Zwarte verschoppelingen
in Amerika
N
DE ZALIGE MARTIN
DE PORRES
JAPANSCHE ZEDEN
EN GEWOONTEN
Nederlands onafhankelijkheid
MILITAIR BETOOG
w
D
Begaafde negers lijden
onder gevolgen der
kleur-barrière
LUCHTVAARTPIONIERS
BEGRAVEN
ZONDAG 9 APRIL 1939
Het gezinsleven
Tot een niet-militair volk
BOERDERIJBRAND
OOSTERBEEK
TE
Het gebouw brandde geheel af
R. K. Militairen-vereeniging
te Eindhoven
mevrouw?
Een gulden cadeau?
Nou,dal* is kras hoor!
Hoe kan dal maarzoo?
Nee.nieh cadeau.nee,
ik heb hem gespaard:
Van al wal- persil ma aki,
heb'k zegels bewaard.
Cl. D.
Het heengaan van ir. Von Baum-
hauer en P. Gailonard heeft
groot leedwezen gewekt
Groote belangstelling
Bijzetting ir. Von Baumhauer
Een route door onze
bloembollenstreek
Bordjes op de A.N.W.B.-
wegwijzers
De geschiedenis van het zwarte ras in de
Vereenigde Staten vertoont vele zwarte blad
zijden. En al is er veel verbeterd, toch getui
gen de elk jaar wederkeerende berichten om
trent lynchpartijen van een bedroevenden ras
senhaat. Nog steeds ook ligt midden in New-
York het negerkwartier Harlem scherp afge
scheiden van de omliggende wijken, terwijl in
de Zuidelijke Staten er millioenen negers leven
onder omstandigheden, die erger zijn dan die
uit den slaventijd. Het is geen wonder, dat het
zwarte ras zich voor een groot deel onwillig
toont om den godsdienst te aanvaarden, die
hun onderdrukkers ten minste naar het
uiterlijk vaak belijden.
Ook katholieken gaan op dit punt niet vrij
uit. Typeerend voor de houding, die zij niet
zelden nog thans aannemen, is het verhaal
van een beschaafd neger uit Harlem, die graden
behaald had aan een zestal hoogescholen. Hij
volgde daarna een cursus aan een Katholieke
Universiteit, omdat hij belangstelling had voor
het Katholicisme en dit van nabij wenschte te
leeren kennen. Na afloop van den leergang
trachtte hij zich den doctorsgraad te verwer
ven. Na een opvallend koel mondeling examen
liep de examinator in stilte naar de deur, open
de die, en zei hardop, terwijl hij zich tot de
examencommissie wendde: „Deze candidaat
heeft alle vragen goed beantwoord, maar het
lijkt mij niet gewenscht dat een Katholieke
Universiteit haar hoogste eeretitels toekent aan
een neger." Toen sloeg hij de deur dicht en
ging heen. Deze neger, een geboren leider on
der zijn rasgenooten, is nog steeds niet katho
liek....
Teekenend is ook de levensgeschiedenis van
Paul Robeson. Deze is thans communist of ten
minste iets in dien trant, ofschoon hij een
christelijke opvoeding heeft genoten. Zijn va
der had zich van weggeloopen slaaf door studie
opgewerkt tot het ambt van predikant, en werd
als zoodanig door ieder bemind en geëerd. Zijn
zoon Paul blonk uit door lichamelijke en gees
telijke gaven. In 1923 behaalde hij een schitte
renden graad in de rechten aan Columbia Uni
versity. Dit moet wel een beslissend moment
in zijn levensloop geweest zijn. Hij had een
meesterschap ontplooid op vele gebieden, en
toch bood de toekomst weinig uitzicht. Zijn
sport-overwinningen beteekenden niets; zijn
studies en schitterende titel beteekenden niets;
zijn debatersgaven beteekenden niets. Hij was
zwart, en moest zich daarom terugtrekken in
Harlem, die stad in een stad waar duizenden
negers in enkele huizenblokken samenscholen,
en geen omgang met hun blanke buren mogen
onderhouden. Dit moet bitter voor hem geweest
zijn. Intusschen kon het Protestantisme hem
weinig bieden, en was hij onbekend met de ka
tholieke waarheid wèl echter in aanraking
gekomen met fouten van katholieken.
Wanhopende aan een loopbaan die zijn
huidskleur voor hem onmogelijk maakte, wend
de Robeson zich tot het tooneel, waar hij met
succes optrad. Maar zijn aangewezen taak vond
hij op een concert van negermuziek, dat hij gaf.
