China's weerstand ongebroken
Ruim drie percent
HET ZWIN
De luchtroovers van Hoitika
Md mfiaal mn den dag
F 750.- F 250.-
n door Percy King
Driemaal is...
Muiterij onder Japansche
troepen
DONDERDAG 27 APRIL 1939
Verbittering der Chineesche
bevolking tegen Japan
wordt steeds grooter
De aanhang van de N.S.B.
Nederlandsch-Belgisch
natuurreservaat
Het vijf ponds- j
Per post
cheepsrecht
VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
voe» at «ea
t
(Van een bijzonderen correspondent)
JOENLING (HOENAN) Maart. Sedert
kort ben ik naar Joenling overgeplaatst. De
omstandigheden in aanmerking genomen, is het
leven hier vrij goed. Wij kunnen hier alle le
vensbehoeften en andere zaken koopen, of
schoon alles wel duurder is dan vroeger. Vele
winkelzaken zijn met complete voorraden van
Hankau en Changsha naar hier verhuisd. Aile
groote banken hebben hier filialen gevestigd.
Ook komen hier geregeld nieuwe voorraden aan
van Kunming en zelfs van Sjanghai. De kust
van China heeft een zoo enorme uitgestrekt
heid, dat een effectieve blokkade voor de Ja
panners onmogelijk is. Bovendien zijn en wor
den er nieuwe landroutes geopend. De nieuwe
spoorweg Hengjang (op de HankauKanton-
lijn)KweilingNanning en vandaar naar de
KwangsiAnnam grens is reeds voor meer dan
de helft gereed. Deze Hjn zal aansluiting heb
ben op het spoorwegnet van Fransch Indo-
China. Veel goederen komen over de nieuwe
autowegen van Britsch Burma naar Yünnan.
Een nieuwe spoorweg is in aanbouw van Burma
naar YiinnanSzechuanKweiyang. De fi
nanciering van dit project werd vergemakke
lijkt door Briteche credieten.
Van de oorlogsfronten komen berichten,
dat de discipline bij de Japansche troepen
meer en meer achteruit gaat. Het is den
laatsten tijd voorgekomen, dat kleine in-
subordinaties uitgroeiden tot muiterij, waar
aan geheele regimenten, ja zelfs divisies
deelnamen. Herhaaldelijk werden Japan
sche officieren door minderen vermoord en
ook is het aantal zelfmoorden onder de
Japansche officieren niet gering.
De belangrijkste en bloedigste incidenten,
die de laatste maand bij het Japansche leger
en de marine zijn voorgevallen, waren de vol
gende:
Kanton: Hier sloegen troepen uit Korea en
Formosa aan het muiten. Het kwam tot een
formeelen veldslag, die een halven dag duurde.
Tahoe: Een Japansche afdeeling rebelleerde
aan boord van een oorlogsschip, aangezien de
opperofficieren terugkeer naar Japan in het
vooruitzicht hadden gesteld en die belofte niet
was nagekomen. Andere Japansche oorlogsbo
dems openden het vuur op het muiters-schip,
doch hun granaten sloegen in temidden van
de loyale troepen op de kade, die op hun beurt
het vuur van de marine beantwoordden.
Hankau: Verslagen rebelleerende troepen
benden, die van het front terugkeerden, wer
den door gendarmes neergeschoten of ontwa
pend op transport gesteld naar Shanghai.
Weihawei: Hier kwam het tot een veldslag
tusschen Japansche infanterietroepen en ma
riniers. Het ging over de opbrengst van de
zeedouane en kostte twee duizend dooden en
gewonden.
Muiterij komt het meest voor in de nieuwe
uit reservisten bestaande Japansche divisies.
Dat zijn de nummers boven de 100. De meeste
oudere divisies zijn grootendeels op de slag
velden gebleven. De meeste insubordinaties en
pogingen tot muiterij kwamen voor in de di
visies 101, 103, 108, 109, 110, 111 en 121. Ver
scheidene regimenten moesten zelfs naar Ja
pan teruggezonden worden, zonder gevochten
te hebben.
De Chineesche luchtvloot was de laatste
maanden meer actief. De chef van de lucht
macht, generaal Chien Ta-chün, houdt steeds
minstens 500 vliegtuigen in de eerste linie be
schikbaar. Dat is overigens nog maar de helft
van het aantal vliegtuigen, dat Japan in China
gebruikt. Deze 500 moeten hun superioriteit
vooral zoeken in groote beweeglijkheid en on
verwachte aanvalstactiek.
Intusschen heeft de Chineesche luchtmacht
in anderhalf jaar tijd 219 Japansche machines
neergeschoten en 179 Japansche toestellen op
den grond vernield. Bovendien vernielde de
luchtmacht 194 Japansche oorlogsschepen,
waarvan er veertig totaal onbruikbaar werden
en gezonken zijn.
