Het kan altijd vriezen of dooien Bestrijding der werkloosheid WEERPROFETEEREN" MINISTER R0MME OVER „DADEN" VRIJDAG 3 MAART 1939 Versch brood Zorg voor ouden van dagen Machinale stempeling van rentezegels Kleine zelfstandigen Drinkwaterleiding Overijssel W erkloosheidsverzekering Arbeidsovereenkomsten Verkorting arbeidsduur Hoe de seizoensverwachting ditmaal slaagde Wij leden aan gemid delde warmte Arbeidsbemiddeling Dienstbodenvraagstuk Buitenlandsche musici Arbeiders naar Duitschland W erkver schaf fing Rapport-Westhof Steunverleening Bedrijf sradenwet Geen vertraging De vervroegde pensionneering van typografen treedt waarschijnlijk 1 April in werking Geen versch brood bij het ontbijt Vervroegd pensioen typografen heid, dat het redelijk geacht kan worden dat bedrijf ten deze buiten beschouwing te laten. Naar de meening van den minister zijn ten opzichte van de loonen der landarbeiders de omstandigheden niet zoo. dat vaststelling van overheidswege, als in het voorloopig verslag be doeld, in het algemeen belang zou moeten wor den geacht Het vraagstuk van de vervroeging van het uur van vervoer, verkoop en aflevering van versch brood is reeds meermalen bij de be- grootingsbehandeling ter sprake gekomen. De minister deelt het afwijzende standpunt van zijn ambtsvoorganger ten deze en ziet geen voldoende gronden, welke een vervroe ging van het aanvangsuur zouden recht vaardigen. Inmiddels is de minister van Economische Za ken, naar aanleiding van de verbindendverkla ring van de prijsregeling voor het Amsterdam- sche bakkerijbedrijf, te rade gegaan een com missie in te stellen, welke de economische zijde van het bakkerijvraagstuk nog eens in vollen omvang zal bezien. In overleg met den minister is besloten, dat de commissie ook de geldende arbeidswetgeving, voorzoover die op het bak kerijbedrijf betrekking heeft, in haar onderzoek zal mogen betrekken. Mocht de commissie met nieuwe gegevens komen, die een ander licht op het vraagstuk werpen, dan zal de minister daar aan uiteraard de noodige aandacht schenken. Het maakt bij den minister een punt van overweging uit, of de schadeloosstelling van de kleinere ongevallen aan de uitvoeringsorganen der ziekteverzekering ware over te dragen. De minister acht een bevredigende ouderdoms voorziening een groot belang. De verbetering dezer voorziening kan echter naar zijn oordeel niet ter hand worden genomen alvorens zal zijn komen vast te staan de omvang der lasten, welke de gezondmaking van de bestaande wet telijke invaliditeits- en ouderdomsverzekering zal vorderen, en voorts een voldoende betrouw baar inzicht zal zijn verkregen omtrent de ver moedelijke lasten, welke verbetering der ouder domsvoorziening zou medebrengen, waarbij re kening zal kunnen worden gehouden met naar de oorzaak van het gemis der ouderdomsverzor ging te onderscheiden groepen.- Op geen van deze beide onderzoekingen kan worden vooruitgeloopen. Aan de Staatscommissie voor de financiering der invaliditeits- en ouderdomsverzekeririg zal worden verzocht, bij de vervulling van haar op dracht zooveel mogelijk spoed to betrachten. Het wetsontwerp inzake de ondernemings pensioenfondsen zal, naar de minister ver trouwt, binnen niet te langen tijd diens departement kunnen verlaten. In antwoord op de ter zake gestelde vraag kan worden medegedeeld, dat in voorbereiding is een op artikel 408 der invaliditeitswet berustende algemeene maatregel van bestuur, welke mogelijk maakt, het plakken van rentezegels te vervangen door machinale stempeling. Met betrekking tot de meer dan 35-jarigen, die als gevolg van de economische crisis van zelfstandigen loonarbeiders zijn geworden, kan worden medegedeeld, dat in voorbereiding is een ontwerp van wet tot het aanbrengen in de invaliditeitswet van een aantal voornamelijk technische wijzigingen, waarbij o.m. voor de hier bedoelde personen voorziening