BRIEVEN AANTIJDGENOOTEN y y De luchtroovers van Hoitika dfid veifiaal den day Keel Verzachtend VICKS H0ESTB0NB0NS n In de Parijsche menigte Napoleons op Corsica cheepsrecht WOENSDAG 5 APRIL 1939 Ook Uw steun! RITSEMA STOFZUIGERS HetLuchtverdedigïngs- fonds stelt jongelui financieel in staat tot vlieger opgeleid te worden. Een versterking van de vlieger-reserve is ver sterking van onze Neu traliteit. Zendt Uw aan het bijdrage kom een boek j jje nachtwaker Luchtbescherming en school en geneeskrachtig door de Vicks VapoRub ingrediënten Driemaal is a Onze medewerkster Etha Fles, die voor ons blad al verschillende herinneringen heeft ge schreven over kunstenaars, die haar tijdgenoo- ten waren, geeft in het onderstaande een frag ment uit een brief aan de Larensche schilderes Wallv Moes. De brief is geschreven in 1900 te Parijs. Ik zit al sinds een paar weken in Parijs. In ons kleine land heb ik dikwijls de gewaarwor ding, te loopen over een grasveldje, dat gaan deweg kaal wordt. Ik ga een anderen bodem opzoeken, dan kan 't gras weer wat opgroeien. In een gezin hokken de menschen soms te lang bij elkaar, er is geen voedsel meer, geen groen. Als het weer eens regent, vriest en dooit over dien grond, dan haalt de zon er weer nieuwe halmen uit te voorschijn. Er is hier zooveel dat je boeit. Ik leerde een Italiaanschen beeldhouwer kennen van een bij zonder soort, Menado Rossi, iemand die door de wolken van je dagbestaan breekt, omdat je voelt wat een intens en moeilijk leven zoon volbloed kunstenaar leidt. Welk een verschil, je dag door te brengen in een cel, zooals de droo- mer, de natuuronderzoeker, de mensch die niets van de maatschappij noodig heeft, of als de worstelaar die vechtend en bijtend zich in deze een plaats moet veroveren. Het is hier een «laan en stompen om niet onder den voet te worden geloopen. Je ziet overal de concurren tie, het elkaar de loef af willen steken en de anderen wegdringen. Hoe kleiner de cirkel is, waarin je je beweegt, des te gemakkelijker kun je je concentreeren op een bepaald werk. Wij vergeten dan tijdelijk die ontzettende men- schenmassa en de gedachten die ze uitzendt, verwarren zich niet in de onze. Die zee van menschen heeft iets verzwelgends; voor fijne geluiden maakt ze de ooren doof, voor diep religieus leven kan geen plaats zijn bij dien onrustigen golfslag, die heftige windrukken, dat oorverdoovende gedruis Samen zagen we hier vroeger alleen de char me van de groote stad, we genoten er van, we bleven er in onze eigen wereld en gingen als toeschouwers hier rond. Dat verandert als je, alleen in dit milieu, alles aankijkt; je wordt dan een deel van den grooten hoop. Je kunt op het trottoir blijven rondslente ren, in een café gaan zitten, of in een omni bus stappen je bent vrij, je hebt ook niet iets bepaalds te doen. Je gaat zitten en je be grijpt beter dat er in zoon wereld vele mis daden worden uitgedacht. Het individu heeft behoefte aan een zeker plan, hij wil een be paalde richting uitgaan; een levensdoel heeft hij niet, middelen evenmin; hij zal een daad gaan doen. Dit lijkt me een logische konse- kwentie; hij wordt dan óók eens voor het voet licht gebracht, zijn portret komt hier in alle kranten; hij heeft iets geweldigs gedaan, hij wordt een gewichtig iemand, dat voedt zijn IJdelheid. De menschen krijgen, als je er zoo duizenden aan je voorbij ziet gaan, iets irreëels, pop achtigs. Ik begrijp best dat een man, zonder werk en zonder ideaal, lust krijgt om in die massa, die hem aan een wriemelenden mieren hoop dóet denken, een trap te geven, een bom te gooien tusschen ai dat malle, domme ge wroet. Het verwondert me zelfs, dat het zoo weinig gebeurt—en ik bewonder de sterken die hier aan him droombeeld vasthouden, die er blijven werken voor een idee en niet het ont zenuwende gevoel hebbendat alles na een poosje tóch weer in elkaar wordt gegooio. De zwakken worden in zoo'n molen fijn ge wreven, maar de kunstenaar kan in een at mosfeer, waarin zóó hevig geleefd en geleden wordt, zich verdiepen en zijn energie tot het uiterste spannen. Kunnen we ons een reus als Balzac in een andere stad dan Parijs denken? Werd hij niet in dezen maalstroom voor zijn „Comédie