Zwarte verschoppelingen in Amerika N DE ZALIGE MARTIN DE PORRES JAPANSCHE ZEDEN EN GEWOONTEN Nederlands onafhankelijkheid MILITAIR BETOOG w D Begaafde negers lijden onder gevolgen der kleur-barrière LUCHTVAARTPIONIERS BEGRAVEN ZONDAG 9 APRIL 1939 Het gezinsleven Tot een niet-militair volk BOERDERIJBRAND OOSTERBEEK TE Het gebouw brandde geheel af R. K. Militairen-vereeniging te Eindhoven mevrouw? Een gulden cadeau? Nou,dal* is kras hoor! Hoe kan dal maarzoo? Nee.nieh cadeau.nee, ik heb hem gespaard: Van al wal- persil ma aki, heb'k zegels bewaard. Cl. D. Het heengaan van ir. Von Baum- hauer en P. Gailonard heeft groot leedwezen gewekt Groote belangstelling Bijzetting ir. Von Baumhauer Een route door onze bloembollenstreek Bordjes op de A.N.W.B.- wegwijzers De geschiedenis van het zwarte ras in de Vereenigde Staten vertoont vele zwarte blad zijden. En al is er veel verbeterd, toch getui gen de elk jaar wederkeerende berichten om trent lynchpartijen van een bedroevenden ras senhaat. Nog steeds ook ligt midden in New- York het negerkwartier Harlem scherp afge scheiden van de omliggende wijken, terwijl in de Zuidelijke Staten er millioenen negers leven onder omstandigheden, die erger zijn dan die uit den slaventijd. Het is geen wonder, dat het zwarte ras zich voor een groot deel onwillig toont om den godsdienst te aanvaarden, die hun onderdrukkers ten minste naar het uiterlijk vaak belijden. Ook katholieken gaan op dit punt niet vrij uit. Typeerend voor de houding, die zij niet zelden nog thans aannemen, is het verhaal van een beschaafd neger uit Harlem, die graden behaald had aan een zestal hoogescholen. Hij volgde daarna een cursus aan een Katholieke Universiteit, omdat hij belangstelling had voor het Katholicisme en dit van nabij wenschte te leeren kennen. Na afloop van den leergang trachtte hij zich den doctorsgraad te verwer ven. Na een opvallend koel mondeling examen liep de examinator in stilte naar de deur, open de die, en zei hardop, terwijl hij zich tot de examencommissie wendde: „Deze candidaat heeft alle vragen goed beantwoord, maar het lijkt mij niet gewenscht dat een Katholieke Universiteit haar hoogste eeretitels toekent aan een neger." Toen sloeg hij de deur dicht en ging heen. Deze neger, een geboren leider on der zijn rasgenooten, is nog steeds niet katho liek.... Teekenend is ook de levensgeschiedenis van Paul Robeson. Deze is thans communist of ten minste iets in dien trant, ofschoon hij een christelijke opvoeding heeft genoten. Zijn va der had zich van weggeloopen slaaf door studie opgewerkt tot het ambt van predikant, en werd als zoodanig door ieder bemind en geëerd. Zijn zoon Paul blonk uit door lichamelijke en gees telijke gaven. In 1923 behaalde hij een schitte renden graad in de rechten aan Columbia Uni versity. Dit moet wel een beslissend moment in zijn levensloop geweest zijn. Hij had een meesterschap ontplooid op vele gebieden, en toch bood de toekomst weinig uitzicht. Zijn sport-overwinningen beteekenden niets; zijn studies en schitterende titel beteekenden niets; zijn debatersgaven beteekenden niets. Hij was zwart, en moest zich daarom terugtrekken in Harlem, die stad in een stad waar duizenden negers in enkele huizenblokken samenscholen, en geen omgang met hun blanke buren mogen onderhouden. Dit moet bitter voor hem geweest zijn. Intusschen kon het Protestantisme hem weinig bieden, en was hij onbekend met de ka tholieke waarheid wèl echter in aanraking gekomen met fouten van katholieken. Wanhopende aan een loopbaan die zijn huidskleur voor hem onmogelijk maakte, wend de Robeson zich tot het tooneel, waar hij met succes optrad. Maar zijn aangewezen taak vond hij op een concert van negermuziek, dat hij gaf. Een criticus schreef toen, dat deze zanger „stem gaf aan de zorgen en verwachtingen van een volk". Dat vormt de sleutel tot zijn later leven, zooals steeds duidelijker wordt naarmate hij het ontdekte talent meer ontwikkelde. Ook in zijn films, zooals „Sanders of the River", wordt het thema gevormd