i Borgstellingsfondsen voor kleine
middenstanders
HET PLAN-WESTHOFF
KJ iS
1™
Voorlichting en saneering
van groote waarde
De directe mogelijkheden der
werkverschaffing bij de
werkloosheidsbestrijding
ËPi
mm
m
DE OSPELSCHE PEEL
Nieuwe ontginningen
Stads- of Spatbordlampjes noodig
Uit: Quadragesimo Anno
Aan de publicaties van het Centraal Over
leg in Arbeidszaken voor Werkgeversbonden"
ontleenen wij het hier volgende zorgvuldige
overzicht van het rapport, door Ir. J. Th. West-
hoff, Rijksinspecteur voor de werkverschaffing
te Zwolle, in opdracht van Minister Romme
samengesteld, dat onder bovenstaanden titel
In boekvorm (483 blz. tellend) verschenen is.
Het rapport, dat straks in de Staten-Generaal
een voornaam voorwerp van bespreking zal uit
maken, behandelt in zeven hoofdstukken de
subjecten, de objecten, de kosten en den vorm
der werkverschaffing.
land. De volgende opstelling werd hiervan ge
geven (waarbij het werkverschaffingsjaar op
50 weken is gesteld, zoodat de tewerkgestelden
per jaar twee weken op de werkloozenkassen
zijn aangewezen, resp. in de steunregeling op
genomen moeten worden)
Aard der kosten
Loonen met toeslagen
emolumenten
Sociale Verzekeringen
Vervoerkosten
Andere Kosten"
Kosten
p. man
jaar
16.—
1.27
0.40
5.15
Totaal 22.82
Huisvesting in kampen 7.55
Kindertoeslag (voor Zuide
lijke Prov. zeer globaal
geschat)0.9Ó
p. man
jaar
800.
63.50
20
257.50
sS s
im
1141.
377.50
45.07
V
Het prachtige kasteel Carte brook op het eiland Wight
I. De subjecten der werkverschaffing
In de eerste plaats heeft schr. nagegaan, per
bedrijfsgroep, per gemeente, per provincie en
in totaal, welk percentage der in overheidszorg
opgenomen werkloozen physiek geschikt moeten
worden geacht voor tewerkstelling bij arbeids
intensieve, niet kapitaalintensieve werken, (cul
tuurtechnische werken, drooglegging, ontgin
ning, bebossching, kanaalaanleg, grinddelven,
eenvoudige betonconstructies ed.)
Onder physiek geschikt verstaat rapporteur,
'dat de man het werk na vier weken kan ver
richten in een tempo, dat hoogstens 10 pCt
beneden de normale prestatie per tijdseenheid
ligt.
Het onderzoek strekte zich uit tot de werk
loozen, die volgens de bestaande voorschriften
Voor werkverschaffing in aanmerking kunnen
komen (hoofden van gezinnen en kostwinners)
kleine zelfstandigen en zij, die uit werkloozen
kassen trekken, zijn buiten beschouwing gela
ten.
Het resultaat was, dat van het kwart millioen
betrokken werkloozen per uit. Februari gemid
deld 11 pCt. óngeschikt was (in de groote ste
den ca. 20 pCt.).
Voor 1937 komt Ir. Westhoff tot een gemid
delde ongeschiktheid van 13 pCt., terwijl het
gemiddelde aantal tewerkgestelden 21 pCt. be
droeg.
JX De objecten der werkverschaffing.
In het algemeen moeten de werkverschaf-
flngswerken voldoen aan de volgende voor-
Waarden:
1. zij moeten zich meerendeels leen voor uit
voering met ongeschoolde arbeidskrachten;
2. van de totaal-kosten, welke met de uitvoe
ring dezer objecten zijn gemoeid, moet de post
arbeidsloonen een zoo groot mogelijk gedeelte
Uitmaken;
3. de aard der werken moet zoodanig zijn,
dat de totstandkoming daarvan tegemoet komt
aan een naar omstandigheden te stellen eisch
van nuttigheid.
Schr. komt hierbij tot de stelling, dat men
Voor uitvoering in werkverschaffing bij voor
keur werken moet kiezen, die liggen op het
gebied der cultuurtechniek. De uitvoering hier
van kan goed geschieden met ongeschoolde ar
beidskrachten. Een snelle gang van zaken wordt
daarbij bevorderd door een uitvoering „in regie"
(het werk wordt niet aanbesteed, doch tegen
kostprijsuitgevoerd, waarbij de uitvoerder als
belooning een percentage in de kosten ont
vangt). Schr. betoogt, dat er een groote be
hoefte aan cultuurgrond bestaat, zulks o.a. in
verband met den grooten bevolkingsaanwas op
het platte land, waarmede de vermeerdering
van cultuurgrond bij lange na geen gelijken
trad houdt. Ook vereischt de gespannen inter
nationale toestand een zoo breed mogelijke basis
voor onze voedselvoorziening. Schr. laat ver
volgens een overzicht volgen van de objecten
welke voor uitvoering in aanmerking komen,
Waarvoor de gegevens werden ontvangen van
de verschillende Rijksinspecteurs voor de werk
verschaffing. De objecten zijn samengevoegd in
drie staten.
