Gemeentelijke schoolzorg Na't Rooken De luchtroovers van Hoitika M <KetvM&aal vonden dcuf y y y Twee belangrijke publicaties Openbare scholen in N.-Brabant en Limburg ONRENDABELE SPOORLIJNEN iriiilltllWni Velasquez en PhilipsIV van Spanje .uchtVerdediqingsFi ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 750- F 250- Gegevens omtrent opheffingen Ook Uw steun! cheepsrecht WOENSDAG 19 APRIL 1939 HetLuchtverdedigings- fonds stelt jongelui financieel in staat tot vlieger opgeleid te worden. Een versterking van de vlieger-reserve is ver sterking van onze Neu traliteit. Zendt Uw aan het - bijdrage van at Driemaal Dezer dagen verschenen twee zeer be langrijke mededeelingen van 't „Cen traal Bureau voor de Statistiek" te 's-Gravenhage (op aanvrage bij 't C. B. v. d. S. gratis te verkrijgen). No. 116 (16 Maart 1939) bevat 'n lijst der bijdragen, vastgesteld ingevolge de artt. 55bis 1ste lid en 101, 5e lid der lager-onder- wijswet 1920, voor het jaar 1938, voor elke Gemeente van geheel Nederland. Waar wij de leuze „waarheid Doven al" huldigen, moeten wij, tot ons leedwezen, vaststellen, dat de Gemeenten in het Zui den des Lands 'n droevig beeld geven van de gemeentelijke zorg voor het onderwijs Immers, terwijl er in geen enkele overige provincie van Nederland ook maar één ge meente voorkomt, waar in 1938 't bedrag dezer bijdrage ex art. 101 beneden 5 was, zijn er 13 dergelijke gemeenten in Noord-Brabant en 28 in Limburg. Dat b.v. de gemeente Jabeek (L.) zij is trouwens de laagste van 't heele land 't bij zonder onderwijs met 'n bedrag van 4 zegge vier gulden per jaar en per kind afscheept, is ongehoord. Gelukkig heeft de wetgever voor de toekomst "n stokje gestoken voor dit spelletje. In 't verleden hadden schriele gemeenten, die niets voor onderwijs over hadden, de zaak der vergoeding in de hand. Dat is uit. Niet meer zal is er geen openbare school ter plaatse het bedrag voor de middelste van 3 gemeenten der zelfde belastingklasse, maatstaf zijn, doch t bedrag moet vastgesteld worden los van bedoelde 3 gemeenten voor de redelijke be hoefte eener normale school (respectievelijk la gere en ulo) ter plaatse. Voortaan hebben èn de schoolbesturen èn de hoofdinspecteurs 't recht van beroep op Gede puteerde Staten en van die uitspraak is volgens art. 17 der L.O.wet weer beroep op de Kroon. Welnu, vast staat, dat volgens uitspraken van t betrokken gezag, geen normale school aan hare redelijke behoefte kan tegemoet komen, zonder 'n bedrag van 'n minimaal minimum van 6. Ook in gemeenten, waar een openbare school is. zal de bijzondere school niet meer. met han den en voeten gebonden zitten aan t bedrag door den raad voor de openbare school vast gesteld. Niet meer dus is 't bijzondere-schoolbestuur te Bocholtz verplicht genoegen te nemen met *t ellendig bedrag van 4.20, dat voor de open bare school aldaar werd vastgesteld. 't Kan zelfstandig in beroep gaan. Wij zeiden, dat èn schoolbestuur èn hoofd inspecteur in beroep kunnen gaan. Natuurlijk doen schoolbesturen, die 'n ruggegraat hebben, zulks zelf. De hoofdinspecteur is als 'n toe ziende voogd. Volwassenen in casu de schoolbesturen moeten zelf voor zichzelf zorgen. Laten zij t echter na, om welke reden dan ook (noodelooze schrik, meening, dat men de gemeente moet ontzien, enz.), dan doet zulks de hoofdinspecteur. De mededeeling no. 116 is 'n kostelijke gave voor de bijzondere scholen. Tot nog toe ik spreek uit ondervinding was t schier onmogelijk te weten, wat de ge meenten voor de bijzondere scholen uit gaven. Thans is dat anders. Thans ook mogen wantoestanden ver beterd worden: vervelooze scholen geverfd worden, kinderen behoeven niet meer met 2 uit één boekje te lezen, versleten school boekjes kunnen vernieuwd worden, im mers dat alles valt onder redelijke uitga ven. Helaas zal over 1939 hier en daar 'n ge meente door de mazen van 't net kruipen. Immers volgens art. 55 bis der wet kan 't schoolbestuur alsmede de hoofdinspec teur binnen dertig vrije dagen, te reke nen van den dag, waarop het afschrift van het raadsbesluit aan het bestuur is toe gezonden, aan Gedeputeerde Staten ver hooging van het door den gemeenteraad vastgestelde bedrag vragen. Het desbe treffend verzoekschrift onder dank aan 't E. K. Centraal Bureau te 's-Gravenhage volge hier: Aan Heeren Gedeputeerde Staten der Provincie Limburg, N.