Nederland is niet luchtvaardig AIR-MINDED, MAAR OP DEN GROND M Instantine A&lfct! <Kd mïHaal den dag De luchtroovers van Hoitika B ALLE ABONNÉ'S F 250.- n door Percy King DONDERDAG 6 APRIL 1939 Achterlijkheid in sportvliegerij beteekent zwakte Voor defensie 't is van Jcheepsrecht weg door de lucht wel vinden. Een ge- ■*;x EEN COMMUNIE-TEGEL RETRAITEN Retraitehuis „Klooster van den H. Geest" te Uden AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL [jjriemaal is.... tatii en zegt, dat ons land „airminded" is en men wijst daarbij met trots en voldoening op de prachtige pres es van de K.L.M., op de reputatie, die eze instelling in de heele wereld geniet an op de enorme vlucht die, dank zij zeer e waardeeren pioniersarbeid, de burger- Uchtvaart in ons land genomen heeft, ^ien zegt ook, dat ons volk „airminded" en men wijst dan op onze jeugd, die de Uchtvaartboeken van 'n knap schrijvend üoot verslindt en die zich met zichtbaar genoegen vermaakt met het bouwen van Zeer gevarieerde en ingewikkelde vlieg- 'Wgmodellen. Men zegt, dat ons volk luchtvaartgezind eh men bedoelt ermee, dat de belang stelling ^oor de luchtvaart en alles wat aarrnee samenhangt niet gering is, dat ®*en- met groote interesse de ontwikkeling an onze nationale luchtvloot gadeslaat en at men zich zorglijk bekommert om het en wee van onze burgerlijke en mili- re luchtvaartbestellingen. De Nederlander is airminded op zijn ma- ^ier- Het is 'n luchtvaartgezindheid van en kouden grond. In den letterlijken zin an het woord. Hoevelen zetten hun sympathie in daden Reeds de zakenlui, die in hun drukke ^gheden van de weldaad der luchtlijnen ^ebruik maken, zijn te tellen; maar hoe- eel jonge mannen beoefenen de edele en aunelijke vliegsport, het zweefvliegen en e meer biedende motorvliegerij? n vergelijking met het buitenland zijn 1 op dit gebied in ontstellende mate ach- Ondanks de voortreffelijke service en llQog opgevoerde veiligheid van de K. e" M., ondanks het summum van comfort snelheid zijn er betrekkelijk zeer wei- gen, die met overwinning van lankmoe- 'gheid en vrees werkelijk de lucht in gaan. Dit is echter niet het ergste. Tenslotte het Nederlandsche publiek geleidelijk *ijn VV^A meerde propaganda heeft hier weinig sin. Erger is het, dat de beoefening van de vliegsport in een vergaande achter lijkheid verkeert, zoo zelfs, dat men Nauwelijks van een „status nascendi" kan spreken. En dat deze achterstand voor ons and en óns volk catastrophale gevolgen au hebben zal iedereen duidelijk worden. Wanneer men de dringende behoefte aan vkegers voor onze militaire luchtvaart in °°genschouw neemt. Wij willen hier den nadruk leggen op de weerlegbare noodzaak van een groot antal reserve-vliegers, die in tijd van nood ar zullen staan om het onvermijdelijke les aan militaire piloten oogenblikkelijk an te vullen. aap6 Uitval van vliegend personeel is juist gro* begin van een °°rlog schrikbarend dat IVIen mag niet uit het 00g verliezen> oh 6611 vliegtuigbestuurder niet alleen ysiek volkomen in orde moet zijn, maar °ok zijn psychische gesteldheid aan °ge eischen moet voldoen. En de' oorlogs- ^varing heeft geleerd, dat juist bij, ja ts vóór het uitbreken der vijandelijk- eden, ernstige storingen kunnen optreden, h de eerste drie weken van den wereld- rl°g bedroeg de uitval van de Britsche chtrnacht reeds 40 procent van haar erkte, terwijl in April 1917 in één aand tijd sommige onderdeelen méér an 100 pet. verlies, leden. Dat wil dus zeg- eü. dat in één maand tijd alle gedurende i® maand voor het eerst aan het front komen vliegers weer (zij het grootendeels 1Jdelijk) verdwenen zijn. als men dan weet, dat volgens Duit- Sche cijfers 70 procent van de dooden door °Ngevallen en slechts 30 procent door de -landelijke wapens werden verloren, dan het duidelijk zijn van welk een enorm belang een deugdelijk opgeleide reserve moet worden geacht. Het is een bekend feit, dat bij den aan vang der krijgsverrichtingen het luchtwa- pen een bijzonder actieve rol heeft te spe len en ook wanneer wij ons van een on verhoopt internationaal conflict afzijdig weten te houden, zal het nog bij schending van ons luchtgebied, ter handhaving onzer neutraliteit, noodig zijn, dat wij daadwer kelijk optreden. Wij moeten dus ernstig re kening houden met een direct en aanmer kelijk uitvallerscijfer van goedgeoefende en geroutineerde strijdkrachten, zoodat het absoluut noodzakelijk is, dat er een sterke reservemacht gereed staat, een reserve, die goed gevorrnd en practisch opgeleid, on middellijk in staat is *de opengevallen plaats in te nemen. Natuurlijk beschikt nu ons luchtwa- pen over een aantal reservevliegers, maar gezien de groote behoefte aan manschappen in oorlogstijd is het vanzelf sprekend onmogelijk, een voldoende aantal reeds in het vredesleger permanent voor radig te hebben. Noodig is daarom, dat wij een belangrijk contingent jonge mannen hebben, die zich in vredestijd vrijwillig en bij wijze van sport bekwamen in de vlieg kunst; alleen uit deze categorie zal de re serve voor onze militaire vliegers gerequi- reerd kunnen worden. Overal in het buitenland heeft men het groote bèlang van de sportvlieger ij volko men begrepen en met bewonderenswaar dige voortvarendheid hebben de overheden deze liefhebberij gepropageerd en, wat zeer belangrijk is, financieel gesteund. In ons land ontbreken ongetwijfeld de be kwame en ondernemende gegadigden voor de vliegsport niet, maar zij stuit op tal rijke bezwaren, waardoor het aantal sport vliegers bedenkelijk laag is. In de tien jaren, dat de Nationale Luchtvaart-School bestaat, ontvingen slechts ruim 400 leer lingen het sportbrevet A. Hierbij moet men nu wel in het oog houden, dat dit brevet slechts een jaar geldig blijft en dat het absoluut noodig is, de vliegvaardigheid te onderhouden, wil men het brevet verlengd krijgen. Daar zoodoende lang niet iedereen aan de vlieg sport verankerd blijft, zal het wel duidelijk zijn, dat er van een eventueele militaire luchtreserve weinig terecht komt. Zooals gezegd zijn de bezwaren, aan de sportvliegerij verbonden, vooral in ons land velerlei. Daar zijn vooreerst de kos ten. De opleiding tot het vliegbrevet A kan begroot worden op f 700,a f 800,ter wijl ook de kosten, verbonden aan het on derhouden van de vliegvaardigheid 25.— a 30.per uur), zeer hoog zijn. Het gevolg hiervan is dat slechts de zeer goed gesitu- Het moderne pijnstillende middel eerden zich de „luxe" van het vliegen als sport uit eigen middelen kunnen veroorlo ven, terwijl van dezen nog zeer velen door een bezorgdheid, die de perfectie en de hoog opgevoerde veiligheid van het moderne vliegwezen miskent, weerhouden worden om hun rijpaard of twoseater voor den stuurstoel te verwisselen. Naast een intense propaganda voor de vliegsport is dus noodig een verlaging van de daaraan verbonden kosten. En het na tionale belang, dat door de sportvliegerij gediend wordt, is zoo groot, dat die kosten vermindering de mogelijkheid van een mas sale opleiding opent. De overheid is echter, hoezeer hier het nationaal belang ook spreekt, in deze zaak tot nu toe zeer inactief gebleven. De be kende zuinigheid met contanten heeft haar blijkbaar genoopt de zorg voor een goed ge trainde luchtmacht-reserve zoo goed als volkomen te verwaarloozen. Uit particulier initiatief kwam een daadwerkelijke actie naar voren, om de leemte in onze weermacht zoo spoedig mogelijk aan te