HET SERUM AE 133
L
s
fi
DAGBRIEVEN EENER MOEDER
De luchtroovers van Hoitika
-
ALLE ABONNÉ'S
F 750.-
F 250.-
EDY EMA1LLE
1
B
THEE-VISITE
cheepsrecht
VRIJDAG 28 APRIL 1939
WjHHAW
Zindelijkheid van en met
kinderen
üi
H
tui
- -
ii#
IMAILLE
Put kracht uit
IgÉjT APPELSTROOP
md 'n
xscurt>
Driemaal is
„Die medische verhandeling voor de radio zal
3e wel verveeld hebben, niet m'n jongen?" vroeg
dokter Tersteeg aan zijn jongen zoon, die naast
hem zat.
„Integendeel vader. Die dingen interesseeren
mij juist buitengewoon, ofschoon ik natuurlijk
niet alles begrijp van wat er gezegd wordt. Maar
dat zal wel komen, later, als ik zelf ook dokter
ben. Wat een prachtig beroep is dat toch vader!"
Fred Tersteeg was nu dertien jaar. Hij had
al heel vroeg zijn moeder verloren en er bestond
een innige vriendschap tusschen vader en zoon,
die nu geheel op elkaar waren aangewezen. Dok
ter Tersteeg hield zielsveel van den leergierigen,
flinken jongen. Maar eerst vanavond bemerkte
hij, welke plannen Fred voor de toekomst had.
Voordien had deze zich daarover nog nimmer
Uitgelaten.
„Zoo, dat is een plotseling besluit, Fred,"
Sprak de dokter, „maar," voegde hij eraan toe,
„het zal nog wel iets van voorbijgaanden aard
Zijn, zooals bij zooveel jongens op jouw leeftijd.
Jullie weten meestal nog niet zeker, wat je wilt
Worden."
„Nee vader," antwoordde Fred ernstig. „En
het is niet van vandaag of gisteren. Nee, al
minstens een jaar loop ik ermee rond. En dat ik
er nog niet eerder met U over gesproken heb,
komt alleen hierdoor, dat ik eerst voor mezelf
overtuigd wilde zijn, dat het niet iets van voor
bijgaanden aard was."
„Je maakt me gelukkig, jongen. Maar je weet
Wel, het beroep van dokter vergt veel van
iemand. Een dokter neemt met zijn beroep veel
Verplichtingen op zich, waarbij de te brengen
offers zeer zwaar kunnen zijn. Je arme moeder
was stervende, toen ik van haar weggeroepen
werd. Ik moest gaan, ofschoon ik wist, dat ik
bij mijn terugkomst haar niet levend meer zou
aantreffen. En inderdaad.... bij mijn terug
komst was ze reeds overleden. Je begrijpt, dat
dat een zwaar offer voor me geweest is,
jongen
Die stille avonden met de radio tusschen hen
in waren een verrukking en een heerlijke rust
voor hen beiden. Dokter Tersteeg had al een
week een aanval van rheumatiek in zijn knie,
die hem dwong den geheelen dag in zijn fauteuil
te blijven zitten, maar die hem nu des te meer
deed genieten van de lezingen en de goede mu
ziek van de radio. Anders gebeurde het zoo dik
wijls, dat hij, vooral des avonds, niet thuis was.
„Ja jongen. Jij en mijn beroep. Daar leef ik
Voor. Daar bedank ik God eiken dag voor. In
dien je er zin in hebt en je je er ook capabel
voor voelt, word dan dokter. Het is een prach
tige taak, zieken te genezen en vertroosting te
brengen. Maar houd je steeds overtuigd, of je
er voldoende voor blijft voelen. Er zijn andere
beroepen, waarin men met veel minder moeite
zich een fortuin kan verwerven. Want je weet
wel, ik zelf heb me ook lang niet rijk kunnen
werken. Er zijn zooveel armen, m'n jongen...."
„Maar wat kan geld me schelen) vader," riep
Fred uit. „Ik wil dokter worden om het beroep.
En ik zal werken om er te komenIk heb
dus uw toestemming?"
„Daarmede wacht ik nog even tot den dag,
waarop je hebt aangetoond, dat je werkelijk
groote offers kunt brengen voor je mede-
menschen."
„Nu, dan hoop ik, dat God mij daar spoedig
voor in de gelegenheid zal willen stellen."
De radio ging door met het uitzenden van
muziek. De dokter sloot zijn oogen om beter te
kunnen luisteren en Fred genoot ook van de
prachtige klanken, die door den aether klonken.
Plotseling, midden in een prachtige sonate van
Mozart werd de muziek afgebroken en de stem
van den omroeper klonk:
Zoo'n granietstalen
koekepan is een bewijs
van de soliditeit der
Edy-producten. Dit
Nederlandsch Fabrikaat
typeert de echte Hol-
landsche degelijkheid.