Kortelings hebben Chineesche piloten in
Shansa een Japansch vliegveld gebombardeerd,
waarbij 30 machines werden vernietigd. De
vorige maand had boven Changsha een
luchtgevecht plaats, waarbij acht Japansche
vliegtuigen werden neergeschoten.
Tsjoenking, 2 April
Mijn verblijf in Joeanling is maar van kor
ten duur geweest. Zoo juist ben ik hier in
Tsjoenking gearriveerd. Onderweg naar hier
verbleef ik enkele dagen in Kweijang, een
groote stad met prachtige boulevards en win
kels, die het centrum is van het Zuidwesten.
Kweijang is ver achter het front gelegen en
niet versterkt. Wie had ooit gedacht, dat deze
stad gebombardeerd zou worden. En dat ge
schiedde toch dezer dagen. Achttien zware
bommenwerpers wierpen 125 bommen op het
centrum van Kweijang, zoowel brandbommen
als explosieve bommen. Daarbij werden 2500
menschen gedood door vuur en bomscherven.
Het bombardement duurde twee minuten;
2500 menschenlevens op slag vernietigd niet
door een natuurramp maar door 18 menschen-
handen, die op het sein van een enkelen man
een handle-tje overhaalden. Ik heb het resul
taat gezien. Stel eens, dat deze bommen in de
omgeving van het Muntplein waren neerge
worpen, dan zou alles wat tusschen Munttoren,
Singel en het Paleis op den Dam ligt, verwoest
zijn.
Drie banken, een groot theater, eenige do
zijnen groote magazijnen en tallooze woningen
lagen in puin. Voor dit bombardement, waar
bij ettelijke families geheel werden uitge
roeid, is geen enkel excuse te vinden. Het was
een sinistere afslachting van weerlooze bur
gers, vrouwen en kinderen.
De Japanners denken wellicht het Chinee
sche volk door deze slachtpartijen tot vrede
te dwingen. Zij bereiken echter het tegenover
gestelde resultaat. De verbittering van de be
volking tegen der# vijand wordt voortdurend
grooter en dagelijks melden zich meer vrijwil
ligers bij de Chineesche legers aan. Het zenuw
gestel van de bevolking is door de bombarde
menten niet geschokt. Veiligheidshalve zijn
hier in Tsjoenking de kantooruren verzet naar
's morgens vóór tienen en 's middags na drieën.
Tijdens de gevaarlijke uren vertoeft men zoo
veel mogelijk buiten de stad.
In Kweijang werd ook de Katholieke
missie getroffen. Ik vroeg den Franschen
pater Desonineau, of hij geen Fransche
vlag boven de kerk had, doch Z.Eerw. ant
woordde: „Neen, beter niet, want dan wor
den wij zeker getroffen, een buitenland-
sche vlag werkt bij de Japs als een roode
doek op een stier". En de pater overdreef
niet. De laatste dagen werden de Katho
lieke missies in Wanhsien, Chengchow en
Liangshun totaal verwoest en alle had
den buitenlandsche vlaggen op. Een Itali-
aansch priester, wiens kerk ondanks de
Italiaansche vlag in puin gebombardeerd
werd, protesteerde verbitterd tegen deze
wandaad, doch hij heeft niet veel kans in
zijn land gehoord te worden. De Itali
aansche pers mag over deze feiten niet
schrijven. Een mijner vrienden, die met
een schip van de Lloyd Triestino naar
Europa vertrok, zag zijn fotomateriaal van
bombardementen door den Italiaanschen
kapitein in beslag genomen en in zee ge
worpen.
Tenslotte nog een enkel woord over Tsjoeng-
king. Het is tegenwoordig een groote stad, een
wonderlijke mengeling van het antieke en het
moderne China. Tsjoengking is tegen berghel
lingen opgebouwd, wat het een beetje op Hon-
kong doet lijken. De wegen zijn breed en goed
aangelegd. De winkels hebben groote etalages
en zijn welvoorzien van voorraden. Tsjoen
king doet tegenwoordig in niets onder voor
andere groote steden in China. Alleen is er een
tekort aan autobussen. Het verkeer is erg
druk; auto's, taxi's, ricksha's vliegen door de
straten en boven onze hoofden gonst een vlieg
tuig van de Eurasia. Naast de ricksha's zijn er
dan nog de draagstoelen en de dragers achten
zich zeer boven alle andere vormen van ver
keer verheven en loopen iedereen en alles on
dersteboven.
Er zijn groote gebouwen voor de regeering
en geheele wijken met moderne villa's. De ban
ken hier lijken op paleizen; sommige zijn in
Romeinschen stijl gebouwd.