Staat A. bevat de objecten waarvan de plan
nen reeds zijn goedgekeurd of ten Departemente
zijn ingediend met gunstig advies van de In
spectie. Deze objecten vorderen een totaal-be
drag van 63.048.000,— (schr. noemt in den
begeleidenden tekst: 63.082.000,het eerst-
vermelde bedrag te splitsen in 48.439.000,—
arbeidsloon en 14.609.000,andere kosten.
Deze werken zullen vorderen 3.260.000 man-
weken, of bij het huidige aantal tewerkgestel
den, ruim 1 jaar werk (het basis-uurloon is
hierbij genomen op 30 cent). Op den staat ko
men o.a.' voor: ontginningen tot bouw- en wei
land 10.8 millioen), ontginningen tot bosch
7.4 millioen), verbeteringen van bouw- en
Weiland 3.6 millioen).
Staat B. bevat de plannen, die in voorberei
ding zijn. Het totale bedrag hiervan 64.098.000
komt ongeveer overeen met het vermelde op
den staat A. Dit is ook duidelijk daar het aan
tal objecten en het verkrijgen ervan ingesteld
is op den huidigen gang van zaken. Het bedrag
op staat B laat zich splitsen in 43.698.000
arbeidsloon en 20.400.000,— verdere kosten.
Op den staat komen o.a. voor: ontginningen
tot bouw- en weiland 7.0 millioen), verbete
ring van bouw- en weiland 2.0 millioen),
verbetering van bosch 1.2 millioen).
Staat C tenslotte bevat de objecten waarvan
de uitvoering in de toekomst mogelijk kan zijn.
Het totale bedrag hiervan bedraagt 371.666.000,
te splitsen in 290.638.000,— arbeidsloon en
66.029.000,— andere kosten. De uit te voeren
Werken omvatten o.a.; verbetering van bouw
en weiland 134.3 millioen), ontwatering en
landaanwinning 94.7 millioen), ontginning
tot bouw- en weiland 67.0 millioen), ruil
verkavelingen 52.0 millioen) en verbetering
van bosch 17.9 millioen).
III. De werkverruimende invloed van de
werkverschaffing.
Schr. onderscheidt tijdelijke en blijvende
Werkverruiming. Bij de tijdelijke werkverruiming
maakt hij verschil tusschen indirecte werkver
ruiming (die welke veroorzaakt wordt door de
bijkomende kosten als materiaal, toezicht e.d.)
en secundaire werkverruiming (die het gevolg)
is van de toeneming in het verbruik van hen
Wier inkomen grooter geworden is). Van beide
heeft schr. uitvoerige berekeningen gemaakt,
waarbij voor de secundaire werkverruiming
Uitgegaan is van een gem. basisuurloon van 27,3
cent (het gemiddelde voor het geheele land
thans). Als resultaat van een algemeene bere
kening vond hjj, dat per man-week werkver
schaffing 0.203 indirect en 0.148 secundair
dus te zamen 0.35 man-week werkverruiming
ontstaat. In een concreet geval (Schipbeek ver
betering in de inspectie Zwolle) bedroeg de
Werkverruiming 0.42 manweek (0.225 indirect
en 0.192 secundair).
IV. De kosten der werkverschaffing.
Schr. heeft kostenberekeningen gemaakt
per man-week als gemiddelde van alle in werk
verschaffing verwerkte man-weken in Neder-
e nederigste arbeid wordt van
1 eeuwige waarde, mits hij met zuivere
intentie wordt verricht.
V. De baten der werkverschaffing.
Hierbij worden de volgende punten besproken:
a. de steunuitsparing.
De afdeeling „Steunverleening" van het Dep.
van Sociale Zaken neemt hiervoor een bedrag
van 10.10 per week en wel op grond van de
volgende gegevens. In de eerste negen maanden
(39 weken) van 1937 waren gemiddeld 170.000
personen in steun, aan wie te zamen werd uit
gekeerd 66.986.381,Dit geeft een gemiddelde
steunuitkeering en dus ook gemiddelde
steunuitsparing van 10.10 per week.
b. de besparing voor de overheidskas als ge
volg der indirecte en secundaire werkver
ruiming.
Schr. neemt hier de werkverruiming op gem.
