Mevr. Theo Mann-Bouwmeester uit haar schouwburg gedragen
Défilé langs
haar baar
Herdenkingsrede
van weth. Boekman
KIORTH QTATE
Onzekerheid heerscht
overal
Diplomatieke actie
gaat voort
Laatste première
Lentebloemenzonlicht en de belangstelling
van duizenden bij haar
laatsten gang
T VERLIES....
Ongerustheid over
Spanje
VRIJDAG 21 APRIL 1939
In het volle licht omringd door
een weelde van voorjaars
bloemen lag zij daar
Buitenlandsch Overzicht
Rede wethouder Boekman
De uitvaart
1 M AMERICAN %/CIGARETTES|_
(Ingezonden Mededeeling
BRANDENDE KEEL DOOR
OVERTOLLIG MAAGZUUR
Hoe een vrouw baat vond
bij nieuw middel
Lentebloemen, licht, zonnewarmte. Zoo had zij zich haar uitvaart ge-
wenscht. En zoo was vanmorgen het zonnige Leidscheplein met zijn bezette
caféterrassen, zijn winkel-étalages met flaneerende kijkers, de bloemen-
stalletjes, de kleurige affiches aan de schouwburg-pui, het jonge groen der
boomen, heel de sfeer van groote stadsplein op een voorjaarsmorgen, die
zij, Theo Mann-Bouwmeester, zoo heeft lief gehad. En uit haar schouwburg,
over haar plein, langs de winkelzaak, die haar voorkeur had, is zij voor
de laatste maal gegaan, gevolgd door hen, die haar het liefste waren, haar
familieleden, haar confraters in de kunst en eerbiedig gegroet door de
duizenden, die zich langs den weg hadden geschaard, de ouderen: haar
publiek, de jongeren op wie zij bouwde voor de toekomst van haar ge
liefde tooneel.
Geen uiterlijk rouwbetoon, geen omfloerste lichten, geen vlaggen half
stok. Haar leven was rij.k geweest, schoon en gezegend, haar dood een rustig
ontwaken in een betere wereld; daarom mocht er niet worden getreurd. Haar
laatste gang uit haar schouwburg, over haar plein en door haar stad zou
blijmoedig en vredig wezen zonder somberheid. En zoo is het geschied.
In de groote hall van den Stads
schouwburg was het stoffelijk over
schot van Mevr. Theo Mann-Bouw
meester hedenmorgen opgebaard: de
mahoniehouten kist met zilveren be-
üflag geplaatst op een katafalk met
witte zijde gedrapeerd en gericht
naar den hoofdingang van den
schouwburg. Op een wit kussen waren
haar onderscheidingen neergelegd.
Achter de kist, in een halven boog op een
verhooging, met tapijten gedrapeerd, had men
de bloemstukken en kransen gelegd, de bloe
men, zooals zij die gewenscht had: tulpen en
seringen, anjers en hyacinthen, rozen lelies,
alles frissche en blije kleuren, slechts
zeer spaarzaam door palmgroen en paars
gebroken. Tusschen de bloemen, pal ach
ter de kist, verhief zich het sierstuk van
de hall, de groote lichtende kelk als een sym
bool. Geheel terzijde was Mevr. Mann's portret
geplaatst, geschilderd door Theo Frenkel Sr.
Overal trouwens brandden luchters en
kronen: het licht, dat zij had lief gehad,
het feestelijk licht van zoovele glorie
avonden, op deze plaats niet het minst.
Geen sombere draperie, geen rouwfloers,
licht en kleur en het aroom van duizend
voorjaarsbloemen vulden de ruimte, die zij
zoo vaak in de beste uren van haar leven
had doorschreden.
Vanmorgen vóór negen uur waren de bloe
men in den schouwburg gebracht. Daar waren
kransen, bloemstukken en groen van Mevr. de
Wed. L. Bouwmeesterde Boer, Frits Bouw
meester, ,jEfen laatste groet van het Ned. Too
neel," het Centraal Tooneel, Cees Laseur, hoofd
bestuur Ned. Tooneel ver bond, directie Centr.