Als voorzorgsmaatregel tegen luchtaanval
len zijn in de bergen groote tunnels geboord.
Het moreel en de geest van verzet is bij re
geering, leger en burgerij nog altijd onver
zwakt. Nantsjang hebben de Japanners met
15000 menschenlevens moeten betalen. Over
vrede zal niet worden gepraat, zoolang nog
Japansche troepen op Chineeschen bodem
staan. Wang Tsjing Wei heeft het geprobeerd,
doch heeft moeten vluchten, vooral ook voor
het verontwaardigde volk.
(Van onzen parlementairen redacteur)
Bij de verkiezingen van 1935 behaalden
de nationaal-socialisten 8 pCt. van
het totaal aantal stemmen. Verle
den week nog ruim drie pCt.
De feitelijke invloed van de nationaal-
socialistische beweging in de bestuurs
organen van de provincie en straks in de
Eerste Kamer der Staten-Generaal moge
daarmee in aanzienlijke mate zijn ver
minderd, het feit, dat nog ruim drie pCt.
van onze kiezers op de nationaal-socialis-
tische lijst stemde, biedt allesbehalve re
den tot gerustheid.
Deze ruim drie percent zijn van een an
der. gehalte, dan de acht percent van vier
jaren geleden.
Onder degenen, die vier jaar geleden
aan de stembus het nationaal-socialisme
steunden, waren er velen, die zich aange
trokken voelden door het nieuwe in deze
beweging, die haar karakter niet of nog
maar nauwelijks had gevormd. Dat was
nog in den tijd, dat het Nederlandsche na
tionaal-socialisme het oude beginselpro
gram overboord gooide en een nieuw aan
nam, om toch vooral Nederlandsch te
schijnen. En wat het nationaal-socialisme
in Duitschland aanging, daarover konden
velen met een variant op Goethe's gezegde
over Napoleon verklaren: ik bewonder Hit-
Ier, want wat kan mij Hitier schelen, ik
bewonder zijn krachtig optreden tegen de
onrechtvaardigheden van Versailles, zijn
grootscheepschen wegenaanleg, de arbeids
organisatie, die hij heeft ingevoerd, ik vind,
dat wij die dingen op Nederlandsche leest
óók kunnen doen, ik voel iets voor een
doortastend gezag, een doeltreffenden
strijd tegen de werkloosheid en een
gezonde ordening van het bedrijfs
leven in ons eigen land, doch
daarvoor kebben wij Hitier niet noodig,
dat kan een Nederlandsche beweging ook.
Zulke gedachten zullen velen N.S.B.-kiezers
van 1935 niet vreemd zijn geweest. En zul
ke gedachten zijn niet ongezond.
Sindsdien echter heeft de N.S.B. haar
karakter geheel gewijzigd. Constructieve
voorstellen tot versterking van het gezag
heeft zij niet gedaan; integendeel, zij liet
geen pogingen onbeproefd om het aanzien
van de gezagsdragers en daarmee van het
gezag te schaden. Over den strijd tegen
de werkloosheid wist zij in de Tweede Ka
mer dit jaar niets méér te zeggen, dan dat
Ir. Westhoff's rapport door nationaal-so-
cialistische denkbeelden werd geschraagd.
Ter voorbereiding van een corporatieve sa
menwerking tusschen de bedrijfsgenooten
doet zij niets dan wantrouwen zaaien te
gen die organen en organisaties, waarin die
samenwerking tot dusverre werd be
lichaamd. Daarbij heeft zij van het Duit-
sche voorbeeld wél overgenomen een niets
ontziend fel anti-semitisme en een even
hartstochtelijk anti-papisme, dat de Ka
tholieke Staatspartij voor alle natuur- en
andere rampen, die ons land geteisterd
hebben, teisteren, en nog zullen of zou
den kunnen teisteren, aansprakelijk stelt,
en dat „rücksichtslos" priesters in hun
goeden naam tast.
Vóór de Italiaansche pers stak zij de lof
trompet over de inneming van Tsjechië
en zoo mogelijk nog eerder dan de Duit-
schers verheerlijkte zij het Goede-Vrij
dag-geweld in Albanië. Haar woordvoer
ders provoceerden de Duitschers maat
regelen te treffen tegen Rotterdam we
gens een verboden voetbalmatch en mi
nister Steenberghe niet te vertrouwen,
wanneer hij de Nederlandsche handelsbe
langen in Berlijn gaat bespreken.
Velen hebben zich daarvan afgewend.
Gelukkig.
Doch mag het tot optimisme stemmen,
dat ruim drie percent van ons volk de
nationaal-socialistische beweging op dien
weg volgde? Dat ruim drie percent zich
ronduit anti-semiet, anti-paapsch, anti
nationaal verklaart? Vormen niet die ruim
drie percent fanatici een dreigender waar
schuwing tegen het voortdringen van bar
barisme en geestelijke ontworteling dan de
acht percent meeloopers van vier jaar ge
leden?
