Mevr. Theo Mann-Bouwmeester uit haar schouwburg gedragen Défilé langs haar baar Herdenkingsrede van weth. Boekman KIORTH QTATE Onzekerheid heerscht overal Diplomatieke actie gaat voort Laatste première Lentebloemenzonlicht en de belangstelling van duizenden bij haar laatsten gang T VERLIES.... Ongerustheid over Spanje VRIJDAG 21 APRIL 1939 In het volle licht omringd door een weelde van voorjaars bloemen lag zij daar Buitenlandsch Overzicht Rede wethouder Boekman De uitvaart 1 M AMERICAN %/CIGARETTES|_ (Ingezonden Mededeeling BRANDENDE KEEL DOOR OVERTOLLIG MAAGZUUR Hoe een vrouw baat vond bij nieuw middel Lentebloemen, licht, zonnewarmte. Zoo had zij zich haar uitvaart ge- wenscht. En zoo was vanmorgen het zonnige Leidscheplein met zijn bezette caféterrassen, zijn winkel-étalages met flaneerende kijkers, de bloemen- stalletjes, de kleurige affiches aan de schouwburg-pui, het jonge groen der boomen, heel de sfeer van groote stadsplein op een voorjaarsmorgen, die zij, Theo Mann-Bouwmeester, zoo heeft lief gehad. En uit haar schouwburg, over haar plein, langs de winkelzaak, die haar voorkeur had, is zij voor de laatste maal gegaan, gevolgd door hen, die haar het liefste waren, haar familieleden, haar confraters in de kunst en eerbiedig gegroet door de duizenden, die zich langs den weg hadden geschaard, de ouderen: haar publiek, de jongeren op wie zij bouwde voor de toekomst van haar ge liefde tooneel. Geen uiterlijk rouwbetoon, geen omfloerste lichten, geen vlaggen half stok. Haar leven was rij.k geweest, schoon en gezegend, haar dood een rustig ontwaken in een betere wereld; daarom mocht er niet worden getreurd. Haar laatste gang uit haar schouwburg, over haar plein en door haar stad zou blijmoedig en vredig wezen zonder somberheid. En zoo is het geschied. In de groote hall van den Stads schouwburg was het stoffelijk over schot van Mevr. Theo Mann-Bouw meester hedenmorgen opgebaard: de mahoniehouten kist met zilveren be- üflag geplaatst op een katafalk met witte zijde gedrapeerd en gericht naar den hoofdingang van den schouwburg. Op een wit kussen waren haar onderscheidingen neergelegd. Achter de kist, in een halven boog op een verhooging, met tapijten gedrapeerd, had men de bloemstukken en kransen gelegd, de bloe men, zooals zij die gewenscht had: tulpen en seringen, anjers en hyacinthen, rozen lelies, alles frissche en blije kleuren, slechts zeer spaarzaam door palmgroen en paars gebroken. Tusschen de bloemen, pal ach ter de kist, verhief zich het sierstuk van de hall, de groote lichtende kelk als een sym bool. Geheel terzijde was Mevr. Mann's portret geplaatst, geschilderd door Theo Frenkel Sr. Overal trouwens brandden luchters en kronen: het licht, dat zij had lief gehad, het feestelijk licht van zoovele glorie avonden, op deze plaats niet het minst. Geen sombere draperie, geen rouwfloers, licht en kleur en het aroom van duizend voorjaarsbloemen vulden de ruimte, die zij zoo vaak in de beste uren van haar leven had doorschreden. Vanmorgen vóór negen uur waren de bloe men in den schouwburg gebracht. Daar waren kransen, bloemstukken en groen van Mevr. de Wed. L. Bouwmeesterde Boer, Frits Bouw meester, ,jEfen laatste groet van het Ned. Too neel," het Centraal Tooneel, Cees Laseur, hoofd bestuur Ned. Tooneel ver bond, directie Centr. Theater, Joh. Buziau, Saalborn-Parser, Gim- berg, TOoneel-Gezelschap „de Schakel", Louis de Vries, directie Stadsschouwburg, Fritz Hirsch, Kon. Schouwburg 's