vullen. In Mei 1937 werd n.l. door de Vereeniging voor Nationale Veiligheid het z.g. Luchtver dedigingsfonds in het leven geroepen, dat ten doel heeft de vorming van een zoo groot- mogelijk aantal burgervliegers, wier vlieg- bekwaamheid zoodanig is en blijft, dat zij in tijd van nood na een aanvullende mili taire opleiding onze oorlogsmacht kunnen versterken. Daarnaast bestond reeds eerder het door den Nederlandschen vliegtuigbouwer An thony Fokker ingestelde Fokkerfonds, dat eveneens beoogt om aan hen, die uit en thousiasme voor de luchtvaart een vlieg brevet wenschen te behalen en te onder houden, min of meer financieelen steun te verleenen. Tegenwoordig werken beide fondsen zeer nauw samen, waardoor vruchtbare resultaten bereikt kunnen wor den. Aangezien het vliegbrevet A (het z.g. Sportbrevet) geen voldoenden waarborg geeft om eventueel verder als militair vlie ger te worden opgeleid, heeft het Lucht verdedigingsfonds met goedkeuring van den Minister van Defensie het z.g. M-bre- vet ingesteld, waarbij aan den candidaat iets hoogere eischen worden gesteld. Voor candidaat-vliegers, die aan bepaal de eischen betreffende leeftijd, gezondheid en ontwikkeling voldoen, stelt nu het Fok kerfonds subsidies beschikbaar, waardoor men opgeleid kan wordén tót sportvlieger en dus in het bezit komt van het A-brevet. Het Luchtverdedigingsfonds betaalt aan het Fokkerfonds deze opleidingskosten terug en neemt verder de opleiding tot het M- brevet alsmede het onderhoud van de vlieg vaardigheid tot het 40ste jaar voor zijn re kening. Men ziet: de particuliere offers, die in het belang van onze nationale verdediging ge bracht worden, zijn niet gering. Beide fond sen toch worden in stand gehouden door jaarlijksche contributies en donaties van vaderlandslievende Nederlanders. Tot nu toe, dat is in een periode van ruim een jaar, behaalden 74 jonge mannen het M-brevet. Het is een begin, maar het is te weinig. Wil men tot een eenigszins behoor lijke reserve komen, dan is het strikt noo dig, dat er in den kortst mogelijken tijd 1000 M-vliegers worden opgeleid. Hoe goed willend het particuliere initiatief ook is, het kan hierin niet voorzien. Een opleiding tot M-vlieger kost reeds pim. 1200.terwijl het onderhouden van de vliegvaardigheid op 450 per jaar mag worden geschat. Vooral deze laatste factor legt een zwaar gewicht in de schaal; het is een jaarlijks terugkeerende last, die met. het toenemende aantal brevethouders steeds hooger wordt De regeering heeft deze moeilijkheid in gezien en werd bereid gevonden om een aantal bezitters van het M-brevet voor ieder jaar afzonderlijk vast te stellen toe te laten tot een rechtstreeksche verbintenis met het Rijk, waardoor deze M-vliegers automatisch in tijd van oorlog of mobili satie worden ingedeeld bij de luchtvaart troepen. Tevens genieten deze reservisten diverse faciliteiten, zooals vrije keuring, reisvergoeding naar de vliegvelden, verze kering tegen ongevallen enz., terwijl aan het luchtverdedigingsfonds door het Rijk een bedrag van 400 wordt betaald als ge deeltelijke vergoeding voor de opleidings kosten, en door een jaarlijksche storting van 450 in het fonds ook de verdere kos ten voor onderhoud van de vliegvaardigheid voor rekening van het Rijk komen. Het aan deze regeling ten grondslag lig gende principe kan ongetwijfeld als juist en redelijk gekenmerkt worden. De oplei ding. tot sportvlieger is in de eerste plaats een burgerlijke taak en het is dus vanzelf sprekend dat zij door particuliere instanties ter hand wordt genomen. Waar het hier echter een sport betreft, die in het kader van onze nationale verdediging van enorme beteekenis is, mag de regeering met haar steun niet