Fabriek te Dieren
v.-s
Is-
„Dames en heeren. Wij verzoeken deze onder
breking te willen verontschuldigen voor een
extra bericht. Men verzoekt ons vanuit A. mede
te deelen, dat zich daar een geval van vergifti
ging heeft voorgedaan. De dokter, die den pa
tiënt behandelt, blijkt in zijn apotheek het serum
te missen voor de behandeling van dit geval
en laat nu aan zijn collega's in den omtrek
vragen, indien zij het bezitten, het hem zoo
spoedig mogelijk te willen laten brengen. Het is
serum AE 133. Maar het moet binnen een uur
gebeuren. Anders is het kind verloren Het adres
is Hoofdstraat 133.... Ik herhaal
Dokter Tersteeg had onder het hooren van
deze mededeeling willen opstaan, maar met een
gekreun van pijn viel hij terug in zijn stoel.
„Onmogelijk. Totaal onmogelijk om naar A.
te gaan. En als ik nu maar een auto had, dan
zou het wel gaan, maar op mijn motorNa
een kilometer rijden lig ik al op den grond
En dat, terwijl ik weet, dat ik in mijn bureau
het serum, dat een op de vijftig doktoren bezit
ten, heb liggenWat te doen? Mijn machte
loosheid is ondraaglijkEn ginds ligt een
kind te sterven, dat ik kan helpen
„Wind U toch niet zoo op vader. Ik begrijp,
het is verschrikkelijk voor U. Maar wie zegt U,
dat niet een van uw collega's hier in den omtrek
het serum bezitten?"
„Ja, maar wie zegt je, dat die dokter nu ook
toevallig vanavond de radio aan heeft staan?
Hoevelen houden niet van deze soort muziek.
En ik ben gedwongen hier werkloos te blijven
zitten."
De dokter had zich weer even opgericht, maar
viel met een kreet terug. Fred nam de handen
van zijn vader in de zijne en sprak, terwijl een
glinstering in zijn oogen kwam:
„Ik weet een uitkomst vader! Hier is de mo
gelijkheid om u te toonen, dat het mij ernst is
met mijn voornemen dokter te worden. Ik zal
op uw motor naar A. rijden en het serum gaan
brengen."
„Nee jongen," antwoordde dokter Tersteeg,
„dat is onmogelijk. Je bent veel te jong om dat
in den nacht te wagen. Ga liever aan den nota
ris vragen, of die je er met zijn auto heen rijdt."
„Die auto is in de reparatie. Daar had ik al
direct aan gedacht. Ik heb ook nog gedacht aan
meneer Hoogakkers van de papierfabriek, maar
die is met vacantie.
De tijd dringt vader. Ik weet den weg naar A.
Het is volle maan en uw motor is juist vorige
week nagezien. U mag me niet langer terug
houden. Er hangt een menschenleven van af.
Ik moet het wagen. En U weet het zelf, dat U
naar alle waarschijnlijkheid de eenige bent in
een omtrek van dertig kilometer, die het serum
bezit."
Fred had een kleur van opwinding. Zyn han
den trilden....
Zyn vader keek hem aan en nam toen een
besluit.
„Je hebt gelijk, jongen. Het serum bevindt zich
in mijn bureau de tweede lade rechts. Nummer
AE 133. Het staat er op. Maar neem vooral het
goede."
Fred vlóóg weg en kwam een oogenblik later
met het fleschje terug.
„Dat is het toch, waar vader?" vroeg hij.
„Ja, jongen. En nu vlug weg. En dat God je
moge beschermen op dien tocht."
„Ik zal mijn eerste doktersplicht nauwgezet
vervullen, vader. Het zal aan mij niet liggen,
als het kind niet op tijd geholpen wordt! Dina!
Dina!" riep hij.
De oude dienstmeid kwam aangesloft uit de
keuken en Fred vroeg haar bij vader te blijven.
Daarna verliet hij door de achterdeur het huis,
liep naar de garage en haalde den motor naar
buiten.
Eenige maanden geleden had zijn vader hem
er al eens een paar keer op laten rijden, maar
dat was altijd hoogstens een kilometer geweest
en dan bij vol daglicht op een rechten weg.
Nu was het anders. In den laten avond, bijna
nacht, terwijl de wolken zich begonnen samen
te pakken. Het begon reeds zacht te motregenen.
De lichten van den motor wierpen felle stralen
bundels over den gladden weg
,,'t Is ongeveer acht en dertig kilometer hier
vandaan. Dat zal ik dus in tijd van ongeveer
drie kwartier moeten rijden. Want daar moet ik
nog zoeken naar het adres, waar ik zijn moet."
De boomen vlogen hem voorbij. Hij verhoogde
de snelheid zooveel mogelijk. Hij had slechts
dit in zijn hoofd zitten: op tyd komen.
Reeds vijf en twintig kilometer had hij af
gelegd.... Enkele malen had hij pas op het
laatste moment, door zijn vaart, bemerkt, dat hij
een bocht door moest en net op het nippertje
het stuur nog kunnen omgooien....