0.4 man-week per man-week werkverschaffing
en berekent dat deze werkverruiming een kos
tenbesparing moet beteekenen van 2.792
(waarbij niet meegerekend zijn besparingen
tengevolge van mindere vervoerkosten, steun
in natura en verstrekking van goedkoope le
vensmiddelen)
c. de meerdere inkomsten voor de overheids
kas als gevolg der tewerkstelling en werk
verruiming.
Op grond van een berekening voor 9450 te
werkgestelde werkloozen gedurende een jaar
(zijnde 472.536 man-weken) waarbij aan meer
dere inkomsten voor de overheidskas werden
becijferd: indirecte belastingen 261.818.
diverse belastingen 164.901,en invoerrechten
95.944,totaal 522.663,komt schr. tot
1.13 meerdere inkomsten per man-week werk
verschaffing voor de Overheidskas.
d. koopkrachtverhooging ten gunste van de
voor de binnenlandsche markt werkende
industrie.
Berekend wordt, dat 13 pCt. van de uitgave
aan directe loonen aan een productie-toene
ming in de binnenlandsche industrie ten goede
zal komen.
e. verhooging der sociale weerkracht van het
volk.
Uit verschillende gegevens blijkt de groote
moreele waarde van de werkverschaffing. Niet
temin noemt schr. een aanal bezwaren van het
huidige systeem. De arbeidsvoorwaarden behoo-
ren zoo nauw mogelijk aan te sluiten bij het
vrije bedrijf, zij zijn echter in de practijk lang
zamerhand hiervan gaan afwijken (er is een
eng verband gelegd tusschen de gezinsbehoef
ten en het loon; er zijn een aantal emolumen
ten en toeslagen, die in het vrije bedrijf onbe
kend zijn). Schr. betoogt hierbij:
1. de zeer enge band tusschen de gezinsbe
hoeften en het werkverschaffingsinkomen, met
als nadeelig gevolg, dat de tewerkgestelde steeds
blijft leven op een laag levensniveau naar een
berekend minimum; hij kan daar niet boven
uit. Heeft hij gespaard, of heeft hij een eigen
huisje, dan moet dit eerst voor een gedeelte
worden geconsumeerd, alvorens hij voor hulp
in aanmerking komt. Worden zijn kinderen
ouder en doet de gelegenheid zich voor, dat zij
meer gaan verdienen, zoo wordt deze verdienste
voor een belangrijk deel in mindering gebracht
op zijn werkverschaffingsinkomen;
2. de tewerkgestelde leeft in voortdurende
verleiding fraude te plegen bij het opgeven van
zijn gezinsinkomen; hij wordt voortdurend ge
controleerd
3. de prikkel tot werk zoeken wordt bij hem
en zyn gezinsleden ernstig geremd door de
maatregelen genoemd onder 1.;
4. de verstrekking der emolumenten (goed
koope levensmiddelen en steun in natura) heeft
o.a. het bezwaar, dat de arbeider wordt inge
deeld bij de groep van armlastigen en/of ge-
steunden ingevolge de steunregeling, aangezien
hij hiervoor geen arbeidsprestatie levert;
5. door het gelegde verband tusschen gezins
sterkte en plaatsingsduur zullen de kleine ge
zinnen sneller naar het vrije bedrijf afvloeien
dan de grootere gezinnen.
Deze bezwaren zouden voor een groot deel
te ondervangen zijn door:
1. eventueele verandering van gezinsinkomsten
niet meer van invloed te doen zijn op den plaat
singsduur in de werkverschaffing;
2. in die streken van ons land, waar vol
doende gesubsidieerde objecten aanwezig zijn,
de steunregeling in geld en de verstrekking van
goedkoope levensmiddelen buiten werking te
stellen;
3. allen, van wie na een zeer nauwkeurig on
derzoek vaststaat, dat zij het aangeboden werk
niet in voldoende mate kunnen verrichten,
voortaan te beschouwen als armlastigen, ten
zij onherroepelijk vaststaat, dat betrokkenen
nog geheel valide zijn in hun vak;
4. opheffing van de verschillende arbeids
voorwaarden in het vrije bedrijf.
f. verhooging van de economische weerkracht
van het volk.
Schr. wijst er op, dat er een tekort in Ne
derland is aan cultuurgrond. Het in den land
bouw werkzame aantal personen is in verhou
ding tot den beschikbaren grond te groot, waar
door er te veel klein-bedrijf is, hetgeen een
rationeele bedrijfsvoering verhindert. Vergroo
ting van de oppervlakte cultuurgrond is moge
lijk door
1. ontginning, 2. bedijkingen en droogmake
rijen, 3. ontwatering, 4. drainage, 5. ruilverkave
ling, 6. herontginning, 7. verbetering van wegen,
8. bebossching.