hu- maine" geïnspireerd? Gaan ze hier niet aan ons voorbij, zijn Rastignac's, cousine Bette's en cousin-FOns, die falanx van arme familie leden en gewetenlooze schurken, van courti sanes en trouw-liefhebbende vrouwen? En hoe weeft hij om elk van zijn figuren heel de at mosfeer, waarin zijn helden en heldinnen ademen Toen ik dezer dagen in het Louvre voor het portretje van de kleine Infante stond, verruk te me weer de fijne toon van Velasques' palet. Hoe overwogen is het diepe grijs van zoo'n fond, hoe doorwerkt! Daarom komt de figuur er met enkele toetsen zoo prachtig en levend tegen uit. Balzac heeft diezelfde manier van werken. In „La grande chaumière" b.v. is het sinistere huis, de vervallen tuin, heel die om geving, zóó minutieus beschreven, dat je ge neigd bent te denken dat het ook wat minder uitvoerig zou kunnen en we zijn ons niet be wust gaandeweg te ademen in die half vergane wereld; deze mise-en-scène is zoo meesterlijk in elkaar gezet, om er straks de acteurs in het volle licht tegen uit te laten komen. Huiverend van aandoening; als je het verhaal uit hebt voel je, dat uit düe heele omgeving geen enkel détail gemist zou kunnen worden. Het ongure pension, waarin Père Goriot ver- laten sterft, leeren we even goed kennen als de boudoirs in de paleizen op den boulevard St. Michel, waarin de schrijver in zijn jonge jaren een welkome gast was en waar hij materiaal te over vond, om zijn monumentaal werk uit op te bouwen. Maar dat materiaal vond hij .overal waar geleefd werd; hij was een ge voelige ontvanger voor de trillingen die door de lucht golven; deze namen voor zijn verbeel ding de gestalten aan van levende wezens, uit alle klassen der maatschappij. Hij zag den door hartstocht bezetene, die zich ruïneert om de scheikundige formule te vinden, waardoor hij multi-millionair zal worden, en den schilder, die langzaam alle begrip voor de realiteit ver liest, omdat hij droomt van een visie, die vol komen onstoffelijk zal zijn. Ontzield wordt deze op een ochtend in zijn atelier gevonden en op het doek waaraan hij jaren werkte, is lijn noch kleur te zien. Van vreugde stralend, had hij den vorigen avond verzekerd, dat nu zijn „chef-d'oeuvre" voltooid was, dat de wereld in verrukking zou brengen. Hier is Balzac de mys ticus; maar als hij zich straks in de bankiers wereld verdiept, goochelt hij bladzijden lang met cijfers, want de schuldenaars, die hem ver volgen, hanteeren hem dag en nacht. Hij schrijft en schrijft om zijn beulen tevreden te stellen, maar meer nog stuwt zijn scheppings drang hem voort. Hij gunt zich geen slaap; een heir van menschen, die alle deugden en ondeugden belichamen, heel Parijs, heel de we reld, moet hij uitbeelden; al die visies vragen om door hem ten leven te worden gewekt en hij heeft daar de macht toe, omdat hij, de geniale'kolos, tienvoudig leeft. Het leven is voor hem een heilig goed en hij weet dat hij met elk manuscript, dat hij naar de druk kerij zendt, een stuk van dat dier baar bezit prijs geeft. Ik wandelde gisteren langzaam over den boul Mich zooals de Parijzenaar gemeenzaam zegt nog vervuld van de „Comédie humai- ne", het epos waarin ik me dezer dagen weer met zoo'n genot verdiepte. Vóór ik me reken schap kon geven hoe ik daar zoo binnen ge toerd was, stond ik in het museum Cluny, dat we verzuimden te gaan zien, toen je hier waart. Nu is elk museum in zekeren zin een pijniging voor me, en een voor gebruiks-voorwerpen, vpor toegepaste kunst, nog in het kwadraat omdat we daar de dingen, die met warme liefde voor de levenden gemaakt zijn, wreed gevangen zien. De teerste voorwerpen liggen te kijk achter glas. Voor de armstoelen, waarin eens gra cieuze edelvrouwen zich neervlijden, is afwe rend een koord gespannen; op een rij staan al die mooi gesneden stoelen en kasten. Ginds prijkt een achttiende-eeuwsch vrouwengewaad achter glas. Liefdesverlangen deed eens het sa tijn van dat keurslijf trillen. Nieuwsgierig staan de menschen er naar te kijkenJe zoudt je voor kunnen stellen, dat in het mid dernachtelijk uur dit wondermooi paleisje weer bevolkt werd door den hoogsten adel van het hof der Medici; dat de mannequins levend worden, de goudleeren dansschoentjes