door de verheffing van zijn volk. In andere films komt dit wellicht nog beter uit. En zijn kracht is gelegen in zijn stem, zooals die van Samson in zijn haren, en daardoor kan hij een leider van zijn volk wor den. Paul Robesón is een groot kunstenaar en edel mensch, een idealist die zijn volk uit de slaver nij wil redden. Maar, onbekend met de waar heden der Verlossing en de leer van Gods Kerk, zocht hij de bevrijding alléén in economische en politieke vrijheid. En toch bevredigt dat niet zijn ziel, die zich van nature tot het geestelijke getrokken voelt. Het verwondert ons niet in zijn biographie die zijn vrouw over hem schreef te lezen, dat de Bergrede diepen indruk op hem maakte. Wij gelooven ook dat Robeson .Rerum Novarum" of „Quadragesimo Anno" veel beter zou kunnen waardeeren, dan velen onder hen, voor wie deze encyclieken in de eerste plaats werden geschreven. Bovendien: hij heeft grooten invloed op zijn rasgenooten, die van hem houden en hem willen volgen. Hij is niet één neger onder velen, maar vormt als het ware de verpersoonlijking van zijn volk. Als Paul Robeson slechts zulk een figuur zoo schrijft R. P. Walsh in Blackfriars van Februari j.l. katho liek zou kunnen worden, zouden duizenden van zijn volk in de Vereenigde Staten de verlossing en vrijheid vinden die hij voor hen wenscht. maar niet vermag te geven. Intusschen ontbreekt het gelukkig niet aan ernstige pogingen van christelijke zijde om de kloof, die blanken en negers van elkaar scheidt, te overbruggen. Zoo is bijvoorbeeld in Harlem door Barones de Hueck een „Vriendschapshuis" gesticht, en begint deze reeds met haar kruis tocht voor „den zwarten Christus" de barricade om de negerkolonie te doorbreken. De priesters die in een te gering aantal te Harlem en elders zich het lot der negers aantrokken doen schitterend werk. Het gebrek aan priesters en aan geldmiddelen voor dit werk bemoeilijkt het streven van hen, die de nooden begrijpen. Dit zijn er overigens nog te weinigen. Méér moet worden gedaan: de katholieke leeken moeten leeren inzien, dat hier een oogstveld te vinden is, hun verplichtingen en de aanwezige moge lijkheden leeren begrijpen. Er is een patroon voor dit werk, een neger en Dominicaan: de zalige Martin de Porres. Hij was weliswaar geen volbloed neger, want zijn vader was Spanjaard. Maar misschien is hij daarom een des te beter patroon want in Harlem en andere negerwijken, heeft, als gevolg van de moreele ongebondenheid der blanken, het grootste deel der negers nog heel wat Arisch bloed in de aderen. Martin werd geboren te Lima in 1579 uit een zwarte moeder. Zijn vader, Don Juan de Porres, weigerde hem als zoon te erkennen, omdat de jongen de raseigenschappen van moederszijde vertoonde. Later verliet Don Juan moeder en kind, die zoo goed en kwaad als het ging tracht ten rond te komen in een armelijke omgeving en onder moeilijke omstandigheden, als leden van een veracht ras. Maar enkele jaren later, toen Martin acht jaar oud was, had zijn diepe godsvrucht al de aandacht op hem doen val len, en oefende men kritiek uit op den vader die hem en zijn moeder in den steek had ge laten. Don Juan, die Lima vaak bezocht we gens ambtsbezigheden, hoorde van deze kritiek en liet Martin twee jaar lang de school volgen, waarna hij bij een heelmeester in de leer ging. Dat gaf aan den jongen een groote voldoening, want nu kon hij des te beter de armen helpen, waarvoor hij toen reeds zulk een groote liefde betoonde. - Toen zijn opleiding voltooid was, ging Martin naar de Dominicanen te Lima en vroeg als tertiaris te worden opgenomen, omdat zijn ne derigheid hem er van weerhield om als broeder in de Eerste Orde te treden. Vanaf zijn vijf tiende tot zijn vier-en-twintigste levensjaar werkte hij in het klooster te Lima als tertiaris, gekleed in de witte tuniek met zwarte kap en mantel der Derde Orde. Na negen jaar bevalen zijn oversten hem als leekebroeder in de Eerste Orde te treden, waar hij het ambt van barbier en ziekenbroeder vervulde. Maar zijn werk zaamheden