-Brab. enz. te Maastricht enz. Geeft met verschuldigden eerbied te kennen het R. K. Kerkbestuur der Parochiege vestigd tevormende het bestuur van de R. K. School voor gewoon lager onder wijs(straat), aldaar; dat de Raad der gemeente.... in zijn ver gadering vanhet bedrag per leerling, be doeld in art. 55 bis der Lager-Onderwijswet 1920, voor het jaarheeft vastgesteld op van welke vaststelling door het ge meentebestuur vanaan adressant mede deeling is gedaan bij schrijven van dat genoemd bedrag, naar de meening van adressant, ten eenenmale ontoereikend moet worden geacht voor de redelijke behoeften van een normale lagere school in de gemeente Redenen, waarom adressant zich wendt tot Uw geëerd College met het beleefd verzoek het door den Raad der gemeente vastgestelde bedrag per leerling zoodanig te willen verhoo- gen, dat een bedrag verkregen wordt, hetwelk voor de redelijke behoeften van een normale lagere school in de gemeente voldoende is te achten. Hetwelk doende enz. Het R. K. Kerkbestuur voornoemd, Voorzitter. Secretaris. den 19 Helaas zullen hier of daar de 30 dagen verloopen zijn. Maar in 1940 zal de wan toestand vast en zeker zijn opgeheven. Vraagt een schoolbestuur verhooging van t bedrag (over 't jaar der begrooting) door den gemeenteraad vastgesteld aan Gedeputeerde Staten, doch handhaven Gedeputeerde Sta ten dit bedrag, of verhoogen zij het niet in vol doende mate, dan kan 't bestuur, ingevolge het bepaalde bij art. 17 wet L. O., tegen de beslis sing van Ged. Staten bij H. M. de Koningin in beroep gaan, binnen 30 vrije dagen, te rekenen van den dag, waarop de beslissing aan het be stuur is toegezonden. Zal het door Ged. Staten vast te stellen be drag niet voldoende zijn om daaruit ook de extra-uitgaven voor vernieuwing van leermid delen enz. enz. te bestrijden, dan kan het be stuur overeenkomstig het bepaalde in art. 101 ter der wet, vóór 1 Mei aan den Minister van Onderwijs om vaststelling van een hoogere vergoeding verzoeken. Zoo noodig kan het be stuur van de beschikking van den Minister in beroep gaan bij H. M. de Koningin, en wel bin nen 30 vrije dagen, waarop het afschrift van de ministerieele beschikking aan het bestuur is toegezonden. 't Voortreffelijke R. K. Centraal Bureau te 's-Gravenhage is gaarne bereid den schoolbe sturen inlichtingen te verschaffen en de noo- dige adressen op te stellen. Men wende zich dus daartoe. Een tweede kostelijke mededeeling is no. 117 van 't C. B. v. <j. Statistiek (gratis op aanvrage te verkrijgen). Zij bevat de voor- loopige cijfers betreffende de aantallen scholen, leerlingen en leerkrachten bij het gewoon en uitgebreid lager onderwijs in 1938. Wij leeren er uit, dat in Noordbrabant 4666 leerlingen (waaronder 2116 meisjes) in 66 openbare scholen gewoon lager on derwijs ontvangen en dat deze cijfers voor Limburg zijn 45 scholen en 5840 leerlingen, waaronder 1685 meisjes. Droeve cijfers voor Limburg. In deze provincie zijn nog tallooze scholen open baar, ondanks 't feit, dat de bevolking ge heel, of nagenoeg geheel, katholiek is: wij noemen als zoodanig Bocholtz, Middelaar, Eys, Mheer, Ubaehsberg, Berg en Terblijt, Heer, Stein, Steyl (Tegelen), Ell, Hunsel, enz. 