HET SERUM AE 133 L s fi DAGBRIEVEN EENER MOEDER De luchtroovers van Hoitika - ALLE ABONNÉ'S F 750.- F 250.- EDY EMA1LLE 1 B THEE-VISITE cheepsrecht VRIJDAG 28 APRIL 1939 WjHHAW Zindelijkheid van en met kinderen üi H tui - - ii# IMAILLE Put kracht uit IgÉjT APPELSTROOP md 'n xscurt> Driemaal is „Die medische verhandeling voor de radio zal 3e wel verveeld hebben, niet m'n jongen?" vroeg dokter Tersteeg aan zijn jongen zoon, die naast hem zat. „Integendeel vader. Die dingen interesseeren mij juist buitengewoon, ofschoon ik natuurlijk niet alles begrijp van wat er gezegd wordt. Maar dat zal wel komen, later, als ik zelf ook dokter ben. Wat een prachtig beroep is dat toch vader!" Fred Tersteeg was nu dertien jaar. Hij had al heel vroeg zijn moeder verloren en er bestond een innige vriendschap tusschen vader en zoon, die nu geheel op elkaar waren aangewezen. Dok ter Tersteeg hield zielsveel van den leergierigen, flinken jongen. Maar eerst vanavond bemerkte hij, welke plannen Fred voor de toekomst had. Voordien had deze zich daarover nog nimmer Uitgelaten. „Zoo, dat is een plotseling besluit, Fred," Sprak de dokter, „maar," voegde hij eraan toe, „het zal nog wel iets van voorbijgaanden aard Zijn, zooals bij zooveel jongens op jouw leeftijd. Jullie weten meestal nog niet zeker, wat je wilt Worden." „Nee vader," antwoordde Fred ernstig. „En het is niet van vandaag of gisteren. Nee, al minstens een jaar loop ik ermee rond. En dat ik er nog niet eerder met U over gesproken heb, komt alleen hierdoor, dat ik eerst voor mezelf overtuigd wilde zijn, dat het niet iets van voor bijgaanden aard was." „Je maakt me gelukkig, jongen. Maar je weet Wel, het beroep van dokter vergt veel van iemand. Een dokter neemt met zijn beroep veel Verplichtingen op zich, waarbij de te brengen offers zeer zwaar kunnen zijn. Je arme moeder was stervende, toen ik van haar weggeroepen werd. Ik moest gaan, ofschoon ik wist, dat ik bij mijn terugkomst haar niet levend meer zou aantreffen. En inderdaad.... bij mijn terug komst was ze reeds overleden. Je begrijpt, dat dat een zwaar offer voor me geweest is, jongen Die stille avonden met de radio tusschen hen in waren een verrukking en een heerlijke rust voor hen beiden. Dokter Tersteeg had al een week een aanval van rheumatiek in zijn knie, die hem dwong den geheelen dag in zijn fauteuil te blijven zitten, maar die hem nu des te meer deed genieten van de lezingen en de goede mu ziek van de radio. Anders gebeurde het zoo dik wijls, dat hij, vooral des avonds, niet thuis was. „Ja jongen. Jij en mijn beroep. Daar leef ik Voor. Daar bedank ik God eiken dag voor. In dien je er zin in hebt en je je er ook capabel voor voelt, word dan dokter. Het is een prach tige taak, zieken te genezen en vertroosting te brengen. Maar houd je steeds overtuigd, of je er voldoende voor blijft voelen. Er zijn andere beroepen, waarin men met veel minder moeite zich een fortuin kan verwerven. Want je weet wel, ik zelf heb me ook lang niet rijk kunnen werken. Er zijn zooveel armen, m'n jongen...." „Maar wat kan geld me schelen) vader," riep Fred uit. „Ik wil dokter worden om het beroep. En ik zal werken om er te komenIk heb dus uw toestemming?" „Daarmede wacht ik nog even tot den dag, waarop je hebt aangetoond, dat je werkelijk groote offers kunt brengen voor je mede- menschen." „Nu, dan hoop ik, dat God mij daar spoedig voor in de gelegenheid zal willen stellen." De radio ging door met het uitzenden van muziek. De dokter sloot zijn oogen om beter te kunnen luisteren en Fred genoot ook van de prachtige klanken, die door den aether klonken. Plotseling, midden in een prachtige sonate van Mozart werd de muziek afgebroken en de stem van den omroeper klonk: Zoo'n granietstalen koekepan is een bewijs van de soliditeit der Edy-producten. Dit Nederlandsch Fabrikaat typeert de echte Hol- landsche degelijkheid. Fabriek te Dieren v.