PAASCH- SCHOTELS LENTE- GEVOELENS Van een halven meter stof HET BEWAREN VAN KOFFIE ZONDAG 9 APRIL 1939 Tijdschriften in een half uur tijd Dr. E. Hoekstra's Bloedzuiverende Gezondheidspillen Feestvreugde in het gras. Gele crocussen zetten hun kelkjes Wijd open in de Warme voorjaarszon Sla met gevulde eieren en Dessert-eieren van blanc-manger _door WILLY WATERMA;N bestreden de ongemakken, ontstaan door onzuiver bloed, herstellen onvoldoende spijs vertering en bevorderen de natuurlijke ver richtingen des lichaams. 90 ct. of 1.56 per doos met gebruiksaanwij zing. Verkrijgbaar in Apotheken en Drogiste rijen, o.a. te A'dam bij ap. fa. Henri Sanders, Rokin 8. Vraagt gratis toezending brochure aan MIJ. HOEKSTRA, Heerengr. 33, Amsterdam „Wiener Modenwelt" toont in het Aprilnum mer in groote trekken de voorjaarsmode 1939. Swingrokken met plooien, geplisseerd en in klokvorm. Breede ceintuurs, die de taille ver korten. Geplisseerde uitstaande onderrokken. Geruite en gebloemde stoffen. De minder uit gesproken slanke lijn. De eerste vacantieklee- ren en de nieuwe sportkleeding. Ieder blad brengt bovendien drie bijlagen knippatronen, een handwerkbijlage en een strijkpatronenblad en geeft nieuwe leerrijke aanwijzingen over het maken der kleeding. De drie punten worden nu naar elkaar toe gevouwen en de naden netjes dichtgenaaid. Het entrée wordt afgewerkt door het rafel randje naar binnen te slaan en met 'n boor- lintje tegen te naaien. Een ripslint of een flu weeltje in contrasteerende kleur, overeenko mend met een bloem of een pochette, die ons pakje siert, zetten we er met luchtige steekjes omheen. Is het kleine strikje, dat het voorhoofd ver siert, flatteus, nog flatteuzer is dit eenvoudig hoofddekseltje, wanneer we er als finishing touch een gekleurd voiletje op aanbrengen. Ik voor mij twijfel daar geen oogenblik aan. De kleine uiterlijkheden hebben meer invloed op onze daden, dan men pleegt te denken. Dit tot troost voor hen, die zich zorgen zouden maken over het wereldoude „ijdelheid dér Edel heden." OLARA. maakt de handige vrouw, die „schwung" in haar vingers heeft, dit voorjaarskapje in kleur en materiaal harmonieerend met het wandel pakje, waarbij ze het denkt te dragen. De bewerking is uiterst eenvoudig. De stof wordt driehoekswijze geknipt, zooals de teeke- ning aangeeft is de hoogte dertig centimeter. De basis van het driehoekig lapje is zoovele centimeters als onze hoofdwijdte, plus twee en een halven centimeter extra, bedraagt. juist omdat de opvoeding zooveel moeilijkheden met zich meebracht? Of het verkeerde, dat het kind eens zoo duidelijk vertoonde, thans in een beter licht een middel blijkt geweest te zijn om de voldoening des te grooter te maken? Bedenken wij nu tevens, dat de ouders in het gezin inderdaad de plaats bekleeden van God delijk gezag en Goddelijke liefde. Wij zullen dan ook inzien, dat vanuit den Hemel bezien héél veel, dat ons troosteloos toelijkt, een mid del tot grooter barmhartigheid en vreugde zal worden. Wij zullen daarom de gedachte der „felix culpa" pas ten volle leeren begrijpen, als wij eens, bevrijd van alle kwellende zorgen, in het eeuwig Vaderhuis met verhelderden blik op deze dwarrelende aarde mogen terugzien. Laat ons echter trachten reeds nu iets te mogen verkrijgen van het hoogere licht, waar in ons onrustige, vermoeide hart alleen gene zing en vrede kan vinden. God staat ons dit gaarne toe. Terwijl de natuur zich thans in het bruidsgewaad van rijke bloesemweelde gaat tooien, mogen ook wij pijnen en zorgen om eigen armoede en falen vergeten, omdat het Leven den dood overwon. „Wij weten dat Christus waarlijk uit 't graf is verrezen. „Gij, overwinnende Koning, wees ons ge nadig. Alleluja." Die