Kijk, daar was weer zoo'n onverwachte scher
pe bocht. Fred gooide het stuur zooveel moge
lijk om. Oeiwat was die weg gladFred
probeerde nog te remmen, maarte laat
de motor slipteFred zag nog in een waas,
dat hij tegen een boom sloeg met den motor op
hemen toen verloor hij het bewustzijn
En tien kilometer van hem af werd in een
huis angstig gewacht op het serum, dat hij bij
zich had....
Hoe lang hij daar gelegen had, zou hij onmo
gelijk kunnen zeggen.
Plotseling hoorde hij een stem boven zich.
„Welk serum?" werd er gevraagd.
Fred keek op. Er stond iemand over hem ge
bogen en iets verder zag Fred als in een schim
een auto staan.
„In den schijnwerper van m'n auto zag ik je
hier liggen," sprak de heer. „Je kan hier nog
niet lang gelegen hebben."
En plotseling schoot Fred alles weer te binnen.
De radiohet serumde zieke in A
„Een auto? Hebt U een auto," riep Fred uit.
terwijl hij trachtte zich op te richten. „O, maar
dan kunt u helpen, meneer. U kunt in tien mi
nuten in A. zijn. Ik heb hier een serum, dat
daar heel, heel spoedig noodig is. Het adres van
den zieke isO mijn hoofdIs.... O, wat
een rampIk herinner het me niet meer.
„Laat dat maar jongen," sprak de heer on
middellijk. „Ik breng je direct naar A. en daar
zullen we wel verder informeeren. Kun je op
staan?"
Fred probeerde het. Hij bleek een bloedende,
diepe hoofdwonde opgeloopen te hebben en ge
steund door den heer kon hij zich naar den
auto begeven.
Een oogenblik later vloog de auto er van door.
„Vlugvlug," riep Fred aldoor, terwijl hij
zijn zakdoek voor de wonde aan zijn voorhoofd
hield. „In A.Een ziek kind.We komen er
niet
„Op dezen leeftijd heeft men een sterke ge
zondheid. Onze jonge vriend zal dit zeker te
boven komen. Vooral als hij merkt, dat het ge
lukt is. Zoo jongen, hoe voel je je nu?"
Fred keek met groote, angstige oogen om zich
heen. Voor de tweede maal ontwaakte hij uit
een bewusteloosheidTwee mannen en een
vrouw keken op het bed neer, waarin hij lag....
De vrouw weende. Fred keek haar aan.
„Tranen van vreugde mijn jongen," zei de
vrouw. „Ik ben d<> moeder en mijn zoontje is
door het serum gered. Dat God je moge zegenen."
„Dus.... dus zijn we op tijd gekomen?"
De grootste van de twee mannen antwoordde:
„Precies op tijd! Een half uur geleden is het
serum toegediend en het is zeker, dat de jongen
zal genezen. Daar sta ik als dokter borg voor."
„Wat een geluk. Maar het is niet aan mij,
maar aan dien heer daar te danken, dat we op
tijd gekomen zijn," sprak Fred.
„Geen kwestie van. Als jij me niet gezegd had,
waarvoor je onderweg was, dan zou ik je ge
woon in m'n auto naar het eerstvolgend dorp
hebben gereden. En het kind zou verloren ge
weest zijn."
„Maar hoe hebt u het adres kunnen vinden,"
vroeg Fred, die zich ineens alles weer herinnerde.
N.V.
Taminiau
Eist
Ovor-Betuwe
„Ja, dat was wat lastig. Zoodra ik in het dorp
aankwam, heb ik als een razende mijn claxon
laten werken en onmiddellijk kwamen verschil
lende bewoners naar buiten. En daar iedereen
elkaar in dat dorpje kent, kwam ik al heel spoe
dig te weten, waar de patiënt lag. Kun je je
oprichten?'
„Ja, maar met veel moeite."
Men ondersteunde Fred en bracht hem naar
het bed, waar het kindje, dat door het serum
gered was, lag.
„En nu," sprak Fred tot den automobilist, „zou
ik heel graag hebben, dat U me terugbracht bij
vader, die zeker erg ongerust zal zijn. U zult
daar vannacht kunnen blijven, als u tenminste
wilt."
Het was na middernacht, toen dokter Ter
steeg zijn zoon weer in zijn armen kon drukken.
Wel gewond, maar door en door gelukkig, dat
zijn taak was volbracht. En toen Dina den heer
naar zijn kamer had gebracht, kwam de dokter
op zijn zoon toe.
„Ja, jongen! Nu geef ik m'n toestemming. Je
hebt bewezen tegen geen offers op te zien om je
medemenschen te helpen. Ik ben trotsch op je."
Acht dagen later liet Fred aan de andere
jongens in het dorp, die hem met groote oogen
aanstaarden, het roode litteeken zien op zijn
voorhoofd.
„Dit litteeken strekt je tot eer, jongen," prees
de onderwijzer, bij wien Fred in de laatste klas
zat, voordat hij naar de stad zou gaan. „Je kunt
het voorval van acht dagen geleden beschouwen
als je eersten stap op je doktersloopbaan."