-s Is- „Dames en heeren. Wij verzoeken deze onder breking te willen verontschuldigen voor een extra bericht. Men verzoekt ons vanuit A. mede te deelen, dat zich daar een geval van vergifti ging heeft voorgedaan. De dokter, die den pa tiënt behandelt, blijkt in zijn apotheek het serum te missen voor de behandeling van dit geval en laat nu aan zijn collega's in den omtrek vragen, indien zij het bezitten, het hem zoo spoedig mogelijk te willen laten brengen. Het is serum AE 133. Maar het moet binnen een uur gebeuren. Anders is het kind verloren Het adres is Hoofdstraat 133.... Ik herhaal Dokter Tersteeg had onder het hooren van deze mededeeling willen opstaan, maar met een gekreun van pijn viel hij terug in zijn stoel. „Onmogelijk. Totaal onmogelijk om naar A. te gaan. En als ik nu maar een auto had, dan zou het wel gaan, maar op mijn motorNa een kilometer rijden lig ik al op den grond En dat, terwijl ik weet, dat ik in mijn bureau het serum, dat een op de vijftig doktoren bezit ten, heb liggenWat te doen? Mijn machte loosheid is ondraaglijkEn ginds ligt een kind te sterven, dat ik kan helpen „Wind U toch niet zoo op vader. Ik begrijp, het is verschrikkelijk voor U. Maar wie zegt U, dat niet een van uw collega's hier in den omtrek het serum bezitten?" „Ja, maar wie zegt je, dat die dokter nu ook toevallig vanavond de radio aan heeft staan? Hoevelen houden niet van deze soort muziek. En ik ben gedwongen hier werkloos te blijven zitten." De dokter had zich weer even opgericht, maar viel met een kreet terug. Fred nam de handen van zijn vader in de zijne en sprak, terwijl een glinstering in zijn oogen kwam: „Ik weet een uitkomst vader! Hier is de mo gelijkheid om u te toonen, dat het mij ernst is met mijn voornemen dokter te worden. Ik zal op uw motor naar A. rijden en het serum gaan brengen." „Nee jongen," antwoordde dokter Tersteeg, „dat is onmogelijk. Je bent veel te jong om dat in den nacht te wagen. Ga liever aan den nota ris vragen, of die je er met zijn auto heen rijdt." „Die auto is in de reparatie. Daar had ik al direct aan gedacht. Ik heb ook nog gedacht aan meneer Hoogakkers van de papierfabriek, maar die is met vacantie. De tijd dringt vader. Ik weet den weg naar A. Het is volle maan en uw motor is juist vorige week nagezien. U mag me niet langer terug houden. Er hangt een menschenleven van af. Ik moet het wagen. En U weet het zelf, dat U naar alle waarschijnlijkheid de eenige bent in een omtrek van dertig kilometer, die het serum bezit." Fred had een kleur van opwinding. Zyn han den trilden.... Zyn vader keek hem aan en nam toen een besluit. „Je hebt gelijk, jongen. Het serum bevindt zich in mijn bureau de tweede lade rechts. Nummer AE 133. Het staat er op. Maar neem vooral het goede." Fred vlóóg weg en kwam een oogenblik later met het fleschje terug. „Dat is het toch, waar vader?" vroeg hij. „Ja, jongen. En nu vlug weg. En dat God je moge beschermen op dien tocht." „Ik zal mijn eerste doktersplicht nauwgezet vervullen, vader. Het zal aan mij niet liggen, als het kind niet op tijd geholpen wordt! Dina! Dina!" riep hij. De oude dienstmeid kwam aangesloft uit de keuken en Fred vroeg haar bij vader te blijven. Daarna verliet hij door de achterdeur het huis, liep naar de garage en haalde den motor naar buiten. Eenige maanden geleden had zijn vader hem er al eens een paar keer op laten rijden, maar dat was altijd hoogstens een kilometer geweest en dan bij vol daglicht op een rechten weg. Nu was het anders. In den laten avond, bijna nacht, terwijl de wolken zich begonnen samen te pakken. Het begon reeds zacht te motregenen. De lichten van den motor wierpen felle stralen bundels over den gladden weg ,,'t Is ongeveer acht en dertig kilometer hier vandaan. Dat zal ik dus in tijd van ongeveer drie kwartier moeten rijden. Want daar moet ik nog zoeken naar het adres, waar ik zijn moet." De boomen vlogen hem voorbij. Hij verhoogde de snelheid zooveel mogelijk. Hij had slechts dit in zijn hoofd zitten: op tyd komen. Reeds vijf en twintig kilometer had hij af gelegd.... Enkele malen had hij pas op het laatste moment, door zijn vaart, bemerkt, dat hij een bocht door moest en net op het nippertje het stuur nog kunnen omgooien.... Kijk, daar was weer