Gravenhage, Am- sterdamsche Vrouwelijke Studenten Veree- niging. Senaat Amsterd. Studenten Corps, Het Residentietooneel, Theater Carré, Ed. Verkade, Henr. van Kuyk, Julia Cuypers, M. v. d. Lugt Melsert, enz. Om negen uur werd het publiek in de gele genheid gesteld 'n laatsten groet aan de doode te brengen. Door de kleine peristyle aan de zij de Mam bestraat had men toegang tot de hall, waar vier suppoosten de eerewacht by het stof- felijk overschot hadden betrokken. Langs de baar gaande verliet men de schouwburg weer aan de tegenovergestelde zyde. Het défilé van het Amsterdamsche publiek langs de baar van de groote tragedienne, on onderbroken anderhalf uur lang, werd een ont roerend gebeuren. Daar waren veel ouderen on der die mannen en vrouwen eenmaal haar publiek, dat haar in haar glorietijd had gekend, door haar gegrepen, ontroerd en verrukt was geworden en dat haar nooit vergeten kon. Nu kwam men naar haar met een stillen groet, voor een laatst vaarwel, een gedachte van dank baarheid voor uren aan schoonheid, voor ont roeringen, door haar met een enkel woord of gebaar van haar spel gewekt, ontroeringen, die ieder voor zich had beleefd, waarover men niet sprak, maar die men zich veel, heel veel later nog te heugen wist. Haar publiek: mannen en vrouwen uit alle bevolkingsmilieu's, eenvoudige werkers, de pet in de knuistige hand, dames in bont met schittering van juweelen. zy hadden eenmaal de rangen van den schouwburg ge vuld, van de eerste rijen en beste loges tot de amphitheaters en het schellinkje, pre cies als in het groote leven zelf. Maar of zy arm waren of ryk, of zy gezien wilden wor den of slechts kwamen om te zien, tenslotte had zy hun allen hetzelfde geschonken, ge- ïykelijk zonder onderscheid: haar kunst, de ware schoonheid, de ontroering, die voor alle menschen tenslotte eender is, omdat zy 't menscheiyke raakt, datgeene wat leeft, hoe verborgen en teruggedrongen soms ook, in alle harten. Maar niet alleen de ouderen, die haar gekend hebben, ook zooveel jongere menschen trokken dezen morgen langs de baar. Voor hen was zij toch slechts een naam, voor de meer ontwikkel den weliswaar vol beteekenis, maar toch niet met de levende herinnering aan de schoone er varing zelve. Niettemin kwamen zy met groo- ten eerbied, brachten ook zy een stil saluut aan de groote doode, omdat zy wisten en begrepen, dat zy dit laatste eerbetoon verdiende. Daar kwamen moeders met haar kind aan de hand, jonge meisjes. Daar kwamen ook tal van jon gere kunstbroeders en zusters, voor wie de doode een stralend voorbeeld was geweest. Spoedig stroomde het publiek in zoo groo- ten getale toe, dat zich in de Mamixstraat een file vormde, welke onder politietoezicht geleideiyk tot de hall werd toegelaten. Er stroomde een menigte van honderden eerst, van duizenden later, ononderbroken langs de baar om met ontbloot hoofd, een lichte buiging of een gedachte alleen de groote doode nog eenmaal haar hulde te betuigen. Onder de Jaatste groepen 'dié binnengaan, is ook de hoogbejaarde Marie van Wester hoven. Met trillende hand legt zy een tuiltje seringen bij de baar. Te klokslag half elf moest het défilé van het Amsterdamsche publiek worden afgebroken. In de foyers verzamelden zich inmiddels familie leden en artisten, van welke laatsten wy noemen Ank v. d. Moer, Piet Kohier, Nel Oosthout, Fientje de la Mar, Paul Huf, Louis Saalborn, Mien Duymaer van Twist, Else Mauhs, Buziau, Pierre Mols, Marie van Westerhoven, Julia Kuypers, Annie