Langs de Zeeuwsch-Vlaamsche en Belgische
kust, nabij de gemeenten Sluis en Knocke, ligt
het overschot van den ouden zeearm Het Zwin.
In de middeleeuwen een breed vaarwater, is
het thans niet meer dan een vlakte ruigte,
schor en duin grond ter grootte van ca. 170
Hectaren, waarvan 30 hectaren op Neder
landsch gebied zijn gelegen.
Uit een oogpunt van natuurschoon en al
licht nog meer als een glimp uit het verre ver
leden, heeft in den loop der latere jaren het
vraagstuk der conserveering van het verzande
Zwin, waar flora en fauna van bijzondere aan
trekkelijkheid zijn en waaraan de geschiedenis
van de oude handelsmetropool Brugge ten
nauwste is verbonden, in toenemende mate de
aandacht gehad. Het resultaat Is geweest, dat
het Nederlandsche gedeelte van het Zwin als
natuurreservaat werd veilig gesteld. De Neder
landsche regeering verhuurde de terreinen aan
ff-r-.' «Si,
Ze zagen hoe de booten langzaam keerden, ook het vliegtuig
iwaaide uiterst langzaam om, en nog veel trager scheen het
naar hen toe te komen. Dat duurde hun veel te lang, ze liepen
het daarom tegemoet en eindelijk, waren ze zoo dichtbij, dat
ze een boot konden aanroepen. Die kwam zoo dicht mogelijk
onder de steile rotskust, er zat niets anders op dan voorzichtig
af te dalen.
Tot hun middel door het water wadend Piet zat hoog
en droog op de schouders van een van hen bereikten ze het
bootje, dat hen naar het vliegtuig roeide. Een vlugge inspectie
bewees, dat ze gelukkig niet in het toestel waren gekomen. De
motoren sloegen aan.... ze gleden over het water.... los....
gelukkig.... ze waren weer in de lucht!
De trein, die vol forensen zat, snelde, toen de
duisternis reeds was ingevallen, door het land
schap. In de coupé's zaten secretarissen, boek
houders en andere kantoor-employé's. In een der
rookafdeelingen, waar de ruimte gevuld was met
sigarenrook, ging Will Rance lusteloos op de
ééne nog ledige plaats zitten en haalde z'n si
garenkoker te voorschijn.
De reiziger naast hem zat te lezen. Rance,
die behoefte gevoelde aan een praatje om z'n
lusteloosheid te verdrijven, hield hem z'n siga
renkoker voor.
„Dank u," zei de andere, „zeer verplicht, maar
ik rook niet."
„Wat leest u daar?" vroeg Rance, wien de
bescheidenheid niet in den weg zat.
De aangesprokene liet hem den titel van het
boek zien.
„Ik ken dat boek," verzekerde Rance. ,,'t Gaat
over de vriendschap, hoe je die moet a&nknoo-
pen en moet houden. Maar ik verzeker u, dat
het niets dan humbug is; kletspraat."
Ranee's medereiziger, die er niets voor voel
de, een redetwist te beginnen, wilde z'n lectuur
hervatten, maar de andere stak z'n sigarenkoker
weer in z'n zak en hernam:
„U denkt misschien, dat ik het met deze uit
spraak glad verkeerd heb, maar laat ik u even
zeggen, dat ik persoonlijke ondervinding kan
doen gelden. Niemand kan z'n vrienden ver
trouwen, mijnheer. Ze bedriegen je allemaal,
als 't er op aan komt. Ik heb de mijne een voor
een bestudeerd, en 't is altijd gegaan, zooals ik
zei: Over de dankbaarheid, of liever over de
ondankbaarheid van m'n vrienden, zou ik een
boek kunnen schrijven."
Daar er toch niets ander op zat, deed de an
dere z'n boek maar dicht.
„Ik zal u het geval vertellen van een vriend
van me, een zekeren Jack," ratelde de praatzieke
Rance verder. „Hij is geen kwade kerel, maar
heeft het niet breed. We kennen elkaar al van
af de schoolbanken. Op een goeden dag, een
paar weken vóór Paschen, kwam hij naar m'n
kantoor en vroeg of ik hem vijf pond kon leenen.
Vijf pond groeien me niet op m'n rug. Ik ver
dien wel een behoorlijk salaris, maar vijf pond
zijn vijf pond. In 't eerst wilde ik dan ook wei
geren. Maar ik dacht aan z'n vrouw en drie kin
deren en zei toen tot me .zelf: „Rance, hij heeft
het meer noodig dan jij." Dus, per saldo gaf ik
hem die vijf pond. Dat was veertien dagen vóór
Paschen. Begrijpt u?"