zoo'n onverwachte scher pe bocht. Fred gooide het stuur zooveel moge lijk om. Oeiwat was die weg gladFred probeerde nog te remmen, maarte laat de motor slipteFred zag nog in een waas, dat hij tegen een boom sloeg met den motor op hemen toen verloor hij het bewustzijn En tien kilometer van hem af werd in een huis angstig gewacht op het serum, dat hij bij zich had.... Hoe lang hij daar gelegen had, zou hij onmo gelijk kunnen zeggen. Plotseling hoorde hij een stem boven zich. „Welk serum?" werd er gevraagd. Fred keek op. Er stond iemand over hem ge bogen en iets verder zag Fred als in een schim een auto staan. „In den schijnwerper van m'n auto zag ik je hier liggen," sprak de heer. „Je kan hier nog niet lang gelegen hebben." En plotseling schoot Fred alles weer te binnen. De radiohet serumde zieke in A „Een auto? Hebt U een auto," riep Fred uit. terwijl hij trachtte zich op te richten. „O, maar dan kunt u helpen, meneer. U kunt in tien mi nuten in A. zijn. Ik heb hier een serum, dat daar heel, heel spoedig noodig is. Het adres van den zieke isO mijn hoofdIs.... O, wat een rampIk herinner het me niet meer. „Laat dat maar jongen," sprak de heer on middellijk. „Ik breng je direct naar A. en daar zullen we wel verder informeeren. Kun je op staan?" Fred probeerde het. Hij bleek een bloedende, diepe hoofdwonde opgeloopen te hebben en ge steund door den heer kon hij zich naar den auto begeven. Een oogenblik later vloog de auto er van door. „Vlugvlug," riep Fred aldoor, terwijl hij zijn zakdoek voor de wonde aan zijn voorhoofd hield. „In A.Een ziek kind.We komen er niet „Op dezen leeftijd heeft men een sterke ge zondheid. Onze jonge vriend zal dit zeker te boven komen. Vooral als hij merkt, dat het ge lukt is. Zoo jongen, hoe voel je je nu?" Fred keek met groote, angstige oogen om zich heen. Voor de tweede maal ontwaakte hij uit een bewusteloosheidTwee mannen en een vrouw keken op het bed neer, waarin hij lag.... De vrouw weende. Fred keek haar aan. „Tranen van vreugde mijn jongen," zei de vrouw. „Ik ben d<> moeder en mijn zoontje is door het serum gered. Dat God je moge zegenen." „Dus.... dus zijn we op tijd gekomen?" De grootste van de twee mannen antwoordde: „Precies op tijd! Een half uur geleden is het serum toegediend en het is zeker, dat de jongen zal genezen. Daar sta ik als dokter borg voor." „Wat een geluk. Maar het is niet aan mij, maar aan dien heer daar te danken, dat we op tijd gekomen zijn," sprak Fred. „Geen kwestie van. Als jij me niet gezegd had, waarvoor je onderweg was, dan zou ik je ge woon in m'n auto naar het eerstvolgend dorp hebben gereden. En het kind zou verloren ge weest zijn." „Maar hoe hebt u het adres kunnen vinden," vroeg Fred, die zich ineens alles weer herinnerde. N.V. Taminiau Eist Ovor-Betuwe „Ja, dat was wat lastig. Zoodra ik in het dorp aankwam, heb ik als een razende mijn claxon laten werken en onmiddellijk kwamen verschil lende bewoners naar buiten. En daar iedereen elkaar in dat dorpje kent, kwam ik al heel spoe dig te weten, waar de patiënt lag. Kun je je oprichten?' „Ja, maar met veel moeite." Men ondersteunde Fred en bracht hem naar het bed, waar het kindje, dat door het serum gered was, lag. „En nu," sprak Fred tot den automobilist, „zou ik heel graag hebben, dat U me terugbracht bij vader, die zeker erg ongerust zal zijn. U zult daar vannacht kunnen blijven, als u tenminste wilt." Het was na middernacht, toen dokter Ter steeg zijn zoon weer in zijn armen kon drukken. Wel gewond, maar door en door gelukkig, dat zijn taak was volbracht. En toen Dina den heer naar zijn kamer had gebracht, kwam de dokter op zijn zoon toe. „Ja, jongen! Nu geef ik m'n toestemming. Je hebt bewezen tegen geen offers op te zien om je medemenschen te helpen. Ik ben trotsch op je." Acht dagen later liet Fred aan de andere jongens in het dorp, die hem met groote oogen aanstaarden, het roode litteeken zien op zijn voorhoofd. „Dit litteeken strekt je tot eer, jongen," prees de onderwijzer, bij wien Fred in de laatste klas zat, voordat hij naar de stad zou gaan. „Je kunt