H Ervaringen van een kraamverpleegster Sieraden m u - S e DOODE van Brazilië Een misverstand Gezondheid Schoonheid 4 MINUTEN OMELET Voor kleinbehuisden mm i n ij loitcn en jpannen ZONDAG 2 APRIL 1939 en OP Z'N FRANSCH r C h Savoye kool WAT EEN ZUINIGE HUIS VROUW KAN BEREIKEN IfSÏBMtSS *:iü, w st, Menschen uit mijn wijk lft lgg|| door A. HRUSCHKA fa, Bfe Er zullen wel niet veel van mijn collega's zijn, die niet graag het kwieke verpleegsters kapje met den langen sluier dragen. Wij we ten maar al te goed, dat het niet alleen het teeken onzer „uitverkiezing" is, maar dat het ons bovendien in het algemeen buitengewoon goed staat. Ik houd ook van dat kapje, maar als je op de fiets den polder in moet, langs onbeschutte dijkwegen, is het niet altijd even practisch. Op dien stormachtigen ochtend, die bol stond van herfstige rukwinden, leek het mij dan ook beter aan mijn gemak de voor keur te geven boven de aesthetiek van mijn verschijning en ik zette dus een gewone muts op. Had ik het maar niet gedaan! Na een goed half uur tegen den stuggen Zuid-Wester ingetrapt te hebben, stond ik voor de deur van het sluiswachtershuis. Het was een van de laatste keeren, dat ik de kraam vrouw, die gelukkig en blozend na de voor spoedige geboorte van een stevigen zoon, in bed lag zou bezoeken. Het was een van die ge vallen. die je plezier in je werk geven. Ofschoon de geheimzinnige, maar sterke band, die je aan de jonge moeder bindt, als je getuige van de geboorte bent geweest, in dit geval ontbrak ik was ingevallen voor een ziek geworden col lega, die het geval uit handen had moeten ge ven was ik mjj toch aan de vriendelijke en opgewekte sluiswachtersvrouw gaan hechten. Ik had mijn fiets tegen het huis gezet en was juist bezig die op slot te doen, toen er een auto aankwam, die voor dezelfde deur stopte. Er stapte een eenvoudig, maar correct gekleed heer uit, die beleefd zijn hoed lichtte. „Morgen, juffrouw. Ik kom eens kijken. Gaat alles hier goed?" De dokter natuurlijk, dacht ik en ik ant woordde: „Gelukkig wel, we hebben niet te klagen." „Zoo, dat is prettig. Dat hoor je tegenwoordig niet veel." „Och, in de meeste gevallen marcheert de zaak toch nogal voorspoedig." Hij keek mij aan met een vreemden, afwe zigen blik in zijn oogen, maar de tijd tot ant woorden ontbrak hem. daar op dat oogenblik de deur geopend werd door een meisje van een jaar of zes, dat beloofde vader even te zullen roepen; of we even wilden wachten, want hij was achter op het land. Wij werden in een kleine kamer gelaten. Hoewel ik den weg wist en vader voor mijn taak niet noodig had, liep ik toch niet aanstonds door naar de kraam vrouw; ik vond het wel prettig om eens even te praten met den vriendelijken jongen dok ter, dien ik nog niet eerder ontmoet had. „Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u voor de dochter des huizes heb aangezien," hervatte de dokter het gesprek, toen we alleen waren, nu zie ik, dat u hier ook op bezoek komt." „Nee, de dochter ben ik niet", antwoordde ik, blij met mijn eigen geestigheid, „ik ben de zuster." „O, de zuster", zei hij weifelend. ,Maar dan heb ik het toch niet zoover mis gehad." Hij lachte en had mijn woordspeling dus be grepen. Ik op mijn beurt vond hem hoe langer hoe aardiger. Lang niet iedere dokter keurt ons zooveel aandacht waardig. „Bent u nogal tevreden over den gang van zaken hier?" vroeg ik om het prettige ge sprek gaande te houden. „Uitstekend, alles is voortreffelijk in orde. Beste menschen hier. Maar het is goed, dat Je zoo nu en dan eens komt kijken. Het oog van den meester