Theater, Joh. Buziau, Saalborn-Parser, Gim-
berg, TOoneel-Gezelschap „de Schakel", Louis
de Vries, directie Stadsschouwburg, Fritz
Hirsch, Kon. Schouwburg 's Gravenhage, Am-
sterdamsche Vrouwelijke Studenten Veree-
niging. Senaat Amsterd. Studenten Corps, Het
Residentietooneel, Theater Carré, Ed. Verkade,
Henr. van Kuyk, Julia Cuypers, M. v. d. Lugt
Melsert, enz.
Om negen uur werd het publiek in de gele
genheid gesteld 'n laatsten groet aan de doode
te brengen. Door de kleine peristyle aan de zij
de Mam bestraat had men toegang tot de hall,
waar vier suppoosten de eerewacht by het stof-
felijk overschot hadden betrokken. Langs de
baar gaande verliet men de schouwburg weer
aan de tegenovergestelde zyde.
Het défilé van het Amsterdamsche publiek
langs de baar van de groote tragedienne, on
onderbroken anderhalf uur lang, werd een ont
roerend gebeuren. Daar waren veel ouderen on
der die mannen en vrouwen eenmaal haar
publiek, dat haar in haar glorietijd had gekend,
door haar gegrepen, ontroerd en verrukt was
geworden en dat haar nooit vergeten kon. Nu
kwam men naar haar met een stillen groet, voor
een laatst vaarwel, een gedachte van dank
baarheid voor uren aan schoonheid, voor ont
roeringen, door haar met een enkel woord of
gebaar van haar spel gewekt, ontroeringen, die
ieder voor zich had beleefd, waarover men niet
sprak, maar die men zich veel, heel veel later
nog te heugen wist.
Haar publiek: mannen en vrouwen uit
alle bevolkingsmilieu's, eenvoudige werkers,
de pet in de knuistige hand, dames in bont
met schittering van juweelen. zy hadden
eenmaal de rangen van den schouwburg ge
vuld, van de eerste rijen en beste loges tot
de amphitheaters en het schellinkje, pre
cies als in het groote leven zelf. Maar of zy
arm waren of ryk, of zy gezien wilden wor
den of slechts kwamen om te zien, tenslotte
had zy hun allen hetzelfde geschonken, ge-
ïykelijk zonder onderscheid: haar kunst, de
ware schoonheid, de ontroering, die voor
alle menschen tenslotte eender is, omdat
zy 't menscheiyke raakt, datgeene wat leeft,
hoe verborgen en teruggedrongen soms ook,
in alle harten.
Maar niet alleen de ouderen, die haar gekend
hebben, ook zooveel jongere menschen trokken
dezen morgen langs de baar. Voor hen was zij
toch slechts een naam, voor de meer ontwikkel
den weliswaar vol beteekenis, maar toch niet
met de levende herinnering aan de schoone er
varing zelve. Niettemin kwamen zy met groo-
ten eerbied, brachten ook zy een stil saluut aan
de groote doode, omdat zy wisten en begrepen,
dat zy dit laatste eerbetoon verdiende. Daar
kwamen moeders met haar kind aan de hand,
jonge meisjes. Daar kwamen ook tal van jon
gere kunstbroeders en zusters, voor wie de doode
een stralend voorbeeld was geweest.
Spoedig stroomde het publiek in zoo groo-
ten getale toe, dat zich in de Mamixstraat
een file vormde, welke onder politietoezicht
geleideiyk tot de hall werd toegelaten. Er
stroomde een menigte van honderden eerst,
van duizenden later, ononderbroken langs
de baar om met ontbloot hoofd, een lichte
buiging of een gedachte alleen de groote
doode nog eenmaal haar hulde te betuigen.
Onder de Jaatste groepen 'dié binnengaan,
is ook de hoogbejaarde Marie van Wester
hoven. Met trillende hand legt zy een
tuiltje seringen bij de baar.