't Getal kinderen, vergeleken met dat der scholen in beide provincies, duidt aan, dat in Noordbrabant de openbare school volgens de wet voor kleine minder heden bestaat, in Limburg, zonder wette lijke noodzakelijkheid, voor de heele, al thans heele mannelijke, dorpsbevolking. Roermond. Dr. VAN GILS Een twintigtal jaren geleden kwam sluiting van onrendabele spoorlijnen practisch ge sproken zoo goed als niet voor, aldus lezen wij in een publicatie van de Alg. Ned. Verkeers- federatie. Toch moet men daaruit niet opma ken, dat alle spoorweglijnen toentertijd renda bel waren en dat er zich in sommige gevallen geen financieele moeilijkheden voordeden. Het feit echter, dat de mogelijkheid ontbrak om het vervoer op een andere wijze te bewerkstelligen, was oorzaak, dat van sluiting nauwelijks sprake kon zijn. De opkomst en de snelle groei van het motorwegverkeer hebben hierin verandering ge bracht; sindsdien is men meer en meer over gegaan tot vervanging van onrendabele spoor wegdiensten door autobus- en vrachtautodien sten. Exacte statistische gegevens ontbreken ech ter om te kunnen nagaan in welke mate gedu rende de laatste jaren deze vervanging in de verschillende landen heeft plaats gehad. Vol gens de Petr. Press Service van 7 October j.l. heeft onlangs in Zwitserland het vraagstuk van sluiting op ruime schaal van spoorweglijnen een onderwerp van ernstige bespreking uitgemaakt; een subsidie van 130 millioen francs werd van Staatswege beschikbaar gesteld om de finan cieele positie der spoorwegen te verbeteren. In dit verband moge er op worden gewezen, dat volgens mededeeling van „Via Vita" op een totaal van 115 spoorweg- en locaalspoorweglijnen slechts één enkele erin geslaagd is een winst van meer dan 3 pCt. te maken. Eveneens in Frankrijk en Amerika is aan dit onderwerp veel aandacht besteed. Tot nu toe heeft men in Frankrijk in vijf departementen ruim 1100 K.M. spoorweglijnen gesloten, terwijl naar wordt medegedeeld hiermede krach tig zal worden voortgegaan. Amerika's spoorwegnet is gedurende de laat ste twintig jaren met 9.800 mijl ingekrompen, waarvan alleen in het jaar 1937 bijna 1.000 mijl. Canada heeft gedurende de laatste twee jaren spoorweglijnen ter gezamenlijke lengte van 470 mijl gesloten. Hier heeft men het goede idee Verzacht Uw keel Verfrisch Uw mond en adem met de smakelijke l?Sc gehad om de spoorbaan te verbouwen tot een autoweg, welk denkbeeld ook in Amerika na volging heeft gevonden. De spoorwegen worden eerst nog gebruikt om de voor den aanleg van dien autoweg benoodigde materialen aan te voeren en worden op deze wijze dus nog benut voor het inluiden van wat hen vervangen moet. Dezer dagen was in een der bladen sprake van de honoraria en tantièmes, die dichters en andere kunstenaars zouden hebben verdiend, wanneer zij in onzen tijd zouden hebben ge leefd. Dit is een betrekkelijke kwestie, want men gaat van de veronderstelling uit, dat die kun stenaars in onzen tijd ook werkelijk beroemd zouden zijn. Wat de vraag olijft! In de middeleeuwen was de toestand voor de kunstenaars, vooral voor de schilders, vaak niet zoo somber als men gewoonlijk aanneemt. Vele schilders vonden in de middeleeuwen en ook in de tijden der renaissance in een geestelijk of wereldlijk gekroond hoofd een Maecenas, die hun artistiek werken, zij het dan ook niet vol ledig, onafhankelijk maakte van de neerdruk kende zorgen van den daagschen dag. Maar weinigen is het echter gegeven geweest hun heele leven dusdanig met het lotgeval van een heerscher te verbinden als Diego de Silva Velasquez, den hofschilder van koning Philips IV van Spanje. Hem viel daardoor het voorrecht ten deel, dat een groot gedeelte van zijn oeuvre bijeen bleef op de plaats zelf, waar het ont stond. Zijn schilderijen verhuisden alleen maar soms uit de paleizen naar de musea. In Madrid kan men door deze gelukkige omstandigheid het resultaat van een veertigjarige loopbaan als schilder in alle phasen volgen. Tengevolge van den burgeroorlog was die mogelijkheid tijdelijk onderbroken. Het werk van Velasquez verhuisde naar de kluizen van den Volkenbond te Ge- nève, maar is, nu de