linden Lüfte sind crwacht, sie sauseln und weben Tag und Nacht, Sie schaffen an allen Enden. O frischer Duft, o neuer Klang! Nun, armes Herze, sei nicht bang! Nun musz sich alles, alles wenden. Die Welt wird schoner mit jedem Tag, man weisz nicht, was noch werden mag, das Blühen will nicht enden; es blüht das fernste, tiefste Tal; nun, armes Herz, vergisz der Qual! Nun musz sich alles, alles wenden. Zoo schreef de romantische dichter Uhland en zoo is het nog steeds. Met het plotseling doorbreken van de lente ontstaat nieuwe hoop in de harten. Het gras wordt groen, de boomen loopen uit, er is zon en de vogels zingen zoo luid zij kunnen. Wellicht wordt dit alles inni ger waargenomen door hen die buiten wonen, dan door hen die in de stad leven, maar zong de merel ook niet in een boom in het hart van Neerlands grootste handelsstad? En wij allen krijgen, de één wat meer, de ander wat minder, bij het zien van die steeds weerkeerende overwinning van licht en warm te, een eigenaardig gevoel in ons. Wij leven om zoo te zeggen op, wij komen uit onzen winter slaap, wij maken plannen, uitvoerbare en min der uitvoerbare, wij bekijken onze huizen met een ander oog, wij maken ze schoon of wij zoeken een nieuw. Of wij verzetten onze meu belen eens. Wij maken een nieuw gordijntje in de keuken en een ander overtrekje voor de theemuts. Kortom, wij veranderen het één en ander. En met deze materieele vernieuwinkjes gaat in zekeren zin 'n zekere verfrissching van ons innerlijk gepaard. Wij zien de toekomst 'n ietsje minder somber en wij leven wat meer bij de gratie van de goede hoop. En wij vrouwen, die dit gevoel ondergaan, in ons staat zoo erg hevig de wensch op, ook ons uiterlijk wat meer op te sieren. Och, waarom zouden wij er niet voor uitkomen? Wij ver langen naar een nieuwe jas, een nieuw hoedje of schoenen of een jurkje. Of naar alles te ge lijk, maar dat gaat meestal niet. En wat zou op het oogenblik in deze lente meer ons hart kunnen veroveren dan één van die vroolijke gebloemde, wapperende jurkjes van soepele zij de en in kleurige motieven? Is er iets meer voorjaarsachtigs denkbaar en zou het dragen van zoo iets plezierigs ook niet van invloed zijn op onze stemming? Een geurige, smakelijke schotel, die bij dit jaargetijde past. is sla met eieren. We kunnen daarvoor veldsla nemen of kropsla, maar ook jonge spinazie leent er zich uitstekend voor. Sn als men de sla garneert met een krans van gevulde eieren, hebben we een feestelijk uit ziend gerecht voor onze Paaschtafel. Nemen we, voor de variatie, spinazie inplaats van sla, dan rekenen we bij een pond jonge spinazie: twee koude gekookte aardappelen, een preitje of uitje, vier lepels sla-olie, twee a drie lepels azijn, twee theelepels Maggi's aroma, een theelepel mosterd, twee theelepels zout en wat peper. De spinazie wordt zorgvuldig uitgezocht en gewasschen en goed droog uitgeslagen in een slamandje of in een schoonen doek. In een diep bord wrijft men de aardappelen goed fijn, roert er mosterd en zout en peper door, daarna de aroma en dan pas de slaolie, tot slot de azijn. Met dit sausje wordt de spinazie luchtig doorgeroerd. Bij acht hard gekookte eieren neemt men een half ons boter, een eetlepel fijngehakte peterselie, peper en wat Maggi's aroma. De eieren worden gepeld en in de breedte door midden gesneden, waarna men er van onderen een klein kapje afsnijdt, zoodat de helften kunnen staan. Men neemt dan voorzichtig de dooiers uit, maakt die fijn, vermeng ze met week geroerde boter en maakt ze af met peper, zout, peter selie en Maggi. Met behulp van een theelepel tje vult men de eihelften met dit mengsel, zoodat het er met een kopje boven op staat. Gelukkige Schuld De