v. d. Lugt Melsertvan Ees, Cor v. d. Lugt, Hildo Krop, Bob Peters, Enny de Leeuwe, Jacques Reule> Wiesje Bouwmeester, Ko Amoldi, Bets RanucciBeekman, Charlotte Kohier, Aug. Defresne, mevr. Jacqueline Roy- aardsSandberg, Jan Musch, Jaap van der Poll, Cees Laseur, Mary Dresselhuys, Joh. El- sensohn, mevr. Sophie de Vriesde Boer, Hesje Rijkenvan Rijk, Chris de la Mar, Balthazer Verhagen, directeur van de Tooneelschool, Louis de Bree, Anton Roemer, Jan Teulings, Lou Ezerman, Maurits Parser, Mies Elout, Anton Ruys, 3am de Vries, Henny de Vries, Johan Kaart, Josephine van Gasteren, Constant van Kerckhoven, H. K. Teune, vele 'jongere acteurs en actrices en ook velen van de oude garde, onder wie mevr. Meyervan Beem. Met de familieleden en autoriteiten kwamen mee de directeur van het Ned. Tooneel, Cor van der Lugt Melsert en diens echtgenoote Annie van der Lugt Melsertvan Ees, alsmede de ad ministrateur van den Stadsschouwburg, de heer J. Bendien en de referendaresse voor kunstzaken, mevr. van Dam van Isselt. Toen de deuren van den schouwburg gesloten waren, daalden zy allen af naar de hall, waar zy zich om de baar en om de bloemen schaar den. By hen voegden zich de vertegenwoordigers van het gemeentebestuur, de heer E. A. Kuipers, waarnemend chef van de afdeeling Kunsten en Wetenschappen, namens den minister, en tal van officieele belangstellenden. De familieleden namen dicht by de baar plaats. Op het witte kussen werd naast de onderscheidingen der doode een tuil orchideeën gelegd. De zoon van mevrouw Mann de heer Theo Frenkel, trad naar voren om een kort woord te spreken. Mijn moeder zoo zeide hy heeft verzocht geen redevoeringen te houden. Maar voor den vertegenwoordiger van haar ge liefd Amsterdam heeft zy een uitzondering ge maakt. Spr. gaf hierop het woord aan wethouder Boekman, die voor de microfoons van twee om- roepvereenigingen staande, zyn afscheidswoord tot Neerlands grootste actrice sprak. Nu wy staan aan de baar van de vrouw, die gedurende een halve eeuw de grootste tooneel- kunstenares van ons land mocht worden ge noemd, aldus de heer Boekman, nu beseffen wy eerst recht, wat wij door het verscheiden van mevr. Theo Mann-Bouwmeester hebben verlo ren. Want wel werd van dag tot dag kleiner het aantal harer tydgenooten, dat het voorrecht had gekend te mogen genieten van haar groote kunst en nam het aantal toe dergenen, die haar groot heid slechts kenden uit de faam en uit de ver halen van wie haar, al was het slechts eens, hadden zien spelen. Dit echter was het byzon- dere in mevrouw Bouwmeester, dat, al had zij zich sinds jaren reeds uit het actieve tooneelle- ven teruggetrokken, zij voor ons allen toch bleef de figuur, waarin het hoogste van de Nederland- sche tooneelspeelkunst als het ware gesymboli seerd was. Met mevrouw Mann-Bouwmeester is, na het vroegere verscheiden van haar broers Frits en Louis, de laatste heengegaan uit een gezin, dat in de geschiedenis van het Nederlardsche tooneel beroemd zal blyven om de bijzondere krachten, welke het 't too neel heeft geschonken. De Bouwmeesters.... In de hal van den Stadsschouwburg te Amsterdam, welke op verzoek van de overledene actrice niet als chapelle ardente was ingericht, stond vanmorgen het stoffelijk overschot van mevrouw Theo Mann-Bouwmeester opgebaard, te midden van witte bloemstukken en kransen. Suppoosten van den Stadsschouwburg hadden de doo^denwacht betrokken Hun namen alleen geven reeds gestalte aan een groote periode in