China's weerstand ongebroken Ruim drie percent HET ZWIN De luchtroovers van Hoitika Md mfiaal mn den dag F 750.- F 250.- n door Percy King Driemaal is... Muiterij onder Japansche troepen DONDERDAG 27 APRIL 1939 Verbittering der Chineesche bevolking tegen Japan wordt steeds grooter De aanhang van de N.S.B. Nederlandsch-Belgisch natuurreservaat Het vijf ponds- j Per post cheepsrecht VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL voe» at «ea t (Van een bijzonderen correspondent) JOENLING (HOENAN) Maart. Sedert kort ben ik naar Joenling overgeplaatst. De omstandigheden in aanmerking genomen, is het leven hier vrij goed. Wij kunnen hier alle le vensbehoeften en andere zaken koopen, of schoon alles wel duurder is dan vroeger. Vele winkelzaken zijn met complete voorraden van Hankau en Changsha naar hier verhuisd. Aile groote banken hebben hier filialen gevestigd. Ook komen hier geregeld nieuwe voorraden aan van Kunming en zelfs van Sjanghai. De kust van China heeft een zoo enorme uitgestrekt heid, dat een effectieve blokkade voor de Ja panners onmogelijk is. Bovendien zijn en wor den er nieuwe landroutes geopend. De nieuwe spoorweg Hengjang (op de HankauKanton- lijn)KweilingNanning en vandaar naar de KwangsiAnnam grens is reeds voor meer dan de helft gereed. Deze Hjn zal aansluiting heb ben op het spoorwegnet van Fransch Indo- China. Veel goederen komen over de nieuwe autowegen van Britsch Burma naar Yünnan. Een nieuwe spoorweg is in aanbouw van Burma naar YiinnanSzechuanKweiyang. De fi nanciering van dit project werd vergemakke lijkt door Briteche credieten. Van de oorlogsfronten komen berichten, dat de discipline bij de Japansche troepen meer en meer achteruit gaat. Het is den laatsten tijd voorgekomen, dat kleine in- subordinaties uitgroeiden tot muiterij, waar aan geheele regimenten, ja zelfs divisies deelnamen. Herhaaldelijk werden Japan sche officieren door minderen vermoord en ook is het aantal zelfmoorden onder de Japansche officieren niet gering. De belangrijkste en bloedigste incidenten, die de laatste maand bij het Japansche leger en de marine zijn voorgevallen, waren de vol gende: Kanton: Hier sloegen troepen uit Korea en Formosa aan het muiten. Het kwam tot een formeelen veldslag, die een halven dag duurde. Tahoe: Een Japansche afdeeling rebelleerde aan boord van een oorlogsschip, aangezien de opperofficieren terugkeer naar Japan in het vooruitzicht hadden gesteld en die belofte niet was nagekomen. Andere Japansche oorlogsbo dems openden het vuur op het muiters-schip, doch hun granaten sloegen in temidden van de loyale troepen op de kade, die op hun beurt het vuur van de marine beantwoordden. Hankau: Verslagen rebelleerende troepen benden, die van het front terugkeerden, wer den door gendarmes neergeschoten of ontwa pend op transport gesteld naar Shanghai. Weihawei: Hier kwam het tot een veldslag tusschen Japansche infanterietroepen en ma riniers. Het ging over de opbrengst van de zeedouane en kostte twee duizend dooden en gewonden. Muiterij komt het meest voor in de nieuwe uit reservisten bestaande Japansche divisies. Dat zijn de nummers boven de 100. De meeste oudere divisies zijn grootendeels op de slag velden gebleven. De meeste insubordinaties en pogingen tot muiterij kwamen voor in de di visies 101, 103, 108, 109, 110, 111 en 121. Ver scheidene regimenten moesten zelfs naar Ja pan teruggezonden worden, zonder gevochten te hebben. De Chineesche luchtvloot was de laatste maanden meer actief. De chef van de lucht macht, generaal Chien Ta-chün, houdt steeds minstens 500 vliegtuigen in de eerste linie be schikbaar. Dat is overigens nog maar de helft van het aantal vliegtuigen, dat Japan in China gebruikt. Deze 500 moeten hun superioriteit vooral zoeken in groote beweeglijkheid en on verwachte aanvalstactiek. Intusschen heeft de Chineesche luchtmacht in anderhalf jaar tijd 219 Japansche machines neergeschoten en 179 Japansche toestellen op