lezeres weet natuurlijk wel, waar de ze woerden te vinden zijn. In ieder mis- Jarenlang hebben geconserveerde voedings- en genotmiddelen reeds onder de Hollandsche huisvrouwen aftrek gevonden, doch nu van de zijde van de Vereeniging voor Nationale Vei ligheid voorraad-vorming door particulieren als nationaal belang verkondigd wordt, is deze kwestie zoodanig actueel geworden, dat een toelichting omtrent de wijze, waarop sommige genotmiddelen, zooals koffie, aan duurzaam heid verhoogd worden, zeer zeker niet mis plaatst zal zijn. Gedurende de laatste jaren heeft men zich tot taak gesteld naar de beste en eenvoudig ste methode te zoeken, om gebrande koffie zoo lang mogelijk goed te houden. Uitgebreide en diepgaande onderzoekingen hebben vastgesteld, dat versch gebrande kof fie, onder inwerking van de zuurstof en de vochtigheid der lucht, dadelijk na het branden aan aroma- en smaakgevende stoffen begint te verliezen. Volgens nauwkeurige berekeningen bedraagt dit verlies in de eerste dagen na het branden pl.m. anderhalf, na acht dagen reeds meer dan tien en eenigen tijd later toonen de ge brande koffieboonen reeds een verlies van der tig a veertig pet. van het normale gehalte aan aroma-stoffen. Fleurige middagjapon met klokkend rokje en garnituur in twee tinten Uit deze conclusies werd de voor eenige ja ren in Amerika in den handel gebrachte va- cuum-verpakking geboren. Vele technische ver beteringen volgden, tot in 1936 de super-ver pakking door de Nederlandsche Koffie Hag Maatschappij geïntroduceerd werd. Het geheim van deze volmaakte verpakking ligt niet alleen in het gebruik van een lucht dichte, aan den binnenkant speciaal bewerkte blikverpakking, maar ook in een speciale vul- en sluit-installatie. De gevulde blikken loopen door drie kamers, die door een geweldige zuig- installatie luchtledig gehouden worden en wor den in de laatste kamer gesloten. De ruimte tusschen de koffieboonen is dus niet gevuld met zuurstofhoudende, en dus bederfbrengen- de lucht, maar de ruimte is luchtledig! Wat is nu het voordeel van deze super-va- cuum-verpakking? De geur- en aroma-stoffen dringen als natuurlijk gevolg van het branden naar buiten. In een gewone verpakking komen zij dan meteen met zuurstof in aanraking en terstond begint het vernietigingsproces. In een luchtledig, onder super-vacuum ge sloten blik, zooals de firma HAG voor haar coffeïnevrije koffie gebruikt, is een dergelijk vernietigingsproces echter onmogelijk. De kof fie behoudt haar normale gehalte aan aroma- stoffen, hetgeen uit den aard der zaak voor een welverzorgde proviandeering belangrijk is. saaltje van eenigen omvang staat de tekst der heerlijke gezangen, die de wijding der Paaschkaars begeleiden. De melodie daar van is zoo geheel en al in overeenstemming met den zuiveren jubel van den Paasch- nacht, toen duisternis en dood vluchtten, na voorgoed overwonnen te zijn door het Licht, dat stralende opging uit het graf van den verrijzenden Verlosser. En de tekst is niet minder schoon, ware het slechts om dien éénen, diepen zin: „O gelukkige schuld, welke zulk en zoo groot een Ver losser verdiend heeft!" Het is een dier gedachten, welke men aarze len zou om uit te spreken als niet de heilige Kerk ze ons zelf in den mond legde. Want schuld is nu eenmaal iets. dat ons terneer- drukt, onze eigen zondigheid en hulpeloosheid doet erkennen in een sfeer, waarin voor „ge luk" niet zoo heel veel plaats overblijft. Schuld besef drukt gewoonlijk den mensch terneer, 't moge dan voorkomen bij een kind, dat onge hoorzaam is geweest, of bij een ouden protes- tantschen boer, die slapelooze nachten door worstelt, omdat het beeld van een wrekenden God steeds weer voor hem oprijst. Twee