het voorval van acht dagen geleden beschouwen als je eersten stap op je doktersloopbaan." Spoedig vertrok Fred naar de stad, waar hij met veel succes zijn studiën voor dokter begon. En later, toen dokter Tersteeg, moegewerkt, zijn oogen sloot, had hij in zijn zoon een waardigen opvolger gekregen, van wien hij overtuigd kon zjjn, dat niets hem in zijn beroep voor zijn mede menschen te veel zou zijn. JAN VAN LOEVESTEIJN Per stuk 5 ct. 12 stuks 50 ct. Bij Apothekers en Drogisten. Daar staan ze allen op een rij. Dat was me een verkleedpartij!! Eerst moeders kast eens nagepluisd In alle koffers rondgehuisd, Een gulle lach, een blijde kreet Als je weer een ontdekking deed! Een oude paraplu van Pa Een kanten muts van Grootmama Zelfs Moeders zijden trouwjapon, Welja! je greep maar wat je kon! Een doos met lint enheb je óóit! 't Werd alles door elkaar gegooid. Had ieder daar zijn keus gemaakt Dan werd het rommelen gestaakt! En konden Riek, Els, Pimmy, Loek Zich kleeden voor het thee-bezoek! Hiér tante Lize, daar Papa In dezen leunstoel Grootmama. Aan 't theeblad: Moeder, 't Spreekt vanzelf Naast Eva, oudste van de elf! Toen iedereen gezeten was Begon de échte vreugde pas, Dat was een lachen, ongekend, Dat werd een gieren, zonder end! En toen de klok sloeg zuchtten wij: „Wat is die middag gauw voorbij!!" S. P. H. XVII Hygiëne is een mooi woord, doch wat kinde ren betreft houd ik meer van het heel gewoon Hollandsche „zindelijkheid." Dit laatste zegt meer wat wij bedoelen, wanneer wij het al thans op de juiste wijze beschouwen. Een moe der klaagde eens bij mij haar nood. omdat zij haar vier kinderen niet eiken avond kon ba den, wantvier maal een teil warm water kostte te veel. Dat is larie. Niet dat het warmen van het water te veel kost; dit is een nuchter feit. waaraan dikwijls niet te tornen valt; menig huisgezin-budget kan een extra uitgave van 'n paar kwartjes per week niet dragen; maar dat daarom het baden vervallen moet. zie dat is larie. „Wel moeder", antwoordde ik haar, ..dan stopt u er twee in de teil, en is deze te klein, dan twee of drie of desnoods alle vier achter elkaar." „In hetzelfde water," riep zij met afschuw uit. zij bekeek mij, alsof ik haar voorgesteld had haar kinderen in modder en teer te baden, toen ik kalm antwoordde; „Ja, in het zelfde water." Vol verontwaardiging keerde zij zich af, enomdat zij het vreeselijk vond, vier kinderen achter elkaar in hetzelfde water te laten badenbaadt zij ze heelemaal niet. Ik meen dit werkelijk. Ik zie er geen been in, dat vier kleine kinderen in hetzelfde water baden. Zijn ze werkelijk vuil, bijvoorbeeld na een dag in het zand, hebben zij dus door het spelen zwarte gezichten en voeten gekregen de handen van spelende kinderen zijn in nor malen doen „als roet" laat zij de kinderen zich dan eerst in een waschbakje van dit vuil ontdoen enze baadt ze daarna. Zindelijk heid bij en van kleine kinderen wordt meestal te formeel, ik zou bijna zeggen te officieel op gevat. Menigeen meent, dat voor zindelijkheid op lijf en leden een groot bad en een prach tige badkamer onontkoombare vereischten zyn. Ik heb altijd 't idee, dat zulken een uit vlucht zoeken voor hun onzindelijkheid. Ik ken een jong moedertje, dat haar baby tweemaal per dag in een pracht van een baby-badkuipje baadt, met twee verschillende zeepen en een gecompliceerde nabehandeling, die aan een schoonheidsinstituut doet denken. Maar zij ziet er geen been in dezelfde kleine geduren de de drie uren, welke tusschen twee voedin gen moeten verloopen in een natte of vuile luier te laten liggen. En het kwijlen van het kind vindt zij alleen lastig, omdat daarmee de mooie kleertjes bedorven worden. Zindelijkheid bestaat niet uit een prachtig-marmeren bad kamer, met ingebouwd bad, een kast vol geu rig badzout en anti-septische cellulosehand- doeken. 