den grond vernield. Bovendien vernielde de luchtmacht 194 Japansche oorlogsschepen, waarvan er veertig totaal onbruikbaar werden en gezonken zijn. Kortelings hebben Chineesche piloten in Shansa een Japansch vliegveld gebombardeerd, waarbij 30 machines werden vernietigd. De vorige maand had boven Changsha een luchtgevecht plaats, waarbij acht Japansche vliegtuigen werden neergeschoten. Tsjoenking, 2 April Mijn verblijf in Joeanling is maar van kor ten duur geweest. Zoo juist ben ik hier in Tsjoenking gearriveerd. Onderweg naar hier verbleef ik enkele dagen in Kweijang, een groote stad met prachtige boulevards en win kels, die het centrum is van het Zuidwesten. Kweijang is ver achter het front gelegen en niet versterkt. Wie had ooit gedacht, dat deze stad gebombardeerd zou worden. En dat ge schiedde toch dezer dagen. Achttien zware bommenwerpers wierpen 125 bommen op het centrum van Kweijang, zoowel brandbommen als explosieve bommen. Daarbij werden 2500 menschen gedood door vuur en bomscherven. Het bombardement duurde twee minuten; 2500 menschenlevens op slag vernietigd niet door een natuurramp maar door 18 menschen- handen, die op het sein van een enkelen man een handle-tje overhaalden. Ik heb het resul taat gezien. Stel eens, dat deze bommen in de omgeving van het Muntplein waren neerge worpen, dan zou alles wat tusschen Munttoren, Singel en het Paleis op den Dam ligt, verwoest zijn. Drie banken, een groot theater, eenige do zijnen groote magazijnen en tallooze woningen lagen in puin. Voor dit bombardement, waar bij ettelijke families geheel werden uitge roeid, is geen enkel excuse te vinden. Het was een sinistere afslachting van weerlooze bur gers, vrouwen en kinderen. De Japanners denken wellicht het Chinee sche volk door deze slachtpartijen tot vrede te dwingen. Zij bereiken echter het tegenover gestelde resultaat. De verbittering van de be volking tegen der# vijand wordt voortdurend grooter en dagelijks melden zich meer vrijwil ligers bij de Chineesche legers aan. Het zenuw gestel van de bevolking is door de bombarde menten niet geschokt. Veiligheidshalve zijn hier in Tsjoenking de kantooruren verzet naar 's morgens vóór tienen en 's middags na drieën. Tijdens de gevaarlijke uren vertoeft men zoo veel mogelijk buiten de stad. In Kweijang werd ook de Katholieke missie getroffen. Ik vroeg den Franschen pater Desonineau, of hij geen Fransche vlag boven de kerk had, doch Z.Eerw. ant woordde: „Neen, beter niet, want dan wor den wij zeker getroffen, een buitenland- sche vlag werkt bij de Japs als een roode doek op een stier". En de pater overdreef niet. De laatste dagen werden de Katho lieke missies in Wanhsien, Chengchow en Liangshun totaal verwoest en alle had den buitenlandsche vlaggen op. Een Itali- aansch priester, wiens kerk ondanks de Italiaansche vlag in puin gebombardeerd werd, protesteerde verbitterd tegen deze wandaad, doch hij heeft niet veel kans in zijn land gehoord te worden. De Itali aansche pers mag over deze feiten niet schrijven. Een mijner vrienden, die met een schip van de Lloyd Triestino naar Europa vertrok, zag zijn fotomateriaal van bombardementen door den Italiaanschen kapitein in beslag genomen en in zee ge worpen. Tenslotte nog een enkel woord over Tsjoeng- king. Het is tegenwoordig een groote stad, een wonderlijke mengeling van het antieke en het moderne China. Tsjoengking is tegen berghel lingen opgebouwd, wat het een beetje op Hon- kong doet lijken. De wegen zijn breed en goed aangelegd. De winkels hebben groote etalages en zijn welvoorzien van voorraden. Tsjoen king doet tegenwoordig in niets onder voor andere groote steden in China. Alleen is er een tekort aan autobussen. Het verkeer is erg druk; auto's, taxi's, ricksha's vliegen door de straten en boven onze hoofden gonst een vlieg tuig van de Eurasia. Naast de ricksha's zijn er dan nog de draagstoelen en de dragers achten zich zeer boven alle andere vormen van ver keer verheven