Gemeentelijke schoolzorg
Na't Rooken
De luchtroovers van Hoitika
M
<KetvM&aal vonden dcuf
y
y
y
Twee belangrijke publicaties
Openbare scholen in
N.-Brabant en Limburg
ONRENDABELE
SPOORLIJNEN
iriiilltllWni
Velasquez en PhilipsIV
van Spanje
.uchtVerdediqingsFi
ALLE ABONNÉ'S
F 750.-
F 750-
F 250-
Gegevens omtrent
opheffingen
Ook Uw steun!
cheepsrecht
WOENSDAG 19 APRIL 1939
HetLuchtverdedigings-
fonds stelt jongelui
financieel in staat tot
vlieger opgeleid te
worden.
Een versterking van de
vlieger-reserve is ver
sterking van onze Neu
traliteit.
Zendt Uw
aan het
-
bijdrage
van
at
Driemaal
Dezer dagen verschenen twee zeer be
langrijke mededeelingen van 't „Cen
traal Bureau voor de Statistiek" te
's-Gravenhage (op aanvrage bij 't C. B. v.
d. S. gratis te verkrijgen).
No. 116 (16 Maart 1939) bevat 'n lijst der
bijdragen, vastgesteld ingevolge de artt.
55bis 1ste lid en 101, 5e lid der lager-onder-
wijswet 1920, voor het jaar 1938, voor elke
Gemeente van geheel Nederland.
Waar wij de leuze „waarheid Doven al"
huldigen, moeten wij, tot ons leedwezen,
vaststellen, dat de Gemeenten in het Zui
den des Lands 'n droevig beeld geven van
de gemeentelijke zorg voor het onderwijs
Immers, terwijl er in geen enkele overige
provincie van Nederland ook maar één ge
meente voorkomt, waar in 1938 't bedrag dezer
bijdrage ex art. 101 beneden 5 was, zijn
er 13 dergelijke gemeenten in Noord-Brabant
en 28 in Limburg.
Dat b.v. de gemeente Jabeek (L.) zij is
trouwens de laagste van 't heele land 't bij
zonder onderwijs met 'n bedrag van 4 zegge
vier gulden per jaar en per kind afscheept,
is ongehoord.
Gelukkig heeft de wetgever voor de toekomst
"n stokje gestoken voor dit spelletje.
In 't verleden hadden schriele gemeenten,
die niets voor onderwijs over hadden, de zaak
der vergoeding in de hand. Dat is uit. Niet meer
zal is er geen openbare school ter plaatse
het bedrag voor de middelste van 3 gemeenten
der zelfde belastingklasse, maatstaf zijn, doch
t bedrag moet vastgesteld worden los van
bedoelde 3 gemeenten voor de redelijke be
hoefte eener normale school (respectievelijk la
gere en ulo) ter plaatse.
Voortaan hebben èn de schoolbesturen èn de
hoofdinspecteurs 't recht van beroep op Gede
puteerde Staten en van die uitspraak is
volgens art. 17 der L.O.wet weer beroep op
de Kroon.
Welnu, vast staat, dat volgens uitspraken van
t betrokken gezag, geen normale school aan
hare redelijke behoefte kan tegemoet komen,
zonder 'n bedrag van 'n minimaal minimum
van 6.
Ook in gemeenten, waar een openbare school
is. zal de bijzondere school niet meer. met han
den en voeten gebonden zitten aan t bedrag
door den raad voor de openbare school vast
gesteld.
Niet meer dus is 't bijzondere-schoolbestuur te
Bocholtz verplicht genoegen te nemen met *t
ellendig bedrag van 4.20, dat voor de open
bare school aldaar werd vastgesteld.
't Kan zelfstandig in beroep gaan.
Wij zeiden, dat èn schoolbestuur èn hoofd
inspecteur in beroep kunnen gaan. Natuurlijk
doen schoolbesturen, die 'n ruggegraat hebben,
zulks zelf. De hoofdinspecteur is als 'n toe
ziende voogd. Volwassenen in casu de
schoolbesturen moeten zelf voor zichzelf
zorgen.
Laten zij t echter na, om welke reden
dan ook (noodelooze schrik, meening, dat
men de gemeente moet ontzien, enz.), dan
doet zulks de hoofdinspecteur.
De mededeeling no. 116 is 'n kostelijke
gave voor de bijzondere scholen. Tot nog
toe ik spreek uit ondervinding was
t schier onmogelijk te weten, wat de ge
meenten voor de bijzondere scholen uit
gaven. Thans is dat anders.
Thans ook mogen wantoestanden ver
beterd worden: vervelooze scholen geverfd
worden, kinderen behoeven niet meer met
2 uit één boekje te lezen, versleten school
boekjes kunnen vernieuwd worden, im
mers dat alles valt onder redelijke uitga
ven.