gevaren geweken zijn, weer op weg naar zijn „Heimat" of is daar reeds aangekomen. Het leven van Velasquez was innig verbon den met dat van zijn koninklijken protector. De vorst gaf den schilder een rang en onaf hankelijk financieel bestaan, de schilder gaf een stuk onsterfelijkheid. De Koning voelde dit en overlaadde Velasquez met ambten, ad ministratieve, maar ook zuivere hofambten. Deze laatste ambten waren buitengewoon ge schikt, Dm den schilder financieel voordeel te bezorgen en hem te doen opklimmen in steeds hoogere maatschappelijke positie. Jan van Eyck was ook op deze wijze aan het hof verbonden geweest, als „valet de chambre" van Philips den Goeden en Jan van der Hamen had een waardigheid bekleed bij de Bourgondische lijf wacht. Bij gelegenheid van een schilderswedstrijö in 1627 was Velasquez benoemd tot kamerbewaar der, aan welk ambt een salaris was verbonden van 428.000 maravedi (de kleinste toenmalige Spaansche munt). Sommigen beweren, dat deze post zeer eervol was, anderen meenen echter, dat het baantje gelijk stond met dat van por tier. Aan het Spaansche hof bestond het ge bruik om als ondersteuning of bewijs van ge nade niet een som gelds te betalen, maar het recht van verkoop van een openbaar ambt ter beschikking te stellen. Velasquez werd eenige malen met zulk een gunstbewijs bedacht. Op 18 Mei 1633 kreeg hij „daar momenteel geen Waar moest hij zich verbergen? In een stad met twintig huisjes hadden ze hem gauw genoeg. De kakelende dame scheen tot overmaat van ramp alle menschen uit hun middagdutje gewekt te hebben, zoodat er geleidelijk overal mannen, vrou wen en kinderen te voorschijn kwamen. Wat moest hij doen? Daar viel hem wat in. Toen er een aantal van die lui vlak bij hem was, wees hij met uitgestrekte hand naar de lucht.... Iedereen keek natuurlijk naar boven, zonder echter iets te zien. Maar Piet bleef wijzen en men veronderstelde, dat er weer een vliegtuig in aantocht was. De groep werd steeds grooter en tot Piet's groote vreugde kwamen ook de beide vlie geniers aan, maar „eieren-Mie" liep er achter. Emmy zat in een clubstoel voor den haard. Zij had zoo juist een boek gelezen over liefde van twee jonge menschen, die, na een menigte teleurstellingen en gedwarsboom van hun fami lie, eindelijk elkaar terugvonden en zouden trouwen. De roman was uit. Emmy dacht er over na, terwijl ze in het vuur staarde naar de vlammen, die dansten als hadden zij de grootste pret. Ik zou ook wel eens een romannetje willen be leven, bepeinsde ze. Maar daar is hier in dit nare stille huis en met deze onbewoonde omge ving natuurlijk geen gelegenheid voor. Als ik maar eens weg kon, eens kon uitvliegen naar een groote stad, waar ik menschen zou ontmoe ten en kon uitgaan. Hier bij grootmoeder droog ik uit als een citroen. Niemand zal mij over een paar jaar nog mooi genoeg vinden, om met mij te trouwen.... Ach! dat grootmoeder wilde begrijpen, dat ik hunker naar verandering; dat ik verlang naar het leven in de stad: dat ik snak naar kennismaking met een jongen man, met wien ik zou kunnen trouwen „Wat ben je stil, kindje?" vroeg de oude gïootmoeder met bevende stem. „Heb je je boek al uit?" Toen sprong Emmy op en knielde bij haar grootmoeder neer. „Laat mij enkele maanden naar Stella gaan, grootmoeder?" verzocht ze. „Zij heeft mij al zoo dikwijls te logeeren ge vraagd, zooals u weet." Mevrouw Rindman schrok: „Hoe dat zoo in eens, Emmy?" „O! laat me gaan, toe, grootmoeder?" smeekte het jonge meisje. „Ik moet meer van de wereld zien. Alles drukt mij hier. Die stilte hier is af schuwelijk. Ze weegt op me als lood. Op kost school had ik mijn vriendinnen; ik had er af leiding, maar hier.... Grootmoeder, ik kan die rust om mij heen niet langer verdragen. Ik zal hier versuffen, kindsch worden.... dood gaan. „Emmy, je spreekt wartaal", bestrafte de oude dame. „Je hebt hier wat je hart verlangt." „Ja, alles