Heelemaal vrij van zelfingenomenheid is hij niet, dacht ik, maar het is voor hem natuur lijk ook een groote voldoening eens in een huis te komen, waar de nieuwe wereldburger niet alleen vlot zjjn entrée heeft gemaakt en har telijk welkom is, maar waar de zorgen om het allemoodigste bovendien de vreugde niet ko men bederven. „Nu is het hier dan ook geen lastige karwei", hervatte de dokter, „behalve, als het stormt, zooals vandaag bijvoorbeeld." „Och. dat is nu eenmaal onvermijdelijk in ons beroep. Dat moeten wij voor de menschen over hebben." „Dat is zoo. U vat het mooi op. Maar het publiek vooral dat in de steden, heeft er an ders nauwelijks benul van van wat hier alle maal gebeuren moet en gewerkt wordt om al les op rolletjes te laten Ioopen." Zelfingenomenheid!? Ik begon over te hellen naar de meening, dat deze kwalificatie veel te zwak was. Het werk was voor het grootste en onaangenaamste deel toch voor ons, verpleeg sters. als het niet dringend noodig was, zou hij zyn handen niet vuil maken en het liever door ons laten opknappen. Overigens was de opmerking over het publiek in de steden er faiikant naast. Daar zijn de omstandigheden gewoonlijk veel ongunstiger en het werk in spannender, maar je ontmoet er toch wel de gelijk veel dank. Jong doktertje nog; zeker nog niet veel practijk gehad. „Toch niet." meende ik te moeten opmerken, „de menschen in de stad geven dikwijls blijk heel goed te beseffen, wat wij voor hen doen en toonen zich toch over het algemeen heel dankbaar Hjj keek mij wantrouwend aan en antwoord de met lichten spot in zijn stem; „Nou, ik heb er nog nooit iets van gemerkt." Wat een onaangenaam sceptisch mensch om geen erger woord te gebruiken bleek de ze op het eerste gezicht zoo aardige man te zijn. Totaal verkeerde mentaliteit voor de mooie roeping van dokter. Hij ergerde mij zoo, dat ik mij niet kon weerhouden wat scherp op te merken: „Dan bent u zeker nog niet lang in de prac tijk." Weer die wantrouwende blik. Mijn opmer king scheen doel getroffen te hebben. Hij voel de zich wat minder zeker in zijn hatelijke iro nie, toen hij antwoordde: „Gaat nogal. Vijftien jaar. En in al dien tijd heb ik maar één keer begrip voor ons werk ontmoet bij menschen, die er niet rechtstreeks mee te maken hadden." Nee, man. Zóó slecht kun je het niet getrof fen hebben. Zeker, er zijn ondankbaren, maar in vijftien jaar niets dan ondankbaren, op één uitzondering na, dat moet aan jezelf lig gen. „Ja, één keer maar," ging hij na eenige oogenblikken voort, „dat was bij een groote doorbraak in 1932. Toen hun huizen en hun vee bedreigd werden, toen wisten ze ons ineens te vinden en te erkennen. Toen wij dag en nacht moesten werken om het gat te stoppen en hun bezittingen te redden Een vreeseiijk vermoeden was bij zijn eersté woorden in mij opgekomen en naarmate hij verder sprak, won dat vermoeden aan zeker heid. Op dat oogenblik ging de deur open en de gelukkige vader-sluiswachter kwam binnen met de woorden: „Dag, meneer de secretaris, komt u ook weer eens kijken?" En tot mij: „Ga uw gang maar zuster, u weet den weg. U moet namelijk we ten, meneer de secretaris, dat ik verleden week een zoon heb gekregen van pond." De secretaris van het polderbestuur barstte eensklaps in lachen uit. Maar ikik kreeg een kleur. Wat had ik in mijn onvoorzichtig heid al niet kunnen vertellen, wat minder of in het geheel niet geschikt was voor de ooren van dezen vriendelijken „dijk-dokter." P. v. H. In Engeland bestaat er een Vereeniging, wel ke bovenstaanden naam draagt. Van deze ver eeniging is Prunella Stack