beperkten zich niet tot het kloos ter, want overal waar in Lima de armen me- dischen of anderen bijstand noodig hadden kwam Martin te hulp, en wist hun door zijn behandeling in alle opzichten beterschap te brengen. Eiken dag kwamen vele armen naar het Do minicanerklooster, vragende om voedsel en kleeding, of ook om raad. In den eersten tijd vond hij ruimte voor hen, die onderdak be hoefden, in een dichtbij gelegen gasthuis, en toen dit vol was, gebruikte hij zelfs zijn cel. Ten slotte haalde hij zooveel gasten binnen de kloostermuren, dat het gemeenschappelijk leven der monniken er onder leed, en de Provinciaal een verbod moest uitvaardigen. Toen kreeg hij de beschikking over een eigen huis, en dit werd geopend als een kosthuis voor dakloozen. Men schatte, dat Martin elkén dag de middelen vond om 160 armen voedsel te verschaffen, naast de velé families vooral negers die hij steunde. Om de vele daklooze kinderen in Lima te helpen verzamelde hij het geld om een weeshuis te openen. Zoo was heel zijn leven gewijd aan het helpen der armen en verschop pelingen, vooral van zijn eigen ras, die het meest veracht werden. Op 3 November 1639 stierf Martin de Porres. Den lOen September 1837 werd hij zalig ver klaard, en in 1926 werd te Rome het proces van zijn heiligverklaring geopend. Dit jaar vieren wij het derde eeuwfeest van zijn dood. Moch ten de gebeden verhoord worden der velen, die zijn canonisatie in dit jaar hopen te beleven! Zeker is dat de verheffing van een neger tot de hoogste eer, die een mensch te beurt kan vallen, vele goedwillenden onder het zwarte ras meer zal kunnen overtuigen van de sympathie, welke de Katholieke Kerk yoor hen bezit. In tusschen dienen de geloovigen te toonen, dat hun daden daarmee geen dissonant vormen. Door onbekende oorzaak ontstond Zaterdag avond omstreeks half negen brand in de boer derij, gelegen aan het Steenen Kruis te Ooster beek, eigendom van den heer Bouwman en be woond door drie gezinnen. In een ommezien hadden de vlammen overal om zich heen ge- gTepen. Onmiddellijk werden alle pogingen in het werk gesteld om het vee in veiligheid te bren gen en dit was oorzaak, dat de brandweer eerst iaat werd gewaarschuwd. Toen deze op het ter rein van den brand verscheen, sloegen de vlam men reeds uit het dak. Met een aantal stralen op de motorspuit was de brandweer het vuur spoedig meester. Niettemin brandde het geheele gebouw uit. De schuren bleven echter behouden. De boerderjj was verzekerd, echter niet alle inboedels. In verband met de legering van een garnizoen te Eindhoven is daar ter stede een RJEC. Mili tairen-vereeniging opgericht. Het bestuur is als volgt samengesteld: Pater Suitbertus O.Cap., directeur; Deken Dr. J. Maas, Mr. Verdijk, P. Staal en Dr. G. Huijsmans. Het garnizoen zal in den loop dezer maand te Eindhoven zijn intrede doen. Een kijkje in een der straten van de negerwijk Harlem Tegenwoordig hoort men veel over Japan zoodat het heelemaal geen wonder is, dat de Europeesche vrouw de vraag stelt- „Hoe leven de Japansche vrouwen eigenlijk over het alge meen? Hoe moet men zich het Japansche ge zinsleven voorstellen?" Een Japanner heeft behalve zijn familienaam slechts één enkelen „voornaam", die echter achter den familienaam staat, precies zooals in Hongarije en ook wel in sommige streken van Duitschland. Bovendien wordt aan den naam nog het woord „San" toegevoegd. Dit is een soort titel, die voor beide geslachten ge bruikt Wordt. De Japansche meisjes bezoeken veelal een soort hoogeschool, die een vijfjarigen cursus omvat, welken zij meestal op haar negentiende jaar achter den rug hebben. Bovendien volgen zij cursussen in theebereiden, in bloemen- schikken en in het koken van buitenlandsche gerechten. Men acht deze kennis van de bui tenlandsche kookkunst voor de Japansche meis jes reeds onontbeerlijk; het is over het alge meen trouwens een groot nadeel voor een jong meisje, wanneer zij niet op de hoogte is van Eurofieesche zeden en gewoonten. De jonge Japanners van de hoogere standen bezoeken, als