wat u bedoelt, maar niet dat, niet dat.... grootmoeder. Uu moest dit in zien. U is ook jong geweestu hebt groot vader leeren kennen...." Mevrouw Rindman legde haar hand op het hoofd van Emmy en zei: „Ik begrijp je, kind. Je hebt gelijk. Daar had ik aan moeten den ken, maar je weet, hoe ik van kalmte en rust houd; je weet, hoe heerlijk ik het vind, dat ons leven hier buiten het gewoel der wereld, zoo rustig blijft. Maar jou mag ik niet langer deze eenzaamheid opdringen. Ik ben blij, dat je mij hierop gewezen hebt. Ja, kind, ga voor eenige maanden naar je vriendin. Ik.... ik heb het zoo lang zonder jou moeten stellen, dus zal ik berusten in je afwezigheid." Emmy kuste dankbaar het grijze hoofd. „Grootmoeder.... misschien ben ik weer gauw terug." Doch zelf geloofde ze niet aan haar woorden, die ze zei, om haar grootmoeder eenigszins te troosten. Twee weken nadien vertrok Emmy naar de groote stad, waar Stella Sluishove woonde en was weldra in den uitgebreiden kring der rijke andere middelen ter beschikking staan" bij ko ninklijk decreet het recht, om een openbaar ambt tegen geld te „vergeven", het ambt van een gerechtsdienaar te Madrid en Omgeving De opbrengst werd op 4000 ducaten geschat In 1634 kreeg Velasquez voor achttien schil derijen, waaronder een portret der Koningin, verschillende landschappen en stillevens, dui zend ducaten. In dit jaar werd Velasquez be vorderd tot „ayuda de guardaropa", een soort ambt van conservator. Dit ambt kwam meer overeen met zijn beroep als schilder, want de „guardaropa" bevatte ook de stukken, die tot versiering der paleizen dienden, meubelen, kunstwerken en gobelins. Op 16 October 1636 diende Velasquez een smeekschrift in „ter uit betaling van 15803 realen (een reaal was toen zeventien maravedi), welke som de achterstand was van niet uitbetaald salaris ter uitvoering van koninklijke bouwwerken en voor de kos ten van een niet geleverd statiegewaad. In deze som waren de honoraria voor schilderijen niet opgenomen. Het uitbetalen van dit geld zou hem in staat stellen, om het groote schil derij in de Torre de la Parada af te maken. Hij verkeerde in grooten nood. Hij kreeg ech ter het jaar daarop pas betaling in termijnen en nog maar ten deele. Per decreet van 27 Fe bruari 1640 schonk de Koning hem een jaar salaris van 5000 ducaten, waardoor de rest van zijn vorderingen verviel. Korten tijd daarna werd Velasquez verheven tot kamerheer. De kamerheeren waren van adel en droegen een zwarten sleutel aan hun gordel. Die sleutels waren „zoo groot als kel dersleutels". Op 22 Februari 1647 werd hij be noemd tot „inspecteur en betaalmeester van de zaal met de acht verdiepingen" en kreeg hij een groote ambtswoning. Niettegenstaande dit alles klaagde hij, dat hij sedert het feest van St. Joannes 1645 geen honorarium voor zijn werk had gekregen en verzocht hij, uit het een of ander fonds te worden betaald, want de „ac tief dienenden moeten toch niet worden ach tergesteld bij hen, die aalmoezen en pensioe nen ontvangen." In 1648 diende hij weer een rekening in van 34.000 realen ter vereffening van niet uitbetaald salaris. Hij verzocht toen tevens om verhooging van zijn maandsalaris tot 700 ducaten, wat de Koning toestond. Na het voorgaande zal iedereen wel ver baasd staan, hoe een schilder bij het bekleeden van zooveel ambten en bij al de afleiding aan het hof nog zulk een Oeuvre kon scheppen, dat de eeuwen trotseert. Postgiro 287177 Den Haag, ten name van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid. familie opgenomen. Aan alle mogelijke verma* kelijkheden deelnemen was aan de orde va» den dag. Emmy genoot van dit nieuwe leven en schreef maar korte briefjes aan haar groot moeder, meldende, dat zij voor langer geen tij" had. En het slot was: Als ik thuis ben, zal ft u alles wel vertellen Het verlangen van Emmy scheen bevredigd te zullen worden. Zij leerde een jongen