Helaas zal over 1939 hier en daar 'n ge
meente door de mazen van 't net kruipen.
Immers volgens art. 55 bis der wet kan 't
schoolbestuur alsmede de hoofdinspec
teur binnen dertig vrije dagen, te reke
nen van den dag, waarop het afschrift van
het raadsbesluit aan het bestuur is toe
gezonden, aan Gedeputeerde Staten ver
hooging van het door den gemeenteraad
vastgestelde bedrag vragen. Het desbe
treffend verzoekschrift onder dank aan
't E. K. Centraal Bureau te 's-Gravenhage
volge hier:
Aan Heeren Gedeputeerde Staten der
Provincie Limburg, N.-Brab. enz. te
Maastricht enz.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen
het R. K. Kerkbestuur der Parochiege
vestigd tevormende het bestuur van de
R. K. School voor gewoon lager onder
wijs(straat), aldaar;
dat de Raad der gemeente.... in zijn ver
gadering vanhet bedrag per leerling, be
doeld in art. 55 bis der Lager-Onderwijswet
1920, voor het jaarheeft vastgesteld op
van welke vaststelling door het ge
meentebestuur vanaan adressant mede
deeling is gedaan bij schrijven van
dat genoemd bedrag, naar de meening van
adressant, ten eenenmale ontoereikend moet
worden geacht voor de redelijke behoeften van
een normale lagere school in de gemeente
Redenen, waarom adressant zich wendt tot
Uw geëerd College met het beleefd verzoek het
door den Raad der gemeente vastgestelde
bedrag per leerling zoodanig te willen verhoo-
gen, dat een bedrag verkregen wordt, hetwelk
voor de redelijke behoeften van een normale
lagere school in de gemeente voldoende
is te achten.
Hetwelk doende enz.
Het R. K. Kerkbestuur voornoemd,
Voorzitter.
Secretaris.
den 19
Helaas zullen hier of daar de 30 dagen
verloopen zijn. Maar in 1940 zal de wan
toestand vast en zeker zijn opgeheven.
Vraagt een schoolbestuur verhooging van t
bedrag (over 't jaar der begrooting) door den
gemeenteraad vastgesteld aan Gedeputeerde
Staten, doch handhaven Gedeputeerde Sta
ten dit bedrag, of verhoogen zij het niet in vol
doende mate, dan kan 't bestuur, ingevolge het
bepaalde bij art. 17 wet L. O., tegen de beslis
sing van Ged. Staten bij H. M. de Koningin in
beroep gaan, binnen 30 vrije dagen, te rekenen
van den dag, waarop de beslissing aan het be
stuur is toegezonden.
Zal het door Ged. Staten vast te stellen be
drag niet voldoende zijn om daaruit ook de
extra-uitgaven voor vernieuwing van leermid
delen enz. enz. te bestrijden, dan kan het be
stuur overeenkomstig het bepaalde in art. 101
ter der wet, vóór 1 Mei aan den Minister van
Onderwijs om vaststelling van een hoogere
vergoeding verzoeken. Zoo noodig kan het be
stuur van de beschikking van den Minister in
beroep gaan bij H. M. de Koningin, en wel bin
nen 30 vrije dagen, waarop het afschrift van de
ministerieele beschikking aan het bestuur is
toegezonden.
't Voortreffelijke R. K. Centraal Bureau te
's-Gravenhage is gaarne bereid den schoolbe
sturen inlichtingen te verschaffen en de noo-
dige adressen op te stellen. Men wende zich
dus daartoe.
Een tweede kostelijke mededeeling is no.
117 van 't C. B. v. <j. Statistiek (gratis op
aanvrage te verkrijgen). Zij bevat de voor-
loopige cijfers betreffende de aantallen
scholen, leerlingen en leerkrachten bij het
gewoon en uitgebreid lager onderwijs in
1938.
Wij leeren er uit, dat in Noordbrabant
4666 leerlingen (waaronder 2116 meisjes)
in 66 openbare scholen gewoon lager on
derwijs ontvangen en dat deze cijfers voor
Limburg zijn 45 scholen en 5840 leerlingen,
waaronder 1685 meisjes.
Droeve cijfers voor Limburg. In deze
provincie zijn nog tallooze scholen open
baar, ondanks 't feit, dat de bevolking ge
heel, of nagenoeg geheel, katholiek is: wij
noemen als zoodanig Bocholtz, Middelaar,
Eys, Mheer, Ubaehsberg, Berg en Terblijt,
Heer, Stein, Steyl (Tegelen), Ell, Hunsel,
enz.