het eenigszins mogelijk is, de universiteit van Tokio, want zonder deze universitaire op leiding hebben zij weinig kans op een goede positie. Een belangrijk verschil met de Europeesche gewoonte is, dat de man aan de vrouw niet een bepaald huishoudgeld geeft en de rest zelf on der eigen beheer houdt, maar enkele dagen voor het einde van de maand, op den betaal dag, dien zij daar heel begrijpelijk „dag van den glimlach" noemen, aan zijn vrouw zijn heele salaris overhandigt, dat zij dan naar de verschillende behoeften indeelt. Zij geeft den man in den loop van de maand dan het geld, dat hij voor zijn kleine uitgaven noodig heeft. Het Japansche meisje heeft één ding voor op het Europeesche, namelijk, dat zij geen meu belen hoeft te koopen, wanneer zij trouwt, want de Japansche woningen zijn bijna geheel ongemeubileerd. Men slaapt in een of ander vertrek en men kan trouwens alle vertrekken tot een groot vertrek maken door de schei dingswanden weg te schuiven of te verwijde ren. De bedden zijn in een diepe wandkast ge borgen, zooals die in ieder vertrek te vinden is Alleen in de logeerkamer, die meestal op Euro peesche wijze is ingericht, vindt men zoo'n bed- kast niet en deze kamer wordt door het gezin nooit gebruikt, om er in te slapen. Gewoonlijk heeft een kleine Japansche wo ning 5 kamers, buiten de hal en de keuken. Maar er is geen badkamer; wanneer men wil baden, gaat men naar de openbare badinrich tingen. Den laatsten tijd echter wordt ook in Japansche huizen meer en meer een badgele genheid gebouwd en in de badkamer is een kachel, die met hout of kolen' wordt gestookt. In den regel gebruikt het heele gezin hetzelfde heete water, dat echter volkomen zuiver blijft, omdat men zich tevoren heel grondig met zeep wascht. De Japansche vrouw, die niet in een of ander beroep werkzaam is, draagt nog altijd haar Japansche dracht en alleen bij bijzondere gelegenheden draagt zij Europeesche kleeding, terwijl de man in het zakenleven op Europee sche wijze gekleed is, doch zoodra hij thuiskomt weer de Japansche dracht aantrekt. Gewoonlijk dragen Japansche vrouwen en meisjes kimono's van katoencrêpe, waarvan zij er een heele serie bezitten. Haar staatsiekleed echter is de zooge naamde Obi of Sash, die in zeer kostbare uit voering verkrijgbaar is en soms duizenden yens kost en dan natuurlijk buiten 't bereik ligt van de gewone Japansche vrouw. Maar toch geeft ook zij voor zoo'n kleedingstuk altijd nog onge veer 40 yen uit. De kimono's voor het dagelijksch gebruik worden alle thuis gemaakt, omdat de snit heel eenvoudig is, zoodat een Japansche, die een beetje handig is in het naaien, zoo'n kleeding stuk gemakkelijk zelf kan vervaardigen. Snit en kleur van de kimono richten zich naar den leef tijd der draagster. Wanneer de familie alleen Japansche gerech ten eet, heeft de vrouw hiervoor ongeveer 80 yen per maand noodig. In hoofdzaak eet men na tuurlijk rijst, maar ook goedkoope visch en groenten, die koud, op verschillende wijzen be reid, worden gegeten. Omdat vleesch duur is, wordt het weinig gegeten, ook door hen, voor wie vleesch geen verboden voedsel is. Het slot van den maaltijd wordt gevormd door groene thee. Ook de meer gegoede gezinnen houden zich meestal aan de eenvoudige levenswijze en al leen bij feestelijke gelegenheden nemen zij een rijkeren maaltijd. Een beschouwing te geven over een boek als „Op de bres voor Neerlands onafhankelijkheid", door Mr. H. J. Kruis en H. Staring Jr., is niet eenvoudig, juist omdat deze eigenlijk reeds af is met de waardeering: een behoefte voor ons volk. Ons volk is niet militair, was het nooit en zal het wel nooit worden. Van het Nederland- sche volk een militair volk te maken, is ook zeker niet de bedoeling van dit boek. Wat willen de schrijvers dan? Zij vragen belangstelling en waardeering voor de weermacht. Daarnaast houden zij het Ne- derlandsche volk voor, dat volk en weermacht één moeten zijn. Is zulks niet het geval, dan bestaat groot gevaar dat beide ten onder gaan. Daarom is het zoo juist