wordt ge troffen. Het ligt niet in de bedoeling, dat de staat in de kosten dezer voorziening zal bij dragen. De minister heeft naar de moeilijkheden, die zich in de provincie Overijssel hebben voorge daan in verband met de verplichte aansluiting aan de drinkwaterleiding, een grondig onder zoek doen instellen Het is zijn «oornemen, om hierover weldra ook aan deze Kamer een nota te doen toekomen. Sedert 1917 dus van de invoering van het Werkloosheidsbesluit 1917 af heeft de be paling gegolden, dat geen uitkeering mag wor den verstrekt aan leden, die op een bepaalden dag gewerkt hebben. Dit standpunt is ook vast gelegd in onderscheidene ministerieele beslis singen, genomen op grond van artikel 11 van het Werkloosheidsbesluit 1917. Wijziging van den gemiddeld 0.3 gr. C. te veel warmte, om maar rondweg de warmte, die wij dezen winter leden, warmte te noemen. Want hoe men het ook be kijkt, de gemiddelde temperaturen staan boven nul en wijzen dus uit, dat er van vorst niet of nauwelijks sprake geweest mag zijn. In December bedroeg de gemiddelde temperatuur 0.6 gr. C., in Januari 4.5 gr. C. en in Februari 4 gr. C. Er was dus volstrekt niets, dat ons kon be letten het gemiddeld te warm te hebben, en er is dus ook volstrekt niets/dat ons kan bewegen te ontkennen, dat de seizoensverwachting ge slaagd is. Wij beleefden in December temperaturen, waarbij het bloed in de aderen ijs werd, maar wij hadden het gemiddeld te warm. Het eene vorstrecord na het andere werd geslagen, maar wij zeiden tegen elkaar: wij hebben het gemid deld te warm. Wij spraken over den fameuze legendarischen winter van 1890-'91 in dier voege: „weet je wel, dat het toen ook zoo warm was, dat er een bierwagen over den Amstel reed." Automobielen reden dezen winter van Volendam naar Marken over de Gouwzee; het was van puren lust om afkoeling te zoeken. Wij reden schaatsen op grachten, die sedert men- schenheugenis niet meer dicht hadden gelegen, maar af en toe moesten wij stil staan om ons koelte toe te wuiven. Wij krijgen thans gas- en kolenrekeningen over die maanden gepre senteerd, waarvan wij het nu nog warmer krij gen, dan wij het toen al hadden. En dit alles zijn evenzoovele bewijzen uit de practijk, dat de cijfers van de weerprofeten niet gelogen hebben en hun voorspellingen letterlijk zijn uit gekomen: de seizoensverwachting is geslaagd! Dit verbaast ons niet. Wij hebben van tevoren geweten, dat, zoo wij al dachten het koud te hebben, de weerprofeten ons aan het verstand zouden brengen, dat wij het gemiddeld toch te warm hadden gehad. En al zijn er ettelijke tien tallen menschen van de koude gestorven, dat doet aan de zachtheid van den winter niets af. Dat is eenvoudig hun eigen schuld. Zij hadden moeten wachten tot de winter voorbij en de geruststellende verklaringen van de weerpro feten verschenen waren. Dan hadden zij altijd nog kunnen overwegen of zij niet alsnog aan zonnesteek zouden sneuvelen. Gevoelens zijn bedrieglijk en cijfers zijn ook bedrieglijk. Maar woorden zijn plooibaar en cijfers zijn het niet. De cijfers wijzen gemid delde warmte uit. Onze gevoelens duidden op extreme kou. Malligheid. Wij moeten op de cij fers vertrouwen. Het kan altijd vriezen en het kan altijd dooien, maar ik verzeker u, dat het altijd dooit als het vriest. Drie graden Celsius in den afgeloopen winter. De minister moet vasthouden aan zijn standpunt, dat tot toekenning van veror denende bevoegdheid in meer algemeenen zin eerst behoort te worden overgegaan, na dat het instituut van de bedrijfsraden tot verdere ontwikkeling zal zijn gekomen De minister erkent," dat de resultaten, waar toe de wet op het algemeen bindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten heeft geleid, tot dusver nog gering zijn. In het afgeloopen jaar is echter in belang rijke mate voorbereidende arbeid verricht. Op verschillende aanvragen