geheel verschillende voorbeelden hoewel toch méér aan elkaar verwant dan oppervlakkig wel lijkt. Want in beide gevallen gaat het wel om een gevoel van schuld, dat nog niet opsteeg uit klein-menschelijke sfeer tot de groote, vreug devolle vrijheid der kinderen Gods. Het is goed om hierop te wijzen, aangezien het zieleleven van vele brave Katholieken niet zelden van verderen uitbloei wordt weerhou den door zulk een drukkend schuldgevoel. Mis schien dat de Calvinistische sfeer dezer lage landen met hun kille winters, waarin vaak de zon ternauwernood de duistere nevels verdrij ven kan, hier ook eenigen invloed uitoefende. Hoe dit ook zijn moge. zeker is dat een harmo nisch ontwikkeld en zich ontwikkelend geloofs leven zich aan deze zwaarmoedigheid zal we ten te onttrekken. Niet door het bestaan van schuld te ontkennen, maar door minder te gaan letten op eigen zondige zwakheid en va ker blijmoedig omhoog te zien, om de ziel te doen doorschijnen van Goddelijk liefdelicht. „Felix culpa": gelukkige schuld het is een heerlijke gedachte om in deze Paaschdagen op een stil-gelukkig oogenblik nog eens nader te overwegen. En de liturgie maakt ons dit des te gemakkelijker, vooral als men bedenkt, dat de plechtigheden van den Paaschnacht eigen lijk vooraf dienen te gaan aan den doop van de geloofsleerlingen, die oudtijds in witte klee deren zich op hun wedergeboorte in Christus voorbereidden. Deze Paaschdoop wordt trou- Vooreerst hebben we hiervoor noodig een aantal gave leege eierschalen, waarvan slechts een klein kapje is afgenomen. Die eierschalen worden van binnen gepenseeld met slaolie en dan vóór het gebruik onderste boven gezet, zoodat de overtollige olie kan uitdruipen. Voor de vulling gebruiken we 'n halven liter melk, een halven liter kookroom, een stokje vanille, vijf en twintig gram witte gelatine en een ons suiker. We laten de vanille langzaam aftrekken in melk en room. Zoodra dit kookt laten we er de suiker in oplossen, nemen de pan van het vuur en roeren er de gelatine door, die tevoren in koud water geweekt is. De massa moet dan bekoelen tot ze geleiachtig wordt, terwijl we nu en dan even roeren om te voorkomen dat de gelatine zakt. Dan vullen we de eierschalen, die we in eierdopjes zetten, voorzichtig, tot aan den uitersten rand met de blanc-manger, die door en door koud en stijf moet worden eer men de eieren kan pellen. Dit gaat 't gemakke lijkst als men de eierschaal rondom kneust door er op te kloppen met een mes. Deze eieren kunnen nu op allerlei wijze feestelijk worden opgediend. Men kan een rosen pudding maken of een chocoladepudding en dien in 'n rijstrand laten stollen, zoodat men een nest krijgt om de witte eieren in te leggen. Men kan ook zoo'n nestje maken van lange vingers. Of men plaatst de witte eieren op een gekleurden schotel, of ook men neemt er een blikje vruchten bij en garneert den schotel daarmee. Het zal in elk geval niet moeilijk zijn, met deze blanc-mangereieren den huisgenooten een feestelijke verrassing te bezorgen. wens ook thans nog herhaaldelijk toegepast. Wij kunnen ons voorstellen wat een jubel hen vervullen moet, die voortaan met den verrezen Christus „in nieuwheid van leven" wandelen mogen. Op zulke dagen moet de ziel wel vol zijn van die matelooze vreugde, waardoor al 't moeilijke en kwellende als op den achtergrond lijkt te raken, waarop men in blijde dankbaar heid bereid is alles te geven om de gave Gods te kunnen behouden. Is dit slechts een gevoel, dat al gauw zal moeten sneuvelen onder de harde eischen van het gewone leven? Er is veel gevoel bij dat voorbij kan gaan, maar van eindelooze waarde is de kracht der genade, die de ziel verovert met onstuimige, blijde kracht. Dit is een