gezien, dat dit boek aanvangt met het hoofdstuk „Legervorming en organisatie door de eeuwen heen". Immers, in het verleden ligt het heden, in het nu wat komen zal. Juist door de begane fouten in het verleden te kennen, kan men ons volk behoeden voor dezelfde fouten, doch tevens wordt daardoor waardeering afgedwongen voor datgene wat onze hoogste legerleiding thans weer tot stand heeft gebracht. De herinnering aan de begane fouten moet ons volk er toe brengen zelf op de bres te staan voor Neerlands onafhankelijkheid en ijveren voor een gezonde en krachtige weer macht. Men leert uit dit hoofdstuk ook, dat dit ijveren niet afhankelijk mag zijn van een tijde lijke behoefte. De schrijvers zeggen het zoo duidelijk: „Hiermede is gedemonstreerd, dat het ten eenenmale onmogelijk is om een militie- leger uit den grond te stampen, dat het volko men fout is de organisatie te laten afhangen van de behoefte van het oogenblik. E»-> leger- organisatie is niet van elastiek, men kan ze niet naar verkiezing uitrekken en weer in drukken." Wordt dit boek gelezen, dan mogen we hopen, dat ons volk van een oude historische fout ein delijk zal worden genezen. De huidige dienstplichtwet en hetgeen daar uit voortvloeit is natuurlijk niet onbesproken gelaten. Deze moet gemeengoed van eenieder worden. Hier treden we echter den schrijvers even in den weg, als zij zeggen: „De verhooging van het jaarlijksch contingent tot 32000 man heeft tot gevolg, dat in den vervolge alle daar voor geschikte jongelieden, die niet om eenige in de wet genoemde reden daarvan zijn vrij gesteld, zullen worden geoefend om deel te kunnen uitmaken van de weermacht." Ons blad is niet het eenige, dat meermalen heeft betoogd, dat dit contingent nog niet alle jongelieden omvat. Dit getal dwingt nog steeds tot een sterke afkeuring of tot ruime toepas sing van de „in de wet genoemde reden tot vrijstelling". Wanneer het getal 32000 inderdaad het maximum is, dan maken wij tegenover het buitenland een sober figuur; maar we geloo ven het niet! Wij sluiten ons liever aan bij het aangehaal de art. 181 onzer grondwet: „Alle Nederlan ders, daartoe in staat, zijn verplicht mede te werken tot handhaving der onafhankelijkheid van het Rijk en tot verdediging van zijn grond gebied." Zoo ver zijn wij nog niet. Het hoofdstuk „Bladzijden uit het Geschied boek van onze Koninklijke Landmacht" is een gelukkige greep. Deze bladzijden leeren ons, wat wij konden en dus ongetwijfeld nog kunnen doen. Doch tevens geven deze bladzijden uit het verleden ons een ernstige waarschuwing voor het heden en de toekomst. De mobilisatie van 19141918 ontbreekt even min. Wij zouden eenieder willen raden »deze bladzijden aandachtig te lezen. Op heldere wijze wordt de groote waarde van een paraat leger voor onze onafhankelijkheid uiteengezet. De hoofdstukken „Het ontstaan, ontwikke ling en taak der verschillende wapens en dienst vakken in het moderne leger" en „De Konink lijke Landmacht in 1938" lichten ons volledig in over alles wat de Landmacht betreft zonder in overbodige technische of organisatorische détails te treden. Niet alleen voor den leek zijn deze bladzijden een betrouwbare gids, doch zelfs voor den militair en in het bijzonder den verlofs-militair vormen zij aangename en uitermate nuttige lectuur. Wij zijn over tuigd, dat vele verlofsmilitairen hieruit nog heel wat kunnen leeren, want zelfs zij staan tegen over de wapens en dienstvakken waartoe zij niet behooren, dikwijls nog vreemd. Wij zou den hun willen raden: leg uw reglementen en voorschriften even terzijde en lees vooral deze bladzijden en sla ze nog dikwijls op. Het hoofdstuk „Krijgstucht" geneest ons van den waan, dat krijgstucht slechts een legerzaak is. Neen, zij is een volkszaak. Zij die dit hoofd stuk lezen, zullen weten, wat zij op dat gebied van den Nederlandschen soldaat kunnen en moe ten eischen. Een slechte tucht in het leger wijst op een gebrek aan tucht van ons volk. Een goede legertucht vloeit eenerzijds voort uit het volk, anderzijds zal zij