zal vermoedelijk bin nenkort een beslissing kunnen worden genomen, terwijl verwacht mag worden, dat in den ver volge in het algemeen een vluggere afdoening mogelijk zal zijn. Aan den Economischen Raad is advies ge vraagd omtrent de wenschelijkheid van verbin dendverklaring van bepalingen van de collec tieve arbeidsovereenkomsten voor het boekdruk kers- en rasterdiepdrukbedrijf en de bouwbe drijven, met name voor zooveel de Ibonbrpalin- gen aangaat. De verschillende opmerkingen over algemeene verkorting van den arbeidsduur samenvattende, merkt de minister op, dat hij in het algemeen de in het verslag tot uitdrukking komende mee ning van die leden, die zulk een verkorting ont raden, deelt. Wanneer men het vraagstuk uit een anderen gezichtshoek dan dien van de werkloosheids bestrijding beschouwt, nj. uit een algemeen so ciaal oogpunt, moet een wettelijke algemeene verkorting van den arbeidsduur onder de hui dige omstandigheden nog met meer reden wor den afgewezen. Overigens kan er op gewezen worden, dat de arbeidsinspectie zich voortdurend van nieuwe arbeidsmethoden op de hoogte houdt, waarbij zij zich er rekenschap van geeft of daaruit be zwaren voor de arbeiders voortkomen, zoodat de minister in staat is te beoordeelen of in af zonderlijke gevallen maatregelen uit dien hoofde noodig zjjn. Zooals in de memorie van antwoord op het voorloopig verslag van de Tweede Kamer over dit begrootingshoofdstuk is medegedeeld, wordt overwogen in het ontwerp, dat den arbeid van Jeugdige personen en van vrouwen in den land bouw regelt, ook bepalingen betrekking heb- Sedert eenige kwartalen zijn onze natio nale weerprofeten zoo stoutmoedig gewor den niet alleen het weer van den komenden dag te voorspellen en er zijn ongeloovige lieden, die steevast volhouden, dat dit het weer van den vorigen dag is maar ook het weer voor een heel seizoen. Dit noemen zij de seizoensverwachting, en het is een onbegrijpelijke bescheidenheid, die de weer profeten niet siert. Waarom zullen zij zich tooien met valsche bescheidenheid, terwijl zij toch zeker weten, dat zij gelijk zullen krijgen? Het weer immers is altijd op de hand van zijn profeten, tenminste als men aan de pro feten de exegese van hun eigen voorspellin gen laat. Zij zijn daar zelf nog te weinig van doordrongen, althans zij begrijpen de conse quenties nog niet voldoende. Daarom is het evengoed te bescheiden om te spreken van een verwachting, dan om deze verwachting, die eigenlijk een rotsvaste zekerheid is, te beperken tot een seizoen. Misschien echter is dit slechts een wijselijk gekozen overgangsvorm en is de techniek van het weerprofeteeren thans op weg naar de invoering van jaarsverwachtingen, zoo dat de goede burger binnen afzienbaren tijd op den eersten Januari zal weten of hij op den zevenentwintigsten Augustus met een regenjas of in een polo-hemd uit zal gaan. Misschien klinkt het fantastisch, maar wij voor ons zijn de stellige overtuiging toegedaan, dat het zoover best kan komen. Men moet zich trouwens niet abonneeren op de wijsheid van één profeet, men moet er eenige tegen elkaar uitspelen, en men zal er altijd dien profeet onder vinden, die bij de omstandigheid past. Daarom was het dezer dagen heel verstandig gezien van een krant, dat zij in de eerste ko lom een weerdeskundige liet beweren, dat het weer er heel gunstig uitzag, veel zon, de lente, die stond door te breken, de temperatuur, die normaal was. Dat was in de eerste kolom. In de vierde kolom stond een ander stuk, mis schien geschreven door een anderen deskun dige, maar wie weet ook door denzelfde. In ieder geval, en daarop komt het aan, was het een ander stuk. Men las er dan in, dat het koud was en de temperatuur beneden normaal was gedaald. Nu zal de simplistische leek van meening zijn, dat een van beide beschouwingen ernaast geweest is. Maar zoo simpel gaat het met het weer en