heer lijk Godsgeschenk, waaraan ook wij bij de vie ring der Paaschgeheimen elk jaar deelachtig mogen worden. En nogmaals: bij velen is niet zoozeer noo dig een staren op eigen zonden, maar eerder een vertrouwvol, blijmoedig opzien naar het Licht. Zeker: een diep en onvervalscht schuld besef moet aanwezig zijn. Maar niet weinigen blijven daarin min of meer „steken", wat eigenlijk een beetje belachelijk is. Zij toonen "ls het ware door hun heele denken en doen. '-t zij eicen zondivhpid als C. belangrijkste zaak ter wereld beschouwen. Zij doen ook als of hun eigen pijnlijke, voortdurende inspan ning in staat is om „verlossing" te brengen. Zulk een protestantsch-aangestreken zielehou- ding bevat dan ook gewoonlijk een behoorlijke dosis van onbewusten hoogmoed. Men meent zondaar te zijn, maar toch ook een be langrijk en belangwekkend zondaar! Er be hoort inderdaad een kinderlijke ootmoed toe om zich aan zulk een op eigen kleinheid sta rende namaak-nederigheid te onttrekken. En géén gedachte is daartoe beter in staat dan die over de „gelukkige schuld." Zeker: wij zijn zondig, maar véél grooter is Gods erbar ming. Wij zijn vaak ziek, maar véél sterker is Christus' medicijn. En het wonderlijke, het verbazingwekkende, het uitermate verheugende in geheel de Verlossingswerkelijkheid is, dat daarin de schuld tot middel van geluk is ge worden. Adam zondigde en viel, maar de Verlosser verhief alle menschen weer tot hoo- ger waardigheid dan de stamvader oorspron kelijk bezat. Werkelijk: onze geloofsleer is een echt optimistische leer. waarin de wolken be wonderd mogen worden om den gouden rand, welken het zonlicht daaromheen doet blinken, waarin de lentejubel der ziel des te inniger wordt om het leed, dat in den duisteren winter werd doorstaan. Om deze voor sommigen misschien ongewone gedachte nog beter te doen begrijpen kan men wellicht een voorbeeld benutten, dat aan de opvoeding in het gezin werd ontleend. Men be hoeft er niet lang over uit te weiden, dat er geen kind is dat aan zijn ouders soms niet ernstige zorgen baart. Dit kan zoozeer het ge val zijn, dat dezen zich misschien wel eens af vragen ot al hun moeite eigenlijk niet beter achterwege kan blijven, waar het zichtbaar re sultaat vaak gering, en de ondankbaarheid vaak groot blijkt te zijn. Maar als men verstand en hart toch aan den dienst der opvoeding blijft wijden, zal geluk kig meestal alles weer uitstekend in orde ko men. Niet zelden gebeurt het zelfs, dat nader hand de „moeilijkste" kinderen de meeste vol doening aan de ouders geven. En als dezen dan in dankbare vreugde terug zien op het resultaat van hun zwoegen, is het dan niet of zij des te gelukkiger geworden zijn BREI MET NEVEDA-WOL NAAR NEVEDA-PATRONEN Na inzending van deze bon ontvangt U gratia patroonsbeschrijving voor een: Damesblouse. Deux-Pièces. Heerensli^over of Meisjesjurkje en opgave van den dichtstbijzijnden Neveda- wmkelier. envei0ppe met Uw naam en adres opzenden aan N.V. NED. WOLSPINNER IJ. HEERENGRACHT 483, AMSTERDAM (C). 4 „Hij heeft het er naderhand weer op gezet, ik zag hem even het restaurant uitloopen en iets aan zijn wagen doenik denk, dat hij veronderstelde, dat ik, als ik zag, welk een auto ik voor mijn ouden in ruil kreeg, misschien mijn mond zou houden. De roode wagen stond te leuke sport, het komt niet alle dagen voor, dat je in Londen een beetje avontuur beleeft!!" George's stemming begon om te slaan. Nu hij eenmaal wist, hoe de vork aan den steel zat, begon hij den humor van het geval in te zien.. zulke dingen brachten variatie in het leven „Heeft u gezien, waar hij heen reed?" vroeg het kleine mannetje verder, muurvast tusschen enkele andere in, ik had ten minste heel wat werk om