de volkstucht gunstig beïnvloeden. In de hoofdstukken .Lichamelijke verzorging en kleeding van den soldaat" en „De geestelijke verzorging van den soldaat", krijgt men een goed inzicht in het militaire interne leven. Hierdoor zullen de enkelen, die nog huiveren van „kazerne" en „dienen" voor goed worden genezen. Ten slotte mocht een korte, doch duidelijke beschouwing over „Het Koninklijke Indische leger" niet ontbreken. Dit hebben de schrijvers goed gezien. De Vloot? Gezien het glorierijk verleden en de wederopkomst van onze vloot, was het natuurlijk niet mogelijk deze met de „Landmacht" in één boek te verwerken. Wij hopen, dat het plan van een tweede (vloot) deel, niet bij een plan blijft. Thans is zy slechts met een prachtige sorteering van foto's verte genwoordigd. Volledig konden wij in onze beschouwing over dit boek natuurlijk niet zijn. Daarvoor is het te lyvig, en dit is dan het eenige ernstige be zwaar, dat wy tegen het boek hebben. Natuurlijk leest men het boek niet als een roman, doch ieder die het wel meent met de weermacht, zal het in zijn bibliotheek willen hebben om het dikwyis ter hand te nemen. Tot slot een woord van lof over de talrijke en schitterende foto's en reproducties, waar mede het werk is versierd. Het beeld van het verleden en heden van onze landmacht, dat het boek geeft, wordt daardoor op aangename wijze verlevendigd. Hulde voor schrijvers en uitgever voor dit blijvend sieraad voor de boekenkast. Moge het een zegetocht door Nederland maken, bij oud en jong. wy kunnen deze beschouwing niet beter be ëindigen, dan met de woorden van de schrij vers aan te halen: „Wij hopen, dat dit boek een steentje zal bijdragen om ons volk en ons leger nader tot elkander te brengen. Hoe inniger het contact tusschen beide, hoe beter het leger in staat zal zijn zyn taak te vervullen: Op de bres te staan voor Neerlands onafhan- kelykheid. Op de begraafplaats te Den Briel is Zater dagochtend 't stoffeiyk overschot van den on derdirecteur der K. L. M. den heer P. Guilo- nard, die bij de ramp van de Boeing Strato- liner naby Seattle (Ver. St.) om het leven is gekomen, plechtig bijgezet. Ben ontelbaar aantal belangstellenden had door hun aanwezigheid op dezen doodenakker biyk gegeven van hun sympathie. Opgemerkt werden o.m. de heer J. van der Heyden, inspecteur van den luchtvaartdienst als vertegenwoordiger van den minister van Waterstaat en van den directeur van genoem den dienst, G. van der Meulen, oud-secretaris- generaal van het departement van Water staat, ondervoorzitter van den raad van be stuur der K. L. M„ dr. ir. M. H. Damme, di recteur-generaal van de P. T. T., lid van ge noemden raad van bestuur, H. Nieuwenhuis, directeur van de K. N. I. L. M., J. A. Collette, burgemeester en C. J. van der Ban, secretaris van de gemeente Den Briel, Costa de Beaure gard, secretaire general van de Air France, jhr. J. L. van den Berch van Heemstede, direc teur-generaal van de International Air Traffic Association, Hans Martin, onder-directeur van de K. L. M. en chef van den Indischen dienst vertegenwoordigers van Air France, de afdee- lingschefs van de K. L. M., havenmeester U. F. M, Dellaert en Thomson, stationschef van net vliegveld Schiphol, J. E. van Tijen, onder directeur van de Fokkerfabrieken, een depu tatie en stewards en stewardessen van de K. L. M„ J. H. W. van der Meulen, oudste as sistent van wijlen den heer Guilonard, en tal van anderen. De directeur van de K. L. M., de heer A. Plesman, kwam met den rouwstoet mede. Een schat van kransen en bloemstukken vergezelde de baar. De heer Plesman trad als eerste spreker naar voren en roemde de beide Nederlanders, die als slachtoffers daar zyn gevallen. Zy waren te allen tijde bereid hun leven voor de lucht vaart in te zetten. Beiden hebben tevoren al les besproken, wat er moest gebeuren voor de organisatie van de reis, welke zy ten behoeve van de Nederlandsche luchtvaart zouden on dernemen. Door hun dood treft onze luchtvaart een zeer groot verlies. Beiden waren uiterst be kwame