Dagb rieven eener moeder De luchtroovers van Hoitika did vetfiaal van den dag n SLECHT-ETENDE KINDEREN NATIONALE I* A AM IILOTEIt IJ 1939 ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 750.- F 250.- I cheepsrecht YOOlt 25 CEI\T Laat - geen - kaart - verloren - gaan M Controle Straat-apostolaat VRIJDAG 24 MAART 1939 Franco en de Negus Twee jaar levensonderhoud van f 2000.gulden (slechts één der 17 hoofdprijzen) aan hem die dien prijs ireki uit de ten bate van 't Katholiek Comité van Actie „Voor God" ZONDAG 26 MAART UITDEELING Trekking reeds VAN LOT-KAARTEN AAN ALLE 25 APRIL a.s. R. K. KERKEN IN NEDERLAND Zorgt dat U postzegels in huis hebt Aan de lus, Internationale geschillen Uit: Diüini Redemptoris AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL or «ca oo* door Percy King Driemaal XII Kleine kinderen, die niet goed eten. Oef, dat's gevaarlijk terrein. Althans zoo meenen velen. In de praktijk echter valt 't mee, zooals alles Waartegen men besluit niet öp te zien. Vooraf moet ik opmerken, dat ik niet schrijf niet schrijven wil over kinderen, die om redenen Van ziekte niet flink eten kunnen of door den dokter op diëet gesteld zijn; ik spreek alleen over de kleinen, die wel kunnen, wel mogen, maar niet willen eten; of 't misschien ook wel Willen, maar 't niet doen, om de een of andere Voor ons oogenschijnlijk onnaspeurlijke reden. Om 't euvel van slecht eten te overwinnen is het in de eerste plaats noodig, dat de moeder niet anders doet dan kijken gemakkelijk niet Waar? kijken; niet een paar minuten, niet een uur, maar een flink aantal dagen, een paar Weken, desnoods een of twee maanden. Neem den tijd, angst, dat een kind verhongert, behoeft u niet te hebben; dat gebeurt niet gauw. Bij het kijken moet de moeder zich vooral reken schap geven van hetgeen zij ziet. Vele kinderen bijvoorbeeld moeten tusschen de hoofdmaal tijden niets gebruiken, wil bij die maaltijden zelf niet alle eetlust volkomen verdwenen zijn. Om dit feit te „zien", moet de moeder combi- heeren; het gebrek aan eetlust om twaalf uur in verband brengen met het koekje van elf uur, of het glas melk, dat zoomaar gegeven werd. Want alleen dit „zien" kan ons de oorzaak van den ontbrekenden eetlust onthullen. Het verschijnsel van den verdwenen eetlust ken ik uit persoonlijke ondervinding. Wanneer ik bij het kopje thee, dat mijn man mij vroeger steeds op bed bracht, iets at, al was 't niet anders dan een paar plakjes cake, een sneetje krentebrood of een paar belegde beschuiten, dan behoefde, wat mij betreft, geen ontbijttafel ge dekt te worden; ik deed toch niet mee. Ik kwam aan tafel voor de gezelligheid, doch iéts behoor lijks eten deed ik niet, dikwijls ondanks alle moeite; de eetlust was volkomen verdwenen. Een tweede gevolg was, dat geheel de rest van mijn dag volkomen in de war was. Tegen half elf ontdekte ik, dat ik honger had, ik at dus iets bij het kopje koffie, dat voor dit uur op het dagprogramma staat en schakelde daardoor mijzelf wat den koffiemaaltijd van één uur be treft, weer volkomen uit. 's Middags van het zelfde laken een pak; honger tegen theetijd, geen eetlust als het middagmaal op tafel stond. Veel huismoeders, die aan de kwaal lijden geen lust te hebben in hetgeen zij zelf koken, weten hoe onprettig het is aan tafel te zitten, lekker eten te zien en zelf met lange tanden te zitten kieskauwen. Met kinderen vindt hetzelfde plaats. Een klei nigheid kan hun eetlust compleet verleggen. Mij is het geval bekend van een ouderpaar, dat met den eetlust van hun kind jarenlang sukkelde, zelfs doktershulp ervoor inriep, zonder ooit ver andering te kunnen bereiken, totdat zij den grooten beker melk-thee, welke den kleine, te gelijk met het ouderlijk kopje-thee-op-bed, toe gereikt werd.lieten vervallen. Als bij toover- slag veranderde, dus verbeterde de toestand. Vooral mag de fout niet gemaakt worden, dat ..kleinigheden" over het hoofd gezien worden. Een volwassene, die één ons suiker eet, kan zonder eenigen honger te voelen, een geheelen, soms zelfs twee volle maaltijden overslaan, mits hij een kleinigheid