Een criticus schreef toen, dat deze zanger
„stem gaf aan de zorgen en verwachtingen van
een volk". Dat vormt de sleutel tot zijn later
leven, zooals steeds duidelijker wordt naarmate
hij het ontdekte talent meer ontwikkelde. Ook
in zijn films, zooals „Sanders of the River",
wordt het thema gevormd door de verheffing
van zijn volk. In andere films komt dit wellicht
nog beter uit. En zijn kracht is gelegen in zijn
stem, zooals die van Samson in zijn haren, en
daardoor kan hij een leider van zijn volk wor
den.
Paul Robesón is een groot kunstenaar en edel
mensch, een idealist die zijn volk uit de slaver
nij wil redden. Maar, onbekend met de waar
heden der Verlossing en de leer van Gods Kerk,
zocht hij de bevrijding alléén in economische
en politieke vrijheid. En toch bevredigt dat niet
zijn ziel, die zich van nature tot het geestelijke
getrokken voelt. Het verwondert ons niet in zijn
biographie die zijn vrouw over hem schreef
te lezen, dat de Bergrede diepen indruk op
hem maakte. Wij gelooven ook dat Robeson
.Rerum Novarum" of „Quadragesimo Anno"
veel beter zou kunnen waardeeren, dan velen
onder hen, voor wie deze encyclieken in de
eerste plaats werden geschreven. Bovendien: hij
heeft grooten invloed op zijn rasgenooten, die
van hem houden en hem willen volgen. Hij is
niet één neger onder velen, maar vormt als
het ware de verpersoonlijking van zijn volk. Als
Paul Robeson
slechts zulk een figuur zoo schrijft R. P.
Walsh in Blackfriars van Februari j.l. katho
liek zou kunnen worden, zouden duizenden van
zijn volk in de Vereenigde Staten de verlossing
en vrijheid vinden die hij voor hen wenscht.
maar niet vermag te geven.
Intusschen ontbreekt het gelukkig niet aan
ernstige pogingen van christelijke zijde om de
kloof, die blanken en negers van elkaar scheidt,
te overbruggen. Zoo is bijvoorbeeld in Harlem
door Barones de Hueck een „Vriendschapshuis"
gesticht, en begint deze reeds met haar kruis
tocht voor „den zwarten Christus" de barricade
om de negerkolonie te doorbreken. De priesters
die in een te gering aantal te Harlem
en elders zich het lot der negers aantrokken
doen schitterend werk. Het gebrek aan priesters
en aan geldmiddelen voor dit werk bemoeilijkt
het streven van hen, die de nooden begrijpen.
Dit zijn er overigens nog te weinigen. Méér moet
worden gedaan: de katholieke leeken moeten
leeren inzien, dat hier een oogstveld te vinden
is, hun verplichtingen en de aanwezige moge
lijkheden leeren begrijpen.
Er is een patroon voor dit werk, een neger
en Dominicaan: de zalige Martin de Porres.
Hij was weliswaar geen volbloed neger, want
zijn vader was Spanjaard. Maar misschien
is hij daarom een des te beter patroon want
in Harlem en andere negerwijken, heeft,
als gevolg van de moreele ongebondenheid
der blanken, het grootste deel der negers
nog heel wat Arisch bloed in de aderen.
Martin werd geboren te Lima in 1579 uit een
zwarte moeder. Zijn vader, Don Juan de Porres,
weigerde hem als zoon te erkennen, omdat de
jongen de raseigenschappen van moederszijde
vertoonde. Later verliet Don Juan moeder en
kind, die zoo goed en kwaad als het ging tracht
ten rond te komen in een armelijke omgeving
en onder moeilijke omstandigheden, als leden
van een veracht ras. Maar enkele jaren later,
toen Martin acht jaar oud was, had zijn diepe
godsvrucht al de aandacht op hem doen val
len, en oefende men kritiek uit op den vader
die hem en zijn moeder in den steek had ge
laten. Don Juan, die Lima vaak bezocht we
gens ambtsbezigheden, hoorde van deze kritiek
en liet Martin twee jaar lang de school volgen,
waarna hij bij een heelmeester in de leer ging.
Dat gaf aan den jongen een groote voldoening,
want nu kon hij des te beter de armen helpen,
waarvoor hij toen reeds zulk een groote liefde
betoonde. -
Toen zijn opleiding voltooid was, ging Martin
naar de Dominicanen te Lima en vroeg als
tertiaris te worden opgenomen, omdat zijn ne
derigheid hem er van weerhield om als broeder
in de Eerste Orde te treden. Vanaf zijn vijf
tiende tot zijn vier-en-twintigste levensjaar
werkte hij in het klooster te Lima als tertiaris,
gekleed in de witte tuniek met zwarte kap en
mantel der Derde Orde. Na negen jaar bevalen
zijn oversten hem als leekebroeder in de Eerste
Orde te treden, waar hij het ambt van barbier
en ziekenbroeder vervulde. Maar zijn werk
zaamheden beperkten zich niet tot het kloos
ter, want overal waar in Lima de armen me-
dischen of anderen bijstand noodig hadden
kwam Martin te hulp, en wist hun door zijn
behandeling in alle opzichten beterschap te
brengen.