hem er weer tusschen uit te krijgen." Het kleine mannetje keek hem scherp aan: „Is u hem achterna gereden?" George keek hem verontwaardigd aan: „Wat dacht je dan? Dat ik ging zitten huilen, omdat mijn wagen weg was? Het was een veel George schudde het hoofd: „Neen, natuurlijk moest juist mijn band sprin gen, toen ik hem bijna had ingehaaldhij reed den boulevard af!" Het kleine mannetje dacht even na en haal de dan de schouders op: „Dat zegt niets!!" mompelde hij. Dan wreef hij zijn kin, keerde zich om, en wandelde weg. De groep kellners had zich verspreid, en het restaurant kreeg langzamerhand zijn gewone aanzien terug. George ontdekte, dat hij aan hetzelfde tafeltje zat, waaraan hij eerst had ge zeten, en keek naar zijn halfleege koffiekopje. „Laat u me een andere koffie brengen!" ver zocht hij den eigenaar, „deze is ijskoud gewor den, zelfs op een warmen dag als vandaag." De restaurateur beijverde zich, om hem zijn koffie te bezorgen; hij was ongetwijfeld maar al te blij, dat de kwestie was afgehandeld, zonder dat er politie in behoefde te worden gehaald De meeste hoteliers hebben een hekel aan po litie in hun za&k, doch Italianen hebben die eigenschap wel in zeer sterke mate. George's koffie arriveerde binnen ongewoon korten tijd. Hij wilde juist een versche sigaret opsteken en liet zijn blik door het restaurant gaan, terwijl hij zijn hand in zijn zak liet glijden om zijn sigarettenkoker te nemen, toen die hand plotseling halverwege bleef steken en zijn oogen verder opengingen dan goed voor ze was. Het meisje in het groen, dat hem den gehee- len weg terug op de hielen had gevolgd, was van achteren zijn tafeltje genaderd en nam tegen over hem plaats, zonder een spier van haar ge zichtje te vertrekken. „Prachtig!" zei ze, en keek hem recht in de oogen, „geef mij ook een sigaret, wil je? Ik heb er behoefte aan!" HOOFDSTUK II I>e lotgevallen van een gestolen wagen De gevoelens van den man, die George's wa gen inderhaast had medegenomen, waren niet van de meest rooskleurige, toen hij de verkeers opstopping voor zich zag. Hij was er zich ter dege van bewust, dat snelheid zeer gewenscht is, als men zoo juist een anders wagen vlak voor diens neus op den kop heeft getikt en een en kele blik in het spiegeltje, toen hij een volle minuut vergeefs had staan toeteren voor de verwarde massa auto's, vrachtwagens en voet gangers, was voldoende, die onrust te doen toe nemen. Die eene blik in 't spiegeltje toonde hem een snel naderenden radiator, een radiator van een helrooden wagen, zijn eigen wagen, dien hij had achtergelatenen het was voor hem geen probleem, wie er achter het stuur van dien wa gen zat. Op dat oogenblik kwam er tot zijn verlichting plotseling schot in de massa en hij glipte weg, juist voor een tweede verwarring ontstond. Hij achtte zich nu vrij veilig; in het gedeelte van den boulevard dat nu kwam, waren tal rijke zijwegen en vóór de ander zich had weten vrij te maken, zou hij wel spoorloos in één daar van zijn verdwenen, meende hij. Helaas, het noodlot was wèl tegen hem! Hij had er niet op gerekend, dat George het grapje zou uithalen, over het trottoir te schieten en zijn verbazing, toen hij even later den radiator van zijn rooden wagen weer in het spiegeltje zag, was zeer diep en oprecht. Hij verdiepte zich niet in gissingen, hoe de ander 't zoo gauw had klaargespeeld, los te ko men, maar trapte het gaspedaal zoover in als het wilde en vloog voort over den breeden bou levard, op hoop van zegen. Hij had verstand van auto's en hij wist drom mels goed, dat de wagen dien hij gestolen had, in snelheid het op geen stukken na haalde bij zijn eigen auto, dien hij had achtergelaten.... in een -race als die van het oogenblik, zou