Spoedig vertrok Fred naar de stad, waar hij
met veel succes zijn studiën voor dokter begon.
En later, toen dokter Tersteeg, moegewerkt, zijn
oogen sloot, had hij in zijn zoon een waardigen
opvolger gekregen, van wien hij overtuigd kon
zjjn, dat niets hem in zijn beroep voor zijn mede
menschen te veel zou zijn.
JAN VAN LOEVESTEIJN
Per stuk 5 ct. 12 stuks 50 ct. Bij Apothekers en Drogisten.
Daar staan ze allen op een rij.
Dat was me een verkleedpartij!!
Eerst moeders kast eens nagepluisd
In alle koffers rondgehuisd,
Een gulle lach, een blijde kreet
Als je weer een ontdekking deed!
Een oude paraplu van Pa
Een kanten muts van Grootmama
Zelfs Moeders zijden trouwjapon,
Welja! je greep maar wat je kon!
Een doos met lint enheb je óóit!
't Werd alles door elkaar gegooid.
Had ieder daar zijn keus gemaakt
Dan werd het rommelen gestaakt!
En konden Riek, Els, Pimmy, Loek
Zich kleeden voor het thee-bezoek!
Hiér tante Lize, daar Papa
In dezen leunstoel Grootmama.
Aan 't theeblad: Moeder, 't Spreekt vanzelf
Naast Eva, oudste van de elf!
Toen iedereen gezeten was
Begon de échte vreugde pas,
Dat was een lachen, ongekend,
Dat werd een gieren, zonder end!
En toen de klok sloeg zuchtten wij:
„Wat is die middag gauw voorbij!!"
S. P. H.
XVII
Hygiëne is een mooi woord, doch wat kinde
ren betreft houd ik meer van het heel gewoon
Hollandsche „zindelijkheid." Dit laatste zegt
meer wat wij bedoelen, wanneer wij het al
thans op de juiste wijze beschouwen. Een moe
der klaagde eens bij mij haar nood. omdat zij
haar vier kinderen niet eiken avond kon ba
den, wantvier maal een teil warm water
kostte te veel.
Dat is larie. Niet dat het warmen van het
water te veel kost; dit is een nuchter feit.
waaraan dikwijls niet te tornen valt; menig
huisgezin-budget kan een extra uitgave van 'n
paar kwartjes per week niet dragen; maar dat
daarom het baden vervallen moet. zie dat is
larie. „Wel moeder", antwoordde ik haar, ..dan
stopt u er twee in de teil, en is deze te klein,
dan twee of drie of desnoods alle vier achter
elkaar."
„In hetzelfde water," riep zij met afschuw
uit. zij bekeek mij, alsof ik haar voorgesteld
had haar kinderen in modder en teer te baden,
toen ik kalm antwoordde; „Ja, in het zelfde
water." Vol verontwaardiging keerde zij zich
af, enomdat zij het vreeselijk vond, vier
kinderen achter elkaar in hetzelfde water te
laten badenbaadt zij ze heelemaal niet.
Ik meen dit werkelijk. Ik zie er geen been
in, dat vier kleine kinderen in hetzelfde water
baden. Zijn ze werkelijk vuil, bijvoorbeeld na
een dag in het zand, hebben zij dus door het
spelen zwarte gezichten en voeten gekregen
de handen van spelende kinderen zijn in nor
malen doen „als roet" laat zij de kinderen
zich dan eerst in een waschbakje van dit vuil
ontdoen enze baadt ze daarna. Zindelijk
heid bij en van kleine kinderen wordt meestal
te formeel, ik zou bijna zeggen te officieel op
gevat. Menigeen meent, dat voor zindelijkheid
op lijf en leden een groot bad en een prach
tige badkamer onontkoombare vereischten
zyn. Ik heb altijd 't idee, dat zulken een uit
vlucht zoeken voor hun onzindelijkheid. Ik ken
een jong moedertje, dat haar baby tweemaal
per dag in een pracht van een baby-badkuipje
baadt, met twee verschillende zeepen en een
gecompliceerde nabehandeling, die aan een
schoonheidsinstituut doet denken. Maar zij
ziet er geen been in dezelfde kleine geduren
de de drie uren, welke tusschen twee voedin
gen moeten verloopen in een natte of vuile
luier te laten liggen. En het kwijlen van het
kind vindt zij alleen lastig, omdat daarmee de
mooie kleertjes bedorven worden. Zindelijkheid
bestaat niet uit een prachtig-marmeren bad
kamer, met ingebouwd bad, een kast vol geu
rig badzout en anti-septische cellulosehand-
doeken. 't Is heerlijk daarover te kunnen be
schikken, dat ontken ik niet, maar met zin
delijkheid heeft zoo'n bezit niets uit te staan.