„Ik begrijp," zei de medereiziger van den edel-
moedigen Rance, die moeilijk z'n verveling kon
onderdrukken, ,,'t Was mooi van u."
„Och, wat," meende Willy Rance, „ik deed het
uit zuivere vriendschap. Eén week later kwam
hij weer bij me. Ik dacht natuurlijk, dat hij weer
kwam leenen, maar neen. Hij kwam me om een
baantje vragen. Dat is een van de ergste dingen,
die je tegenwoordig kunnen overkomenhet vra
gen om een baantje. Dat zei ik hem dan ook.
Hij wist er alles van. Maar toen hij me de door-
geloopen zolen van z'n schoenen liet zien om te
bewijzen, dat hij de heele stad al had afge-
lóopen, om een baan te zoeken, schoot me Win
ston Harris te binnen, die een eigen zaak op
verzekeringsgebied heeft. Enfin, ik zond Jack
naar Winston. Hij is geen kwade kerel en heeft
heel wat aan me te danken. Nu, die Jack kreeg
een baantje en was overgelukkig. Ik wachtte nu
natuurlijk op m'n vijf pond, maar een week ging
voorbij en ik hoorde niets van hem. Och, dacht
ik, dat eerste salaris heeft hij natuurlijk hard
noodig, ik zal de zaak dus nog wat op z'n be
loop laten.
„Edelmoedig van u," prees de andere.
„Dat was het," zei Rance, „maar toen ik na
't einde van de tweede week nog niets van Jack
hoorde, zocht ik hem op en vroeg, hoe het nu
met m'n vijf pond stond. Of hij me misschien
voor een sul, voor een Jan Salie aanzag?"
„De man stond zoowat te huilen en jammerde
over achterstallige huishuur, onbetaalde reke
ningen enz. Enfin, toen hij me beloofde, mij den
volgenden betaaldag te voldoen, nam ik genoe
gen met z'n belofte."
„Hij betaalde natuurlijk niet?" veronderstelde
de toehoorder.
„Goed geraden. Maar toen was het ook uit
met mijn geduld
eri ging ik hem
eens even, zei ik, t l j t i
één woord van UCLYlKOlLjet
mij aan Win- j
ston Harris en
je bent je baantje kwijt. Krijg ik nu dadelijk
m'n vijf pond? Ja of neen?"
„U had groot gelijk," merkte de andere op.
'.Natuurlijk had ik gelijk!" schreeuwde Will
Rance, meer dan hij sprak. Ik herhaalde drei
gend: „Vooruit, voor den dag met het geld!"
Jack haalde z'n vijf pond te voorschijn, keek
er naar en zei, dat het bijna z'n heele weekloon
was. Ik antwoordde, dat hij dat had moeten
bedenken, toen hij ze van mij leende."
De toehoorder onderdrukte met moeite een
geeuw en vroeg:
„U kreeg dus uw geld?"
„Ja, naar hoe? Nu komt het. Ik was met al
dat gezanik een uur later dan gewoonlijk en be
sloot dus het nog maar wat later te maken en
een glaasje te drinken in een café, waar ik geen
onbekende ben. Ik betaalde met dat bankbiljet
van vijf pond. 't Was een geluk, dat ze mij
daar kennen, want ze keken naar het bankbil
jet en toen naar mij en vroegen, waar ik dat
had ontvangen."
„Was 't valsch?" vroeg de andere.
„Nagemaakt, m'n lieve man, en vrij slecht
ook."
„Nu begrijp ik," peinsde de man van het boek,
„waarom u zoo sceptisch bent geworden in zake
vriendschap."
Will Rance haalde z'n sigarenkoker voor den
dag en presenteerde opnieuw z'n mede-reiziger.
Deze bedankte weer, waarop Willy zelf een si
gaar nam, de punt er driftig van afknakte, ze
aanstak en geweldige rookwolken uitblies.
„Ja," mompelde z'n toehoorder voor zich heen,
„u had dus nog een strop met dat bankbiljet,
daar u niet kon bewijzen, dat u 't van hem had
gekregen."
„Strop, zegt u?" vroeg Rance verontwaardigd,
„wie had een strop? Ik niet. Ik ben niet zoo'n
uilskuiken. Kort daarna leende ik vijf pond van
m'n vriend Winston Harris. Nu, ik heb hem met
dat bankbiljet van Jack terug betaald."
(Nadruk verboden)
„Het Zeeuwsche Landschap" bij welke stich
ting de zorg voor het behoud van het Sluis-
sche Zwin territoir ongetwijfeld in goede han
den mag worden geacht. Het instandhouden
van het natuurschoon in dit gebied is trouwens
de uitdrukkelijk gestelde voorwaarde in de te
dier zake gesloten huurovereenkomst, die voor
een termijn van 10 jaar geldt.