gebruikt „voor den smaak". Met twintig, dertig gram wordt bij een kind het zelfde resultaat bereikt en een halve reep choco lade weegt al zwaarder, veel zwaarder dikwijls. Hoe gemakkelijk dus zal een klein snoeperijtje ..groot genoeg" zijn om den eetlust voor den hoofdmaaltijd op te heffen. Ten tweede moet vooral acht gegeven worden op drinken, waaraan kinderen zich al heel gauw te buiten kunnen gaan. Mijn kleine Marleentje kan, als ik haar niet weerhoud, zonder last ervan te ondervinden, tien a veertien bekers drinken per dag naar binnen werken! Hoe na- deelig dit zou kunnen zijn, wanneer ik niet „ge zien" had wat zij deed, blijkt..'t beste uit 't vol gende: een bekend-straffe „vermageringskuur" bestaat daaruit, dat de patiënt zich kort voor eiken maaltijd „vol drinkt", met water- of zoo iets, waarna hij zonder dwang of moeite, met zóó weinig voedsel een gevoel van „voldaan-zijn", van „vol-zijn" ondervindt, dat vermagering door uithongering! onafwendbaar volgen moet. Bij kinderen, die gemakkelijk de water kraan een bezoek kunnen brengen of door goed-bedoelende ouders met bekertjes thee en koffie en limonade of melk volgegoten worden bereikt men hetzelfde resultaat, hetgeen dan echter niet de bedoeling is; zeker niet van de goedwillende ouders. Om het flink en regelmatig eten te bevorderen is het verder aanbevelenswaard, zelfs een drin gende eisch, van eiken maaltijd een kleine, maar Prettige gebeurtenis te maken; tegelijk aan tafel, gezamenlijk bidden, niet hollen of opstaan Van tafel, niet spelen, keurig en volledig dekken, moeder ook rustig aan tafel laten plaats nemen en zooveel mogelijk rustig laten zitten, kortom met niets de hand lichten. Zijn er moeilijkheden, ruim deze uit den weg, bezadigd, kalm, maar definitief. Bij mij bijvoorbeeld eten de kinderen om zes uur en, als mijn man thuis is, wij samen om zeven uur. Maar ook als de kinderen aan tafel gaan, is deze volledig gedekt, en zitten wij mee aan; niets ontbreekt. Wij kwamen tot deze regeling toen bleek, dat letten op de kinderen en zelf smakelijk eten niet samengingen. Het kostte mij even moeite, want bijna dagelijks, moet ik met het dubbel-eten rekening houden, maar waarom dit niet, wanneer alle partijen ermee gediend zijn? Dat het eten smakelijk moet zijn, spreekt van zelf, doch, wanneer eenigszins mogelijk, moet vooral den slechten eters keuze gelaten worden. Dit klinkt weer heel „duur", doch blijkt bij nader inzien niet anders te zijn dan een zaak van over leg en regeling. Een voorbeeld: in groote gezin nen komt het voor met opzet spreek ik over de moeilijkste gevallen, n.l. groote gezinnen met een zeer schrale beurs dat bij het brood eten steeds één belegging beschikbaar is; den eenen dag pindakaas, den anderen dag jam of worst of hagelslag, muisjes, bruine suiker, kaas of wat ook. Het is onvermijdelijk, dat de een dit liever blieft, de ander dat, met het gevolg, dat dikwijls iets aan het eten hapert: een kind is gauw geneigd, wanneer de belegging niet smaakt, ook 't brood te laten staan. Daarom heb ik.de gewoonte aangenomen eens per week alle beleggingen tegelijk in te slaan en deze tegelijk op tafel te plaatsen. Door hagelslag, witte en bruine suiker en het overige in jampotten te doen, krijgt de ontbijt- en koffiedrinktafel een allergezelligst tot eten uitlokkend en vooral een „vol" aanzien. Elk kind mag kiezen wat hij op z'n brood wil hebben; voor de tweede boterham desgewenscht iets anders dan op de eerstve, op de derde weer iets anders. Door verder het brood heel dun te snijden twee sneetjes heel dun, elk met laten wij zeggen tien gram pinda kaas, zijn veel smakelijker dan één dubbeldikke snede met twintig gram besmeerd wordt de afwisseling en daarmee het eten bevorderd. Ik ken een huismoeder, die uit één brood twaalf sneden snijdt, ik dikwijls dertig en meer en u moest eens de trotsche snuitjes zien, wanneer mijn jongens iedereen vertellen, dat zij zes of acht boterhammen gegeten hebben. Dat een van mijn quintet langer dan enkele dagen slecht at, is dan ook nog niet voorgekomen. Ook is mij gebleken, dat het