met de weervoorspellingen niet toe. Den volgenden morgen n.l. regende het, dat het goot, en dat pleitte dus voor het tweede stuk. Dienzelfden dag evenwel scheen de zon zoo hard zij maar kon. Dat pleitte voor het eerste stuk. Het merkwaardige feit deed zich evenwel voor, dat het, terwijl de zon scheen, kouder was, dan het dien morgen toen het regende was geweest. Niemand had dus gelijk, maar men kan ook zeggen, dat iedereen gelijk had en het allermeest van allemaal de simplis tische leek, die uit alle weervoorspellingen on veranderlijk deze eene wijsheid leest: het kan vriezen en het kan dooien. Met een tikje meer ervaring komt hij dan ook nog tot de conclusie, dat het meestal vriest, wanneer de weerprofeten zeggen, dat het zal dooien, en dat het dooit, als zij vorst verwach ten. Maar dit wil ook weer niet zeggen, dat zij zich vergissen, want den volgenden dag toonen zij zonneklaar aan, dat het weer precies is ge weest zooals zij het voorspeld hadden. (Zij zeggen, dat „het vrij aardig is uitgekomen", maar dat is slechts bescheidenheid. Zij bedoe len het anders, zooals zij het altijd anders be doelen dan een gewoon mensch het verstaat). Toen de verstreken winter voor de deur stond, verscheen er prompt een seizoensverwachting, die ons Jiet weten, dat de winter iets te* zacht zou zijn. Hoe hebben wij gegnuifd in het voor uitzicht niet alleen van een zachten, maar zelfs van een tè zachten winter. En hoe hebben wij ervan genoten! Nietwaar, de gemiddelde win- tertemperatuur was 3 gr. C.. en er was dus ge middeld geen vorstje aan de lucht. Er was zelfs bestaanden toestand zou slechts mogelijk zijn door wijziging van de reglementen der werk- loazenkassen. Het is tot dusver niet mogelijk gebleken een regeling te treffen, welke in alle gevallen op een juiste wijze voorziet. De uitvoering van de werkloosheidsverzekering door de plaatselijke besturen der werkloozen- kassen laat inderdaad hier en daar te wenschen over. De Rijksdienst der werkloosheidsverzeke ring en arbeidsbemiddeling heeft inderdaad voor de controle op de werkloozenkassen niet zooveel ambtenaren beschikbaar als het geval is ten aanzien van de steunverleening. Een voorstel tot wettelijke regeling van de werkloosheidsverzekering is om advies bij den Hoogen Raad van Arbeid. In de mijn- en de metaalindustrie is in het afgeloopen jaar een vrij diepgaand onderzoek ingesteld, o.m. naar de vakbekwaamheid der in geschreven werkzoekenden. Deze gegevens zul len vermoedelijk ook aanwijzing kunnen ople veren omtrent de mogelijkheid en wenschelijk heid van herscholing. De minister overweegt, op dezen weg verder te gaan. Het dienstbodenvraagstuk heeft de voortdu rende aandacht van den minister. Dat zijn streven niet zonder gevolg is gebleven, moge hieruit blijken, dat, hoewel het aantal buiten- landsche dienstmeisjes de laatste jaren met na genoeg twintig duizend is afgenomen, de dienstbodennood zich niet heviger heeft doen gevoelen. In hoeverre het wenschelijk is, de dienstboden onder de bepalingen der Ziektewet te doen vallen, is een vraag, waarmede de minister zich reeds bezig houdt. Bij de beoordeeling van de tewerkstelling van buitenlandsche musici vraagt de minister aan dacht er voor, dat sedert de toepassing van de wet van 16 Mei 1934 het aantal Nederlandsche werkende amusementsmusici aanzienlijk is toe genomen. Er dient echter zoowel met de belan gen der betrokken bedrijven als met die van de Nederlandsche musici te worden rekening ge houden. Aan de regeling van deze materie wer ken zoowel de werkgevers als de werknemers (musici) in een voor dit doel ingestelde com missie met de regeering samen. Bij de beoordee ling van dit vraagstuk mag men voorts niet voorbijzien, dat. het arbeidsveld der musici vroeger internationaal was. Door den minister wordt, met toenemend succes, nagestreefd, het werken van Nederlandsche musici in