't Is heerlijk daarover te kunnen be schikken, dat ontken ik niet, maar met zin delijkheid heeft zoo'n bezit niets uit te staan. Wie zijn kinderen tot zindelijke menschen wil opvoeden, moet beginnen met hun watervrees te overwinnen. Het is eigenaardig, maar geen enkel kind wordt met watervrees geboren; wie daarmede behept zijn, is dit door de moeder of verzorgster bijgebracht. Waardoor? Door 'n foutieve behandeling. Te ruw, te nonchalant, te warm of te koud water, kortom door een fout. Mijn kleine Frits bijvoorbeeld kan alleen „ste vig aanpakken" verdragen. Loopt hij aan mijn hand, en heb ik hem niet stevig genoeg vast, dan noemt hij 't „griezelig." Vermoedelijk schuilt daarin ook de oorzaak van zijn water vrees: een te zachte spons, lauw of te warm '7-Q Piet was erg benieuwd te weten, waar ze heen gingen. Wat hy na een paar uur te zien kreeg, overtrof echter zijn stoutste verwachtingen. Ze daalden in een kleine baai, dicht bij een steilen rotswand, klauterden uit de machine en Waadden naar een opening in de rotsen. Het bleek een natuurlijke toegang te zyn tot een grot of gang en voorzichtig gingen zjj door de opening binnen. De beide vliegeniers liepen voorop en een van hen had zijn electrische zaklantaarn aangestoken en bij het licht daarvan zag Piet, hoe er overal lange kegels van de wanden en boven hun hoofd omlaag hingen. Nu was hij dan toch ook eens in een echte grot. Hij keek zoo vol verbazing rond, dat hij pardoes tegen zoo'n kegel aanliep, geen groote gelukkig, die dan ook netjes afknapte en op zijn bol terecht kwam. water of iets dergelijks. Dusoverwin de wa tervrees. Een heidensch werk kan dat soms zyn; met Frits hebben wij meer dan een half jaar getobd, voor hij zonder tranen in het bad ging; thans is hij een waterrot. Wen dan ver der de kinderen er aan, dat in de huiskamer vuile handen evenmin toegelaten zijn als vuile schoenen of iets dergelijks. Maar ga verder: geef hun een ontbijt, half of nog niet geheel gekleed. Niet eten in pyama, geen ochtend jasje aan de ontbijttafel, geen ongekamde ha ren, niet ongewasschen. Kleed de kleine kin deren dadelijk aan; het moet toch gedaan wor den. Een der weinige keeren, dat ik lust ge voelde een moeder een pak slaag toe te die nen was, toen ik op een kouden winterdag een kindje dat nog niet loopen kon met bloote beentjes en zonder luier de modieuze och tendjas beschermde die deeltjes niet! over het zeil zag kruipen, 's morgens om elf uur, terwijl de kleine reeds vóór half acht door een grootere zus „op den vloer gezet was." Een grooter broertje, ongeveer twee en een half, liep ook niet meer dan half gekleed rond, in een huis waarvan slechts één kamer verwarmd was, terwijl de gang, tusschen kamers en bui tendeur, waarin de kinderen speelden, „om te bevriezen" was. Het resultaat dezer „moeder zorg" kweekt kinderen, die alleen in het leven blijven, omdat geneeskundige hulp ook koste loos te krijgen is. Maar.... 'smiddags wanneer de moeder met haar pukken uitging, dan was het duo „om door een ringetje te halen." Dat de moeder zich den ganschen dag het vuur uit de sloffen werkte, was niet te ontkennen; zij had alleen geen begrip van orde en zindelijk heid. Laat kinderen zich flink leeren wasschen. Begin met hen zelf te laten „knoeien", zooals het heerlijke spel met een bakje water heet. Het wasschen toch moet gebeuren in ruim wa ter, geen punt-van-een-natten-handdoek-veee- jes; niet wasschen met alle kleeren aan, niet een gewasschen hals als 't summum van zin delijkheid beschouwen; wasch hen flink van boven tot onder. Flink nat alles en stevig af drogen. Ijskoud water is niet noodig, ik houd niet van zulke quasi-spartaansche-overdreven- heden, doch warm water is evenzeer uit den booze. Regel het water naar het weer, doch laat het steeds frisch zijn. Houd ook 's avonds de gewoonte aan, altijd flink te wasschen; vol ledig, zeker evenveel en even grondig als des morgens. Wanneer geen badkuip of teil aanwezig is, doet u het zonder dat; ook hebben niet alle moeders 's avonds tijd voor een complete .groote schoonmaak", maar.... wees niet te- weden met een straaltje water over de han den en een handdoekveegje langs de lippen. Flink wasschen duurt niet langer dan 'n paar minuten enwanneer de gewoonte eenmaal aangewend is, kan men er niet meer buiten. En dan, zet