Te klokslag half elf moest het défilé van het
Amsterdamsche publiek worden afgebroken. In
de foyers verzamelden zich inmiddels familie
leden en artisten, van welke laatsten wy noemen
Ank v. d. Moer, Piet Kohier, Nel Oosthout,
Fientje de la Mar, Paul Huf, Louis Saalborn,
Mien Duymaer van Twist, Else Mauhs, Buziau,
Pierre Mols, Marie van Westerhoven, Julia
Kuypers, Annie v. d. Lugt Melsertvan Ees,
Cor v. d. Lugt, Hildo Krop, Bob Peters, Enny
de Leeuwe, Jacques Reule> Wiesje Bouwmeester,
Ko Amoldi, Bets RanucciBeekman, Charlotte
Kohier, Aug. Defresne, mevr. Jacqueline Roy-
aardsSandberg, Jan Musch, Jaap van der
Poll, Cees Laseur, Mary Dresselhuys, Joh. El-
sensohn, mevr. Sophie de Vriesde Boer, Hesje
Rijkenvan Rijk, Chris de la Mar, Balthazer
Verhagen, directeur van de Tooneelschool, Louis
de Bree, Anton Roemer, Jan Teulings, Lou
Ezerman, Maurits Parser, Mies Elout, Anton
Ruys, 3am de Vries, Henny de Vries, Johan
Kaart, Josephine van Gasteren, Constant van
Kerckhoven, H. K. Teune, vele 'jongere acteurs
en actrices en ook velen van de oude garde,
onder wie mevr. Meyervan Beem.
Met de familieleden en autoriteiten kwamen
mee de directeur van het Ned. Tooneel, Cor van
der Lugt Melsert en diens echtgenoote Annie
van der Lugt Melsertvan Ees, alsmede de ad
ministrateur van den Stadsschouwburg, de heer
J. Bendien en de referendaresse voor kunstzaken,
mevr. van Dam van Isselt.
Toen de deuren van den schouwburg gesloten
waren, daalden zy allen af naar de hall, waar
zy zich om de baar en om de bloemen schaar
den. By hen voegden zich de vertegenwoordigers
van het gemeentebestuur, de heer E. A. Kuipers,
waarnemend chef van de afdeeling Kunsten en
Wetenschappen, namens den minister, en tal
van officieele belangstellenden.
De familieleden namen dicht by de baar
plaats. Op het witte kussen werd naast de
onderscheidingen der doode een tuil orchideeën
gelegd. De zoon van mevrouw Mann de heer
Theo Frenkel, trad naar voren om een kort
woord te spreken. Mijn moeder zoo zeide hy
heeft verzocht geen redevoeringen te houden.
Maar voor den vertegenwoordiger van haar ge
liefd Amsterdam heeft zy een uitzondering ge
maakt. Spr. gaf hierop het woord aan wethouder
Boekman, die voor de microfoons van twee om-
roepvereenigingen staande, zyn afscheidswoord
tot Neerlands grootste actrice sprak.
Nu wy staan aan de baar van de vrouw, die
gedurende een halve eeuw de grootste tooneel-
kunstenares van ons land mocht worden ge
noemd, aldus de heer Boekman, nu beseffen wy
eerst recht, wat wij door het verscheiden van
mevr. Theo Mann-Bouwmeester hebben verlo
ren. Want wel werd van dag tot dag kleiner het
aantal harer tydgenooten, dat het voorrecht had
gekend te mogen genieten van haar groote kunst
en nam het aantal toe dergenen, die haar groot
heid slechts kenden uit de faam en uit de ver
halen van wie haar, al was het slechts eens,
hadden zien spelen. Dit echter was het byzon-
dere in mevrouw Bouwmeester, dat, al had zij
zich sinds jaren reeds uit het actieve tooneelle-
ven teruggetrokken, zij voor ons allen toch bleef
de figuur, waarin het hoogste van de Nederland-
sche tooneelspeelkunst als het ware gesymboli
seerd was.
Met mevrouw Mann-Bouwmeester is, na
het vroegere verscheiden van haar broers
Frits en Louis, de laatste heengegaan uit
een gezin, dat in de geschiedenis van het
Nederlardsche tooneel beroemd zal blyven
om de bijzondere krachten, welke het 't too
neel heeft geschonken. De Bouwmeesters....