naburige landen mogelijk te maken. Met verwijzing naar de uitvoerige uiteenzet ting omtrent het werken in Duitschland in de memorie van antwoord aan de Tweede Kamer, A wijst de minister erop, dat in het algemeen geen druk behoeft te worden uitgeoefend van overheidswege ten aanzien van het werken van Nederlandsche arbeiders in Duitschland. omdat het aanbod van gegadigden de plaat singsmogelijkheid overtreft. Een uitzondering hierop vormt het aanbod van land- en veen arbeiders, in de eerste plaats van ongehuwde personen, waarvoor de plaatsingsgelegenheid zeer groot is. Met betrekking tot dezen arbeid heeft de regeering zich inderdaad genoopt gezien zijdelings eenigen druk op de arbeiders uit te oefenen. Dergelijken druk, voor gruwden gemiti geerd in verband met de gezinsomstandig heden der arbeiders, acht de minister al leszins verantwoord, zoowel in het belang der betrokken arbeiders zelf als terwille van een verlaging der lasten, welke de werk loosheid aan ons land oplegt. De minister zou zich niet verantwoord hebben gevoeld, indien hij niet al het mogelijke zou heb ben gedaan, om de in Duitschland gebo den passende werkgelegenheid aan de Ne- derlansche land- en veenarbeiders ten goede te doen komen. De opmerkingen van verscheidene leden aan gaande de voorstelling, die de minister in de Tweede Kamer zou hebben gewekt, alsof het werken door Duitschers in ons land gelijk kan worden gesteld met het werken van Nederlan ders in Duitschland, is, strikt genomen, niet juist. Waarschijnlijk slaat deze opmerking op den passus; „Onze arbeiders gaan naar Duitsch land, België en andere landen en uit vreemde landen komen de arbeiders hier werken. Voor eenige denigreerende taal is in dit verband geen enkele plaats", dan wel op de volgende woorden, door den minister gebezigd: „Als een Duitscher hier komt werken, kan hij het met het regime ook wel niet eens zijn, maar dat gaat hem niet aan, daarvoor komt hij niet hier." De minister heeft daarmede niet anders willen zeggen, dan dat het verschil van het politieke regime tusschen de landen geen re den behoeft te zijn, dat arbeiders van het eene land niet gaan werken in het andere land. De nieuwe regeling betreffende het overmaken van loonoverschotten van Nederlandsche ar beiders in Duitschland bij wijze van voorschot, wordt, in verband met den omvang der werk zaamheden daaraan verbonden, geleidelijk in gevoerd. Een oordeel omtrent de resultaten hier van kan eerst worden uitgesproken, nadat de regeling algemeen zal zijn ingevoerd en eenigen tijd heeft gewerkt. De invloed van de circulaires, welke de mi nister tot de gemeentebesturen heeft gericht om de werkverschaffing een grootere plaats bij de werkloozenzorg te doen innemen, is dui delijk merkbaar. Het aantal aanvragen om objecten te willen goedkeuren, vertoont bij voortduring een stij gende lijn. Na hetgeen de regeering schriftelijk er. mon deling aan de Tweede Kamer der Staten-Ge- neraal heeft medegedeeld omtrent de beteeke- nis, welke zij aan het rapport-Westhoff hecht en het onderscheid, dat naar haar meening aanwezig is tusschen dit rapport en z.g. plannen, meent de minister dat de Eerste Kamer er thans geen prijs meer op zal stellen, dat deze min of meer academische kwestie opnieuw behandeld wordt. Uit de hierbedoelde uiteenzettingen zal de Eerste Kamer thans ongetwijfeld gebleken zijn, dat de regeering, die zich ten volle bewust is, welke plichtien hier op haar rusten, vertrouwt zeer binnenkort aan de Staten-Generaal na dere mededeelingen te kunnen doen. Zij weet ook, dat voor de stedelijke centra andere voor zieningen noodig zijn dan in het rapport-West- hoff. dat zich met het cultuur-technische be zighield, zijn aangegeven. Nu geleidelijk de werkverschaffing uit de sfeer van de werkloozenzorg wordt getrokken, ligt het in het voornemen van den minister opnieuw te laten nagaan, of, als