de kroon op het werk door veel schoone kleeren te geven. Vooral by kleine kinderen is daartegen niet het minste bezwaar. Is de linnenkast goed gevuld, verschoon hen eiken dag, zijn de kleeren schaarscher, geef hun twee, drie keer per week een heel schoon stelletje. Om de twee of drie dagen een kin- derwaschje doen. gaat tusschen 't andere werk door, vooral omdat de onderkleertjes na twee of drie dagen gebruik niet „vuil" zijn. En bui tendien wordt de weekwasch er door verlicht. Vooral ook kousen, nachtkleertjes en dergelij ke niet te vergeten. Laat het kind zich twee maal daags .heelemaal helder en frisch voe len" van onder tot boven en na een paar maan den „is" hij helder. Ieder naar zijn aard, ter wijl de zindelijkheid niet behoeft te ontaarden in pietepeutige zachtheid, lafheid of meisjes achtigheid (bij jongens). Mijn spruiten bijvoor beeld houden dikwijls wedstrijd in het. zwart maken van eikaars gezicht, zandgieten in el kanders nek, of pootje baden in een kuiltje in den tuin, waarin zij tevoren een speelem- mertje water leegden. Zij „eten" soms aarde en het verlies, waarin ik mij, toen de omstan digheden moeilijker werden, het moeilijkst kon schikken, was dat van den tuin. Hoewel deze mij minstens een uur extra werk per dag be zorgde. De kinderen „aten" werkelijk zand of aarde. Maarmet vuile nagels aan tafel komen weigerde Keesje bijvoorbeeld beslist. Juun zou het feit laten passeeren en doen als of hij niets zag, maar aan Kees mag niet het minste haperen. Zindelijkheid, helderheid is hem tot een gewoonte geworden, waarvan het hem moeite kost af te wijken. En daèrheen moeten wij met onze opvoeding tot zindelijk heid. Geloof my, wanneer kind of volwassene zich nooit anders dan met glimmend gepoet ste schoenen laat zien. is dit geen gevolg van drillen of een glimmende-schoenen-ziekte, neen, de eigenaar voelt zich van onder tot boven helder en frisch en voelt dat ongepoet ste schoenen daarmee zouden „vloeken." Over hygiëne praten wij vandaag niet. Al leen over gewone Hollandsche zindelijkheid van en met kinderen. Deze kost geen geld, al leen een beetje tijd, wat moeite, een beetje helder inzicht, maar vooralstipte regel maat. Eiken dag weer, jaar in, jaar uit. Een Moeder. Ike beproeving hooger deugd. biedt kans op op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |-i x ,j. ,4^ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F I DU." verlies van beide arasen, beide beenen of beide oogen 1 1 UV/' doodelbken afloop AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door verlies van beide arnsen, beide beenen of beide oogen bfl een ongeval met bij verlies van een hand, een voet at een door Percy King 67 ,,'k Heb altijd beter met mijn mond overweg gekund, dan met de pen," zei Cullingwood ver ontschuldigend. „En 'k heb er dezen keer nog Wel zóó mijn best op gedaan! Als jij 't anders hebben wilt, mij een zorg! Dicteer dan maar!" Chrichton schudde 't hoofd. „Niet noodig." Hij stak de verklaring in zyn portefeuille, reikte Cullingwood een voorraad bankbiljetten, dien deze natelde en in orde bevond. Daarna gaf Keith de cassette met de zoogenaamde imitaties aan Sybil. „U zou me een groot genoegen doen, als u ze Voor mij wilde bewaren, tot we in 't hotel zijn." „Ga je er mee leuren?" grinnikte Chrichton. „Er is niet één gek, die voor de namaak hon derd pond geven zal!" „Toch niet. Over namaak gesproken daar onder moet 'k zeker ook de schuldbekentenis Van mijn oom rangschikken, Chrichton?" „Vraag niet naar den bekenden weg! Dat heeft de rechter al uitgemaakt. Hij plukte je Zoo ongeveer alle veeren uit je staart." ,,'k Denk niet, Chrichton, dat 'k den laatsten tkcember vóór middernacht op je stoep sta, om de honderd vijftig duizend pond plus rente hit te tellen." „Hoeft ook niet. 