Eiken dag kwamen vele armen naar het Do
minicanerklooster, vragende om voedsel en
kleeding, of ook om raad. In den eersten tijd
vond hij ruimte voor hen, die onderdak be
hoefden, in een dichtbij gelegen gasthuis, en
toen dit vol was, gebruikte hij zelfs zijn cel.
Ten slotte haalde hij zooveel gasten binnen de
kloostermuren, dat het gemeenschappelijk leven
der monniken er onder leed, en de Provinciaal
een verbod moest uitvaardigen. Toen kreeg hij
de beschikking over een eigen huis, en dit werd
geopend als een kosthuis voor dakloozen. Men
schatte, dat Martin elkén dag de middelen
vond om 160 armen voedsel te verschaffen,
naast de velé families vooral negers die
hij steunde. Om de vele daklooze kinderen in
Lima te helpen verzamelde hij het geld om een
weeshuis te openen. Zoo was heel zijn leven
gewijd aan het helpen der armen en verschop
pelingen, vooral van zijn eigen ras, die het
meest veracht werden.
Op 3 November 1639 stierf Martin de Porres.
Den lOen September 1837 werd hij zalig ver
klaard, en in 1926 werd te Rome het proces van
zijn heiligverklaring geopend. Dit jaar vieren
wij het derde eeuwfeest van zijn dood. Moch
ten de gebeden verhoord worden der velen, die
zijn canonisatie in dit jaar hopen te beleven!
Zeker is dat de verheffing van een neger tot
de hoogste eer, die een mensch te beurt kan
vallen, vele goedwillenden onder het zwarte ras
meer zal kunnen overtuigen van de sympathie,
welke de Katholieke Kerk yoor hen bezit. In
tusschen dienen de geloovigen te toonen, dat
hun daden daarmee geen dissonant vormen.
Door onbekende oorzaak ontstond Zaterdag
avond omstreeks half negen brand in de boer
derij, gelegen aan het Steenen Kruis te Ooster
beek, eigendom van den heer Bouwman en be
woond door drie gezinnen. In een ommezien
hadden de vlammen overal om zich heen ge-
gTepen.
Onmiddellijk werden alle pogingen in het
werk gesteld om het vee in veiligheid te bren
gen en dit was oorzaak, dat de brandweer eerst
iaat werd gewaarschuwd. Toen deze op het ter
rein van den brand verscheen, sloegen de vlam
men reeds uit het dak. Met een aantal stralen
op de motorspuit was de brandweer het vuur
spoedig meester. Niettemin brandde het geheele
gebouw uit. De schuren bleven echter behouden.
De boerderjj was verzekerd, echter niet alle
inboedels.
In verband met de legering van een garnizoen
te Eindhoven is daar ter stede een RJEC. Mili
tairen-vereeniging opgericht. Het bestuur is als
volgt samengesteld: Pater Suitbertus O.Cap.,
directeur; Deken Dr. J. Maas, Mr. Verdijk, P.
Staal en Dr. G. Huijsmans.
Het garnizoen zal in den loop dezer maand
te Eindhoven zijn intrede doen.
Een kijkje in een der straten van de negerwijk Harlem
Tegenwoordig hoort men veel over Japan
zoodat het heelemaal geen wonder is, dat de
Europeesche vrouw de vraag stelt- „Hoe leven
de Japansche vrouwen eigenlijk over het alge
meen? Hoe moet men zich het Japansche ge
zinsleven voorstellen?"
Een Japanner heeft behalve zijn familienaam
slechts één enkelen „voornaam", die echter
achter den familienaam staat, precies zooals
in Hongarije en ook wel in sommige streken
van Duitschland. Bovendien wordt aan den
naam nog het woord „San" toegevoegd. Dit is
een soort titel, die voor beide geslachten ge
bruikt Wordt.
De Japansche meisjes bezoeken veelal een
soort hoogeschool, die een vijfjarigen cursus
omvat, welken zij meestal op haar negentiende
jaar achter den rug hebben. Bovendien volgen
zij cursussen in theebereiden, in bloemen-
schikken en in het koken van buitenlandsche
gerechten. Men acht deze kennis van de bui
tenlandsche kookkunst voor de Japansche meis
jes reeds onontbeerlijk; het is over het alge
meen trouwens een groot nadeel voor een jong
meisje, wanneer zij niet op de hoogte is van
Eurofieesche zeden en gewoonten. De jonge
Japanners van de hoogere standen bezoeken,
als het eenigszins mogelijk is, de universiteit
van Tokio, want zonder deze universitaire op
leiding hebben zij weinig kans op een goede
positie.