In de hal van den Stadsschouwburg te Amsterdam, welke op verzoek van de
overledene actrice niet als chapelle ardente was ingericht, stond vanmorgen
het stoffelijk overschot van mevrouw Theo Mann-Bouwmeester opgebaard, te
midden van witte bloemstukken en kransen. Suppoosten van den Stadsschouwburg
hadden de doo^denwacht betrokken
Hun namen alleen geven reeds gestalte aan
een groote periode in die geschiedenis.
Haar eerste en haar grootste triomfen vierde
mevrouw Bouwmeester in Amsterdam. In 1882
kwam zij naar de hoofdstad, bij het gezelschap
Van Lier, als jonge vrouw, di? zich haar plaats
veroveren moest, in 1926 nam zij afscheid van
het tooneel, in onzen Stadsschouwburg, als de
onbetwist eerste actrice.
Welk een rykdom en verscheidenheid in de
ontwikkeling van leven en van kunst ligt er niet
tusschen die beide jaartallen. De tooneelschryf-
kunst maakt een ontwikkeling door van de
warmbloedigste romantiek, over het Fransche
drama, tot het realisme en het naturalisme. Het
klassieke drama behoudt zyn plaats, maar on
dergaat in zyn opvoering ook de wyzigingen in
opvatting en smaak van kunstenaars en publiek.
Regie, spel, décor, costumes hoe anders zyn
zij aan het einde van de tooneelloopbaar. van
mevrouw Bouwmeester geworden dan zij waren
aan het begin.
Zy zelve echter, staande in het centrum
van die ontwikkeling en verandering, zij
aanvaardt dit alles en handhaaft zich
en groeit in artistiek vermogen. Als een na-
tuurlyke gave verstaat zij het zich zelve
te blyven: niet de veranderingen te onder
gaan, doch ze te beheerschen en daardoor
te demonstreeren, niet slechts hoe de too-
neelkunst levend blyft door zich voortdu
rend te vernieuwen, doch ook waartoe een
groot kuifctenares in staat is.
De ryke verscheidenheid van de menschely-
ke gevoelens brengt zy op het tooneel tot uit
drukking op velerlei wyzen, maar altyd krach
tig, altyd grijpend tot in de ziel van wie be-
hooren tot haar publiek. Daarin was zy de be
genadigde kunstenares van het tooneel, dat
zy niet een rol vertolkte of een persoon ver
beeldde, doch zich zoo wist te vereenzelvigen
met de figuur, welke zy uit te beelden had,
dat er een mensch op het tooneel stond, die
vergeten deed, dat een rol gespeeld werd.
Daardoor werd mevrouw Bouwmeester de cen
trale figuur van het tooneel van haar tyd,
daardoor ook behield zy tot het laatst de be
wondering van allen, die in staat zijn, den
invloed van de kunst op eigen leven te be
seffen.
Reeds vroeg heeft mevrouw Bouwmeester de
erkenning gevonden, waarop zy recht had. VaK
die erkenning wil ik slechts één getuigenis noe
men, de schoonste. Het is het meesterwerk, dat
gy vinden kunt in ons Stedelyk Museum, van
een congenialen geest: van Breitner. Het por
tret van mevrouw Bouwmeester, geschilderd
door Breitner het zal na eeuwen nog ge
tuigen van de bewondering, welke de eene kun
stenaar by den ander wist te wekken, van de
inspiratie ook welke tooneelkunst andere kun
sten schenken kan.
Het is nog slechts enkele maanden geleden,
dat mevr. Bouwmeester zich op ons tooneel tot
Nu is de laatste rol gespeeld
Van zooveel honderdtallen;
Het stuk is uit, het doek is nu
Voorgoed, voorgoed gevallen.
Van d'oude garde is nu weer
Een leven afgesneden,
Waarin gejuicht, gejubeld was,
Maar ook heel veelgeleden.
Hier stierf weer eene van dat ras,
Dat menschen wist t'ontroeren.
En spelend op de planken toch
't Publiek wist mee te voeren
Naar werelden, heel ver en wijd,
Vol hart, vol ziel, vol leven,
Hier stierf een vrouw, die in haar tijd
Veel schoonheid wist te geven.
Zij maakte nu haar laatsten tocht,
Zoo werd zij uitgedragen,
En het publiek zag peinzend toe:
Een beeld uit vroeger dagen,
't Publiek wil nu niet zooveel meer
Van „het tooneel" nog weten,
Maar 't is de vraag of dat nu juist
Niet 't grootst verlies moet heeten.