en loopen iedereen en alles on dersteboven. Er zijn groote gebouwen voor de regeering en geheele wijken met moderne villa's. De ban ken hier lijken op paleizen; sommige zijn in Romeinschen stijl gebouwd. Als voorzorgsmaatregel tegen luchtaanval len zijn in de bergen groote tunnels geboord. Het moreel en de geest van verzet is bij re geering, leger en burgerij nog altijd onver zwakt. Nantsjang hebben de Japanners met 15000 menschenlevens moeten betalen. Over vrede zal niet worden gepraat, zoolang nog Japansche troepen op Chineeschen bodem staan. Wang Tsjing Wei heeft het geprobeerd, doch heeft moeten vluchten, vooral ook voor het verontwaardigde volk. (Van onzen parlementairen redacteur) Bij de verkiezingen van 1935 behaalden de nationaal-socialisten 8 pCt. van het totaal aantal stemmen. Verle den week nog ruim drie pCt. De feitelijke invloed van de nationaal- socialistische beweging in de bestuurs organen van de provincie en straks in de Eerste Kamer der Staten-Generaal moge daarmee in aanzienlijke mate zijn ver minderd, het feit, dat nog ruim drie pCt. van onze kiezers op de nationaal-socialis- tische lijst stemde, biedt allesbehalve re den tot gerustheid. Deze ruim drie percent zijn van een an der. gehalte, dan de acht percent van vier jaren geleden. Onder degenen, die vier jaar geleden aan de stembus het nationaal-socialisme steunden, waren er velen, die zich aange trokken voelden door het nieuwe in deze beweging, die haar karakter niet of nog maar nauwelijks had gevormd. Dat was nog in den tijd, dat het Nederlandsche na tionaal-socialisme het oude beginselpro gram overboord gooide en een nieuw aan nam, om toch vooral Nederlandsch te schijnen. En wat het nationaal-socialisme in Duitschland aanging, daarover konden velen met een variant op Goethe's gezegde over Napoleon verklaren: ik bewonder Hit- Ier, want wat kan mij Hitier schelen, ik bewonder zijn krachtig optreden tegen de onrechtvaardigheden van Versailles, zijn grootscheepschen wegenaanleg, de arbeids organisatie, die hij heeft ingevoerd, ik vind, dat wij die dingen op Nederlandsche leest óók kunnen doen, ik voel iets voor een doortastend gezag, een doeltreffenden strijd tegen de werkloosheid en een gezonde ordening van het bedrijfs leven in ons eigen land, doch daarvoor kebben wij Hitier niet noodig, dat kan een Nederlandsche beweging ook. Zulke gedachten zullen velen N.S.B.-kiezers van 1935 niet vreemd zijn geweest. En zul ke gedachten zijn niet ongezond. Sindsdien echter heeft de N.S.B. haar karakter geheel gewijzigd. Constructieve voorstellen tot versterking van het gezag heeft zij niet gedaan; integendeel, zij liet geen pogingen onbeproefd om het aanzien van de gezagsdragers en daarmee van het gezag te schaden. Over den strijd tegen de werkloosheid wist zij in de Tweede Ka mer dit jaar niets méér te zeggen, dan dat Ir. Westhoff's rapport door nationaal-so- cialistische denkbeelden werd geschraagd. Ter voorbereiding van een corporatieve sa menwerking tusschen de bedrijfsgenooten doet zij niets dan wantrouwen zaaien te gen die organen en organisaties, waarin die samenwerking tot dusverre werd be lichaamd. Daarbij heeft zij van het Duit- sche voorbeeld wél overgenomen een niets ontziend fel anti-semitisme en een even hartstochtelijk anti-papisme, dat de Ka tholieke Staatspartij voor alle natuur- en andere rampen, die ons land geteisterd hebben, teisteren, en nog zullen of zou den kunnen teisteren, aansprakelijk stelt, en dat „rücksichtslos" priesters in hun goeden naam tast. Vóór de Italiaansche pers stak zij de lof trompet over de inneming van Tsjechië en zoo mogelijk nog eerder dan de Duit- schers verheerlijkte zij het Goede-Vrij dag-geweld in Albanië. Haar woordvoer ders provoceerden de Duitschers maat regelen te treffen tegen Rotterdam we gens een verboden voetbalmatch en mi nister Steenberghe niet te vertrouwen, wanneer hij de Nederlandsche handelsbe langen in Berlijn gaat bespreken. Velen