H
Ervaringen van een kraamverpleegster
Sieraden
m
u
- S
e DOODE van Brazilië
Een misverstand
Gezondheid
Schoonheid
4 MINUTEN
OMELET
Voor kleinbehuisden
mm
i n ij loitcn en
jpannen
ZONDAG 2 APRIL 1939
en
OP Z'N FRANSCH
r C h
Savoye kool
WAT EEN ZUINIGE HUIS
VROUW KAN BEREIKEN
IfSÏBMtSS
*:iü, w st,
Menschen uit mijn wijk
lft
lgg||
door A. HRUSCHKA
fa, Bfe
Er zullen wel niet veel van mijn collega's
zijn, die niet graag het kwieke verpleegsters
kapje met den langen sluier dragen. Wij we
ten maar al te goed, dat het niet alleen het
teeken onzer „uitverkiezing" is, maar dat het
ons bovendien in het algemeen buitengewoon
goed staat. Ik houd ook van dat kapje, maar
als je op de fiets den polder in moet, langs
onbeschutte dijkwegen, is het niet altijd even
practisch. Op dien stormachtigen ochtend, die
bol stond van herfstige rukwinden, leek het
mij dan ook beter aan mijn gemak de voor
keur te geven boven de aesthetiek van mijn
verschijning en ik zette dus een gewone muts
op. Had ik het maar niet gedaan!
Na een goed half uur tegen den stuggen
Zuid-Wester ingetrapt te hebben, stond ik voor
de deur van het sluiswachtershuis. Het was
een van de laatste keeren, dat ik de kraam
vrouw, die gelukkig en blozend na de voor
spoedige geboorte van een stevigen zoon, in
bed lag zou bezoeken. Het was een van die ge
vallen. die je plezier in je werk geven. Ofschoon
de geheimzinnige, maar sterke band, die je aan
de jonge moeder bindt, als je getuige van de
geboorte bent geweest, in dit geval ontbrak
ik was ingevallen voor een ziek geworden col
lega, die het geval uit handen had moeten ge
ven was ik mjj toch aan de vriendelijke en
opgewekte sluiswachtersvrouw gaan hechten.
Ik had mijn fiets tegen het huis gezet en
was juist bezig die op slot te doen, toen er
een auto aankwam, die voor dezelfde deur
stopte. Er stapte een eenvoudig, maar correct
gekleed heer uit, die beleefd zijn hoed lichtte.
„Morgen, juffrouw. Ik kom eens kijken. Gaat
alles hier goed?"
De dokter natuurlijk, dacht ik en ik ant
woordde:
„Gelukkig wel, we hebben niet te klagen."
„Zoo, dat is prettig. Dat hoor je tegenwoordig
niet veel."
„Och, in de meeste gevallen marcheert de
zaak toch nogal voorspoedig."
Hij keek mij aan met een vreemden, afwe
zigen blik in zijn oogen, maar de tijd tot ant
woorden ontbrak hem. daar op dat oogenblik
de deur geopend werd door een meisje van een
jaar of zes, dat beloofde vader even te zullen
roepen; of we even wilden wachten, want hij
was achter op het land. Wij werden in een
kleine kamer gelaten. Hoewel ik den weg wist
en vader voor mijn taak niet noodig had, liep
ik toch niet aanstonds door naar de kraam
vrouw; ik vond het wel prettig om eens even
te praten met den vriendelijken jongen dok
ter, dien ik nog niet eerder ontmoet had.
„Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u voor de
dochter des huizes heb aangezien," hervatte
de dokter het gesprek, toen we alleen waren,
nu zie ik, dat u hier ook op bezoek komt."
„Nee, de dochter ben ik niet", antwoordde ik,
blij met mijn eigen geestigheid, „ik ben de
zuster."
„O, de zuster", zei hij weifelend. ,Maar dan
heb ik het toch niet zoover mis gehad."
Hij lachte en had mijn woordspeling dus be
grepen. Ik op mijn beurt vond hem hoe langer
hoe aardiger. Lang niet iedere dokter keurt
ons zooveel aandacht waardig.
„Bent u nogal tevreden over den gang van
zaken hier?" vroeg ik om het prettige ge
sprek gaande te houden.
„Uitstekend, alles is voortreffelijk in orde.