eetlust-stimuleerend werkt wanneer de boterhammen niet tevoren klaar gemaakt zijn, hetgeen eigenlijk vanzelfsprekend is; wij volwassenen zijn immers evenmin vrien den van klaarliggende stapeltjes! EEN MOEDER „De Standaard" wijst op het verschil in de erkenning van Franco en de erkenning van de verovering van Abessynië door Italië. De erkenning van Generaal Franco door de Nederlandsche Regeering lokte bij de be handeling der begrooting voor Buitenland- sche Zaken in de Eerste Kamer een debat uit, dat door de onverwachte publicatie der erkenning pas bij de replieken aan de orde kon komen en daardoor het nadeel droeg, dat het niet behoorlijk was voorbereid. De vergelijking met de erkenning van de verovering van Abessynië door Italië was daarvan een gevolg. Echter beide dragen een geheel ander en onderling verschillend karakter. De verovering van Abessynië was een geval van een buitenlandschen veroverings oorlog, in strijd met de volkenrechtelijke bepalingen, die daarop betrekking hebben. In een dergelijk geval geldt een samenhan gend geheel van algemeene en bijzondere regelen van volkenrecht, die daa-op van toe passing zijn en waarnaar de zaak moet worden beoordeeld. Daarmede is de kwestie der erkenning op het nauwste verbonden Wij hebben destijds uitvoerig uiteengezet, waarom wij de toenmalige houding onzer Regeering niet juist achtten. wy komen uiteraard daarop thans niet terug. Maar in Spanje geldt het een totaal ander geval. Hier was geen sprake van een buitenlandschen veroveringsoorlog, maar van een inwendigen burgeroorlog, waarvoor geheel andere volkenrechtelijke regelen gel den. De erkenning van één der partijen in een dergelijken burgeroorlog als wettige re geering draagt daardoor eveneens een gansch ander karakter dan de erkenning van de veroverende regeering als wettig in het eerste geval. In den burgeroorlog geldt te dien op zichte als regel, dat de erkenning onvermij delijk is, indien en zoodra de opstandelingen er in geslaagd zijn de oude regeering blij vend en afdoende van haar positie te beroo- ven en zelf duurzaam haar plaats in te nemen. Dat deze erkenning niets te maken heeft met eenig rechtelijk oordeel over de wijze, waarop die positie is bereikt, spreekt daarbij vanzelf. Minister Patijn toonde duidelijk met de feiten aan, dat Generaal Franco thans een positie heeft verworven, die een einde heeft gemaakt aan elke illusie, dat de oude re geering haar functie zou kunnen herkrijgen. Daarmede was de daad der Regeering vol komen gerechtvaardigd. Eveneens terecht wees hij er op, dat het wenschelijk was. niet te wachten op de beslissing van Enge land en Frankrijk in dezen, maar dat een zelfstandig optreden in dezen vereischt was Sympathie met één der partijen stond daarbij geheel buiten de kwestie. Het zal wel niemand ontgaan, dat zoo ooit dan in onzen tijd, «het algemeen welzijn het bestaan en den krachtigen bloei vordert van katho lieke Hoogescholen. Benedictus XV aan het Hoogw. Episcopaat van Nederland. Goedgekeurd bij Min. Besluit van 3 Fgbj\ 1939 no. 1199 doornat geregend, koud en rillerig van 't wachten op overvolle trams. Wie is Uw mede passagier? RHEUMATIEK! Onzichtbaar, nü nog voor U, doch binnenkort zult U hem voelen. En hoe! Hij bezorgt U de vreeselykste pijnen, ondermijnt Uw gezondheid en berooft U van Uw levensvreugde. Geef hem geen kans! Verban hem met het eenig juiste middel; Kruschen Salts. Eiken morgen „de kleine dagelijksche dosis" en hij heeft op U geen vat. Kruschen Salts, uitsluitend verkrijgbaar bij alle apothe- kers en drogisten a 0.40, 0.75 en 1.60 (extra groot pak). Zijn er mogelijkheden tot regeling van inter nationale geschillen op wettige en vreedzame wijze? vraagt „de Standaard". De voortdurende internationale spanning, waarin de volkeren de laatste jaren ver- keeren, heeft met nadruk de vraag weer naar den voorgrond gebracht, of het niet mogelijk is om middelen en wegen te vin den, waardoor noodzakelijk of wenschelijk geworden veranderingen in de internatio nale verhoudingen kunnen worden aange bracht op wettige en vreedzame wijze. Om in deze behoefte