directrice. Niet de oprichtster; die eer heeft haar onlangs gestor ven moeder mee in het graf genomen. Prunella, de dochter, die op negentien-jari gen leeftijd bij haar moeders dood vol enthou siasme dit werk voortzette, is met haar parel witte tanden, haar lachende oogen en de vlot te permanent rond haar jeugdig frisch gezicht je, een levende reclame voor haar instituut. Bovendien geldt de charmante lady Hamilton (zooals ze sinds haar huwelijk met Lord Ha milton heet) voor een der meest beroemde vrouwen in het Britsche rijk. Niet minder dan honderd vijftig duizend jonge vrouwen verrichten dagelijks haar twaalf gymnastische oefeningen vóór ze aan haar dag taak beginnen. Het zal ongeveer een twintig jaar geleden zijn, dat de officiers-weduwe, mrs. Bagot Stack, op het idee kwam, een bêweging in het leven te roepen, die de vrouwen er van zou overtuigen, dat gezondheid en een prettig uiterlijk hand in hand gaan. Van verschillende zijden bleek er interesse voor haar plan te bestaan. Maar de niet meer heel jeugdige mevrouw Stack was eerlijk ge zegd zelf niet bepaald een levende reclame voor het door haar gepropageerde. Ze was noch jong, noch mooi en ze kon geen jonge krachten vinden, die haar met ambitie bij de uitvoering van haar plan behulpzaam waren. De charmante Prunella echter, die zich spontaan met al haar energie gaf om haar moeders werk voort te zetten, begon onmid dellijk met gebruik te maken van de moderne reclame-middelen: ze liet in ruime, lichte vertrekken werken en noodigde de pers uit te komen zien, wat een moderne, jonge werken de vrouw behoeft om „fit" te blijven. Zelf werd ze „de moderne Venus" genoemd en haar persoon en persoonlijkheid leverde op zich kolommen stof voor dagbladen en tijd schriften. Stormenderhand heeft zij met haar instituut de wereld weten te veroveren. Thans is de ver eeniging uitgegroeid tot twee honderd vijftig secties, waarvan de laatste onlangs in Canada is gesticht. De Engelsche minister van gezondheid, Sir Kingsley Wood, begroette haar plan met groot enthousiasme en gaf haar als slagzin in zijn rede het volgende woord: „Schoonheid is de adelbrief der vrouw." Wel te verstaan, de schoonheid van degene, die zich door een gezond, krachtig lichaam levensblij weet. door er ooit een ander baksel in te bereiden moet liefst 'n zeer dunnen bodem hebben. Tij dens het bakken schudt men de pan voortdu rend heen en weer, opdat er niet de geringste kans is, dat de omelet aan de onderzijde bruin zal aankoeken. Houdt men van een slappe omelet dan is omdraaien onnoodig, maar is men gesteld op een goed doorbakken eierkoek, dan moet men met de handigheid van een goo chelaar, die een ei in zijn hoogen hoed bakt, de omelet in de lucht omkeeren. Wie dit niet dadelijk goed afgaat kan het met behulp van een deksel doen. De omelet is voor vele variaties vatbaar: we noemen een peterselie-omelet, een bieslook omelet, kaas- of vleesch-omelet. Voor de berei ding van eerstgenoemden, die we onder de categorie: „aux fines herbes" rangschikken, moet het groen zeer fijn gehakt worden. Een „Bauernomelet" verkrijgen we door over de gebakken omelet een ragout uit te gieten sa mengesteld uit gehakte vleeschresten, ge smoorde uien en aardappelschuifjes. De Zigeu ner-omelet. of „Uova alia Zingara" is een ome let in combinatie met gebakken tomaatschij-- ven. De „Omelette confiture" spreekt voor zich zelf. Toch wordt deze dikwijls gemaltraiteerd: de bereiding volgens cfe regelen der kunst is de volgende: Van een hoeveelheid berekend naar twee eieren per persoon iets minder wanneer het een talrijk