In dit gedeelte van het boek is een afzonder
lijke studie opgenomen van Ir. W. Ham: „De
landbouw-economische en -sociale vooruitgang
van een in werkverschaffing ontgonnen gebied
in Overijsel".
g. het vraagstuk van de loonbepaling.
De bestaande wijze van loonbepaling (met
emolumenten en toeslagen) heeft voornamelijk
drie kwade gevolgen:
1. Doordat het verband met de normen in
het vrije bedrijf is zoekgeraakt, heeft men het
houvast verloren, en wordt de bepaling van
het werkverschaffingsinkomen in zekeren zin
willekeurig.
2. Het instituut der emolumenten, als de ver
strekking der goedkoope levensmiddelen enz.,
heeft het nadeel, dat het den arbeider indeelt
bij de groep van armlastigen. Het is bedeeling,
wijl de contra-prestatie ontbreekt.
3. Doordat in een aantal gevallen het werk
verschaffingsinkomen hooger is dan het loon
in het vrije bedryf, wordt daar de zoo ge-
wenschte ontplooiing van het bedryfsleven ge
remd.
De arbeid in de werkverschaffing houdt vol
gens schr. het midden tusschen het bouwbedrijf
(water-, spoor- en wegenbouw) en het land
bouwbedrijf.
In overeenstemming hiermede dienen de ar
beidsvoorwaarden het midden te houden tus
schen deze twee jMrtntfrgroepen. Schr. consta
teert aan de hand van uitvoerige gegevens, dat
het bestaande uur- en weekinkomen in de
werkverschaffing reeds nu vry goed het midden
houdt tusschen de loonen in den wegenbouw
en den landbouw. Slechts een aantal herzie
ningen zijn noodig, waaronder het doen ver
vallen van de toeslagen en emolumenten. Ook
zal gebroken moeten worden met de praktijk,
waarbij het basis-uurloon met 7 a 10 pCt. wordt
overschreden.
6. Vergelijking van kosten en boten der
werkverschaffing.
Een uitvoerige tabel hieromtrent wordt on
derstaand verkort weergegeven.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
Aan de hand van deze cyfers constateert
schr. het verschijnsel, dat de ontginningswerk
zaamheden, speciaal wanneer deze worden uit
gevoerd door particulieren en waterschappen,
by uitvoering in werkverschaffing voor de
Staatskas een besparing geven; het overeen
komstige aantal steunweken zou immers een
grootere uitgave met zich medebrengen dan
hetzelfde aantal man-weken in deze werkver
schaffingen. Schr. vindt hier een besparing voor
den Staat van f36.per H.A., hetgeen per
man-week werkverschaffing beteekent f36.—
81 of f 0.44.
VII. Is voor het instituut van werk
verschaffing de bedrijfsvorm mogelijk en
wenschelijk?
Volgens schr. heeft de bestaande vorm van
werkverschaffing zyn tyd gehad
„en evenals de Armenzorg uit de vorige
eeuw werd vervangen door de moderne Werk
verschaffing van 1922 tot heden, zoo is het
thans weder noodzakelijk uit het gegroeide
leering te trekken en daarnaar te handelen.
Reeds eerder, in 1934, trachtte men door mid
del van oprichting van het Werkfonds ver
andering in den stand van zaken te brengen.
De toelating tot het werk toch was hier aan
veel minder beperkende bepalingen gebonden.
Men behoefde slechts ingeschreven te zyn bij
de organen der openbare arbeidsbemiddeling
om als arbeider te kunnen worden geplaatst.
Verder waren de arbeidsvoorwaarden vrijwel
geiykluidend aan die in het vrije bedrijf. Dat
niettemin het Werkfonds niet aan de ver
wachtingen heeft voldaan, moet hun, die deze
studie met aandacht gelezen hebben, zonder
meer duideiyk zyn. Men zocht te veel kapi
taal-intensieve werken, waarvan vele boven
dien geen blijvende werkverruiming tengevol
ge hadden, terwyl verder, omdat men de
voorbereiding der plannen gecentraliseerd
had bij de overheidsdiensten, veel tüdverlies
ontstond.
En tenslotte en dit was wel een zeer groote
onjuistheid, werden de kosten dezer werken,
die toch maar een kleinen post directe loonen
hadden, in zeer' vele gevallen ten laste ge
bracht van den kapitaaldienst der betrokken
gemeenten, die uit den aard der zaak door
de uitvoering van deze werken van kosten-
verlichting door vermindering van de werk
loosheid weinig of niets bemerkten."
Schr. adviseert een „My. tot bevordering van
uitvoering van werken" (M.B.W.) op te richten.