't Moderne, jachtig leven heeft
Al zooveel schoons bedorven,
Hier is een vrouw, hier is een. kunst,
Een stuk cultuur gestorven
- -V I 1
HERMAN KRAMER
het publiek richtte. Het was ter gelegenheid
van het derde eeuwfeest van den Stadsschouw
burg, waar zij, natuurlyk zy, de Nederlandsclie
tooneelkunstenaars vertegenwoordigde. Ik ben
er van overtuigd, geheel te handelen in haar
geest, wanneer ik hier weder het woord doe
klinken, dat zy toen sprak tot het publiek.
„Wat ik u vraag is: draagt uw liefde voor 't
tooneel verder uit; beïnvloedt vooral de jon
geren neemt elk van u de fakkel over, die
ik u brandende toereik, en helpt ons aan een
groote daadwerkelijke belangstelling voor ons
nationaal tooneel. Ik weet gij minnaars van
het tooneel, mijn beroep op u zal niet ver-
geefsch zyn geweest en uit naam van alle too-
neelspelers dank ik u er reeds vooruit den
grond van mijn hart."
Dit hart heeft thans opgehouden te kloppen,
doch het spreekt nog tot ons, vandaag, en in
de toekomst.
Aan onzen Stadsschouwburg heeft me
vrouw Theo Mann-Bouwmeester gedurende
vele jaren roem en glans verschaft. Op de
ze plaats en op dit oogenblik, zoo besloot
spr., wil het gemeentebestuur van Amster
dam door de bloemen, welke ik aan de baar
hecht, opnieuw getuigen van zyn bewonde
ring en van zyn dankbaarheid. Wethouder
Boekman legde daarop een grooten krans
met witte en roode bloemen op de baar.
Dit is de zwaarste dag van mijn leven, zeide
de heer Theo Frenkel in zijn dankwoord tot
de aanwezigen. Ik heb het voorrecht gehad tot
op hoogen leeftijd een moeder te bezitten en
al wenschte zij, bij haar afscheid, geen droef
heid en rouw, het valt moeilyk aan dit verlan
gen te voldoen. Zij heeft midden in het leven
gestaan tot het laatste toe; alles had haar be
langstelling en groot was steeds haar deernis
met de moeilykheden van anderen. Spr. wilde
hier, geheel in den geest van zijn overleden moe
der, een woord van hulde en dank brengen aar.
de nagedachtenis van wijlen wethouder Wihaut,
die door het stichten van een pensioenfonds
voor tooneelspelers zoo geheel in den geest van
Mevr. Mann heeft gehandeld.
Zij voelde deernis met anderen, maar vooral
heeft het groote wereldleed, de vervolging en
verdrukking van hen, die „men" als minderwaar
dig bestempelt, haar laatste jaren verbitterd. Ztj
kwijnde onder dit leed en gaf daar meermalen
uiting aan.
Dan richtte spr. zich tot den heer Ben-
dien, wien hy namens zyn moeder dank
bracht als den braven administrateur van
haar paleis, haar huis, haar tempel, waar zy
voor altyd had willen rusten.
Aan Wethouder Boekman vroeg spr.:
Laat haar naam en dien van haar broer
Louis voortleven in den naam van een straat
of plein. En geef het doodenmasker, door
Hildo Krop vervaardigd, een plaats in dezen
schouwburg.
En eindelijk richtte spr. zicht tot Cor v. d.
Lugt Melsert. Van U, zoo zeide hij, heeft
mijn moeder gezegd: Er staat een flinke ka
pitein op de brug van het Nederlandsche
Tooneel. Moge het publiek je den steun ge
ven waarop je recht hebt!
Inmiddels was buiten het zonninge Leidsche
plein volgestroomd met vele duizende belang
stellenden. De politie had het plein voor de
peristyle over grooten afstand vrijgemaakt. Zoo
werd, by haar laatsten gang, het historische
Leidscheplein terecht het centrum der belang
stelling. Daé.r immers had deze begenadigde
kunstenares gedurende een leven lang haar
groote tooneeltriomfen behaald. Daar had ze
uitgebeeld de koninklyke gestalten en de men-
schelyke tragiek, d&ar nam ze temidden van
de toegestroomde duizenden bij hare tooneel-
jubelen de hulde der massa in ontvangst.