die geschiedenis. Haar eerste en haar grootste triomfen vierde mevrouw Bouwmeester in Amsterdam. In 1882 kwam zij naar de hoofdstad, bij het gezelschap Van Lier, als jonge vrouw, di? zich haar plaats veroveren moest, in 1926 nam zij afscheid van het tooneel, in onzen Stadsschouwburg, als de onbetwist eerste actrice. Welk een rykdom en verscheidenheid in de ontwikkeling van leven en van kunst ligt er niet tusschen die beide jaartallen. De tooneelschryf- kunst maakt een ontwikkeling door van de warmbloedigste romantiek, over het Fransche drama, tot het realisme en het naturalisme. Het klassieke drama behoudt zyn plaats, maar on dergaat in zyn opvoering ook de wyzigingen in opvatting en smaak van kunstenaars en publiek. Regie, spel, décor, costumes hoe anders zyn zij aan het einde van de tooneelloopbaar. van mevrouw Bouwmeester geworden dan zij waren aan het begin. Zy zelve echter, staande in het centrum van die ontwikkeling en verandering, zij aanvaardt dit alles en handhaaft zich en groeit in artistiek vermogen. Als een na- tuurlyke gave verstaat zij het zich zelve te blyven: niet de veranderingen te onder gaan, doch ze te beheerschen en daardoor te demonstreeren, niet slechts hoe de too- neelkunst levend blyft door zich voortdu rend te vernieuwen, doch ook waartoe een groot kuifctenares in staat is. De ryke verscheidenheid van de menschely- ke gevoelens brengt zy op het tooneel tot uit drukking op velerlei wyzen, maar altyd krach tig, altyd grijpend tot in de ziel van wie be- hooren tot haar publiek. Daarin was zy de be genadigde kunstenares van het tooneel, dat zy niet een rol vertolkte of een persoon ver beeldde, doch zich zoo wist te vereenzelvigen met de figuur, welke zy uit te beelden had, dat er een mensch op het tooneel stond, die vergeten deed, dat een rol gespeeld werd. Daardoor werd mevrouw Bouwmeester de cen trale figuur van het tooneel van haar tyd, daardoor ook behield zy tot het laatst de be wondering van allen, die in staat zijn, den invloed van de kunst op eigen leven te be seffen. Reeds vroeg heeft mevrouw Bouwmeester de erkenning gevonden, waarop zy recht had. VaK die erkenning wil ik slechts één getuigenis noe men, de schoonste. Het is het meesterwerk, dat gy vinden kunt in ons Stedelyk Museum, van een congenialen geest: van Breitner. Het por tret van mevrouw Bouwmeester, geschilderd door Breitner het zal na eeuwen nog ge tuigen van de bewondering, welke de eene kun stenaar by den ander wist te wekken, van de inspiratie ook welke tooneelkunst andere kun sten schenken kan. Het is nog slechts enkele maanden geleden, dat mevr. Bouwmeester zich op ons tooneel tot Nu is de laatste rol gespeeld Van zooveel honderdtallen; Het stuk is uit, het doek is nu Voorgoed, voorgoed gevallen. Van d'oude garde is nu weer Een leven afgesneden, Waarin gejuicht, gejubeld was, Maar ook heel veelgeleden. Hier stierf weer eene van dat ras, Dat menschen wist t'ontroeren. En spelend op de planken toch 't Publiek wist mee te voeren Naar werelden, heel ver en wijd, Vol hart, vol ziel, vol leven, Hier stierf een vrouw, die in haar tijd Veel schoonheid wist te geven. Zij maakte nu haar laatsten tocht, Zoo werd zij uitgedragen, En het publiek zag peinzend toe: Een beeld uit vroeger dagen, 't Publiek wil nu niet zooveel meer Van „het tooneel" nog weten, Maar 't is de vraag of dat nu juist Niet 't grootst verlies moet heeten. 