't Getal kinderen, vergeleken met dat
der scholen in beide provincies, duidt aan,
dat in Noordbrabant de openbare school
volgens de wet voor kleine minder
heden bestaat, in Limburg, zonder wette
lijke noodzakelijkheid, voor de heele, al
thans heele mannelijke, dorpsbevolking.
Roermond. Dr. VAN GILS
Een twintigtal jaren geleden kwam sluiting
van onrendabele spoorlijnen practisch ge
sproken zoo goed als niet voor, aldus lezen
wij in een publicatie van de Alg. Ned. Verkeers-
federatie. Toch moet men daaruit niet opma
ken, dat alle spoorweglijnen toentertijd renda
bel waren en dat er zich in sommige gevallen
geen financieele moeilijkheden voordeden. Het
feit echter, dat de mogelijkheid ontbrak om het
vervoer op een andere wijze te bewerkstelligen,
was oorzaak, dat van sluiting nauwelijks sprake
kon zijn. De opkomst en de snelle groei van het
motorwegverkeer hebben hierin verandering ge
bracht; sindsdien is men meer en meer over
gegaan tot vervanging van onrendabele spoor
wegdiensten door autobus- en vrachtautodien
sten.
Exacte statistische gegevens ontbreken ech
ter om te kunnen nagaan in welke mate gedu
rende de laatste jaren deze vervanging in de
verschillende landen heeft plaats gehad. Vol
gens de Petr. Press Service van 7 October j.l.
heeft onlangs in Zwitserland het vraagstuk van
sluiting op ruime schaal van spoorweglijnen een
onderwerp van ernstige bespreking uitgemaakt;
een subsidie van 130 millioen francs werd van
Staatswege beschikbaar gesteld om de finan
cieele positie der spoorwegen te verbeteren. In
dit verband moge er op worden gewezen, dat
volgens mededeeling van „Via Vita" op een
totaal van 115 spoorweg- en locaalspoorweglijnen
slechts één enkele erin geslaagd is een winst
van meer dan 3 pCt. te maken.
Eveneens in Frankrijk en Amerika is aan dit
onderwerp veel aandacht besteed. Tot nu toe
heeft men in Frankrijk in vijf departementen
ruim 1100 K.M. spoorweglijnen gesloten, terwijl
naar wordt medegedeeld hiermede krach
tig zal worden voortgegaan.
Amerika's spoorwegnet is gedurende de laat
ste twintig jaren met 9.800 mijl ingekrompen,
waarvan alleen in het jaar 1937 bijna 1.000 mijl.
Canada heeft gedurende de laatste twee jaren
spoorweglijnen ter gezamenlijke lengte van 470
mijl gesloten. Hier heeft men het goede idee
Verzacht Uw keel Verfrisch Uw
mond en adem met de smakelijke l?Sc
gehad om de spoorbaan te verbouwen tot een
autoweg, welk denkbeeld ook in Amerika na
volging heeft gevonden. De spoorwegen worden
eerst nog gebruikt om de voor den aanleg van
dien autoweg benoodigde materialen aan te
voeren en worden op deze wijze dus nog benut
voor het inluiden van wat hen vervangen moet.
Dezer dagen was in een der bladen sprake
van de honoraria en tantièmes, die dichters en
andere kunstenaars zouden hebben verdiend,
wanneer zij in onzen tijd zouden hebben ge
leefd. Dit is een betrekkelijke kwestie, want men
gaat van de veronderstelling uit, dat die kun
stenaars in onzen tijd ook werkelijk beroemd
zouden zijn. Wat de vraag olijft!
In de middeleeuwen was de toestand voor de
kunstenaars, vooral voor de schilders, vaak niet
zoo somber als men gewoonlijk aanneemt. Vele
schilders vonden in de middeleeuwen en ook in
de tijden der renaissance in een geestelijk of
wereldlijk gekroond hoofd een Maecenas, die
hun artistiek werken, zij het dan ook niet vol
ledig, onafhankelijk maakte van de neerdruk
kende zorgen van den daagschen dag.
Maar weinigen is het echter gegeven geweest
hun heele leven dusdanig met het lotgeval van
een heerscher te verbinden als Diego de Silva
Velasquez, den hofschilder van koning Philips IV
van Spanje. Hem viel daardoor het voorrecht
ten deel, dat een groot gedeelte van zijn oeuvre
bijeen bleef op de plaats zelf, waar het ont
stond. Zijn schilderijen verhuisden alleen maar
soms uit de paleizen naar de musea. In Madrid
kan men door deze gelukkige omstandigheid het
resultaat van een veertigjarige loopbaan als
schilder in alle phasen volgen. Tengevolge van
den burgeroorlog was die mogelijkheid tijdelijk
onderbroken. Het werk van Velasquez verhuisde
naar de kluizen van den Volkenbond te Ge-
nève, maar is, nu de gevaren geweken zijn,
weer op weg naar zijn „Heimat" of is daar
reeds aangekomen.