hebben zich daarvan afgewend. Gelukkig. Doch mag het tot optimisme stemmen, dat ruim drie percent van ons volk de nationaal-socialistische beweging op dien weg volgde? Dat ruim drie percent zich ronduit anti-semiet, anti-paapsch, anti nationaal verklaart? Vormen niet die ruim drie percent fanatici een dreigender waar schuwing tegen het voortdringen van bar barisme en geestelijke ontworteling dan de acht percent meeloopers van vier jaar ge leden? Langs de Zeeuwsch-Vlaamsche en Belgische kust, nabij de gemeenten Sluis en Knocke, ligt het overschot van den ouden zeearm Het Zwin. In de middeleeuwen een breed vaarwater, is het thans niet meer dan een vlakte ruigte, schor en duin grond ter grootte van ca. 170 Hectaren, waarvan 30 hectaren op Neder landsch gebied zijn gelegen. Uit een oogpunt van natuurschoon en al licht nog meer als een glimp uit het verre ver leden, heeft in den loop der latere jaren het vraagstuk der conserveering van het verzande Zwin, waar flora en fauna van bijzondere aan trekkelijkheid zijn en waaraan de geschiedenis van de oude handelsmetropool Brugge ten nauwste is verbonden, in toenemende mate de aandacht gehad. Het resultaat Is geweest, dat het Nederlandsche gedeelte van het Zwin als natuurreservaat werd veilig gesteld. De Neder landsche regeering verhuurde de terreinen aan ff-r-.' «Si, Ze zagen hoe de booten langzaam keerden, ook het vliegtuig iwaaide uiterst langzaam om, en nog veel trager scheen het naar hen toe te komen. Dat duurde hun veel te lang, ze liepen het daarom tegemoet en eindelijk, waren ze zoo dichtbij, dat ze een boot konden aanroepen. Die kwam zoo dicht mogelijk onder de steile rotskust, er zat niets anders op dan voorzichtig af te dalen. Tot hun middel door het water wadend Piet zat hoog en droog op de schouders van een van hen bereikten ze het bootje, dat hen naar het vliegtuig roeide. Een vlugge inspectie bewees, dat ze gelukkig niet in het toestel waren gekomen. De motoren sloegen aan.... ze gleden over het water.... los.... gelukkig.... ze waren weer in de lucht! De trein, die vol forensen zat, snelde, toen de duisternis reeds was ingevallen, door het land schap. In de coupé's zaten secretarissen, boek houders en andere kantoor-employé's. In een der rookafdeelingen, waar de ruimte gevuld was met sigarenrook, ging Will Rance lusteloos op de ééne nog ledige plaats zitten en haalde z'n si garenkoker te voorschijn. De reiziger naast hem zat te lezen. Rance, die behoefte gevoelde aan een praatje om z'n lusteloosheid te verdrijven, hield hem z'n siga renkoker voor. „Dank u," zei de andere, „zeer verplicht, maar ik rook niet." „Wat leest u daar?" vroeg Rance, wien de bescheidenheid niet in den weg zat. De aangesprokene liet hem den titel van het boek zien. „Ik ken dat boek," verzekerde Rance. ,,'t Gaat over de vriendschap, hoe je die moet a&nknoo- pen en moet houden. Maar ik verzeker u, dat het niets dan humbug is; kletspraat." Ranee's medereiziger, die er niets voor voel de, een redetwist te beginnen, wilde z'n lectuur hervatten, maar de andere stak z'n sigarenkoker weer in z'n zak en hernam: „U denkt misschien, dat ik het met deze uit spraak glad verkeerd heb, maar laat ik u even zeggen, dat ik persoonlijke ondervinding kan doen gelden. Niemand kan z'n vrienden ver trouwen, mijnheer. Ze bedriegen je allemaal, als 't er op aan komt. Ik heb de mijne een voor een bestudeerd, en 't is altijd gegaan, zooals ik zei: Over de dankbaarheid, of liever over de ondankbaarheid van m'n vrienden, zou ik een boek kunnen schrijven." Daar er toch niets ander op zat, deed de an dere z'n boek maar dicht. „Ik zal u het geval vertellen van een vriend van me, een zekeren Jack," ratelde de praatzieke Rance verder. „Hij is geen kwade kerel, maar heeft het niet breed. We kennen elkaar al van af de schoolbanken. Op een goeden dag, een paar weken vóór Paschen, kwam hij naar m'n kantoor en vroeg of ik hem vijf pond kon leenen. Vijf pond groeien