't Moderne, jachtig leven heeft Al zooveel schoons bedorven, Hier is een vrouw, hier is een. kunst, Een stuk cultuur gestorven - -V I 1 HERMAN KRAMER het publiek richtte. Het was ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van den Stadsschouw burg, waar zij, natuurlyk zy, de Nederlandsclie tooneelkunstenaars vertegenwoordigde. Ik ben er van overtuigd, geheel te handelen in haar geest, wanneer ik hier weder het woord doe klinken, dat zy toen sprak tot het publiek. „Wat ik u vraag is: draagt uw liefde voor 't tooneel verder uit; beïnvloedt vooral de jon geren neemt elk van u de fakkel over, die ik u brandende toereik, en helpt ons aan een groote daadwerkelijke belangstelling voor ons nationaal tooneel. Ik weet gij minnaars van het tooneel, mijn beroep op u zal niet ver- geefsch zyn geweest en uit naam van alle too- neelspelers dank ik u er reeds vooruit den grond van mijn hart." Dit hart heeft thans opgehouden te kloppen, doch het spreekt nog tot ons, vandaag, en in de toekomst. Aan onzen Stadsschouwburg heeft me vrouw Theo Mann-Bouwmeester gedurende vele jaren roem en glans verschaft. Op de ze plaats en op dit oogenblik, zoo besloot spr., wil het gemeentebestuur van Amster dam door de bloemen, welke ik aan de baar hecht, opnieuw getuigen van zyn bewonde ring en van zyn dankbaarheid. Wethouder Boekman legde daarop een grooten krans met witte en roode bloemen op de baar. Dit is de zwaarste dag van mijn leven, zeide de heer Theo Frenkel in zijn dankwoord tot de aanwezigen. Ik heb het voorrecht gehad tot op hoogen leeftijd een moeder te bezitten en al wenschte zij, bij haar afscheid, geen droef heid en rouw, het valt moeilyk aan dit verlan gen te voldoen. Zij heeft midden in het leven gestaan tot het laatste toe; alles had haar be langstelling en groot was steeds haar deernis met de moeilykheden van anderen. Spr. wilde hier, geheel in den geest van zijn overleden moe der, een woord van hulde en dank brengen aar. de nagedachtenis van wijlen wethouder Wihaut, die door het stichten van een pensioenfonds voor tooneelspelers zoo geheel in den geest van Mevr. Mann heeft gehandeld. Zij voelde deernis met anderen, maar vooral heeft het groote wereldleed, de vervolging en verdrukking van hen, die „men" als minderwaar dig bestempelt, haar laatste jaren verbitterd. Ztj kwijnde onder dit leed en gaf daar meermalen uiting aan. Dan richtte spr. zich tot den heer Ben- dien, wien hy namens zyn moeder dank bracht als den braven administrateur van haar paleis, haar huis, haar tempel, waar zy voor altyd had willen rusten. Aan Wethouder Boekman vroeg spr.: Laat haar naam en dien van haar broer Louis voortleven in den naam van een straat of plein. En geef het doodenmasker, door Hildo Krop vervaardigd, een plaats in dezen schouwburg. En eindelijk richtte spr. zicht tot Cor v. d. Lugt Melsert. Van U, zoo zeide hij, heeft mijn moeder gezegd: Er staat een flinke ka pitein op de brug van het Nederlandsche Tooneel. Moge het publiek je den steun ge ven waarop je recht hebt! Inmiddels was buiten het zonninge Leidsche plein volgestroomd met vele duizende belang stellenden. De politie had het plein voor de peristyle over grooten afstand vrijgemaakt. Zoo werd, by haar laatsten gang, het historische Leidscheplein terecht het centrum der belang stelling. Daé.r immers had deze begenadigde kunstenares gedurende een leven lang haar groote tooneeltriomfen behaald. Daar had ze uitgebeeld de koninklyke gestalten en de men- schelyke tragiek, d&ar nam ze temidden van de toegestroomde duizenden bij hare