In het Belgische Zwinprobleem was tot nu
toe geen oplossing verkregen, ook al, omdat
het vraagstuk er een meer ingewikkeld karak
ter droeg. Toen vóór een aantal jaren het Bel-
gisch-Vlaamsche Zwin nog stil en onbedreigd
was, heeft Koning Leopold er een pretentie-
looze villa laten bouwen. De vorst en de zijnen
konden er genieten van een ongewone rust te
midden van een weergaloos kustlandschap,
waar bij hoog tij het zeewater zelfs nu nog
over de oude schorren stroomt. De laatste ja
ren werd de rust echter verstoord door steeds
toenemenden bouw van zeebuitenverblijven. De
stilte week voor de consequenties éener op fi-
nancieele motieven berustende grondexploitatie.
Men schrijft het daaraan toe, dat de vorst er
sinds geruimen tijd niet meer komt.
Thans intusschen hebben de talrijke vrienden
in België van het ongerepte Zwin, dat een
brok Vlaamsche historie vertolkt, ook hun
langdurige pogingen met succes bekroond ge
zien. Het Belgisch gedeelte van het Zwin wordt
eveneens natuurreservaat.
De Nieuwe Eeuw schrijft naar aanleiding van
de verzending per post van duizenden jaar
verslagen:
Het Katholiek Comité van Actie „Voor
God" vestigt nog eens de aandacht op de
verspreiding van het jaarverslag van het
Nederlandsch Wetenschappelijk Humani
tair comité". Het jaarverslag wordt gratis
toegezonden aan 15.000 tot 20.000 intellec-
tueelen, gegradueerden en studeerenden,
die er geenszins om hebben gevraagd.
De leden van dit Comité verklaren steeds,
dat hun doel zuiver „wetenschappelijk"
is; intusschen bevatte het jaarverslag
ook een bericht over de rijke „belletris-
tische" afdeeling der bibliotheek!
Het is een groote vrijmoedigheid om
een parlementair woord te gebruiken
dat het Comité zijn jaarverslag ongevraagd
aan zoovele duizenden adressen stuurt. Het
meest merkwaardige echter is, dat dit
stuk wordt verzonden per post, in een
massale expeditie nog wel. De posterijen
is,een staatsbedrijf, onder de opperste ver
antwoordelijkheid van de regeering; een
regeering, welke zooals men weet zich in
haar beleid wil laten leiden door de wet
GodsHet vervoer van geschriften van
dit Comité en van den Nieuw-Malthusiaan-
schen Bond schijnt met deze verklaring en
met dit beginsel in overeenstemming te
zijn. De gewone man zal dat niet begrijpen,
maar als uit het parlement een bedeesde
opmerking daarover komt, staat de minister
op en zegt, dat het staatsbedrijf der pos
terijen niet de aangewezen instantie is om
toezicht te houden over den aard der te
verzenden stukken, en voorts dat vertra
ging in de aflevering van ter verzending
aangeboden stukken niet kan worden ge
duld. Daarmede is de zaak uit. De stem uit
het parlement zwijgt; zelfs tot het fameuze
parlementaire wapen eener „motie", welke
het effect heeft van een geste aan de eene
zijde en een bestendiging van de zaak aan
de andere ziide. komt men niet toe. Nieuw-
Malthusiaansche Bond en Ned. Weten
schappelijk Humanitair Comité kunnen hun
stukken per staatsbedrijf blijven verzenden,
ten spijt van schriftelijke en mondelinge
verklaringen over het karakter van het
Kabinet.
Zooals .Pastor van te Lande" indertijd
zeide: de dingen gaan hun gang! Ondanks
de hemel weet hoeveel autoriteiten en on
danks christelijke meerderheden in de
Kamers.
'od liefhebben is geen kwestie
van woorden, maar van daden.
ATT p D^^TVnVTC1'O op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen A
jri ItI I rl I*i ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen I %j\J
bfl levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide armen, beide beenen of beide oogen
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL
bfl verlies van een
0
Chrichton loosde een diepen zucht en nam
eijn koffer. Hij fronste de wenkbrauwen, toen
de sleutel niet onmiddellijk wilde pakken, en
rukte verwoed 't slot open. Zwijgend gaf hij de
cassette aan Duvigneuil. Met een somber ge
zicht ving deze zijn tweede onderzoek aan, vol
komen gelijk aan 't eerste.
„Aan de echtheid van deze collectie bestaat
geen twijfel," verklaarde de Franschman ten
slotte.
„Dacht ik ook," knikte Keith tevreden.
Sybil's oogen verwijdden zich, een uitroep lag
haar op de lippen. Cullingwood wierp haar een
waarschuwenden blik toe; de uitroep bleef ach
terwege. Hij zag daarna Duvigneuil glimlachend
aan.