deskundigen. Overweldigend was het aantal deelnemingsbe tuigingen uit de geheele wereld, dat de K.L.M.. in verband met het overiyden van zijn onder directeur heeft ontvangen. Directeuren van luchtvaartmaatschappijen in het buitenland hebben spreker brieven ge schreven, waarin op treffende wijze hun be wondering en sympathie voor het werk van Guilonard tot uiting kwam. Wat de K. L. M. zelve in hem verliest is niet te beschrijven In deze stad, aldus vervolgde spr., is Guilo nard geboren, hier heeft hij de grondslagen ge legd voor zijn opleiding en hier heeft hy zyn vrouw gevonden. Derhalve is het niet vreemd, dat hier het teeken ter nagedachtenis van zijn werk wordt opgericht. Ten slotte schetste spr. met enkele trekken wat hij persoonlijk in Guilonard verliest. Jhr. van den Berch van Heemstede heeft vervolgens namens de internationale lucht vaartorganisatie de verdiensten geschetst van den heer Guilonard, die een ijverig lid van die organisatie was en de K.L.M. in haar tech nische commissie vertegenwoordigde. Deze commissie heeft ontzettend veel aan Guilonard te danken. Alle maatschappijen, die in de com missie vertegenwoordigd waren, waardeerden zijn kennis. Spreker uitte zijn zeer welgemeen- den en diepgevoelden dank namens de I.A.T.A. Een broeder dankte namens vrouw en doch ter en de overige familieleden allen, die hun medeleven in dit smartelijk treffen hebben getoond. Onder zeer groote belangstelling is Zater dagmiddag op de algemeene begraafplaats aan de Kleverlaan te Haarlem het stoffelijk over schot van ir. A. G. von Baumhauer, den inge nieur van den Luchtvaartdienst, in het familie graf bügezet. Van de velen, die waren gekomen om te ge tuigen van hun leedwezen, vermelden we de heeren mr. H. Daniels, referendaris van het ministerie van Buitenlandsche Zaken, S. L. Hof, hoofdinspecteur van den Luchtvaartdienst en vertegenwoordiger van den minister van Waterstaat, J. van der Heyden en A. P. Dekker, inspecteurs van den Ryksluchtvaartdienst, vice- admiraal b.d. L. J. Quant, voorzitter van het instituut voor zweefvliegtuigen, jhr. I. L. van den Berch van Heemstede, onder-voorzitter van de Kon. Ned. Ver. voor de Luchtvaart, H. Fi scher, vertegenwoordiger van de Deutsche Lufthansa en vertegenwoordiger van de Deut sche Akademie der Luftforschung, jhr. mr. W. W. Postma, instructeur van de Nationale Lucht- vaartschool, kolonel H. Walaardt Sacré, prof. Th. Stomps, hoogleeraar te Amsterdam, prof. J. T. Blok, hoogleeraar te Utrecht. H. J. Maas, hoofdambtenaar van het koloniale etablisse ment, T. de Meester, vertegenwoordiger van de Ten behoeve van de toeristen, die tijdens den aanstaanden voorjaarsbloei de Bollenstreek tus schen Den Haag en Haarlem bezoeken, heeft de Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. door het centrum van die streek een rondtoer aange geven, met een speciaal bordje op de armen van de ANWB-wegwijzers en richtingsborden. Dit speciale opzetbordje, een zg. „ruitertje", wit, met zwarten rand, waarop in kleuren een rose hyacint, een gele narcis en een roode tulp zyn afgebeeld, is al op een afstand duidelijk zichtbaar en wijst in de richting van de te vol gen route. Deze route loopt van Den Deyl over Wassenaar, Rijksdorp, Katwijk, Noordwijk aan Zee (Koepelweg), Noordwijk-Binnen, Noordwij- kerhout, De Zilk, Vogelenzang, Bekslaan, Ben- nebroek, Pastoorslaan, station Hillegom, Loos- terweg, Keukenhof, Lisse, Spekkerlaan, Loos- terweg, Teylingerlaan, ruïne van Teylingen, Sassenheim, Haagsche Schouw, naar Den Deyl terug, over een afstand van totaal 66 km. Wie dezen met zorg gekozen rondtoer volgt, ziet de bollenstreek op haar mooist, met prach tige vergezichten over de bloeiende bloemen velden. Komende van Den Haag, treft men het eerste bordje aan bij Den Deyl, op den wegwy- zer naar Wassenaar; van Amsterdam komende, langs den nieuwen weg, kan men eveneens door- ryden tot Den Deyl; uit de richting Haarlem ziet men het eerste bordje even vóór Hillegom. aan het begin van de Pastoorslaan. Er zijn langs de geheele