me niet op m'n rug. Ik ver dien wel een behoorlijk salaris, maar vijf pond zijn vijf pond. In 't eerst wilde ik dan ook wei geren. Maar ik dacht aan z'n vrouw en drie kin deren en zei toen tot me .zelf: „Rance, hij heeft het meer noodig dan jij." Dus, per saldo gaf ik hem die vijf pond. Dat was veertien dagen vóór Paschen. Begrijpt u?" „Ik begrijp," zei de medereiziger van den edel- moedigen Rance, die moeilijk z'n verveling kon onderdrukken, ,,'t Was mooi van u." „Och, wat," meende Willy Rance, „ik deed het uit zuivere vriendschap. Eén week later kwam hij weer bij me. Ik dacht natuurlijk, dat hij weer kwam leenen, maar neen. Hij kwam me om een baantje vragen. Dat is een van de ergste dingen, die je tegenwoordig kunnen overkomenhet vra gen om een baantje. Dat zei ik hem dan ook. Hij wist er alles van. Maar toen hij me de door- geloopen zolen van z'n schoenen liet zien om te bewijzen, dat hij de heele stad al had afge- lóopen, om een baan te zoeken, schoot me Win ston Harris te binnen, die een eigen zaak op verzekeringsgebied heeft. Enfin, ik zond Jack naar Winston. Hij is geen kwade kerel en heeft heel wat aan me te danken. Nu, die Jack kreeg een baantje en was overgelukkig. Ik wachtte nu natuurlijk op m'n vijf pond, maar een week ging voorbij en ik hoorde niets van hem. Och, dacht ik, dat eerste salaris heeft hij natuurlijk hard noodig, ik zal de zaak dus nog wat op z'n be loop laten. „Edelmoedig van u," prees de andere. „Dat was het," zei Rance, „maar toen ik na 't einde van de tweede week nog niets van Jack hoorde, zocht ik hem op en vroeg, hoe het nu met m'n vijf pond stond. Of hij me misschien voor een sul, voor een Jan Salie aanzag?" „De man stond zoowat te huilen en jammerde over achterstallige huishuur, onbetaalde reke ningen enz. Enfin, toen hij me beloofde, mij den volgenden betaaldag te voldoen, nam ik genoe gen met z'n belofte." „Hij betaalde natuurlijk niet?" veronderstelde de toehoorder. „Goed geraden. Maar toen was het ook uit met mijn geduld eri ging ik hem eens even, zei ik, t l j t i één woord van UCLYlKOlLjet mij aan Win- j ston Harris en je bent je baantje kwijt. Krijg ik nu dadelijk m'n vijf pond? Ja of neen?" „U had groot gelijk," merkte de andere op. '.Natuurlijk had ik gelijk!" schreeuwde Will Rance, meer dan hij sprak. Ik herhaalde drei gend: „Vooruit, voor den dag met het geld!" Jack haalde z'n vijf pond te voorschijn, keek er naar en zei, dat het bijna z'n heele weekloon was. Ik antwoordde, dat hij dat had moeten bedenken, toen hij ze van mij leende." De toehoorder onderdrukte met moeite een geeuw en vroeg: „U kreeg dus uw geld?" „Ja, naar hoe? Nu komt het. Ik was met al dat gezanik een uur later dan gewoonlijk en be sloot dus het nog maar wat later te maken en een glaasje te drinken in een café, waar ik geen onbekende ben. Ik betaalde met dat bankbiljet van vijf pond. 't Was een geluk, dat ze mij daar kennen, want ze keken naar het bankbil jet en toen naar mij en vroegen, waar ik dat had ontvangen." „Was 't valsch?" vroeg de andere. „Nagemaakt, m'n lieve man, en vrij slecht ook." „Nu begrijp ik," peinsde de man van het boek, „waarom u zoo sceptisch bent geworden in zake vriendschap." Will Rance haalde z'n sigarenkoker voor den dag en presenteerde opnieuw z'n mede-reiziger. Deze bedankte weer, waarop Willy zelf een si gaar nam, de punt er driftig van afknakte, ze aanstak en geweldige rookwolken uitblies. „Ja," mompelde z'n toehoorder voor zich heen, „u had dus nog een strop met dat bankbiljet, daar u niet kon bewijzen, dat u 't van hem had gekregen." „Strop, zegt u?" vroeg Rance verontwaardigd, „wie had een strop? Ik niet. Ik ben niet zoo'n uilskuiken. Kort daarna leende ik vijf pond van m'n vriend Winston Harris. Nu, ik heb hem met dat bankbiljet van Jack terug betaald." (Nadruk verboden) „Het Zeeuwsche Landschap" bij welke stich ting de zorg voor het behoud van het Sluis- sche Zwin territoir ongetwijfeld in goede han den mag worden