Hiervan wordt het volgende gezegd:
„Dit bedryf heeft tot doel, de niet door het
bedrijfsleven opgenomen valide arbeidskrach
ten arbeid aan te bieden. De M.B.W. voert
niet alleen zelf werken uit, maar zy werkt in
de eerste plaats samen met anderen, d.w.z.
zij subsidie art werken van derden. See* an
deren kunnen dezelfde zyn als die, welke nu
met het instituut der werkverschaffing sa
menwerken, dus particulieren, waterschap
pen, gemeenten, provincies en ook andere de
partementen. Zelf zal zij uitsluitend dan
werken uitvoeren, indien door „anderen" niet
voldoende werk wordt aangebracht of wan
neer door de „anderen" te hooge subsidie-
eischen worden gesteld. Hier werkt zy dus in
zekeren zin als een buffer."
„De M.B.W. werkt met eigen begrooting en
verder met een jaarplan, d.w.z. binnen het
raam dezer begrooting mag zij haar gelden
volgens vast te stellen regelen zelfstandig be
steden, hetzy als subsidie a fonds perdu of in
den vorm van voorschotten en wel renteloos
of tegen een lage rente. De beperking zou
gemaakt kunnen worden, dat deze verbinte
nissen een bepaald bedrag niet te boven mo
gen gaan.
Aan de hand van de gegevens, welke in het
voorgaande byeen zyn gebracht, is de be
grooting voor de M.B.W. vrij nauwkeurig op
te zetten, aangezien de kosten per man-week
of per man-jaar bekend zyn. Daarnaast zyn
zeer nauwkeurig per eenheid bekend de uit
gaven, verbonden aan de ontginningen, we
genaanleg, bebosschingen, ruilverkavelingen
enz."
„De inventarisatie maakt het mogeiyk, om
aan de hand van de verzamelde gegevens een
Vry nauwkeurig jaarplan op te zetten".
Door de toepassing van de voorgestelde maat
regelen zal ieder principieel verschil tusschen
Werkfonds en Werkverschaffing komen te ver
vallen. Als gevolg van de reorganisatie worden
de werken op normale wyze uitgevoerd, d.w.z.
dat men, zooals in het voorgaande reeds werd
opgemerkt, nu ook met aannemers kan werken
en verder dat men, wat betreft de loonen voor
de kunstwerken, deze kan handhaven op het
peil, zooals dit thans ook bij het Werkfonds
geldt.
„Wy meenen aanleiding te kunnen vinden
voor de conclusie, dat het zeer zeker aanbe
veling verdient te komen tot een (naar be
hoefte uitzettend en inkrimpend) „werkver-
schaffingsbedryf", met eigen inkomsten en
uitgaven, kapitaalsbaten en -lasten, bezittin
gen en schulden en georganiseerd op de wyze,
zooals dit voor M.B.W. is ontwikkeld".
„De huidige werkverschaffingsmachine doet
haar best, doch loopt niettemin moeizaam en
traag, hortend en stootend, ondanks de vele
moeite, die deskundige mechaniciens zich ge
troosten om haar op gang te houden. Te ver
wonderen is dit niet: constructiefouten vermo
gen zij immers niet te verhelpen.
Het gestelde doel, een wezenlijke bestrijding
der werkloosheid, vereischt echter een productie
van man-weken werkgelegenheid door middel
van een snel en soepel werkend, zeer reactief
mechanisme, dat aan de eischen, door den wis
selenden stand der werkloosheid gesteld, on-
middeliyk kan beantwoorden.
Tegenover het bedryfsleven, dat dusdanig is
georganiseerd, dat een optredend arbeidsover-
schot op zeer korten termijn losgelaten wordt
en ten laste van de Overheid gebracht kan
worden, dient laatstgenoemde een organisatie
te stellen, welke dusdanig is opgezet en toege
rust, dat zy dit arbeidsoverschot vrywel oogen-
blikkeiyk kan opvangen door tewerkstelling.
Een goed georganiseerd, gecentraliseerd en
over ons land vertakt bedryf, toegerust met de
noodige bevoegdheden, kan hier alleen uitkomst
brengen. Een bedryf, dat de man-weken werk
gelegenheid, waaraan onze volksgemeenschap
behoefte heeft, produceert, en daarvoor aan het
Werkloosheidssubsidiefonds een bedrag per
man-week in rekening kan brengen."
In „Bouwen en Streven" vonden wij van de
hand van Dr. J. van Beurden en van A. B.
interessante beschouwingen over de Borgstel
lingsfondsen voor kleine middenstanders. Wij
ontleenen hieraan een en ander.