weer de kleine voeten sieren, de edellieden uit de vi trines den rijkbewerkten gordel, den dolk met 't kostbare gevest en den met paarlen bestikten handschoen te voorschijn halen. Alles wat vast gesnoerd en verstard stond, beweegt zich vroo- lijk door elkaar; op de maat van snaarinstru menten wiegen zich rhythmisch de jonge ge stalten, overgoten door het licht van duizenden lampen. Helaas, in de zalen van dit elegante kasteel klinkt geen lach noch luitspel meer suppoosten schuifelen er gapend heen en weer en snakken naar het uur van sluiting. In een kleine aangrenzende zaal zijn kerk sieraden uitgestald. Je weet dat de kostbare reliekschijn leeg en uitgestoft is, hij staat daar als een zielloos ding. Om den monstrans loo pen we heen; als een dood oog staart die cir kel ons aan. Een mooi beeldje van de Moeder maagd een veertiende-eeuwer sneed haar in hout staat onder een stolp „Oil sont les roses d'Antan?" Zoo'n museum wordt een knekelhuis voor je. Ik zit je dit te schrijven op het meest poë tische plekje, dat je midden in het rumoerige Parijs vinden kunt, in het tuintje van Cluny, dat vol bloeiende heesters en boom en staat en daar tusschen débris van architectuur, wa terspuwers en gehavende beelden is ook een kunstverzameling, maar een vol levende beko ring, want alles leeft hier en tintelt in het zon licht, terwijl een gouden regen haar bloemen strooit over het beeld van een glimlachenden heilige. ETHA FLES Een jaar of vijf geleden werden op Corsica de groote razzia's tegen de bandieten gehou den. Er was een gezegde, dat er op Corsica geen bandieten, maar slechts Corsicanen waren. Dit moest natuurlijk niet zóó worden opgevat, alsof alle Corsicanen bandieten waren. Het bandietisme woedde slechts in bepaalde streken van het bergachtige eiland. Thans schijnen de Franschen het romantische, maar gevaarlijke bandietisme geheel meester te zijn. De be- roemd-beruchte bandieten van het slag der Spada's, der Bartoli's, der Lantoni's, der Bor- nea's, der Caviglioli's schijnen geen opvolgers te hebben. Er heerschen orde en rust op het eiland, dat de bakermat was van den groot sten Corsicaan aller tijden, Napoleon I. Keizer der Franschen. Het ging er eenige jaren geleden echter nog woest romantisch toe. En de roovers waren waarachtig geen opera- en operettebandieten. In die dagen werd er op Corsica een verkie zingscampagne gehouden en links en rechts werd er geschoten. Er was altijd onrust, ver kiezingen of niet, op Corsica en er werd altijd geschoten. Dit verdroot de Fransche regeering niet weinig en zij probeerde orde en rust op het onordelijke en onrustige eiland te herstel len. Wat onbegonnen werk leek, want tot dan toe hadden orde en rust het er nooit lang uit gehouden. Maar Marianne wilde ditmaal haar wil uitvoeren, zond een half leger, een flottille oorlogschepen en eenige escadrilles vliegtuigen naar Corsica en kondigde den staat van beleg af. De Corsicanen waren gepiqueerd. Naar hun algemeen eenstemmig oordeel was er nog nooit zulk een tamme stembuscampagne geweest. Weliswaar kon men overal bosjes gewonden aantreffen. Maar waarom er was geschoten, was voor niemand duidelijk. En wie er gescho ten had, wist natuurlijk niemand. Vermoedelijk was er wat broederlijke ruzie ontstaan tusschen de aanhangers van Pietri en Landry. Want onder bevel van deze twee leiders werden toen op Corsica de stembus- en revolveraanslagen geleverd. Beide leiders vertoefden echter niet aan het „front" maar leefden rustig en blij als goden in Frankrijk te Parijs, terwijl de Pietristen en Landryïsten zich voor hen bloe dig toetakelden. Zij zaten zelfs vreedzaam naast elkaar in het Kabinet-Laval, de een als minis ter van Financiën, de ander als minister van Arbeid Het is trouwens niet waar, dat de Franschen ooit Corsica in bezit hebben genomen. Waar is integendeel, dat de Corsicanen Frankrijk in bezit hebben genomen. Sedert anderhalve eeuw regeeren zij Frankrijk. Wel niet zoo moedig en drukkend altoos als onder den qersten. en der den Napoleon. Maar ook in de Fransche repu bliek is er bijna nooit een kabinet geweest, waarin geen Corsicaan zat. De Corsicanen heb ben van het regeeren in Frankrijk een speciaal zaakje gemaakt. In