Wie zijn kinderen tot zindelijke menschen wil
opvoeden, moet beginnen met hun watervrees
te overwinnen. Het is eigenaardig, maar geen
enkel kind wordt met watervrees geboren; wie
daarmede behept zijn, is dit door de moeder
of verzorgster bijgebracht. Waardoor? Door 'n
foutieve behandeling. Te ruw, te nonchalant, te
warm of te koud water, kortom door een fout.
Mijn kleine Frits bijvoorbeeld kan alleen „ste
vig aanpakken" verdragen. Loopt hij aan mijn
hand, en heb ik hem niet stevig genoeg vast,
dan noemt hij 't „griezelig." Vermoedelijk
schuilt daarin ook de oorzaak van zijn water
vrees: een te zachte spons, lauw of te warm
'7-Q
Piet was erg benieuwd te weten, waar ze heen gingen. Wat
hy na een paar uur te zien kreeg, overtrof echter zijn stoutste
verwachtingen. Ze daalden in een kleine baai, dicht bij een
steilen rotswand, klauterden uit de machine en Waadden naar
een opening in de rotsen. Het bleek een natuurlijke toegang
te zyn tot een grot of gang en voorzichtig gingen zjj door
de opening binnen.
De beide vliegeniers liepen voorop en een van hen had zijn
electrische zaklantaarn aangestoken en bij het licht daarvan
zag Piet, hoe er overal lange kegels van de wanden en boven
hun hoofd omlaag hingen. Nu was hij dan toch ook eens in
een echte grot. Hij keek zoo vol verbazing rond, dat hij pardoes
tegen zoo'n kegel aanliep, geen groote gelukkig, die dan ook
netjes afknapte en op zijn bol terecht kwam.
water of iets dergelijks. Dusoverwin de wa
tervrees. Een heidensch werk kan dat soms
zyn; met Frits hebben wij meer dan een half
jaar getobd, voor hij zonder tranen in het bad
ging; thans is hij een waterrot. Wen dan ver
der de kinderen er aan, dat in de huiskamer
vuile handen evenmin toegelaten zijn als vuile
schoenen of iets dergelijks. Maar ga verder:
geef hun een ontbijt, half of nog niet geheel
gekleed. Niet eten in pyama, geen ochtend
jasje aan de ontbijttafel, geen ongekamde ha
ren, niet ongewasschen. Kleed de kleine kin
deren dadelijk aan; het moet toch gedaan wor
den. Een der weinige keeren, dat ik lust ge
voelde een moeder een pak slaag toe te die
nen was, toen ik op een kouden winterdag
een kindje dat nog niet loopen kon met bloote
beentjes en zonder luier de modieuze och
tendjas beschermde die deeltjes niet! over
het zeil zag kruipen, 's morgens om elf uur,
terwijl de kleine reeds vóór half acht door een
grootere zus „op den vloer gezet was." Een
grooter broertje, ongeveer twee en een half,
liep ook niet meer dan half gekleed rond, in
een huis waarvan slechts één kamer verwarmd
was, terwijl de gang, tusschen kamers en bui
tendeur, waarin de kinderen speelden, „om te
bevriezen" was. Het resultaat dezer „moeder
zorg" kweekt kinderen, die alleen in het leven
blijven, omdat geneeskundige hulp ook koste
loos te krijgen is. Maar.... 'smiddags wanneer
de moeder met haar pukken uitging, dan was
het duo „om door een ringetje te halen." Dat
de moeder zich den ganschen dag het vuur uit
de sloffen werkte, was niet te ontkennen; zij
had alleen geen begrip van orde en zindelijk
heid.
Laat kinderen zich flink leeren wasschen.
Begin met hen zelf te laten „knoeien", zooals
het heerlijke spel met een bakje water heet.
Het wasschen toch moet gebeuren in ruim wa
ter, geen punt-van-een-natten-handdoek-veee-
jes; niet wasschen met alle kleeren aan, niet
een gewasschen hals als 't summum van zin
delijkheid beschouwen; wasch hen flink van
boven tot onder. Flink nat alles en stevig af
drogen. Ijskoud water is niet noodig, ik houd
niet van zulke quasi-spartaansche-overdreven-
heden, doch warm water is evenzeer uit den
booze. Regel het water naar het weer, doch
laat het steeds frisch zijn. Houd ook 's avonds
de gewoonte aan, altijd flink te wasschen; vol
ledig, zeker evenveel en even grondig als des
morgens.
Wanneer geen badkuip of teil aanwezig is,
doet u het zonder dat; ook hebben niet alle
moeders 's avonds tijd voor een complete
.groote schoonmaak", maar.... wees niet te-
weden met een straaltje water over de han
den en een handdoekveegje langs de lippen.
Flink wasschen duurt niet langer dan 'n paar
minuten enwanneer de gewoonte eenmaal
aangewend is, kan men er niet meer buiten.
En dan, zet de kroon op het werk door veel
schoone kleeren te geven. Vooral by kleine
kinderen is daartegen niet het minste bezwaar.