Een belangrijk verschil met de Europeesche
gewoonte is, dat de man aan de vrouw niet een
bepaald huishoudgeld geeft en de rest zelf on
der eigen beheer houdt, maar enkele dagen
voor het einde van de maand, op den betaal
dag, dien zij daar heel begrijpelijk „dag
van den glimlach" noemen, aan zijn vrouw zijn
heele salaris overhandigt, dat zij dan naar de
verschillende behoeften indeelt. Zij geeft den
man in den loop van de maand dan het geld,
dat hij voor zijn kleine uitgaven noodig heeft.
Het Japansche meisje heeft één ding voor op
het Europeesche, namelijk, dat zij geen meu
belen hoeft te koopen, wanneer zij trouwt,
want de Japansche woningen zijn bijna geheel
ongemeubileerd. Men slaapt in een of ander
vertrek en men kan trouwens alle vertrekken
tot een groot vertrek maken door de schei
dingswanden weg te schuiven of te verwijde
ren. De bedden zijn in een diepe wandkast ge
borgen, zooals die in ieder vertrek te vinden is
Alleen in de logeerkamer, die meestal op Euro
peesche wijze is ingericht, vindt men zoo'n bed-
kast niet en deze kamer wordt door het gezin
nooit gebruikt, om er in te slapen.
Gewoonlijk heeft een kleine Japansche wo
ning 5 kamers, buiten de hal en de keuken.
Maar er is geen badkamer; wanneer men wil
baden, gaat men naar de openbare badinrich
tingen. Den laatsten tijd echter wordt ook in
Japansche huizen meer en meer een badgele
genheid gebouwd en in de badkamer is een
kachel, die met hout of kolen' wordt gestookt.
In den regel gebruikt het heele gezin hetzelfde
heete water, dat echter volkomen zuiver blijft,
omdat men zich tevoren heel grondig met zeep
wascht.
De Japansche vrouw, die niet in een of
ander beroep werkzaam is, draagt nog altijd
haar Japansche dracht en alleen bij bijzondere
gelegenheden draagt zij Europeesche kleeding,
terwijl de man in het zakenleven op Europee
sche wijze gekleed is, doch zoodra hij thuiskomt
weer de Japansche dracht aantrekt. Gewoonlijk
dragen Japansche vrouwen en meisjes kimono's
van katoencrêpe, waarvan zij er een heele serie
bezitten. Haar staatsiekleed echter is de zooge
naamde Obi of Sash, die in zeer kostbare uit
voering verkrijgbaar is en soms duizenden yens
kost en dan natuurlijk buiten 't bereik ligt van
de gewone Japansche vrouw. Maar toch geeft
ook zij voor zoo'n kleedingstuk altijd nog onge
veer 40 yen uit.
De kimono's voor het dagelijksch gebruik
worden alle thuis gemaakt, omdat de snit heel
eenvoudig is, zoodat een Japansche, die een
beetje handig is in het naaien, zoo'n kleeding
stuk gemakkelijk zelf kan vervaardigen. Snit en
kleur van de kimono richten zich naar den leef
tijd der draagster.
Wanneer de familie alleen Japansche gerech
ten eet, heeft de vrouw hiervoor ongeveer 80 yen
per maand noodig. In hoofdzaak eet men na
tuurlijk rijst, maar ook goedkoope visch en
groenten, die koud, op verschillende wijzen be
reid, worden gegeten. Omdat vleesch duur is,
wordt het weinig gegeten, ook door hen, voor
wie vleesch geen verboden voedsel is. Het slot
van den maaltijd wordt gevormd door groene
thee. Ook de meer gegoede gezinnen houden zich
meestal aan de eenvoudige levenswijze en al
leen bij feestelijke gelegenheden nemen zij een
rijkeren maaltijd.
Een beschouwing te geven over een boek als
„Op de bres voor Neerlands onafhankelijkheid",
door Mr. H. J. Kruis en H. Staring Jr., is niet
eenvoudig, juist omdat deze eigenlijk reeds af
is met de waardeering: een behoefte voor ons
volk.
Ons volk is niet militair, was het nooit en
zal het wel nooit worden. Van het Nederland-
sche volk een militair volk te maken, is ook
zeker niet de bedoeling van dit boek.
Wat willen de schrijvers dan?
Zij vragen belangstelling en waardeering voor
de weermacht. Daarnaast houden zij het Ne-
derlandsche volk voor, dat volk en weermacht
één moeten zijn. Is zulks niet het geval, dan
bestaat groot gevaar dat beide ten onder gaan.