geacht. Het instandhouden van het natuurschoon in dit gebied is trouwens de uitdrukkelijk gestelde voorwaarde in de te dier zake gesloten huurovereenkomst, die voor een termijn van 10 jaar geldt. In het Belgische Zwinprobleem was tot nu toe geen oplossing verkregen, ook al, omdat het vraagstuk er een meer ingewikkeld karak ter droeg. Toen vóór een aantal jaren het Bel- gisch-Vlaamsche Zwin nog stil en onbedreigd was, heeft Koning Leopold er een pretentie- looze villa laten bouwen. De vorst en de zijnen konden er genieten van een ongewone rust te midden van een weergaloos kustlandschap, waar bij hoog tij het zeewater zelfs nu nog over de oude schorren stroomt. De laatste ja ren werd de rust echter verstoord door steeds toenemenden bouw van zeebuitenverblijven. De stilte week voor de consequenties éener op fi- nancieele motieven berustende grondexploitatie. Men schrijft het daaraan toe, dat de vorst er sinds geruimen tijd niet meer komt. Thans intusschen hebben de talrijke vrienden in België van het ongerepte Zwin, dat een brok Vlaamsche historie vertolkt, ook hun langdurige pogingen met succes bekroond ge zien. Het Belgisch gedeelte van het Zwin wordt eveneens natuurreservaat. De Nieuwe Eeuw schrijft naar aanleiding van de verzending per post van duizenden jaar verslagen: Het Katholiek Comité van Actie „Voor God" vestigt nog eens de aandacht op de verspreiding van het jaarverslag van het Nederlandsch Wetenschappelijk Humani tair comité". Het jaarverslag wordt gratis toegezonden aan 15.000 tot 20.000 intellec- tueelen, gegradueerden en studeerenden, die er geenszins om hebben gevraagd. De leden van dit Comité verklaren steeds, dat hun doel zuiver „wetenschappelijk" is; intusschen bevatte het jaarverslag ook een bericht over de rijke „belletris- tische" afdeeling der bibliotheek! Het is een groote vrijmoedigheid om een parlementair woord te gebruiken dat het Comité zijn jaarverslag ongevraagd aan zoovele duizenden adressen stuurt. Het meest merkwaardige echter is, dat dit stuk wordt verzonden per post, in een massale expeditie nog wel. De posterijen is,een staatsbedrijf, onder de opperste ver antwoordelijkheid van de regeering; een regeering, welke zooals men weet zich in haar beleid wil laten leiden door de wet GodsHet vervoer van geschriften van dit Comité en van den Nieuw-Malthusiaan- schen Bond schijnt met deze verklaring en met dit beginsel in overeenstemming te zijn. De gewone man zal dat niet begrijpen, maar als uit het parlement een bedeesde opmerking daarover komt, staat de minister op en zegt, dat het staatsbedrijf der pos terijen niet de aangewezen instantie is om toezicht te houden over den aard der te verzenden stukken, en voorts dat vertra ging in de aflevering van ter verzending aangeboden stukken niet kan worden ge duld. Daarmede is de zaak uit. De stem uit het parlement zwijgt; zelfs tot het fameuze parlementaire wapen eener „motie", welke het effect heeft van een geste aan de eene zijde en een bestendiging van de zaak aan de andere ziide. komt men niet toe. Nieuw- Malthusiaansche Bond en Ned. Weten schappelijk Humanitair Comité kunnen hun stukken per staatsbedrijf blijven verzenden, ten spijt van schriftelijke en mondelinge verklaringen over het karakter van het Kabinet. Zooals .Pastor van te Lande" indertijd zeide: de dingen gaan hun gang! Ondanks de hemel weet hoeveel autoriteiten en on danks christelijke meerderheden in de Kamers. 