te snij den. Hij pakte een scherp mes en een vork en begon. Maarhoe hij ook sneed, de worst wilde niet stuk. Bevreemd bekeek de Edelman de worst. „Zou zij misschienmompelde hij. Hij pakte de worst op en smeet haar te gen den muurJawel, net wat de Edel man gedacht had, de worst was van steen! Hij raapte de stukken op en holde er kwaad mee naar den slager. De menschen op straat stonden vreemd te kijken toen ze dien deftigen Edelman daar zoo zagen hollen.... In de slagerij stond de slager kalm ach ter de toonbank. „Hier is je worst! Je steenen worst!" brulde de Edelman. De slager grinnikte en sprak: „Beviel zij u niet, Edelman?" „M'n geld terug," snauwde deze. „Neen waarde Heer, dat gaat niet. U pakte de worst weg, hoewel ik het niet wilde, want hij deed bij mij dienst als pronkworst. U gaf mij er geld voor en U vernielde de worst. Beschadigde worsten, van welken aard ook, kan ik niet inrui len. Het spijt mij." Oolijk keek hij den Edelman aan. Zou hij erg kwaad worden?Neen alweer niet. De Edelman zag in, dat hij aan het kortste eind trok en lachte: „Geef me als vergoeding dan een ons echte worst. Ik weet zeker, dat de inhoud van den buidel goed was, voor wel honderd worsten." „Tcp," zei de slager en hij pakte stil een dikke, vette maar echte worst in en gaf die aan den Edelman. Tevreden ging deze terug en 's avonds vertelde hij onder groote vroolijkheid aan zijn vrienden, wat hem overkomen was. NELLIE Er was eens een wreede leeuw. Natuurlijk, hé. alle leeuwen zijn wreed, maar deze was nu toch zoo bloeddorstig, dat hij geen enkel beest met rust liet. Daarom hielden de beesten op zeke ren dag een vergadering en zonden een paar afgezanten naar den leeuw. Deze spraken: „Majesteit, waarom vervolgt u ons zoo wreed? Ons geslacht wordt op die manier uit geroeid. Zoudt. u zich niet kunnen tevreden stellen met één beest per dag? Wij zullen er dan voor zorgen, dat u er iederen dag een ge stuurd krijgt." „Dat is goed," zei de leeuw. „Aangenomen!" Van toen af at de leeuw iederen dag het dier op. dat hij gestuurd kreeg. Eens was het de beurt van een ouden haas. Dat was een slim merd. Hij liep zoo langzaam als een haas maar loopen kan en kwam laat bij den leeuw aan. „Zoo, ben je daar eindelijk!" zei deze boos. „Och, majesteit," klaagde de haas, „dat is neusch mijn schuld niet. Onderweg ben ik door een anderen leeuw aangevallen. Ik heb beloofd naar hem terug te gaan, maar „Waar is die gemeene schurk," onderbrak de leeuw hem. „Gaat u maar mee, majesteit, dan zal ik het u wijzen," en de haas bracht den koning der dieren bij een diepen put met helder water. „Kijk," zei de haas, „uwe majesteit kan hem hierin zien." De leeuw boog zich over den put, zag zijn ugen beeld en sprong woedend in het water. En het haasje? Dat liep. wat het loopen kon en zoo zie ia alweer de waarheid van het spreekwoord Wie niet sterk is moet slim zijn". CEDA Een tewaterlating, die niet doorging. - De voor de Batavierlijn in aanbouw zijnde „Batavier llf", welke Dinsdag te Alblasserdam tewater gelaten zou worden, werd op het laatste moment vastgehouden, aan gezien de waterstand in De Noord door den Oostenwind niet hoog genoeg was Een society-huwelijk. Te Keppel werd Dinsdag het huwelijk voltrokken tusschen mr. R. B. baron van Lynden, gezant schapsattaché, zoon van den opper- kamermeester van H. M. de Koningin en ikvr. A. C. baronesse van Pallandt. Talrijke journalisten werden Maandag te Rome in de gelegenheid gesteld, de laatste voorbereidingen voor het Conclaaf in oogenschouw te nemen. De bezichtiging van de Sixtijnsche kapel. Men onderscheidt de tronen, die voor de kardinalen zijn opgericht Het bezoek van Ciano aan Polen. De conferentie der staatslieden in het Koninklijk Paleis te Warschau. V.Ln.r.: kolonel Beek, maarschalk Smigly-Rydz, Ciano en president Moscicki Koning George van Engeland beproeft een verrekijker, die hem ten geschenke gegeven werd bij zijn bezoek aan de Britsche Industrie Tentoonstelling te Londen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8