Is de linnenkast goed gevuld, verschoon hen
eiken dag, zijn de kleeren schaarscher, geef
hun twee, drie keer per week een heel schoon
stelletje. Om de twee of drie dagen een kin-
derwaschje doen. gaat tusschen 't andere werk
door, vooral omdat de onderkleertjes na twee
of drie dagen gebruik niet „vuil" zijn. En bui
tendien wordt de weekwasch er door verlicht.
Vooral ook kousen, nachtkleertjes en dergelij
ke niet te vergeten. Laat het kind zich twee
maal daags .heelemaal helder en frisch voe
len" van onder tot boven en na een paar maan
den „is" hij helder. Ieder naar zijn aard, ter
wijl de zindelijkheid niet behoeft te ontaarden
in pietepeutige zachtheid, lafheid of meisjes
achtigheid (bij jongens). Mijn spruiten bijvoor
beeld houden dikwijls wedstrijd in het. zwart
maken van eikaars gezicht, zandgieten in el
kanders nek, of pootje baden in een kuiltje
in den tuin, waarin zij tevoren een speelem-
mertje water leegden. Zij „eten" soms aarde
en het verlies, waarin ik mij, toen de omstan
digheden moeilijker werden, het moeilijkst kon
schikken, was dat van den tuin. Hoewel deze
mij minstens een uur extra werk per dag be
zorgde. De kinderen „aten" werkelijk zand of
aarde. Maarmet vuile nagels aan tafel
komen weigerde Keesje bijvoorbeeld beslist.
Juun zou het feit laten passeeren en doen als
of hij niets zag, maar aan Kees mag niet het
minste haperen. Zindelijkheid, helderheid is
hem tot een gewoonte geworden, waarvan het
hem moeite kost af te wijken. En daèrheen
moeten wij met onze opvoeding tot zindelijk
heid.
Geloof my, wanneer kind of volwassene
zich nooit anders dan met glimmend gepoet
ste schoenen laat zien. is dit geen gevolg van
drillen of een glimmende-schoenen-ziekte,
neen, de eigenaar voelt zich van onder tot
boven helder en frisch en voelt dat ongepoet
ste schoenen daarmee zouden „vloeken."
Over hygiëne praten wij vandaag niet. Al
leen over gewone Hollandsche zindelijkheid
van en met kinderen. Deze kost geen geld, al
leen een beetje tijd, wat moeite, een beetje
helder inzicht, maar vooralstipte regel
maat. Eiken dag weer, jaar in, jaar uit.
Een Moeder.
Ike beproeving
hooger deugd.
biedt kans op
op dit blad zijn ingevolge de verzekeringsvoorwaarden tegen |-i
x ,j. ,4^ ongevallen verzekerd voor een der volgende uitkeeringen F I DU." verlies van beide arasen, beide beenen of beide oogen 1 1 UV/' doodelbken afloop
AANGIFTE MOET. OP STRAFFE VAN VERLIES VAN ALLE RECHTEN. GESCHIEDEN UITERLIJK DRIE MAAL VIER EN TWINTIG UUR NA HET ONGEVAL
bij levenslange geheele ongeschiktheid tot werken door
verlies van beide arnsen, beide beenen of beide oogen
bfl een ongeval met
bij verlies van een hand,
een voet at een
door Percy King
67
,,'k Heb altijd beter met mijn mond overweg
gekund, dan met de pen," zei Cullingwood ver
ontschuldigend. „En 'k heb er dezen keer nog
Wel zóó mijn best op gedaan! Als jij 't anders
hebben wilt, mij een zorg! Dicteer dan maar!"
Chrichton schudde 't hoofd. „Niet noodig."
Hij stak de verklaring in zyn portefeuille,
reikte Cullingwood een voorraad bankbiljetten,
dien deze natelde en in orde bevond. Daarna
gaf Keith de cassette met de zoogenaamde
imitaties aan Sybil.
„U zou me een groot genoegen doen, als u ze
Voor mij wilde bewaren, tot we in 't hotel zijn."
„Ga je er mee leuren?" grinnikte Chrichton.
„Er is niet één gek, die voor de namaak hon
derd pond geven zal!"
„Toch niet. Over namaak gesproken daar
onder moet 'k zeker ook de schuldbekentenis
Van mijn oom rangschikken, Chrichton?"
„Vraag niet naar den bekenden weg! Dat
heeft de rechter al uitgemaakt. Hij plukte je
Zoo ongeveer alle veeren uit je staart."
,,'k Denk niet, Chrichton, dat 'k den laatsten
tkcember vóór middernacht op je stoep sta,
om de honderd vijftig duizend pond plus rente
hit te tellen."
„Hoeft ook niet. 'k Kom er met alle pleizier
Voot naar jou."
■Je zou een, vergeefsche reis maken, vriend
Chrichton. Een schuldbekentenis, die naar de
letter van de wet geannuleerd is, kan je niet
opnieuw invorderen."
„Je ziet ze vliegen! Je bent dronken of gek!