te voorzien is met name gewezen op twee middelen. Het eerste is de oprichting van een Internationaal Hof van Billijkheid. Zooals het Internatio naal Gerechtshof heeft te oordeelen over geschillen inzake het geldend recht, zou een dergelijk Billijkheidshof hebben te beslissen over geschil len inzake het scheppen van nieuw recht. Zulks zou dan hebben te geschieden „volgens de algemeen erkende beginselen van internationale gerechtigheid, die po sitief recht behoorden te zijn," zooals men het wel heeft uitgedrukt. Ook heeft men gezocht naar een anderen weg, en als zoodanig aangewezen de vor ming van een orgaan van internationale wetgeving. Maar zoodra men hier niet blijft bij algemeenheden, maar tracht zich een concrete voorstelling te vormen van de wijze, waarop dit zou moeten geschieden, blijft er niet veel van over. Een interna tionaal wetgevend orgaan, in den zin waar in men dat kent in het binnenlandsche recht, is alleen denkbaar in een soort van wereldstaat, dien niemand begeert. Hoe men zich dit alles ook tracht in te denken, men stuit naar alle zijden op overwegende bezwaren en ondanks de uit gebreide litteratuur, aan deze onderwerpen gewijd, is men er niet in geslaagd een ont wikkelingslijn te ontwerpen, die redeiyk uit zicht biedt op verwerkelijking, zelfs In een meer verwijderde toekomst. Slechts wan neer in de internationale verhoudingen de tegenzin tegen oorlog even groot zou zijn als die in het binnenlandsch volksleven tegen burgeroorlog en revolutie, zou de mogelijkheid worden geopend In die ver houdingen hetzelfde betrekkelijke peil van vreedzaamheid te bereiken, als thans in de binnenlandsche verhoudingen bestaat. Voorloopig is het uitzicht daarop niet groot; zoolang groote, beschaafde volken openlijk en welbewust partij kiezen voor geweldmiddelen of dreiging met geweld, om hun doeleinden te bereiken, zal net moeiiyk zijn om op betere wegen te gera- ken. Dat kan gevaarlijk worden! Dan maar weer opstygen. En zeker over al die ruggen heen hobbelen?" „Neen, We moeten ze eerst zien te verjagen.Haal de geweren maar eens!" Ze klommen boven op de cockpit en schoten links en rechts in het water. Opeens verdwenen al de eilandjes en het water begon te gol ven en te deinen of er met een reuzen stok in geroerd werd. „Nu gauw zien weg te komen." De motor werd aangezet en ze schoten over het water. Maar net toen ze dachten „los" van het meer te komen en de lucht in te gaan, dook er 'Weer een nijl paard op. Karei had het in zijn pension best naar den zin; in tegenstelling met het vorige was bij juf frouw Janssens alles uiterst zindelijk en hyper modern. In huize Janssens voerden allerlei snuf jes haar triomfen, zoodat vanzelfsprekend de electriciteit op alle mogelijke manieren werd benut. Letterlijk overal waren schakelaars te vinden en er was geen bezigheid in het drukke ïuishoudbedrijf van juffrouw Janssens, of zij had electrische hulpmiddelen bij de hand. Het eten werd eleetrjsch bereid, de pensiongasten werden door middel van electrische bellen aan tafel geroepen en 's morgens waren het sonore electrische schellen, boven een electrische klok aangebracht, die de vele bewoners uit hun heer lijken slaap ratelden. Dan stond het bakje met scheerwater al klaar, even de stop in het con tact en nog vóór de heeren hun pyama voor pantalon en overhemd verwisseld hadden, stond het reeds te dampen op de waschtafel. Hoewel ook Karei de beschikking had over 'n electrisch scheerapparaat, behielp hij zich zoo noemde juffrouw Janssens het met kwast en mes. Zelfs wanneer hij haast had en dat was van morgen weer eens het geval deed hij hier van geen afstand. De electrische klok wees half acht en de trein, welke Karei naar Brussel moest brengen, ging eerst over drie kwartier. Precies om vijf minuten voor acht sloeg Karei koel de deur achter zich dicht en even later bracht de tram hem naar het Centraal Station. Vóór hij het ochtendblad uit zijn binnenzak haalde, vergewiste hij er zich nog van, dat hij zijn ticket-mapje bij zich had en slaakte een zucht van voldoening over dit comfort, dat hem tenminste vijf