Beste menschen hier. Maar het is goed, dat Je
zoo nu en dan eens komt kijken. Het oog van
den meester
Heelemaal vrij van zelfingenomenheid is hij
niet, dacht ik, maar het is voor hem natuur
lijk ook een groote voldoening eens in een huis
te komen, waar de nieuwe wereldburger niet
alleen vlot zjjn entrée heeft gemaakt en har
telijk welkom is, maar waar de zorgen om het
allemoodigste bovendien de vreugde niet ko
men bederven.
„Nu is het hier dan ook geen lastige karwei",
hervatte de dokter, „behalve, als het stormt,
zooals vandaag bijvoorbeeld."
„Och. dat is nu eenmaal onvermijdelijk in
ons beroep. Dat moeten wij voor de menschen
over hebben."
„Dat is zoo. U vat het mooi op. Maar het
publiek vooral dat in de steden, heeft er an
ders nauwelijks benul van van wat hier alle
maal gebeuren moet en gewerkt wordt om al
les op rolletjes te laten Ioopen."
Zelfingenomenheid!? Ik begon over te hellen
naar de meening, dat deze kwalificatie veel te
zwak was. Het werk was voor het grootste en
onaangenaamste deel toch voor ons, verpleeg
sters. als het niet dringend noodig was, zou
hij zyn handen niet vuil maken en het liever
door ons laten opknappen. Overigens was de
opmerking over het publiek in de steden er
faiikant naast. Daar zijn de omstandigheden
gewoonlijk veel ongunstiger en het werk in
spannender, maar je ontmoet er toch wel de
gelijk veel dank. Jong doktertje nog; zeker nog
niet veel practijk gehad.
„Toch niet." meende ik te moeten opmerken,
„de menschen in de stad geven dikwijls blijk
heel goed te beseffen, wat wij voor hen doen
en toonen zich toch over het algemeen heel
dankbaar
Hjj keek mij wantrouwend aan en antwoord
de met lichten spot in zijn stem;
„Nou, ik heb er nog nooit iets van gemerkt."
Wat een onaangenaam sceptisch mensch
om geen erger woord te gebruiken bleek de
ze op het eerste gezicht zoo aardige man te
zijn. Totaal verkeerde mentaliteit voor de
mooie roeping van dokter. Hij ergerde mij zoo,
dat ik mij niet kon weerhouden wat scherp
op te merken:
„Dan bent u zeker nog niet lang in de prac
tijk."
Weer die wantrouwende blik. Mijn opmer
king scheen doel getroffen te hebben. Hij voel
de zich wat minder zeker in zijn hatelijke iro
nie, toen hij antwoordde:
„Gaat nogal. Vijftien jaar. En in al dien tijd
heb ik maar één keer begrip voor ons werk
ontmoet bij menschen, die er niet rechtstreeks
mee te maken hadden."
Nee, man. Zóó slecht kun je het niet getrof
fen hebben. Zeker, er zijn ondankbaren, maar
in vijftien jaar niets dan ondankbaren, op
één uitzondering na, dat moet aan jezelf lig
gen.
„Ja, één keer maar," ging hij na eenige
oogenblikken voort, „dat was bij een groote
doorbraak in 1932. Toen hun huizen en hun vee
bedreigd werden, toen wisten ze ons ineens
te vinden en te erkennen. Toen wij dag en
nacht moesten werken om het gat te stoppen
en hun bezittingen te redden
Een vreeseiijk vermoeden was bij zijn eersté
woorden in mij opgekomen en naarmate hij
verder sprak, won dat vermoeden aan zeker
heid.
Op dat oogenblik ging de deur open en de
gelukkige vader-sluiswachter kwam binnen
met de woorden:
„Dag, meneer de secretaris, komt u ook weer
eens kijken?" En tot mij: „Ga uw gang maar
zuster, u weet den weg. U moet namelijk we
ten, meneer de secretaris, dat ik verleden week
een zoon heb gekregen van pond."
De secretaris van het polderbestuur barstte
eensklaps in lachen uit. Maar ikik kreeg
een kleur. Wat had ik in mijn onvoorzichtig
heid al niet kunnen vertellen, wat minder of
in het geheel niet geschikt was voor de ooren
van dezen vriendelijken „dijk-dokter."