Het leven van Velasquez was innig verbon
den met dat van zijn koninklijken protector.
De vorst gaf den schilder een rang en onaf
hankelijk financieel bestaan, de schilder gaf
een stuk onsterfelijkheid. De Koning voelde
dit en overlaadde Velasquez met ambten, ad
ministratieve, maar ook zuivere hofambten.
Deze laatste ambten waren buitengewoon ge
schikt, Dm den schilder financieel voordeel te
bezorgen en hem te doen opklimmen in steeds
hoogere maatschappelijke positie. Jan van Eyck
was ook op deze wijze aan het hof verbonden
geweest, als „valet de chambre" van Philips
den Goeden en Jan van der Hamen had een
waardigheid bekleed bij de Bourgondische lijf
wacht.
Bij gelegenheid van een schilderswedstrijö in
1627 was Velasquez benoemd tot kamerbewaar
der, aan welk ambt een salaris was verbonden
van 428.000 maravedi (de kleinste toenmalige
Spaansche munt). Sommigen beweren, dat deze
post zeer eervol was, anderen meenen echter,
dat het baantje gelijk stond met dat van por
tier. Aan het Spaansche hof bestond het ge
bruik om als ondersteuning of bewijs van ge
nade niet een som gelds te betalen, maar het
recht van verkoop van een openbaar ambt ter
beschikking te stellen. Velasquez werd eenige
malen met zulk een gunstbewijs bedacht. Op
18 Mei 1633 kreeg hij „daar momenteel geen
Waar moest hij zich verbergen? In een stad met twintig
huisjes hadden ze hem gauw genoeg. De kakelende dame scheen
tot overmaat van ramp alle menschen uit hun middagdutje
gewekt te hebben, zoodat er geleidelijk overal mannen, vrou
wen en kinderen te voorschijn kwamen. Wat moest hij doen?
Daar viel hem wat in. Toen er een aantal van die lui vlak bij
hem was, wees hij met uitgestrekte hand naar de lucht....
Iedereen keek natuurlijk naar boven, zonder echter iets te
zien. Maar Piet bleef wijzen en men veronderstelde, dat er
weer een vliegtuig in aantocht was. De groep werd steeds
grooter en tot Piet's groote vreugde kwamen ook de beide vlie
geniers aan, maar „eieren-Mie" liep er achter.
Emmy zat in een clubstoel voor den haard.
Zij had zoo juist een boek gelezen over liefde
van twee jonge menschen, die, na een menigte
teleurstellingen en gedwarsboom van hun fami
lie, eindelijk elkaar terugvonden en zouden
trouwen. De roman was uit. Emmy dacht er
over na, terwijl ze in het vuur staarde naar de
vlammen, die dansten als hadden zij de grootste
pret.
Ik zou ook wel eens een romannetje willen be
leven, bepeinsde ze. Maar daar is hier in dit
nare stille huis en met deze onbewoonde omge
ving natuurlijk geen gelegenheid voor. Als ik
maar eens weg kon, eens kon uitvliegen naar
een groote stad, waar ik menschen zou ontmoe
ten en kon uitgaan. Hier bij grootmoeder droog
ik uit als een citroen. Niemand zal mij over
een paar jaar nog mooi genoeg vinden, om met
mij te trouwen.... Ach! dat grootmoeder wilde
begrijpen, dat ik hunker naar verandering; dat
ik verlang naar het leven in de stad: dat ik
snak naar kennismaking met een jongen man,
met wien ik zou kunnen trouwen
„Wat ben je stil, kindje?" vroeg de oude
gïootmoeder met bevende stem. „Heb je je
boek al uit?"
Toen sprong Emmy op en knielde bij haar
grootmoeder neer. „Laat mij enkele maanden
naar Stella gaan, grootmoeder?" verzocht ze.
„Zij heeft mij al zoo dikwijls te logeeren ge
vraagd, zooals u weet."
Mevrouw Rindman schrok: „Hoe dat zoo in
eens, Emmy?"
„O! laat me gaan, toe, grootmoeder?" smeekte
het jonge meisje. „Ik moet meer van de wereld
zien. Alles drukt mij hier. Die stilte hier is af
schuwelijk. Ze weegt op me als lood. Op kost
school had ik mijn vriendinnen; ik had er af
leiding, maar hier.... Grootmoeder, ik kan
die rust om mij heen niet langer verdragen. Ik
zal hier versuffen, kindsch worden.... dood
gaan.
„Emmy, je spreekt wartaal", bestrafte de oude
dame. „Je hebt hier wat je hart verlangt."