Daarom is het zoo juist gezien, dat dit boek
aanvangt met het hoofdstuk „Legervorming en
organisatie door de eeuwen heen". Immers, in
het verleden ligt het heden, in het nu wat
komen zal.
Juist door de begane fouten in het verleden
te kennen, kan men ons volk behoeden voor
dezelfde fouten, doch tevens wordt daardoor
waardeering afgedwongen voor datgene wat
onze hoogste legerleiding thans weer tot stand
heeft gebracht.
De herinnering aan de begane fouten moet
ons volk er toe brengen zelf op de bres te
staan voor Neerlands onafhankelijkheid en
ijveren voor een gezonde en krachtige weer
macht. Men leert uit dit hoofdstuk ook, dat dit
ijveren niet afhankelijk mag zijn van een tijde
lijke behoefte. De schrijvers zeggen het zoo
duidelijk: „Hiermede is gedemonstreerd, dat het
ten eenenmale onmogelijk is om een militie-
leger uit den grond te stampen, dat het volko
men fout is de organisatie te laten afhangen
van de behoefte van het oogenblik. E»-> leger-
organisatie is niet van elastiek, men kan ze
niet naar verkiezing uitrekken en weer in
drukken."
Wordt dit boek gelezen, dan mogen we hopen,
dat ons volk van een oude historische fout ein
delijk zal worden genezen.
De huidige dienstplichtwet en hetgeen daar
uit voortvloeit is natuurlijk niet onbesproken
gelaten. Deze moet gemeengoed van eenieder
worden. Hier treden we echter den schrijvers
even in den weg, als zij zeggen: „De verhooging
van het jaarlijksch contingent tot 32000 man
heeft tot gevolg, dat in den vervolge alle daar
voor geschikte jongelieden, die niet om eenige
in de wet genoemde reden daarvan zijn vrij
gesteld, zullen worden geoefend om deel te
kunnen uitmaken van de weermacht."
Ons blad is niet het eenige, dat meermalen
heeft betoogd, dat dit contingent nog niet alle
jongelieden omvat. Dit getal dwingt nog steeds
tot een sterke afkeuring of tot ruime toepas
sing van de „in de wet genoemde reden tot
vrijstelling". Wanneer het getal 32000 inderdaad
het maximum is, dan maken wij tegenover het
buitenland een sober figuur; maar we geloo
ven het niet!
Wij sluiten ons liever aan bij het aangehaal
de art. 181 onzer grondwet: „Alle Nederlan
ders, daartoe in staat, zijn verplicht mede te
werken tot handhaving der onafhankelijkheid
van het Rijk en tot verdediging van zijn grond
gebied." Zoo ver zijn wij nog niet.
Het hoofdstuk „Bladzijden uit het Geschied
boek van onze Koninklijke Landmacht" is een
gelukkige greep. Deze bladzijden leeren ons, wat
wij konden en dus ongetwijfeld nog kunnen
doen. Doch tevens geven deze bladzijden uit
het verleden ons een ernstige waarschuwing
voor het heden en de toekomst.
De mobilisatie van 19141918 ontbreekt even
min. Wij zouden eenieder willen raden »deze
bladzijden aandachtig te lezen. Op heldere wijze
wordt de groote waarde van een paraat leger
voor onze onafhankelijkheid uiteengezet.
De hoofdstukken „Het ontstaan, ontwikke
ling en taak der verschillende wapens en dienst
vakken in het moderne leger" en „De Konink
lijke Landmacht in 1938" lichten ons volledig
in over alles wat de Landmacht betreft zonder
in overbodige technische of organisatorische
détails te treden. Niet alleen voor den leek
zijn deze bladzijden een betrouwbare gids, doch
zelfs voor den militair en in het bijzonder
den verlofs-militair vormen zij aangename
en uitermate nuttige lectuur. Wij zijn over
tuigd, dat vele verlofsmilitairen hieruit nog heel
wat kunnen leeren, want zelfs zij staan tegen
over de wapens en dienstvakken waartoe zij
niet behooren, dikwijls nog vreemd. Wij zou
den hun willen raden: leg uw reglementen en
voorschriften even terzijde en lees vooral deze
bladzijden en sla ze nog dikwijls op.
Het hoofdstuk „Krijgstucht" geneest ons van
den waan, dat krijgstucht slechts een legerzaak
is. Neen, zij is een volkszaak. Zij die dit hoofd
stuk lezen, zullen weten, wat zij op dat gebied
van den Nederlandschen soldaat kunnen en moe
ten eischen. Een slechte tucht in het leger wijst
op een gebrek aan tucht van ons volk. Een
goede legertucht vloeit eenerzijds voort uit het
volk, anderzijds zal zij de volkstucht gunstig
beïnvloeden.