achterblijven. Dat zij daarbij per jaar een zoo beperkt aantal vliegers (tot nu toe slechts 14) voor steun en hulp in aan merking doet komen, moet absoluut onvol doende geacht worden. De sportvliegers, die zich tot 't M-brevet bekwamen, hebben overduidelijk blijk ge geven van geschiktheid en goeden wil om in tijden van nood klaar te staan voor den TL Y Ze waren in een zwerm sprinkhanen terecht gekomen. Mil- lioenen en nog eens millioenen dieren kwamen door de lucht aanzetten en al sloeg de schroef ze bij honderden kapot, toch konden ze geen hand meer voor oogen zien en ze dreigden leelijk den weg kwijt te raken, want de dieren vielen op het toestel neer en kropen bij honderden overal op en in en door heen. „Als ze het omhulsel maar niet kapot bijten," riep Piet angstig. Ei- zat niets anders op. dan maar zoo hard als ze konden door te vliegen en eindelijk werd het iets lichterJa, nu kwamen ze door den zwerm heen en zagen de zon weer! Dat was een opluchting, maar het toestel krioelde nog van de beesten en dus trachtten ze te landen, om hun toestel voor verdere schade te bewaren. Piet proestte het uit, toen zoo'n vette sprinkhaan boven op den „paddenstoel" op het hoofd van zijn vriendje ging zitten. Blackpool voelde zich niet op z'n gemak, toen hij het nieuwtje over Reginald Ross hoorde, al liet hij er niet veel van merken aan z'n mede leden van de club. Die medeleden ergerden zich zelf ook wel aan het nieuwtje, maar wat konden ze er aan doen? 't Stond in 't avondblad: De beroemde tooneel- speler Reginald Ross was aan lager wal. Hij had z'n toevlucht moeten nemen tot het Tehuis voor Oude Tooneelspelers. En dat, terwijl vol gens de algemeene opinie Ross een der weinige acteurs was, die in hun goeden tijd op hun geld wisten te passen. Blackpool zat aan tafel met eenige andere acteurs, regisseurs en tooneelschrijvers, maar hij kon opeens niet meer eten. De man tegenover hem zei: „Ja, 't is natuurlijk ellendig, maar 't Tehuis is.... liefdadigheid kan je 't eigenlijk niet noemen." Maar hoe ze de zaak ook in 't gunstigste licht beschouwden, welke woorden ze ook kozen om zich zelf en elkaar te bedriegen, 't was niet weg te praten. Ze wisten allen heel goed, dat het nieuwe Tehuis wèl weldadigheid had. 't Was het einde der loopbaan; de weide, waar de oude raspaarden werden ingestuurd; 't was de lage wal, het armenhuis. En daar konden ze geen van allen ongevoelig onder blijven. Blackpool het allerminst. Hij was jaren jonger dan Reginald Ross; hij had in diens troep gespeeld, toen hij pas begon en hv was altijd een vurig vereerder van den grooten Shakespeare-vertolker geweest. Dat het met Ross zóó was afgeloopen, vond hij een smaad voor de tooneelkunst! Blackpool stond op. Hij wilde niet, dat de anderen z'n gezicht zagen. Op dit oogenblik zag hij Ross niet meer als een oud man, die zich niet op z'n plaats gevoelt in een club van jon geren. Hij zag terug naar zich zelf als een kwa jongen, die op de tweede gaanderij van den schouwburg zat te dwepen, terwijl de geniale Ross zich op de planken bewoog, het publiek liet lachen of schreien, het leerde wat wanhoop en uitbundige vreugde was, en vooral wat glorie is. En nu was die glorie weg, weggevaagd, voor goedi Met een beklemmend gevoel zei Blackpool als terloops„Ik zal hem dezer dagen wel eens gaan opzoeken." Niemand gaf daarop antwoord. Ze keken hem na; ze voelden, dat hij er tegen op zag, zooals ze allen tegen zoo'n bezoek op zouden zien. Ze zwegen dus maar, toen Blackpool zijn hoed nam en vertrok. Er lag sneeuw in de 54ste straat van New-York. Het had den heelen dag gesneeuwd en alles was wit, maar in de gemoedsstemming waarin de jonge tooneelspeler Blackpool ver keerde, leek