'k Kom er met alle pleizier Voot naar jou." ■Je zou een, vergeefsche reis maken, vriend Chrichton. Een schuldbekentenis, die naar de letter van de wet geannuleerd is, kan je niet opnieuw invorderen." „Je ziet ze vliegen! Je bent dronken of gek! Geen haar op mijn hoofd heeft aan annuleeren gedacht!" „En je hebt 't met je handteekening be krachtigd, op zegel! Nog niet zoo lang gele den." Een moment heerschte beklemmende stilte. Chrichton staarde Cullingwood als gefasci neerd aan. Plotseling begonnen zijn donkere oogen te flikkeren. Herinnering rees in hem, aanvankelijk flauw, allengs sterker, totdat her innering herkenning werd. Bloed stuwde in wilden aandrang naar zijn gezicht, om onmid dellijk weer weg te vloeien en plaats te maken voor doodelijke bleekheid. „Jy!" stootte hij op heeschen toon uit. „Jij was 't, die die Cullingwood had een gezegeld papier uit zijn zak gehaald en tikte er mee op zijn linker hand. „Napoleon Bonaparte," zei hij met een glimlach. „Zonder twijfel zal je 't een of andere idiote verhaaltje in elkaar trachten .te flan sen, om de goegemeente te doen gelooven, dat je onder bedreiging met een revolver een stuk geteekend hebt, waarvan je den inhoud niet kende, maar daar tippelt niemand in. Je hand teekening staat er onder en, al kon ze beter, de echtheid kan niet geloochend worden. Woodford Chrichton, je wilde zwaar gokken, zeker van te winnen, 't Is anders geloopen; je hebt zwaar verloren, en 'k gun 't je van harte." Chrichton sprong zoo driftig op, dat zijn stoel achterover viel. Schuim stond hem op den mond; met gebalde vuisten kwam hij op Cul lingwood af. „Hier die verklaring!" brulde hij. „Moineau!" beval Feuillet. De agent haalde de boeien te voorschijn en naderde Chrichton. „Wat moet 't zijn?" vroeg de inspecteur scherp. „Naar 't bureau? Dan zal 'k zorgen, dat u aan de justitie van uw land wordt uitgeleverd Kies en doe 't gauw!" Woodford Chrichon wankelde naar de tafel terug. Hij zette zijn stoel overeind en ging zit ten, 't hoofd in de handen. Inspecteur Feuillet keek Cullingwood aan. „U doet beter, nu maar te gaan en de dame mee te nemen." Keith bewoog zich niet. ,,'t Stuk is uit, in specteur op de apotheose na." „Schiet dan op als 't u blieft!" ,,'k Wil den heeren alleen nog aan 't verstand brengen, dat hun misdadig spel me tot in alle bijzonderheden bekend is, dank zij Jones, een ouden bediende van mijn overleden oom." „Welzoo!" lachte Oakton brutaal. „En je ge loofde als een zoete jongen alles, wat hij je in je oor smoesde?" ,,'k Speelde hoog spel en overdonderde hem. Jones voelde meer voor een belooning van hon derd pond, dan voor een verblijf in de bajes. Hij loste 't probleem op, waar ik me tevergeefs suf op piekerde. Jullie tweeën, Oakton en Chrich ton, maakten gebruik van de omstandigheid, dat mijn oom den laatsten tijd niet meer bij zijn volle verstand was en bijna blind. Oakton voerde 't plan uit, omdat jou de toegang tot de Manor ontzegd was, Chrichton. Hij kwam naar Wheterell, diende zich aan als advocaat van Roberta Falkner, die, naar hij mijn oom voor loog, zich aan een ernstig vergrijp tegen de wet schuldig had gemaakt en in verzekerde bewa ring gesteld zou worden, tenzij hij zich bereid verklaarde tot borgstelling van tien duizend pond. Daar Roberta minderjarig was, moest ze zijn handteekening hebben, om dat bedrag bij notaris Hulbert te kunnen opnemen. Jij las hem 't stuk voor, Oakton. Maar mijn oom was erg achterdochtig; hij liet Jones komen en hem 't document nog eens voorlezen. Jones was in jullie smerig complot en zag er geen been in, een hulpeloozen blinden man te bedriegen. Sir Malcolm voelde zich gerust gesteld en teekende hij dacht niet anders, of hij teekende 't stuk, waarvan hij den inhoud twee maal gehoord had. In werkelijkheid teekende hij een schuld bekentenis van honderd vijftig duizend pond. Jullie waren zóó in de wolken met jullie suc ces, dat je de brutaliteit hadt, mijn oom een afschrift van dien schunnigen zwendel te sturen!" „Dat is een zeer ernstige beschuldiging," zei inspecteur Feuillet bedenkelijk, ,,'k Ben niet verantwoord, als Tc die eenvoudig voor kennis geving aanneem." ,,'t Getuigenis van een bediende, even seniel als zijn meester!" smaalde Oakton. „Mijn ver klaring tegen de zijne, dat 't werkelijk om een borgstelling ging! Als je met geen betere argu menten aan weet te komen, Cullingwood, hoe pel dan maar op!" „Jij blaast hoog van den toren, Oakton, en toch weet 'k dat je leelijk in den piepzak zit! Jullie voelden al eenigen tyd nattigheid, je wist dat 't met de schuldbekentenis mis zou loopen; daarom probeerden jullie voor alle zekerheid maar de verzameling historische pre- ciosa in de wacht te sleepen! Altijd beter een half ei dan een leege dop! Maar 'k voorspelde je, Oakton, dat 'k ook de laatste en beslissende ronde winnen zou, en 'k heb woord gehouden." „Kraai niet te vroeg victorie, Cullingwood! 