P. v. H.
In Engeland bestaat er een Vereeniging, wel
ke bovenstaanden naam draagt. Van deze ver
eeniging is Prunella Stack directrice. Niet de
oprichtster; die eer heeft haar onlangs gestor
ven moeder mee in het graf genomen.
Prunella, de dochter, die op negentien-jari
gen leeftijd bij haar moeders dood vol enthou
siasme dit werk voortzette, is met haar parel
witte tanden, haar lachende oogen en de vlot
te permanent rond haar jeugdig frisch gezicht
je, een levende reclame voor haar instituut.
Bovendien geldt de charmante lady Hamilton
(zooals ze sinds haar huwelijk met Lord Ha
milton heet) voor een der meest beroemde
vrouwen in het Britsche rijk.
Niet minder dan honderd vijftig duizend
jonge vrouwen verrichten dagelijks haar twaalf
gymnastische oefeningen vóór ze aan haar dag
taak beginnen.
Het zal ongeveer een twintig jaar geleden
zijn, dat de officiers-weduwe, mrs. Bagot
Stack, op het idee kwam, een bêweging in het
leven te roepen, die de vrouwen er van zou
overtuigen, dat gezondheid en een prettig
uiterlijk hand in hand gaan.
Van verschillende zijden bleek er interesse
voor haar plan te bestaan. Maar de niet meer
heel jeugdige mevrouw Stack was eerlijk ge
zegd zelf niet bepaald een levende reclame
voor het door haar gepropageerde. Ze was
noch jong, noch mooi en ze kon geen jonge
krachten vinden, die haar met ambitie bij de
uitvoering van haar plan behulpzaam waren.
De charmante Prunella echter, die zich
spontaan met al haar energie gaf om haar
moeders werk voort te zetten, begon onmid
dellijk met gebruik te maken van de moderne
reclame-middelen: ze liet in ruime, lichte
vertrekken werken en noodigde de pers uit te
komen zien, wat een moderne, jonge werken
de vrouw behoeft om „fit" te blijven.
Zelf werd ze „de moderne Venus" genoemd
en haar persoon en persoonlijkheid leverde op
zich kolommen stof voor dagbladen en tijd
schriften.
Stormenderhand heeft zij met haar instituut
de wereld weten te veroveren. Thans is de ver
eeniging uitgegroeid tot twee honderd vijftig
secties, waarvan de laatste onlangs in Canada
is gesticht.
De Engelsche minister van gezondheid, Sir
Kingsley Wood, begroette haar plan met groot
enthousiasme en gaf haar als slagzin in zijn
rede het volgende woord: „Schoonheid is de
adelbrief der vrouw."
Wel te verstaan, de schoonheid van degene,
die zich door een gezond, krachtig lichaam
levensblij weet.
door er ooit een ander baksel in te bereiden
moet liefst 'n zeer dunnen bodem hebben. Tij
dens het bakken schudt men de pan voortdu
rend heen en weer, opdat er niet de geringste
kans is, dat de omelet aan de onderzijde bruin
zal aankoeken. Houdt men van een slappe
omelet dan is omdraaien onnoodig, maar is
men gesteld op een goed doorbakken eierkoek,
dan moet men met de handigheid van een goo
chelaar, die een ei in zijn hoogen hoed bakt,
de omelet in de lucht omkeeren. Wie dit niet
dadelijk goed afgaat kan het met behulp van
een deksel doen.