man ken nen, voor wien zij vurige liefde opvatte en kreeg de overtuiging wederkeerig door hem bemind te worden. Ook hierover vertelde Emmy in haar brieven. In een roes van geluk bracht zij haar tijd door. Waar men haar zag, kon men zeker zijn, ook Ben Waade te ontmoeten. „Daar komt een hu welijk van", verwachtte de grootmoeder, die de familie Waade van vroeger kende als behoo- rende tot de achtenswaardigen in die stad. Emmy schreef haar eens: „Ik ben zoo in en in-gelukkig, grootmoedertje. Ik denk, dat Ben een dezer dagen mij wel de hand zal vragen. Dan kom ik gauw thuis, om met u toebereidse len voor mijn verloving te maken,,. Emmy bleef genieten van alles wat het leven haar thans bood en begreep nu pas ten volle, wat zij ontbeerd had in het stille huis i Het Stille llWS van haar groot- E moeder, sinds zij, E als wees, daar verbleven had. Schouwburgen, dancings werden bezocht) autotochten gemaakt; feesten bijgewoond. steeds was Ben in haar nabijheid. Ze had Stella haar hartsgeheim toevertrouwd, doch deze waarschuwde haar voor Ben Waade- „Hij is een eerste flirt, Emmy. Geloof niet, wat hij zegt. Vertrouw hem niet." Doch Emmy hechtte geen waarde aan die woorden. Zij beminde en meende, dat Stella ja- loersch was. Maar toch kwam langzamerhand die waar' schuwing haar telkens in de herinnering en ad begon Ben Waade te bespieden, wanneer hl) met een andere dame danste, of met een in Se~ sprek was. Zoo kwam zij tot de schrikkelijke ontdekking dat zij zich in hem vergist had. Onbewust va» haar tegenwoordigheid in een theetuin, sprak hij met een meisje uit zijn kring. „Ik mij verloven met haar, Bertine?" Hij spot- lachte. „Met zoo'n gansje? Ik vermaak mij met haar, omdat ze zoo schuchter is als een vogel en omdat zij in mij haar ideaal schijnt te zien- Ik heb nog nooit zoo'n geluk bij de dames gehad als bij haar." u „Ja, het lijkt me, dat zij erg verliefd op je is.' „Verliefd? Zij aanbidt mij gewoon!" Weel klonk zijn spotlach. „Hoe vind je die idylle? Emmy voelde zich duizelig worden en steun de haar hoofd tegen den rug van haar rieten stoel. Naar huis, naar huis, was haar gedachte- Hoe kom ik hier gauw weg? Den volgenden morgen zond ze haar groot moeder een telegram. „Sein terug, dat u zie" bent." „Er is iets gebeurd", prevelde mevrouw Rind man en haastig stuurde ze een knecht met het gevraagde bericht naar het postkantoor. Den dag daarop aanvaardde Emmy de terug reis. Ontgoocheld, gebroken en met een hevig ven- langen naar de stilte en de rust van het still® huis, zat Emmy in den trein. Ook zij had nu een roman beleefd: een roman zonder bevrediging en dien zij nooit zou kunnen vergeten. Toen zij thuiskwam, stelde de grootmoeder haar geen vragen, maar liet haar rustig uit huilen. Zij begreep, dat haar kleindochter het heerlijke van het leven had leeren kennen, maar ook met het vreeselijke ervan kennis had gemaakt. De rust van het stille huis zou Emmy weer in haar evenwicht brengen. htj levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, belde beenen at belde oogen op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen ongevallen verzekerd voor een der volgende ultkeeringen JT t OU«" verlies van beide armen, belde beenen of belde oogen f t OU*" doodeiyfcen afloop AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bg een ongeval met bij atoor Percy King „Omdat "k per slot van rekening eten moet." Sybil maakte een gebaar van ongeduld. „Laten we zaken afdoen; 't onderhoud heeft mij al veel te lang geduurd. Hoe zit 't met dien kooper in Parijs? Wil hij een fatsoenlijken prijs voor de collectie betalen?" „Zijn bod is goed, heel goed zelfs. Donderdag avond, overmorgen, verwacht hij je In Hotel Fleuri, Rue Pigale, Montmartre. Acht uur. Als je Woensdag de nachtboot Southampton—Havre neemt, heb je volop tijd, om eerst op je gemak Parijs eens rond te kijken." „Tc Zal Donderdagavond present zijn. Maar "k neem.de dagboot van New Haven naar Dieppe. Dan ben 'k nog tijdig genoeg." Chrichton schudde 't hoofd. „Tc Kan geen water zien. 