„Altijd prettig, op 't oordeel van een expert
te kunnen steunen. Vooral, als die expert een
ouwe kennis van je is."
„U bedoelt....?"
..Een kleinigheid. Een snoer, een blauw bol
letje. een koperen buis en de noodige hokus-
pskus vormen samen nog lang geen dichroscoop.
Evenmin maken een pruik, een baard, een snor
en een zware bril zoo maar van een raseehten
Brit een zoon van la belle France. Met je
kiekeboe heb je mij niet om den tuin geleid,
Oakton! Je bent een armzalig comediant, man!
Een keer of zes maakte je een beweging, of je
een weerbarstige lok van 't voorhoofd streek
een ingekankerde gewoonte van je. Je dacht er
niet bij, dat aan die pruik de lok mankeert.
Blijf bij je leest, schoenmaker!"
Advocaat Oakton werd rood als een kalkoen-
sche haan, vloekte en vestigde den blik op den
inspecteur. Deze begreep blijkbaar Cullingwood's
explicatie niet, of hield zich zoo. Hij haalde
ongeduldig de schouders op.
„Wien behoort nu eigenlijk de echte collectie
toe?" vroeg hij verveeld.
„Mij!" zei Keith.
„Mr. Cullingwood!" Sybil's antwoord kwam
tegelijkertijd.
„Blijft u er bij, haar te verkoopen?"
„Zeker, inspecteur. Als tenminste een aan
nemelijk bod gedaan wordt."
„Een millioen francs!" bood Chrichton haas
tig.
Keith rimpelde 't voorhoofd. „Een millioen
francs? Dat is, naar den huldigen koers, nog
geen vijftien duizend pond? 'k Kan niet zeggen,
dat je scheutig bent, Chrichton! Onder de zes
tien duizend pond valt niet met me te redenee
ren. En schoon aan den haak! Bij mij hoef
je niet met provisie aan te komen!"
„Mr. Cullingwood!" riep Sybil verontwaardigd
uit. „Zestien duizend pond! Volgens notaris
Hulbert is de collectie minstens vijf maal zoo
veel waard! Zelf hebt u ook gezegd, dat ze een
vermogen vertegenwoordigt!"
„Best mogelijk," gaf Keith onverschillig toe.
„Maar 'k heb contanten noodig, en wel op heel
korten termijn."
,,'k Vind 't onverantwoordelijk in één
woord!" hield Sybil vol.
Chrichton nam zijn chèqueboek.
„Pardon, geen chèque!" weerde Cullingwood
af. „Cash!"
„Denk jij, dat 'k met vijftien duizend pond
in mijn zak loop?"
„Zestien duizend," verbeterde Keith vriende
lijk. ,,'k Moet de gemaakte onkosten er uit
slaan. Kom, kom, Chrichton! Je zult wel met een
aardig zakduitje op stap gegaan zijn! Anders
springt vriend Oakton je graag bij! Zestien
duizend dus geen penny minder. Je loopt ge
vaar, dat mijn prijs morgen aanmerkelijk
hooger is."
,,'k Moet zwart op wit hebben, dat 'k de col
lectie van jou gekocht heb."
„Dat kan. Van jou verlang 'k óók een ver
klaring. Best mogelijk, dat je me voor hopeloos
idioot verslijt, Chrichton. Goed, 'k zal 't gelaten
dragen. Vijftien duizend pond van deze trans
actie komen je dochter ten goede."
Chrichton's mond viel wijd open. „Wat zing
je me nil voor? Aan mijn dochter?"
„O neen!" protesteerde Sybil. „Dat accepteer
'k onder geen voorwaarde!"
Keith knikte. „Je dochter, ja. Als een bewijs
van van erkentelijkheid. Kijk eens hier,
Chrichton. Jullie hebben 't zóó in 't vat gego
ten, dat Sybil als Roberta Falkner beschikken
kon over Sir Malcolm's vermogen. Als zij van
jullie soort was, zou 'k niet alleen de kostbaar
heden van mijn oom kwijt zijn geweest, maar
ook zijn contanten. Ze heeft er echter voor
bedankt, in jullie schuitje te stappen, 't Stond
al lang bij me vast, dat 'k haar daarvoor met
de collectie beloonen zou. Vijftien duizend pond
is niet veel in vergelijking met de waarde, maar
een meisje kan zich met een dergelijk kapitaal
heel goed bedruipen. Voor mij beteekent 't ver
lies niets, want 'k heb gisteren een slag gesla
gen, die me meer opbrengt dan 'k ooit voor de
collectie zou krijgen, als 'k ze bij Christie veilen
liet."