tooneel- jubelen de hulde der massa in ontvangst. Als een vorstin is ze op dit plein, zoowel in den Schouwburg als daarbuiten, gehuldigd. Wan mevrouw MannBouwmeester een nieuwe rol creëerde, dan was het costuum. dat ze dragen zou, een onderwerp van gesprek voor velen en de frima Hirsch en Cie., aan de over- zyde van den Schouwburg, étaleerde voor de kykgrage nieuwsgierigen de toiletten der actrice. Hier werd men aan herinnerd ook bij haar uit vaart, want deze modefirma had hare nage dachtenis waardig geëerd, en even heeft de stoet, zooals de overledene dat had verlangd, nog voor dit modepaleis stil gestaan. Om half twaalf reden de rouw- auto's voor. Op twee volgwagens, een open en een gesloten auto, wer den de kransen en bloemstukken, de garven en tuiltjes geplaatst. Om tien minuten over half twaalf werd het stoffelijk overschot uitgedragen en in den auto geplaatst. Er viel een stilte op het plein. Eerbiedig zwijgend zag de menschenmenigte toe. Als slippen- draagster traden naast den lijkauto ter linkerzijde Julia Cuypers, Mevr. Baumgarten-Bouwmeester en Else Mauhs, te rechterzijde Annie van der Lugt Melsertv. Ees, Lily Bouw meester en Wiesje Bouwmeester. Achter den lykauto volgde de Senaat van het Amsterdam,seh Studenten Corp» met het vaandel en daarbij sloten in lange rijen aan de acteurs en actrices, die aldus hun groote voor- De onzekerheid, waarin de dictatoren de wereld gelaten hebben na het telegrafisch be roep van president Roosevelt, sloeg de interna tionale politiek met een zekere matheid. Onder de oppervlakte van het openbare leven wordt nog wel gewerkt: de reis van den Roemeen- schen minister Gafencoe langs de Europeesche hoofdsteden, het bezoek van Teleki en Cséky aan Rome, de geregeld wederkeerende berich ten over den stand van de Britsche onderhan delingen te Ankara en Moskou bewyzen het; doch de onzekerheid, waarin men verkeert, ver lamt schijnbaar de felle activiteit, die de eerste dagen na de bezetting van Praag en de „bevrij ding" van Albanië kenmerkte: men tast in het duister naar maatregelen, waarvan men het effect nauwelyks meer kan berekenen. De eeni- gen, die weten wat zy van plan zijn, zyn de dictatoren; zij zyn ondanks de verbetering in de positie der Westersche democratieën deze weer een slag voor. Het ingesloten Joego-Slavië en het op grenswijzigingen beluste Bulgarye zijn voor het „non-agressie-systeem" van Lon den verloren. Belgrado, dat zich bij de bezetting van Albanië evenzeer in den steek gelaten voel de als koning Zogoe, al zeide het zulks niet openlyk, wordt thans, by alle inwendige moei lykheden, nog bew'erkt met de Hongaarsche dreiging; aansluiting by de as, of dreigend ge vaar uit het Noorden. Dit is de tweede staat, die voor de Kleine Entente, dat eens zoo bloeiende machts- en veiligheidsapparaat, is ver loren; en zelfs de Balkan-entente, die de basis van het Britsche reconstructieplan zou kunnen zijn, wordt erdoor ondermijnd. Te Sofia sprak de Bulgaarsche premier bittere woorden: de nalatigheid van het Westen heeft Duitschland gelegenheid gegeven de Bulgaarsche macht in een staat van volkomen afhankelykheid te brengen, en daarmee heeft men te Sofia nu eenmaal rekening te houden. Intusschen heeft de Duce te Rome een rede voering gehouden, waarover men zich in het Westen opvallend bly maakt. Dezelfde bladen, die enkele weken geleden dikke papieren knod- sen zwaaiden met groote woorden als „meineed" en „woordbreker" erop, vinden Mussolini thans een sympathieken