'k Zou zoo ziek zijn als een hond, wanneer 'k bij dag overstak. Met een nacht boot kan Je in kooi gekropen zijn vóór je de haven uitvaart. De secuurste manier, om die vervloekte zeeziekte te voorkomen." «Southampton—Havre Is een mijl of zeven. Ei- bestaat geen slechtere verbinding. Goed, je zult je zin hebben." „Nu nog even over 't geld van Sir Malcolm." Sybil stond op. „Geen woord!" zei ze scherp. „Oho! Luister nu op jouw beurt eens goed naar mij, jongedame." De toon van den gewezen zaakwaarnemer uit Durham was thans uitge sproken vijandig. „We zullen uitgaan van 't standpunt, dat ik je vader ben. Dacht jij wer kelijk, dat 'k er de man naar ben, om me met een kluitje in 't riet te laten sturen? Achttien jaar heb "k geduldig mijn* kans afgewacht. Nu de vruchten eindelijk rijp zijn, wou jij me be letten, aan den boom te schudden en mijn deel op te vangen? Ja, als Tc gek was! Handen vol geld heb 'k uitgegeven, 'k Moest Raffill stoppen, 'k Moest Oakton stoppen, 'k Moest Carline stop pen. Wel verdraaid, de kerels beschouwden me als 't kerstmannetje, met presentjes beladen! Knoop dit in je oor, jongedame ik kruip niet rustig in een hoekje en kijk toe, hoe ande ren zich te goed doen. Om den dood niet! Mijn portie van Sir Malcolm's fortuin zal 'k hebben, de grootste portie van allemaal, of Je hoog springt of laag!" „Een bedreiging?1' vroeg Sybil koud. „Neem 't op, zooals je verkiest. Maar gebeuren zal "t! En anders wel, reken dat zelf maar uit. Dan zal je er over kunnen meepraten, hoe een gevangenis er aan den binnenkant uitziet. Hoe gevangeniskost smaakt. Hoe gevangenis kleren je staan. Jfj hebt chèques geteekend als Roberta Falkner en regelmatig daarop geld geïnd. Als jij van d« daken Wilt schreeuwen, dat Je Roberta Falkner niet bent, maar Sybil Chrichton, beken je daarmee meteen, dat jij je schuldig hebt gemaakt aan 't voortgezette mis drijf van valschheid in geschrifte en oplichting. Daar zullen ze je een leelijken duw voor geven. Oakton, Carline en ik we verzekeren, dat jij wel degelijk van 't bedrog op de hoogte was. Gnuif nu maar niet bij de gedachte, dat wij daarbij ook wel eens tegen de lamp konden loopen. Neen, meisje, daar hebben we de kaar ten te goed voor geschud! Doe je daarentegen met ons mee, dan zal dat je geen windeieren leggen. Dénk er eens kalm over na. Dan zal je inzien, wat er terecht moet komen van een jonge vrouw, die er goed uitziet, die er alle machtig goed uitziet, maar geen penny bezit en bovendien nagewezen wordt als één, die In de gevangenis gezeten heeft. Denk er over na en 't zal je duidelijk zijn, aan welke zijde je voor deel ligt!" „Je lange speech heeft niet den minsten in druk op me gemaakt!" zei Sybil koud. „Wan neer je me kende, zou je je de moeite bespaard hebben. Ga nu! Je brengt me toch niet tot andere gedachten." „We zullen zien, meisje, we zullen zien. Ik loop nooit op de dingen vooruit. Eerst 't één, dan 't ander is mijn devies, 't Eén is nu de ver zameling kostbaarheden van Sir Malcolm. Mor genavond dus met de nachtboot van Southamp ton naar Havre. Je zult in den loop van den dag wel een telegram van Mr. Duvigneuil ont vangen; 't verwondert me eigenlijk, dat 't er nog niet is. Voor ik 't vergeet neem een goeien raad van me aan. Geef de cassette met kost baarheden in geen geval aan den purser in be waring. Hij heeft 't recht, inzage te nemen van alle dingen, die hem toevertrouwd worden, en hij zou je wel eens lastige vragen kunnen stellen. Heb je den boel al hier?" Sybil doorstond Chrichton's onderzoekenden blik zonder met de oogen te knippen. „Zie ik er uit of ik gek ben? Ja, 'k zal zulke waarde volle dingen dagen te voren in huis halen! Mor genmiddag is 't nog tijd genoeg, om naar Mr. Hulbert te gaan." „Dan is 't goed." Chrichton