„Ja, alles wat u bedoelt, maar niet dat, niet
dat.... grootmoeder. Uu moest dit in
zien. U is ook jong geweestu hebt groot
vader leeren kennen...."
Mevrouw Rindman legde haar hand op het
hoofd van Emmy en zei: „Ik begrijp je, kind.
Je hebt gelijk. Daar had ik aan moeten den
ken, maar je weet, hoe ik van kalmte en rust
houd; je weet, hoe heerlijk ik het vind, dat
ons leven hier buiten het gewoel der wereld,
zoo rustig blijft. Maar jou mag ik niet langer
deze eenzaamheid opdringen. Ik ben blij, dat je
mij hierop gewezen hebt. Ja, kind, ga voor eenige
maanden naar je vriendin. Ik.... ik heb het
zoo lang zonder jou moeten stellen, dus zal ik
berusten in je afwezigheid."
Emmy kuste dankbaar het grijze hoofd.
„Grootmoeder.... misschien ben ik weer gauw
terug."
Doch zelf geloofde ze niet aan haar woorden,
die ze zei, om haar grootmoeder eenigszins te
troosten.
Twee weken nadien vertrok Emmy naar de
groote stad, waar Stella Sluishove woonde en
was weldra in den uitgebreiden kring der rijke
andere middelen ter beschikking staan" bij ko
ninklijk decreet het recht, om een openbaar
ambt tegen geld te „vergeven", het ambt van
een gerechtsdienaar te Madrid en Omgeving
De opbrengst werd op 4000 ducaten geschat
In 1634 kreeg Velasquez voor achttien schil
derijen, waaronder een portret der Koningin,
verschillende landschappen en stillevens, dui
zend ducaten. In dit jaar werd Velasquez be
vorderd tot „ayuda de guardaropa", een soort
ambt van conservator. Dit ambt kwam meer
overeen met zijn beroep als schilder, want de
„guardaropa" bevatte ook de stukken, die tot
versiering der paleizen dienden, meubelen,
kunstwerken en gobelins. Op 16 October 1636
diende Velasquez een smeekschrift in „ter uit
betaling van 15803 realen (een reaal was toen
zeventien maravedi), welke som de achterstand
was van niet uitbetaald salaris ter uitvoering
van koninklijke bouwwerken en voor de kos
ten van een niet geleverd statiegewaad. In
deze som waren de honoraria voor schilderijen
niet opgenomen. Het uitbetalen van dit geld
zou hem in staat stellen, om het groote schil
derij in de Torre de la Parada af te maken.
Hij verkeerde in grooten nood. Hij kreeg ech
ter het jaar daarop pas betaling in termijnen
en nog maar ten deele. Per decreet van 27 Fe
bruari 1640 schonk de Koning hem een jaar
salaris van 5000 ducaten, waardoor de rest van
zijn vorderingen verviel.
Korten tijd daarna werd Velasquez verheven
tot kamerheer. De kamerheeren waren van
adel en droegen een zwarten sleutel aan hun
gordel. Die sleutels waren „zoo groot als kel
dersleutels". Op 22 Februari 1647 werd hij be
noemd tot „inspecteur en betaalmeester van
de zaal met de acht verdiepingen" en kreeg hij
een groote ambtswoning. Niettegenstaande dit
alles klaagde hij, dat hij sedert het feest van
St. Joannes 1645 geen honorarium voor zijn
werk had gekregen en verzocht hij, uit het een
of ander fonds te worden betaald, want de „ac
tief dienenden moeten toch niet worden ach
tergesteld bij hen, die aalmoezen en pensioe
nen ontvangen." In 1648 diende hij weer een
rekening in van 34.000 realen ter vereffening
van niet uitbetaald salaris. Hij verzocht toen
tevens om verhooging van zijn maandsalaris
tot 700 ducaten, wat de Koning toestond.
Na het voorgaande zal iedereen wel ver
baasd staan, hoe een schilder bij het bekleeden
van zooveel ambten en bij al de afleiding aan
het hof nog zulk een Oeuvre kon scheppen, dat
de eeuwen trotseert.
Postgiro 287177 Den Haag, ten name van
de Vereeniging voor Nationale Veiligheid.
familie opgenomen. Aan alle mogelijke verma*
kelijkheden deelnemen was aan de orde va»
den dag. Emmy genoot van dit nieuwe leven en
schreef maar korte briefjes aan haar groot
moeder, meldende, dat zij voor langer geen tij"
had. En het slot was: Als ik thuis ben, zal ft
u alles wel vertellen
Het verlangen van Emmy scheen bevredigd te
zullen worden. Zij leerde een jongen man ken
nen, voor wien zij vurige liefde opvatte en kreeg
de overtuiging wederkeerig door hem bemind te
worden.