In de hoofdstukken .Lichamelijke verzorging
en kleeding van den soldaat" en „De geestelijke
verzorging van den soldaat", krijgt men een
goed inzicht in het militaire interne leven.
Hierdoor zullen de enkelen, die nog huiveren
van „kazerne" en „dienen" voor goed worden
genezen.
Ten slotte mocht een korte, doch duidelijke
beschouwing over „Het Koninklijke Indische
leger" niet ontbreken. Dit hebben de schrijvers
goed gezien. De Vloot? Gezien het glorierijk
verleden en de wederopkomst van onze vloot,
was het natuurlijk niet mogelijk deze met de
„Landmacht" in één boek te verwerken. Wij
hopen, dat het plan van een tweede (vloot) deel,
niet bij een plan blijft. Thans is zy slechts
met een prachtige sorteering van foto's verte
genwoordigd.
Volledig konden wij in onze beschouwing over
dit boek natuurlijk niet zijn. Daarvoor is het
te lyvig, en dit is dan het eenige ernstige be
zwaar, dat wy tegen het boek hebben.
Natuurlijk leest men het boek niet als een
roman, doch ieder die het wel meent met de
weermacht, zal het in zijn bibliotheek willen
hebben om het dikwyis ter hand te nemen.
Tot slot een woord van lof over de talrijke
en schitterende foto's en reproducties, waar
mede het werk is versierd. Het beeld van het
verleden en heden van onze landmacht, dat het
boek geeft, wordt daardoor op aangename
wijze verlevendigd.
Hulde voor schrijvers en uitgever voor dit
blijvend sieraad voor de boekenkast. Moge het
een zegetocht door Nederland maken, bij oud
en jong.
wy kunnen deze beschouwing niet beter be
ëindigen, dan met de woorden van de schrij
vers aan te halen: „Wij hopen, dat dit boek een
steentje zal bijdragen om ons volk en ons leger
nader tot elkander te brengen. Hoe inniger het
contact tusschen beide, hoe beter het leger in
staat zal zijn zyn taak te vervullen:
Op de bres te staan voor Neerlands onafhan-
kelykheid.
Op de begraafplaats te Den Briel is Zater
dagochtend 't stoffeiyk overschot van den on
derdirecteur der K. L. M. den heer P. Guilo-
nard, die bij de ramp van de Boeing Strato-
liner naby Seattle (Ver. St.) om het leven is
gekomen, plechtig bijgezet.
Ben ontelbaar aantal belangstellenden had
door hun aanwezigheid op dezen doodenakker
biyk gegeven van hun sympathie.
Opgemerkt werden o.m. de heer J. van der
Heyden, inspecteur van den luchtvaartdienst
als vertegenwoordiger van den minister van
Waterstaat en van den directeur van genoem
den dienst, G. van der Meulen, oud-secretaris-
generaal van het departement van Water
staat, ondervoorzitter van den raad van be
stuur der K. L. M„ dr. ir. M. H. Damme, di
recteur-generaal van de P. T. T., lid van ge
noemden raad van bestuur, H. Nieuwenhuis,
directeur van de K. N. I. L. M., J. A. Collette,
burgemeester en C. J. van der Ban, secretaris
van de gemeente Den Briel, Costa de Beaure
gard, secretaire general van de Air France,
jhr. J. L. van den Berch van Heemstede, direc
teur-generaal van de International Air Traffic
Association, Hans Martin, onder-directeur van
de K. L. M. en chef van den Indischen dienst
vertegenwoordigers van Air France, de afdee-
lingschefs van de K. L. M., havenmeester U.
F. M, Dellaert en Thomson, stationschef van
net vliegveld Schiphol, J. E. van Tijen, onder
directeur van de Fokkerfabrieken, een depu
tatie en stewards en stewardessen van de
K. L. M„ J. H. W. van der Meulen, oudste as
sistent van wijlen den heer Guilonard, en tal
van anderen.
De directeur van de K. L. M., de heer A.
Plesman, kwam met den rouwstoet mede.
Een schat van kransen en bloemstukken
vergezelde de baar.
De heer Plesman trad als eerste spreker naar
voren en roemde de beide Nederlanders, die
als slachtoffers daar zyn gevallen. Zy waren
te allen tijde bereid hun leven voor de lucht
vaart in te zetten. Beiden hebben tevoren al
les besproken, wat er moest gebeuren voor de
organisatie van de reis, welke zy ten behoeve
van de Nederlandsche luchtvaart zouden on
dernemen.
Door hun dood treft onze luchtvaart een
zeer groot verlies. Beiden waren uiterst be
kwame deskundigen.
Overweldigend was het aantal deelnemingsbe
tuigingen uit de geheele wereld, dat de K.L.M..
in verband met het overiyden van zijn onder
directeur heeft ontvangen.