alles smerig. Hij reed de stad door en stapte voor het Tehuis uit. Hij had zich dat Tehuis voorgesteld als iets sombers, iets vijan digs, een uitvinding om jeugd en succes buiten te houden en ouderdom binnen. Hij was dus verbaasd, toen hij in een lichte, prettige kamer stond, met bloemen op lage tafels, een dik, mol lig kleed onder z'n voeten en overal een sfeer van echte huiselijkheid. Aan 't andere eind van die kamer, voor een vroolijk brandenden haard, zat een groepje da mes en heeren koffie te drinken, lachend en pratend. Lachend? Ja, en Blackpool had niet verwacht, dat hij hier zou hooren lachen. Regi nald Ross kwam bij de anderen vandaan, trad zijn bezoeker tegemoet en stak z'n oude fraaie hand uit. „Wel Blackpool," lachte hij, „aardig, dat je eens aankomt. Ook een kop koffie?" De bezoeker had verwacht, dat z'n oude col lega verlegen zou zijn geweest, beschaamd. Maar daar stond de oude Reginald, wat scherper van trekken, maar opgewekt, vroolijk pratend, zoo als de jonge man 't nog nooit had beleefd; ver heugd, dat hij Blackpool zag, maar niet uitge laten. Een man, die een gast ontvangt aan z'n eigen haard. Groot, voornaam, beheerscht van beweging, stelde hij z'n bezoeker voor. Blackpool keek naar links en rechts, of z'n oogen hem soms bedrogen. Hij was verbluft. Dat was niet. de groote oude heer uit de tooneel- spelersclub, door z'n leeftijd uitgeschakeld van de anderen, maar een persoonlijkheid in z'n eigen element, onder gelijken. In den grooten haard brandde het heldere vuur en door alles wat hij zag en hoorde, voelde Blackpool zich hier niet geheel op z'n plaats. Hij was hier, wat Ross in de club geweest was: een buitenstaander. Die oude tooneelspelers ken den elkander allen zoo goed, ze maakten grap pen, noemden elkaar met bijnamen; ze waren vriendelijk tegen Blackpool, maar stelden geen wezenlijk belang in hem. 't Was enkel gastvrije beleefdheid. Ze spraken ongedwongen over 't tooneel. Ze waren geen uitgestoote- j" nen, geen stukken wrakhout. aan I TT rj~\ j wal gespoeld, ll€t 1 C/lUlS maar bewuste zoekers naar rust i en op hun gemak na het volbrachte werk van den dag. Dit alles was iets onbegrijpelijks voor Black pool, maar hij voelde er zich door opgelucht. Z'n waan, dat Ross zich ongelukkig moest voe len, was uitgeroeid. Hij bleef niet lang in 't Te huis, want ze hadden hem daar niet noodig. Ross had hem evenmin noodig, als de club Ross noodig had gehad, 't Was goed, schenen die ge zichten te zeggen, 't was goed om oud en bij elkaar te zijn. Toen hij in z'n auto zat, overdacht Blackpool het geval. Hij begreep het niet heelemaal, maai hij voelde duidelijk dat z'n medelijden met z'n held onredelijk, ongerijmd was geweest. Ross stond op den drempel der voordeur en wuifde ten afscheid. Hij begreep waarom Blackpool gekomen was en hij waardeerde het. En toch speelde er een guitig lachje om z'n lippen, want hij maakte zich vroolijk over de verbluft heid van den jongen man. Toen keek hij op naar den hemel. Het had opgehouden met sneeu wen en een smal maantje scheen in een heldere lucht. Het Westen was zeer mooi met iets van roseparelgrijs en 'tavondücht gaf een neldere kracht aan 't Tehuis en aan z'n eiger. gezicht. Naar dit alles bleef de oude Ross een poesje kijken; daarna ging hij naar binnen. Hij ging terug naar die menschen van z'n eigen leeftijd, die hem de laatste jaren gemeden hadden, om dat hij veel geld verdiende, omdat ze meenden dat hij rijk was en zij arm waren. Maar nu, nu was hij een der hunnen. Hij was geen uitgeschakelde meer. Bestond er ver schil, dan was hij de minste hunner, want hij was de laatst gekomene in 't Tehuis. Hij was hier thuis en zijn geheim was voor hem alleen; het gleed