gezelschap betreft wordt op de gewone manier een omelet gebakken, zónder zout. Een zilveren of vuurvaste schotel wordt gewarmd, bijvoorbeeld boven een spiritusvlam- metje. Onderwijl giet men hierop een glaasje cognac, sherry brandy of andere likeur, wel ke met 'n kleinen eetlepel suiker wordt uit geroerd. Is de omelet ondertusschen gaar, dan strijkt men er aardbeien- of frambozen- confituren over uit, slaat de omelet dubbel en brengt haar voorzichtig op den verwarmden schotel over. Poedersuiker wordt er zoetjes over heen gestrooid en het warme nat wordt ge bruikt om voorzichtig te bedruipen. Onnoodig toe te voegen, dat deze toespijs zeer warm geserveerd moet worden. De eene kan omelet maken, de ander lukt het nooit. Maar wie er eenmaal den slag van beet heeft, is een huisvrouwen-deugd rijker, waarvan zij zelf en haar dischgenooten vele malen de voldoening zullen smaken. Wat toch is gemakkelijker en sneller te bereiden, wan neer het plotseling blijkt, dat de koffietafel wat schraal is, als er onverwacht een gast verschijnt en het dessert ontbrak of voor een laten reiziger, die vermoeid en hongerig te elf der ure binnenvalt. Men rekent twee eieren per persoon en klopt die terdege met wat zout en enkele druppels koud water. Voor dit kloppen wordt een vork gebruikt. Er mag niet te veel, maar ook niet te slap geklopt worden. Want in het eerste geval ontwikkelt zich schuim aan de opper vlakte en dan zal het resultaat zijn, dat de omelet taai en leerachtig wordt tengevolge van de binnengedrongen luchtdeeltjes. Men klopt dus slechts zoodanig, dat wit en geel zich op volmaakte wijze vermengen en dan staakt men. Een kleine klont boter wordt nu aan de eieren toegevoegd. De omelet-pan die ontwijd zou worden „Waar vele jonge gezinnen zich tevreden moeten stellen met een kleine woning, wordt er voortdurend naar gestreefd, alle benoodigd- heden voor de verzorging van de kinderen zoo practisch mogelijk te maken", lezen wij in de Maart-aflevering van „De Dokter in Huis." Het nieuwe baby-bedje, waaraan verder een beschrijving gewijd wordt, is inderdaad het ei van Columbus voor kleinbehuisden. Het kan niet alleen als badje gebruikt worden en te vens als aankleedtafel dienen, maar boven dien is dit schraagbadje dichtklapbaar, zoo dat het, op non-actief gesteld, hoegenaamci geen plaatsruimte inneemt. Voor een jonge moeder, bewoonster van een klein flat, een ideaal bezit. BREI MET NEVEDA-WOL NAAR NEVEDA-PATRONEN Na inzending van deze bon ontvangt U gratis patroonsbeschrijving voor een: Damesblouse, Deux-Pièces. Heerenslipover of Meisjesjurkje en opgave van den dichtstbijzijnde!) Neveda- winkelier. enVeloppe met Uw naam en adres opzenden aan N. V. N ED. WOLSPINNER IJ. HEERENGRACHT 483, AMSTERDAM (C) Als wij tegenwoordig over sieraden spreken, dan denken wij niet meer uitsluitend aan ju- weelen. De tijd dat het metaal goud, platina of desnoods zilver moest zijn en de steenen delfstoffen van de grootste hardheid wilde men zich met goed fatsoen met een ring, ketting of broche kunnen tooien, ligt ver in het ver leden. Wat toen verachtelijk als „namaak" door de vrouw van goeden smaak verworpen werd, verschilde ook wel hemelsbreed met on ze tegenwoordige sieraden. Het was inderdaad „namaak". Namaak goud, namaak diamant, namaak saffier. De imitators deden de uiterste moeite om hun producten, wat vorm en zetting betreft, zooveel mogelijk op de echte te laten gelijken, waarin zij soms zoozeer slaagden, dat slechts een kenner het onderscheid kon zien. Maar on ze grootouders waren zooal geen experts, dan Halsketting