'od liefhebben is geen kwestie van woorden, maar van daden. ATT p D^^TVnVTC1'O op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen A jri ItI I rl I*i ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I %j\J bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL bfl verlies van een 0 Chrichton loosde een diepen zucht en nam eijn koffer. Hij fronste de wenkbrauwen, toen de sleutel niet onmiddellijk wilde pakken, en rukte verwoed 't slot open. Zwijgend gaf hij de cassette aan Duvigneuil. Met een somber ge zicht ving deze zijn tweede onderzoek aan, vol komen gelijk aan 't eerste. „Aan de echtheid van deze collectie bestaat geen twijfel," verklaarde de Franschman ten slotte. „Dacht ik ook," knikte Keith tevreden. Sybil's oogen verwijdden zich, een uitroep lag haar op de lippen. Cullingwood wierp haar een waarschuwenden blik toe; de uitroep bleef ach terwege. Hij zag daarna Duvigneuil glimlachend aan. „Altijd prettig, op 't oordeel van een expert te kunnen steunen. Vooral, als die expert een ouwe kennis van je is." „U bedoelt....?" ..Een kleinigheid. Een snoer, een blauw bol letje. een koperen buis en de noodige hokus- pskus vormen samen nog lang geen dichroscoop. Evenmin maken een pruik, een baard, een snor en een zware bril zoo maar van een raseehten Brit een zoon van la belle France. Met je kiekeboe heb je mij niet om den tuin geleid, Oakton! Je bent een armzalig comediant, man! Een keer of zes maakte je een beweging, of je een weerbarstige lok van 't voorhoofd streek een ingekankerde gewoonte van je. Je dacht er niet bij, dat aan die pruik de lok mankeert. Blijf bij je leest, schoenmaker!" Advocaat Oakton werd rood als een kalkoen- sche haan, vloekte en vestigde den blik op den inspecteur. Deze begreep blijkbaar Cullingwood's explicatie niet, of hield zich zoo. Hij haalde ongeduldig de schouders op. „Wien behoort nu eigenlijk de echte collectie toe?" vroeg hij verveeld. „Mij!" zei Keith. „Mr. Cullingwood!" Sybil's antwoord kwam tegelijkertijd. „Blijft u er bij, haar te verkoopen?" „Zeker, inspecteur. Als tenminste een aan nemelijk bod gedaan wordt." „Een millioen francs!" bood Chrichton haas tig. Keith rimpelde 't voorhoofd. „Een millioen francs? Dat is, naar den huldigen koers, nog geen vijftien duizend pond? 'k Kan niet zeggen, dat je scheutig bent, Chrichton! Onder de zes tien duizend pond valt niet met me te redenee ren. En schoon aan den haak! Bij mij hoef je niet met provisie aan te komen!" „Mr. Cullingwood!" riep Sybil verontwaardigd uit. „Zestien duizend pond! Volgens notaris Hulbert is de collectie minstens vijf maal zoo veel waard! Zelf hebt u ook gezegd, dat ze een vermogen vertegenwoordigt!" „Best mogelijk," gaf Keith onverschillig toe. „Maar 'k heb contanten noodig, en wel op heel korten termijn." ,,'k Vind 't onverantwoordelijk in één woord!" hield Sybil vol. Chrichton nam zijn chèqueboek. „Pardon, geen chèque!" weerde Cullingwood af. „Cash!" „Denk jij, dat 'k met vijftien duizend pond in mijn zak loop?" „Zestien duizend," verbeterde Keith vriende lijk. ,,'k Moet de gemaakte onkosten er uit slaan. Kom, kom, Chrichton! Je zult wel met een aardig zakduitje op stap gegaan zijn! Anders springt vriend Oakton je graag bij! Zestien duizend dus geen penny minder. Je loopt ge vaar, dat mijn prijs morgen aanmerkelijk hooger is." ,,'k Moet zwart op wit hebben, dat 'k de col lectie van jou gekocht heb." „Dat kan. Van jou verlang 'k óók een ver klaring. Best mogelijk, dat je me voor hopeloos idioot verslijt, Chrichton. Goed, 'k zal 't gelaten dragen. Vijftien duizend pond van deze trans actie komen je dochter ten goede." Chrichton's mond viel wijd open. „Wat zing je me nil voor? Aan mijn dochter?" „O neen!" protesteerde Sybil. „Dat accepteer 'k onder geen voorwaarde!" Keith knikte. „Je dochter, ja. Als een bewijs van van erkentelijkheid. Kijk eens hier, Chrichton. Jullie hebben 't zóó in 't vat gego ten, dat Sybil als Roberta Falkner beschikken kon over Sir Malcolm's vermogen. Als zij van jullie soort was, zou 'k niet alleen de kostbaar heden van mijn oom kwijt zijn geweest, maar ook zijn contanten. Ze heeft er echter voor bedankt, in jullie schuitje te stappen, 't Stond al lang bij me vast, dat 'k haar daarvoor met de collectie beloonen zou. Vijftien duizend pond is niet veel in vergelijking met de waarde, maar een meisje kan zich met een dergelijk kapitaal heel goed bedruipen. Voor mij beteekent 't ver lies niets, want 'k heb gisteren een slag gesla