heesch zich uit zijn fauteuil op. „Donderdagavond acht uur dus in Hotel Fleuri. Mocht je er tegen opzien, in een vreemde stad moederziel alleen den weg te zoeken, en 't gezelschap van mij en mijn secretaris Oldfield is je niet te min, dan.,.." Hij voltoode den zin niet. Uit een optrekken van den linker schouder moest de rest maar af geleid worden. „Merci," wees Sybil 't aanbod hooghartig af. ,,'k Zal 't zonder hulp wel klaar spelen. En anders heb ik mijn mond nog." Chrichton vertrok, uitgeleide gedaan door Margaret Townley. Aan den overkant van Sybil's flat liep Culllngwood op en neer. Een jonge man, die een afspraakje gemaakt had en met ongeduld de komst van zijn dulcinea ver beidde. 't Was niets ongewoons op Battersea Park Road. Chrichton stapte In zijn auto, zon der eenige aandacht aan hem geschonken te hebben. Toen de wagen goed en wel uit 't ge zicht was, stak Keith over en schelde. Sybil bracht hem verslag uit vam 't onderhoud met haar vader. „'k Bad niet anders gedacht," knikte Culling-, wood, ,,'t Spreekt vanzelf, dat hij u aanraadde, de cassette niet aan den purser in bewaring te geven in dat geval greep hij er onmiddellijk naast. Door de nachtboot te nemen, vergroot hij belangrijk de kans, om de kostbaarheden te laten ontvreemden. Daarbij is Southampton- Havre 't langste traject. Hoe meer tijd hij heeft, hoe liever 't hem is." Miss Chrichton zag hem aan; haar gezicht drukte duidelijk uit, dat Cullingwood's houding haar een raadsel was. „Voor mij zou dat alle maal juist een reden zijn, om bij dag over te steken, of anders de cassette in de safe van den purser te laten opbergen. Nu lijkt 't er verdacht veel op, alsof u den diefstal zoo makkelijk moge lijk wil maken." „Toch niet," verzekerde Keith. „U vergist u, als u denkt, dat een doodgewone, ordinaire dief stal beraamd is. Neen, er zit een zekere artistici teit in Chrichton's of Oakton's plan. 't Zou wer kelijk zonde wezen, hun de kans te ontnemen, 't uit te voeren. Ze hebben 't zóó overlegd, dat ze Sir Malcolm's collectie meenen te kunnen in palmen, zonder daarbij eenige verdenking op zich te laden. Knap in elkaar gezet, verbazend knap. Wanneer u als conditie had gesteld, met een legertje detectives naar Hotel Fleuri te komen, zou Chrichton niet 't minste bezwaar gemaakt hebben. Ze zijn zeker van hun zaak, bliksems zeker. Toch rekenen ze buiten den waard." „U kon even goed Grieksch tegen me praten," zei Sybil lichtelijk ontstemd, ,,'k Snap er geen jota van." «Dat komt yrei. Heusch, 'k garandeer 't a- We hebben onderzoek gedaan naar Oldfield, <Üfl als Chrichton's secretaris fungeert. Hij staat bi) Scotland Yard bekend als gladde Bobbie, ee» zeldzaam handige hotelrat. Ze kijken hem jaren lang op de vingers; toch zijn ze er ni®c in geslaagd, hem te pakken te krijgen. Zoo'» hulp zal de heeren een slordige duit koste»' Maar ja, dat laat de te verwachten buit ook wel toe." Er werd gescheld. Bij afwezigheid van Lucy> de dienstbode, ging Margaret kijken. Zij kwa»1 terug met de boodschap: „Telegram, Mis® Chrichton. U moet persoonlijk voor ontvarrgs' teekenen." „Uitstekend." Sybil stond op. „Excuseer me ee» oogenblik." f Lichtjes van pret dansten in Cullingwood's oogen. „Neen maar, daar wist 'k niets van, dat Miss Chrichton zoo'n snoes van een dienstmeis- je heeft! De slager, de bakker, de groentenboeri de kruidenier en de verdere karavaan van leve ranciers gaan vast en zeker zwaar in den rou"' wanneer ze tot de ervaring komen, dat 't knap pe kind even plotseling verdwenen is, als ze »P Battersea Park Road verscheen. Ei- zal een g®" weldige vraag naar zwart in deze contreie» zijn-" Margaret ontweek Keith vlug, toen hij ee» arm om haar heen wilde slaan, en stak haa" tong uit. De gelegenheid tot repliek werd haaf ontnomen, doordat Miss Chrichton de kat»er binnen stapte. jfcWordt yer«olgd->

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10