van kunstig geslepen glas in wit en turkoois blauw. De bijpassende ring van witgoud toont op het vierkante vlakje kleine glinsterende steentjes toch meer op de hoogte van de waarde en ken nis van juweelen, dan hun nageslacht het te genwoordig is. En zij lieten zich dan ook ge woonlijk geen knollen voor citroenen of juister glas voor diamant verkoopen. Wij echter hebben langzamerhand een ge heel andere waardeering gekregen betreffende sieraden. Het komt niet meer in ons op om bij de vele soorten versiersels van glas, tin, ko per, zelfs van hout en bakeliet, te denken aan imitatie. En dan onze oneindig gevarieerde collectie half-edelsteenen, gezet zoowel in pla tina en goud als in zilver en tin. Wij zijn tegenwoordig even trotsch op onzen ring met 'n mooie amethyst of beryl, als on ze grootmoeder op haar solitair en wij tooien ons zonder blikken of blozen met de goedkoop ste grondstoffen, mits zij maar aardig en sier lijk verwerkt zijn. Laten wij ons echter niet te veel tooien. Bij het dragen van sieraden moeten wij er wel aan denken, dat wij geen negers bij een oogst feest of Indianen op het oorlogspad zijn. Alle overdaad schaadt en niets staat onbeschaafder dan een teveel aan sieraden, echt of niet echt. Er is werkelijk geen reden om meer dan één ring tegelijk te dragen, de bewijzen van hu welijk of verloving natuurlijk niet mee gere kend. Maar houdt echter wel rekening met uw zegelring. Een groote ring? Een kleine ring? Dat hangt geheel van uw hand af De lange slanke vinger kan wel een tamelijk flink for maat ring verdragen, maar heeft u kleine en vooral mollige handen, hoedt u dan voor groote vingerversiersels. Dat staat eenvoudig niet. Uw kettingen, armbanden, oorhangers? Laat hen met elkaar in harmonie zijn en zij weer met uw kleeding. Bedenk dat uw ketting om uw hals moet rusten en niet op uw japon. Dus korte banden bij hooggesloten halzen en de lange kralensnoer bij den lagen. En ook hier geldt weer: matigheid voor alles. Wat hoor ik daar? Heb ik den enkelband ver geten? Inderdaad, maar daar valt alleen maar over te zeggen, dat een enkele, zeer slanke enkel met zoo'n gouden schakelbandje gebaat is. En het is de ruïne van uw kousen. CLARA. ■41 Wie het meisjesachtige silhouet met het korte, wijde rokje, zooals de zomermode het dicteert, wel graag bij een ander ziet, maar zichzelf niet geroepen voelt het te dragen, die behoeft zich geenszins onmodern te voelen in een voorjaarswandeltoi let je als hierboven afgebeeld. Frisch blauw en rood is het motiefje, waarmee dit crêpe-materiaal bedrukt is. Het vestje is van smetteloos witte fijn geplisseerde georgette, 't Witte randje, dat den rok tipt, suggereert de zoo moderne „petticoat"- garneering De witte en de savoye kool vieren op het oogenblik, dank zij het gebrek aan andere groenten, hoogtij. En ik heb zoo het gevoel, dat vele huisvrouwen en hun dischgenooten tureluursch worden, als zij eens of tweemaal per week diezelfde, gelige massa onder het deksel van de schaal vandaan zien komen. Het is natuurlijk het eenvoudigste die kool gaar te koken, fijn te hakken en te stoven met wat boter of vet en het onsterfelijke snuifje noot muskaat, maar met een beetje moeite kunt u die saaie kool nog vele andere uiterlijken ge ven. U kunt bijvoorbeeld koolrolletjes maken. Daarvoor maakt uw de eerste bladen van een kool voorzichtig los zooveel als u noodig denkt te hebben en kookt die even in kokend water. Ondertusschen maakt u een smakelijk gehakt met een fijngehakt uitje, wat peterse lie, wat kerrie en verder de gewone ingrediën ten als daar zijn, brood