gevolg van de gewijzigde plaatsingsregeling in het algemeen, ook ten aanzien van tewerkgestelde schippers nog bijzondere voorzieningen moeten worden ge troffen. Het is den minister aangenaam te kunnen mededeelen, dat na zijn toezegging, gedaan in de zitting van de Tweede Kamer van 4 Maart 1938, dat thans behalve kleeding, dekking en schoeisel, ook andere voor het huishouden noodzakelijke artikelen, zooals bedden, kachels, keukengerei, vloerkleeden of -matten, tafelklee- den, gordijnen, vitrages e.a. van de gelden, door middel van de spaarregeling bijeengebracht, mochten worden aangeschaft, dit inderdaad in ruime mate geschiedt. De controlediensten hebben de opdracht er nauwkeurig op toe te zien, dat de spaarders inderdaad die goederen betrekken, tot aanschaf fing waarvan de regeling gemaakt is. Luxe artikelen zijn uiteraard uitgesloten. Het ligt niet in het voornemen de bepaling, waarbij wordt toegestaan, bij de berekening van het steunbedrag c.q. de plaatsing bij de werkverschaffing, buiten beschouwing te laten de verdiensten, door vrouwelijke gezinsleden verkregen met het verrichten van gezinsarbeld van huishoudelijken aard, uit te breiden tot het buiten beschouwing laten van verdiensten van vrouwelijke gezinsleden, verkregen met het verrichten van arbeid m fabriekmatige be drijven. Evenmin kan de minister het denkbeeld, om de onder dezelfde als te voren genoemde om standigheden verkregen verdiensten der gehuw de vrouw vrij te laten, in overweging nemen. het typografisch bedrijf (ten onrechte wordt deze regeling ais „wachtgeldregeling" aange duid, wachten sluit in zich de mogelijkheid tot wederopneming in het bedrijfsleven, hetgeen hier niet in de bedoeling ligt) mag niet ge sproken worden. Medio November van het vorig jaar werd door den betrokken bedrijfsraad het uitgewerkte plan ingediend. De werkcommissie tot bestrijding van de werkloosheid, het advies college terzake van den minister, moest dit plan, hetwelk principieel van diepgaande be- teekenis is, van alle kanten bezien, voordat hem een gedocumenteerd advies kon worden uitge bracht. Inmiddels is in gunstigen zin gead viseerd Na ontvangst van dit advies, waaraan vooraf was gegaan een nader overleg met den bedrijfs raad, moest de regeering te rade gaan over de vraag op welke wijze de financiering van de regeling van rijkswege kon geschieden. Thans is het overleg, dat hiervoor noodig was. zoo verre gevorderd, dat met groote waarschijnlijk heid mag worden aangenomen, dat de regeling per 1 April a.s. in werking zal kunnen treden Terzake van de verkorting van arbeids- en diensttijden van het spoorwegpersoneel heeft de minister overleg gepleegd met zijn ambtgenoot van Waterstaat, bij welk departement bedoeld onderwerp reeds een punt van onderzoek heeft uitgemaakt. Dat onderzoek heeft aangetoond, dat het spoorwegbedrijf tengevolge van de wij ziging in het transportwezen in zulk een bij zondere positie verkeert, zoowel in financieel opzicht als uit een oogpunt van werkgelegen- Waar verschillende leden te kennen gaven, dat de minister zich zou beperken tot het hou den van „beschouwingen" en dat hij zou la ten wachten op „daden", d.w.z. in dezen ge- dachtengang e i n ddaden, waaruit de terug dringing der werkloosheid onmiddellijk resul teert, ontgaat het hem, waarom niet tot daad van werkloosheidsbestrijding zou moeten wor den gerekend elke handeling, welke noodzake lijkerwijze aan de einddaad, wil deze doeltref fend zijn, moet voorafgaan, zooals, om enkele voorbeelden te noemen, het opbouwen van een plan tot bestrijding der jeugdwerkloosheid, dat mede ten goede komt aan de werkgelegen heid voor intellectueele werkloozen, het beslui ten omtrent de algemeene grondslagen van Uitbreiding en karakterwijziging der werkver schaffing, het voorbereiden van het werkver- ruimingsbedrijf, teneinde, voor wat de cultuur technische werken