alle departementen hebben zij zich genesteld. Ook in de Koloniën. En overal waar ze opduiken, hebben de Corsicanen met hun harde koppen volop succes. Zij heb ben de brillantste redenaars; Mori Giafferi, de ben de brillantste redenaars: Mori Giafféri, de alleen, maar nog altijd de geweldige pleiter van Postgiro 287177 Den Haag, ten name van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid. dezen tijd (zelfs voor Weidmann) is Corsicaan. Zij zijn, als hun landsman Coty bewees, listige ondernemers. Zij kunnen commandeeren en or ganiseeren. Iedere Corsicaan is een Bonaparte. Hun eigen eiland kunnen ze echter niet regee ren. Het eiland voedt zijn bewoners niet. De Corsicanen zijn landverhuizers. De bevolking neemt gestadig af. Tijdens den zevenjarigen oorlog hebben de Franschen Corsica bezet. Lang geleden dus Maar de Corsicanen spreken nóg hun Italiaansch dialect. De Franschen waren er altijd als de kippen bij om na bezettingen hun taal in te voeren. De Corsicanen lieten ze echter maar begaan. Zij zeggen vergoelijkend: Napoleon heeft ook pas Fransch geleerd, toen hij tien iaar was en is toch een goed Franschman geworden. Een Franschman? Neen, hij is Corsicaan gebleven, zeggen de Corsicanen. Trouwens alle groote mannen stammen volgens hen uit Corsica. In het stadje Colvé is een gevelsteen: „Hier werd in 1441 Columbus geboren, die van Corsica uit Amerika ontdekte". Wat niet van Corsica stamt, is niet groot. Natuurlijk zijn de Corsicanen goede Fransche republikeinen zij beweren de Fransche demo cratie zelfs te hebben uitgevonden en na tuurlijk zijn alle inwoners van Ajaccio goede Bonapartisten. Men hoort thans dikwijls zeg gen, dat de Corsicanen fascisten zijn. Niets is minder waar. Zij zouden het zijn, als Mussolini op Corsica ware geboren! In de dagen van strijd tegen de bandieten kwam een trotsch Engelsch luxe-schip met 350 Napoleon-bewonderaars aan. Zij weigerden ech ter te debarkeeren, omdat per radio was mede gedeeld, dat een berucht bandietenleider zijn bezoek aan het Grand Hotel had aangekondigd. De Engelsche consul werd aan boord ontboden. Deze verklaarde op eerewoord dat alle Corsica nen waarachtige ridders waren en dat de toe risten de wieg van Napoleon konden bewonde ren, zonder dat hun een haar zou worden ge krenkt. Dit vonden de toeristen ook weer niet aardig. Want zij wilden wel wat avonturen be leven. Een jonge Amerikaansche vroeg 's avonds waar de beroemde bandieten te vinden waren. De hotelhouder zeide met een staal gezicht: „In de bioscoop Napoléon draait thans de film „De bandieten van Chicago". Dit is alles wat we momenteel op het gebied van het bandietenwe zen hebben aan te bieden." De jonge dame ging verontwaardigd en onbevredigd naar bed. Er waren en er zijn geen bandieten op Corsica. Er zijn alleen Corsicanen. Hg"-i Den kraag van de jas hoog opgetrokken, de handen in de zakken, stapte Gijs Baarts door de slapende stad. Meer dan tien jaren was hij nu in dienst van de maatschappij „De Veilige Rust". Het werk had hem nog nooit tegen gestaan, hoewel hij vóór dien tijd als meubel maker een beter leven had. Natuurlijk vond hij het prettiger bij mooi weer zijn dienst te ver vullen, maar men kan niet alles hebben wat men verlangt, was steeds zijn eigen gezegde, als iemand hem sprak over de soms vreeselijk stormachtige nachten, de hevige koude of het gevaarlijke van zijn beroep. Doch sinds Mieke, zijn vrouw, overleden was, volbracht Gijs met tegenzin zijn taak. Nu wachtte hem bij zijn thuiskomst niet meer een heerlijke kop warme thee, als hij verstijfd van de kou in den mor gen binnentrad. Nu brandde het vuur niet koes terend in de kachel; geen pantoffels stonden klaar, niemand die hem hielp zijn jas, dikwijls zwaar van den regen, uit te trekken. Geen kruik lag er in zijn bedalles was koud en kil. Ook geen eten klaar, als hij zijn slaap uit had; geen werk verricht, niets in huis. Alles moest hij nu zelf beredderen en gereed maken. Zijn kamer in orde houden, zorgen dat zijn goed gewasschen werdHonderden dingen waren er, die Mieke altijd voor hem deed. Nooit had hij er eenig vermoeden van gehad, dat er in een huishouden zooveel voor een vrouw te doen viel. „Ik heb nooit kunnen