route plm. 60 wegwyzers en richtingsborden voorzien van deze aanwijzing, waardoor leiding kan worden gegeven aan het te verwachten drukke verkeer en waardoor men in de bollenstreek een soort éénrichtingsverkeer krijgt, waarbij in file gereden wordt en het hin derlijke en gevaarlijke kris en kras door elkaar ryden kan worden vermeden, hetgeen weer ten goede komt aan een rustige beschouwing van de bollenvelden langs deze route. Aangezien ieder jaar tal van vreemdelingen per auto en autobus naar Holland komen om de bloeiende hyacinten, tulpen en narcissen te zien, zal de A.N.W.B. aan zijn grenskiosken een drukwerkje in het Nederlandsch, Fransch Duitsch en Engelsch aan de buitenlandsche be zoekers uitreiken, om de aandacht te vestigen op deze bloembollenroute en de speciale aan duiding daarvan. Bovendien wordt daarin verwezen naar het noordelyk traject, benoorden Haarlem, want behalve het centrum tusschen Haarlem en Den Haag biedt Holland nog andere streken, die een bezoek overwaard zijn, zooals het kustge bied tusschen Beverwijk en Alkmaar-Schoor!- dam, tusschen Hoorn en Enkhuizen (uitslui tend tulpen), de Anna Paulownapolder, het eiland Texel (in hoofdzaak narcissen), het Westland, ten Zuiden van Den Haag (veel tul pen) enz. Deze streken geven veelal een minder overweldigenden indruk, maar daarentegen is de contrastwerking van de kleurige velden en het groen der weilanden dikwijls nog treffender en van groote schoonheid, terwijl het verkeer er vooral op de zg. „bollen-Zondagen" minder druk is, zoodat men rustiger van de bloemen pracht genieten kan. Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van Koophandel, U. F. M. Dellaert, havenmeester van het vliegveld Schiphol, H. Martin, onder directeur van de K.L.M., G. D. Gratama, direc teur van het Frans Hals-museum te Haarlem, W. B. J. Hofman, directeur van de gemeente tram te Amsterdam e.a. In het mausoleum van de begraafplaats, waar de kist temidden van een schat van bloemen was opgebaard, voerde allereerst het woord de heer S. L. Hof, hoofdinspecteur van den ryks luchtvaartdienst en vertegenwoordiger van den minister van Waterstaat. Het viel spreker zeer moeilyk om afscheid te moeten nemen van zyn grooten vriend en medewerker. Het past my niet te vragen, al dus spreker, waarom de oneindige Voorzienig heid hem van ons heeft weggenomen. Wij kun nen hier slechts uiting komen geven aan ons diep gevoelde, matelooze leedwezen, dat wy hem nu ten grave moeten dragen. Vervolgens zeide de heer Hof, dat vooral in de kringen van den luchtvaartdienst het heen gaan van Von Baumhauer zeer sterk gevoeid' wordt. Hoewel de overledene eerst in 1937 lid van den staf van den dienst werd, heeft hy zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt en getoond, dat de groote overgang, welken hy op dat moment deed, voor hem een verrijking van zijn leven beteekende. Ten slotte sprak de heer Hof nog een per- soonlyk woord van deelneming tot de echtge- noote van den overledene, daarbij het open en eerlyke karakter van wylen ir. Von Baumhauer roemend. Namens de keuringscommissie voor de lucht vaart sprak de heer P. de Winter. De heer P. Cuypers voerde het woord namens de vele vliegende vrienden. Nadat de heer R. Th. Bijleveld, een der oud ste vrienden van wijlen ir. Von Baumhauer, zyn gevoelens van diep leedwezen had vertolkt, sprak ds. G. Hulsman nog een kort woord. Kracht, wijsheid en schoonheid waren de drie begrippen, welke het levensdoel van ir. Von Baumhauer vormden en steeds heeft hy zich een man getoond met groote talenten. Het moet voor de nabestaanden een troost zijn te weten, dat onze geest nimmeï sterft, omdat zij van God is en by God zal wederkeeren. Vervolgens werd de kist naar de laatste rust plaats gedragen, waar ds. Hulsman het Onze Vader bad. Namens de familie dankte de zoon voor de belangstelling en de welgemeende woor den van deelneming. e nederigste arbeid wordt van eeuwige waarde, mits hij met zuivere Intentie wordt verricht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 6