man, „gemoedelijk", „vader lijk" enzoovoorts. Men kon van den Duce toch moeilyk verwachten, dat hy den arbeid voor de wereldtentoonstelling in 1942 begon met de mededeeling, dat er eerst nog een oorlogje dient opgeknapt te worden! En nu de Duce een groote conferentie, zooals Roosevelt die voor stelde, afwees, hoopt men, dat hij zijn welwil lende goedkeuring zal hechten aan een klein conferentietje. Als er maar een conferentie komt hoezeer is men belust op pratenDe les van Muenchen is blykbaar nog niet goed ge leerd. Wie er niet praten zyn de wachters op Gi braltar, die voor alle zekerheid maar vast ver sterkingen aan den Spaanschen kant aanleg gen. Over Spanje zelf doen de wildste geruch ten de ronde. Denzelfden dag, dat Lord Halifax het Hoogerhuis geruststelde met de mededee ling, dat het zenden van Mooren naar Marokko samenhing met de demobilisatie van Franco's troepen, werd, volgens Havas, in Spanje zelf vastgesteld, dat er geen man gedemobiliseerd zou worden vóór de groote overwinningsparade, waarvan de datum alweer twee weken zou zijn uitgesteld. Frankryk is op de plannen van den Caudillo nog altyd niet gerust, al poogt men dien in druk te verdoezelen. Het begon met de zonder linge ontvangst van Pétain, die dagen kon wachten alvorens hij tot Franco werd toege laten; de Spaansche gezant te Parijs hield vervolgens een stekelige uiteenzetting voor de pers over allerlei hangende geschillen; en Franco zelf hield redevoeringen, die vol waren van de dynamiek, waarvan het Westen zoo vreest. Laat men de geruchten over troepen concentraties voor wat zij zyn, dan blyft toch een onbestemd gevoel van onrust voor het Westen over, ook voor dit land, dat zich by den „anti-komintern-bond" aansloot. Onzekerheid heerscht overal en het zal voor het Westen zaak zijn zich, zonder over- ylde stappen te doen, gereed te houden voor het antwoord, dat Hitier den 28sten April aar Roosevelt zal geven hoe dat antwoord ook moge uitvallen. „Als je iets wilt bebben, wat na eenige borrels of veel rooken je adem weer volkomen verfrischt voor een volgende zakenconferentle, onthoudt dan wat bier staat! Ee'n oi twee pastilles doen won* deren, geloof me!" Bij apothekers en drogisten pakjes A 5 cl., blikdoosjes a 15 ct. iinkl IMP. H. TEN HERKEL - HILVERSUM. gangster de laatste eer wilden bewyzen. In tien volgauto's namen familieleden en genoodigden plaats. Langzaam stak de stoet het Leidscheplein over, eerbiedig gegroet door de dicht samen gedrongen menigte, om voor de ingang van het modemagazijn Hirsch een oogenblik stil te houden. Hier bracht namens de directie, de heer E. Kahn een bloemenhulde in den vortn van een groote krans met veelkleurige tulpen. De stoet vervolgde zijn weg onder het jonge gren der boomen van den Weteringschans tot by het Ryksmuseum, waar zy, die tot daar waren meegeloopen, achter bleven en de auto's doorreden naar Westerveld. Hier volgde heden middag de crematie van het stoffelijk overschot. Een stralend tafereel heeft zich vanmorgen op het Leidscheplein afgespeeld tydens de uit vaart van Theo Mann-Bouwmeester. Een stra lend tafereel en geen droefgeestig. Het was de wensch van deze kunstenares, wier onverwoest baar levensgevoel zoo wonderwel harmonieerde met de lengte harer aardsche jaren, dat deze uitvaart geen droevige plechtigheid zou zyn, maar als het laatste taiereel van een groot levensdrama, vervuld van een blijden ernst. Geen rouwfloers, geen gedempte lichten mochten er zyn, geen sombere grafkransen, geen vlaggen halfstok. Leven en fleurigheid moesten er heerschen rondom haar baar, zoo als zy altijd geheerscht hebben voor haar be drijf, op en rondom de tooneelplanken, waar de passies hoog golfden en de bijval van het publiek klaterde. De hemel moet het met haar eens zijn ge weest en heeft haar allerlaatst vaarwel een stralenden zonneschyn geschonken, een dag waarop haar stad glansde in de schittering van een opnieuw aangebroken lente. 