Ook hierover vertelde Emmy in haar brieven.
In een roes van geluk bracht zij haar tijd door.
Waar men haar zag, kon men zeker zijn, ook
Ben Waade te ontmoeten. „Daar komt een hu
welijk van", verwachtte de grootmoeder, die de
familie Waade van vroeger kende als behoo-
rende tot de achtenswaardigen in die stad.
Emmy schreef haar eens: „Ik ben zoo in en
in-gelukkig, grootmoedertje. Ik denk, dat Ben
een dezer dagen mij wel de hand zal vragen.
Dan kom ik gauw thuis, om met u toebereidse
len voor mijn verloving te maken,,.
Emmy bleef genieten van alles wat het leven
haar thans bood
en begreep nu
pas ten volle, wat
zij ontbeerd had
in het stille huis i Het Stille llWS
van haar groot- E
moeder, sinds zij, E
als wees, daar
verbleven had.
Schouwburgen, dancings werden bezocht)
autotochten gemaakt; feesten bijgewoond.
steeds was Ben in haar nabijheid.
Ze had Stella haar hartsgeheim toevertrouwd,
doch deze waarschuwde haar voor Ben Waade-
„Hij is een eerste flirt, Emmy. Geloof niet, wat
hij zegt. Vertrouw hem niet."
Doch Emmy hechtte geen waarde aan die
woorden. Zij beminde en meende, dat Stella ja-
loersch was.
Maar toch kwam langzamerhand die waar'
schuwing haar telkens in de herinnering en ad
begon Ben Waade te bespieden, wanneer hl)
met een andere dame danste, of met een in Se~
sprek was.
Zoo kwam zij tot de schrikkelijke ontdekking
dat zij zich in hem vergist had. Onbewust va»
haar tegenwoordigheid in een theetuin, sprak
hij met een meisje uit zijn kring.
„Ik mij verloven met haar, Bertine?" Hij spot-
lachte. „Met zoo'n gansje? Ik vermaak mij met
haar, omdat ze zoo schuchter is als een vogel
en omdat zij in mij haar ideaal schijnt te zien-
Ik heb nog nooit zoo'n geluk bij de dames gehad
als bij haar." u
„Ja, het lijkt me, dat zij erg verliefd op je is.'
„Verliefd? Zij aanbidt mij gewoon!" Weel
klonk zijn spotlach. „Hoe vind je die idylle?
Emmy voelde zich duizelig worden en steun
de haar hoofd tegen den rug van haar rieten
stoel. Naar huis, naar huis, was haar gedachte-
Hoe kom ik hier gauw weg?
Den volgenden morgen zond ze haar groot
moeder een telegram. „Sein terug, dat u zie"
bent."
„Er is iets gebeurd", prevelde mevrouw Rind
man en haastig stuurde ze een knecht met het
gevraagde bericht naar het postkantoor.
Den dag daarop aanvaardde Emmy de terug
reis.
Ontgoocheld, gebroken en met een hevig ven-
langen naar de stilte en de rust van het still®
huis, zat Emmy in den trein.
Ook zij had nu een roman beleefd: een roman
zonder bevrediging en dien zij nooit zou kunnen
vergeten.
Toen zij thuiskwam, stelde de grootmoeder
haar geen vragen, maar liet haar rustig uit
huilen. Zij begreep, dat haar kleindochter het
heerlijke van het leven had leeren kennen,
maar ook met het vreeselijke ervan kennis had
gemaakt. De rust van het stille huis zou Emmy
weer in haar evenwicht brengen.
htj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, belde beenen at belde oogen
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen
ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen JT t OU«" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen f t OU*" doodeiyfcen afloop
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bg een ongeval met
bij
atoor Percy King
„Omdat "k per slot van rekening eten moet."
Sybil maakte een gebaar van ongeduld. „Laten
we zaken afdoen; 't onderhoud heeft mij al veel
te lang geduurd. Hoe zit 't met dien kooper in
Parijs? Wil hij een fatsoenlijken prijs voor de
collectie betalen?"
„Zijn bod is goed, heel goed zelfs. Donderdag
avond, overmorgen, verwacht hij je In Hotel
Fleuri, Rue Pigale, Montmartre. Acht uur. Als
je Woensdag de nachtboot Southampton—Havre
neemt, heb je volop tijd, om eerst op je gemak
Parijs eens rond te kijken."
„Tc Zal Donderdagavond present zijn. Maar
"k neem.de dagboot van New Haven naar
Dieppe. Dan ben 'k nog tijdig genoeg."