minuten wachten aan een loket uitspaarde. Even een telefoontje naar het reisbureau en 'twas in orde. Tot enkele haltes vóór het Cen traal station bleef Karei Hoek, wat hij altijd was, de rustige, bedaarde, niet-nieuwsgierige heer. Maar bij die halte deed een heftig tumult op het achterbalcon hem opschrikken uit zijn krant. En meteen zag hij dat een klok, nog wel een officieele, 'n stadsklok, 8.07 aanwees. Handiger dan een zakkenroller dat had kun nen doen, griste Karei Hoek z'n horloge uit zijn vest en meteen stelde hij vast dat zijn klokje maar liefst zeven minuten achter was. Ongemeen scherp realiseerde hij zich onmid dellijk, dat gisteravond het licht plotseling was uitgegaan en dat het wel eenigen tijd had ge duurd vóór juffrouw Janssens een gulden in den meter had gedeponeerd en zoo den onontbeer- lijken stroom weer toegang tot haar vele tech nische snufjes had verleend. Dat zij toen ver geten had de klok enkele minuten vooruit te zetten, was ook bij Karei Hoek geen moment opgekomen, maar dreigde hem nu noodlottig te worden. Over enkele minuten zou de Parijsche 1 trein, dien hij absoluut hebben moest, vertrek ken, en nu zeulde hij, alsof hij allen tijd had, in een gemoedelijk gangetje verder. Met zijn tasch in de eene en zijn handschoenen, ochtend blad en treinkaartje in de andere hand, haastte Karei Hoek zich naar het achterbalcon, waar hy zich na wat duwen en dringen een plaatsje bü de treeplank veroverde. Met argus-oogen be spiedde hij de wijzers van de groote stationsklok. Nog vier minutendat kon hij net nog ha len. Meteen versprongen de wijzers een minuut! Verdorie nog maar drie!! „Mijnheer, uw plaatsbewijs astublieft." Een correct geüniformde heer, met 'n zwarte map vol losse bladen gewapend, strekte zyn hand naar Karei Hoek uit, om zijn plaatsbewijs te controleeren. Maar in alles had Karei Hoek erg, behalve in den controleur. Met een tijger sprong belandde hy op het glimmende asfalt en rende tusschen het mensehengekrioel en de verkeersdrukte door naar den ingang van het station. Eén moment aarzelde de controleur, maar toen ontpopte ook hij zich als 'n uitstekend loo- per. Nog maar nauwelijks had Karei Hoek zijn spoorkaartje aan den spoorbeambte voorgehou den, of ook de controleur had de hall al bereikt en I zyn vluchteling I aanstonds be- f merkt. Met groote j sprongen kwam f hij vlak bij Karei Hoek en juist wilde hij dezen grijpen, toen de zoo door den tijd gedupeerden reiziger zijn kaartje weer terug kreeg en als een pijl uit den boog naar het trappenhuis rende. "„Eerste perron" werd hem nog nageschreeuwd. Het „Houdt hem" van zijn achtervolgers, wier bestaan hij niet eens vermoedde, hoerde Karei Hoek niet. Nauwelijks halverwege de trap, hoorde hij het snirpend fluitje van den chef. Met verdubbelde kracht nam hij de treden, struikelde, dreigde te vallen, maar wist nog juist zijn evenwicht te hervinden, voelde iets aan zijn jaspanden, maar lette daar niet verder op, de laatste tredenToen zag hy den panne- koek van den stationschef omlaag zakken de Parijsche reed, precies op tyd, weg. Pardoes bleef Karei Hoek staan, Iemand bot ste met een vaart tegen hem op, maakte een hal ven slag om eq schreeuwde dan amechtig: „U dacht.... zeker.... aan myte ont snappen.... eh....!" Karei Hoek gaf geen antwoord. Eerst na tien minuten, toen de ander hem al driemaal had verteld, waarom hij hem heel tot op het perron was gevolgd, verwaardigde Karei Hoek zich hem aan te toonen, dat hij wel degelijk in het bezit van een „geldig plaatsbewijs" was en liet zich, dan door den chef voorlichten, wanneer de eerstvolgende Parijsche zou vertrekken. Den plichtsgetrouwen controleur ontmoette hij enkele weken later bij den politierechter, welke magistraat hem, wegens het niet voldoen aan het bevel van een ambtenaar in functie, tot 10.boete subs. 10 dagen veroordeelde. (Nadruk verboden.) In de Amerikaansche „Catholic Worker" schrijft Stanley Vishnevsky over den verkoop van dit blad in de straten van New-York, en verhaalt enkele typeerende voorvallen. Vaak als wy dicht bij Union Square standen om The Catholic