Zooals bekend, werd op de Rijksbegrooting
voor het dienstjaar 1936 een post uitgetrokken
met het doel, kleinen middenstanders, die ten
gevolge van de tijdsomstandigheden (de z.g.n.
crisis) in moeilijkheden waren geraakt, behulp
zaam te zijn door het verstrekken van voor
schotten tegen lage rente te vergemakkelijken.
De eventueel te verstrekken voorschotten
dienen te worden verleend door crediethulpin-
stellingen, die meer in 't bijzonder on sociale
leest zijn geschoeid.
Aangezien evenwel deze instellingen niet in
staat noch bereid mochten worden geacht, zelf
de daarop vallende risico's te dragen, moest
het Rijk voor zijn rekening nemen tot maxi
maal 40 pet. van de verliezen, die door bedoelde
instellingen ter zake van verleende voorschotten
zouden worden geleden.
De resteerende 60 pet. garantie moesten dan
eventueel maar langs andere (n) weg (en) wor
den verkregen.
En dit is inderdaad geschied door stichting
van de bekende Borgstellingsfondsen.
't Is hier niet de plaats, uiteen te zetten, op
welke wyze deze Borgstellingsfondsen aan het
kapitaal zyn gekomen, waarmee zij de restee
rende 60 pet. van het risico der verleende voor
schotten hebben te dekken.
In ieder geval wordt aan de geldverstrekken-
de credietinstelling door het Borgstellingsfonds
voor de volle 100 pet. de terugbetaling gega
randeerd van de voorschotten, die met instem
ming van het fonds zyn verleend.
Intusschen bleek al vrij spoedig dat sommige
sociaal georiënteerde geldschietbanken niet
met de Middenstandsborgstellingsfondsen kon
den of wilden samenwerken.
Daarom verklaarde ten slotte de Nederl. Mid-
denstandsbank zich bereid, zelf de benoodigde
voorschotbedragen te verstrekken.
Op zich zelf beschouwd, kwam aanvankelyk
voor hulp door de Borgstellingsfondsen in aan
merking iedere kleine ondernemer in handel en
nijverheid.
Alleen wgs daarbij de beperking gemaakt:
a. dat uitgezonderd zouden zijn personen,
die niet reeds op 1 Januari 1932 zelfstandig een
zaak dreven;
b. dat het Ryk in verliezen op borgstellingen
voor bedragen boven f 500,in den regel niet
zou deelen.
Nadien is, met handhaving der sub b. ver
melde voorwaarde, de beperking sub a. ver
ruimd in dezen zin, dat de aanvrager, op het
moment van het indienen der aanvrage, reeds
gedurende minstens drie jaren zijn zaak moet
hebben gedreven.
In de praktyk is een van de grootste moei
lijkheden, dat de middenstander zich over t
algemeen te laat tot deze instellingen wendt,
wanneer geen uitkomst meer mogelyk blijkt.
Hoe dit betreurenswaardige verschijnsel moet
wörden verklaard?
Vaak zal ongetwijfeld de oorzaak daarvan
moeten worden gezocht in een weliswaar vol
komen begrypelyk, doch niettemin misplaatst
schaamtegevoel van de betrokkenen.
Zy zien zoo geweldig op tegen een gang naar
het Borgstellingsfonds, eenerzyds omdat zy
meenen, dat ook in de oogen van anderen
de Borgstellingsfondsen er enkel zyn voor
wrakke en wankele middenstandsondernemin
gen, en anderzijds wijl zy maar al te goed be
seffen, dat zy volledige opening
van zaken moeten geven, willen zij ook
maar de geringste kans hebben op hulp en/of
financiëelen steun van de zijde van het Fonds.
En daarvoor deinzen velen hoe onverstan
dig ook biykbaar terug.
Voorts zal als voorname oorzaak ook wel
moeten worden aangemerkt het gemis aan in
zicht by den betrokken middenstander, in den
toestand en gang der eigen zaak bij gebrek aan
een behoorlyke, zij het eenvoudige, boekhou
ding. Herhaaldelyk toch zal het voorkomen,
dat de betreffende middenstander op geen
stukken na weet, hoe nu eigenlijk de financieele
positie van zyn zaak is. Alleen langs den weg
der praktische ondervinding is hy, hetzy ge-
leidelyk, hetzy plotseling tot de beangstigende
De Ospelsche Peel, gem. Nederweert, zal
eerlang worden ontgonnen. De plannen worden
gemaakt in overeenstemming met de Neder-
landsche Heidemaatschappy. Er komt werk
gelegenheid voor ongeveer 400 personen, die in
vfer werkkampen zullen worden ondergebracht.