Chrichton schudde 't hoofd. „Tc Kan geen
water zien. 'k Zou zoo ziek zijn als een hond,
wanneer 'k bij dag overstak. Met een nacht
boot kan Je in kooi gekropen zijn vóór je de
haven uitvaart. De secuurste manier, om die
vervloekte zeeziekte te voorkomen."
«Southampton—Havre Is een mijl of zeven. Ei-
bestaat geen slechtere verbinding. Goed, je zult
je zin hebben."
„Nu nog even over 't geld van Sir Malcolm."
Sybil stond op. „Geen woord!" zei ze scherp.
„Oho! Luister nu op jouw beurt eens goed
naar mij, jongedame." De toon van den gewezen
zaakwaarnemer uit Durham was thans uitge
sproken vijandig. „We zullen uitgaan van 't
standpunt, dat ik je vader ben. Dacht jij wer
kelijk, dat 'k er de man naar ben, om me met
een kluitje in 't riet te laten sturen? Achttien
jaar heb "k geduldig mijn* kans afgewacht. Nu
de vruchten eindelijk rijp zijn, wou jij me be
letten, aan den boom te schudden en mijn deel
op te vangen? Ja, als Tc gek was! Handen vol
geld heb 'k uitgegeven, 'k Moest Raffill stoppen,
'k Moest Oakton stoppen, 'k Moest Carline stop
pen. Wel verdraaid, de kerels beschouwden me
als 't kerstmannetje, met presentjes beladen!
Knoop dit in je oor, jongedame ik kruip
niet rustig in een hoekje en kijk toe, hoe ande
ren zich te goed doen. Om den dood niet! Mijn
portie van Sir Malcolm's fortuin zal 'k hebben,
de grootste portie van allemaal, of Je hoog
springt of laag!"
„Een bedreiging?1' vroeg Sybil koud.
„Neem 't op, zooals je verkiest. Maar gebeuren
zal "t! En anders wel, reken dat zelf maar
uit. Dan zal je er over kunnen meepraten, hoe
een gevangenis er aan den binnenkant uitziet.
Hoe gevangeniskost smaakt. Hoe gevangenis
kleren je staan. Jfj hebt chèques geteekend als
Roberta Falkner en regelmatig daarop geld
geïnd. Als jij van d« daken Wilt schreeuwen,
dat Je Roberta Falkner niet bent, maar Sybil
Chrichton, beken je daarmee meteen, dat jij je
schuldig hebt gemaakt aan 't voortgezette mis
drijf van valschheid in geschrifte en oplichting.
Daar zullen ze je een leelijken duw voor geven.
Oakton, Carline en ik we verzekeren, dat jij
wel degelijk van 't bedrog op de hoogte was.
Gnuif nu maar niet bij de gedachte, dat wij
daarbij ook wel eens tegen de lamp konden
loopen. Neen, meisje, daar hebben we de kaar
ten te goed voor geschud! Doe je daarentegen
met ons mee, dan zal dat je geen windeieren
leggen. Dénk er eens kalm over na. Dan zal je
inzien, wat er terecht moet komen van een
jonge vrouw, die er goed uitziet, die er alle
machtig goed uitziet, maar geen penny bezit en
bovendien nagewezen wordt als één, die In de
gevangenis gezeten heeft. Denk er over na en
't zal je duidelijk zijn, aan welke zijde je voor
deel ligt!"
„Je lange speech heeft niet den minsten in
druk op me gemaakt!" zei Sybil koud. „Wan
neer je me kende, zou je je de moeite bespaard
hebben. Ga nu! Je brengt me toch niet tot
andere gedachten."
„We zullen zien, meisje, we zullen zien. Ik
loop nooit op de dingen vooruit. Eerst 't één,
dan 't ander is mijn devies, 't Eén is nu de ver
zameling kostbaarheden van Sir Malcolm. Mor
genavond dus met de nachtboot van Southamp
ton naar Havre. Je zult in den loop van den
dag wel een telegram van Mr. Duvigneuil ont
vangen; 't verwondert me eigenlijk, dat 't er nog
niet is. Voor ik 't vergeet neem een goeien
raad van me aan. Geef de cassette met kost
baarheden in geen geval aan den purser in be
waring. Hij heeft 't recht, inzage te nemen van
alle dingen, die hem toevertrouwd worden, en hij
zou je wel eens lastige vragen kunnen stellen.
Heb je den boel al hier?"
Sybil doorstond Chrichton's onderzoekenden
blik zonder met de oogen te knippen. „Zie ik
er uit of ik gek ben? Ja, 'k zal zulke waarde
volle dingen dagen te voren in huis halen! Mor
genmiddag is 't nog tijd genoeg, om naar Mr.
Hulbert te gaan."