De omelet is voor vele variaties vatbaar: we
noemen een peterselie-omelet, een bieslook
omelet, kaas- of vleesch-omelet. Voor de berei
ding van eerstgenoemden, die we onder de
categorie: „aux fines herbes" rangschikken,
moet het groen zeer fijn gehakt worden. Een
„Bauernomelet" verkrijgen we door over de
gebakken omelet een ragout uit te gieten sa
mengesteld uit gehakte vleeschresten, ge
smoorde uien en aardappelschuifjes. De Zigeu
ner-omelet. of „Uova alia Zingara" is een ome
let in combinatie met gebakken tomaatschij--
ven. De „Omelette confiture" spreekt voor zich
zelf. Toch wordt deze dikwijls gemaltraiteerd:
de bereiding volgens cfe regelen der kunst is
de volgende:
Van een hoeveelheid berekend naar twee
eieren per persoon iets minder wanneer het
een talrijk gezelschap betreft wordt op de
gewone manier een omelet gebakken, zónder
zout. Een zilveren of vuurvaste schotel wordt
gewarmd, bijvoorbeeld boven een spiritusvlam-
metje. Onderwijl giet men hierop een glaasje
cognac, sherry brandy of andere likeur, wel
ke met 'n kleinen eetlepel suiker wordt uit
geroerd. Is de omelet ondertusschen gaar,
dan strijkt men er aardbeien- of frambozen-
confituren over uit, slaat de omelet dubbel en
brengt haar voorzichtig op den verwarmden
schotel over. Poedersuiker wordt er zoetjes over
heen gestrooid en het warme nat wordt ge
bruikt om voorzichtig te bedruipen.
Onnoodig toe te voegen, dat deze toespijs
zeer warm geserveerd moet worden.
De eene kan omelet maken, de ander lukt
het nooit. Maar wie er eenmaal den slag van
beet heeft, is een huisvrouwen-deugd rijker,
waarvan zij zelf en haar dischgenooten vele
malen de voldoening zullen smaken. Wat toch
is gemakkelijker en sneller te bereiden, wan
neer het plotseling blijkt, dat de koffietafel
wat schraal is, als er onverwacht een gast
verschijnt en het dessert ontbrak of voor een
laten reiziger, die vermoeid en hongerig te elf
der ure binnenvalt.
Men rekent twee eieren per persoon en klopt
die terdege met wat zout en enkele druppels
koud water. Voor dit kloppen wordt een vork
gebruikt. Er mag niet te veel, maar ook niet
te slap geklopt worden. Want in het eerste
geval ontwikkelt zich schuim aan de opper
vlakte en dan zal het resultaat zijn, dat de
omelet taai en leerachtig wordt tengevolge van
de binnengedrongen luchtdeeltjes. Men klopt
dus slechts zoodanig, dat wit en geel zich op
volmaakte wijze vermengen en dan staakt
men. Een kleine klont boter wordt nu aan de
eieren toegevoegd.
De omelet-pan die ontwijd zou worden
„Waar vele jonge gezinnen zich tevreden
moeten stellen met een kleine woning, wordt
er voortdurend naar gestreefd, alle benoodigd-
heden voor de verzorging van de kinderen zoo
practisch mogelijk te maken", lezen wij in de
Maart-aflevering van „De Dokter in Huis."
Het nieuwe baby-bedje, waaraan verder een
beschrijving gewijd wordt, is inderdaad het ei
van Columbus voor kleinbehuisden. Het kan
niet alleen als badje gebruikt worden en te
vens als aankleedtafel dienen, maar boven
dien is dit schraagbadje dichtklapbaar, zoo
dat het, op non-actief gesteld, hoegenaamci
geen plaatsruimte inneemt. Voor een jonge
moeder, bewoonster van een klein flat, een
ideaal bezit.
BREI MET NEVEDA-WOL
NAAR NEVEDA-PATRONEN
Na inzending van deze bon ontvangt U gratis
patroonsbeschrijving voor een: Damesblouse,
Deux-Pièces. Heerenslipover of Meisjesjurkje
en opgave van den dichtstbijzijnde!) Neveda-
winkelier. enVeloppe met Uw naam
en adres opzenden aan
N. V. N ED. WOLSPINNER IJ.
HEERENGRACHT 483, AMSTERDAM (C)
Als wij tegenwoordig over sieraden spreken,
dan denken wij niet meer uitsluitend aan ju-
weelen. De tijd dat het metaal goud, platina
of desnoods zilver moest zijn en de steenen
delfstoffen van de grootste hardheid wilde men
zich met goed fatsoen met een ring, ketting
of broche kunnen tooien, ligt ver in het ver
leden. Wat toen verachtelijk als „namaak"
door de vrouw van goeden smaak verworpen
werd, verschilde ook wel hemelsbreed met on
ze tegenwoordige sieraden. Het was inderdaad
„namaak". Namaak goud, namaak diamant,
namaak saffier.