'k Heb er méér uit den mast zien glijden op 't oogenblik, dat ze dachten, de hand maar voor 't uitsteken te hebben, om de ham te grijpen!" Keith haalde onverschillig de schouders op. „Van één ding heb 'k jullie ten onrechte ver dacht van den zwendel met „De Glimlach van Isis," de imitatie, die 'k destijds in Sir Malcolm's safe vond. Mijn oom zat de laatste jaren van zijn leven nog al eens op zwart zaad. 't Grootste deel van zijn vermogen had hij op Roberta Falkner vastgezet; daarbij kwam de mee- doogenlooze chantage van Chrichton's kant. Toen, door den nood gedrongen, vatte hij 't plan op, zijn historische preciosa te verkoopen. 't Moet hem ontzaglijk veel strijd gekost hebben, want hij was als een kind aan de collectie ge hecht. Vóór hy ze van de hand deed, besloot hy er imitaties van te laten maken liever dien schijn van een bezit, dan heelemaal niets. Ver der dan met „De Glimlach van Isis" is 't niet gekomen, 't Was hem ten slotte toch onmoge lijk, de verzameling van de hand te doen, en hij gaf er de voorkeur aan, nog soberder dan een daglooner te leven. De dood moet een uit komst voor hem zijn geweest." ,,'t Interesseert me geen spaan, Cullingwood. Je gezwam hangt me de keel uit. Laat 't er bij blijven, of draai iets af, waarin we werkelijk belang kunnen stellen." „Dat heb 'k voor 't laatst bewaard, Oakton. Nummer drie va» 't klaverblad ontbreekt op 't appèl, Eric Carline. 'k Zal hem oversturen, zorgvuldig in watten verpakt. Dit moeten jullie goed in je oor knoopen als jullie 't wagen, in' Londen of waar ook in Engeland terug te komen, breng 'k onherroepelijk den zwendel met Roberta Falkner aan 't licht en jullie gaan de noodige jaren den bak in. Chrichton heeft Sir Malcolm's verzameling voor een prikje. Zie er den hoogsten prijs van te maken. Voor de rest moeten jullie maar denken: op regen volgt zonneschijn of soms ook niet." Na deze woorden stapte Cullingwood de hotelkamer uit. XXVII „Wat lijken de dingen achteraf eenvoudig," zei Sybil Chrichton. toen zij bij Margaret inl Hotel Modem zaten. „Toch heb k niet eerder dan daarnet pas de ontdekking gedaan, hoe de vork in den steel zit. De cassette is niet door Oldfield geruild. Hij deed voor Chrichton maar, of 't gebeurd was, om de overeengekomen beloo ning op te strijken. U gaf mij dezelfde cassette terug, die u vannacht uit mijn hut meenam." „Oakton verklaarde dus de echte stukken voor valsch en de imitaties voor echt?" „Natuurlijk! Omdat Chrichton er rotsvast van overtuigd was, dat de cassettes geruild waren." „Dan brak Oldfield in de hut van Chrichton in, gapte daar de verzameling namaak en stelde ze een poosje later hem weer ijskoud ter hand? Bedoelt u dat?" „Precies, 't Was veel gemakkelijker voor Old field. Chrichton, die wist, dat hij imitaties in zijn koffer had, zal ze heusch zoo zorgvuldig niet verborgen hebben, als ik deed." Keith lachte zachtjes. „Maar Oldfield had de verzameling namaak by zich, niet Chrichton." „Des te eenvoudiger! Dan behoefde gladde Bobbie in 't geheel niet in te breken!" „t Spijt me, Miss Chrichton, maar k mag u geen prijs voor de goede oplossing toeken nen. Uw inzending verdwijnt als foutief in de prullemand." „U wilt toch niet zeggen, dat de ruil in mijn hut wèl heeft plaats gehad?" „En of!" „Dus dan hebt u den man, die tot mijn leed wezen mijn vader is, werkelijk Sir Malcolm's kostbaarheden voor een prikje gelaten? Zit nu alsjeblieft niet aan één stuk te grinniken! 't Irriteert me!" (Slot volgt)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1939 | | pagina 13