Directeuren van luchtvaartmaatschappijen
in het buitenland hebben spreker brieven ge
schreven, waarin op treffende wijze hun be
wondering en sympathie voor het werk van
Guilonard tot uiting kwam. Wat de K. L. M.
zelve in hem verliest is niet te beschrijven
In deze stad, aldus vervolgde spr., is Guilo
nard geboren, hier heeft hij de grondslagen ge
legd voor zijn opleiding en hier heeft hy zyn
vrouw gevonden. Derhalve is het niet vreemd,
dat hier het teeken ter nagedachtenis van zijn
werk wordt opgericht.
Ten slotte schetste spr. met enkele trekken
wat hij persoonlijk in Guilonard verliest.
Jhr. van den Berch van Heemstede heeft
vervolgens namens de internationale lucht
vaartorganisatie de verdiensten geschetst van
den heer Guilonard, die een ijverig lid van
die organisatie was en de K.L.M. in haar tech
nische commissie vertegenwoordigde. Deze
commissie heeft ontzettend veel aan Guilonard
te danken. Alle maatschappijen, die in de com
missie vertegenwoordigd waren, waardeerden
zijn kennis. Spreker uitte zijn zeer welgemeen-
den en diepgevoelden dank namens de I.A.T.A.
Een broeder dankte namens vrouw en doch
ter en de overige familieleden allen, die hun
medeleven in dit smartelijk treffen hebben
getoond.
Onder zeer groote belangstelling is Zater
dagmiddag op de algemeene begraafplaats aan
de Kleverlaan te Haarlem het stoffelijk over
schot van ir. A. G. von Baumhauer, den inge
nieur van den Luchtvaartdienst, in het familie
graf bügezet.
Van de velen, die waren gekomen om te ge
tuigen van hun leedwezen, vermelden we de
heeren mr. H. Daniels, referendaris van het
ministerie van Buitenlandsche Zaken, S. L.
Hof, hoofdinspecteur van den Luchtvaartdienst
en vertegenwoordiger van den minister van
Waterstaat, J. van der Heyden en A. P. Dekker,
inspecteurs van den Ryksluchtvaartdienst, vice-
admiraal b.d. L. J. Quant, voorzitter van het
instituut voor zweefvliegtuigen, jhr. I. L. van
den Berch van Heemstede, onder-voorzitter van
de Kon. Ned. Ver. voor de Luchtvaart, H. Fi
scher, vertegenwoordiger van de Deutsche
Lufthansa en vertegenwoordiger van de Deut
sche Akademie der Luftforschung, jhr. mr. W.
W. Postma, instructeur van de Nationale Lucht-
vaartschool, kolonel H. Walaardt Sacré, prof.
Th. Stomps, hoogleeraar te Amsterdam, prof.
J. T. Blok, hoogleeraar te Utrecht. H. J. Maas,
hoofdambtenaar van het koloniale etablisse
ment, T. de Meester, vertegenwoordiger van de
Ten behoeve van de toeristen, die tijdens den
aanstaanden voorjaarsbloei de Bollenstreek tus
schen Den Haag en Haarlem bezoeken, heeft de
Kon. Ned. Toeristenbond A.N.W.B. door het
centrum van die streek een rondtoer aange
geven, met een speciaal bordje op de armen
van de ANWB-wegwijzers en richtingsborden.
Dit speciale opzetbordje, een zg. „ruitertje", wit,
met zwarten rand, waarop in kleuren een rose
hyacint, een gele narcis en een roode tulp
zyn afgebeeld, is al op een afstand duidelijk
zichtbaar en wijst in de richting van de te vol
gen route. Deze route loopt van Den Deyl over
Wassenaar, Rijksdorp, Katwijk, Noordwijk aan
Zee (Koepelweg), Noordwijk-Binnen, Noordwij-
kerhout, De Zilk, Vogelenzang, Bekslaan, Ben-
nebroek, Pastoorslaan, station Hillegom, Loos-
terweg, Keukenhof, Lisse, Spekkerlaan, Loos-
terweg, Teylingerlaan, ruïne van Teylingen,
Sassenheim, Haagsche Schouw, naar Den Deyl
terug, over een afstand van totaal 66 km.