door z'n gedachten als door diepe wateren. Daar moest dat geheim blijven, verborgen en veilig. Niemand mocht ooit weten of zelfs raden, dat hij Reginald Ross het was, die het Tehuis had gebouwd en in de installatie had voorzien. Nu bezat hij alles: vriendschap, gelijkheid. Dat had zijn geld voor hem gedaan. Het had voor hen allen veel gedaan, maar voor hèm had het meer gedaan dan voor de anderen. Want voor hem had het iets gemaakt van niets. dienst van het vaderland. Als het vaderland meent, hen noodig te zullen hebben en daaraan valt niet te twijfelen dient de overheid hun gelegenheid te geven om die geschiktheid te onderhouden; zij moet alle M-vliegers vliegvaardig helpen houden. Dat is 't minste wat van haar verwacht kan worden. Daarnaast moet de propaganda voor de sportvliegerij zoo intens mogelijk worden aangegrepen. Dat dit geschiedt via particu liere instelling is niet anders dan toe te juichen, maar dan moeten deze instellingen daartoe ook financieel in staat worden ge steld. Het wordt hoog tijd dat ons volk lucht vaardig wordt in den waren zin van het woord. Een volk dat in voorbije tijden de zeeën kon beheerschen, dat zich de manne lijke eigenschappen van kloeke vastberaden heid en fier zelfvertrouwen bewust was, mag, nu er een nieuw en ruim gebied wijd open ligt, niet achter blijven. En wat van direct en tastbaar belang is: willen wij ons kunnen beroemen op een hecht gefundeerd nationaal verdedigings-potentieel, dan is de vorming van een groot contingent ge trainde vliegers een gebiedende eisch, waar aan de regeering niet kan ontkomen. De fa. Wed. J. R. van Rossum te Utrecht brengt in den handel een communietegel, ver vaardigd naar een ontwerp van Paul Grégoire. De tegel is in rood en blauw uitgevoerd, welke kleuren zijn geglazuurd op gele klei. De voor stelling is zoo primitief mogelijk gehouden, zoo dat zij spreekt tot de jeugd. De kinderen ziet men tot Jezus komen, de kleinsten worden door de ouders naar den Goddelijken Meester ge dragen. De tegel is een product van de meer en meer bekend wordende Tegelsche ceramiek. oven het recht op eigendom gaat het recht op leven en beide rech ten liggen verankerd in de natuurwet 1518 April Dames P.T.T. en. dames. 22—25 April. Meisjes uit St. Oedenrode e.a. plaatsen. 29 April2 Mei. Voor eventueel aan te vragen retraite. 69 Mei. Meisjes uit Berlicum, Groesbeek en Nuenen. 1215 Mei. Voor meisjes, die zich aan de Kath. Actie wijden. 2225. Gehuwde dames uit den middenstand. 2730 Mei. Meisjes uit Groot Veldhoven (Pinksteren) 34 Juni. E.K. dagen voor dames Onderw. essen. 59 Juni. Dames uit den deftigen en ge goeden stand. 1316 Juni. Dames. 1720 Juni Meisjes uit Wijchen e.a. plaatsen. 2023 Juni Leden v. d. St. Anna Congregatie uit Nijmegen. 2630 Juni. Gereserveerd. op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ¥-» *7 f?{\ b(j levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door T~» WNA bfl een ongeval met ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen T I OUi" verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen A I OU»" doodelijken afloop bS verBes van een hand, een voet of een oog. 39 "Raffin belde op, wilde je gesproken hebben. dat je naar 't Knightsbridge was. Hij tt» me op 't hart, je aan te raden, voorzich- te zijn, omdat Carline heele dagen om •X()k JAAWiiluav WCIA ni'c iiovio Jp'rta heen hangt en een gevaarlijk sujet is.' •.'Ie "'^ngwood kneep 't meisje zacht in de hand. lij. ®en geen knaap, die in zeven slooten tege- L '°opt. Maar 'k vind 't heel lief, dat je zoo ^gd was." fla't neen!" Mal'garet lachte, ,,'k Weet al lang, Ra f Ze i°u best om boodschap kunnen sturen Ijy fiU had een nieuwtje en 'k dacht, dat je er l^tschien je voordeel mee doen kon, ook in 't li aUg van onze diënte. 