De imitators deden de uiterste moeite om
hun producten, wat vorm en zetting betreft,
zooveel mogelijk op de echte te laten gelijken,
waarin zij soms zoozeer slaagden, dat slechts
een kenner het onderscheid kon zien. Maar on
ze grootouders waren zooal geen experts, dan
Halsketting van kunstig geslepen glas in wit en turkoois blauw. De bijpassende
ring van witgoud toont op het vierkante vlakje kleine glinsterende steentjes
toch meer op de hoogte van de waarde en ken
nis van juweelen, dan hun nageslacht het te
genwoordig is. En zij lieten zich dan ook ge
woonlijk geen knollen voor citroenen of juister
glas voor diamant verkoopen.
Wij echter hebben langzamerhand een ge
heel andere waardeering gekregen betreffende
sieraden. Het komt niet meer in ons op om
bij de vele soorten versiersels van glas, tin, ko
per, zelfs van hout en bakeliet, te denken aan
imitatie. En dan onze oneindig gevarieerde
collectie half-edelsteenen, gezet zoowel in pla
tina en goud als in zilver en tin.
Wij zijn tegenwoordig even trotsch op onzen
ring met 'n mooie amethyst of beryl, als on
ze grootmoeder op haar solitair en wij tooien
ons zonder blikken of blozen met de goedkoop
ste grondstoffen, mits zij maar aardig en sier
lijk verwerkt zijn.
Laten wij ons echter niet te veel tooien. Bij
het dragen van sieraden moeten wij er wel
aan denken, dat wij geen negers bij een oogst
feest of Indianen op het oorlogspad zijn. Alle
overdaad schaadt en niets staat onbeschaafder
dan een teveel aan sieraden, echt of niet echt.
Er is werkelijk geen reden om meer dan één
ring tegelijk te dragen, de bewijzen van hu
welijk of verloving natuurlijk niet mee gere
kend. Maar houdt echter wel rekening met
uw zegelring. Een groote ring? Een kleine ring?
Dat hangt geheel van uw hand af De lange
slanke vinger kan wel een tamelijk flink for
maat ring verdragen, maar heeft u kleine en
vooral mollige handen, hoedt u dan voor groote
vingerversiersels. Dat staat eenvoudig niet.
Uw kettingen, armbanden, oorhangers? Laat
hen met elkaar in harmonie zijn en zij weer
met uw kleeding. Bedenk dat uw ketting om
uw hals moet rusten en niet op uw japon. Dus
korte banden bij hooggesloten halzen en de
lange kralensnoer bij den lagen. En ook hier
geldt weer: matigheid voor alles.
Wat hoor ik daar? Heb ik den enkelband ver
geten? Inderdaad, maar daar valt alleen maar
over te zeggen, dat een enkele, zeer slanke
enkel met zoo'n gouden schakelbandje gebaat
is. En het is de ruïne van uw kousen.
CLARA.
■41
Wie het meisjesachtige silhouet met het korte, wijde rokje, zooals de zomermode
het dicteert, wel graag bij een ander ziet, maar zichzelf niet geroepen voelt het te
dragen, die behoeft zich geenszins onmodern te voelen in een voorjaarswandeltoi
let je als hierboven afgebeeld. Frisch blauw en rood is het motiefje, waarmee dit
crêpe-materiaal bedrukt is. Het vestje is van smetteloos witte fijn geplisseerde
georgette, 't Witte randje, dat den rok tipt, suggereert de zoo moderne „petticoat"-
garneering
De witte en de savoye kool vieren op het
oogenblik, dank zij het gebrek aan andere
groenten, hoogtij. En ik heb zoo het gevoel,
dat vele huisvrouwen en hun dischgenooten
tureluursch worden, als zij eens of tweemaal per
week diezelfde, gelige massa onder het deksel
van de schaal vandaan zien komen. Het is
natuurlijk het eenvoudigste die kool gaar
te koken, fijn te hakken en te stoven met wat
boter of vet en het onsterfelijke snuifje noot
muskaat, maar met een beetje moeite kunt
u die saaie kool nog vele andere uiterlijken ge
ven.
U kunt bijvoorbeeld koolrolletjes maken.