betreft, te geraken tot een uiteindelijke tewerkstelling van 90.000 a 100.000 man per jaar, het trekken van richtlijnen voor de bestrijding der stedelijke werkloosheid, het sluiten van arbeidsmarkt- en emigratie-over eenkomsten, het bevorderen van de tenuitvoer legging der wet op de betere verdeeling van den arbeid, het in werking stellen van een apparaat ter bevordering der arbeidsspreiding. Naar de meening van den minister zijn dit met minder „daden" dan om wederom eeni ge voorbeelden uit de practijk te noemen het opvoeren der tewerkstelling bij de werk verschaffing (volgens het laatstbekende cijfer tot 66.067 man), het activeeren van het Werk fonds, het met kracht toepassen der wet van 16 Mei 1934, betreffende den arbeid van vreem delingen, het opvoeren van het aantal tewerk- gestelden buitenslands, het inperken van over- werkvergunningen, het tot stand brengen van herscholings-regelingen, het mogelijk maken, fcmnen de grenzen van het uit te sparen steun bedrag, van vervroegde pensionneering. Z. H. Paus Pius XII werd, toen hij als Pauselijk Legaat de opening van het Eucharistisch Congres te Lisieux bijwoonde, op zijn reis door Frankrijk overal enthousiast begroet Steilig onderscheiden de daden der eerst be doelde categorie zich van de laatstgenoemde hierdoor, dat zij waardeloos zouden zijn, indien de reeks, waarin zij een schakel vormen, niet zou worden voleindigd, doch het zal wel geen betoog behoeven, dat de ondernomen arbeid met geen andere bedoeling en verwachting op stapel is gezet dan om hem, waar noodig in gemeen overleg met de Staten-Generaal, tot een goed einde te brengen. Voor zijn vertrek naar Genua, om zich in te schepen naar Buenos Aires ter bijwoning van het Eucharistisch Congres, nam de Pauselijke legaat Z. Em. kard. Pacelli, thans Paus Pius XII, met zijn gevolg afscheid van Paus Pius XI in een bijzondere audiëntie ten Vaticane. De vijfde van links de Pauselijke legaat Het historische schoorsteentje van de Sixtijnsche kapelwaarop gisteren de aandacht der duizenden op het SI. Pietersplein gericht was bende op volwassen mannen op te nemen. Dit is bij het departement van den minister in be handeling. Aan de Memorie van Antwoord aan de Eer ste Kamer inzake het twaalfde hoofdstuk (de- Een ontwerp van een wettelijke vacantie- regeling, in den geest als door den minister bij de behandeling dezer begrooting in de Tweede Kamer is medegedeeld, wordt eveneens voorbereid. Tegen onnoodige vertraging wordt gewaakt. Een ontwerp-algemeene maatregel van be stuur als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van d» wet inzake de verdeeling van den beschikbaren arbeid 1937, is nog bij den Hoogen Raad van Arbeid aanhangig. Voor de voorbereiding en be oordeeling van het ontwerp zijn uitgebreide onderzoekingen ingesteld moeten worden, het geen veroorzaakt heeft, dat de wet niet reeds toepassing heeft kunnen vinden. partement van Sociale Zaken) der rijksbegroo- ting voor 1939 is het volgende ontleend: In het feit, dat ook in deze Kamer vele leden met den minister eenparig van oordeel zijn, cat de bestrijding der werkloosheid als het „meest klemmende deel" van zijn taak moet worden beschouwd, en dat in aansluiting hier aan de beschouwingen in het voorloopig ver slag omtrent 's ministers algemeen beleid zich nagenoeg tot dit onderwerp hebben beperkt, meent de minister een onderstreping te mo gen zien, eenerzijas van de juistheid van het standpunt van het Kabinet, waar dit van meet af de werkloosheidsbestrijding heeft op genomen onder het primaire deel van zijn taak, en anderzijds van de in het gansche volk ge groeide overtuiging, dat de ramp der werk loosheid tot de uiterste maat van het mogelijke m etterdaad moet worden bestreden. Van vertraging in de voorbereiding van de regeling inzake vervroegde pensionneering in

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 6