't Huwelijk tusschen en Eric Carline wordt Zaterdag voltrok- keq.., tne bekend. Zei Raffill ook, waar en hoe A wist hij met. Toen heb ik 't zelf uitge- "t 5"t. In fitreatham, 's morgens zeven uur, in ^aiiv^e van de Scbotsche gemeente. Dominee '*e maakte eerst heel wat bedenking tegen ^°cee uur. maar Carline wist hem tenslotte te overreden, omdat, naar hij voorgaf, de „Duke of Kent", waarmee zijn vrouw en hij de huwe lijksreis maken, klokslag twaalf uit Southamp ton vertrekt. Verder zal de toezegging van een royale gift voor de armen van zijn parochie dominee Baillie wel over zijn bezwarenhebben doen heenstappen. Vin-jij 't niet zonderling, dat Carline voor de trouwerij een dominee in den arm heeft genomen?" „Betrekkelijk. Carline is een Schot, dominee Baillie ook. Nu ze kort geleden de huwelijks smederij in Gretna Green gesloten hebben, is bij wijze van compensatie van Schtsche predi kanten 't sluiten van huwelijken toegestaan Van die bepaling wil Carline gebruik maken. Toch geloof 'k wel dat zijn eerwaarde zich tweemaal bedenken zou, als hij wist, wat voor vleesch hij Zaterdagmorgen in de kuip krijgt. Nu 't is nog niet te laat om hem in te lichten." „Denk je werkelijk, dat huwelijk te kunnen verhinderen?" „Als 'k er maar een gaatje in zie, niet grooter dan een speldknop Ja." „Dan mag je er wel haast achter zetten. Streatham, Zaterdagmorgen zeven uur. 'k Ben 't nog niet met mezelf eens, welk costuum 'k voor de plechtigheid aantrek." „Aha! Ben je voornemens, die bij te wonen?" ,,'k Zou 't feest voor geen geld ter wereld willen missen." XX „Kom nog een minuut of vijf in mijn kan toor, Keith," animeerde Margaret, toen zij voor de deur van Warwick Place 53 stonden. Een pittige revue in 't Hippodrome had hun ge dachten weggevoerd van Roberta Falkner en de moeilijkheden, waarin t meisje door eigen schuld geraakt was. „Misschien heeft de post belangrijk nieuws gebracht." „Dat kan 'k je zóó wel zeggen!" plaagde Cullingwood. „Een kar vol opdrachten, bosjes postwissels, stapels brieven met dankbetuigin gen en dikke chèques! Je weet toch, dat mèt mijn compagnonschap Fortuna haar intrek op Warwick Place 53 genomen heeft!" De post was dien avond 't detectivebureau M. Townley voorbij gewandeld, en zooiets be hoorde lang niet tot de uitzonderingen. Toch had Margaret niet heelemaal ongelijk gehad: nieuws was er in elk geval. Zij haalde een enveloppe uit 't brievenkastje en bekeek 't adres. „Voor jou, Keith." Cullingwood volgde Margaret naar 't kan toor, ging zitten en scheurde de enveloppe open. „Van Benjamin Raffill," zei hij, toen hij de onderteekening gezien had. „Lieve tijd, wat een lijvig epistel! 't Lijkt wel een roman in manuscript!" „Lees voor!" verzocht Margaret geïnteres seerd. Keith knikte. De brief had geen aanhef; Raffill viel onmiddellijk met de deur in huis. Ik weet, dat 'k, door u dit te schrijven, mijn schepen achter mij verbrand, doch zoo als 'k vanmiddag zei: wat 't zwaarst is, moet ook 't zwaarst wegen, 'k Zie geen anderen weg, wil misschien nog voorkomen kunnen worden, dat Roberta Falkner voor altijd onge lukkig zal zijn: door een huwelijk met Eric Carline of Alfred Oakton. Ouder gewoonte noem 'k haar Roberta Falkner. 