De werkzaamheden zullen 5 jaren duren. De
verbinding NederweertMeyel over den Meyel-
schen dyk zal eveneens tot stand komen. Het
werkobject is gelegen onder de gemeenten
Nederweert, Meyel en Heythuizen. De totale
grootte is 4650 H.A. De ruilverkaveling is noo
dig, omdat de afwatering in de gemeenten Ne
derweert en Meyel totaal onvoldoende is. In
deze gemeenten is een tekort aan cultuurgron
den. Een bepaald gedeelte mag in verband met
oe landsverdediging niet ontgonnen en verka
veld worden. In dit gedeelte zal het natuur
schoon onaangetast blyven, zoodat een stuk
van de Peel bewaard blyft. Dit is van histo-
risch-wetenschappelijke zyde bezien van groo
te beteekenis.
De kosten van de plannen bedragen onge
veer f 180 per H.A., nj. f 100 voor arbeidsloon
en f 80 voor andere kosten.
Is de afstand fussched den ul(ei
zijkant van uw auto en de buitenzijde
van bet koplampglas soms ook gtootei
dan 40 centimeter?
Dat moogt u wel eens nameten,
in dat geval hebt
ontdekking gekomen, dat de positie van zyn
onderneming hopeloos slecht is en dat hem
daarom niets anders overblijft, dan.... als laat
ste reddingsmogelijkheid, den „zwaren" gang
te gaan naar het Borgstellingsfonds, als het
feitelyk reeds te laat is.
Uiteraard zyn deze oorzaken 't best bekend
aan hen, die met de dagelijksche leiding van
de Borgstellingsfondsen zyn belast en die, als
zoodanig, in rechtstreeks en veelal ook in zeer
intiem contact treden met den persoon en de
zaak van den betrokken middenstander.
In dit verband lijkt me dan ook de vraag ge
wettigd, of het geen aanbeveling verdient, met
de medewerking van de dagelijksche leiders der
Borgstellingsfondsen te komen tot een juiste en
volledige kennis van de oorzaken, die zoovele
middenstanders ervan weerhouden, zich tydig
om raad en hulp tot de Borgstellingsfondsen
te wenden.
De voornaamste beteekenis en de grootste
waarde van de Borgstellingsfondsen is volgens
A. B. gelegen in de voorlichtende en saneeren-
de hulp, welke deze Instituten aan den midden
stand bieden
Trouwens, de ervaring heeft onweerspreek
baar uitgewezen, dat menig middenstander, die
in zeer ernstige moeilykheden verkeerde en
zich tot het Borgstellingsfonds wendde om
financieele hulp, door de bemiddelende en
voorlichtende tusschenkomst van het Fonds,
gepaard aan een saneerende reorganisatie der
zaak, metterdaad uit zyn benarde positie is
gered zonder dat eenig nieuw
geld in den vorm van voorschot, crediet of
anderszins aan de onderneming
werd toegevoerd.
Daarnevens heeft de ondervinding evenzeer
geleerd, dat in gevallen, waarby ook gelde-
1 ij k e hulp onvermijdelyk bleek, toch daaraan
bleek vooraf te moeten gaan een somwylen in-
grypende reorganisatie en saneering van de
hulp-zoekende zaak.
In dit verband moge ik de vraag stellen, of
het niet mogelyk is, met steun van het Ryk
de sfeer van werkzaamheid der Fondsen uit te
breiden in dien zin, dat zy worden tot institu
ten, die met betrekking tot de innerlyke be
drijfsvoering van middenstandszaken, in ruimen
zin raad en voorlichting geven aan hen, die er
behoefte aan hebben en erom vragen; .noch
tans zonder daarbij in concurrentie te treden
met particuliere bureaux, die tegen normale
vergoeding werkzaam zün op gelijksoortig ter
rein.
Als de ontwikkeling der Borgstellingsfondsen
in de hier geduide richting mocht gaan, zou
weliswaar de naam „Borgstellingsfonds" niet
meer in exclusieven zin den arbeid van deze
instituten dekken, maar eenerzijds zou dit be
zwaar al heel gemakkelyk te ondervangen zyn,
en dient anderzijds in aanmerking te worden
genomen, dat bedoeld bezwaar voor zoover
dit werkelijke beteekenis mocht hebben
feitelijk nu reeds bestaat, aangezien, zooals we
boven hebben uiteengezet, de Borgstellingsfond
sen ook thans reeds bij herhaling hulp verleenen
door raad en door daad, zonder dat zy zich
daarbij ook maar voor het geringste bedrag
garant stellen.
Indien de hier ontvouwde gedachte tot prak
tische verwezenlyking kon worden gebracht,
zou daarmee tevens wegvallen de eerste door
ons genoemde oorzaak, waarom zoovele mid
denstanders eerst dan om hulp aankloppen by
het Borgstellingsfonds, als het feitelyk reeds
te laat is.