of beschuit, zout, pe per, melk en een fiks geklopt ei niet te ver geten. Dan legt u die bladen op een vergiet, snijdt het al te harde deel van de nerf even weg en rolt in ieder blad een hoeveelheid van het gehakt. Goed inrollen en goed opzij dicht vouwen. Deze rolletjes braadt u in een vuur vasten schotel of braadslede geheel op de wij ze van vleesch in den oven, onder véél bedrui pen. Uw oven niet al te witgloeiend. Dan kunt u ook dit doen. U kookt uw kool op de bekende wijze gaar en hakt ze fijn. U fruit een paar uien twee groote of drie kleine heel fijn snijden in een flink stuk boter of vet en stooft daarmee uw kool met'n half blikje tomatenpuree, een ietsje citroensap en een zuchtje suiker. Dit geldt voor ongeveer een kilo kool. Natuurlijk roert u alles flink door elkaar. Ook kunt u uw kool met kerrie stoven. Daar toe kookt u de kool ook gaar, fruit wederom een paar uien en voegt bij het geheel een paar lepeltjes kerrie. Ook dit is heel smakelijk. En ten vierde legt u uw niet geheel gaar gekookte, maar wel gehakte kool laag om laag met dat soort van gehakt uit het eerste re cept in een vuurvasten schotel. Dit bedekt u met beschuitkruim en boter en laat het in den oven langzaam gaar worden. Tot slot geeft u een beetje veel vuur voor het korstje. Hierbij smaakt een goede aardap pelpuree voortreffelijk. Cl. E. Dungeworden wollen dekens kan men nog met goed succes gebruiken door er twee op elkaar te naaien en een laag kran ten tusschenin te voegen. Kranten vormen namelijk zooals alle papier een zeer slechte warmtegeleider. Zoo'n papierdeken is lang niet de minst warme. Een scheur in een zijden japon kan men onzichtbaar herstellen zonder naald en draad te gebruiken en zonder er veel tijd aan te spendeeren. Men legt de gehavende plek op een plat vlak met den achterkant van de stof naar boven, en wel zoo, dat beide kanten van de scheur, die tegen elkaar hebben gezeten, zoo dicht mogelijk bijeengebracht zijn. Men heelt de scheur vervolgens met een stukje Engelsche pleis ter, maakt de plek even vochtig en strijkt de stof op den goeden kant met een niet al te warmen bout, maar óver een dunnen handdoek. Vooral niet te lang met den bout bewerken, daar dan de kans bestaat, dat de pleister door al te groote warmte weer los zou laten. (Nadruk verboden) 33 Het gelukte haar, u steeds op 't spoor te blijven tot bijna aan den ingang van de Mangrove-vallei; daar echter moest zij den afstand vergrooten, om niet bemerkt te worden, want door den rot- sigen bodem was op die plaats de plantengroei niet zoo dicht en weelderig als elders in het woud. Toen zij omzichtig voortkruipend, de hul in de bergkloof waar meneer Lindweg met zijn knecht verbleef bereikte, vond zij Matteo met verpletterden schedel voor het huisje liggen. Hij moest eerst kort geleden vermoord zijn, want zijn lijk was nog warm Een ellendig verzinsel van dat Indiaansche wijf. Poesje, ging Hempel voort, sloop verder, en kwam nog juist op tijd om te zien, hoe u en Perez tusschen de struiken op de knieën liggend twee schoten loste op meneer Lindweg en zijn zoon. die dicht bij de sterk gespleten rotswand achter de waterpias stonden en op dat oogenblik bc7ig waren 'n blootgelegde plaats aan den voet van de rotsen weer te bedekken met aarde, stee nen en slingerplanten, 't Was de door Lindweg ontdekte goudmijn.... beiden waren getroffen, en zonder een kreet te slaken op den grond ge vallen. U schoot toen ook de muildieren neer, die meneer Lindweg toebehoorden en bij de plas weidden. De werktuigen van uw slachtoffers wierp u in de plas, en de