Als een vorstin is ze op dit plein, zoowel in
den Schouwburg als daarbuiten, gehuldigd.
Wan mevrouw MannBouwmeester een nieuwe
rol creëerde, dan was het costuum. dat ze
dragen zou, een onderwerp van gesprek voor
velen en de frima Hirsch en Cie., aan de over-
zyde van den Schouwburg, étaleerde voor de
kykgrage nieuwsgierigen de toiletten der actrice.
Hier werd men aan herinnerd ook bij haar uit
vaart, want deze modefirma had hare nage
dachtenis waardig geëerd, en even heeft de
stoet, zooals de overledene dat had verlangd,
nog voor dit modepaleis stil gestaan.
Om half twaalf reden de rouw-
auto's voor. Op twee volgwagens,
een open en een gesloten auto, wer
den de kransen en bloemstukken, de
garven en tuiltjes geplaatst. Om tien
minuten over half twaalf werd het
stoffelijk overschot uitgedragen en in
den auto geplaatst. Er viel een stilte
op het plein. Eerbiedig zwijgend zag
de menschenmenigte toe. Als slippen-
draagster traden naast den lijkauto ter
linkerzijde Julia Cuypers, Mevr.
Baumgarten-Bouwmeester en Else
Mauhs, te rechterzijde Annie van der
Lugt Melsertv. Ees, Lily Bouw
meester en Wiesje Bouwmeester.
Achter den lykauto volgde de Senaat van
het Amsterdam,seh Studenten Corp» met het
vaandel en daarbij sloten in lange rijen aan de
acteurs en actrices, die aldus hun groote voor-
De onzekerheid, waarin de dictatoren de
wereld gelaten hebben na het telegrafisch be
roep van president Roosevelt, sloeg de interna
tionale politiek met een zekere matheid. Onder
de oppervlakte van het openbare leven wordt
nog wel gewerkt: de reis van den Roemeen-
schen minister Gafencoe langs de Europeesche
hoofdsteden, het bezoek van Teleki en Cséky
aan Rome, de geregeld wederkeerende berich
ten over den stand van de Britsche onderhan
delingen te Ankara en Moskou bewyzen het;
doch de onzekerheid, waarin men verkeert, ver
lamt schijnbaar de felle activiteit, die de eerste
dagen na de bezetting van Praag en de „bevrij
ding" van Albanië kenmerkte: men tast in het
duister naar maatregelen, waarvan men het
effect nauwelyks meer kan berekenen. De eeni-
gen, die weten wat zy van plan zijn, zyn de
dictatoren; zij zyn ondanks de verbetering in
de positie der Westersche democratieën deze
weer een slag voor. Het ingesloten Joego-Slavië
en het op grenswijzigingen beluste Bulgarye
zijn voor het „non-agressie-systeem" van Lon
den verloren. Belgrado, dat zich bij de bezetting
van Albanië evenzeer in den steek gelaten voel
de als koning Zogoe, al zeide het zulks niet
openlyk, wordt thans, by alle inwendige moei
lykheden, nog bew'erkt met de Hongaarsche
dreiging; aansluiting by de as, of dreigend ge
vaar uit het Noorden. Dit is de tweede staat,
die voor de Kleine Entente, dat eens zoo
bloeiende machts- en veiligheidsapparaat, is ver
loren; en zelfs de Balkan-entente, die de basis
van het Britsche reconstructieplan zou kunnen
zijn, wordt erdoor ondermijnd. Te Sofia sprak
de Bulgaarsche premier bittere woorden: de
nalatigheid van het Westen heeft Duitschland
gelegenheid gegeven de Bulgaarsche macht in
een staat van volkomen afhankelykheid te
brengen, en daarmee heeft men te Sofia nu
eenmaal rekening te houden.