gen, die me meer opbrengt dan 'k ooit voor de collectie zou krijgen, als 'k ze bij Christie veilen liet." „Waarachtig!" grijnsde Chrichton. „Ze be weren,. dat door allé baronets van Beveridge een streep heeft geloopen, maar bij jou begint 't al mirakels vroeg! Of anders wat bestaat er tusschen Sybil en jou?" „Pas op je woorden, Chrichton, of 'k zou me verplicht voelen, je op een oorvijg te tractee- ren, waarvan je suizebolt!" „Mr. Cullingwood, 'k herhaal, dat 'k uw aan bod niet accepteer, hoe vriendelijk 't bedoeld is!" „Stil maar!" glimlachte Keith. „Uw vader zal er een vorm aan geven, die elk bezwaar voor u wegneemt." Hij wendde zich tot den gewezen zaakwaarnemer, ,,'k Begrijp, dat je dochter geen geschenk in geld van een vreemde accep teert, maar die zwarigheid vervalt, als 't in schijn van jou komt. Sybil moet per slot van rekening leven en door de opyoeding, die jij haar liet geven, staan haar handen totaal ver keerd, om iets aan te pakken. Pronk jij voor ditmaal eens met andermans veeren en schrijf op, wat 'k je dicteer. Ben je zoo ver? Mooi! „Ik, Woodford Chrichton, verklaar, aan mijn dochter Sybil te hebben uitgekeerd een bedrag van vijftien duizend pond. Hiermee tracht 'k eenigszins goed te maken, dat zij van haar ge boorte af door mij verwaarloosd werd." Heb je 't? Datum en handteekening nog. Uitstekend. Inspecteur Feuillet, wilt u ook zoo vriendelijk zijn te teekenen? En u, agent Moineau? Dank u. Ten slotte ik zelf ziezoo, klaar is Kees!" Cullingwood reikte de verklaring aan Sybil. Zij weigerde, haar te accepteeren. „Ik kan 't niet doen! Werkelijk, ik kan 't niet doen! 't Is een schande zestien duizend pond voor zóó'n collectie!" „Neen, neen! Nu geen bezwaren meer!" Keith kwam vlak voor Sybil staan. Hij zei niets, maar zag haar aan. Eindelijk drong 't tot 't meisje door, wat die blik te beteekenen had. Een glimlach verscheen om haar mond, verbreedde zich over 't gezicht, vond ten slotte zijn hoogtepunt in de oogen. Sybil strekte haar hand uit en nam de ver klaring aan. „U bent een nobel mensch," zei ze zachtjes. Een diep rood kleurde haar wangen en hals. „Rothschild is er een kwajongen bij!" hoonde Chrichton. „Je zal 't altijd zien hoe kaler, hoe royaler!" Advocaat Oakton zat met gesloten oogen. „Welken truc heb je er mee voor, Cullingwood? Want dat 't een truc is mijn kop er af!" „Spring niet zoo lichtvaardig met je kop om, Oakton; je kunt Je geen nieuwen laten aan meten! Wat voor truc zou er achter zitten. Alles valt te controleeren. Miss Chrichton heeft gistermiddag vier uur de cassette van notaris Hulbert ontvangen, en er voor getee- kend. Oldfield is daar, om te bekennen, dat hu gisteravond Miss Chrichton's hut binnen is ge drongen en de cassette geruild heeft tegen éen met imitaties deze hier! Je ziet spoken op klaarlichten dag, man!" „Toch weet ik 't zoo net niet," hield Oakton staande. Chrichton kwam ongeduldig tusschenbeidem „Wat gaat 't ons aan, wat hij met 't geld doet, al wil hij 't meteen in de Seine gooien? Een mensch zijn zin, een mensch zijn leven! Teeken de verklaring nu maar, dat ik eigenaar van de collectie geworden ben, Cullingwood, en 't 1» gelijk oversteken met de zestien duizend pond „Eest!" Keith trok een stoel bij, haalde een blocnote te voorschijn en schreef op zijn knie. Toen onderteekende hij 't stuk. „Alsjeblieft!' Woodford Chrichton las: „Deze cassette me dezen „Glimlach van Isis", dien armband van Marie Antoinette, dit halssnoer van Alexandi Romanow, dezen diadeem van Madame d Pompadour, deze tiara van Maria Stuart, o medaillon van Josephine de Beauharnais, a bracelet van Cleopatra, verklaar ik, Keith CU - lingswood, dertiende baronet van Beveridge- rechtmatig opvolger en erfgenaam van miJ oom Sir Malcolm, voor zestien duizend Pon„ verkocht te hebben aan Woodford Chrichton- Hij zag Keith aan. „Eigenaardige manier va» uitdrukken hou je er op na deze, die, dit. (Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 10