lijken verborg u in een diepe rotskloof waarover u struiken en allerlei gewassen ophoopte. Poesje, die begreep, dat zij te laat gekomen was, hield zich goed verscholen en zag alles En toen verzon zij een hoop leugensEn u gelooft haar, terwijl iedereen weet, dat men geen woord kan gelooven van hetgeen de India nen, dat gespuis, zooal vertellen? Ik ben nog niet klaarToen u en Pe rez ook het lijk van Matteo verborgen en het dal verlaten hadden, waagde zich Poesje buiten haar schuilplaats. De gedachte dat haar mees ter en diens zoon nauwelijks met eenig struik gewas bedekt in een open rotsspleet zouden blij ven liggen was haar onverdraaglijk. De lijken moesten althans behoorlijk begraven worden. Zij ging in de hut een spade en een schop halen, dolf op een plaats, waar de grond niet al te steenig was een kuil, en wilde de twee lichamen begraven, hoewel het bijna haar krachten te boven ging, ze uit de rotsspleet te trekken. Dit gelukte haar nochtans met de uiterste inspan ning. Daarbij kwam zij tot de ontdekking, dat weliswaar Cornelis Lindweg dood was, doch z'n zoon Peter nog teekenen van leven gaf. Deze ontdekking trof haar als een bliksemstraal en gaf haar onmiddellijk haar volle geestkracht terug. Met de vaardigheid, ondervinding en na tuurkennis van haar ras, deed zij alles om het wegstervende levensvlammetje aan te wakkeren. Zij zocht haar bekende geneeskrachtige krui den voor de wonden. Een daarvan bevond zich in den rug, de andere in de borst, want de ko gel had het lichaam doorboord en weer verla ten. En zij verbond den bewustelooze. Kortom: Poesje redde Peter Lindweg het leven. Met on vermoeibare bewonderenswaardige toewijding verpleegde zij hem in een spelonk, waarheen zij hem met onbeschrijfelijke inspanning had ge bracht. Om hem tijdens de genezing, die lang zaam vorderingen maakte een krachtiger voe ding te verschaffen dan 't woud opleverde, sloop zij 's nachts naar de farm en haalde daar allerlei dingen, die geschikt waren voor 't beoogde doel. Thans is Peter Lindweg genezen, hoewel nog zwak. En wanneer u tegenover hem staat, Go mez, zult u wel niet meer kunnen volhouden, dat alles wat ik nu verteld heb, het spel van zieke verbeelding of het leugenachtig verzinsel is van een Indiaansche vrouw! Gomez zweeg. De laatste mededeeling van den detective had hem getroffen als een knotsslag. Peter Lindweg leefde nog! Dus was alles ver loren.... XXV. Er heerschte weer rust op de farm „Nieuw- land". De sub-delegado. die er twee dagen was gebleven, had zijn gevangenen meegenomen. Het transport van de bandieten was toevertrouwd aan Duitsche arbeiders van de mijnexploitatie, onder toezicht van de twee beambten die den sub-delegado vergezelden. Niet één van Gomez medeplichtigen was ont snapt. Allen, die op het laatste oogenblik de vlucht hadden willen nemen Antonio Perez niet uitgezonderd waren door de mannen van ingenieur Holderberg aangehouden. Wat Rosario betreft, dien had men ontdekt in het pakhuis dat hij niet had kunnen verlaten, want zijn va der, die hem daarin had opgesloten was gearres teerd. Hij en zijn vader weigerden hardnekkig ant woord op alle vragen die hun door de regeerings- ambtenaren werden gesteld. Maar Perez, die in den beginne eveneens trachtte te loochenen, liet alle verzet varen toen Nelly 's avonds met haar broer en de trouwe Poesje op de farm aankwa men. Op het gezicht van diegenen, die hij zoo lang dood had gewaand, verschrok hij hevig, veranderde plotseling van houding en legde een volledige bekentenis af. Men vernam, dat hij zelf een stiefbroeder van Gomez was, die