denken," mijmerde Gijs, terwijl hij den storm trotseerde, dat ik Mieke zóó zou missen. Ik kan wel hertrouwen, maar waar vind ik een vrouw, die haar in alles vervangt? Neen, ik zou het met niemand aan durven. Mieke heeft me verwend. Er is geen enkele vrouw, die haar kan evenaarden Gijs duwde tegen deuren, keek naar de ra men der huizen, waarvan de bewoners bij de D.V.R. waren aangesloten. Hij opende de poort van een fabriek en maakte zijn onderzoekings tocht door het gebouw. Geen onraad. Maar hoorde hij daar niet iets? Ja, daar in dat vertrek Hij stiet de deur open en zag nog juist een inbreker door het open raam verdwijnen. Ge jaagd belde hij de politie op. Een belooning zou niet uitblijven. Maar wat kon hem die premie nu schelen? Eerst was hij altijd blij, als hij voor het een of ander wat geld ontving. Dan kocht hij daar stiekem iets van voor Mieke. Dit was zijn grootste plezier. De politie arriveerde. Vingerafdrukken wer den genomen. Het onderzoek wees uit dat er niets gestolen was. Gijs had den diefstal ver hinderd. Hij kreeg een belooning. Onverschillig stak hij het geld bij zijn spaarduitjes, die hij sinds het overlijden van zijn vrouw steeds bij zich droeg. De winter hield aan. Het kwam Gijs voor dat hü niet meer zoo sterk was, dat hij niet meer, zooals eerst, tegen den stormwind op kon. Had ik maar een ander baantje, dacht hij dikwijls. Dit is geen werk meer voor een man van mijn leeftijd. Maar waar vind ik een plaats? Ze lig gen niet voor het opscheppen, dat heb ik toen al ondervonden, toen ik werkloos werd, en daar om ben ik dan eindelijk maar nachtwaker ge wordenIk zou ook wel weer eens graag leven zooals een gewoon mensch: overdag wer ken, 's lachts glapen.... Als Mieke nog leefde, dan zou ik er niet zoo over denken.... Het leven slenterde voor Gijs voort. De nach ten werden korter. Op een avond, het was elf uur, maakte Gijs zijn eerste ronde door een groot handelskantoor. Het bevreemdde hem, dat de deur .'et gesloten was en nog licht brandde in de werkkamer van Peter Remmen. Dit was nog nooit oorgekomen. Denkend dat de boek houder nog zat te werken, wilde hij aankloppen en zag hem juist de brandkast ontsluiten. Hij droeg een regenjas en had zijn hoed op. Naast hem stond een open koffertje. Verschrikt keek de boekhouder op en zei: „O. ben jij het, Baats Ik halen, om thuis nog wat te wer- ken. Ik dacht dat je altijd om tien uur je eerste ronde begon." „Met het nieuwe seizoen beginnen wij een uur later, niereer," antwoordde Gijs. „Hé, dat wist ik niet. Alles is hier in orde, heb ik zooeven gezien, dus hoef je niet verder." „Best meneer. Goeden avond!" „Goeden avond, Baats." Dat is niet pluis, dacht Gijs en spoedde zich naar buiten. Daar moet ik meer van weten. In een portiek van een huis wachtte hij, tot de boekhouder vertr kken zou zijn. Een kwar tier later kwam deze buiten, keek omzichtig rond en ging naar een parkeerterrein van taxi's. Hij gaat er met het geld vandoor, vermoedde de nachtwaker en haastte zich de politie tele fonisch te waarschuwen. Juist tóen Peter Remmen den trein wilde ne men voor het buitenland, werd hij aangehouden. De inhoud van den koffer was het bewijs welk doel de dief beoogde. Gijs ontving van zijn maatschappij weer een premie, die hij onverschillig aannam en waarbij hij dacht aan zijn overleden vrouw. Maar ook de eigenaar van het handelskan toor, Willem Hoorsma, wilde Gijs zijn dank be tuigen en vroeg waarmee hij hem plezier kon doen. „Kijk," zei Gijs, „sinds mijn vrouw dood is, vind ik nachtwaker zijn een hondenbaantje, als.... als meneer soms iets voor mij heeft, dat ik niet meer 's nachts hoef uit te gaan „Ik zal er eens over denken," beloofde Willem Hoorsma. En nu is Gijs zooveel als duivelstoejager in de zaak, welk baantje hem zeer naar den zin is. Nu geen enkelen nacht meer buiten Alleen heeft hij spijt, dat Mieke dit niet heeft mogen beleven, want ze vond het altijd ver schrikkelijk dat hij nachtwaker had moeten worden. Dat was me even een schrik geweest! Maar he beide vliege niers bleven al even beduusd kijken. Wat moesten ze nu met hun vreemde vangst beginnen? Dat ze Piet terug hadden was best, maar wat moesten ze met dat jochie doen? Die scheen echter