Geen haar op mijn hoofd heeft aan annuleeren
gedacht!"
„En je hebt 't met je handteekening be
krachtigd, op zegel! Nog niet zoo lang gele
den."
Een moment heerschte beklemmende stilte.
Chrichton staarde Cullingwood als gefasci
neerd aan. Plotseling begonnen zijn donkere
oogen te flikkeren. Herinnering rees in hem,
aanvankelijk flauw, allengs sterker, totdat her
innering herkenning werd. Bloed stuwde in
wilden aandrang naar zijn gezicht, om onmid
dellijk weer weg te vloeien en plaats te maken
voor doodelijke bleekheid.
„Jy!" stootte hij op heeschen toon uit. „Jij
was 't, die die
Cullingwood had een gezegeld papier uit zijn
zak gehaald en tikte er mee op zijn linker
hand. „Napoleon Bonaparte," zei hij met een
glimlach. „Zonder twijfel zal je 't een of andere
idiote verhaaltje in elkaar trachten .te flan
sen, om de goegemeente te doen gelooven, dat
je onder bedreiging met een revolver een stuk
geteekend hebt, waarvan je den inhoud niet
kende, maar daar tippelt niemand in. Je hand
teekening staat er onder en, al kon ze beter,
de echtheid kan niet geloochend worden.
Woodford Chrichton, je wilde zwaar gokken,
zeker van te winnen, 't Is anders geloopen; je
hebt zwaar verloren, en 'k gun 't je van harte."
Chrichton sprong zoo driftig op, dat zijn stoel
achterover viel. Schuim stond hem op den
mond; met gebalde vuisten kwam hij op Cul
lingwood af. „Hier die verklaring!" brulde hij.
„Moineau!" beval Feuillet.
De agent haalde de boeien te voorschijn en
naderde Chrichton.
„Wat moet 't zijn?" vroeg de inspecteur
scherp. „Naar 't bureau? Dan zal 'k zorgen, dat
u aan de justitie van uw land wordt uitgeleverd
Kies en doe 't gauw!"
Woodford Chrichon wankelde naar de tafel
terug. Hij zette zijn stoel overeind en ging zit
ten, 't hoofd in de handen.
Inspecteur Feuillet keek Cullingwood aan.
„U doet beter, nu maar te gaan en de dame
mee te nemen."
Keith bewoog zich niet. ,,'t Stuk is uit, in
specteur op de apotheose na."
„Schiet dan op als 't u blieft!"
,,'k Wil den heeren alleen nog aan 't verstand
brengen, dat hun misdadig spel me tot in alle
bijzonderheden bekend is, dank zij Jones, een
ouden bediende van mijn overleden oom."
„Welzoo!" lachte Oakton brutaal. „En je ge
loofde als een zoete jongen alles, wat hij je in
je oor smoesde?"
,,'k Speelde hoog spel en overdonderde hem.
Jones voelde meer voor een belooning van hon
derd pond, dan voor een verblijf in de bajes. Hij
loste 't probleem op, waar ik me tevergeefs suf
op piekerde. Jullie tweeën, Oakton en Chrich
ton, maakten gebruik van de omstandigheid,
dat mijn oom den laatsten tijd niet meer bij
zijn volle verstand was en bijna blind. Oakton
voerde 't plan uit, omdat jou de toegang tot de
Manor ontzegd was, Chrichton. Hij kwam naar
Wheterell, diende zich aan als advocaat van
Roberta Falkner, die, naar hij mijn oom voor
loog, zich aan een ernstig vergrijp tegen de wet
schuldig had gemaakt en in verzekerde bewa
ring gesteld zou worden, tenzij hij zich bereid
verklaarde tot borgstelling van tien duizend
pond. Daar Roberta minderjarig was, moest ze
zijn handteekening hebben, om dat bedrag bij
notaris Hulbert te kunnen opnemen. Jij las hem
't stuk voor, Oakton. Maar mijn oom was erg
achterdochtig; hij liet Jones komen en hem 't
document nog eens voorlezen. Jones was in
jullie smerig complot en zag er geen been in,
een hulpeloozen blinden man te bedriegen. Sir
Malcolm voelde zich gerust gesteld en teekende
hij dacht niet anders, of hij teekende 't stuk,
waarvan hij den inhoud twee maal gehoord
had. In werkelijkheid teekende hij een schuld
bekentenis van honderd vijftig duizend pond.
Jullie waren zóó in de wolken met jullie suc
ces, dat je de brutaliteit hadt, mijn oom een
afschrift van dien schunnigen zwendel te
sturen!"
„Dat is een zeer ernstige beschuldiging," zei
inspecteur Feuillet bedenkelijk, ,,'k Ben niet
verantwoord, als Tc die eenvoudig voor kennis
geving aanneem."
,,'t Getuigenis van een bediende, even seniel
als zijn meester!" smaalde Oakton. „Mijn ver
klaring tegen de zijne, dat 't werkelijk om een
borgstelling ging! Als je met geen betere argu
menten aan weet te komen, Cullingwood, hoe
pel dan maar op!"