't Is verkeerd, want zij heeft geen recht op dien naam. Zij heet Sybil Chrichton en is de dochter van Woodford Chrichton, tot voor kort zaakwaarnemer te Durham. Chrichton trouwde pas, toen hij den middelba ren leeftijd al dicht naderde. Van langen duur is zijn huwelijk niet geweest en 't mag een zegen voor zijn vrouw geacht worden, want hij be handelde haar heel slecht. Zij stierf kort nadat zij een dochtertje ter wereld gebracht had, Sybil. Ik leerde Woodford Chrichton kennen, toen 'k secretaris was van uw oom, Sir Malcolm Beveridge, in Wheterell. Hij was zijn zaakwaar nemer. Aan de jaren, die 'k op Beveridge Manor doorbracht, denk 'k liever niet terug; 'k had er een hondenbaan. Uw oom eischte 't onmogelijke van ondergeschikten, had nooit een behoorlijk woord voor hen en betaalde lagere loonen dan wie ook tusschen Durham en Sunderland. Verandering van personeel was op de Manor schering en inslag. Ik daarentegen had geen keus. Toen 'k de betrekking in Whete- -ell kreeg, was 'k twee en een half jaar zonder werk geweest en mijn spaarpenningen waren er zoo goed als bij ingeteerd. Als u ooit in soortgelijke omstandigheden verkeerd hebt, Mr. Cullingwood, zult u begrijpen, hoe 'k reeds huiverde bii de gedachte alleen, een nieuwe periode van werkloosheid tegemoet te zullen gaan. Dus bleef 'k. Wat 'k in die jaren van dienstbaarheid op de Manor heb moeten slik ten 'k zal u een beschrijving er van be sparen. Slechts dit: op een avond heb 'k het voornemen gemaakt, dat, als ooit de gelegen heid daartoe zich voordeed, ik Sir Malcolm met interest op interest zou laten betalen voor de ïrieven en bejegening, die 'k van zijn kant te verduren had. 'k Moet u dit onder 't oog bren gen, omdat 't in nauw verband staat met de dingen, die volgen. Had Sir Malcolm mij menschwaardig behan deld, dan zou Woodford Chrichton nooit vat op me gekregen hebben. Maar uw oom had er oijzonder slag van, ieder, met wien hij in aan raking kwam, in den kortst mogelijken tijd tot zijn vijand te maken. U weet, dat zijn huwelijk met Jean Forbess een totale mislukking was. Zij verliet hem ten slotte. Dit was al lang en breed gebeurd, voor dat 'k op de Beveridge Manor kwam, maar 'k heb er genoeg over gehoord. Letterlijk niemand nam 't voor uw oom op. 'k Was nog geen maand in Wheterell, toen Sir Malcolm een brief ontving van Jean Forbess, die zich in 't Zuiden van Frankrijk gevestigd had. Zij ver langde van hem, dat hij in echtscheiding bewil ligde, opdat zij haar meisjesnaam weer kon aannemen. Uw oom liet haar brief onbeant woord. Een paar jaar later betreurde hij die afwij zende houding, maar hij was te trotsch om dat te bekennen aan de vrouw, die hem verlaten had. Persoonlijk wenschte hü niet meer met haar in relatie te treden. Daarom droeg hij zijn zaakwaarnemer, Chrichton, den eenigen man, met wien hij betrekkelijk vriendschappe lijk omging, op, naar Monte Carlo te gaan en uit zijn naam Jean Forbess mede te deelen, dat hij bij nadere overweging besloten had, aan haar verzoek om echtscheiding gehoor te geven. Chrichton werd echter in Monte Carlo niet al te hartelijk ontvangen. Jean Forbess zei hem, dat 't haar ten slotte weinig meer kon schelen, hoe ze officieel heette; ze gebruikte eenvoudig haar meisjesnaam en iedereen kende haar als Miss Forbess. Sir Malcolm kon echter doen wat hij verkoos. Chrichton bleef enkele dagen in Monte Carlo om de zaak nader te regelen na schriftelijk overleg met Sir Malcolm. Op een middag, dat de aanhoudende regen hem in 't hotel hield, spelde hij uit verveling allerlei kranten uit. Zijn aandacht werd getrokken door een oproeping van den hoofdcommissaris van politie. Men had 't lijk gevonden van een heer, naar schat ting ongeveer vijftig jaar oud; de dood was waarschijnlijk 't gevolg geweest van een aan rijding door een auto. De bezittingen van den overledene bleken te bestaan uit een portemon- naie met slechts enkele francs, een entreebe wijs tot 't Casino, een ongemerkten zakdoek en een portefeuille, waarvan de geheele inhoud bestond uit visitekaartjes ten name van Jean Forbes, zonder meer. (Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13