„Waarachtig!" grijnsde Chrichton. „Ze be
weren,. dat door allé baronets van Beveridge een
streep heeft geloopen, maar bij jou begint 't al
mirakels vroeg! Of anders wat bestaat er
tusschen Sybil en jou?"
„Pas op je woorden, Chrichton, of 'k zou me
verplicht voelen, je op een oorvijg te tractee-
ren, waarvan je suizebolt!"
„Mr. Cullingwood, 'k herhaal, dat 'k uw aan
bod niet accepteer, hoe vriendelijk 't bedoeld
is!"
„Stil maar!" glimlachte Keith. „Uw vader zal
er een vorm aan geven, die elk bezwaar voor u
wegneemt." Hij wendde zich tot den gewezen
zaakwaarnemer, ,,'k Begrijp, dat je dochter geen
geschenk in geld van een vreemde accep
teert, maar die zwarigheid vervalt, als 't in
schijn van jou komt. Sybil moet per slot van
rekening leven en door de opyoeding, die jij
haar liet geven, staan haar handen totaal ver
keerd, om iets aan te pakken. Pronk jij voor
ditmaal eens met andermans veeren en schrijf
op, wat 'k je dicteer. Ben je zoo ver? Mooi!
„Ik, Woodford Chrichton, verklaar, aan mijn
dochter Sybil te hebben uitgekeerd een bedrag
van vijftien duizend pond. Hiermee tracht 'k
eenigszins goed te maken, dat zij van haar ge
boorte af door mij verwaarloosd werd." Heb je
't? Datum en handteekening nog. Uitstekend.
Inspecteur Feuillet, wilt u ook zoo vriendelijk
zijn te teekenen? En u, agent Moineau? Dank
u. Ten slotte ik zelf ziezoo, klaar is Kees!"
Cullingwood reikte de verklaring aan Sybil.
Zij weigerde, haar te accepteeren.
„Ik kan 't niet doen! Werkelijk, ik kan 't niet
doen! 't Is een schande zestien duizend
pond voor zóó'n collectie!"
„Neen, neen! Nu geen bezwaren meer!"
Keith kwam vlak voor Sybil staan. Hij zei
niets, maar zag haar aan.
Eindelijk drong 't tot 't meisje door, wat die
blik te beteekenen had. Een glimlach verscheen
om haar mond, verbreedde zich over 't gezicht,
vond ten slotte zijn hoogtepunt in de oogen.
Sybil strekte haar hand uit en nam de ver
klaring aan.
„U bent een nobel mensch," zei ze zachtjes.
Een diep rood kleurde haar wangen en hals.
„Rothschild is er een kwajongen bij!" hoonde
Chrichton. „Je zal 't altijd zien hoe kaler,
hoe royaler!"
Advocaat Oakton zat met gesloten oogen.
„Welken truc heb je er mee voor, Cullingwood?
Want dat 't een truc is mijn kop er af!"
„Spring niet zoo lichtvaardig met je kop om,
Oakton; je kunt Je geen nieuwen laten aan
meten! Wat voor truc zou er achter zitten.
Alles valt te controleeren. Miss Chrichton
heeft gistermiddag vier uur de cassette van
notaris Hulbert ontvangen, en er voor getee-
kend. Oldfield is daar, om te bekennen, dat hu
gisteravond Miss Chrichton's hut binnen is ge
drongen en de cassette geruild heeft tegen éen
met imitaties deze hier! Je ziet spoken op
klaarlichten dag, man!"
„Toch weet ik 't zoo net niet," hield Oakton
staande.
Chrichton kwam ongeduldig tusschenbeidem
„Wat gaat 't ons aan, wat hij met 't geld doet,
al wil hij 't meteen in de Seine gooien? Een
mensch zijn zin, een mensch zijn leven! Teeken
de verklaring nu maar, dat ik eigenaar van de
collectie geworden ben, Cullingwood, en 't 1»
gelijk oversteken met de zestien duizend pond
„Eest!" Keith trok een stoel bij, haalde een
blocnote te voorschijn en schreef op zijn knie.
Toen onderteekende hij 't stuk. „Alsjeblieft!'
Woodford Chrichton las: „Deze cassette me
dezen „Glimlach van Isis", dien armband van
Marie Antoinette, dit halssnoer van Alexandi
Romanow, dezen diadeem van Madame d
Pompadour, deze tiara van Maria Stuart, o
medaillon van Josephine de Beauharnais, a
bracelet van Cleopatra, verklaar ik, Keith CU -
lingswood, dertiende baronet van Beveridge-
rechtmatig opvolger en erfgenaam van miJ
oom Sir Malcolm, voor zestien duizend Pon„
verkocht te hebben aan Woodford Chrichton-
Hij zag Keith aan. „Eigenaardige manier va»
uitdrukken hou je er op na deze, die, dit.
(Wordt vervolgd)