hij heel gauw zijn ingehaald en tot stoppen ge dwongen; of de ander kon vlak achter hem blij ven rijden en een voorbijkomende brigade van de motorpolitie waarschuwen, of iets derge lijks. ,r Terwijl hij in het spiegeltje den anderen wa gen steeds nader zag komen, zocht hij koorts achtig naar een middel dien kwijt te raken, maar hij vond er geen. Sloeg hij een zijweg in, dan zou de ander hem volgen. En harder rijden kon hij niet.... En op dat oogenblik, toen zijn achtervolger nauwelijks twintig meter achter hem was en hij de zaak als verloren beschouwde, klonk er een hevige knal, en in het spiegeltje loerend, zag hij den radiator achter hem een plotselinge zwen king maken en naar rechts slingeren, totdat de wagen uit het gezicht verdween.... Zijn opluchting was groot. Dat er een van zijn banden springen zou, was een onverhoopt geluk, waar hij niet op had kunnen rekenen. Hij minderde vaart, om niet de aandacht van de politie op zich te vestigen en schoot de eerste de beste zijstraat in, om eventueele vervolgers van het spoor te brengen. Tot dusver was het geluk met hem geweest, bedacht hij,.... de gestolen papieren zaten in zijn binnenzak; het eenige, wat hij nu nog te doen had, was zijn confraters te waarschuwen en te maken, dat hij verdween uit het Londen- sche leven, absoluut en onvindbaar verdween.... Maar daarvoor was het noodzakelijk, dat hij den wagen, dien hij noodgedwongen had gesto len, kwijt raakte. Als de politie van den dief stal hoorde, zou het geen uur duren, of de ge- heele Londensche politiemacht was op de hoog te van het nummer van den gestolen auto en hij zou geen tien meter kunnen rijden, zonder bij zijn kraag gepakt te worden Vijf minuten was het geleden, dat de kerel, wiens wagen hij had meegenomen, zijn lekken band had gekregen; als die dadelijk de politie- waarschuwde, was hij nog altijd een kwartier of zoo veiligmaar dan moest hij ook zijn auto in den steek laten Hij was van meening, dat iemand, die een auto wil verbergen, dat doen moet temidden van andere auto's en niet in een afgelegen straat, waar de wagen dadelijk opvaltdaarom reed hy langs een grooten omweg naar de Strand, zocht even, tot hij een telefooncel had gevonden en zette zijn wagen langs den trottoirband, een eindje verderop, waar nog ruimte was. Voor de telefooncel stond al een file wagens; er was daar een winkel, waar uitverkoop werd gehouden en die auto's waren blijkbaar van vrouwen, die aan het winkelen waren. Hij zette den wagen neer, trok de handrem aan, maar liet den motor loo pen, hij was op alles bedacht en wilde zich een snellen aftocht verzekeren. Het was een gesloten cel, die alleen een halve, glazen deur had en hij was er dankbaar voor. Het leven had hem geleerd, dat er vaak de meest zonderlinge toevallen de beste plannen bederven en hij wilde daar niet herkend worden.... „Hampstead 83652". Nauwelijks had hij het nummer gedraaid, of Hampstead antwoordde. Hij liet het muntstuk in de gleuf vallen en zei: „Hallo, jij daar, Wallace?" Het antwoord was blijkbaar bevestigend, want hij knikte en zei: „Ik heb allesja, den heelen boel, alles.... ik kan je door de telefoon niets meer vertellen, maar breng dadelijk alles in orde, wat we heb ben afgesprokenwat? Ja, ik heb ze hier bij me Hij sloeg met een tevreden lachje op den zij zak van zijn jas en keek toen verschrikt naar benedenzijn zijzak was leeghij keek naar zijn anderen zak, de hoorn van de telefoon met zijn eene hand vasthoudend.... die zak was ook leeg. Toen verhelderde echter zijn gelaat; ze waren natuurlijk uit zijn zak gegledenhet was een heel dikke rol papieren en ze lagen vast op den bodem van den wagen (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 8