Wie dezen met zorg gekozen rondtoer volgt,
ziet de bollenstreek op haar mooist, met prach
tige vergezichten over de bloeiende bloemen
velden. Komende van Den Haag, treft men het
eerste bordje aan bij Den Deyl, op den wegwy-
zer naar Wassenaar; van Amsterdam komende,
langs den nieuwen weg, kan men eveneens door-
ryden tot Den Deyl; uit de richting Haarlem
ziet men het eerste bordje even vóór Hillegom.
aan het begin van de Pastoorslaan. Er zijn
langs de geheele route plm. 60 wegwyzers en
richtingsborden voorzien van deze aanwijzing,
waardoor leiding kan worden gegeven aan het
te verwachten drukke verkeer en waardoor men
in de bollenstreek een soort éénrichtingsverkeer
krijgt, waarbij in file gereden wordt en het hin
derlijke en gevaarlijke kris en kras door elkaar
ryden kan worden vermeden, hetgeen weer ten
goede komt aan een rustige beschouwing van
de bollenvelden langs deze route.
Aangezien ieder jaar tal van vreemdelingen
per auto en autobus naar Holland komen om de
bloeiende hyacinten, tulpen en narcissen te
zien, zal de A.N.W.B. aan zijn grenskiosken
een drukwerkje in het Nederlandsch, Fransch
Duitsch en Engelsch aan de buitenlandsche be
zoekers uitreiken, om de aandacht te vestigen
op deze bloembollenroute en de speciale aan
duiding daarvan.
Bovendien wordt daarin verwezen naar het
noordelyk traject, benoorden Haarlem, want
behalve het centrum tusschen Haarlem en Den
Haag biedt Holland nog andere streken, die
een bezoek overwaard zijn, zooals het kustge
bied tusschen Beverwijk en Alkmaar-Schoor!-
dam, tusschen Hoorn en Enkhuizen (uitslui
tend tulpen), de Anna Paulownapolder, het
eiland Texel (in hoofdzaak narcissen), het
Westland, ten Zuiden van Den Haag (veel tul
pen) enz. Deze streken geven veelal een minder
overweldigenden indruk, maar daarentegen is
de contrastwerking van de kleurige velden en
het groen der weilanden dikwijls nog treffender
en van groote schoonheid, terwijl het verkeer
er vooral op de zg. „bollen-Zondagen" minder
druk is, zoodat men rustiger van de bloemen
pracht genieten kan.
Nederlandsch-Amerikaansche Kamer van
Koophandel, U. F. M. Dellaert, havenmeester
van het vliegveld Schiphol, H. Martin, onder
directeur van de K.L.M., G. D. Gratama, direc
teur van het Frans Hals-museum te Haarlem,
W. B. J. Hofman, directeur van de gemeente
tram te Amsterdam e.a.
In het mausoleum van de begraafplaats, waar
de kist temidden van een schat van bloemen
was opgebaard, voerde allereerst het woord de
heer S. L. Hof, hoofdinspecteur van den ryks
luchtvaartdienst en vertegenwoordiger van den
minister van Waterstaat.
Het viel spreker zeer moeilyk om afscheid te
moeten nemen van zyn grooten vriend en
medewerker. Het past my niet te vragen, al
dus spreker, waarom de oneindige Voorzienig
heid hem van ons heeft weggenomen. Wij kun
nen hier slechts uiting komen geven aan ons
diep gevoelde, matelooze leedwezen, dat wy
hem nu ten grave moeten dragen.
Vervolgens zeide de heer Hof, dat vooral in
de kringen van den luchtvaartdienst het heen
gaan van Von Baumhauer zeer sterk gevoeid'
wordt. Hoewel de overledene eerst in 1937 lid
van den staf van den dienst werd, heeft hy
zich buitengewoon verdienstelijk gemaakt en
getoond, dat de groote overgang, welken hy op
dat moment deed, voor hem een verrijking van
zijn leven beteekende.
Ten slotte sprak de heer Hof nog een per-
soonlyk woord van deelneming tot de echtge-
noote van den overledene, daarbij het open en
eerlyke karakter van wylen ir. Von Baumhauer
roemend.
Namens de keuringscommissie voor de lucht
vaart sprak de heer P. de Winter.
De heer P. Cuypers voerde het woord namens
de vele vliegende vrienden.
Nadat de heer R. Th. Bijleveld, een der oud
ste vrienden van wijlen ir. Von Baumhauer,
zyn gevoelens van diep leedwezen had vertolkt,
sprak ds. G. Hulsman nog een kort woord.
Kracht, wijsheid en schoonheid waren de drie
begrippen, welke het levensdoel van ir. Von
Baumhauer vormden en steeds heeft hy zich
een man getoond met groote talenten. Het moet
voor de nabestaanden een troost zijn te weten,
dat onze geest nimmeï sterft, omdat zij van
God is en by God zal wederkeeren.
Vervolgens werd de kist naar de laatste rust
plaats gedragen, waar ds. Hulsman het Onze
Vader bad. Namens de familie dankte de zoon
voor de belangstelling en de welgemeende woor
den van deelneming.
e nederigste arbeid wordt van
eeuwige waarde, mits hij met zuivere
Intentie wordt verricht.