heelemaal niet bang te zijn en ging doodkalm op zijn hurken zitten en keek, of hij gewend was alle dagen een vlieg- tochtje te maken. Meenemen op hun verdere tochten? Dat ging toch niet Maar Piet was blij een makker te hebben, dat hij smeekte om hem mee te mogen nemen. Veel tijd voor beraadslagen was er niet. Daarom werd er besloten vooreerst maar verder te vlie gen. Maar wat was dat? Opeens vlogen ze midden in een zwarte wolk. Wij lezen in „Kerk, School en Ziekenhuis": Een vraag, welke in de kringen van hen, die bij de scholen geïnteresseerd zijn, van meer en meer actueel belang wordt, is wel deze: Moeten er maatregelen worden ge nomen ter bescherming van de kinderen op de school tegen luchtaanvallen? Zoo ja, welke? O.a. te 's-Gravenhage zijn aan de school hoofden min of meer vage adviezen gege ven, terwijl de gemeente voor elke school wat verbandmateriaal en werktuigen voor opruimingswerkzaamheden beschikbaar heeft gesteld. Verschillende schoolhoofden zijn daarna met ijver aan het werk gegaan, ieder volgens eigen inzicht. Het gevolg is, dat thans de verschillendste maatregelen, goede en verkeerde, worden genomen. Het is wenschelijk, dat er meer eenheid in de zen wordt gebracht. Ook het Vaderland geeft enkele wenken, welke in ruimeren kring aandacht ver dienen. Geen oorlog zal uitbreken zonder dat er vooraf min of meer spanning tusschen de betrokken landen is geweest. Het is onmo gelijk, dat er bij een helder blauwen hemel plotseling donkere wolken optreden. Zoodra er spanning komt, zal de desbe treffende verantwoordelijke autoriteit de sluiting van de scholen hebben te overwe gen. Het hindert niets, als die sluiting wat vroeg, misschien wel t e vroeg gebeurt. Zoodra de spanning voorbij is, althans vermindert, kunnen de scholen weer worden geopend. En het doet er niet tóe, of dit sluiten en openen eenige malen heeft plaats gehad, zonder dat er oorlog is uitgebroken. Het gaat daarmee als met de betaling van een brandverzekeringspremie. Men mag niet zeggen, dat het jammer is verzekerd te zijn geweest, omdat men achteraf con stateert nooit brand te hebben gehad. Gesteld nu, dat in dagen van spanning de scholen worden gesloten. Er breekt oor log uit. Is ons land daarin betrokken, dan is er geen sprake van dat de scholen wor- den geopend. Nederland is te klein om op eenig punt veilig te zijn voor luchtaan vallen. Blijven wij in den beginne buiten den oorlog, dan zullen de verantwoordelijke personen op een zeker oogenblik hebben te overwegen, of de kansen voor ons om bin nenkort in den oorlog te worden betrokken, zoo gering zijn, dat opening der scholen mogelijk is. Gesteld, dat hiertoe wordt be sloten, dan zullen bij een verhooging der oorlogskansen, de scholen weer kunnen worden gesloten, al naar het oordeel van de Overheid. Hieruit volgt naar onze meening, dat maatregelen, die beoogen den kinderen een veilige schuilplaats op school tegen lucht aanvallen te geven, niet noodig zijn. We bedoelen hiermee, dat het overbodig is schuilkelders en schuilloopgraven in te richten op het schoolterrein. Men zal mis schien tegen ons aanvoeren, dat er dan heelemaal niets op de scholen behoeft te geschieden, daar deze immers gesloten zijn. Dit zou uit bovenstaande kunnen worden geconcludeerd. Doch wij zouden zoover niet willen gaan. Immers de schoolkinderen be vinden zich buiten schooltijd thuis. Boven dien zullen zij over eenigen tijd de school hebben afgeloopen. Alles wat zij op school leeren, kunnen zij dan in toepassing bren gen; ook wat betreft de luchtbeschermings maatregelen. Wij zien juist in de school een mooie gelegenheid om de jeugd deze maat regelen te leeren, al zullen zij ze op de school ook niet behoeven toe te passen. Maar dat is met zooveel het geval. Als de meisjes leeren handwerken, de jongens lee ren timmeren, dan zullen ze dit niet op school, maar wel thuis toepassen. Wij zien niet in, waarom zij ook geen onderricht in luchtbeschermingsmaatregelen mogen heb ben. Deze moeten natuurlijk zoo zijn, dat rekening wordt gehouden met den leeftijd, zooals trouwens bij elk schoolvak. AT T 1- A O/^ATXTTMO op dit blad zijn ingevolge de ve^ekertngsvoorwaarden togen p -j-fl Wj levenslange geheele