9en behaaglijke gezelligheid heerschte daar op het Leidscheplein, waar het publiek in dikke rijen stond opgesteld of de caféterrassen be volkte, wachtende op het laatste schouwspel, dat mevrouw Mann het zou bereiden. En in de hall van den Stadsschouwburg lag zy in haar met zwaar zilverbeslag versierde ma- honiehbuten kist, overgoten door het warme schijnsel van de volop brandende lampen te midden van een weelde van bloemen, vroolyke bloemen in de helste voorjaarskleuren. Fami lieleden en autoriteiten waren in het zwart. Zij hadden ongelijk: bij deze uitvaart pasten een lichtere tint en een bloem in het knoops gat desnoods, als uiting van verzadigde vol daanheid over een lang en zeer ryk kunste naarsleven. Zoo heeft zij het gewild, die voor haar laat ste pleisterplaats op haar uittocht verkoos het groote modemagazijn, dat in haar bestaan als tooneelspeelster een rol heeft gespeeld, waarvan men de glorieuze, maar ook misschien de hei- melijk-smartelijke beteekenis slechts kan ver moeden. Toen zij werd uitgedragen uit den Schouw burg en langzaam wegreed over het Leidsche plein, toen heeft zij het publiek de triomfante- lijkste première van haar leven gegeven. Auto's vol bloemen volgden haar, meer bloe men, dan er ooit aan haar voeten gelegen heb ben, alle tooneelspelers van Amsterdam liepen achter haar koets, duizenden groetten haar voor het laatst in stilte, zy hadden mogen applaudis- seeren. Want langs hen ging een doode, die tooneelspeelster wilde blijven tot op den dag van haar begrafenis, een artiste, die zich ïyd- zaam schikte in het onvermydelijke einde van alle aardsche bestaan, maar die zich schikte als comediante: met de panache, het klaterende licht, de wemelende kleur, met de atmosfeer van coulissen en voetlicht en costuums om zich heen. Een vrouw, die een lang leven zich bedwelmd heeft aan de schoonheid der illusie Het relaas van deze vrouw over wat zy door maakte zou erg zyn, als het niet zoo'n goed einde had. Dit schrijft zij: „Ik leed jarenlang aan maagzuur. Eiken nacht lag ik wakker, ter- vijl het zuur brandde in maag en keel. Ik pro beerde maagpoeders en andere middelen, maar niets verlichtte het branden. Toen ik echter eens Rennie Pastilles probeerde, kreeg ik spoe dig verlichting van de pyn. Kort daarop at allerlei dingen, die my vroeger het zuur be zorgden speciaal fruit. Nu kan ik alle fruit eten waar ik trek, in heb. En wat een genot naar bed te kunnen gaan zonder angst voor opkomende pynen." Mevr. A. S. Rennie Pastilles hielpen deze vrouw het over tollige maagzuur te overwinnen, omdat rü zuur-neutraliseerende, gas-absorbeerende en do spysvertering-bevorderenide bestanddeeien be vatten. Rennies zijn aangenaam smakeiyke pastilles, die in den mond oplossen. Zy hebben een directe uitwerking, omdat zy de maag geconcentreerden vorm bereiken, niet ver zwakt door bijvoeging van water. Vraagt U* apotheker of drogist naar Rennie-Pastilles- proefpak,ie f 0.40. groot pak 1-25. N-,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 2