In het gestelde geval immers zou het ,3org-
stellingsfonds" den breederen en ruimeren opzet
krygen van „Instituut van Voorlichting en By-
stand" en zouden derhalve ook niet-noodiyden-
de middenstanders daarvan gebruik kunnen en
willen maken met het gevolg, dat schaamte
gevoel ook andere gegadigden niet meer zoo
licht zou weerhouden, zich daartoe te wenden
om hulp en steun.
De eigenlijke functie van „borg-stellen" zou
intusschen ook dan nog gehandhaafd kunnen
blijven voor die gevallen, waarin, naast voor
lichting en eventueele saneering, tevens een
stukje geld noodig zou blijken, om de voorge
nomen en noodzakelijk gebleken reorganisatie
van de zaak tot praktische doorvoering te
brengen.
Van een Rijksvoorlichting aan den midden
stand op ander dan „technisch" terrein, was
tot dusverre geen sprake.
Toch zou een dergelyke voorlichting al
dan niet verstrekt door de Borgstellingsfond
sen in hun ruimeren opzet gedacht te
vruchtbaarder kunnen zyn, nu tot dat doel
mede gebruik kan worden gemaakt van de
kostbare gegevens, die ten aanzien van menieen
tak van middenstandsbedrijf door de onder
zoekingen van het Economisch Instituut voor
den Middenstand ter beschikking staan.
Waarbij wy intusschen buiten beschouwing
laten den vorm, waarin die voorlichting 't doel
treffendst kan worden gegeven, zoomede de
vraag, of bedoelde voorlichting rechtstreeks dan
wel onrechtstreeks in den vorm van sub
sidie door het Rijk dient te worden verstrekt.
Men moet alle kracht en inspanning
in het werk stellen, opdat tenminste
in de toekomst de voortgebrachte
goederenovervloed slechts in billijke
verhouding zich ophoope bij de be
zittende klasse en ook in tamelijk
ruime mate ten deel valle aan hen,
die arbeid presteeren. Zeker het is
niet de bedoeling, dat de arbeider
daardoor in zijn werk gaat verslap
pen de mensch is immers gescha
pen om te werken, zooals de vogel om
te vliegen, maar dat hij door
spaarzaamheid zijn bezit hooger op-
voere, opdat door een verstandig
beheer de lasten der huishouding met
meer gemak en minder zorgen door
hem gedragen worden. Zoodoende zal
hij, bevrijd van de onzekerheid om
trent zijn levenslot, welks onbesten
digheid de proletariërs voortdurend
in onrust doet verkeeren, niet alleen
aan de wisselvalligheden des levens
het hoofd kunnen bieden, maar ook
de rustige zekerheid hebben, dat na
zijn dood voor zijn achtergebleven
betrekkingen eenigszins gezorgd is.
Tegen deze vermogensvorming door
het proletariaat worden veel beden
kingen geuit. Zoo vreest men b.v. een
renteniersmentaliteit te kweeken,
terwijl men tevens bang is, een ver
hoogd verbruik te moeten constatee-
ren. Men kan deze argumenten met
een beroep op de werkelijkheid ge
makkelijk weerleggen. Op de eerste
plaats is de arbeider nog zoover van
het rentenierschap af, dat men zeker
voorshands zich daarover nog geen
zorgen hoeft te maken. Anderzijds zal
inderdaad de huidige onderconsump
tie kunnen worden ondervangen. Deze
verbruikstoename zal men dan echter
niet anders dan met vreugde kunnen
begroeten.
(Prof. O. von Nell Breuning in
„Die Soziale Enzyklika".)
Uitvoering in werkverschaffing van
Indien voor 100 ten laste
van den Staat
totale
bruto-kosten
Ontginning van 1 HA. heidegrond tot bouw-
of weilandf 1.593.32
Herontginning van 1 HA. zandgrond tot
bouw- of weilandf 1.448.28
Ontginning van 1 H.A. dalgrond tot bouwland f 2.627.20
Herontginning van 1 H.A. veenkoloniale
cultuurgrondf 1.957.72
Ontginning van 1 H.A. heidegrond tot bosch f 937.50
Hervorming van 1 H.A. dennenbosch tot
gemengd bosch f 300.36
Ontwateringswerken per H.Af 86.68
Verbetering zandweg zonder rywielpad
per K.Mf 1.882.36
Verbetering zandweg met rywielpad met
grindverharding per K.Mf 2.738.28
totale
netto-kosten
In den vorm
van werkver
schaffing by
of voor parti
culieren
tot. besparing
voor den Staat
f 458
f 36.—
f 411.—
f 33
f 735.—
f 61.—
f 542.—
f 46
f 237
f 22.—
f 118.
f 6.—
f 30.60
f 2—
f 719.—
f 37.
f 1000.—
f 56.—