Worker te verkoopen, kwam een of andere ongelukkige niet-Katholiek op ons af om zijn haat tegen de Kerk tegenover ons te uiten. Merkwaardig is, dat velen meenen, dat, als je een Katholieke krant verkoopt, je op treedt als officieel vertegenwoordiger der Kerk en dus in staat moet zijn een onfeilbaar ant woord op alle gestelde vragen te geven. Vaak ook komen zij vol haat en trachten den ver- kooper tot eigen opvattingen te bekeeren, maar nemen dan een krant mee om, na deze te heb ben gelezen, terug te keeren met moeilijkheden, waarover zij uitleg wenschen. Aldus is menig belangwekkend debat ontstaan. Verder kan alleen al de moed, die Katholieke litteratuur in het openbaar durft verkoopen, soms lauwe geloofsgenooten met nieuwen ijver vervullen. Dit bleek zeer duidelijk toen wy eens kranten verkochten bij gelegenheid eener sta king. Alles verliep vreedzaam en zelfs een beetje te rustig, tot enkele opgewonden communis tische vrouwen begonnen met het Godsbegrip en den godsdienst bespottelijk te maken. Hierop mengde zich een Italiaansche vrouw, die tot nu toe zwijgend had toegezien, in het debat om ons te verdedigen, en in een ommezien was een heele vergadering bezig met discussies over het Godsbestaan. Dit was een openbaring voor de politieagenten die toezicht hielden en meen den dat alle stakers communist waren. Ook kregen zij 'meer belangstelling voor The Catho lic Worker. De oppositie deed haar best om den straat verkoop te bemoeilijken. Zij trachtte dit te doen door haar verkoopers dicht bij ons op te stellen. Maar deze poging faalde, want in plaats van onzen verkoop te verminderen, bewerkten zij, dat deze juist omhoog ging. Zoodra dit dui delijk was, werd de gevolgde tactiek dan ook opgegeven. Wat mij eveneens trof, was de snelheid waar mee velen ons te hulp kwamen, als wij tijdens ónzen arbeid werden beleedigd door tegenstan ders. Ik herinner mij ook hoe ik eens kranten ver kocht bij een communistische demonstratie in de 42e Straat en twee roode propagandisten met hun uitgaven naast mij plaats namen. Dit escorte aan beide kanten moest mij ontmoe- Ook de menschelijke maatschappij is niets anders dan een verschijning en een vorm van stof, die zich ont wikkelt en door een onontkoombare noodzakelijkheid in een voortdurend conflict van krachten streeft naar de slotsynthese: een maatschappij zon der klassen. In deze leer is klaarblij kelijk geen plaats voor het Godsbe- grip, bestaat geen verschil tusschen geest en stof, noch tusschen ziel en lichaam; men erkent geen voortbe staan van de ziel na den dood en dus geenerlei hoop op een ander leven. Alle werkelijk zelfstandig bestaand geestelijk wezen wordt uitdrukkelijk geloochend; er is dus geen God, er bestaat geen onstoffelijke, onsterfe lijke ziel; de stoffelijke wereld is dus zeker niet door God geschapen maar God is een Schepping van de mensch- heid. Dit materialisme nu is het grond beginsel van het communisme. Het is voor de leer van het communisme even fondamenteel en wezenlijk als de leer van het bestaan van God is voor het Christendom. Al zou het communisme op sociaal en ander gebied nog zooveel ware din gen leeren, om deze gronddwaling is het in zijn geheel lijnrecht in strijd met de waarheid. De wereldorde die het leert en tracht te verwezenlijken kan niet an ders dan totaal onjuist zijn. Pater J. Jacobs M.S.C. digen, maar het was vermakelijk om hun ver schrikt gezicht te zien toen ik in korten tyd mijn voorraad van 75 bladen had uitverkocht. Het is niet moeilijk om een uitgave als The Catholic Worker op straat te verkoopen; «ij verkoopt zichzelf! Het volk stelt wel degelyk belang in de Katholieke opvattingen over so ciale vragen en communisme. Natuurlijk valt het niet mee can met een bos kranten urenlang op een hoek van de straat te staan, vooral als men de eerste maal den moed daartoe vindt. Men meent dan minstens dat iedereen naar den nieuwen verkooper aan het staren is.Maar dat gaat over, en al gauw hoopt hy, dat ieoer maar op hem letten zal. Het schenkt een groote voldoening om op den hoek van een straat te staan met een voorraad