Daarvoor maakt uw de eerste bladen van een
kool voorzichtig los zooveel als u noodig
denkt te hebben en kookt die even in kokend
water. Ondertusschen maakt u een smakelijk
gehakt met een fijngehakt uitje, wat peterse
lie, wat kerrie en verder de gewone ingrediën
ten als daar zijn, brood of beschuit, zout, pe
per, melk en een fiks geklopt ei niet te ver
geten. Dan legt u die bladen op een vergiet,
snijdt het al te harde deel van de nerf even
weg en rolt in ieder blad een hoeveelheid van
het gehakt. Goed inrollen en goed opzij dicht
vouwen. Deze rolletjes braadt u in een vuur
vasten schotel of braadslede geheel op de wij
ze van vleesch in den oven, onder véél bedrui
pen. Uw oven niet al te witgloeiend.
Dan kunt u ook dit doen. U kookt uw kool
op de bekende wijze gaar en hakt ze fijn.
U fruit een paar uien twee groote of drie
kleine heel fijn snijden in een flink stuk
boter of vet en stooft daarmee uw kool met'n
half blikje tomatenpuree, een ietsje citroensap
en een zuchtje suiker. Dit geldt voor ongeveer
een kilo kool. Natuurlijk roert u alles flink
door elkaar.
Ook kunt u uw kool met kerrie stoven. Daar
toe kookt u de kool ook gaar, fruit wederom
een paar uien en voegt bij het geheel een paar
lepeltjes kerrie. Ook dit is heel smakelijk.
En ten vierde legt u uw niet geheel gaar
gekookte, maar wel gehakte kool laag om laag
met dat soort van gehakt uit het eerste re
cept in een vuurvasten schotel. Dit bedekt u
met beschuitkruim en boter en laat het in den
oven langzaam gaar worden.
Tot slot geeft u een beetje veel vuur voor
het korstje. Hierbij smaakt een goede aardap
pelpuree voortreffelijk.
Cl. E.
Dungeworden wollen dekens kan men
nog met goed succes gebruiken door er
twee op elkaar te naaien en een laag kran
ten tusschenin te voegen. Kranten vormen
namelijk zooals alle papier een zeer slechte
warmtegeleider. Zoo'n papierdeken is lang
niet de minst warme.
Een scheur in een zijden japon kan men
onzichtbaar herstellen zonder naald en
draad te gebruiken en zonder er veel tijd
aan te spendeeren. Men legt de gehavende
plek op een plat vlak met den achterkant
van de stof naar boven, en wel zoo, dat
beide kanten van de scheur, die tegen
elkaar hebben gezeten, zoo dicht mogelijk
bijeengebracht zijn. Men heelt de scheur
vervolgens met een stukje Engelsche pleis
ter, maakt de plek even vochtig en strijkt
de stof op den goeden kant met een niet
al te warmen bout, maar óver een dunnen
handdoek. Vooral niet te lang met den
bout bewerken, daar dan de kans bestaat,
dat de pleister door al te groote warmte
weer los zou laten.
(Nadruk verboden)
33
Het gelukte haar, u steeds op 't spoor te blijven
tot bijna aan den ingang van de Mangrove-vallei;
daar echter moest zij den afstand vergrooten,
om niet bemerkt te worden, want door den rot-
sigen bodem was op die plaats de plantengroei
niet zoo dicht en weelderig als elders in het
woud. Toen zij omzichtig voortkruipend, de hul
in de bergkloof waar meneer Lindweg met zijn
knecht verbleef bereikte, vond zij Matteo met
verpletterden schedel voor het huisje liggen. Hij
moest eerst kort geleden vermoord zijn, want
zijn lijk was nog warm
Een ellendig verzinsel van dat Indiaansche
wijf.
Poesje, ging Hempel voort, sloop verder,
en kwam nog juist op tijd om te zien, hoe u en
Perez tusschen de struiken op de knieën liggend
twee schoten loste op meneer Lindweg en zijn
zoon. die dicht bij de sterk gespleten rotswand
achter de waterpias stonden en op dat oogenblik
bc7ig waren 'n blootgelegde plaats aan den voet
van de rotsen weer te bedekken met aarde, stee
nen en slingerplanten, 't Was de door Lindweg
ontdekte goudmijn.... beiden waren getroffen,
en zonder een kreet te slaken op den grond ge
vallen. U schoot toen ook de muildieren neer,
die meneer Lindweg toebehoorden en bij de plas
weidden. De werktuigen van uw slachtoffers
wierp u in de plas, en de lijken verborg u in een
diepe rotskloof waarover u struiken en allerlei
gewassen ophoopte. Poesje, die begreep, dat zij
te laat gekomen was, hield zich goed verscholen
en zag alles
En toen verzon zij een hoop leugensEn
u gelooft haar, terwijl iedereen weet, dat men
geen woord kan gelooven van hetgeen de India
nen, dat gespuis, zooal vertellen?