„Jij blaast hoog van den toren, Oakton, en
toch weet 'k dat je leelijk in den piepzak zit!
Jullie voelden al eenigen tyd nattigheid, je
wist dat 't met de schuldbekentenis mis zou
loopen; daarom probeerden jullie voor alle
zekerheid maar de verzameling historische pre-
ciosa in de wacht te sleepen! Altijd beter een
half ei dan een leege dop! Maar 'k voorspelde
je, Oakton, dat 'k ook de laatste en beslissende
ronde winnen zou, en 'k heb woord gehouden."
„Kraai niet te vroeg victorie, Cullingwood!
'k Heb er méér uit den mast zien glijden op
't oogenblik, dat ze dachten, de hand maar voor
't uitsteken te hebben, om de ham te grijpen!"
Keith haalde onverschillig de schouders op.
„Van één ding heb 'k jullie ten onrechte ver
dacht van den zwendel met „De Glimlach van
Isis," de imitatie, die 'k destijds in Sir Malcolm's
safe vond. Mijn oom zat de laatste jaren van
zijn leven nog al eens op zwart zaad. 't Grootste
deel van zijn vermogen had hij op Roberta
Falkner vastgezet; daarbij kwam de mee-
doogenlooze chantage van Chrichton's kant.
Toen, door den nood gedrongen, vatte hij 't
plan op, zijn historische preciosa te verkoopen.
't Moet hem ontzaglijk veel strijd gekost hebben,
want hij was als een kind aan de collectie ge
hecht. Vóór hy ze van de hand deed, besloot hy
er imitaties van te laten maken liever dien
schijn van een bezit, dan heelemaal niets. Ver
der dan met „De Glimlach van Isis" is 't niet
gekomen, 't Was hem ten slotte toch onmoge
lijk, de verzameling van de hand te doen, en
hij gaf er de voorkeur aan, nog soberder dan
een daglooner te leven. De dood moet een uit
komst voor hem zijn geweest."
,,'t Interesseert me geen spaan, Cullingwood.
Je gezwam hangt me de keel uit. Laat 't er bij
blijven, of draai iets af, waarin we werkelijk
belang kunnen stellen."
„Dat heb 'k voor 't laatst bewaard, Oakton.
Nummer drie va» 't klaverblad ontbreekt op 't
appèl, Eric Carline. 'k Zal hem oversturen,
zorgvuldig in watten verpakt. Dit moeten jullie
goed in je oor knoopen als jullie 't wagen,
in' Londen of waar ook in Engeland terug te
komen, breng 'k onherroepelijk den zwendel
met Roberta Falkner aan 't licht en jullie gaan
de noodige jaren den bak in. Chrichton heeft
Sir Malcolm's verzameling voor een prikje. Zie
er den hoogsten prijs van te maken. Voor de
rest moeten jullie maar denken: op regen volgt
zonneschijn of soms ook niet."
Na deze woorden stapte Cullingwood de
hotelkamer uit.
XXVII
„Wat lijken de dingen achteraf eenvoudig,"
zei Sybil Chrichton. toen zij bij Margaret inl
Hotel Modem zaten. „Toch heb k niet eerder
dan daarnet pas de ontdekking gedaan, hoe de
vork in den steel zit. De cassette is niet door
Oldfield geruild. Hij deed voor Chrichton maar,
of 't gebeurd was, om de overeengekomen beloo
ning op te strijken. U gaf mij dezelfde cassette
terug, die u vannacht uit mijn hut meenam."
„Oakton verklaarde dus de echte stukken voor
valsch en de imitaties voor echt?"
„Natuurlijk! Omdat Chrichton er rotsvast van
overtuigd was, dat de cassettes geruild waren."
„Dan brak Oldfield in de hut van Chrichton
in, gapte daar de verzameling namaak en stelde
ze een poosje later hem weer ijskoud ter hand?
Bedoelt u dat?"
„Precies, 't Was veel gemakkelijker voor Old
field. Chrichton, die wist, dat hij imitaties in
zijn koffer had, zal ze heusch zoo zorgvuldig
niet verborgen hebben, als ik deed."
Keith lachte zachtjes. „Maar Oldfield had de
verzameling namaak by zich, niet Chrichton."
„Des te eenvoudiger! Dan behoefde gladde
Bobbie in 't geheel niet in te breken!"
„t Spijt me, Miss Chrichton, maar k mag
u geen prijs voor de goede oplossing toeken
nen. Uw inzending verdwijnt als foutief in de
prullemand."
„U wilt toch niet zeggen, dat de ruil in mijn
hut wèl heeft plaats gehad?"
„En of!"
„Dus dan hebt u den man, die tot mijn leed
wezen mijn vader is, werkelijk Sir Malcolm's
kostbaarheden voor een prikje gelaten? Zit nu
alsjeblieft niet aan één stuk te grinniken!
't Irriteert me!"
(Slot volgt)