kranten die na een uur al is uitverkocht. by levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of bekte oogen by een ongeval met op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen f tJUt™ verlies van beide armen, beide beenen at bekte oogen X f doodelyken afloop veriies ran een band. 28 „O, Keith!" Zij werd vuurrood en maakte zich ^chtjes uit zijn omarming los. ,,'k Weet niet daarom 't was alleen een voorgevoel van me, öat dat muisje van gisteravond heel gauw een staartje zou krijgen; daarom nam 'k vanmorgen öen voorzorgsmaatregel, mijn revolver bij me te steken. Zoodra die kerel binnenkwam, wist ik, dat 't mis was. 't Moet een afgesproken teeken geweest zijn toen de ander, dien jij te i?oord stond, plotseling zoo begon te schreeuwen, faalde hij ineens zijn wapen voor den dag. Misschien was 't zijn bedoeling niet geweest, te schieten, wilde hij me alleen vrees aanjagen. Maar 'k nam 't zekere voor 't onzekere en trok Jbijn revolver. Hij was iets vlugger en schoot t eerst, 'k Had me snel opzij laten vallen; de k°gel suisde langs me heen. Toen haalde Ik den wekker over. 'k Raakte hem in den schouder, hij t'erloor 't evenwicht en kwam met 't achter hoofd tegen een scherpen kant van de kachel wrecht. Wat verder gebeurde weet 'k niet. •jheen, dat 'k op een medemensch geschoten üeb en hem best had kunnen dooden. O, Keith, 'k dacht niet, dat Tc zóóiets ooit zou kunnen doen! Ik 'k schei er mee uit! Een vrouw deugt niet voor detective!" Cullingwood lachte als een schooljongen, die met vacantie gaat. „Als kind kon 'k gewoonweg geen erwtensoep zien," zei hij, Margaret over 't haar strijkend. „Nu doe 'k er compleet een moord voor! 'k Wil maar zeggen je went aan alles, als je je er den tijd maar voor gunt. Ziezoo; nu zullen we eerst dien schavuit eens stevig aan den tand voelen!" „Waar is de andere gebleven?" „Gommenikkies! Daar zeg je zoowat! In de consternatie ben 'k hem glad vergeten! Kun jij dezen schoelje in bedwang houden? 'k Ben direct terug!" ,,'k Heb mijn revolver," knikte Margaret. „Maar raap eerst zijn wapen op!" Keith deed 't; ook dit verdween in zijn broek zak. „Als dat vandaag zoo door moet gaan," grinnikte hij, „word 'k nog een wandelend arse naal!" Hij liep naar 't kantoor. Wien hij er vond niet den kerel die op hem geschoten had. Van de gunstige gelegenheid om de plaat te poetsen, was tiankbaar door dezen gebruik gemaakt. Keith bekende zich zelf openhartig, dat hij als detective nog ongeveer alles te leeren had. „Foetsie!" zei hij lakoniek, toen hij bij Mar garet teruggekeerd was. „Maar we zullen dezen knaap wel aan 't praten krijgen. Wie ben jij en wie Is je maat?" De gevraagde staarde naar Cullingwood en zweeg. Uit de school klappen was blijkbaar een punt, dat niet op zijn program voorkwam. „Dan niet!" Keith haalde de schouders op. ,,'k Zal 't over een anderen boeg gooien. Je mag je naam voor je houden; zoo belangstellend ben 'k er trouwens niet naar. Mijn secretaresse is bereid, je wonden te verbinden, en ik zal je uitlaten, alsof je werkelijk een meneer bent, op voorwaarde, dat je mij den naam noemt van den sinjeur, die jou opdracht gaf, dit zaakje op te knappen. Je zult moeten toegeven, dat 't meer is, dan je verdient." Onbewogen volhardde de man bij zijn zwijgen. „Goed. Dan kom 'k met mijn derde en laat ste voorstel, 'k Zal naar den naam raden. Je heeft alleen maar met je bol te knikken of te schudden, als je zoo graag je stembanden spaart. Benjamin Raffill, hé?" Er volgde geen knik, evenmin een hoofd schudden. „Eric Carline?" Zwijgen. De man zat als een wassen beeld. „Driemaal is scheepsrecht. En nu geloof 'k wel, dat ik 't bij 't rechte eind heb. Advocaat Oakton, nietwaar?" „Je kunt voor mijn part vragen tot je op apegapen ligt geen woord krijg je uit me." „Prachtig, vrind, 'k Hou van lui met karakter, al zal je met 't jouwe 't niet ver schoppen. Verbeeld je alsjeblieft niet, dat je met zwijgen iets bereikt; 'k heb er slag van, uit te visschen, wat 'k beslist weten wil. Zoo! Hiermee is de zitting opgeheven. Om een reden, die jou geen steek aangaat, wil 'k de