Ik ben nog niet klaarToen u en Pe
rez ook het lijk van Matteo verborgen en het
dal verlaten hadden, waagde zich Poesje buiten
haar schuilplaats. De gedachte dat haar mees
ter en diens zoon nauwelijks met eenig struik
gewas bedekt in een open rotsspleet zouden blij
ven liggen was haar onverdraaglijk. De lijken
moesten althans behoorlijk begraven worden. Zij
ging in de hut een spade en een schop halen,
dolf op een plaats, waar de grond niet al te
steenig was een kuil, en wilde de twee lichamen
begraven, hoewel het bijna haar krachten te
boven ging, ze uit de rotsspleet te trekken. Dit
gelukte haar nochtans met de uiterste inspan
ning. Daarbij kwam zij tot de ontdekking, dat
weliswaar Cornelis Lindweg dood was, doch z'n
zoon Peter nog teekenen van leven gaf. Deze
ontdekking trof haar als een bliksemstraal en
gaf haar onmiddellijk haar volle geestkracht
terug. Met de vaardigheid, ondervinding en na
tuurkennis van haar ras, deed zij alles om het
wegstervende levensvlammetje aan te wakkeren.
Zij zocht haar bekende geneeskrachtige krui
den voor de wonden. Een daarvan bevond zich
in den rug, de andere in de borst, want de ko
gel had het lichaam doorboord en weer verla
ten. En zij verbond den bewustelooze. Kortom:
Poesje redde Peter Lindweg het leven. Met on
vermoeibare bewonderenswaardige toewijding
verpleegde zij hem in een spelonk, waarheen zij
hem met onbeschrijfelijke inspanning had ge
bracht. Om hem tijdens de genezing, die lang
zaam vorderingen maakte een krachtiger voe
ding te verschaffen dan 't woud opleverde, sloop
zij 's nachts naar de farm en haalde daar allerlei
dingen, die geschikt waren voor 't beoogde doel.
Thans is Peter Lindweg genezen, hoewel nog
zwak. En wanneer u tegenover hem staat, Go
mez, zult u wel niet meer kunnen volhouden, dat
alles wat ik nu verteld heb, het spel van zieke
verbeelding of het leugenachtig verzinsel is van
een Indiaansche vrouw!
Gomez zweeg. De laatste mededeeling van den
detective had hem getroffen als een knotsslag.
Peter Lindweg leefde nog! Dus was alles ver
loren....
XXV.
Er heerschte weer rust op de farm „Nieuw-
land". De sub-delegado. die er twee dagen was
gebleven, had zijn gevangenen meegenomen. Het
transport van de bandieten was toevertrouwd
aan Duitsche arbeiders van de mijnexploitatie,
onder toezicht van de twee beambten die den
sub-delegado vergezelden.
Niet één van Gomez medeplichtigen was ont
snapt. Allen, die op het laatste oogenblik de
vlucht hadden willen nemen Antonio Perez
niet uitgezonderd waren door de mannen van
ingenieur Holderberg aangehouden. Wat Rosario
betreft, dien had men ontdekt in het pakhuis
dat hij niet had kunnen verlaten, want zijn va
der, die hem daarin had opgesloten was gearres
teerd.
Hij en zijn vader weigerden hardnekkig ant
woord op alle vragen die hun door de regeerings-
ambtenaren werden gesteld. Maar Perez, die in
den beginne eveneens trachtte te loochenen, liet
alle verzet varen toen Nelly 's avonds met haar
broer en de trouwe Poesje op de farm aankwa
men. Op het gezicht van diegenen, die hij zoo
lang dood had gewaand, verschrok hij hevig,
veranderde plotseling van houding en legde een
volledige bekentenis af.