ongeschiktheid tot ALLEABONNE S ^vallen ve^ekerd voor een der volgende ultkeenn^n t DÜ." verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL Fwijia bfj een ongeval met p f ÖU»" doodelijken afloop T VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bh rerBes van een hand, een voet oC a door Percy King "k Zou me heel sterk moeten vergissen, als de schavuit niet alleen zijn eigen belangen op 't oog had. Misschien hebben die van Car line aanvankelijk meegeteld, maar toen Oakton inzag, welk een voordeel voor hem aan 't zaakje zat, kon zijn vriend naar den duivel loopen. Wel,, als 't gegaan is zooals ik 't me voorstel, heeft Oakton 't niet onverdienstelijk voor elkaar gebokst." Cullingwood fronste de wenkbrauwen. „Maar dan snap 'k aan den anderen kant niet, waarom Carline er zich ©ogenschijnlijk zoo weinig van aantrok, dat 'k hem de revolver afnam en ze niet teruggaf." Hij keek Roberta vol aan. „Miss Falkner heeft Oakton al aanzoek om uw hand gedaan?" 't Meisje kleurde tot diep in den hals. „Waar uit leidt u af. dat hij iets dergelijks van plan zou zijn?" ,,'k Snijd niet op, als Tc zeg, dat ik 't tut de eerste hand heb," antwoordde Keith glim lachend. ,,'k Weet 't van Oakton zelf. En deze brave broeder zal, evenmin als Carline, zoo arrogant zijn, te meenen, dat u hem vrijwillig neemt. Met andere woorden hij denkt u te kunnen dwingen. Is 't niet zoo?" „Oakton heeft een paar maal er op gezin speeld, dat 'k verstandig zou doen, als 'k zijn aanzoek niet afsloeg," knikte Roberta langzaam. „Carline wist vóór vanmiddag niets van Oak ton's voornemens af. Ik zei 't hem. Hij was woedend en schreeuwde, dat hij den onbetrouw- baren schoft een loer zou draaien. Vandaar, dat Carline me de belofte heeft afgeperst, dat 'k Zaterdag met hem trouw. Je zult eens zien, lachte hij, wat een snuit Oakton trekt, als hij merkt, hoe leelijk hij achter 't net vischt!" ,,'t Neemt 't laatste restje twijfel bij me weg." Keith wreef zich peinzend langs een neusvleu gel. „Dus dat is 't. Ja, natuurlijk. Iets anders kan 't onmogelijk zijn." „Wat?" drong Roberta ongeduldig aan, toen hij zweeg. „U zult 't wel merken, Miss Falkner. 't Heeft geen zin, op de dingen vooruit te loopen. We hebben allereerst hiermee rekening te houden, dat Carline er op uit is, Oakton vóór te zijn. Hij gelooft, de middelen te bezitten om u tof. een huwelijk te dwingen. Op heel korten ter mijn zelfs. Zóóveel is zeker, dat althans Car- line's bedoelingen me niet voor een probleem stellen." „Vindt u, dat Ik er iets mee opschiet, of zich voor u een probleem méér of minder voordoet?" vroeg Roberta bitter, ,,'t Gaat er voor my alléén om, of u kans ziet, Carline een spaak in 't wiel te steken. Ik heb duizend mogelijkheden over wogen en niet één uitvoerbaar bevonden." „U bent in een heel moeilijk parket geraakt, Miss Falkner, door die verklaring te teekenen." Cullingwood haalde de schouders op. „Nakaar ten geeft geen snars. Leg uw geval aan een be kwaam, hoogstaand advocaat voor; die zal er wel een mouw aan weten te passen. Laten we een oogenblik zelf veronderstellen, dat de justitie haar neus er in steekt, wat 'k zoo nog maar niet geloof dan nóg zult u er veel genadiger afkomen dan met de straf, die u zichzelf opleg gen wilt: een huwelijk met zoo'n schoelje als Eric Carline. Wat is de concessie van zijn kant?" ,,'k Krijg de verklaring terug, onmiddellijk nadat we getrouwd zullen zijn." „Een soortgelijk smoesje wilde hij Marjorie Robinson laten slikken met de brieven van haar moeder. De schavuit denkt er natuurlijk niet aan, zijn belofte te houden. Bovendien is de zaak met u gecompliceerder. Die verklaring Keith schudde 't hoofd, gooide 't gesprek over een anderen boeg. „Als 'k in uw schoenen stond, Miss Falkner, twijfelde 'k er niet aan, welke weg te prefereeren is. De weg, dien lk u zoojuist wees." „Is dat alles, wat u me weet te zeggen?" „Voorloopig wel, Miss Falkner." „Neen, 'k kan 't niet gelooven! 