officieele politie er niet in mengen. Sny uit, en zie, waar je je wonden kunt laten verbinden." Cullingwood had ternauwernood uitgesproken, of er werd gescheld, lang aanhoudend, bevelend. Hij zag Margaret aan. „Wil jij kijken, wie er is?" Even later klotsten zware voetstappen over den corridor, de kamerdeur werd geopend en achter Margaret traden eenige mannen bin nen een inspecteur van Scotland Yard met een drietal rechercheurs. De leider van 't troepje keek van den gewonden man in den fauteuil naar Cullingwood, van Cullingwood naar Margaret. Zijn gezicht vertrok in een breeden grijns. „Verdikkie, 'k neem er een pruim op, als dat niet Margaret Townley is, de dochter van myn collega Dave Townley!" „Pruim, inspecteur Monk!" lachte 't meisje. „U hebt 't geraden!" „Zoo zoo! Jij bent 't dus die achter de duiven van de Yard aan zit! En heb jij dien aardigen doffer vleugellam geschoten? Van hiernaast waarschuwden ze ons telefonisch, dat 't moord en doodslag gaf op nummer 53! Op wat voor strooptocht was je nu weer uit, Camsell en dat op zoo'n ongewoon uur van den dag?" „Dat heb 'k hem ook al gevraagd, inspecteur," antwoordde Keith in Camsell's plaats. „Hij wilde niet méér loslaten, dan dat hij me van Bendall Street af gevolgd heeft, met de bedoe ling, een appeltje met me te schillen. Camsell zag me naar Warwick Place 53 te gaan, belde een oogenblik later aan en draaide een smoes af, om binnen te kunnen komen Wel, 'k heb nog nooit zoo'n sukkel ontmoet! Hij ging me te lijf en de bom barstte verkeerd. Niet ik, maar hij kreeg de volle portie. Pas toen hij behoorlijk afgedroogd was, kwam hij tot de conclusie, dat hij den verkeerde had voorgehad." „Schoot u op hem, Mr. eh „Cullingwood. Keith Cullingwood." „Ik schoot, inspecteur Monk!" kwam Marga ret Townley haastig tusschenbeide. „Eizoo! Dacht ik 't niet! En hoe zit 't met de permissie?" „Dat is allright! 'k Zal haar even halen." „Laat gaan!" Monk maakte een afwijzend handgebaar. „De dochter van mijn collega Townley geloof 'k op haar woord." Hij wendde zich tot Camsell. „Heb je iets aan de verklarin gen van dezen heer toe te voegen?" ,,'t Is, zooals hij zei," mokte Camsell. „En waar is je blaffertje? Je bent één van die brave jongens, die nooit zonder zoo'n din getje op avontuur gaan. Kan je 't maar niet afleeren, elk fatsoenlijk huis voor een schiet tent aan te zien?" De man zweeg. Cullingwood aarzelde. Hij had Camsell beloofd, mee te deelen, voor wien hij 't akkefietje had moeten opknappen toch voelde Keith er 't meest voor, dit geval zonder inmenging van Scotland Yard tot klaarheid te brengen. Hij voorzag, dat hij, om tot op den bodem van 't mysterie door te dringen, wel eens genoodzaakt zou kunnen worden, wegen te be wandelen, waaraan de officieele politie nimmer haar sanctie zou willen hechten. De onver wachte tusschenkomst van inspecteur Monk had de situatie echter grondig gewijzigd, 't Zou een vierkante leugen zijn, wanneer hij ver klaarde, dat Camsell geen wapen by zich had gehad; indien de politieman de twee kamers aan een onderzoek onderwierp, waarop alle kans bestond, zou 't tegendeel blijken. En misschien had de veranderde situatie ook haar goede zijden. Nu Camsell in de handen van Scotland Yard gevallen was, was de mogelijkheid groot, dat hij wél uit school zou klappen; beken nen, wie heit. op afgestuurd had Raffill, Oakton of Carline, misschien wel alle drie. In dat geval liepen ook zy tegen de lamp en zou den een stevigen duw krijgen. Die overwegingen gaven den doorslag. Keith reikte den inspec teur de twee revolvers. „Deze hier is van Camsell," zei hij. „De andere behoort aan zijn maat." Monk floot. „Aardig spul en naar den eisch van den tijd van geluiddempers voorzien! Ja, Joe Camsell doet 't niet minder! De maat, met wien je uit visschen ging, is Jackie Davidson geweest, niet? Alias Sam Drury, alias Ben Meall, alias Henry Porter de snuiter houdt er zoo'n regiment aliassen op na, dat je warem pel den tel er bij kwijt zou raken! Neem hem mee, jongens! De baas komt jullie achterop!" (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13