feitelijk niet Gomez, maar Perez heette, zooals hij zelf. Gomez «had twee kinderen: Carlos (alias Rosario) en Inez. De doode in den auto, die de rol van Peter Lindweg speelde was eveneens een bloedver want, een neef van de gebroeders Parez; dezen hadden van zijn verbazende gelijkenis met den jongen Lindweg geprofiteerd om hun plan uit te voeren. De oudste van de gebroeders Perez, had indertijd op de afgelegen farm „Nieuwland" werk gezocht, en wel onder den naam Gomez omdat hij als aanvoerder van een bende mis dadigers die reeds lang Rio de Janeiro en Bue nos Aires hadden geteisterd, alle redenen had, voor eenigen tijd van het hoofdtooneel zijneï afwisselende activiteit te verdwijnen. Zijn broeder Antonio was hem spoedig, en om dezelfde redenen gevolgd Pedro Perez, de neef van de twee schurken, was een nog al lichtzin nige jongen, die zich tot dan toe nog maar met oplichterijen en zwendelarijen van onderge schikten aard had bezig gehouden. Van zijn neef Carlos Perez, die later als Rosario optrad, ver nam hij, waar diens vader en oom een onder komen en een nieuwe loopbaan gezocht en ge vonden hadden. Pedro, die te Rio woonde, maak te gebruik van de gelegenheid zijn verwan ten op de farm te gaan opzoeken; hij zou trach ten Hun geld af te persen want zijn hulpmidde len waren voor het oogenblik uitgeput. Dit gebeurde in het begin van Maart. De ge broeders Perez, die hem in langen tijd niet had den gezien, stonden verbaasd over zijn sprekende gelijkenis met Peter Lindweg en besloten on middellijk daarvan gebruik te maken. Maar op dat oogenblik dachten zij nog slechts aan finan- cieele bedriegerijen. Zij brachten hun neef naar een afgelegen ge deelte van de farm, waar zij hem, ingezelschap van twee negers, op wie zij vast konden rekenen een onderkomen gaven in een op dat oogenblik leegstaand blokhuis voor werkvolk, na hem streng verboden te hebben een voet te zetten op de eigenlijk farm, of ook maar op de omliggende plantages. Hij zou geld krijgen, meer dan hij kon verlangen, maar hij moest geduld oefenen Kort daarna kwamen de gebroeders Perez voor het eerst iets te weten, van de door Corne lis Lindweg ontdekte goudmijn. De geheimzin nigheid, waarmede Lindweg zijn werk op de pas aangekochte landstreek omringde trok hun aandacht. Antonio Perez sloop hem eens na, en beluisterde zijn gesprek met Matteo. 's Avonds van dien dag kwarpen de gebroeders bijeen in het pakhuis, en ontwierpen hun plan; zij dachten dat op de farm iedereen reeds sliep. De Lindwegs, vader en zoon, zouden vermoord worden. Dan moest Pedro Perez als Peter Lind weg de farm verlaten, onder dien naam te Bue nos Aires in het huwelijk treden met Inez, de dochter van Perez en met haar onmiddellijk naar Europa vertrekken. Inez broeder, Carlos, zou het jonge paar vergezellen, ten eerste om de zuster en den neef, dien men niet heelemaal vertrouwde, in het oog te houden, en ten tweede, om kennis te maken met Nelly en haar over te halen zich met hem te verloven. Carlos Perez, die toenmaals te Buenos Aires verbleef, behoorde eveneens tot de bende mis dadigers, waarvan zijn vader een der voornaam ste leden was. Hij had een aristocratisch voor komen en verstond de kunst, zich tot de eerste kringen der stad toegang te verschaffen. De bende voorzag hem van de noodige geldmidde len om als rijk gentleman te kunnen optreden. In ruil daarvoor moest hij in zijn kringen iedere gelegenheid te baat nemen om de bende aan een buitenkansje te helpen: een zwendelarij, een in braak, een diefstal enz. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8