'k Heb al mijn hoop op u gesteld! U moét een anderen uitweg zien!" Roberta stond op. Weer legde zij beide handen op Cullingwood's schouders. Hij zag den vochtigen glans in haar oogen, den even geopen- den mond, die armen, die om zijn hals geslagen zouden zijn als hfj niet haastig geretireerd was. Vriendelijk, doch beslist, weerde hij haar af. „Vergis u niet, Miss Falkner. Tc Speel een rol als detective en probeer er van te maken, wat er van te maken is. De rol van trooster van mooie jonge vrouwen ligt me daarentegen in 't geheel niet. Breng mij niet in verzoeking, 'k Ben verloofd tenminste zoo goed als en Cullingwood voltooide den zin niet. In de antichambre hadden stemgeluiden geklonken twee vrouwen, die 't lang niet met elkander eens waren, 't Brak de spanning. De knop van de salondeur bewoog, maar nog trad niemand binnen. „U hoort, wat 'k zeg." De bitse stem van Lucy, 't dienstmeisje, ,,'k Zal Miss Falkner vragen, of ze u ontvangen kan. Eerder gaat u niet naar binnen." Een ander: „Dacht je dat werkelijk?" De deur was al open, Keith had de resolute stem herkend, die 't laatst sprak Margaret's 'stem. Miss Townley trad den salon in; zij leek Cullingwood een heeriyk visioen in blauw. De opwinding had een diepen blos op haar wangen gebracht, haar oogen stonden strijdlustig. Keith glimlachte verrukt welk een contrast vorm den de beide jonge vrouwen! Margaret één en al bekoorlijkheid, die geen kunstmiddelen van noode had; Roberta een levende reclame voor een duur, maar ontegenzeglijk vaardig schoonheids-instituut. ,,'k Verzeker u, missbegon Lucy, die achter Margaret den salon binnengetreden was. „Ga maar," sneed Roberta ongeduldig af. Zij nam Margaret van 't hoofd tot de voeten op. „Is 't een gewoonte van u, om iemand zoo onbe schaamd uw tegenwoordigheid op te drin gen?" „Mijn secretaresse, Miss Townley," stelde Cullingwood haastig voor. „U hebt haar op Ranelagh Road ontmoet." „Heb ik?" Roberta's toon was ijskoud; zij zag Keith hooghartig aan. Ze had nu absoluut niets meer gemeen met de Roberta Falkner. die een oogenblik tevoren op 't punt gestaan had, de armen om zijn hals, 't hoofd aan zijn borst te leggen; die hulp en troost verwachtte van een jongen man, die van Eric Carline verschilde als de dag van den nacht, ,,'k Neem direct aan, dat deze dame uw secretaresse is. Maar 't ligt niet op mijn weg, me in te laten met personeel van iemand, die op zijn beurt tegen betaling in mijn dienst is." Margaret Townley negeerde de hatelijkheid Zij wendde zich tot Keith en vroeg op zake- 1 ijken toon: „Kunt u meegaan, Mr. Cullingwood? Tijdens uw afwezigheid is een telefonische op dracht gekomen. Er werd op spoedbehandeling aangedrongen." „Natuurlijk!" Zeker!" Keith reikte Miss Falkner de hand. „Tot Zaterdag hebben we den tijd, nog twee volle dagen dus. 'k Zal voor u doen, wat in mijn vermogen ligt. Mocht u voor onverwachte moeilijkheden komen te staan, waarschuw me dan onmiddellijk, al is 't mid den in den nacht." Hij volgde Margaret. Buiten gekomen, zei hij: „Roberta zit er verdraaid leelijk in. Zij pleegde den aanslag op Eric Car line in Streatham en er bestaat een schrifte lijke bekentenis van haar, onderteekend en wel." Toen Margaret niet antwoordde: „jy zog Roberta niet, hè?" „Ze is een comediante," luidde Mis Townley s oordeel. „Ze piekert er over, hoe haar flaters goed gemaakt kunnen worden door een ander." „Door mij soms?" vroeg Keith verbaasd. „Je bent geen kind en kunt op die vraag zelf 't antwoord geven. Roberta Falkner weet, waar Abraham den mosterd haalt. Bood ze niet aan, Mrs. Cullingwood te zullen worden, als jij haar uit den put geholpen hebt? Zij deed zoo hooghSrtig tegen me, omdat Tc haar stoorde, juist toen de dramatische scène 't hoogtepunt bereiken zou. Haar gezicht sprak boekdeelen.' „Jaloersch?" Keith lachte plagend. „Doe niet zoo mal, wil je?" Margaret's oogen stonden boos. „Beste kind, al was Roberta Falkner van onder tot boven met goud beslagen, dan zou Tc haar nóg niet moeten hebben." Cullingwood bracht verslag uit van 't onderhoud in 't Knightsbridge, terwijl ze door Hyde Park liepen. „Misschien is de beste oplossing," besloot hij, „dat Roberta voor een tijdje eclipseert naar een plaats waar Carline en Oakton haar niet vinden Of ze 't doen zal.Hij schokschouderde. „Ze is een allemachtig eigenwijs meubel. Hiermee nemen we voorloopig afscheid van haar. Wat voor nieuws heb jij, Peg?" (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10