„Dan is 't goed." Chrichton heesch zich uit
zijn fauteuil op. „Donderdagavond acht uur dus
in Hotel Fleuri. Mocht je er tegen opzien,
in een vreemde stad moederziel alleen den weg
te zoeken, en 't gezelschap van mij en mijn
secretaris Oldfield is je niet te min, dan.,.."
Hij voltoode den zin niet. Uit een optrekken
van den linker schouder moest de rest maar af
geleid worden.
„Merci," wees Sybil 't aanbod hooghartig af.
,,'k Zal 't zonder hulp wel klaar spelen. En
anders heb ik mijn mond nog."
Chrichton vertrok, uitgeleide gedaan door
Margaret Townley. Aan den overkant van
Sybil's flat liep Culllngwood op en neer. Een
jonge man, die een afspraakje gemaakt had en
met ongeduld de komst van zijn dulcinea ver
beidde. 't Was niets ongewoons op Battersea
Park Road. Chrichton stapte In zijn auto, zon
der eenige aandacht aan hem geschonken te
hebben. Toen de wagen goed en wel uit 't ge
zicht was, stak Keith over en schelde.
Sybil bracht hem verslag uit vam 't onderhoud
met haar vader.
„'k Bad niet anders gedacht," knikte Culling-,
wood, ,,'t Spreekt vanzelf, dat hij u aanraadde,
de cassette niet aan den purser in bewaring te
geven in dat geval greep hij er onmiddellijk
naast. Door de nachtboot te nemen, vergroot hij
belangrijk de kans, om de kostbaarheden te
laten ontvreemden. Daarbij is Southampton-
Havre 't langste traject. Hoe meer tijd hij heeft,
hoe liever 't hem is."
Miss Chrichton zag hem aan; haar gezicht
drukte duidelijk uit, dat Cullingwood's houding
haar een raadsel was. „Voor mij zou dat alle
maal juist een reden zijn, om bij dag over te
steken, of anders de cassette in de safe van den
purser te laten opbergen. Nu lijkt 't er verdacht
veel op, alsof u den diefstal zoo makkelijk moge
lijk wil maken."
„Toch niet," verzekerde Keith. „U vergist u,
als u denkt, dat een doodgewone, ordinaire dief
stal beraamd is. Neen, er zit een zekere artistici
teit in Chrichton's of Oakton's plan. 't Zou wer
kelijk zonde wezen, hun de kans te ontnemen,
't uit te voeren. Ze hebben 't zóó overlegd, dat
ze Sir Malcolm's collectie meenen te kunnen in
palmen, zonder daarbij eenige verdenking op
zich te laden. Knap in elkaar gezet, verbazend
knap. Wanneer u als conditie had gesteld, met
een legertje detectives naar Hotel Fleuri te
komen, zou Chrichton niet 't minste bezwaar
gemaakt hebben. Ze zijn zeker van hun zaak,
bliksems zeker. Toch rekenen ze buiten den
waard."
„U kon even goed Grieksch tegen me praten,"
zei Sybil lichtelijk ontstemd, ,,'k Snap er geen
jota van."
«Dat komt yrei. Heusch, 'k garandeer 't a-
We hebben onderzoek gedaan naar Oldfield, <Üfl
als Chrichton's secretaris fungeert. Hij staat bi)
Scotland Yard bekend als gladde Bobbie, ee»
zeldzaam handige hotelrat. Ze kijken hem
jaren lang op de vingers; toch zijn ze er ni®c
in geslaagd, hem te pakken te krijgen. Zoo'»
hulp zal de heeren een slordige duit koste»'
Maar ja, dat laat de te verwachten buit ook
wel toe."
Er werd gescheld. Bij afwezigheid van Lucy>
de dienstbode, ging Margaret kijken. Zij kwa»1
terug met de boodschap: „Telegram, Mis®
Chrichton. U moet persoonlijk voor ontvarrgs'
teekenen."
„Uitstekend." Sybil stond op. „Excuseer me ee»
oogenblik." f
Lichtjes van pret dansten in Cullingwood's
oogen. „Neen maar, daar wist 'k niets van, dat
Miss Chrichton zoo'n snoes van een dienstmeis-
je heeft! De slager, de bakker, de groentenboeri
de kruidenier en de verdere karavaan van leve
ranciers gaan vast en zeker zwaar in den rou"'
wanneer ze tot de ervaring komen, dat 't knap
pe kind even plotseling verdwenen is, als ze »P
Battersea Park Road verscheen. Ei- zal een g®"
weldige vraag naar zwart in deze contreie»
zijn-"
Margaret ontweek Keith vlug, toen hij ee»
arm om haar heen wilde slaan, en stak haa"
tong uit. De gelegenheid tot repliek werd haaf
ontnomen, doordat Miss Chrichton de kat»er
binnen stapte.
jfcWordt yer«olgd->