Men vernam, dat hij zelf een stiefbroeder van
Gomez was, die feitelijk niet Gomez, maar
Perez heette, zooals hij zelf. Gomez «had twee
kinderen: Carlos (alias Rosario) en Inez.
De doode in den auto, die de rol van Peter
Lindweg speelde was eveneens een bloedver
want, een neef van de gebroeders Parez; dezen
hadden van zijn verbazende gelijkenis met den
jongen Lindweg geprofiteerd om hun plan uit
te voeren. De oudste van de gebroeders Perez,
had indertijd op de afgelegen farm „Nieuwland"
werk gezocht, en wel onder den naam Gomez
omdat hij als aanvoerder van een bende mis
dadigers die reeds lang Rio de Janeiro en Bue
nos Aires hadden geteisterd, alle redenen had,
voor eenigen tijd van het hoofdtooneel zijneï
afwisselende activiteit te verdwijnen.
Zijn broeder Antonio was hem spoedig, en om
dezelfde redenen gevolgd Pedro Perez, de neef
van de twee schurken, was een nog al lichtzin
nige jongen, die zich tot dan toe nog maar met
oplichterijen en zwendelarijen van onderge
schikten aard had bezig gehouden. Van zijn neef
Carlos Perez, die later als Rosario optrad, ver
nam hij, waar diens vader en oom een onder
komen en een nieuwe loopbaan gezocht en ge
vonden hadden. Pedro, die te Rio woonde, maak
te gebruik van de gelegenheid zijn verwan
ten op de farm te gaan opzoeken; hij zou trach
ten Hun geld af te persen want zijn hulpmidde
len waren voor het oogenblik uitgeput.
Dit gebeurde in het begin van Maart. De ge
broeders Perez, die hem in langen tijd niet had
den gezien, stonden verbaasd over zijn sprekende
gelijkenis met Peter Lindweg en besloten on
middellijk daarvan gebruik te maken. Maar op
dat oogenblik dachten zij nog slechts aan finan-
cieele bedriegerijen.
Zij brachten hun neef naar een afgelegen ge
deelte van de farm, waar zij hem, ingezelschap
van twee negers, op wie zij vast konden rekenen
een onderkomen gaven in een op dat oogenblik
leegstaand blokhuis voor werkvolk, na hem
streng verboden te hebben een voet te zetten op
de eigenlijk farm, of ook maar op de omliggende
plantages. Hij zou geld krijgen, meer dan hij kon
verlangen, maar hij moest geduld oefenen
Kort daarna kwamen de gebroeders Perez
voor het eerst iets te weten, van de door Corne
lis Lindweg ontdekte goudmijn. De geheimzin
nigheid, waarmede Lindweg zijn werk op de
pas aangekochte landstreek omringde trok hun
aandacht. Antonio Perez sloop hem eens na, en
beluisterde zijn gesprek met Matteo.
's Avonds van dien dag kwarpen de gebroeders
bijeen in het pakhuis, en ontwierpen hun plan;
zij dachten dat op de farm iedereen reeds sliep.
De Lindwegs, vader en zoon, zouden vermoord
worden. Dan moest Pedro Perez als Peter Lind
weg de farm verlaten, onder dien naam te Bue
nos Aires in het huwelijk treden met Inez, de
dochter van Perez en met haar onmiddellijk
naar Europa vertrekken. Inez broeder, Carlos,
zou het jonge paar vergezellen, ten eerste om de
zuster en den neef, dien men niet heelemaal
vertrouwde, in het oog te houden, en ten tweede,
om kennis te maken met Nelly en haar over te
halen zich met hem te verloven.
Carlos Perez, die toenmaals te Buenos Aires
verbleef, behoorde eveneens tot de bende mis
dadigers, waarvan zijn vader een der voornaam
ste leden was. Hij had een aristocratisch voor
komen en verstond de kunst, zich tot de eerste
kringen der stad toegang te verschaffen. De
bende voorzag hem van de noodige geldmidde
len om als rijk gentleman te kunnen optreden.
In ruil daarvoor moest hij in zijn kringen iedere
gelegenheid te baat nemen om de bende aan een
buitenkansje te helpen: een zwendelarij, een in
braak, een diefstal enz.
(Wordt vervolgd.)