Intusschen heeft de Duce te Rome een rede
voering gehouden, waarover men zich in het
Westen opvallend bly maakt. Dezelfde bladen,
die enkele weken geleden dikke papieren knod-
sen zwaaiden met groote woorden als „meineed"
en „woordbreker" erop, vinden Mussolini thans
een sympathieken man, „gemoedelijk", „vader
lijk" enzoovoorts. Men kon van den Duce toch
moeilyk verwachten, dat hy den arbeid voor de
wereldtentoonstelling in 1942 begon met de
mededeeling, dat er eerst nog een oorlogje dient
opgeknapt te worden! En nu de Duce een
groote conferentie, zooals Roosevelt die voor
stelde, afwees, hoopt men, dat hij zijn welwil
lende goedkeuring zal hechten aan een klein
conferentietje. Als er maar een conferentie
komt hoezeer is men belust op pratenDe les
van Muenchen is blykbaar nog niet goed ge
leerd.
Wie er niet praten zyn de wachters op Gi
braltar, die voor alle zekerheid maar vast ver
sterkingen aan den Spaanschen kant aanleg
gen. Over Spanje zelf doen de wildste geruch
ten de ronde. Denzelfden dag, dat Lord Halifax
het Hoogerhuis geruststelde met de mededee
ling, dat het zenden van Mooren naar Marokko
samenhing met de demobilisatie van Franco's
troepen, werd, volgens Havas, in Spanje zelf
vastgesteld, dat er geen man gedemobiliseerd
zou worden vóór de groote overwinningsparade,
waarvan de datum alweer twee weken zou zijn
uitgesteld.
Frankryk is op de plannen van den Caudillo
nog altyd niet gerust, al poogt men dien in
druk te verdoezelen. Het begon met de zonder
linge ontvangst van Pétain, die dagen kon
wachten alvorens hij tot Franco werd toege
laten; de Spaansche gezant te Parijs hield
vervolgens een stekelige uiteenzetting voor de
pers over allerlei hangende geschillen; en
Franco zelf hield redevoeringen, die vol waren
van de dynamiek, waarvan het Westen zoo
vreest. Laat men de geruchten over troepen
concentraties voor wat zij zyn, dan blyft toch
een onbestemd gevoel van onrust voor het
Westen over, ook voor dit land, dat zich by den
„anti-komintern-bond" aansloot.
Onzekerheid heerscht overal en het zal
voor het Westen zaak zijn zich, zonder over-
ylde stappen te doen, gereed te houden voor
het antwoord, dat Hitier den 28sten April aar
Roosevelt zal geven hoe dat antwoord ook
moge uitvallen.
„Als je iets wilt bebben, wat na eenige
borrels of veel rooken je adem weer
volkomen verfrischt voor een volgende
zakenconferentle, onthoudt dan wat bier
staat! Ee'n oi twee pastilles doen won*
deren, geloof me!"
Bij apothekers en drogisten pakjes A
5 cl., blikdoosjes a 15 ct.
iinkl
IMP. H. TEN HERKEL - HILVERSUM.
gangster de laatste eer wilden bewyzen. In tien
volgauto's namen familieleden en genoodigden
plaats.
Langzaam stak de stoet het Leidscheplein
over, eerbiedig gegroet door de dicht samen
gedrongen menigte, om voor de ingang van het
modemagazijn Hirsch een oogenblik stil te
houden. Hier bracht namens de directie, de
heer E. Kahn een bloemenhulde in den vortn
van een groote krans met veelkleurige tulpen.
De stoet vervolgde zijn weg onder het jonge
gren der boomen van den Weteringschans tot
by het Ryksmuseum, waar zy, die tot daar
waren meegeloopen, achter bleven en de auto's
doorreden naar Westerveld. Hier volgde heden
middag de crematie van het stoffelijk overschot.
Een stralend tafereel heeft zich vanmorgen
op het Leidscheplein afgespeeld tydens de uit
vaart van Theo Mann-Bouwmeester. Een stra
lend tafereel en geen droefgeestig. Het was de
wensch van deze kunstenares, wier onverwoest
baar levensgevoel zoo wonderwel harmonieerde
met de lengte harer aardsche jaren, dat deze
uitvaart geen droevige plechtigheid zou zyn,
maar als het laatste taiereel van een groot
levensdrama, vervuld van een blijden ernst.
Geen rouwfloers, geen gedempte lichten
mochten er zyn, geen sombere grafkransen,
geen vlaggen halfstok. Leven en fleurigheid
moesten er heerschen rondom haar baar, zoo
als zy altijd geheerscht hebben voor haar be
drijf, op en rondom de tooneelplanken, waar
de passies hoog golfden en de bijval van het
publiek klaterde.
De hemel moet het met haar eens zijn ge
weest en heeft haar allerlaatst vaarwel een
stralenden zonneschyn geschonken, een dag
waarop haar stad glansde in de schittering
van een opnieuw aangebroken lente.
9en behaaglijke gezelligheid heerschte daar
op het Leidscheplein, waar het publiek in dikke
rijen stond opgesteld of de caféterrassen be
volkte, wachtende op het laatste schouwspel,
dat mevrouw Mann het zou bereiden.
En in de hall van den Stadsschouwburg lag
zy in haar met zwaar zilverbeslag versierde ma-
honiehbuten kist, overgoten door het warme
schijnsel van de volop brandende lampen te
midden van een weelde van bloemen, vroolyke
bloemen in de helste voorjaarskleuren. Fami
lieleden en autoriteiten waren in het zwart.
Zij hadden ongelijk: bij deze uitvaart pasten
een lichtere tint en een bloem in het knoops
gat desnoods, als uiting van verzadigde vol
daanheid over een lang en zeer ryk kunste
naarsleven.
Zoo heeft zij het gewild, die voor haar laat
ste pleisterplaats op haar uittocht verkoos het
groote modemagazijn, dat in haar bestaan als
tooneelspeelster een rol heeft gespeeld, waarvan
men de glorieuze, maar ook misschien de hei-
melijk-smartelijke beteekenis slechts kan ver
moeden.
Toen zij werd uitgedragen uit den Schouw
burg en langzaam wegreed over het Leidsche
plein, toen heeft zij het publiek de triomfante-
lijkste première van haar leven gegeven.
Auto's vol bloemen volgden haar, meer bloe
men, dan er ooit aan haar voeten gelegen heb
ben, alle tooneelspelers van Amsterdam liepen
achter haar koets, duizenden groetten haar voor
het laatst in stilte, zy hadden mogen applaudis-
seeren. Want langs hen ging een doode, die
tooneelspeelster wilde blijven tot op den dag
van haar begrafenis, een artiste, die zich ïyd-
zaam schikte in het onvermydelijke einde van
alle aardsche bestaan, maar die zich schikte als
comediante: met de panache, het klaterende
licht, de wemelende kleur, met de atmosfeer van
coulissen en voetlicht en costuums om zich
heen.
Een vrouw, die een lang leven zich bedwelmd
heeft aan de schoonheid der illusie
Het relaas van deze vrouw over wat zy door
maakte zou erg zyn, als het niet zoo'n goed
einde had. Dit schrijft zij: „Ik leed jarenlang
aan maagzuur. Eiken nacht lag ik wakker, ter-
vijl het zuur brandde in maag en keel. Ik pro
beerde maagpoeders en andere middelen, maar
niets verlichtte het branden. Toen ik echter
eens Rennie Pastilles probeerde, kreeg ik spoe
dig verlichting van de pyn. Kort daarop at
allerlei dingen, die my vroeger het zuur be
zorgden speciaal fruit. Nu kan ik alle fruit
eten waar ik trek, in heb. En wat een genot
naar bed te kunnen gaan zonder angst voor
opkomende pynen." Mevr. A. S.
Rennie Pastilles hielpen deze vrouw het over
tollige maagzuur te overwinnen, omdat rü
zuur-neutraliseerende, gas-absorbeerende en do
spysvertering-bevorderenide bestanddeeien be
vatten. Rennies zijn aangenaam smakeiyke
pastilles, die in den mond oplossen. Zy hebben
een directe uitwerking, omdat zy de maag
geconcentreerden vorm bereiken, niet ver
zwakt door bijvoeging van water. Vraagt U*
apotheker of drogist naar Rennie-Pastilles-
proefpak,ie f 0.40. groot pak 1-25.
N-,